De voor ‘Bos’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a bos en bebossing;
b groenvoorzieningen;
c paden en wegen;
d parkeervoorzieningen;
e water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen
mag niet meer bedragen dan
b Schuilgelegenheden mogen uitsluitend worden uitgevoerd als overkapping.
c Het aantal schuilgelegenheden mag niet meer bedragen dan 3.
d
De oppervlakte van een schuilgelegenheid mag
niet meer bedragen dan
e
De bouwhoogte van een schuilgelegenheid mag niet
meer bedragen dan
f
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
a het aanleggen of verharden van wegen, paden of banen en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
b het ontginnen, bodemverlagen of afgraven, ophogen, egaliseren van gronden;
c het vellen en rooien van houtgewas.
Het in lid 7.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a het normale onderhoud betreffen dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
b reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan.
De in lid 7.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het behoud, het herstel en de ontwikkeling van het bos en de bosgroeiplaats.