De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a groenvoorzieningen;
b bermen en beplantingen;
c speelvoorzieningen;
d water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
e voorzieningen voor langzaam verkeer;
f parkeervoorzieningen;
g nutsvoorzieningen;
h voorzieningen voor riolering en bijbehorende randvoorzieningen;
i inritten;
j ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument' tevens voor behoud en bescherming van een gemeentelijk monument.
De tot ‘Groen’ bestemde grond mag uitsluitend worden bebouwd met bouwwerken ten dienste van de inrichting van het onbebouwde gebied en nutsgebouwtjes, waarbij de volgende bepalingen gelden:
a De inhoud van gebouwen mag niet meer dan 50 m³ bedragen.
b De bouwhoogte van gebouwen mag niet meer dan 3 m bedragen.
c De bouwhoogte van speeltoestellen mag niet meer dan 5 m bedragen.
d De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
a Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering, de afmetingen, de vormgeving en de dakvorm van gebouwen en van bouwwerken, geen gebouw zijnde.
b De onder a genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met inachtneming van de bouwregels indien dit noodzakelijk is ter waarborging van de monumentale waarden van gemeentelijke monumenten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument'.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen en de bestemming ‘Groen’ te wijzigen in de bestemming ‘Wonen’ al dan niet voorzien van de aanduiding ‘bijgebouwen’, indien betreffende gronden worden verkocht ter vergroting van een aangrenzend woonperceel, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
a De belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad.
b De karakteristiek van de openbare ruimte mag niet onevenredig worden aangetast.