De voor 'Agrarisch met
waarden – Openheid en natuurwaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a agrarische doeleinden, in
de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen;
b reëel of volwaardig
grondgebonden agrarische bedrijven met bijbehorende voorzieningen ter plaatse
van de aanduiding ‘bouwvlak’ met dien verstande dat ter plaatse van de
aanduiding:
–
‘specifieke vorm van agrarisch - nevenberoepsbedrijf’
tevens een nevenberoepsbedrijf is toegestaan;
c
één bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;
d
beroepsmatige activiteiten in het hoofdwoongebouw, op een maximum van
e
tuinen en erven;
f
(onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
g
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
h
extensief dagrecreatief medegebruik;
i
behoud, herstel en ontwikkeling van de landschap-,
en natuur- en cultuurhistorische waarden in het algemeen en in het bijzonder
voor:
–
regionale openheid;
–
kwetsbare soorten ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van
agrarisch met waarden – kwetsbare soorten´;
–
hydrologische waarden ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm
van agrarisch met waarden – hydrologische waarden´;
–
weidevogels ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch
met waarden – weidevogels´;
4.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van
bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
a per bouwvlak is bebouwing
ten behoeve van niet meer dan één agrarisch bedrijf. Indien tussen bouwvlakken de
aanduiding ‘relatie is aangegeven worden deze bouwvlakken aangemerkt als één
bouwvlak;
b gebouwen zijn uitsluitend
toegestaan binnen het bouwvlak;
c de afstand van gebouwen tot
de naar de weg gekeerde grens/grenzen van het bouwvlak bedraagt minimaal
d de afstand van gebouwen tot
de overige bouwvlakgrenzen bedraagt minimaal
4.2.2 Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van
bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:
a er is maximaal één bouwlaag
toegestaan;
b de goothoogte mag niet meer
bedragen dan
c de bouwhoogte mag niet meer
bedragen dan
d de dakhelling mag niet meer
bedragen dan 45º;
e het bouwen van
teeltondersteunende kassen is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de
aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden - weidevogels’ waarbij
geldt dat:
1
De oppervlakte niet meer mag bedragen dan
2
De afstand tot (bedrijfs)woningen op
naastgelegen percelen niet minder mag bedragen dan
4.2.3 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van
bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
a ter plaatse van de aanduiding
‘bedrijfswoning’ is maximaal één vrijstaand hoofdwoongebouw toegestaan;
b de inhoud van een
hoofdwoongebouw mag maximaal met 10% worden vergroot waarbij:
1 de inhoud van de woning
niet meer mag bedragen dan
2 de inhoud van het
hoofdwoongebouw altijd mag worden vergroot tot
c een hoofdwoongebouw mag
uitsluitend binnen de maximale contour worden gebouwd;
d de maximale contour wordt
bepaald door de leden e tot en met g;
e ter plaatse van de
aanduiding ‘bedrijfswoning’ bedraagt de goothoogte van de maximale contour
f
vanaf de goothoogte zoals in lid e bepaald, wordt het dakvlak van de
maximale contour bepaald door een hellingshoek van 45 graden tot maximaal
g indien een hoofdwoongebouw
aanwezig is, dat niet in zijn geheel gesloopt wordt, of voor een
hoofdwoongebouw een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend, geldt in
aanvulling op het bepaalde in lid e en f ook dat de richting van de maximale
contour bepaald wordt door de richting van het dakvlak van het gedeelte van het
hoofdwoongebouw
dat in de voorgevelrooilijn
is gelegen;
h de voorgevel van het
hoofdwoongebouw dient voor minimaal 75% te worden opgericht in de
voorgevelrooilijn;
i
in het verlengde van de zijgevel achter het hoofdwoongebouw dient een
minimale ruimte van
j
ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ mag de maximale contour
worden overschreden indien het bestaande dak wordt verlengd en de bestaande
dakvorm van het aangebouwde hoofdwoongebouw niet verandert.
4.2.4 Bijgebouwen bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van
bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
a bijgebouwen zijn
uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
b bijgebouwen dienen op een
afstand van ten minste
c de afstand van bijgebouwen
tot de woning mag niet meer bedragen dan
d de gezamenlijke oppervlakte
mag niet meer bedragen dan
e de goothoogte mag niet meer
bedragen dan
f
de nokhoogte mag niet meer bedragen dan
g in het verlengde van de
zijgevels achter de bedrijfswoning dient een minimale ruimte van
h de afstand van vrijstaande bijgebouwen
tot de bedrijfswoning dient minimaal
i
de totale diepte van het hoofdwoongebouw met de daaraan aangebouwde
bijgebouwen, te meten vanaf de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning mag
maximaal
j
de dakhelling van het aangebouwde bijgebouw mag ten hoogste gelijk
zijn aan de dakhelling van het dakvlak van het hoofdwoongebouw waaraan wordt
gebouwd en de dakhelling van het vrijstaande bijgebouw mag ten hoogste gelijk
zijn aan de steilste dakhelling van het hoofdwoongebouw.
4.2.5 Ondergronds bouwen
Voor ondergronds bouwen
gelden de volgende bepalingen:
a de afstand van ondergrondse
bouwwerken tot de naar de weg gekeerde grens/grenzen van het bouwvlak bedraagt
minimaal
b onverminderd in het
bepaalde in lid a is ondergronds bouwen ten behoeve van een bedrijfswoning
uitsluitend toegestaan op plaatsen waar volgens artikel 4.2.3 en 4.2.4
bebouwing is toegestaan, ook als boven het ondergrondse bouwwerk geen
bovengronds bouwwerk aanwezig is;
c de verticale diepte van het
ondergrondse bouwwerk mag maximaal
4.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen bouwvlak
Voor het bouwen van
bouwwerken geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak, gelden de volgende
bepalingen:
a in het gebied tussen de
naar de weg gekeerde grens/grenzen van het bouwvlak en
1
mag de bouwhoogte van erfafscheidingen niet
meer bedragen dan
2
mag de bouwhoogte van vlaggenmasten niet meer bedragen dan
3
mag de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet
meer bedragen dan
b in overige gevallen:
1
mag de bouwhoogte van erfafscheidingen niet
meer bedragen dan
2
mag de bouwhoogte van vlaggenmasten en verlichtingsarmaturen niet meer
bedragen dan
3
mag de bouwhoogte van voeder en mestsilo’s niet meer bedragen dan
4
mag de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet
meer bedragen dan
4.2.7 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak
Voor het bouwen van bouwwerken,
geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak, gelden de volgende bepalingen:
a teeltondersteunende
voorzieningen zijn niet toegestaan;
b de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan
c De bouwhoogte van overige
bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan
4.2.8 Bestaande bouwwerken
Voor zover bestaande
bouwwerken afwijken van de voorschriften in artikel 4.2.1 tot en met 4.2.7
wordt de bestaande plaats en bestaande contour van de afwijking geacht te zijn
bestemd.
Het bevoegd gezag kan nadere
eisen stellen aan bebouwing (plaats en afmetingen) en parkeergelegenheid
(aanleg en omvang), ten behoeve van:
a een
verantwoorde stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de
stedenbouwkundige waarden van de omgeving;
b het
voorkomen van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende
gronden en bouwwerken, onder andere met het oog op de bezonning en de privacy;
c het
bevorderen van de verkeers-, sociale en
brandveiligheid.
4.4.1 Algemeen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:
a lid 4.2.1 onder b voor het
bouwen van hulpgebouwen en gebouwen ten behoeve van extensief dagrecreatief
medegebruik buiten het bouwvlak, onder de volgende voorwaarden:
1
de oppervlakte mag niet meer bedragen dan
2
de goothoogte mag niet meer bedragen dan
3
de bouwhoogte mag niet meer dan
4
de afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens
mag niet minder bedragen dan
Dit
lid is niet van toepassing ter plaatse van de aanduiding ‘natuurontwikkeling’.
b lid 4.2.2 onder e voor het
bouwen van een teeltondersteunende kas binnen het bouwvlak met een grotere
oppervlakte tot maximaal
1
vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische
bedrijfsvoering;
2
de aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
3
er dient landschappelijk inpassing plaats te vinden op basis van een erfinrichtingsplan (o.a. een beplantingsplan);
4
vergroting mag niet leiden tot een omschakeling naar een
glastuinbouwbedrijf;
5
het bevoegd gezag vraagt voorafgaand aan het nemen van een besluit advies aan een ter zake
deskundige commissie of instantie.
c lid 4.2.7 voor het bouwen
van lage, tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen onder de volgende
voorwaarden:
1
ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met
waarden – kwetsbare soorten´ alleen indien de toekomstige functie van de EVZ of
het beoogd natuurgebied niet in het geding komt;
2
het bouwen dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische
bedrijfsvoering;
3
de aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
4
er dient landschappelijk inpassing plaats te vinden op basis van een erfinrichtingsplan (o.a. een beplantingsplan);
5
het bevoegd gezag vraagt voorafgaand aan het nemen van een besluit
advies aan een ter zake deskundige commissie of instantie.
d lid 4.2.7 voor het bouwen
van overige teeltondersteunende voorzieningen te weten boomteelthekken
en vraatnetten onder de volgende voorwaarden:
1
het bouwen dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische
bedrijfsvoering;
2
de aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
3
er dient landschappelijk inpassing plaats te vinden op basis van een erfinrichtingsplan (o.a. een beplantingsplan);
4
het bevoegd gezag vraagt voorafgaand aan
het nemen van een besluit advies aan een ter zake deskundige commissie of
instantie.
a lid 4.2.3 onder b voor het
vergroten van de bedrijfswoning, waarbij de bestaande inhoud met maximaal
1
de omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend als bij het
(ver)bouwen van een bedrijfswoning een rieten kap wordt gerealiseerd;
2
door de omgevingsvergunning mag geen onevenredige afbreuk worden
gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
4.4.2 Afwijking energiezuinige bedrijfswoning
Het bevoegd gezag kan een
omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.2.3 onder b
voor het vergroten van de
bedrijfswoning, waarbij de bestaande inhoud met maximaal
a de omgevingsvergunning
wordt uitsluitend verleend in het kader van het (ver)bouwen van een
bedrijfswoning, waarbij de EPC van de woning maximaal 0,5 bedraagt;
b door de omgevingsvergunning
mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van
aangrenzende gronden en bouwwerken.
4.4.3 Afwijking cultuurhistorisch waardevolle bedrijfswoning
Het bevoegd gezag kan een
omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.2.3 onder b voor het vergroten
van de woonfunctie in cultuurhistorisch waardevolle bedrijfswoning, onder de
volgende voorwaarden:
a maximaal de totale
bestaande hoofdmassa mag gebruikt worden voor de woonfunctie;
b er dient sprake te zijn van
een zorgvuldig landschappelijke inpassing middels een erfinrichtingsplan
(o.a. een beplantingsplan);
c het cultuurhistorisch
waardevolle karakter van de bebouwing moet gewaarborgd zijn. Omtrent dit
onderwerp kan het bevoegd gezag voorafgaand aan het nemen van een besluit
advies vragen
aan een ter zake deskundige.
4.4.4 Afwijking nokhoogte bijgebouwen cultuurhistorisch waardevolle bedrijfswoningen
Het bevoegd gezag kan een
omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.2.4 onder f voor het verhogen
van de nokhoogte van bijgebouwen tot maximaal
a Het hoofdwoongebouw is een
cultuurhistorisch waardevolle bedrijfswoning.
b De bouwhoogte van het
hoofdwoongebouw bedraagt minimaal
c Door de omgevingsvergunning
mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van
aangrenzende gronden en bouwwerken.
4.4.5 Afwijking hagelnetten
Het bevoegd gezag kan een
omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 4.2.7 onder a voor het bouwen van
tijdelijke, hoge teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van hagelnetten
onder de volgende voorwaarden:
a Het gebruik dient
noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering.
b De aanwezige landschaps- en natuurwaarden en cultuurhistorische waarden
in het gebied mogen niet onevenredig worden aangetast.
c Er dient landschappelijk
inpassing plaats te vinden op basis van een beplantingsplan.
d Het bevoegd gezag vraagt
voorafgaand aan het nemen van een besluit advies aan een ter zake deskundige
commissie of instantie.
4.5.1
Strijdig
gebruik
Tot een gebruik, strijdig met
deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van:
a
het hoofdwoongebouw ten behoeve van
beroepsmatige activiteiten op meer dan
b
vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van
wonen;
c
gronden en bouwwerken voor de huisvesting
van tijdelijke werknemers;
d
gronden en bouwwerken ten behoeve van
een seksinrichting, escortbedrijf
en/of straatprostitutie;
e
gronden buiten het bouwvlak voor open
opslag;
f
gronden buiten het bouwvlak voor voorzieningen ten behoeve van
het agrarisch bedrijf. Hieronder vallen in ieder geval de volgende
voorzieningen: voedersilo/-platen, buitenrijbak voor
paarden, mestopslag, hooiopslag, stapmolen, longeercirkel,
waterbassin;
g
gronden buiten het bouwvlak voor teeltondersteunende voorzieningen.
4.5.2 Gebruik bijgebouwen
Bij een bedrijfswoning mag
de oppervlakte aan aangebouwde bijgebouwen in gebruik voor wonen niet meer bedragen
dan
4.6.1
Afwijking beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten bedrijfswoning
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 4.1 lid a en d voor de uitoefening van:
-
beroepsmatige activiteiten op meer dan
-
beroepsmatige activiteiten in bijgebouw(en)
bij het hoofdwoongebouw;
-
bedrijfsmatige activiteiten in
hoofdwoongebouw en/of bijgebouw(en), niet zijnde een overkapping met een open
constructie;
mits:
a
de woonfunctie in overwegende mate behouden
blijft;
b
bedoeld gebruik geen onevenredige afbreuk
doet aan het karakter van de omgeving. Dit betekent onder meer dat:
1
uitsluitend medewerking wordt verleend voor
het uitoefenen van bedrijven en beroepen die genoemd zijn in bijlage 1
behorende bij deze regels of indien zij niet voorkomen in bijlage 1, naar aard
en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven in bijlage 1,
mits:
-
het geen geluidzoneringsplichtige
inrichting betreft;
-
het geen inrichtingen betreft zoals bedoeld
in artikel 2, lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen
milieubeheer (BEVI).
2
vast dient te staan dat het gebruik een
kleinschalig karakter heeft en zal behouden;
3
het gebruik naar aard met het karakter van
de omgeving in overeenstemming moet zijn;
4
het gebruik de woonfunctie dient te
ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdwoongebouw
en/of de bijgebouwen uitvoert, tevens de gebruiker van de bedrijfswoning is;
c
het niet betreft zodanig
verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding
van de normale afwikkeling van het verkeer en de feitelijke
ontsluitingssituatie;
d
op het bij de bedrijfswoning behorende
bouwperceel tenminste één parkeerplaats aanwezig is of gelijktijdig wordt
aangelegd indien (een deel van) de bij de desbetreffende bedrijfswoning
behorende garage niet meer als zodanig in gebruik is of gebruikt gaat worden
ten behoeve van de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit;
e
wordt voorzien in het parkeren op eigen
terrein;
f
het geen uitoefening van detailhandel
betreft met uitzondering van beperkte detailhandel als niet-zelfstandige en
ondergeschikte activiteit rechtstreeks voortvloeiend uit de beroeps- of bedrijfsmatige
activiteit;
g
per bouwperceel maximaal
4.6.2 Afwijking lage, tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen
Het bevoegd gezag kan een
omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.5.1 voor het gebruik van de
gronden voor lage, tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen voor zover geen
bouwwerken zijnde waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a
ter plaatse van de aanduiding ´specifieke
vorm van agrarisch met waarden – kwetsbare soorten´ alleen indien de toekomstige
functie van de EVZ of het beoogd natuurgebied niet in het geding komt;
b
het gebruik dient noodzakelijk te zijn voor
een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
c
de aanwezige waarden mogen niet onevenredig
worden aangetast;
d
er dient landschappelijk inpassing plaats
te vinden op basis van een erfinrichtingsplan (o.a.
een beplantingsplan);
e
het bevoegd gezag vraagt voorafgaand aan
het nemen van een besluit advies aan een ter zake deskundige commissie of
instantie.
4.6.3 Afwijking nevenactiviteiten
Het bevoegd gezag kan een
omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.1 onder a voor
nevenactiviteiten, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a het uitoefenen van
nevenactiviteiten is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak
b de volgende
nevenactiviteiten bij het agrarische bedrijf zijn toegestaan binnen het
bouwvlak:
1
verkoop streekgebonden producten;
2
extensieve dagrecreatiepunten;
3
extensieve verblijfsrecreatie;
c het uitoefenen van nevenactiviteiten
zoals bedoeld in lid b is binnen gebouwen toegestaan tot een maximale
oppervlakte van:
1
verkoop streekgebonden producten:
2
extensieve dagrecreatiepunten:
3
extensieve verblijfsrecreatie met uitzondering van bed & breakfast:
4
bed & breakfast: 100m² in het
hoofdwoongebouw en in aangebouwde bijgebouw(en) bij het hoofdwoongebouw in
maximaal 3 slaapkamers ten behoeve van maximaal 6 gebruikers, waarbij minimaal
1 slaapkamer beschikbaar blijft voor de bewoner(s) van de bedrijfswoning.
Maximum verblijfsduur voor gebruikers van de bed & breakfast
is 1 week. Een aparte kookgelegenheid is niet toegestaan.
d het
uitoefenen van nevenactiviteiten zoals bedoeld in lid c is in de open lucht
toegestaan tot een maximale oppervlakte van
1
open opslag ten behoeve van nevenactiviteiten is niet toegestaan;
2
extensieve verblijfsrecreatie in de vorm van een kampeerterrein is
toegestaan tot een maximale oppervlakte van
3
buitenrijbak voor paarden is toegestaan tot een maximale oppervlakte
van
e een combinatie van
verschillende nevenactiviteiten is ook toegestaan maar de totale te gebruiken
bebouwing/gronden moet beperkt blijven tot de maximale maat van de
nevenactiviteiten welke de meeste ruimte in beslag mag nemen. Bovendien mag per
nevenactiviteit de daarvoor toegestane maximale oppervlakte niet worden overschreden;
f
er dient sprake te zijn van een zorgvuldige
landschappelijke en stedenbouwkundige inpassing middels een erfinrichtingsplan
(o.a. een beplantingsplan);
g er mag geen onaanvaardbare
situatie ontstaan met betrekking tot de milieuhygiënische kwaliteit, waterhuishouding
en externe veiligheid;
h het betreft niet zodanig
verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige
beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer en de feitelijke
ontsluitingssituatie;
i
voorzien wordt in parkeren op eigen
terrein.
4.6.4 Afwijking hagelnetten
Het bevoegd gezag kan een
omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.1 onder g voor het gebruik van
hagelnetten, voor zover geen bouwwerken zijnde waarbij moet worden voldaan aan
de volgende voorwaarden:
a het gebruik dient
noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
b de aanwezige waarden mogen
niet onevenredig worden aangetast;
c er dient landschappelijk
inpassing plaats te vinden op basis van een beplantingsplan;
d het bevoegd gezag vraagt
voorafgaand aan het nemen van een besluit advies aan een ter zake deskundige
commissie of instantie.
4.7.1 Werken en werkzaamheden
Het is verboden zonder of
in afwijking van een omgevingsvergunning voor het aanleggen de volgende werken
en werkzaamheden buiten het bouwvlak uit te voeren of te laten uitvoeren:
a het aanbrengen van
oppervlakteverhardingen groter dan
b het aanleggen van
landschapselementen;
c ter plaatse van de
aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden
– hydrologische waarden’:
1
het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem indien het
betreft verzetten van grond van meer dan
2
het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren
van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van
leidingen, allen dieper dan
3
het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins
herprofileren van waterlopen, watergangen en greppels;
4
het verlagen van de waterstand anders dan door middel van het graven
van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van
grondwateronttrekkingen.
d ter plaatse van de
aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden – kwetsbare soorten':
1
het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
2
het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren
van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van
leidingen, allen dieper dan
3
het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins
herprofileren van waterlopen, watergangen en greppels alsmede het anderszins
verlagen van de waterstand;
4
het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen
in de bodem;
5
het verwijderen van landschapselementen;
6
het beplanten van gronden met, hoger dan
7
het permanent, voor een aaneengesloten periode langer dan 2 jaar,
omzetten van grasland in bouwland.
e ter plaatse van de
aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden – weidevogels':
1
het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
2
het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren
van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van
leidingen, allen dieper dan
3
het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins
herprofileren van waterlopen, watergangen en greppels alsmede het anderszins
verlagen van de waterstand;
4
het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen
in de bodem;
5
het aanleggen van landschapselementen;
6
het beplanten van gronden met, hoger dan
7
het permanent, voor een aaneengesloten periode langer dan 2 jaar,
omzetten van grasland in bouwland;
8
het verharden van onverharde paden en wegen.
4.7.2 Uitzonderingen
Het in lid 4.7.1 vervatte
verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a het normale onderhoud en/of
gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
b reeds in uitvoering zijn,
dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden
uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
4.7.3 Toelaatbaarheid
De in lid 4.7.1 genoemde
omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien:
a geen onevenredige afbreuk
wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de
bestemmingsomschrijving genoemde waarden;
b het bevoegd waterstaatsgezag gehoord wordt bij het toepassen van
het bepaalde in lid 4.7.1. lid c.
4.8.1 Wijzigen ten behoeve van vormverandering bouwvlak
Burgemeester en wethouders
zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vormverandering van
het bouwvlak, waarbij in ieder geval moet worden voldaan aan de volgende
voorwaarden:
a van
de wijzigingsbevoegdheid mag niet eerder gebruik worden gemaakt dan nadat is
aangetoond dat het beoogde wijzigingsplan geen significante effecten zal hebben
voor een Natura 2000-gebied dan wel, indien
dergelijke significante effecten niet zijn uit te sluiten, is aangetoond dat
wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd in de artikelen 19g en 19h
Natuurbeschermingswet 1998;
b de
oppervlakte van het bouwvlak mag niet toenemen;
c de
wijziging is noodzakelijk uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering of
-ontwikkeling en financieel haalbaar;
d er
dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing middels een
erfinrichtingsplan (o.a. een beplantingsplan).
e er mag geen onaanvaardbare
situatie ontstaan met betrekking tot de milieuhygiënische kwaliteit, waterhuishouding
en externe veiligheid;
f
burgemeester en wethouders vragen
voorafgaand aan het nemen van een besluit advies aan een ter zake deskundige
commissie of instantie.
4.8.2 Wijzigen ten behoeve van vergroting bouwvlak (1)
Burgemeester en wethouders
zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vergroting van het
bouwvlak ter plaatse van de ‘wro-zone –
wijzigingsgebied’, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarde:
a van
de wijzigingsbevoegdheid mag niet eerder gebruik worden gemaakt dan nadat is
aangetoond dat het beoogde wijzigingsplan geen significante effecten zal hebben
voor een Natura 2000-gebied dan wel, indien
dergelijke significante effecten niet zijn uit te sluiten, is aangetoond dat
wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd in de artikelen 19g en 19h
Natuurbeschermingswet 1998.
4.8.3 Wijzigen ten behoeve van vergroting bouwvlak (2)
Burgemeester en wethouders
zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vergroting van het
bouwvlak, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a van
de wijzigingsbevoegdheid mag niet eerder gebruik worden gemaakt dan nadat is
aangetoond dat het beoogde wijzigingsplan geen significante effecten zal hebben
voor een Natura 2000-gebied dan wel, indien
dergelijke significante effecten niet zijn uit te sluiten, is aangetoond dat
wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd in de artikelen 19g en 19h
Natuurbeschermingswet 1998;
b vergroting
is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van
agrarisch met waarden - weidevogels’;
c vergroting
is uitsluitend toegestaan voor agrarische bedrijven, niet zijnde intensieve
veehouderijen en/of glastuinbouwbedrijven;
d de
wijziging is noodzakelijk uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering – of
ontwikkeling en financieel haalbaar;
e de
wijziging is noodzakelijk voor volwaardigheid op termijn of om van nevenberoepsbedrijf naar een volwaardig hoofdberoepsbedrijf
te komen;
f
uitbreiding van een nevenberoepsbedrijf
naar een volwaardig hoofdberoepsbedrijf is
uitsluitend toegestaan indien het een grondgebonden agrarisch bedrijf betreft;
g er
dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing middels een
erfinrichtingsplan (o.a. een beplantingsplan).
h er mag geen onaanvaardbare situatie
ontstaan met betrekking tot de milieuhygiënische kwaliteit, waterhuishouding en
externe veiligheid.
i
het agrarisch bouwvlak mag tot max.
1 max.
2 max.
3 max.
j
60% van het betreffende gebied met de
aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarde - weidevogels’ dient
grasland te zijn. Minder mag ook maar dan moet in de directe omgeving voldoende
grasland aanwezig zijn: minimaal
k
de aanwezige landschaps-
en natuurwaarden en cultuurhistorische waarden mogen niet onevenredig worden
aangetast;
l
vergroting mag niet leiden tot een
glastuinbouwbedrijf;
m
burgemeester en wethouders vragen
voorafgaand aan het nemen van ene besluit advies aan een ter zake daskundige
commissie of instantie.
4.8.4 Wijzigen ten behoeve van omschakeling
Burgemeester en wethouders
zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vestiging van een
niet grondgebonden agrarisch bedrijf, niet zijnde een intensieve veehouderij
en/of glastuinbouwbedrijf, onder de volgende voorwaarden:
a
van de wijzigingsbevoegdheid mag niet
eerder gebruik worden gemaakt dan nadat is aangetoond dat het beoogde
wijzigingsplan geen significante effecten zal hebben voor een Natura 2000-gebied dan wel, indien dergelijke significante
effecten niet zijn uit te sluiten, is aangetoond dat wordt voldaan aan de
voorwaarden genoemd in de artikelen 19g en 19h Natuurbeschermingswet 1998;
b
wijziging is uitsluitend toegestaan in
gebiedsbestemmingen met abiotische,
cultuurhistorische en/of landschappelijke waarden of zonder specifieke waarden;
c
wijziging is uitsluitend toegestaan binnen
een al bestaand agrarisch bouwvlak;
d
uitgangspunt is vermindering van de
ruimtelijke uitstraling en verhoging van de ruimtelijke kwaliteit;
e
er dient sprake te zijn van een zorgvuldige
landschappelijke inpassing middels een erfinrichtingsplan
(o.a. een beplantingsplan);
f
er mag geen onaanvaardbare situatie ontstaan met betrekking tot de
milieuhygiënische kwaliteit, waterhuishouding en externe veiligheid;
g
het betreft niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen
leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer
en de feitelijke ontsluitingssituatie;
h
voorzien wordt in parkeren op eigen terrein.
4.8.5 Wijzigen ten behoeve van bouwen 1e bedrijfswoning
Burgemeester en wethouders
zijn bevoegd deze bestemming te wijzigingen door het opnemen van een aanduiding
‘bedrijfswoning’ ten behoeve van de bouw van een 1e bedrijfswoning, waarbij
moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a wijziging
is noodzakelijk in verband met de bedrijfsvoering;
b de
continuïteit en volwaardigheid van het bedrijf dient middels een bedrijfsplan
te zijn aangetoond;
c wijziging
is uitsluitend toegestaan binnen het bestaande agrarische bouwvlak.
d er
dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing middels een
erfinrichtingsplan (onder andere een
beplantingsplan);
e er mag geen onaanvaardbare
situatie ontstaan met betrekking tot de milieuhygiënische kwaliteit,
waterhuishouding en externe veiligheid;
f
burgemeester en wethouders vragen
voorafgaand aan het nemen van een besluit advies aan een ter zake deskundige
commissie of instantie.
4.8.6 Wijzigen naar Wonen
Burgemeester en wethouders zijn
bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Wonen - NA' voor zover
het de voormalige agrarische bedrijfswoning betreft en indien wordt voldaan aan
de volgende voorwaarden:
a
alvorens deze wijzigingsbevoegdheid wordt
toegepast, dient door middel van een onderzoek eerst aangetoond te worden dat
het gebruik ten behoeve van een reëel of volwaardig grondgebonden agrarisch
bedrijf niet mogelijk is en/of de noodzaak daarvoor niet aanwezig is;
b
ter plaatse van de bestaande voormalige
agrarische bedrijfswoning geldt ten aanzien van de nieuwe bestemming het
volgende:
1
wijziging is uitsluitend toegestaan binnen
het bestaande bouwvlak;
2
het bouwvlak dat bij de te wijzigen
voormalige agrarische bedrijfswoning behoort dient gelijktijdig te vervallen;
3
het toe te kennen bestemmingsvlak van de
woning mag maximaal
4
het toe te kennen bouwvlak van de woning is
c
ter plaatse van het toe te kennen
bestemmingsvlak zoals bepaald onder lid b geldt ten aanzien van de bestaande
gebouwen het volgende:
1
voor bijgebouwen zijn de regels in artikel
21.2.3, 21.2.4 en 21.2.7 van toepassing. Met dien verstande dat de maximale
oppervlakte aan bijgebouwen bepaald wordt door lid 20.2.3 onder f 1;
2
de resterend voormalige agrarische
bedrijfsbebouwing moet worden gesloopt, met uitzondering van rijksmonumenten of
gemeentelijke monumenten;
3
niet eerder mag de woning na wijziging in
gebruik worden genomen dan nadat alle overtollige agrarische bedrijfsbebouwing,
exclusief het maximaal toegestane oppervlak aan bijgebouwen, gesloopt is.
d
de aanwezige natuurwaarden, landschappelijke
en/of cultuurhistorische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
e
er dient sprake te zijn van een zorgvuldige
landschappelijke en stedenbouwkundige inpassing middels een erfinrichtingsplan
(o.a. een beplantingsplan);
f
er mag geen onaanvaardbare situatie
ontstaan met betrekking tot de milieuhygiënische kwaliteit, waterhuishouding en
externe veiligheid.
4.8.7 Wijziging ten behoeve van het verwijderen van een bouwvlak
Burgemeester en wethouders
zijn bevoegd de bestemming te wijzigen in die zin dat een aangegeven bouwvlak
wordt verwijderd indien het betreffende agrarische bedrijf ter plaatse is
beëindigd.
4.8.8 Herbouw bedrijfswoning op andere locatie
Burgemeester en wethouders
zijn bevoegd de aanduiding ‘bedrijfswoning’ te wijzigen ten behoeve van het herbouwen
van een bedrijfswoning op een andere locatie binnen hetzelfde bouwvlak, indien
wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a de herbouw dient op de
andere locatie stedenbouwkundig aanvaardbaar te zijn en mag niet meer dan
b de nieuwe voorgevelrooilijn
mag maximaal
c de afstand tot de overige
perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan
d het toe te kennen bouwvlak
van de nieuwe bedrijfswoning is
e het hoofdwoongebouw mag
maximaal
f
de ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven
mogen niet onevenredig worden beperkt;
g er mag geen onaanvaardbare
situatie ontstaan met betrekking tot de milieuhygiënische kwaliteit,
waterhuishouding en externe veiligheid;
h er dient sprake te zijn van
een zorgvuldige landschappelijke inpassing middels een erfinrichtingsplan
(o.a. een beplantingsplan).