a
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, op
grond van en met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke
ordening, ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone – wijzigingsgebied
1
op de
verbeelding uitsluitend de bebouwingstypen ‘vrijstaand’ en/of ‘twee-aaneen’
worden opgenomen;
2
de diepte van
het bouwvlak niet meer mag bedragen dan
3
de goothoogte
niet meer mag bedragen dan
4
de bouwhoogte
niet meer mag bedragen dan
5
de afstand
van het bouwvlak tot de voorste perceelsgrens niet minder mag bedragen dan
6
de afstand
van het bouwvlak tot de zijdelingse perceelsgrenzen met de percelen
Boerenkamplaan nummers 19 en 23 niet minder mag bedragen dan 5 m;
7
voor het
overige de bouw- en gebruiksregels van de bestemmingen ‘Wonen-
8
het plan
stedenbouwkundig/ruimtelijk inpasbaar is;
9
er geen
sprake is van milieuhygiënische belemmeringen;
10
er geen
bezwaren zijn uit oogpunt van archeologie, flora & fauna en
waterhuishouding;
11
het plan past
binnen het gemeentelijke woningbouwprogramma;
12
het plan geen
financiële risico’s en gevolgen heeft voor de gemeente, die redelijkerwijs niet
bij de gemeente horen te liggen. De bepalingen van Hoofdstuk 6 van de Wet
ruimtelijke ordening zijn hierop van toepassing.
a Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd om ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone
wijzigingsgebied
1 op de verbeelding de bebouwingstypen ‘vrijstaand’, ‘twee-aaneen’, ‘specifieke bouwaanduiding-patio’ en/of ‘aaneengebouwd’ worden opgenomen;
2 de diepte van bouwvlakken ter plaatse van de aanduiding:
a ‘vrijstaand’ en ‘specifieke
bouwaanduiding-patio’ niet meer mag bedragen
dan
b ‘twee-aaneen’
en ‘aaneengebouwd’ niet meer mag bedragen dan
3
de goothoogte niet meer mag bedragen dan
4
de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan
5
voor het overige de bouw- en gebruiksregels van
de bestemmingen ‘Groen’, ‘Tuin’, ‘Verkeer-Verblijfsgebied’ en ‘Wonen-
6 het plan stedenbouwkundig/ruimtelijk inpasbaar is;
7 er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen;
8 er geen bezwaren zijn uit oogpunt van archeologie, flora & fauna en waterhuishouding;
9 het plan past binnen het gemeentelijke woningbouwprogramma;
10 het plan geen financiële risico’s en gevolgen heeft voor de gemeente, die redelijkerwijs niet bij de gemeente horen te liggen. De bepalingen van Hoofdstuk 6 van de Wet ruimtelijke ordening zijn hierop van toepassing.