Inhoud
Artikel 15 Waarde – Archeologie 1
Artikel 16 Waarde – Archeologie 2
Artikel 17 Waarde – Archeologie 3
Artikel 18 Waarde – Archeologie 4
Artikel 19 Anti-dubbeltelregel
Artikel 20 Algemene bouwregels
Artikel 21 Algemene gebruiksregels
Artikel 22 Algemene aanduidingsregels
Artikel 23 Algemene ontheffingsregels
Artikel 24 Algemene procedureregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Bijlage: Staat van bedrijfsactiviteiten
het bestemmingsplan Son Zuid van de gemeente Son en Breugel.
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0848.BP100SONZUID-OH01 met de bijbehorende regels en bijlagen.
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
bebouwing welke wordt gekenmerkt door een rij van minimaal drie aan elkaar gebouwde hoofdgebouwen.
het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, gericht op consumentenverzorging, geheel of overwegend door middel van handwerk, waarvan de omvang dusdanig is dat de activiteit in een woning en/of daarbij behorende andere gebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend.
het uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerp-technisch of hiermee gelijk te stellen gebied, met dien verstande dat woonfunctie hoofdfunctie blijft. Hieronder worden kapsalons niet begrepen.
een bijgebouw, dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning, waarbij dit bijgebouw hoort, en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.
bebouwing en gebruik, zoals aanwezig op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip aangevraagde vergunning.
de grens van een bestemmingsvlak.
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
een gebouw of onderdeel van en gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw dat zich daarvan door zijn kleinere constructie of geringere afmetingen visueel onderscheidt. Hieronder worden ook carports en overkappingen begrepen.
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
de grens van een bouwvlak.
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
de grens van een bouwperceel.
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die, die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, alsmede anders dan voor verbruik ter plaatse. Hieronder wordt tevens verstaan het verrichten van handelingen ten behoeve van de verkoop van goederen via internet, waarbij de levering elders plaatsvindt.
doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
a horeca categorie 1:
een bedrijf dat is gericht op het verstrekken van nachtverblijf en/of van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken;
b horeca categorie 2:
1 elke voor het publiek, al dan niet tegen betaling toegankelijke lokaliteit, die geheel of nagenoeg geheel is ingericht of wordt gebruikt voor het dansen, zoals discotheken en dancings, waarin al dan niet dranken voor gebruik ter plaatse worden verstrekt;
2 inrichtingen waarin een kans- of behendigheidsspel wordt uitgeoefend;
3 seksinrichtingen.
functie waarvoor het hele bouwperceel als zodanig mag worden gebruikt.
een gebouw dat gelet op de constructie, vorm of grootte als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt
een ruimte/gebouw welke door aard en indeling kennelijk is bestemd om uitsluitend of in hoofdzaak dienstig te zijn tot het verrichten van administratieve, ontwerptechnische, adviserende of daaraan gelijksoortige arbeid.
educatieve, (para)medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, religieuze, onderwijsvoorzieningen, kinderopvang, sportvoorzieningen, recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsmede ondergeschikte detailhandel en horeca in combinatie met en ten dienste van deze voorzieningen.
het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.
functie die ondergeschikt is aan de hoofdfunctie.
maaiveld +
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
een stuk grond aangewezen voor het bouwen van één woonwagen alsmede bijbehorende voorzieningen.
het door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa's bepaalde beeld inclusief de ter plaatse door de infrastructuur, de begroeiing en andere door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormde ruimte(n).
bebouwing in halfvrijstaande en/of geschakelde hoofdgebouwen, waarvan het hoofdgebouw aan maximaal één zijde grenst aan een ander hoofdgebouw en daardoor aan één zijde in de perceelsgrens is gebouwd.
de grens van het bouwvlak die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd.
bebouwing waarvan het hoofdgebouw vrij staat van/niet aangebouwd is aan andere hoofdgebouwen.
een constructie geen gebouw of bouwwerk zijnde.
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.
een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats.
de strook grond begrensd door een zijdelingse perceelsgrens en de zijgevel van het hoofdgebouw, dan wel het verlengde daarvan.
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk.
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen.
het door bouwwerken bebouwde oppervlak, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat gelegen is binnen de bestemming of een in de planregels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
De voor ‘Bos’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a bos en bebossing;
b een hondensportterrein ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bos - hondensportterrein’;
c groenvoorzieningen;
d paden en wegen;
e parkeervoorzieningen;
f water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van een gebouw ten behoeve van het hondensportterrein, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
a Het gebouw mag uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
b
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan
De bouwhoogte van bouwen van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, mag niet meer bedragen dan
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
a het aanleggen of verharden van wegen, paden of banen en het aanbrengen van andere oppervlakte verhardingen;
b het ontginnen, bodemverlagen of afgraven, ophogen, egaliseren van gronden;
c het vellen en rooien van houtgewas.
Het in lid 3.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale onderhoud en/of gebruik overeenkomstig de bestemming;
b reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
De in lid 3.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het behoud, het herstel en de ontwikkeling van het bos en de bosgroeiplaats.
De voor ‘Detailhandel’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a detailhandelsdoeleinden;
b wonen ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
c tuinen, erven en verhardingen;
d groenvoorzieningen;
e paden en wegen;
f parkeervoorzieningen;
g water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a Gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
b De goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m), dakhelling (graden) en maximum bebouwingspercentage (%)'.
c De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m), dakhelling (graden) en maximum bebouwingspercentage (%)'.
d Het bebouwingspercentage van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m), dakhelling (graden) en maximum bebouwingspercentage (%)'.
e De dakhelling mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m), dakhelling (graden) en maximum bebouwingspercentage (%)'.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde vóór de voorgevelrooilijn mag niet meer bedragen dan
b
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde achter de voorgevelrooilijn mag niet meer bedragen dan
De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a groenvoorzieningen;
b bermen en beplantingen;
c speelvoorzieningen;
d water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
e voorzieningen voor langzaamverkeer;
f geluidwerende voorzieningen;
g straatmeubilair;
h nutsvoorzieningen.
Op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen worden gebouwd ten behoeve van nutsvoorzieningen.
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:
a
De oppervlakte per gebouw mag niet meer bedragen
dan
b
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan
De bouwhoogte van bouwen van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, mag niet meer bedragen dan
De voor ‘Horeca’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a horeca categorie 1, uitsluitend op de begane grond;
b congresfunctie en zaalverhuur op alle verdiepingen ter plaatse van de aanduiding ‘congrescentrum’;
c wonen, ter plaatse van de aanduiding ‘wonen’;
d tuinen, erven en verhardingen;
e groenvoorzieningen;
f paden en wegen;
g parkeervoorzieningen;
h water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a Gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
b De goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m), dakhelling (graden) en maximum bebouwingspercentage (%)'.
c De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m), dakhelling (graden) en maximum bebouwingspercentage (%)'.
d Het bebouwingspercentage van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m), dakhelling (graden) en maximum bebouwingspercentage (%)'.
e De dakhelling mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m), dakhelling (graden) en maximum bebouwingspercentage (%)'.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde vóór de voorgevelrooilijn mag niet meer bedragen dan
b
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde achter de voorgevelrooilijn mag niet meer bedragen dan
De voor ‘Kantoor’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a kantoren;
b wonen ter plaatse van de aanduiding ‘wonen’;
c tuinen, erven en verhardingen;
d groenvoorzieningen;
e paden en wegen;
f parkeervoorzieningen;
g water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a Gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
b De goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m), dakhelling (graden) en maximum bebouwingspercentage (%)'.
c De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m), dakhelling (graden) en maximum bebouwingspercentage (%)'.
d Het bebouwingspercentage van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m), dakhelling (graden) en maximum bebouwingspercentage (%)'.
e De dakhelling mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m), dakhelling (graden) en maximum bebouwingspercentage (%)'.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde vóór de voorgevelrooilijn mag niet meer bedragen dan
b
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde achter de voorgevelrooilijn mag niet meer bedragen dan
De voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a maatschappelijke voorzieningen;
b zorgvoorzieningen ter plaatse van de aanduiding ‘zorginstelling’;
c school in ieder geval ter plaatse van de aanduiding ‘school’;
d een luchtbrug tussen gebouwen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van maatschappelijk - luchtbrug’;
e tuinen, erven en verhardingen;
f groenvoorzieningen;
g paden en wegen;
h inritten ten behoeve van ondergronds parkeren;
i parkeervoorzieningen;
j water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a De totale oppervlakte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 50% van het bestemmingsvlak waarbij de gronden met de aanduidingen ‘zorginstelling’ en ‘onderwijs’ niet worden meegeteld.
b In afwijking van het bepaalde onder a mag, ter plaatse van de aanduidingen ‘zorginstelling’ en ‘onderwijs’, uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd, waarbij het bouwvlak volledig mag worden bebouwd.
c
De afstand van een gebouw tot de
bestemmingsgrenzen mag niet minder bedragen dan
d De goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding '‘maximale goot-, bouwhoogte (m) en dakhelling (graden)' is aangegeven.
e De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding '‘maximale goot-, bouwhoogte (m) en dakhelling (graden)' is aangegeven.
f De dakhelling mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding '‘maximale goot-, bouwhoogte (m) en dakhelling (graden)' is aangegeven.
g Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van maatschappelijk - luchtbrug’ mag een verbinding tussen de aangrenzende bebouwing worden gebouwd.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:
a
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde mag niet meer bedragen dan
De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a tuinen, erven en verhardingen;
b erkers, balkons of luifels en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen voor zover deze zijn verbonden met het hoofdgebouw in de aangrenzende bestemming;
c inritten ten behoeve van parkeren;
d onoverdekte zwembaden;
e bijgebouwen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’;
f instandhouding en herstel van de waardevolle beplanting ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van tuin – waardevolle beplanting’;
g water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen worden gebouwd:
a Ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' moet worden voldaan aan de volgende bepalingen:
1 Bijgebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’ worden gebouwd.
2 De oppervlakte mag niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte.
3 De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het bijbehorende hoofdgebouw.
b Voor het overige mogen uitsluitend erkers, balkons of luifels en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen worden gebouwd voor zover deze zijn verbonden met het hoofdgebouw in de aangrenzende bestemming, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
1 De diepte mag niet meer
bedragen dan
2 De afstand tot de
bestemmingsgrens van de bestemming ‘Verkeer’ mag niet minder bedragen dan
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde vóór de voorgevelrooilijn mag niet meer bedragen dan 1m.
b
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde achter de voorgevelrooilijn mag niet meer bedragen dan
c Voor de bouw van onoverdekte zwembaden geldt dat:
1 de afstand tot de
perceelsgrenzen niet minder mag bedragen dan
2 de maximale totale oppervlakte
van het zwembad niet meer mag bedragen dan
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van
het bepaalde in 9.2.1 voor het oprichten van een dubbele carport op een afstand
van niet minder dan
a De dubbelde carport dient vanuit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar te zijn.
b De woningen zijn door middel van de garages geschakeld.
c De bouwhoogte van de dubbele carport moet aansluiten bij de hoogte van de garage. Indien de garage is uitgevoerd met een kap moet de bouwhoogte van de dubbele carport aansluiten bij de goothoogte van de garage.
d
De dubbele carport wordt uitgevoerd met een plat
dak en één boeiboord, met dien verstande dat de hoogte van het boeiboord niet
meer bedraagt dan
e Het dak van de overkapping moet worden voorzien van een daklicht dat minimaal 10% van het dakvlak bedraagt.
f De dubbele carport mag uitsluitend met één kolom worden uitgevoerd.
g
De breedte van de dubbele carport mag niet meer
bedragen dan
De voor ‘Tuin – Boswonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a tuinen, erven en verhardingen;
b erkers, balkons of luifels en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen voor zover deze zijn verbonden met het hoofdgebouw in de aangrenzende bestemming;
c inritten ten behoeve van parkeren;
d water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
e behoud, herstel en instandhouding van (het beeldbepalende karakter van) het bos en de bebossing.
Op of in deze gronden mogen uitsluitend erkers, balkons of luifels en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen voor zover deze zijn verbonden met het hoofdgebouw in de aangrenzende bestemming, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a
De diepte mag niet meer bedragen dan
b
De afstand tot de bestemmingsgrens van de
bestemming ‘Verkeer’ mag niet minder bedragen dan
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a
De bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer
bedragen dan
b
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
a het aanleggen of verharden van wegen, paden of banen en het aanbrengen van andere oppervlakte verhardingen voor zover de oppervlakte van de verharding meer bedraagt dan 20% van de oppervlakte van het bouwperceel;
b het ontginnen, bodemverlagen of afgraven, ophogen, egaliseren van gronden;
c het vellen en rooien van houtgewas.
Het in lid 10.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale onderhoud en/of gebruik overeenkomstig de bestemming;
b reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
De in lid 10.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het behoud, het herstel en de ontwikkeling van het bos en de bebossing en het beeldbepalende karakter van de beplanting binnen de omgeving.
De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a voorzieningen voor verkeer en verblijf, zoals wegen, (on- en halfverharde) paden en parkeervoorzieningen;
b geluidwerende voorzieningen;
c groenvoorzieningen;
d straatmeubilair;
e water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
f nutsvoorzieningen.
Op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen worden gebouwd ten behoeve van nutsvoorzieningen en verkeerskundige doeleinden.
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en verkeerskundige doeleinden gelden de volgende bepalingen:
a
De oppervlakte per gebouw mag niet meer bedragen
dan
b
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a
De bouwhoogte van palen, masten en portalen voor
geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan
b
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan
De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a water en waterhuishoudkundige voorzieningen zoals duikers;
b waterwegen;
c groenvoorzieningen;
d voorzieningen voor verkeer en verblijf zoals verhardingen, bruggen, wegen en paden.
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:
a
De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde
mag niet meer bedragen dan
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a wonen;
b bestaande bedrijfsactiviteiten ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf’;
c bestaande horeca ter plaatse van de aanduiding ‘horeca’;
d wonen in woonwagens ter plaatse van de aanduiding ‘woonwagenstandplaats’;
e tuinen, erven en verhardingen;
f aan-huis-verbonden beroepen;
g aan-huis-verbonden bedrijven;
h onoverdekte zwembaden;
i groenvoorzieningen;
j paden en wegen;
k (ondergrondse) parkeervoorzieningen;
l water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
a Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
b De volgende bebouwingstypologie is van toepassing:
1 Ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' mogen uitsluitend vrijstaande hoofdgebouwen worden gebouwd.
2 Ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' mogen uitsluitend halfvrijstaande en/of geschakelde hoofdgebouwen worden gebouwd.
3 Ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' mogen uitsluitend aaneengebouwde hoofdgebouwen worden gebouwd.
4 Ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' mogen uitsluitend gestapelde hoofdgebouwen worden gebouwd.
c
De voorgevel moet worden gesitueerd in de
voorgevelrooilijn dan wel op een afstand van niet meer dan
d De goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding '‘maximale goot-, bouwhoogte (m) en dakhelling (graden)'.
e De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding '‘maximale goot-, bouwhoogte (m) en dakhelling (graden)'.
f De dakhelling mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding '‘maximale goot-, bouwhoogte (m) en dakhelling (graden)', met dien verstande dat daken niet geheel of deels plat worden uitgevoerd, met uitzondering van daar waar de dakhelling 0 graden mag zijn.
g In afwijking van het bepaald onder c mogen erkers, balkons en luifels en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen worden gebouwd voor de voorgevellijn, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
1 De diepte mag niet meer
bedragen dan
2 De afstand tot de
bestemmingsgrens van de bestemming ‘Verkeer’ mag niet minder bedragen dan
h Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – dakopbouw’ kan, in afwijking van het bepaalde onder d, een dakopbouw worden gebouwd, waarbij voldaan moet worden aan de volgende voorwaarden:
1 De dakopbouw uitsluitend aan de achterzijde van de woning mag worden geplaatst.
2 Indien de dakopbouw wordt gerealiseerd op een tussenwoning dient de dakopbouw de gehele breedte van de woning, voor zover gelegen tussen de schoorstenen, te bedragen.
3 Indien de dakopbouw wordt
gerealiseerd op een eindwoning dient de dakopbouw te worden gebouwd op een
afstand van minimaal
4 De afstand tussen de
goothoogte van het oorspronkelijke dak en de voet van de dakopbouw is loodrecht
gemeten minimaal
Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:
a Bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.
b
Bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste
c
De oppervlakte van bijgebouwen, voor zover
gelegen buiten het bouwvlak, mag niet meer bedragen dan 50% van de oppervlakte
van het bouwperceel buiten het bouwvlak, met dien verstande dat de oppervlakte
niet meer mag bedragen dan
d
Bij vrijstaande hoofdgebouwen dient één der
zijstroken vrij van bijgebouwen te blijven tot de lijn evenwijdig aan en op een
afstand van
e
Per bouwperceel dient buiten het bouwvlak een
ruimte van
f
De goot- en bouwhoogte van bijgebouwen mag niet
meer bedragen dan
Voor het bouwen van woonwagens gelden de volgende bepalingen:
a Woonwagens zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘woonwagenstandplaats’.
b Het aantal standplaatsen mag niet meer bedragen dan 10.
c Per standplaats mag slechts één woonwagen worden gebouwd.
d
De inhoud van een woonwagen mag niet meer
bedragen dan
e
De goothoogte van een woonwagen mag niet meer
bedragen dan
f
De bouwhoogte van een woonwagen mag niet meer
bedragen dan
g
Op iedere woonwagenstandplaats mogen gebouwen
ten behoeve van sanitaire doeleinden en bergingsdoeleinden worden gebouwd, met
dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte hiervan per woonwagenstandplaats
niet meer mag bedragen dan
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde vóór de voorgevelrooilijn mag niet meer bedragen dan
b
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde achter de voorgevelrooilijn mag niet meer bedragen dan
c Voor de bouw van onoverdekte zwembaden geldt dat:
1 de afstand tot de perceelsgrenzen niet
minder mag bedragen dan
2 de maximale totale oppervlakte van het
zwembad niet meer mag bedragen dan
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 13.2.2 onder f voor het overschrijden van de bouwhoogte van bijgebouwen tot 5,5 m, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a De bouwhoogte dient vanuit de perceelgrens gelijkmatig op te lopen.
b De overschrijding vanuit stedenbouwkundig oogpunt dient aanvaardbaar te zijn.
c De dakhelling mag niet minder bedragen dan 30° en niet meer dan 55°.
Binnen de bestemming ‘Wonen’ is de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
a
De omvang van de activiteit mag niet meer
bedragen dan
b Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
c De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving.
d Aan-huis-verbonden bedrijven zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van bedrijven die zijn genoemd in de bijlage bij deze regels alsmede die bedrijven die naar aard en invloed op de omgeving hiermee gelijkgesteld kunnen worden.
e Detailhandel is niet toegestaan.
f De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt in elk geval verstaan het gebruik van gronden en bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘woonwagenstandplaats’:
a als kampeerterrein of dagcamping;
b als opslag-, stort- of bergplaats van al dan niet afgedankte voorwerpen of producten;
c voor de uitoefening van enige tak van handel, detailhandel en/of bedrijf;
d voor recreatieve doeleinden.
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van
het bepaalde in lid 13.4.1 sub a voor het toestaan van een maximale
gezamenlijke vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-verbonden beroepen en
bedrijven van
a Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
b De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving.
c Aan-huis-verbonden bedrijven zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van bedrijven die zijn genoemd in de bijlage bij deze regels alsmede die bedrijven die naar aard en invloed op de omgeving hiermee gelijkgesteld kunnen worden.
d Detailhandel is niet toegestaan.
e De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door de aanduiding ‘woonwagenstandplaats’ te verwijderen ten behoeve van de bestemming ‘Wonen’, met dien verstande dat:
a uitsluitend gebouwd mag worden ten behoeve van vrijstaande, halfvrijstaand, geschakelde of aaneengebouwde woningen;
b
de goothoogte niet meer mag bedragen dan
c
de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan
d voor het bouwen van onderdelen van woningen en het bouwen van bijgebouwen zijn de bepalingen van deze bestemming van overeenkomstige toepassing.
De voor ‘Wonen - Boswonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a wonen;
b tuinen, erven en verhardingen;
c aan-huis-verbonden beroepen;
d aan-huis-verbonden bedrijven;
e onoverdekte zwembaden;
f groenvoorzieningen;
g paden en wegen;
h parkeervoorzieningen;
i water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
j behoud, herstel en instandhouding van (het beeldbepalende karakter van)het bos en de bebossing.
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
a Binnen de bestemming zijn uitsluitend vrijstaande woningen toegestaan.
b Per bouwperceel is niet meer dan één woning toegestaan.
c
De afstand van hoofdgebouwen tot de
perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan
d De inhoud van een woning mag niet meer bedragen dan:
1
2
3
e
De goothoogte mag niet meer bedragen dan
f De dakhelling mag niet meer bedragen dan 55°.
Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:
a
Bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste
b
De afstand van bijgebouwen tot de
perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan
c
De oppervlakte van bijgebouwen mag niet meer
bedragen dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel, met dien verstande dat
de oppervlakte niet meer mag bedragen dan
d
Bij vrijstaande hoofdgebouwen dient één der
zijstroken vrij van bijgebouwen te blijven tot de lijn evenwijdig aan en op een
afstand van
e
De goot- en bouwhoogte van bijgebouwen mag niet
meer bedragen dan
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde vóór de voorgevelrooilijn mag niet meer bedragen dan
b
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde achter de voorgevelrooilijn mag niet meer bedragen dan
c Voor de bouw van onoverdekte zwembaden geldt dat:
1 de afstand tot de
perceelsgrenzen niet minder mag bedragen dan
2 de maximale totale oppervlakte
van het zwembad niet meer mag bedragen dan
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van
het bepaalde in 14.2.2 onder e voor het overschrijden van de bouwhoogte van
bijgebouwen tot
a De bouwhoogte dient vanuit de perceelgrens gelijkmatig op te lopen.
b De overschrijding vanuit stedenbouwkundig oogpunt dient aanvaardbaar te zijn.
c De dakhelling mag niet minder bedragen dan 30° en niet meer dan 55°.
Binnen de bestemming ‘Wonen – Boswonen’ is de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
a
De omvang van de activiteit mag niet meer
bedragen dan
b Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
c De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving.
d Aan-huis-verbonden bedrijven zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van bedrijven die zijn genoemd in de bijlage bij deze regels alsmede die bedrijven die naar aard en invloed op de omgeving hiermee gelijkgesteld kunnen worden.
e Detailhandel is niet toegestaan.
f De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van
het bepaalde in lid 14.4 sub a voor het toestaan van een maximale gezamenlijke
vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven van
a Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
b De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving.
c Aan-huis-verbonden bedrijven zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van bedrijven die zijn genoemd in de bijlage bij deze regels alsmede die bedrijven die naar aard en invloed op de omgeving hiermee gelijkgesteld kunnen worden.
d Detailhandel is niet toegestaan.
e De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
a het aanleggen of verharden van wegen, paden of banen en het aanbrengen van andere oppervlakte verhardingen voor zover de oppervlakte van de verharding meer bedraagt dan 20% van de oppervlakte van het bouwperceel;
b het ontginnen, bodemverlagen of afgraven, ophogen, egaliseren van gronden;
c het vellen en rooien van houtgewas.
Het in lid 14.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale onderhoud en/of gebruik overeenkomstig de bestemming;
b reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
De in lid 14.6.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het behoud, het herstel en de ontwikkeling van het bos en de bebossing en het beeldbepalende karakter van de beplanting binnen de omgeving.
De voor ‘Waarde – Archeologie
Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op
deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een reguliere
bouwvergunning, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan
Indien uit het in lid 15.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de bouwvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de bouwvergunning:
a de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
b de verplichting tot het doen van opgravingen;
c de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
Genoemde voorwaarden worden niet gesteld indien al is voldaan aan deze voorwaarden.
Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
a
het ophogen van de bodem, zulks indien de
oppervlakte
b
het aanleggen, verbreden en/of verharden van
wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere
oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte
c
het aanleggen, verbreden en dempen van sloten,
vijvers en andere wateren, zulks indien de oppervlakte
d het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
e
het aanbrengen van ondergrondse transport-,
energie- en/of telecommunicatieleidingen of andere leidingen en de daarmee
verband houdende constructies, zulks indien de oppervlakte
f
het bebossen van gronden die op het tijdstip van
het van kracht worden van dit plan niet als bos zijn bestemd, zulks indien de
oppervlakte
g
het rooien van bos of boomgaard, waarbij de
stobben worden verwijderd, zulks indien de oppervlakte
h
het aanleggen van bos of boomgaard, zulks indien
de oppervlakte
i
het scheuren van grasland, zulks indien de
oppervlakte
j
het uitvoeren van grondbewerkingen op een
grotere diepte dan
Het in lid 15.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale onderhoud en/of gebruik overeenkomstig de bestemming;
b reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
a De aanlegvergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de in lid 15.3.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal.
b Voor zover de in lid 15.3.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende voorwaarden worden verbonden:
1 de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
2 de verplichting tot het doen van opgravingen, of
3 de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
Genoemde voorwaarden worden niet gesteld indien al is voldaan aan deze voorwaarden.
c De vergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
a
Het is binnen deze bestemming verboden zonder of
in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders
(sloopvergunning) de aanwezige bouwwerken te slopen indien de oppervlakte
groter is dan
b De vergunning kan niet worden verleend indien blijkt dat de sloop een onevenredige aantasting van de archeologische waarden van de gronden tot gevolg heeft.
c De vergunning kan wel worden verleend indien aan de sloopvergunning in ieder geval de voorwaarde worden gesteld dat de sloop wordt begeleid door een gekwalificeerd deskundige.
d Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarden worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij burgemeester en wethouders die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen verbinden aan de sloopvergunning.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door:
a
de bestemming ‘Waarde - Archeologie
De voor ‘Waarde – Archeologie
Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op
deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een reguliere
bouwvergunning, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan
Indien uit het in lid 16.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de bouwvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de bouwvergunning:
a de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
b de verplichting tot het doen van opgravingen;
c de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
Genoemde voorwaarden worden niet gesteld indien al is voldaan aan deze voorwaarden.
Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
a
het ophogen van de bodem, zulks indien de
oppervlakte
b
het aanleggen, verbreden en/of verharden van
wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere
oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte
c
het aanleggen, verbreden en dempen van sloten,
vijvers en andere wateren, zulks indien de oppervlakte
d het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
e
het aanbrengen van ondergrondse transport-,
energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende
constructies, zulks indien de oppervlakte
f
het bebossen van gronden die op het tijdstip van
het van kracht worden van dit plan niet als bos zijn bestemd, zulks indien de
oppervlakte
g
het rooien van bos of boomgaard, waarbij de
stobben worden verwijderd, zulks indien de oppervlakte
h
het aanleggen van bos of boomgaard, zulks indien
de oppervlakte
i
het scheuren van grasland, zulks indien de
oppervlakte
j
het uitvoeren van grondbewerkingen op een
grotere diepte dan
Het in lid 16.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale onderhoud en/of gebruik overeenkomstig de bestemming;
b reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
a De aanlegvergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de in lid 16.3.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal.
b Voor zover de in lid 16.3.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende voorwaarden worden verbonden:
1 de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
2 de verplichting tot het doen van opgravingen, of
3 de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
Genoemde voorwaarden worden niet gesteld indien al is voldaan aan deze voorwaarden.
c De vergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
a
Het is binnen deze bestemming verboden zonder of
in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders
(sloopvergunning) de aanwezige bouwwerken te slopen indien de oppervlakte
groter is dan
b De vergunning kan niet worden verleend indien blijkt dat de sloop een onevenredige aantasting van de archeologische waarden van de gronden tot gevolg heeft.
c De vergunning kan wel worden verleend indien aan de sloopvergunning in ieder geval de voorwaarde worden gesteld dat de sloop wordt begeleid door een gekwalificeerd deskundige.
d Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarden worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij burgemeester en wethouders die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen verbinden aan de sloopvergunning.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door:
a
de bestemming ‘Waarde - Archeologie
De voor ‘Waarde – Archeologie
Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op
deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een reguliere
bouwvergunning, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan
Indien uit het in lid 17.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de bouwvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de bouwvergunning:
a de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
b de verplichting tot het doen van opgravingen;
c de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
Genoemde voorwaarden worden niet gesteld indien al is voldaan aan deze voorwaarden.
Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
a
het ophogen van de bodem, zulks indien de
oppervlakte
b
het aanleggen, verbreden en/of verharden van
wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere
oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte
c
het aanleggen, verbreden en dempen van sloten,
vijvers en andere wateren, zulks indien de oppervlakte
d het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
e
het aanbrengen van ondergrondse transport-,
energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende
constructies, zulks indien de oppervlakte
f
het bebossen van gronden die op het tijdstip van
het van kracht worden van dit plan niet als bos zijn bestemd, zulks indien de
oppervlakte
g
het rooien van bos of boomgaard, waarbij de
stobben worden verwijderd, zulks indien de oppervlakte
h
het aanleggen van bos of boomgaard, zulks indien
de oppervlakte
i
het scheuren van grasland, zulks indien de
oppervlakte
j
het uitvoeren van grondbewerkingen op een
grotere diepte dan
Het in lid 17.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale onderhoud en/of gebruik overeenkomstig de bestemming;
b reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
a De aanlegvergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de in lid 17.3.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal.
b Voor zover de in lid 17.3.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende voorwaarden worden verbonden:
1 de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
2 de verplichting tot het doen van opgravingen, of
3 de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
Genoemde voorwaarden worden niet gesteld indien al is voldaan aan deze voorwaarden.
c De vergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
a
Het is binnen deze bestemming verboden zonder of
in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders
(sloopvergunning) de aanwezige bouwwerken te slopen indien de oppervlakte
groter is dan
b De vergunning kan niet worden verleend indien blijkt dat de sloop een onevenredige aantasting van de archeologische waarden van de gronden tot gevolg heeft.
c De vergunning kan wel worden verleend indien aan de sloopvergunning in ieder geval de voorwaarde worden gesteld dat de sloop wordt begeleid door een gekwalificeerd deskundige.
d Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarden worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij burgemeester en wethouders die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen verbinden aan de sloopvergunning.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door:
a
de bestemming ‘Waarde - Archeologie
De voor ‘Waarde – Archeologie
Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op
deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een reguliere
bouwvergunning, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan
Indien uit het in lid 18.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de bouwvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de bouwvergunning:
a de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
b de verplichting tot het doen van opgravingen;
c de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de
d bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
Genoemde voorwaarden worden niet gesteld indien al is voldaan aan deze voorwaarden.
Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
a
het ophogen van de bodem, zulks indien de
oppervlakte
b
het aanleggen, verbreden en/of verharden van
wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere
oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte
c
het aanleggen, verbreden en dempen van sloten,
vijvers en andere wateren, zulks indien de oppervlakte
d het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
e
het aanbrengen van ondergrondse transport-,
energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende
constructies, zulks indien de oppervlakte
f
het bebossen van gronden die op het tijdstip van
het van kracht worden van dit plan niet als bos zijn bestemd, zulks indien de
oppervlakte
g
het rooien van bos of boomgaard, waarbij de
stobben worden verwijderd, zulks indien de oppervlakte
h
het aanleggen van bos of boomgaard, zulks indien
de oppervlakte
i
het scheuren van grasland, zulks indien de
oppervlakte
j
het uitvoeren van grondbewerkingen op een
grotere diepte dan
Het in lid 18.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale onderhoud en/of gebruik overeenkomstig de bestemming;
b reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
a De aanlegvergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de in lid 18.3.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal.
b Voor zover de in lid 18.3.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende voorwaarden worden verbonden:
1 de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
2 de verplichting tot het doen van opgravingen, of
3 de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
Genoemde voorwaarden worden niet gesteld indien al is voldaan aan deze voorwaarden.
c De vergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
a
Binnen deze bestemming verboden zonder of in
afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders
(sloopvergunning) de aanwezige bouwwerken te slopen indien de oppervlakte
groter is dan
b De vergunning kan niet worden verleend indien blijkt dat de sloop een onevenredige aantasting van de archeologische waarden van de gronden tot gevolg heeft.
c De vergunning kan wel worden verleend indien aan de sloopvergunning in ieder geval de voorwaarde worden gesteld dat de sloop wordt begeleid door een gekwalificeerd deskundige.
d Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarden worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij burgemeester en wethouders die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen verbinden aan de sloopvergunning.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door:
a
De bestemming ‘Waarde - Archeologie
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
In die gevallen, dat de goot- en/of bouwhoogte, de oppervlakte, de inhoud, een bebouwingspercentage en/of de afstand tot enige bouwperceels-, bestemmings- of bouwvlakgrens en andere maten, voor zover in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die bestaande maatvoering in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.
a Op plaatsen waar hoofd- en bijgebouwen zijn of gelijktijdig worden gebouwd mag eveneens ondergronds gebouwd worden, direct aansluitend mogen in- danwel uitritten ten behoeve van de ondergrondse bouwwerken worden gebouwd.
b Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken op andere locaties dan onder het hoofdgebouw of bijgebouw mits hierdoor de in het gebied aanwezige waarden niet onevenredig worden aangetast.
Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt in elk geval verstaan het gebruik van gronden en bebouwing:
a voor de zelfstandige bewoning van bijgebouwen;
b seksinrichtingen.
Een ondergeschikte functie mag een omvang hebben van niet meer dan 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw.
Op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘geluidszone – industrie’ mag, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen geluidsgevoelige bebouwing worden opgericht, tenzij een hogere waarde is vastgesteld.
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen:
a van deze regels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft;
b van deze regels en toestaan dat het bouwvlak in geringe mate wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
c van deze regels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, met dien verstande dat:
1
de inhoud per gebouwtje niet meer dan
2
de bouwhoogte niet meer dan
d van deze regels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:
1
ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen
zijnde, tot niet meer dan
2
ten behoeve van waarschuwings- en/of
communicatiemasten tot niet meer dan
3
ten behoeve van overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, tot niet meer dan
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen ten behoeve van het gebruik van een bijgebouw als afhankelijke woonruimte, mits:
a het een bijgebouw betreft behorende bij een woning binnen een bestemming waarbinnen een permanente (bedrijfs)woning is toegestaan;
b een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg, hetgeen blijkt uit een schriftelijke verklaring van in ieder geval de behandelende huisarts;
c er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
d
de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende
regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van
e burgemeester en wethouders verlenen de ontheffing zowel op naam van de mantelzorgverlener als de mantelzorgontvanger onder de voorwaarden dat binnen één maand na beëindiging van het gebruik van het vrijstaand bijgebouw als afhankelijke woonruimte ten behoeve van mantelzorg hiervan schriftelijk melding wordt gemaakt bij burgemeester en wethouders en het vrijstaand bijgebouw binnen drie maanden na beëindiging van het gebruik als afhankelijke woonruimte ten behoeve van mantelzorg ongedaan wordt gemaakt voor bewoning.
Bij het verlenen van een ontheffing dient bij de voorbereiding van het betreffende besluit de volgende procedure te worden gevolgd:
a De aanvraag om ontheffing met bijbehorende stukken ligt gedurende twee weken ter inzage.
b Burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging tevoren in een of meer in de gemeente verspreid wordende dag- en/of nieuwsbladen bekend.
c De bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden om gedurende de termijn van terinzagelegging schriftelijk zienswijzen omtrent de aanvraag in te dienen bij burgemeester en wethouders.
d Na afloop van de termijn van de terinzagelegging nemen burgemeester en wethouders zo spoedig mogelijk een gemotiveerde beslissing, met een reactie op de ingediende zienswijzen.
Voor het wijzigen van een plan dient bij de voorbereiding van het betreffende besluit de procedure van afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht te worden gevolgd.
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
a de richtlijnen voor het verlenen van ontheffing van de stedenbouwkundige bepalingen;
b de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
c de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
d het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
e de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden, en
f de ruimte tussen bouwwerken.
Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan.
a Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
1 gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
2 na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
b Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.
c Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
a Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
b Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
c Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
d Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan ‘Son Zuid’.
Rosmalen, 30 maart 2010 vastgesteld: 10 maart 2010
onherroepelijk: 10 juni 2010