Artikel 4 Waarde – Archeologie - 2
Artikel 7 Algemene gebruiksregels
Artikel 8 Algemene ontheffingsregels
Artikel 9 Algemene procedureregels
plan:
het bestemmingsplan ‘Stakenburgstraat 24, Breugel’ van de gemeente Son en Breugel.
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0848.BP802BUITENGEBIED-VA01 met de bijbehorende regels.
aanduiding:
een
geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge
de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen
van deze gronden.
aan-huis-verbonden beroep:
het uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerp-technisch of hiermee gelijk te stellen gebied, met dien verstande dat woonfunctie hoofdfunctie blijft. Hieronder worden kapsalons niet begrepen.
afhankelijke woonruimte:
een bijgebouw bij een woning dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met deze woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met
eenzelfde bestemming.
bijgebouw:
een gebouw of onderdeel van een gebouw, behorende bij een op hetzelfde
bouwperceel gelegen hoofdgebouw dat zich daarvan door zijn kleinere constructie
of geringere afmetingen visueel onderscheidt. Hieronder worden ook carports en
overkappingen begrepen
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel.
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak,
waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en
bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die, die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, alsmede anders dan voor verbruik ter plaatse. Hieronder wordt tevens verstaan het verrichten van handelingen ten behoeve van de verkoop van goederen via internet, waarbij de levering elders plaatsvindt.
functie:
doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
hoofdgebouw:
een gebouw dat gelet op de constructie, vorm of grootte als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt
mantelzorg:
het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.
perceelsgrens:
de grens van een perceel.
peil:
maaiveld +
prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding.
prostitutie, raamprostitutie:
een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee/prostitué tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen.
prostitutie,
straatprostitutie:
het door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel aanlokken.
seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
werk:
een werkzaamheid of constructie, geen gebouw of bouwwerk zijnde.
woning:
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:
de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk.
de dakhelling:
langs het
dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het
peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een
daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de
onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het
hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
het
bebouwd oppervlak van een bouwperceel:
de oppervlakte van alle op een bouwperceel
gelegen bouwwerken tezamen.
het
bebouwingspercentage:
het door bouwwerken bebouwde oppervlak,
uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat
gelegen is binnen de bestemming of een in de regels nader aan te duiden
gedeelte van die bestemming.
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het
peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw
zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen,
antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de
buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts
geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter
plaatse van het bouwwerk.
afstand tot de weg:
de afstand tot de bebouwing en de as van de weg.
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor
‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
wonen;
b
tuinen,
erven en verhardingen
c
aan-huis-verbonden
beroepen;
d
paden
en wegen en parkeervoorzieningen;
e
water
en waterhuishoudkundige voorzieningen;
f
groenvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Hoofdgebouw
Voor het bouwen van het hoofdgebouw
gelden de volgende bepalingen:
a
Het hoofdgebouw mag uitsluitend binnen het bouwvlak
worden gebouwd.
b
De inhoud van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan
c
De goothoogte mag niet meer
bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en
bouwhoogte’;
d
De bouwhoogte mag niet meer
bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en
bouwhoogte’;
e
De afstand tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan
3.2.2 Bijgebouwen
Voor het bouwen van bijgebouwen
gelden de volgende bepalingen:
a Bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
b
Vrijstaande bijgebouwen dienen op
een afstand van ten minste
c
De gezamenlijke oppervlakte mag
niet meer bedragen dan
d
De goothoogte mag niet meer
bedragen dan
e
De bouwhoogte mag niet meer
bedragen dan
f
De afstand van vrijstaande
bijgebouwen tot de woning mag niet meer bedragen dan
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen
zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a
De bouwhoogte van erf- en
terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan
b
De hoogte van overige bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan
3.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in:
a
lid
3.2.3 onder a voor het bouwen van
terreinafscheidingen met een hoogte van
b
lid
3.2.3 onder b voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een hogere bouwhoogte
tot
3.4 Specifieke gebruiksregels
Binnen de
bestemming ‘Wonen’ is de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen toegestaan
als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij moet worden voldaan
aan de volgende voorwaarden:
a De
omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke
oppervlakte van de bebouwing van de woning en/of bijgebouwen tot een maximum
van
b Het
gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het
verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken,
parkeren dient plaats te vinden op eigen terrein.
c De
activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving.
d Detailhandel
is niet toegestaan.
e De
activiteit moet uitgeoefend worden door de bewoner.
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor
‘Waarde – Archeologie -
4.2 Bouwregels
4.2.1 Bouwvergunning
Voor het bouwen
overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende
bestemmingen dient de aanvrager van een reguliere bouwvergunning, voor
bouwwerken met een oppervlakte groter dan
4.2.2 Voorwaarden
Indien
uit het in lid 4.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van
de gronden door het verlenen van de bouwvergunning zullen of kunnen worden
verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende
voorwaarden verbinden aan de bouwvergunning:
a
de
verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor
archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
b
de
verplichting tot het doen van opgravingen;
c
de
verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten
begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg
die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen
kwalificaties.
Genoemde voorwaarden worden niet gesteld indien al is voldaan aan deze voorwaarden.
4.3 Aanlegvergunning
4.3.1 Werken
en werkzaamheden
Het is
binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke
vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken en werkzaamheden
uit te voeren of te laten uitvoeren:
a het ophogen van de bodem, zulks
indien de oppervlakte
b
het
aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of
parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen,
zulks indien de oppervlakte
c het aanleggen, verbreden en dempen
van sloten, vijvers en andere wateren, zulks indien de oppervlakte
d het verlagen of het verhogen van het
waterpeil;
e het aanbrengen van ondergrondse
transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee
verband houdende constructies, zulks indien de oppervlakte
f
het
bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan
niet als bos zijn bestemd, zulks indien de oppervlakte
g het rooien van bos of boomgaard,
waarbij de stobben worden verwijderd, zulks indien de oppervlakte
h het aanleggen van bos of boomgaard,
zulks indien de oppervlakte
i
het
scheuren van grasland, zulks indien de oppervlakte
j
het
uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan
4.3.2 Uitzonderingen
Het in
lid 4.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden
welke:
a het normale onderhoud betreffen
overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van
ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale onderhoud
en/of gebruik overeenkomstig de bestemming;
b reeds in uitvoering zijn, dan wel
krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het
tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
4.3.3 Toelaatbaarheid
a De aanlegvergunning wordt verleend,
indien is gebleken dat de in lid 4.3.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel
de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen
leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal.
b Voor zover de in lid 4.3.1 genoemde
werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze
werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch
materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning de
volgende voorwaarden worden verbonden:
1 de verplichting tot het treffen van
technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen
worden behouden;
2 de verplichting tot het doen van
opgravingen, of
3 de
verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een
deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan
door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
Genoemde voorwaarden worden niet gesteld indien al is voldaan aan deze voorwaarden.
c De vergunning wordt niet verleend
dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde
van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel
van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
4.4
Sloopvergunning
a Het is binnen deze bestemming
verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van de
burgemeester en wethouders (sloopvergunning) de aanwezige bouwwerken te slopen
indien de oppervlakte groter is dan
b De vergunning kan niet worden
verleend indien blijkt dat de sloop een onevenredige aantasting van de
archeologische waarden van de gronden tot gevolg heeft.
c De vergunning kan wel worden
verleend indien aan de sloopvergunning in ieder geval de voorwaarde worden
gesteld dat de sloop wordt begeleid door een gekwalificeerd deskundige.
d Indien tijdens de begeleiding van de
sloopwerken vondsten van zeer hoge waarden worden aangetroffen, wordt hiervan
terstond melding gemaakt bij burgemeester en wethouders die in het belang van
de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen verbinden aan
de sloopvergunning.
4.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet
ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door:
a
de
bestemming ‘Waarde- Archeologie -
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Ondergronds bouwen
a Op plaatsen waar hoofd- en
bijgebouwen zijn of gelijktijdig worden gebouwd mag eveneens ondergronds
gebouwd worden, direct aansluitend mogen in- dan wel uitritten ten behoeve van
de ondergrondse bouwwerken worden gebouwd.
b De verticale diepte mag bij
ondergronds bouwen niet meer bedragen dan
Strijdig gebruik
Onder verboden gebruik, als bedoeld in
artikel 7.10 Wro, wordt in elk geval verstaan het gebruik van gronden en
bebouwing:
a
voor
de zelfstandige bewoning van bijgebouwen;
b
seksinrichtingen;
c
detailhandel.
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen:
a van de regels en toestaan dat het bouwvlak in geringe mate wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
b van de regels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, met dien verstande dat:
1
de inhoud per gebouwtje niet meer
dan
2
de bouwhoogte niet meer dan
c van de regels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van een overschrijding van deze maximaal toegestane bouwhoogte voor plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, met dien verstande dat:
1 de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer mag bedragen dan 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak;
2 de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1,25 maal de maximaal toegestane bouwhoogte van het betreffende gebouw.
d ten behoeve van het gebruik van een
vrijstaand bijgebouw als afhankelijke woonruimte, mits:
1 het een bijgebouw betreft behorende bij een woning binnen een bestemming waarbinnen een permanente (bedrijfs)woning is toegestaan;
2 een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg, hetgeen blijkt uit een schriftelijke verklaring van in ieder geval de behandelende huisarts;
3 er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
4
de afhankelijke woonruimte binnen
de vigerende regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast met een maximale
oppervlakte van
5 burgemeester en wethouders verlenen de ontheffing zowel op naam van de mantelzorgverlener als de mantelzorgontvanger onder de voorwaarden dat binnen één maand na beëindiging van het gebruik van het vrijstaand bijgebouw als afhankelijke woonruimte ten behoeve van mantelzorg hiervan schriftelijk melding wordt gemaakt bij burgemeester en wethouders en het vrijstaand bijgebouw binnen drie maanden na beëindiging van het gebruik als afhankelijke woonruimte ten behoeve van mantelzorg ongedaan wordt gemaakt voor bewoning.
9.1
Ontheffing Wro
Bij het verlenen van een ontheffing dient bij de voorbereiding van het
betreffende besluit de volgende procedure te worden gevolgd:
a
De
aanvraag om ontheffing met bijbehorende stukken ligt gedurende twee weken ter
inzage.
b
Burgemeester
en wethouders maken de terinzagelegging tevoren in een of meer in de gemeente
verspreid wordende dag- en/of nieuwsbladen bekend.
c
De
bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden om gedurende
de termijn van terinzagelegging schriftelijk zienswijzen omtrent de aanvraag in
te dienen bij burgemeester en wethouders.
d
Burgemeester
en wethouders nemen zo spoedig mogelijk een beslissing. De beslissing is, als
tegen de aanvraag zienswijzen zijn ingediend, gemotiveerd.
9.2
Wijziging Wro
Met betrekking tot voorbereiding van de wijziging van het plan ingevolge
artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening door burgemeester en wethouders, is Afdeling
3.4 (Uniforme openbare voorbereidingsprocedure) van de Algemene wet
bestuursrecht van toepassing.
10.1 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
a de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
b de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
c de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
d het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
e de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden, en
f de ruimte tussen bouwwerken.
10.2 Overige wettelijke regelingen
Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de ter-inzage-legging van het ontwerp van het bestemmingsplan.
10.3 Voorrangsregeling bestemmingen
Indien op gronden een enkelvoudige bestemming samenvalt met een dubbele bestemming, geldt primair het bepaalde met betrekking tot de dubbele bestemming.
11.1
Overgangsrecht bouwwerken
a Een
bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan
aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een
bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en
omvang niet wordt vergroot,
1 gedeeltelijk
worden vernieuwd of veranderd;
2 na het
teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of
veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar
na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
b Burgemeester
en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde onder a voor
het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal
10%.
c Het
bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op
het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan,
daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik
a
Het
gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van
inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden
voortgezet.
b
Het
is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te
veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik,
tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
c
Indien
het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan
voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit
gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
d
Het
bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was
met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de
overgangsregels van dat plan.
Deze regels
worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Stakenburgstraat 24,
Breugel.
Rosmalen, december 2009 Vastgesteld: 28
januari 2010