Op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘geluidzone - industrie’ zijn, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen toegelaten, tenzij een hogere waarde is vastgesteld.
Ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone – molenbiotoop’ zijn de gronden tevens bestemd voor de bescherming van de windvang van de aanwezige molen.
Voor het bouwen van gebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone - molenbiotoop’ gelden de volgende aanvullende bepalingen:
a De bouwhoogte van de bestaande hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan de bestaande bouwhoogte.
b De bouwhoogte van aanbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 28.2.1, ten behoeve van het toestaan van een grotere bouwhoogte van gebouwen, mits:
a de bouwhoogte niet meer bedraagt dan maximaal is toegestaan op grond van de regels in de betreffende bestemming;
b de windvang van de molen niet onevenredig wordt aangetast.
a Het is verboden op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone - molenbiotoop’ zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
1 het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur;
2 het ophogen van gronden;
3 het beplanten met bomen, heesters en andere opgaande begroeiing.
b Het onder a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
1 het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
2 reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
c De onder a genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien door de werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan te verwachten gevolgen, het huidige en/of het toekomstige functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering en/of de waarde van de molen als landschapsbepalend element, niet onevenredig in gevaar wordt of kan worden gebracht.