Artikel 24    Waterstaat – Uiterwaarden

 

24.1         Bestemmingsomschrijving

 

De voor Waterstaat – Uiterwaarden’ aangegeven gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de afvoer en doorstroming van rivierwater.

 

24.2         Bouwregels

 

a      In of op de voor stroomvoerend rivierbed bestemde gronden mag uitsluitend ten behoeve van de in lid 25.2 sub b genoemde riviergebonden en de in lid 25.2 sub c genoemde niet-riviergebonden activiteiten worden gebouwd, mits de andere aan deze gronden gegeven bestemmingen dit toelaten.

b      De riviergebonden activiteiten zijn:

1      de aanleg of wijziging van waterstaatkundige (kunst)werken;

2      de realisatie van voorzieningen voor een betere en veilige afwikkeling van de beroeps- en recreatievaart;

3      de bouw of wijziging van scheepswerven;

4      de vestiging of uitbreiding van overslagbedrijven of het realiseren van overslagfaciliteiten, uitsluitend voor zover de activiteit gekoppeld is aan het vervoer over de rivier;

5      de aanleg of wijziging van scheepswerven;

6      de realisatie van natuur;

7      de uitbreiding van bestaande steenfabrieken;

8      de realisatie van voorzieningen die onlosmakelijk met de waterrecreatie zijn verbonden, of

9      de winning van oppervlaktedelfstoffen.

c       De niet-riviergebonden activiteiten betreffen:

1      een groot openbaar belang en de activiteit kunnen redelijkerwijs niet buiten het rivierbed worden gerealiseerd;

2      een zwaarwegend bedrijfseconomisch belang voor bestaande grondgebonden agrarische bedrijven en de activiteit kan redelijkerwijs niet uiten het rivierbed worden gerealiseerd;

3      een functieverandering binnen de bestaande bebouwing; of

4      een activiteit die per saldo meer ruimte voor de rivier oplevert op een rivierkundig bezien aanvaardbare locatie.

d      De activiteiten genoemd onder lid b en c moeten voldoen aan de volgende voorwaarden:

1      Er moet sprake zijn van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat het veilig functioneren va het waterstaatwerk gewaarborgd blijft.

2      Er mag geen sprake zijn van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit.

3      Er moet sprake zijn van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat de waterstandsverhoging of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is.

4      De resterende waterstandseffecten of de afname van het bergend vermogen dienen duurzaam te worden gecompenseerd, waarbij de financiering en tijdige realisering van de maatregelen gezekerd zijn.

5      En specifiek voor het bepaalde in sub d onder punt 4 geldt dat de gevraagde rivierverruimingsmaatregelen genomen worden, waarbij de financiering en tijdige realisering van de maatregelen gezekerd zijn.

e      In afwijking van het bepaalde in sub a is een aantal kleine, tijdelijke of voor het rivierbeheer noodzakelijke activiteiten toegestaan. Deze betreffen:

1      omgevingsvergunningvrije activiteiten;

2      een eenmalige uitbreiding van ten hoogste 10% van de bestaande bebouwing;

3      overige activiteiten van, vanuit rivierkundig opzicht, ondergeschikt belang;

4      activiteiten ten behoeve van rivierbeheer- of -verruiming;

5      tijdelijke activiteiten,

6      een en ander mits voldaan wordt aan het bepaalde in lid 24.2 sub d onder punt 1 tot en met 3.

f        Medewerking kan slechts worden verleend na het bereiken van overeenstemming met de rivierbeheerder.

 

24.3         Nadere eisen

 

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan bebouwing (plaats en afmetingen) en parkeergelegenheid (aanleg en omvang), ten behoeve van:

a      een verantwoorde stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de stedenbouwkundige waarden van de omgeving;

b      het voorkomen van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, onder andere met het oog op de bezonning en de privacy;

c       het bevorderen van de verkeers-, sociale en brandveiligheid.

 

24.4         Wijzigingsbevoegdheid

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de grenzen van deze dubbelbestemming te wijzigen dan wel de dubbelbestemming geheel op te heffen, uitsluitend naar aanleiding van en conform door de Staatssecretaris bekrachtigde wijzigingen in de kaartbijlage van de 'Beleidsregels grote rivieren', Staatscourant 12 juli 2006.