gemeente: Rucphen   status: Voorontwerp
plannaam: Buitengebied Rucphen   datum: 17-12-2010
 

Artikel 26 Wonen

 

26.1 bestemmingsomschrijving

 

26.1.1 algemeen

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

      1. het bestaande en vergunde aantal woningen;

      2. instandhouding van de in bijlage 2 van deze regels opgenomen cultuurhistorische waardevolle objecten voor zover deze niet reeds zijn beschermd op basis van de Monumentenwet 1988 of de gemeentelijke monumentenverordening.

      3. ter plaatse van de aanduiding:

      4. akkerbouw: tevens bestaande akkerbouw;

      5. agrarisch: tevens het bestaand niet bedrijfsmatig houden van vee;

      6. caravanstalling: tevens de bestaande caravanstalling;

      7. hovenier: tevens de bestaande hovenier;

      8. kantoor: tevens het bestaande kantoor;

      9. recreatiewoning: tevens de bestaande recreatiewoning;

      10. specifieke vorm van bedrijf – aannemersbedrijf: tevens het bestaande aannemersbedrijf;

      11. specifieke vorm van bedrijf – montagebedrijf tevens het bestaande montagebedrijf;

      12. specifieke vorm van bedrijf – stucadoor: tevens de bestaande stucadoor;

      13. specifieke vorm van bedrijf – timmerbedrijf: tevens het bestaande timmerbedrijf;

      14. specifieke vorm van bedrijf – visrokerij: tevens de bestaande visrokerij;

      15. verkoop eigen producten: tevens de bestaande verkoop van eigen producten;

      16. aan huis gebonden beroepen met dien verstande dat het vloeroppervlak dat (mede) wordt gebruikt voor de uitoefening van het beroep niet meer mag bedragen dan 50 m2, geen sprake mag zijn van aantoonbaar onevenredige verkeersaantrekkende werking en het beroep uitgeoefend wordt door de gebruiker van de woning.

26.1.2 toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 26.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

      1. gebouwen;

      2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

26.2 bouwregels

 

26.2.1 hoofdgebouwen

Hoofdgebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

      1. goot- en bouwhoogte maximaal 5 m respectievelijk 9 m, met dien verstande dat in afwijking hiervan de ter plaatse van de aanduiding maximale goot- en bouwhoogte (m) aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte geldt;

      2. de inhoud bedraagt maximaal 750 m³, waarbij onderbouwen, zoals kelders niet worden meegerekend;

      3. de dakhelling bedraagt minimaal 12° en maximaal 45°;

      4. ter plaatse van de aanduiding ‘caravanstalling’ geldt, aanvullend op het bepaalde onder a tot en met c een maximum oppervlak ten behoeve van de caravanstalling van 1.000 m²;

      5. ter plaatse van de aanduiding ‘akkerbouw’ geldt, aanvullend op het bepaalde onder a tot en met c een maximum oppervlak ten behoeve van de akkerbouw van 1.000 m².

26.2.2 recreatiewoning

      1. de oppervlakte van een recreatiewoning ter plaatse van de aanduiding ‘recreatiewoning’ bedraagt maximaal 75 m²;

      2. de goot- en bouwhoogte bedraagt maximaal 3,5 respectievelijk 4,5 meter;

      3. de afstand van de recreatiewoning tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 3 m;

      4. de afstand van de recreatiewoning tot de as van de weg dient minimaal 15 m te bedragen.

26.2.3 aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Aan- en uitbouwen, bijgebouwen mogen binnen het bouwvlak worden gebouwd en voldoen aan de volgende kenmerken:

      1. gebouwd op het zij- en achtererf en minimaal 2 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw;

      2. de gezamenlijke oppervlakte bedraagt 100 m²;

      3. goot- en bouwhoogte maximaal 3,5 respectievelijk 4,5 m;

      4. in of achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning op te richten;

      5. het bebouwingspercentage bedraagt maximaal 40%

      6. in aanvulling op het bepaalde in lid 26.2.3 sub a tot en met d geldt ter plaatse van de aanduiding ‘recreatiewoning’ dat maximaal 1 bijgebouw mag worden opgericht met een maximale oppervlakte van 10 m².

26.2.4 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voldoen aan de volgende kenmerken:

      1. een niet overdekt zwembad, met dien verstande dat:

        1. gebouwd wordt binnen het bouwvlak;

        2. de afstand tot de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoningminimaal 3m bedraagt;

        3. de afstand tot de perceelsgrenzen minimaal 5 m bedraagt;

        4. de afstand van de woning tot het zwembad bedraagt maximaal 20 m bedraagt.

      2. bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw 1 m;

      3. bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw 2 m;

      4. bouwhoogte van pergola’s en tuinmeubilair 2,5 m;

      5. bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, 2 m.

26.3 afwijking bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 26.1.1 voor het toestaan van een (hobbymatig), met dien verstande dat:

      1. deze gesitueerd wordt achter de voorgevelrooilijn van de woning;

      2. maximaal 1 paardenbak is toegestaan;

      3. de oppervlakte maximaal 800 m² bedraagt;

      4. de hoogte van de omheining maximaal 1,70 m bedraagt;

      5. de minimale afstand tot het bestemmingsvlak van woning van derden 25 m bedraagt;

      6. er geen lichtmasten mogen worden geplaatst.

26.4 specifieke gebruiksregels

Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en/of opstallen voor:

      1. het gebruik van gronden voor kampeermiddelen;

      2. het gebruik van opstallen voor statische opslag;

      3. het gebruik van bedrijfs- en/of bijgebouwen voor bewoning;

      4. het gebruik van ruimten binnen de woning en/of bijgebouwen bij de woning voor aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten dan wel bed and breakfast;

      5. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

26.5 afwijking van de gebruiksregels

 

26.5.1 afwijking mantelzorg

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 26.4 onder c voor het inrichten en/of gebruiken van een bijgebouw, aan- of uitbouw als woonruimte ten behoeve van het bieden of ontvangen van mantelzorg, met inachtneming van de volgende regels:

      1. er dient aantoonbaar sprake te zijn van een zorgbehoefte, welke tijdelijk van aard is;

      2. er dient sprake te blijven van één huishouden;

      3. naast de bouwregels voor bijgebouwen in lid 26.2.3 dient tevens voldaan te worden aan het volgende:

        1. het betreffende bijgebouw mag alleen worden bewoond indien het via een doorgang gekoppeld is aan het hoofdgebouw;

        2. het totaal aantal toegestane vierkante meters aan bijgebouwen ten behoeve van inwonende ouders/familieleden mag door de aanbouw ten behoeve van de inwonende ouders/familieleden niet worden overschreden;

        3. zodra de noodzaak van mantelzorg is komen te vervallen (als gevolg van verhuizing of overlijden) moet het gebruik van het bijgebouw als afhankelijke woonruimte worden beëindigd en de woonvoorzieningen worden verwijderd.

26.5.2 afwijking aan huis gebonden bedrijf

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 26.4 onder d voor het toestaan van een aan huis gebonden bedrijf, met dien verstande dat:

      1. het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden en naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;

      2. de vloeroppervlakte van de woning en bijgebouwen, aan- en uitbouwen gezamenlijk maximaal 50 m² ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn;

      3. het uitoefenen van bedrijvigheid die vergunnings- of meldingsplichtig is op grond van de Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving niet is toegestaan, tenzij het gebruik de woonfunctie op zichzelf en in relatie tot zijn omgeving niet zal aantasten;

      4. degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw uitvoert tevens gebruiker van de woning is;

      5. het niet betreft zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;

      6. de uitoefening van detailhandel niet is toegestaan, uitgezonderd als ondergeschikte nevenactiviteit gerelateerd aan het desbetreffende bedrijf.

26.5.3 afwijking bed and breakfast

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 26.4 onder d voor het gebruik van bebouwing voor verblijfsrecreatieve nevenactiviteiten in de vorm van een bed and breakfast, met dien verstande dat:

      1. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;

      2. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit afgestemd dient te zijn op de feitelijke ontsluitingssituatie;

      3. de verblijfsrecreatieve functie niet mag worden gebruikt voor tijdelijke arbeidskrachten;

      4. permanente bewoning niet is toegestaan;

      5. een bed and breakfast alleen kan worden aangeboden door de hoofdbewoner van het pand;

      6. de woning door de hoofdgebruiker dient te worden bewoond;

      7. de hoofdfunctie van de woning waarin een bed-and-breakfast gevestigd wordt, wonen moet blijven;

      8. het maximale aantal personen dat tegelijkertijd van een bed and breakfast accommodatie gebruik kan maken, 10 is;

      9. maximaal vier kamers mogen worden ingericht als bed and breakfast kamer;

      10. bed and breakfast kamers niet als zelfstandige wooneenheid mogen functioneren;

      11. parkeren op eigen terrein dient plaats te vinden;

      12. er geen aanverwante voorzieningen zoals speeltuintjes, wc-hokjes, stallingen, detailhandel et cetera gerealiseerd mogen worden;

      13. permanente bewoning niet wordt toegestaan.

26.6 wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Wonen te wijzigen in de bestemming Wonen met de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’, ten behoeve van de realisatie van twee woningen middels woningsplitsing van een karakteristieke boerderij, onder de volgende voorwaarden:

      1. de te splitsen karakteristieke hoofdbouwmassa heeft een inhoud van meer dan 1000 m3;

      2. de kenmerkende vorm blijft gehandhaafd;

      3. bestaande bijgebouwen die aan het hoofdgebouw vast zitten, mogen bij de woning betrokken worden;

      4. het woon- en leefmilieu ter plaatse van de woning wordt geborgd;

      5. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;

      6. na splitsing is geen verdere vergroting van de woning(en) meer mogelijk;

      7. aangetoond wordt dat de wijziging van de bestemming uitvoerbaar is.