gemeente: Rucphen   status: Voorontwerp
plannaam: Buitengebied Rucphen   datum: 17-12-2010
 

Artikel 3 Agrarisch

 

3.1 bestemmingsomschrijving

 

3.1.1 algemeen

De voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor:

      1. de uitoefening van een agrarisch bedrijf met dien verstande dat de uitoefening intensieve veehouderij, paardenhouderij dan wel glastuinbouw uitsluitend ter plaatse van de aanduidingen ‘intensieve veehouderij’, ‘paardenhouderij’, dan wel ‘glastuinbouw’ is toegestaan;

      2. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’ is een bedrijfswoning niet toegestaan;

      3. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ en ‘maximum aantal woon-eenheden’ is het aantal aangeduide wooneenheden als maximum aantal bedrijfswoningen ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering toegestaan;

      4. ter plaatse van de aanduiding ‘recreatiewoning’ één recreatiewoning;

      5. het behoud van de cultuurhistorische waarde van objecten, zoals opgenomen in bijlage 2 van deze regels;

3.1.2 aanvullende doeleinden

De gronden zijn mede bestemd voor:

      1. openbare nutsvoorzieningen;

      2. extensief recreatief medegebruik;

      3. infrastructurele voorzieningen;

      4. waterhuishoudkundige doeleinden en voorzieningen;

      5. ter paatse van de aanduiding ‘paardenhouderij’ een kantoor ondergeschikt aan de paardenhouderij tot een maximum oppervlak van 50 m²;

      6. ter plaatse van de aanduiding ‘verblijfsrecreatie’, tevens 4 recreatiewoningen;

      7. ter plaatse van de aanduiding ‘verkoop eigen producten’ tevens detailhandel van eigen producten;

      8. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - aannemersbedrijf’ tevens een aannemersbedrijf;

      9. ter plaatse van de aanduiding ‘zend-/ontvangstinstallatie’ tevens een zend- en ontvangstinstallatie;

      10. aan huis gebonden beroepen bij een bedrijfswoning met dien verstande dat het vloeroppervlak dat (mede) wordt gebruikt voor de uitoefening van het beroep niet meer mag bedragen dan 50 m2, geen sprake mag zijn van aantoonbaar onevenredige verkeersaantrekkende werking en het beroep uitgeoefend wordt door de gebruiker van de woning.

3.1.3 toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 3.1.1 en 3.1.2 genoemde bestemmingen worden opgericht:

          1. gebouwen;

      1. bouwwerken geen gebouwen zijnde.

3.2 bouwregels

 

3.2.1 gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

      1. de gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak ten behoeve van het ter plaatse gevestigde agrarisch bedrijf;

      2. bedrijfsgebouwen binnen het bouwvlak voldoen aan de kenmerken, zoals opgenomen in tabel 1, tenzij anders aangeduid:

bedrijfsgebouwen

min.

max.

goothoogte

n.v.t.

6,5 m

bouwhoogte

n.v.t.

9 m

afstand zijdelingse perceelsgrens

5 m

n.v.t.

bedrijfsgebouwen in de vorm van kassen ter plaatse van de aanduiding ‘glastuinbouw’

min.

max.

bouwhoogte

n.v.t.

8 m

oppervlak

n.v.t.

3 hectare

afstand van kassen tot woningen van derden

50 m

n.v.t.

teeltondersteunende kassen (permanent)

min.

max.

bouwhoogte

n.v.t.

8 m

oppervlak

n.v.t.

5.000 m²

afstand van kassen tot woningen van derden

50 m

n.v.t.

bedrijfswoning

min.

max.

goothoogte

n.v.t

6,5 m

bouwhoogte

n.v.t.

9 m

inhoud

n.v.t.

750 m³

afstand zijdelingse perceelsgrens

5 m

n.v.t.

aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij de bedrijfswoning

min.

max.

goothoogte

n.v.t.

3,5 m

bouwhoogte

n.v.t.

4,5 m

oppervlak

n.v.t.

100 m²

afstand tot zijdelingse perceelsgrens

5 m

n.v.t.

afstand tot de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning

2 m

n.v.t.

sanitaire voorziening t.b.v. minicamping

min.

max.

goothoogte

n.v.t.

3,5 m

bouwhoogte

n.v.t.

4,5 m

oppervlak

n.v.t.

50 m²

recreatiewoning ter plaatse van aanduiding ‘recreatiewoning’

 

 

goothoogte

n.v.t.

3,5

bouwhoogte

n.v.t.

4,5

oppervlakte

n.v.t.

75 m²

afstand tot zijdelingse perceelsgrens

3 m

n.v.t.

afstand tot de as van de weg

15 m

n.v.t.

aan- en uitbouw en bijgebouw ter plaatse van de aanduiding ‘recreatiewoning’

min.

max.

goothoogte

n.v.t.

3,5 m

bouwhoogte

n.v.t.

4,5 m

oppervlakte

n.v.t.

10 m²

aantal

n.v.t

1

Tabel 1: Maatvoering en situering van gebouwen

 

3.2.2 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

      1. voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak voldoen aan de kenmerken, zoals opgenomen in tabel 2:

bouwwerken, geen gebouw zijnde

max. hoogte

overig

erfafscheidingen

voor de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning: 1 m

 

overig: 2 m

 

niet overdekt zwembad

 

situering minimaal 3 m achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning

de afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen bedraagt minimaal 5 m

de afstand tot de bedrijfswoning bedraagt maximaal 20 m

paardenbakken

(bedrijfsmatig)

 

situering achter de voorgevelrooilijn

minimale afstand tot het bestemmingsvlak van woningen van derden bedraagt 50 m

maximale hoogte van de omheining is 1,70 m

ten hoogste 6 lichtmasten per paardenbak met maximale hoogte van 8 m

oppervlakte bedraagt maximaal 800 m²

overige andere bouwwerken

12 m

n.v.t.

permanente teeltondersteunende voorzieningen

2 m

n.v.t

Tabel 2: Eisen bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak

 

      1. buiten het bouwvlak zijn uitsluitend de volgende bouwwerken toegestaan:

        1. erfafscheidingen ten behoeve van afrastering van het agrarisch grondgebruik met een maximale hoogte van 2 meter;

        2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het recreatief medegebruik zoals bewegwijzering en picknicktafels met een maximale hoogte van 2 meter;

        3. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen met een maximale hoogte van 2,5 meter, met dien verstande dat deze zijn toegestaan voor de termijn dat de teelt dit vereist met een maximum van 6 maanden;

        4. ter plaatse van de aanduiding zend-/ontvangstinstallatie een zend- en ontvangstinstallatie van maximaal 40 m;

        5. boomteelthekken en overige teeltondersteunende voorzieningen met een maximale hoogte van 2,5 meter.

3.3 afwijking van de bouwregels

 

3.3.1 afwijking overschrijding bouwgrens

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.1 en 3.2.2 voor het overschrijden van de bouwgrens, mits:

      1. de bouwgrens met maximaal 5 m wordt overschreden;

      2. de overschrijding noodzakelijk is in verband met een doelmatige uitoefening van het bedrijf;

      3. geen aantoonbaar onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;

      4. geen aantoonbaar onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.

3.3.2 afwijking bouwhoogte bedrijfsgebouwen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder b voor het verhogen van de bouwhoogte tot maximaal 10 m.

3.3.3 afwijking bouwhoogte mestvergistingsinstallatie

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.1 voor het verhogen van de bouwhoogte voor een mestvergistingsinstallatie tot maximaal 12 m.

3.3.4 afwijking (hobbymatig)

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.2 voor het toestaan van een paardenbak (hobbymatig) bij een bedrijfswoning, met dien verstande dat:

      1. deze gebouwd wordt binnen het bouwvlak;

      2. deze gesitueerd wordt achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning;

      3. maximaal 1 paardenbak per agrarisch bedrijf wordt toegestaan;

      4. de oppervlakte maximaal 800 m² bedraagt;

      5. de hoogte van de omheining maximaal 1,70 m bedraagt;

      6. de minimale afstand tot het bestemmingsvlak van de woning van derden 25 m bedraagt;

      7. er geen lichtmasten mogen worden geplaatst.

3.3.5 afwijking paardenbak (bedrijfsmatig)

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.2 voor het toestaan van een paardenbak (bedrijfsmatig), met dien verstande dat:

      1. deze gebouwd wordt binnen het bouwvlak;

      2. deze gesitueerd achter de voorgevelrooilijn van de dichtst bij de openbare weg gelegen gevel;

      3. maximaal 1 paardenbak per agrarisch bedrijf wordt toegestaan;

      4. de oppervlakte maximaal 1.200 m² bedraagt;

      5. de hoogte van de omheining maximaal 1,70 m bedraagt;

      6. de minimale afstand tot het bestemmingsvlak van de woning van derden 50 m bedraagt;

      7. ten hoogste 6 lichtmasten per paardenbak mogen worden geplaatst met een maximale hoogte van 8 m.

3.4 specifieke gebruiksregels

Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en/of opstallen voor:

      1. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming te verrichten gebruik en plaatsvindt binnen het bouwvlak;

      2. een manege of paardenhouderij met een grote publieks- en verkeersaantrekkende werking;

      3. het gebruik van opstallen voor statische opslag;

      4. het gebruik van bedrijfs- en/of bijgebouwen voor bewoning;

      5. tijdelijke huisvesting van arbeidsmigranten;

      6. het gebruik van ruimten binnen de bedrijfswoning en/of bijgebouwen bij de bedrijfswoning voor aan huis verbonden beroepsactiviteiten dan wel nevenactiviteiten;

      7. het beproeven van of racen/crossen met motoren of voertuigen;

      8. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;

      9. wedstrijd/sportterrein.

3.5 afwijking van de gebruiksregels

 

3.5.1 afwijking mantelzorg

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.4 onder d voor het inrichten en/of gebruiken van een bijgebouw, aan- of uitbouw als woonruimte ten behoeve van het bieden of ontvangen van mantelzorg, met inachtneming van de volgende regels:

      1. er dient aantoonbaar sprake te zijn van een zorgbehoefte, welke tijdelijk van aard is;

      2. er dient sprake te blijven van één huishouden, waarvan een gedeelte in een bijgebouw is gehuisvest;

      3. naast de bouwregels voor bijgebouwen in lid 3.2.1 dient tevens voldaan te worden aan het volgende:

        1. het betreffende bijgebouw mag alleen worden bewoond indien het via een doorgang gekoppeld is aan het hoofdgebouw;

        2. het totaal aantal toegestane vierkante meters aan bijgebouwen ten behoeve van inwonende ouders/familieleden mag door de aanbouw ten behoeve van de inwonende ouders/familieleden niet worden overschreden;

        3. zodra de noodzaak van mantelzorg is komen te vervallen (als gevolg van verhuizing of overlijden) moet het gebruik van het bijgebouw als afhankelijke woonruimte worden beëindigd en de woonvoorzieningen worden verwijderd.

3.5.2 afwijking corsobouwplaatsen en bouwplaatsen carnavalswagens

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.1 voor het gebruik van de gronden voor het oprichten van tijdelijke bouwwerken, dan wel een tent, ten behoeve van het bouwen van een carnavalswagen, dan wel een corsowagen, met dien verstande dat:

      1. deze binnen een bestaand bouwvlak wordt geplaatst;

      2. de maximale hoogte 12 meter bedraagt;

      3. de maximale oppervlakte 300 m2 bedraagt;

      4. deze maximaal gedurende 5 maanden per jaar mogen worden geplaatst en na afloop van die termijn dienen te worden verwijderd.

3.5.3 afwijking gebruik bestaande bebouwing voor carnavals- of corsowagen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.1 voor het bouwen van een carnavals- of corsowagen in bestaande bebouwing, met dien verstande dat:

      1. de bebouwing toebehoort aan een bestaand bedrijf;

      2. opslag plaatsvindt in de bestaande bebouwing.

3.5.4 afwijking huisvesting arbeidsmigranten

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.4 onder e voor huisvesting van tijdelijke arbeidsmigranten op het eigen bedrijf en bij voorkeur binnen de bestaande agrarische bedrijfsbebouwing, met dien verstande dat;

      1. per agrarisch bedrijf binnen het bestaande bouwvlak maximaal 10 stacaravans/units mogen worden geplaatst, waarin maximaal 40 personen mogen verblijven;

      2. alle tijdelijke medewerkers die gehuisvest worden bij een bedrijf dienen ook (tijdelijk) werkzaam te zijn bij het betreffende bedrijf;

      3. verblijven dienen op het bouwvlak gesitueerd te worden;

      4. verblijven mogen niet direct steun vinden in de grond of direct met de grond verbonden te zijn;

      5. tussen de stacaravans/units dient een minimale afstand in acht te worden genomen van 5 meter;

      6. de afwijking wordt voor maximaal 8 maanden per jaar al dan niet aanééngesloten verleend, waarbij geldt dat de stacaravans/units buiten deze periode niet aanwezig mogen zijn;

      7. er dient sprake te zijn van een goede landschappelijke inpassing;

      8. parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.

3.5.5 afwijking dagrecreatieve nevenactiviteiten

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.4 onder f voor het gebruik van bebouwing voor dagrecreatieve nevenactiviteiten, met dien verstande dat de volgende algemene regels voor elke van de onder m tot en met q opgenomen activiteiten gelden:

      1. meerdere nevenactiviteiten op een agrarisch bedrijf zijn toegestaan, met dien verstande dat elke nevenactiviteit apart aan de in het betreffende lid gestelde voorwaarden dient te voldoen;

      2. om de nevenactiviteit te waarborgen wordt bij een combinatie van nevenactiviteiten advies gevraagd aan de Agrarische Adviescommissie Bouwaanvragen (AAB);

      3. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;

      4. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

      5. het bedrijf dient ten behoeve van de nevenactiviteit te voorzien in de parkeergelegenheid op eigen terrein, binnen het bestaande bouwvlak;

      6. de nevenactiviteiten mogen geen aanleiding vormen om het bouwperceel te vergroten, het bedrijf te splitsen of een extra bedrijfswoning toe te staan;

      7. de nevenactiviteit dient gelijktijdig met de hoofdactiviteit te worden beëindigd;

      8. de dagrecreatieve functie mag alleen gerealiseerd worden in bestaande voormalige agrarische bedrijfsgebouwen;

      9. de bovengrens voor kleinschalige dagactiviteiten wordt gesteld op 45% van de bestaande bebouwing met een oppervlakte van maximaal 500 m², tenzij onder m tot en met q anders is bepaald;

      10. ondersteunende horeca is mogelijk tot 20% van het bestaande vloeroppervlak met een minimum van 35 m² en een maximum tot 100 m²;

      11. er dient sprake te zijn van een goede landschappelijke inpassing;

      12. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

      13. aanvullend op lid 3.5.5 onder a tot en met l gelden de volgende specifieke regels voor dagrecreatie in de vorm van educatie, excursie, rondleiding en workshop:

      14. voorwaarde is dat de rondleidingen, excursies een relatie moet hebben met de agrarische functie en/of natuur- landschapsbeheer;

        1. ten behoeve van de genoemde functies is het toegestaan een ruimte in te richten binnen de bestaande gebouwen om gasten te ontvangen en/of voorlichting/lezingen te geven;

        2. het aanbieden van zaalruimte ten behoeve van bijeenkomsten die niet zijn gerelateerd aan de agrarische functie en/of natuur- of landschapsbeheer is niet toegestaan.

        3. aanvullend op lid 3.5.5 onder a tot en met l gelden de volgende specifieke regels voor dagrecreatie in de vorm van een theeschenkerij:

      15. maximaal 100 m² vloeroppervlak van de bebouwing mag worden gebruikt;

        1. een terras is toegestaan;

        2. speelvoorzieningen zijn toegestaan, tot een maximale bouwhoogte van 2,5 meter.

        3. aanvullend op lid 3.5.5 onder a tot en met l gelden de volgende specifieke regels voor dagrecreatie in de vorm van een congres- en/of vergaderruimte: maximaal 500 m² vloeroppervlak van de bebouwing mag worden gebruikt;

      16. deze nevenfunctie is slechts toegestaan bij een cultuurhistorisch waardevol pand als opgenomen in bijlage 2 van deze regels.

        1. aanvullend op lid 3.5.5 onder a tot en met l gelden de volgende specifieke regels voor dagrecreatie in de vorm van verhuur:

      17. het betreft verhuur welke is gerelateerd aan het recreatief medegebruik van het buitengebied;

        1. verhuur van paarden, huifkarren en andere aan de hippische sport verbonden activiteiten vallen binnen deze vorm van dagrecreatie;

        2. de verhuurmiddelen behoren tot de categorie extensieve recreatie en zijn niet gemotoriseerd.

        3. aanvullend op lid 3.5.5 onder a tot en met l gelden de volgende specifieke regels voor dagrecreatie in de vorm van boerengolf / poldersport:

      18. gebruik van maximaal 2 hectare aaneengesloten gronden direct grenzend aan het bouwvlak;

        1. het oprichten van bouwwerken geen gebouwen zijnde, in de vorm van reclameborden en/of neonreclame, lichtmasten en/of lichtbakken is niet toegestaan;

        2. de benodigde attributen moeten verplaatsbaar zijn.

3.5.6 afwijking verblijfsrecreatieve nevenactiviteiten

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.4 onder f voor het gebruik van bebouwing voor van de onder l tot en met p verblijfsrecreatieve nevenactiviteiten, met dien verstande dat de volgende algemene regels voor elke vorm van nevenactiviteiten gelden:

      1. meerdere nevenactiviteiten op een agrarisch bedrijf worden toegestaan, met dien verstande dat elke nevenactiviteit apart aan de in het betreffende lid gestelde voorwaarden dient te voldoen;

      2. om de nevenactiviteit te waarborgen wordt bij een combinatie van nevenactiviteiten advies gevraagd aan de Agrarische Adviescommissie Bouwaanvragen (AAB);

      3. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;

      4. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

      5. het bedrijf dient ten behoeve van de nevenactiviteit te voorzien in de parkeergelegenheid op eigen terrein, binnen het bestaande bouwvlak;

      6. de nevenactiviteiten mogen geen aanleiding vormen om het bouwperceel te vergroten, het bedrijf te splitsen of een extra bedrijfswoning toe te staan;

      7. de nevenactiviteit dient gelijktijdig met de hoofdactiviteit te worden beëindigd;

      8. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

      9. de verblijfsrecreatieve functie mag niet worden gebruikt voor tijdelijke arbeidskrachten;

      10. er dient sprake te zijn van een goede landschappelijke inpassing;

      11. permanente bewoning is niet toegestaan.

      12. aanvullend op lid 3.5.6 onder a tot en met l gelden de volgende specifieke regels voor verblijfsrecreatie in de vorm van kamperen bij de boer:

        1. toegestaan zijn maximaal 25 kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans, aansluitend aan het bouwvlak;

        2. alleen toegestaan in het kampeerseizoen;

        3. niet toegestaan ter plaatse van de dubbelbestemming Waarde - Ecologie – EHS dan wel ter plaatse van de aanduiding ‘openheid’.  

      13. aanvullend op lid 3.5.6 onder a tot en met l gelden de volgende specifieke regels voor verblijfsrecreatie in de vorm van een kampeerboerderij / groepsaccomodatie:

        1. maximaal 500 m² vloeroppervlak van de bebouwing mag worden gebruikt;

        2. het toegestane aantal woningen mag niet worden uitgebreid;

        3. speelvoorzieningen zijn toegestaan, tot een maximale bouwhoogte van 2,5 meter.

      14. aanvullend op lid 3.5.6 onder a tot en met l gelden de volgende specifieke regels voor verblijfsrecreatie in de vorm van boerderijkamers / appartementen:

        1. het totaal oppervlak aan boerderijkamers / appartementen is maximaal 500 m² vloeroppervlak van de bebouwing;

        2. het maximale aantal boerderijkamers / appartementen bedraagt 4;

        3. de oppervlakte van één boerderijkamer / appartement is maximaal 60 m²;

        4. de boerderijkamers en/ of appartementen dienen in de nabijheid van de bedrijfswoning te worden gerealiseerd.

      15. aanvullend op lid 3.5.6 onder a tot en met n gelden de volgende specifieke regels voor verblijfsrecreatie in de vorm van trekkershutten:

        1. de trekkershut dient te bestaan uit één ruimte, zonder verdieping, waar maximaal 4 personen in kunnen overnachten;

        2. de oppervlakte bedraagt maximaal 30 m².

      16. aanvullend op lid 3.5.6 onder a tot en met l gelden de volgende specifieke regels voor verblijfsrecreatie in de vorm van een bed and breakfast:

        1. een bed and breakfast kan alleen worden aangeboden door de hoofdbewoner van het pand;

        2. de woning dient door de hoofdgebruiker te worden bewoond;

        3. de hoofdfunctie van de woning waarin een bed-and-breakfast gevestigd wordt, moet wonen blijven;

        4. het maximale aantal personen dat tegelijkertijd van een bed and breakfast accommodatie gebruik kan maken, is 10;

        5. maximaal vier kamers mogen worden ingericht als bed and breakfast kamer;

        6. bed and breakfast kamers mogen niet als zelfstandige wooneenheid functioneren;

        7. parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden;

        8. er mogen geen aanverwante voorzieningen zoals speeltuintjes, wc-hokjes, stallingen, detailhandel et cetera gerealiseerd worden;

        9. permanente bewoning wordt niet toegestaan.

3.5.7 afwijking verkoop van producten als nevenactiviteit

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.4 onder f voor het gebruik van bebouwing voor verkoop van producten als nevenactiviteit, met dien verstande dat de volgende regels gelden:

      1. meerdere nevenactiviteiten op een agrarisch bedrijf zijn toegestaan, met dien verstande dat elke nevenactiviteit apart aan de in het betreffende lid gestelde voorwaarden dient te voldoen;

      2. om de nevenactiviteit te waarborgen wordt bij een combinatie van nevenactiviteiten advies gevraagd aan de Agrarische Adviescommissie Bouwaanvragen (AAB);

      3. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;

      4. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

      5. het bedrijf dient ten behoeve van de nevenactiviteit te voorzien in de parkeergelegenheid op eigen terrein, binnen het bestaande bouwvlak;

      6. de nevenactiviteiten mogen geen aanleiding vormen om het bouwperceel te vergroten, het bedrijf te splitsen of een extra bedrijfswoning toe te staan;

      7. de nevenactiviteit dient gelijktijdig met de hoofdactiviteit te worden beëindigd;

      8. er moet sprake zijn van een winkel die aan de agrarische functie is verbonden;

      9. maximaal 200 m² van de vloeroppervlakte van de bebouwing mag worden gebruikt voor de verkoop van producten, met dien verstande dat dit maximum oppervlak niet van toepassing is voor de be- en verwerkingsruimte van de eigen producten voor zover het betreft de verkoop van eigen vervaardigde producten dan wel de verkoop van streekeigen en/of biologische producten;

      10. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

      11. de genoemde producten moeten worden aangeboden in verse vorm of primair verwerkte vorm;

      12. de verkoopruimte moet worden geëxploiteerd door één van de leden van het huishouden dat op het perceel woont of werkzaam is in het agrarisch bedrijf.

3.5.8 afwijking zorglandbouw als nevenactiviteit

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.4 onder f voor het gebruik van bebouwing voor zorglandbouw als nevenactiviteit, met dien verstande dat de volgende regels gelden:

      1. meerdere nevenactiviteiten op een agrarisch bedrijf worden toegestaan, met dien verstande dat elke nevenactiviteit apart aan de in het betreffende lid gestelde voorwaarden dient te voldoen;

      2. om de nevenactiviteit te waarborgen wordt bij een combinatie van nevenactiviteiten advies gevraagd aan de Agrarische Adviescommissie Bouwaanvragen (AAB);

      3. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;

      4. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

      5. het bedrijf dient ten behoeve van de nevenactiviteit te voorzien in de parkeergelegenheid op eigen terrein, binnen het bestaande bouwvlak;

      6. de nevenactiviteiten mogen geen aanleiding vormen om het bouwperceel te vergroten, het bedrijf te splitsen of een extra bedrijfswoning toe te staan;

      7. de nevenactiviteit dient gelijktijdig met de hoofdactiviteit te worden beëindigd;

      8. ondersteunende horeca is niet toegestaan;

      9. inwoning is niet toegestaan.

3.5.9 afwijking paarden als nevenactiviteit

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.4 onder f voor paarden als nevenactiviteit, met dien verstande dat de volgende regels gelden:

      1. meerdere nevenactiviteiten op een agrarisch bedrijf worden toegestaan, met dien verstande dat elke nevenactiviteit apart aan de in het betreffende lid gestelde voorwaarden dient te voldoen;

      2. om de nevenactiviteit te waarborgen wordt bij een combinatie van nevenactiviteiten advies gevraagd aan de Agrarische Adviescommissie Bouwaanvragen (AAB);

      3. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;

      4. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

      5. het bedrijf dient ten behoeve van de nevenactiviteit te voorzien in de parkeergelegenheid op eigen terrein, binnen het bestaande bouwvlak;

      6. de nevenactiviteiten mogen geen aanleiding vormen om het bouwperceel te vergroten, het bedrijf te splitsen of een extra bedrijfswoning toe te staan;

      7. de nevenactiviteit dient gelijktijdig met de hoofdactiviteit te worden beëindigd.

3.5.10 afwijking aan huis gebonden bedrijf

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.4 onder f voor het toestaan van een aan huis gebonden bedrijf, met dien verstande dat:

      1. het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden en naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;

      2. de vloeroppervlakte van de woning en bijgebouwen, aan- en uitbouwen gezamenlijk maximaal 50 m² ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn;

      3. het uitoefenen van bedrijvigheid die vergunnings- of meldingsplichtig is op grond van de Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving niet is toegestaan, tenzij het gebruik de woonfunctie op zichzelf en in relatie tot zijn omgeving niet zal aantasten;

      4. degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw uitvoert tevens gebruiker van de woning is;

      5. het niet betreft zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;

      6. de uitoefening van detailhandel niet is toegestaan, uitgezonderd als ondergeschikte nevenactiviteit gerelateerd aan het desbetreffende bedrijf.

3.6 wijzigingsbevoegdheid

 

3.6.1 uitbreiding van het agrarisch bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch te wijzigen, ten behoeve van uitbreiding van een agrarisch bouwvlak. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

      1. de mogelijkheid voor toepassing van de wijzigingsbevoegdheid, is afhankelijk van de aard van het agrarisch bedrijf, zoals aangegeven in tabel 3:

aard agrarisch bedrijf

maximale omvang bouwvak

grondgebonden

max. 1,5 ha

overig niet grondgebonden

max. 1,5 ha

glastuinbouw

3 ha

Tabel 3: regels uitbreiding bouwvlak

      1. de uitbreiding noodzakelijk is uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en/of ontwikkeling en/of continuïteit van het agrarisch bedrijf;

      2. uitbreiding in of in de nabijheid van de dubbelbestemming ‘Waarde - Ecologie - Verbindingszone’ is slechts toegestaan wanneer het functioneren van de ecologische verbindingszone niet wordt geschaad;

      3. uitbreiding binnen de de dubbelbestemming ‘Waarde – Ecologie – EHS’ is niet toegestaan;

      4. bij uitbreiding sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing waarvoorten minste 10% van het bouwvlak wordt aangewend en dat wordt aangetoond middels het overleggen van een landschapsplan;

      5. zuinig ruimtegebruik als uitgangspunt geldt;

      6. advies ten aanzien van de noodzaak voor en de volwaardigheid en continuïteit van de bedrijfsvoering wordt gevraagd aan de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen (AAB);

      7. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

      8. aangetoond wordt dat de wijziging van de bestemming uitvoerbaar is;

      9. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.

3.6.2 hervestiging van en omschakeling naar grondgebonden agarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch te wijzigen ten behoeve van de hervestiging van en omschakeling naar een grondgebonden agrarisch bedrijf binnen een bestaand bouwvlak. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

      1. er sprake is van een volwaardig bedrijf;

      2. gebouwen en andere voorzieningen ten behoeve van het bedrijf zoveel mogelijk geconcentreerd zijn in het bouwvlak;

      3. bij uitbreiding sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing dat wordt aangetoond middels het overleggen van een landschapsplan;

      4. advies ten aanzien van de noodzaak voor en de volwaardigheid en continuïteit van de bedrijfsvoering wordt gevraagd aan de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen (AAB);

      5. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

      6. aangetoond wordt dat de wijziging van de bestemming uitvoerbaar is;

      7. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.

3.6.3 hervestiging van en omschakeling naar een overig niet grondgebonden agarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch te wijzigen ten behoeve van de hervestiging van en omschakeling naar een overig niet grondgebonden agrarisch bedrijf binnen een bestaand bouwvlak. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

      1. er sprake is van een volwaardig bedrijf;

      2. gebouwen en andere voorzieningen ten behoeve van het bedrijf zoveel mogelijk geconcentreerd zijn in het bouwvlak;

      3. bij uitbreiding sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing dat wordt aangetoond middels het overleggen van een landschapsplan;

      4. advies ten aanzien van de noodzaak voor en de volwaardigheid en continuïteit van de bedrijfsvoering wordt gevraagd aan de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen (AAB);

      5. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

      6. aangetoond wordt dat de wijziging van de bestemming uitvoerbaar is;

      1. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.

3.6.4 verwijderen aanduiding intensieve veehouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch te wijzigen door de aanduiding ‘intensieve veehouderij’ te verwijderen.

3.6.5 bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch met de aanduiding ‘bouwvlak’ te wijzigen door de aanduiding ‘bedrijfswoning’ toe te voegen. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast, onder de volgende voorwaarden:

      1. er sprake is van een volwaardig bedrijf;

      2. het een bedrijf betreft met minimaal één volwaardige arbeidskracht, waarvan de continuïteit op de langere termijn wordt gewaarborgd;

      3. het bedrijf zonder een agrarische bedrijfswoning redelijkerwijs op langere termijn niet te exploiteren is;

      4. er nog niet eerder een agrarische bedrijfswoning voor het bedrijf is gebouwd, of er nog niet een eerder gebouwde bedrijfswoning is afgestoten;

      5. voldaan wordt aan de bouwregels opgenomen in lid 3.2.1;

      6. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

      7. aangetoond wordt dat de wijziging van de bestemming uitvoerbaar is;

      8. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;

      9. het woon- en leefmilieu ter plaatse van de te realiseren bedrijfswoning wordt geborgd;

      10. advies, ten aanzien van de noodzaak voor en de volwaardigheid en continuïteit van de bedrijfsvoering wordt gevraagd aan de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen (AAB).

3.6.6 productiegerichte paardenhouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch met de aanduiding ‘bouwvlak’ te wijzigen door de aanduiding ‘paardenhouderij’ toe te voegen. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast, onder de volgende voorwaarden:

      1. het betreft een productiegerichte paardenhouderij in de vorm van een paardenfokkerij, hengsten en/of merriehouderij, paardenmelkerij, africhtingsstal, trainingsstal, handelsstal, stalhouderij en/of pensionstalling;

      2. ondergschikt aan een paardenfokkerij dan wel een hengsten of merriehouderij is tevens toegestaan het opleiden, trainen en verhandelen van paarden en/of pony’s uit eigen fokprogramma;

      3. het geven van lessen en/of het verzorgen van instructies dan wel het exploiteren van een manege is niet toegestaan;

      4. ondergeschikt aan de paardenhouderij een kantoorruimte is toegestaan met een maximum oppervlak van 50 m²;

      5. voldaan wordt aan de bouwregels opgenomen in lid 3.2.1;

      6. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

      7. aangetoond wordt dat de wijziging van de bestemming uitvoerbaar is;

      8. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.

3.6.7 gebruiksgerichte paardenhouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch te wijzigen in de bestemming Sport met de aanduiding ‘manege’. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast, onder de volgende voorwaarden:

      1. het betreft een gebruiksgerichte paardenhouderij in de vorm van een manege, sportstal of verenigingsaccomodatie;

      2. ondergeschikt aan de paardenhouderij een kantine of ondersteunende horecavoorziening is toegestaan met een maximum oppervlak van 100 m²;

      3. ondergeschikt aan de paardenhouderij een kantoorruimte is toegestaan met een maximum oppervlak van 50 m²;

      4. voldaan wordt aan de bouwregels opgenomen in lid 22.2;

      5. een manege slechts is toegestaan binnen de kernrandzone;

      6. parkeren op eigen terrein plaatsvindt;

      7. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

      8. aangetoond wordt dat de wijziging van de bestemming uitvoerbaar is;

      9. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.

3.6.8 hergebruik kleinschalig niet-agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch met de aanduiding ‘bouwvlak’ te wijzigen in de bestemming Bedrijf ten behoeve van hergebruik van het agrarische bouwvlak voor een kleinschalig niet-agrarisch bedrijf. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast, onder de volgende voorwaarden:

      1. de locatie niet blijvend geschikt is/wordt geacht voor agrarisch hergebruik voor de opvang van agrarische bedrijven;

      2. het geen voormalige agrarische bedrijfslocatie betreft waar bedrijfsbebouwing is gesloopt in het kader van de Regeling Beëindiging Veehouderijtakken dan wel de regeling Ruimte voor Ruimte;

      3. in opzet en ontwikkelingsperspectief moet het om een kleinschalige activiteit gaan, met in beginsel slechts enkele werknemers;

      4. als het om een inrichting in de zin van de Wet Milieubeheer gaat, mag het in beginsel slechts een inrichting zijn die behoort tot de categorieën 1 en 2 van Staat van Bedrijfsactiviteiten, zoals opgenomen in bijlage 1 van deze regels;

      5. detailhandel is alleen toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit;

      6. publieksgerichte voorzieningen zijn niet toegestaan als hoofdactiviteit;

      7. de bedrijfsgebouwen mogen niet groter zijn dan de voormalige agrarische bedrijfsgebouwen, met een maximale oppervlakte van 400 m²;

      8. overtollige bebouwing moet worden gesloopt;

      9. buitenopslag is niet toegestaan;

      10. parkeren dient eigen terrein plaats te vinden;

      11. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

      12. aangetoond wordt dat de wijziging van de bestemming uitvoerbaar is;

      13. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.

3.6.9 wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch met de aanduiding ‘bouwvlak’ te wijzigen in de bestemming Wonen. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast, onder de volgende voorwaarden:

      1. voor bewoning mag worden gebruikt de ten tijde van bedrijfsbeëindiging bestaande bedrijfswoning(en);

      2. de inhoud van de woning mag maximaal de inhoud van de op het moment van het wijzigingsbesluit aanwezige woning bedragen;

      3. het aantal woningen moet beperkt blijven tot het bestaande aantal woningen dat op het moment van het nemen van het wijzigingsbesluit aanwezig is;

      4. van de overtollige stallen en andere voormalige bedrijfsgebouwen moet een substantieel deel gesloopt worden, tenzij deze gebouwen een bijzondere cultuurhistorische waarde hebben;

      5. geen afbreuk wordt gedaan aan, of aantasting plaatsvindt van, in de directe omgeving aanwezige natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodemhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

      6. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

      7. het woon- en leefmilieu ter plaatse van de woning wordt geborgd;

      8. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;

      9. aangetoond wordt dat de wijziging van de bestemming uitvoerbaar is.

3.6.10 wonen cultuurhistorisch waardevol bijgebouw

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij de beëindiging van een agrarisch bedrijf de bestemming Agrarisch met de aanduiding ‘bouwvlak’ te wijzigen in de bestemming Wonen, ten behoeve van de realisatie van één woning in een cultuurhistorisch waardevol bijgebouw, naast de bestaande en vergunde (bedrijfs)woning(en). Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

      1. de locatie niet blijvend geschikt is/wordt geacht voor agrarisch hergebruik voor de opvang van agrarische bedrijven;

      2. het één bijgebouw betreft dat is opgenomen in bijlage 2 behorende bij deze regels;

      3. de inhoudsmaat van de woning maximaal 750 m³ bedraagt van het bestaande karakteristieke bijgebouw;

      4. de kenmerkende vorm en de cultuurhistorische waarden van het betreffende bijgebouw gehandhaafd blijven;

      5. de woning past binnen het, op basis van de provinciale woningbouwbehoefteprognose, vastgestelde gemeentelijke woningbouwprogramma;

      6. na realisatie geen vergroting van de woning plaatsvindt;

      7. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

      8. aangetoond wordt dat wijziging van de bestemming uitvoerbaar is;

      9. het woon- en leefmilieu ter plaatse van de woning wordt geborgd;

      10. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.

3.6.11 woningsplitsing

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij de beëindiging van een agrarisch bedrijf de bestemming Agrarisch met de aanduiding ‘bouwvlak’ te wijzigen in de bestemming Wonen, ten behoeve van de realisatie van twee woningen middels woningsplitsing van een karakteristieke boerderij, onder de volgende voorwaarden:

      1. de te splitsen karakteristieke hoofdbouwmassa heeft een inhoud van meer dan 1000 m3;

      2. de kenmerkende vorm blijft gehandhaafd;

      3. bestaande bijgebouwen die aan het hoofdgebouw vast zitten, mogen bij de woning betrokken worden;

      4. het woon- en leefmilieu ter plaatse van de woning wordt geborgd;

      5. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;

      6. na splitsing is geen verdere vergroting van de woning(en) meer mogelijk;

      7. aangetoond wordt dat de wijziging van de bestemming uitvoerbaar is.

3.6.12 teeltondersteunend glas tot maximaal 1,5 ha

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming Agrarisch te wijzigen door toevoeging van de aanduiding ‘bouwvlak’, ten behoeve van de realisatie van teeltondersteunend glas tot maximaal 1,5 ha, onder de volgende voorwaarden:

      1. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;

      2. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

      3. de opstallen dienen landschappelijk te worden ingepast. De inpassingsmaatregelen zullen een bijdrage moeten leveren aan het ecologisch functioneren en de landschappelijke beleving van de directe omgeving van het betrokken bedrijf. Daarbij dient rekening te worden gehouden met de lokale cultuurhistorische en landschappelijke waarden en dient men gebruik te maken van inheemse soorten. De omvang van de landschappelijke inpassing bedraagt minimaal 10% van de te vergunnen oppervlakte teeltondersteunende kassen;

      4. er op de bedrijfslocatie hydrologisch neutraal wordt gebouwd;

      5. de voorzieningen noodzakelijk zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering;

      6. om gebruik te kunnen maken van de extra ruimte voor uitbreiding van permanente teeltondersteunende voorzieningen van 0,5 tot 1,5 ha geldt als randvoorwaarde voor het borgen van de ondersteunendheid:

        1. voor boomteeltbedrijven: dat de oppervlakte van de vollegrondsteelt en/of de pot- en containerteelt meer beslaat dan 80 % van de totale oppervlakte van op het bedrijf aanwezige teeltondersteunende kassen;

        2. voor de overige bedrijven: dat de NGE’s uit de vollegrond meer beslaan dan 30% van de NGE’s uit de verschillende op het bedrijf aanwezige teeltondersteunende voorzieningen;

      7. indien assimilatiebelichting wordt toegepast gebeurt de lichtafscherming volgens het convenant dat afgesloten is tussen Land- en Tuinbouw Organisatie Nederland en de Stichting Natuur en Milieu;

      8. bedrijven moeten volwaardig zijn;

      9. de ontwikkelingsruimte mag niet leiden tot het omschakelen of doorgroeien van bedrijven met permanente teeltondersteunende voorzieningen tot zelfstandige glastuinbouwbedrijven;

      10. advies, ten aanzien van de noodzaak voor en de volwaardigheid en continuïteit van de bedrijfsvoering wordt gevraagd aan de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen (AAB).

3.6.13 bergbezinkbassin

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming Agrarisch te wijzigen door toevoeging van de aanduiding ‘specifieke vorm van water - bergbezinkbassin’, ten behoeve van de realisatie van ee bergbezinkbassin, onder de volgende voorwaarden:

      1. de inhoud van zich beneden peil bevindende bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van het bergbezinkbassin bedraagt maximaal 500 m³;

      2. de inhoud van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3 m³;

      3. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 1,5 m;

      4. er dient sprake te zijn van een goede landschappelijke inpassing;

      5. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden.