behorende bij het bestemmingsplan ‘Buiten de Veste 2018’ in de gemeente Steenbergen.
Artikel 7 Waterstaat - Waterkering
Artikel 10 Algemene gebruiksregels
Artikel 11 Algemene aanduidingsregels
Artikel 12 Algemene wijzigingsregels
HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS
Hoofdstuk 1
In deze regels wordt verstaan onder:
het bestemmingsplan “Buiten de Veste 2018” met identificatienummer NL.IMRO.0851.sbgBPbdv2018-o001 van de gemeente Steenbergen;
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw;
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, dan wel het uitoefenen van een beroep op medisch, paramedisch of therapeutisch gebied, welke door hun beperkte omvang in een gedeelte van een woning en de daarbij behorende bebouwing worden uitgeoefend, waarbij de woonfunctie als primaire functie behouden en herkenbaar blijft;
erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw;
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
de grens van een bestemmingsvlak;
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonische en functioneel zin ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
gebruik van het openbare verblijfsgebied voor onder andere (waren- en rommel)markten, terrassen, standplaatsen en evenementen;
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
de grens van een bouwvlak;
een aaneengesloten stuk grond waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan;
de grens van een bouwperceel;
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
vormen van recreatie, die in principe plaatsvinden tussen zonsopgang en zonsondergang en niet gericht zijn op het verstrekken van nachtverblijf;
aanwezige en potentiële waarden, gebaseerd op de beoogde natuurkwaliteit voor het gebied, waartoe behoren de natuurdoelen en natuurkwaliteit, geomorfologische processen, de waterhuishouding, de kwaliteit van bodem, water en lucht, rust, de mate van stilte, donkerte en openheid, de landschapsstructuur en de belevingswaarde
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
één persoon woonachtig in één wooneenheid of woning of een aantal door eerstegraads familie- of vergelijkbare band aan elkaar gerelateerde personen, dat gezamenlijk één eenheid vormt en als zodanig ook gebruik maakt van dezelfde gemeenschappelijke voorzieningen en de gezamenlijke toegang in één wooneenheid of woning (zoals een gezin, een gezin met inwonende familieleden die continue een eenheid vormt).
het op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het 'Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer'' geldt en die door de beperkte omvang in een gedeelte van een woning en de daarbij behorende bebouwing worden uitgeoefend, waarbij de woonfunctie als primaire functie behouden en herkenbaar blijft;
ecologisch en/of landschappelijk waardevolle elementen zoals bosjes, houtwallen, poelen en moerasjes, in de regel kleiner dan 2 ha, onder een agrarische productiefunctie;
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige biotopen, bijzondere flora en fauna, ecologische samenhangen en structuren;
NNB (voorheen EHS), samenhangend netwerk van natuurgebieden van (inter)nationaal belang met als doel de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten bestaande uit de meest waardevolle natuur- en bosgebieden en andere gebieden met belangrijke aanwezige en te ontwikkelen natuurwaarden;
bij dit bestemmingsplan aangeduid langgerekt gebied waarbinnen onder verbindende voorwaarden, natuur- en landschapselementen zijn of worden gerealiseerd, gericht op het verbinden van natuurgebieden;
het onderhoud en beheer, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden die tot de betreffende bestemming behoren;
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;
vergunning als bedoeld in artikel 2.1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo);
voorzieningen die veelal in de openbare ruimte zijn gesitueerd, zoals afvalbakken, inzamelbakken voor glas, papier en kleding, straatverlichting, zitbanken, beeldende kunst;
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak;
a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan of maximaal 2 m van een weg grenst: de hoogte van de weg (ter plaatse van de hoofdtoegang);
b. in andere gevallen en voor andere bouwwerken: de hoogte van de weg (ter plaatse van de hoofdtoegang) + 15 cm;
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
vormen van recreatie, die in principe plaatsvinden tussen zonsopgang en zonsondergang en niet gericht zijn op het verstrekken van nachtverblijf;
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
a. een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
b. een goede hoogte-/breedte-verhouding tussen de bebouwing onderling;
c. een samenhang in bouwvorm / architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar is georiënteerd;
het door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel aanlokken;
de denkbeeldige lijn die, in combinatie met de rechte lijnen die in het verlengde daarvan zijn te trekken, bij het bouwen aan de wegzijde (voorgevellijn) of aan de van de weg afgekeerde zijde (achtergevellijn) niet mag worden overschreden;
de naar de weg gekeerde grens van een perceel; indien meerdere zijden van het perceel naar de weg zijn gekeerd, wijzen burgemeester en wethouders een voorste bouwperceelsgrens aan;
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
blokken van meer dan 2 grondgebonden woningen onder 1 kap;
blokken van 2 aan elkaar gebouwde woningen waaronder mede begrepen woningen geschakeld aan elkaar;
een woning die in constructief en visueel opzicht vrij staat van een andere woning of daarmee slechts verbonden is door een tuinmuur, haag of andere tuinafscherming;
de grens tussen twee percelen, die voor- en achterzijde van een perceel verbindt.
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
a. vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
b. indien de dakhelling meer dan 60 graden bedraagt mag de maximale bouwhoogte van een gebouw de goothoogte niet overschrijden; indien zich op enige zijde van een gebouw één of meer dakkapellen bevinden waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de gevelbreedte (op de achterzijde van een gebouw meer dan 70%), wordt de goot of boeibord van de dakkapel als goot- of boeibordhoogte aangemerkt;
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.
Bij toepassing van het meten van de goothoogte van een bouwwerk worden dakkapellen buiten beschouwing gelaten, behoudens dakkapellen waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de breedte van het betreffende dakvlak (op de achterzijde van een gebouw meer dan 70%). In dat geval wordt de goot of boeiboord hoogte van de dakkapel als goot- of boeibordhoogte aangemerkt.
Bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn en op de schaal waarin het plan is vastgesteld.
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
3.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
b. de bouwhoogte van (licht)masten mag niet meer bedragen dan 10 m
c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. het behoud, herstel en/of ontwikkeling van natuurlijke en landschappelijke waarden;
b. ter plaatse van de aanduiding ‘milieuzone - Natuur Netwerk Brabant’ mede bestemd voor het behoud, beheer, herstel of de duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden (Natuur Netwerk Brabant);
c. ter plaatse van de aanduiding ‘milieuzone – ecologische verbindingszone’ tevens voor de verwezenlijking, het behoud, beheer en herstel van een ecologische verbindingszone;
d. ter plaatse van de aanduiding ‘milieuzone – behoud en herstel watersystemen’ tevens voor de verwezenlijking, het behoud en herstel van het watersysteem;
e. ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone – beschermingszone a’ tevens voor de bescherming van de waterstaatkundige werken;
f. extensieve dagrecreatie;
g. educatief medegebruik;
h. voet en fietspaden, waaronder wateroverbruggende voorzieningen;
i. groenvoorzieningen;
j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Deze gronden mogen met in achtneming van de onderstaande regels worden gebouwd.
4.2.1. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen gelden de volgende regels:
a. uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van extensieve recreatie, educatief medegebruik en natuurbeheer;
b. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning voorzieningen van algemeen nut toestaan, onder de volgende voorwaarden:
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid sub c Wabo, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor, in gebruik geven voor en/of het doen laten gebruiken voor:
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming ‘Natuur’ zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
4.6.2 Uitzonderingen
Het in lid 4.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
4.6.3 Toetsingscriteria
a. De omgevingsvergunning als bedoeld onder 14.6.1 kan slechts worden verleend, indien door de uitvoering van de werken, geen bouwwerken, zijnde, of werkzaamheden hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen.
b. Ter plaatse van de aanduiding van de ‘milieuzone – Natuur Netwerk Brabant’, ‘milieuzone- ecologische verbindingszone’ en ‘milieuzone – behoud en herstel watersystemen’ dienen voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, de regels van artikel 11.2 in acht te worden genomen.
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Deze gronden mogen met in achtneming van de onderstaande regels worden gebouwd.
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. wonen in aaneengebouwde, twee-aaneengebouwde, vrijstaande woningen;
b. ter plaatse van de aanduiding ‘gestapeld’ tevens gestapelde woningen;
c. ter plaatse van de aanduiding ‘milieuzone – ecologische verbindingszone’ tevens voor de verwezenlijking, het behoud en het beheer van een ecologische verbindingszone;
d. ter plaatse van de aanduiding ‘milieuzone – behoud en herstel van watersystemen’ tevens voor de verwezenlijking en het behoud en het beheer van het watersysteem;
e. ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone - beschermingszone a’ tevens voor de bescherming van de waterstaatkundige werken.
met de daarbij behorende:
a. bijbehorende bouwwerken;
b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
c. erven;
d. tuinen;
e. groenvoorzieningen;
f. parkeervoorzieningen;
g. nutsvoorzieningen;
h. speelvoorzieningen;
i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen ;
j. wegen en paden, waaronder wateroverbruggende voorzieningen;
k. in-/uitritten;
l. kunstobjecten;
m. straatmeubilair;
n. bijzondere centrumdoeleinden.
Deze gronden mogen met in achtneming van de onderstaande regels worden gebouwd:
a. Het aantal woningen binnen deze bestemming mag niet meer bedragen dan 218;
b. Per bouwperceel is maximaal 1 woning toegestaan, met uitzondering van bouwpercelen ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' (gs).
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
a. hoofdgebouwen dienen binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken te worden gebouwd;
b. de bouwdiepte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 12 m;
c. de goothoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 6 m, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' anders is weergegeven;
d. de bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 10 m, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' anders is weergegeven;
e. bij vrijstaande woningen dient de afstand van hoofdgebouwen tot de zijdelingse bouwperceelsgrens aan beide zijden minimaal 2,5 m te bedragen;
f. bij twee-aaneengebouwde woningen dient de afstand van hoofdgebouwen tot de zijdelingse bouwperceelsgrens aan één zijde minimaal 2,5 m te bedragen.
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen gelden de volgende regels:
1. 1. bij een bouwperceel tot en met tot 100 m²: 50% van het resterende bouwperceel tot een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 50 m2;
2. bij een bouwperceel vanaf 100 m2: vermeerderd met 15% van het resterende bouwperceel tot een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 80 m2;
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m;
2. 6.3 Specifieke gebruiksregels
Deze gronden mogen met inachtneming van de onderstaande regels specifiek worden gebruikt.
De uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen in het hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken is toegestaan mits;
a. de primaire woonfunctie behouden blijft;
De uitoefening van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in het hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken is toegestaan mits;
a. de primaire woonfunctie behouden blijft;
De voor 'Waterstaat – Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de waterkering.
a. behoudens het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits:
a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de waterkering;
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waterstaat – Waterkering' zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
a. het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;
Het verbod als bedoeld in 7.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
De werken of werkzaamheden als bedoeld in 7.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:
a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de waterkering;
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is toegestaan, geldt de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
In die gevallen dat de bestaande afstand tot enige aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen tot stand zijn gekomen minder bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt die afstand in afwijking daarvan als minimaal toegestaan.
In die gevallen dat een bestaand bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen tot stand zijn gekomen meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
9.4 Parkeervoorzieningen
Een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt slechts verleend wanneer in voldoende parkeervoorzieningen wordt voorzien overeenkomstig het gemeentelijke parkeerbeleid, met dien verstande dat bij vrijstaande en twee-onder-een kapwoningen ten minste 1 parkeerplaats op eigen terrein wordt gerealiseerd.
Tot een gebruik, strijdig met alle bestemmingen wordt in ieder geval begrepen:
a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud.
Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone – Natuur Netwerk Brabant', zijn de betreffende gronden tevens bestemd voor het behoud, beheer en herstel van de ecologische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden (Natuur Netwerk Brabant).
Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone – ecologische verbindingszone', zijn de betreffende gronden tevens bestemd voor de verwezenlijking en het behoud, beheer en herstel van de ecologische verbindingszone.
Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone – behoud en herstel watersystemen', zijn de betreffende gronden tevens bestemd voor de verwezenlijking en het behoud, beheer en herstel van het watersysteem.
Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden ter plaatse van de aangeduide milieuzones te verrichten:
a. ‘milieuzone – Natuur Netwerk Brabant’:
1. het aanleggen of verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
2. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
3. het aanleggen van dijken of andere taluds en het vergraven of ontgraven van reeds aanwezige dijken of taluds;
4. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
5. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden en aanlegplaatsen;
6. het aanleggen van boven- of ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
7. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting alsmede het verwijderen van oevervegetaties.
b. ‘milieuzone - ecologische verbindingszone’:
1. het verharden van oppervlakten vanaf minimaal 100 m².
c. ‘milieuzone - behoud en herstel watersystemen’:
1. het afgraven, ophogen, vergraven;
2. het verharden van oppervlakte vanaf minimaal 100 m².
Het verbod als bedoeld onder 11.2.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die/indien:
a. De omgevingsvergunning als bedoeld onder artikel 11.2.1 mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, hetzij direct, hetzij indirect de te verwachten gevolgen geen blijvende onevenredige afbreuk doen aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen;
b. Ter plaatse van de aanduiding van de milieuzones, zoals bepaalde in artikel 11.1 mag geen afbreuk aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving van de diverse zones genoemde waarden worden gedaan. Zolang de ecologische waarden en kenmerken binnen het Natuur Netwerk Brabant, de ecologische verbindingszones en duurzame ontwikkeling van het watersysteem nog niet gerealiseerd zijn, zijn de toegestane bestaande planologische gebruiksactiviteiten zoals opgenomen in de bestemmingsomschrijving toegelaten.
c. Bij verlening van de omgevingsvergunning met betrekking tot het behoud en herstel van watersystemen dient eerst het waterschapsbestuur te worden gehoord.
11.3 Aanduiding – ‘vrijwaringszone - beschermingszone a’
Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - beschermingszone a', zijn de betreffende gronden mede bestemd voor de bescherming van de waterstaatkundige werken.
Overtreding van het verbod is een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a van de Wet op de economische delicten.
a. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van dit plan voor:
b. de bevoegdheid tot afwijken wordt niet gebruikt, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Het bevoegd gezag kan, al dan niet in het kader van een omgevingsvergunning, nadere eisen stellen ten aanzien van de situering, bouwmassa, afmetingen en visuele karakteristieken van bouwwerken. De nadere eisen regeling wordt toegepast ter voorkoming van onevenredige aantasting van:
a. de woonsituatie
het in stand houden c.q. garanderen van een goede woonsituatie binnen de vigerende bestemming, voorzover van toepassing, en andere bestemmingen, in het bijzonder met het oog op:
b. het straat- en bebouwingsbeeld in het belang van een verantwoorde, evenwichtige en samenhangende stedenbouwkundige en architectonische inpassing met aandacht voor:
c. de verkeers- en brandveiligheid ter waarborging van de verkeersveiligheid en in het bijzonder de benodigde uitzichthoeken van wegen;
d. de sociale veiligheid;
e. ter waarborging van een ruimtelijke situatie die overzichtelijk, herkenbaar en sociaal controleerbaar is;
f. de gebruiksmogelijkheden
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan "Buiten de Veste 2018".