gemeente: Rucphen   status: Voorontwerp
plannaam: Buitengebied Rucphen   datum: 17-12-2010
 

2 Bestemmingsregels

 

Artikel 3 Agrarisch

 

3.1 bestemmingsomschrijving

 

3.1.1 algemeen

De voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor:

      1. de uitoefening van een agrarisch bedrijf met dien verstande dat de uitoefening intensieve veehouderij, paardenhouderij dan wel glastuinbouw uitsluitend ter plaatse van de aanduidingen ‘intensieve veehouderij’, ‘paardenhouderij’, dan wel ‘glastuinbouw’ is toegestaan;

      2. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’ is een bedrijfswoning niet toegestaan;

      3. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ en ‘maximum aantal woon-eenheden’ is het aantal aangeduide wooneenheden als maximum aantal bedrijfswoningen ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering toegestaan;

      4. ter plaatse van de aanduiding ‘recreatiewoning’ één recreatiewoning;

      5. het behoud van de cultuurhistorische waarde van objecten, zoals opgenomen in bijlage 2 van deze regels;

3.1.2 aanvullende doeleinden

De gronden zijn mede bestemd voor:

      1. openbare nutsvoorzieningen;

      2. extensief recreatief medegebruik;

      3. infrastructurele voorzieningen;

      4. waterhuishoudkundige doeleinden en voorzieningen;

      5. ter paatse van de aanduiding ‘paardenhouderij’ een kantoor ondergeschikt aan de paardenhouderij tot een maximum oppervlak van 50 m²;

      6. ter plaatse van de aanduiding ‘verblijfsrecreatie’, tevens 4 recreatiewoningen;

      7. ter plaatse van de aanduiding ‘verkoop eigen producten’ tevens detailhandel van eigen producten;

      8. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - aannemersbedrijf’ tevens een aannemersbedrijf;

      9. ter plaatse van de aanduiding ‘zend-/ontvangstinstallatie’ tevens een zend- en ontvangstinstallatie;

      10. aan huis gebonden beroepen bij een bedrijfswoning met dien verstande dat het vloeroppervlak dat (mede) wordt gebruikt voor de uitoefening van het beroep niet meer mag bedragen dan 50 m2, geen sprake mag zijn van aantoonbaar onevenredige verkeersaantrekkende werking en het beroep uitgeoefend wordt door de gebruiker van de woning.

3.1.3 toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 3.1.1 en 3.1.2 genoemde bestemmingen worden opgericht:

          1. gebouwen;

        1. bouwwerken geen gebouwen zijnde.

    3.2 bouwregels

     

    3.2.1 gebouwen

    Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

        1. de gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak ten behoeve van het ter plaatse gevestigde agrarisch bedrijf;

        2. bedrijfsgebouwen binnen het bouwvlak voldoen aan de kenmerken, zoals opgenomen in tabel 1, tenzij anders aangeduid:

    bedrijfsgebouwen

    min.

    max.

    goothoogte

    n.v.t.

    6,5 m

    bouwhoogte

    n.v.t.

    9 m

    afstand zijdelingse perceelsgrens

    5 m

    n.v.t.

    bedrijfsgebouwen in de vorm van kassen ter plaatse van de aanduiding ‘glastuinbouw’

    min.

    max.

    bouwhoogte

    n.v.t.

    8 m

    oppervlak

    n.v.t.

    3 hectare

    afstand van kassen tot woningen van derden

    50 m

    n.v.t.

    teeltondersteunende kassen (permanent)

    min.

    max.

    bouwhoogte

    n.v.t.

    8 m

    oppervlak

    n.v.t.

    5.000 m²

    afstand van kassen tot woningen van derden

    50 m

    n.v.t.

    bedrijfswoning

    min.

    max.

    goothoogte

    n.v.t

    6,5 m

    bouwhoogte

    n.v.t.

    9 m

    inhoud

    n.v.t.

    750 m³

    afstand zijdelingse perceelsgrens

    5 m

    n.v.t.

    aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij de bedrijfswoning

    min.

    max.

    goothoogte

    n.v.t.

    3,5 m

    bouwhoogte

    n.v.t.

    4,5 m

    oppervlak

    n.v.t.

    100 m²

    afstand tot zijdelingse perceelsgrens

    5 m

    n.v.t.

    afstand tot de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning

    2 m

    n.v.t.

    sanitaire voorziening t.b.v. minicamping

    min.

    max.

    goothoogte

    n.v.t.

    3,5 m

    bouwhoogte

    n.v.t.

    4,5 m

    oppervlak

    n.v.t.

    50 m²

    recreatiewoning ter plaatse van aanduiding ‘recreatiewoning’

     

     

    goothoogte

    n.v.t.

    3,5

    bouwhoogte

    n.v.t.

    4,5

    oppervlakte

    n.v.t.

    75 m²

    afstand tot zijdelingse perceelsgrens

    3 m

    n.v.t.

    afstand tot de as van de weg

    15 m

    n.v.t.

    aan- en uitbouw en bijgebouw ter plaatse van de aanduiding ‘recreatiewoning’

    min.

    max.

    goothoogte

    n.v.t.

    3,5 m

    bouwhoogte

    n.v.t.

    4,5 m

    oppervlakte

    n.v.t.

    10 m²

    aantal

    n.v.t

    1

    Tabel 1: Maatvoering en situering van gebouwen

     

    3.2.2 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

    Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

        1. voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak voldoen aan de kenmerken, zoals opgenomen in tabel 2:

    bouwwerken, geen gebouw zijnde

    max. hoogte

    overig

    erfafscheidingen

    voor de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning: 1 m

     

    overig: 2 m

     

    niet overdekt zwembad

     

    situering minimaal 3 m achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning

    de afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen bedraagt minimaal 5 m

    de afstand tot de bedrijfswoning bedraagt maximaal 20 m

    paardenbakken

    (bedrijfsmatig)

     

    situering achter de voorgevelrooilijn

    minimale afstand tot het bestemmingsvlak van woningen van derden bedraagt 50 m

    maximale hoogte van de omheining is 1,70 m

    ten hoogste 6 lichtmasten per paardenbak met maximale hoogte van 8 m

    oppervlakte bedraagt maximaal 800 m²

    overige andere bouwwerken

    12 m

    n.v.t.

    permanente teeltondersteunende voorzieningen

    2 m

    n.v.t

    Tabel 2: Eisen bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak

     

        1. buiten het bouwvlak zijn uitsluitend de volgende bouwwerken toegestaan:

          1. erfafscheidingen ten behoeve van afrastering van het agrarisch grondgebruik met een maximale hoogte van 2 meter;

          2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het recreatief medegebruik zoals bewegwijzering en picknicktafels met een maximale hoogte van 2 meter;

          3. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen met een maximale hoogte van 2,5 meter, met dien verstande dat deze zijn toegestaan voor de termijn dat de teelt dit vereist met een maximum van 6 maanden;

          4. ter plaatse van de aanduiding zend-/ontvangstinstallatie een zend- en ontvangstinstallatie van maximaal 40 m;

          5. boomteelthekken en overige teeltondersteunende voorzieningen met een maximale hoogte van 2,5 meter.

    3.3 afwijking van de bouwregels

     

    3.3.1 afwijking overschrijding bouwgrens

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.1 en 3.2.2 voor het overschrijden van de bouwgrens, mits:

        1. de bouwgrens met maximaal 5 m wordt overschreden;

        2. de overschrijding noodzakelijk is in verband met een doelmatige uitoefening van het bedrijf;

        3. geen aantoonbaar onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;

        4. geen aantoonbaar onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.

    3.3.2 afwijking bouwhoogte bedrijfsgebouwen

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder b voor het verhogen van de bouwhoogte tot maximaal 10 m.

    3.3.3 afwijking bouwhoogte mestvergistingsinstallatie

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.1 voor het verhogen van de bouwhoogte voor een mestvergistingsinstallatie tot maximaal 12 m.

    3.3.4 afwijking (hobbymatig)

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.2 voor het toestaan van een paardenbak (hobbymatig) bij een bedrijfswoning, met dien verstande dat:

        1. deze gebouwd wordt binnen het bouwvlak;

        2. deze gesitueerd wordt achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning;

        3. maximaal 1 paardenbak per agrarisch bedrijf wordt toegestaan;

        4. de oppervlakte maximaal 800 m² bedraagt;

        5. de hoogte van de omheining maximaal 1,70 m bedraagt;

        6. de minimale afstand tot het bestemmingsvlak van de woning van derden 25 m bedraagt;

        7. er geen lichtmasten mogen worden geplaatst.

    3.3.5 afwijking paardenbak (bedrijfsmatig)

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.2 voor het toestaan van een paardenbak (bedrijfsmatig), met dien verstande dat:

        1. deze gebouwd wordt binnen het bouwvlak;

        2. deze gesitueerd achter de voorgevelrooilijn van de dichtst bij de openbare weg gelegen gevel;

        3. maximaal 1 paardenbak per agrarisch bedrijf wordt toegestaan;

        4. de oppervlakte maximaal 1.200 m² bedraagt;

        5. de hoogte van de omheining maximaal 1,70 m bedraagt;

        6. de minimale afstand tot het bestemmingsvlak van de woning van derden 50 m bedraagt;

        7. ten hoogste 6 lichtmasten per paardenbak mogen worden geplaatst met een maximale hoogte van 8 m.

    3.4 specifieke gebruiksregels

    Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en/of opstallen voor:

        1. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming te verrichten gebruik en plaatsvindt binnen het bouwvlak;

        2. een manege of paardenhouderij met een grote publieks- en verkeersaantrekkende werking;

        3. het gebruik van opstallen voor statische opslag;

        4. het gebruik van bedrijfs- en/of bijgebouwen voor bewoning;

        5. tijdelijke huisvesting van arbeidsmigranten;

        6. het gebruik van ruimten binnen de bedrijfswoning en/of bijgebouwen bij de bedrijfswoning voor aan huis verbonden beroepsactiviteiten dan wel nevenactiviteiten;

        7. het beproeven van of racen/crossen met motoren of voertuigen;

        8. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;

        9. wedstrijd/sportterrein.

    3.5 afwijking van de gebruiksregels

     

    3.5.1 afwijking mantelzorg

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.4 onder d voor het inrichten en/of gebruiken van een bijgebouw, aan- of uitbouw als woonruimte ten behoeve van het bieden of ontvangen van mantelzorg, met inachtneming van de volgende regels:

        1. er dient aantoonbaar sprake te zijn van een zorgbehoefte, welke tijdelijk van aard is;

        2. er dient sprake te blijven van één huishouden, waarvan een gedeelte in een bijgebouw is gehuisvest;

        3. naast de bouwregels voor bijgebouwen in lid 3.2.1 dient tevens voldaan te worden aan het volgende:

          1. het betreffende bijgebouw mag alleen worden bewoond indien het via een doorgang gekoppeld is aan het hoofdgebouw;

          2. het totaal aantal toegestane vierkante meters aan bijgebouwen ten behoeve van inwonende ouders/familieleden mag door de aanbouw ten behoeve van de inwonende ouders/familieleden niet worden overschreden;

          3. zodra de noodzaak van mantelzorg is komen te vervallen (als gevolg van verhuizing of overlijden) moet het gebruik van het bijgebouw als afhankelijke woonruimte worden beëindigd en de woonvoorzieningen worden verwijderd.

    3.5.2 afwijking corsobouwplaatsen en bouwplaatsen carnavalswagens

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.1 voor het gebruik van de gronden voor het oprichten van tijdelijke bouwwerken, dan wel een tent, ten behoeve van het bouwen van een carnavalswagen, dan wel een corsowagen, met dien verstande dat:

        1. deze binnen een bestaand bouwvlak wordt geplaatst;

        2. de maximale hoogte 12 meter bedraagt;

        3. de maximale oppervlakte 300 m2 bedraagt;

        4. deze maximaal gedurende 5 maanden per jaar mogen worden geplaatst en na afloop van die termijn dienen te worden verwijderd.

    3.5.3 afwijking gebruik bestaande bebouwing voor carnavals- of corsowagen

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.1 voor het bouwen van een carnavals- of corsowagen in bestaande bebouwing, met dien verstande dat:

        1. de bebouwing toebehoort aan een bestaand bedrijf;

        2. opslag plaatsvindt in de bestaande bebouwing.

    3.5.4 afwijking huisvesting arbeidsmigranten

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.4 onder e voor huisvesting van tijdelijke arbeidsmigranten op het eigen bedrijf en bij voorkeur binnen de bestaande agrarische bedrijfsbebouwing, met dien verstande dat;

        1. per agrarisch bedrijf binnen het bestaande bouwvlak maximaal 10 stacaravans/units mogen worden geplaatst, waarin maximaal 40 personen mogen verblijven;

        2. alle tijdelijke medewerkers die gehuisvest worden bij een bedrijf dienen ook (tijdelijk) werkzaam te zijn bij het betreffende bedrijf;

        3. verblijven dienen op het bouwvlak gesitueerd te worden;

        4. verblijven mogen niet direct steun vinden in de grond of direct met de grond verbonden te zijn;

        5. tussen de stacaravans/units dient een minimale afstand in acht te worden genomen van 5 meter;

        6. de afwijking wordt voor maximaal 8 maanden per jaar al dan niet aanééngesloten verleend, waarbij geldt dat de stacaravans/units buiten deze periode niet aanwezig mogen zijn;

        7. er dient sprake te zijn van een goede landschappelijke inpassing;

        8. parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.

    3.5.5 afwijking dagrecreatieve nevenactiviteiten

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.4 onder f voor het gebruik van bebouwing voor dagrecreatieve nevenactiviteiten, met dien verstande dat de volgende algemene regels voor elke van de onder m tot en met q opgenomen activiteiten gelden:

        1. meerdere nevenactiviteiten op een agrarisch bedrijf zijn toegestaan, met dien verstande dat elke nevenactiviteit apart aan de in het betreffende lid gestelde voorwaarden dient te voldoen;

        2. om de nevenactiviteit te waarborgen wordt bij een combinatie van nevenactiviteiten advies gevraagd aan de Agrarische Adviescommissie Bouwaanvragen (AAB);

        3. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;

        4. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

        5. het bedrijf dient ten behoeve van de nevenactiviteit te voorzien in de parkeergelegenheid op eigen terrein, binnen het bestaande bouwvlak;

        6. de nevenactiviteiten mogen geen aanleiding vormen om het bouwperceel te vergroten, het bedrijf te splitsen of een extra bedrijfswoning toe te staan;

        7. de nevenactiviteit dient gelijktijdig met de hoofdactiviteit te worden beëindigd;

        8. de dagrecreatieve functie mag alleen gerealiseerd worden in bestaande voormalige agrarische bedrijfsgebouwen;

        9. de bovengrens voor kleinschalige dagactiviteiten wordt gesteld op 45% van de bestaande bebouwing met een oppervlakte van maximaal 500 m², tenzij onder m tot en met q anders is bepaald;

        10. ondersteunende horeca is mogelijk tot 20% van het bestaande vloeroppervlak met een minimum van 35 m² en een maximum tot 100 m²;

        11. er dient sprake te zijn van een goede landschappelijke inpassing;

        12. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

        13. aanvullend op lid 3.5.5 onder a tot en met l gelden de volgende specifieke regels voor dagrecreatie in de vorm van educatie, excursie, rondleiding en workshop:

        14. voorwaarde is dat de rondleidingen, excursies een relatie moet hebben met de agrarische functie en/of natuur- landschapsbeheer;

          1. ten behoeve van de genoemde functies is het toegestaan een ruimte in te richten binnen de bestaande gebouwen om gasten te ontvangen en/of voorlichting/lezingen te geven;

          2. het aanbieden van zaalruimte ten behoeve van bijeenkomsten die niet zijn gerelateerd aan de agrarische functie en/of natuur- of landschapsbeheer is niet toegestaan.

          3. aanvullend op lid 3.5.5 onder a tot en met l gelden de volgende specifieke regels voor dagrecreatie in de vorm van een theeschenkerij:

        15. maximaal 100 m² vloeroppervlak van de bebouwing mag worden gebruikt;

          1. een terras is toegestaan;

          2. speelvoorzieningen zijn toegestaan, tot een maximale bouwhoogte van 2,5 meter.

          3. aanvullend op lid 3.5.5 onder a tot en met l gelden de volgende specifieke regels voor dagrecreatie in de vorm van een congres- en/of vergaderruimte: maximaal 500 m² vloeroppervlak van de bebouwing mag worden gebruikt;

        16. deze nevenfunctie is slechts toegestaan bij een cultuurhistorisch waardevol pand als opgenomen in bijlage 2 van deze regels.

          1. aanvullend op lid 3.5.5 onder a tot en met l gelden de volgende specifieke regels voor dagrecreatie in de vorm van verhuur:

        17. het betreft verhuur welke is gerelateerd aan het recreatief medegebruik van het buitengebied;

          1. verhuur van paarden, huifkarren en andere aan de hippische sport verbonden activiteiten vallen binnen deze vorm van dagrecreatie;

          2. de verhuurmiddelen behoren tot de categorie extensieve recreatie en zijn niet gemotoriseerd.

          3. aanvullend op lid 3.5.5 onder a tot en met l gelden de volgende specifieke regels voor dagrecreatie in de vorm van boerengolf / poldersport:

        18. gebruik van maximaal 2 hectare aaneengesloten gronden direct grenzend aan het bouwvlak;

          1. het oprichten van bouwwerken geen gebouwen zijnde, in de vorm van reclameborden en/of neonreclame, lichtmasten en/of lichtbakken is niet toegestaan;

          2. de benodigde attributen moeten verplaatsbaar zijn.

    3.5.6 afwijking verblijfsrecreatieve nevenactiviteiten

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.4 onder f voor het gebruik van bebouwing voor van de onder l tot en met p verblijfsrecreatieve nevenactiviteiten, met dien verstande dat de volgende algemene regels voor elke vorm van nevenactiviteiten gelden:

        1. meerdere nevenactiviteiten op een agrarisch bedrijf worden toegestaan, met dien verstande dat elke nevenactiviteit apart aan de in het betreffende lid gestelde voorwaarden dient te voldoen;

        2. om de nevenactiviteit te waarborgen wordt bij een combinatie van nevenactiviteiten advies gevraagd aan de Agrarische Adviescommissie Bouwaanvragen (AAB);

        3. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;

        4. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

        5. het bedrijf dient ten behoeve van de nevenactiviteit te voorzien in de parkeergelegenheid op eigen terrein, binnen het bestaande bouwvlak;

        6. de nevenactiviteiten mogen geen aanleiding vormen om het bouwperceel te vergroten, het bedrijf te splitsen of een extra bedrijfswoning toe te staan;

        7. de nevenactiviteit dient gelijktijdig met de hoofdactiviteit te worden beëindigd;

        8. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

        9. de verblijfsrecreatieve functie mag niet worden gebruikt voor tijdelijke arbeidskrachten;

        10. er dient sprake te zijn van een goede landschappelijke inpassing;

        11. permanente bewoning is niet toegestaan.

        12. aanvullend op lid 3.5.6 onder a tot en met l gelden de volgende specifieke regels voor verblijfsrecreatie in de vorm van kamperen bij de boer:

          1. toegestaan zijn maximaal 25 kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans, aansluitend aan het bouwvlak;

          2. alleen toegestaan in het kampeerseizoen;

          3. niet toegestaan ter plaatse van de dubbelbestemming Waarde - Ecologie – EHS dan wel ter plaatse van de aanduiding ‘openheid’.  

        13. aanvullend op lid 3.5.6 onder a tot en met l gelden de volgende specifieke regels voor verblijfsrecreatie in de vorm van een kampeerboerderij / groepsaccomodatie:

          1. maximaal 500 m² vloeroppervlak van de bebouwing mag worden gebruikt;

          2. het toegestane aantal woningen mag niet worden uitgebreid;

          3. speelvoorzieningen zijn toegestaan, tot een maximale bouwhoogte van 2,5 meter.

        14. aanvullend op lid 3.5.6 onder a tot en met l gelden de volgende specifieke regels voor verblijfsrecreatie in de vorm van boerderijkamers / appartementen:

          1. het totaal oppervlak aan boerderijkamers / appartementen is maximaal 500 m² vloeroppervlak van de bebouwing;

          2. het maximale aantal boerderijkamers / appartementen bedraagt 4;

          3. de oppervlakte van één boerderijkamer / appartement is maximaal 60 m²;

          4. de boerderijkamers en/ of appartementen dienen in de nabijheid van de bedrijfswoning te worden gerealiseerd.

        15. aanvullend op lid 3.5.6 onder a tot en met n gelden de volgende specifieke regels voor verblijfsrecreatie in de vorm van trekkershutten:

          1. de trekkershut dient te bestaan uit één ruimte, zonder verdieping, waar maximaal 4 personen in kunnen overnachten;

          2. de oppervlakte bedraagt maximaal 30 m².

        16. aanvullend op lid 3.5.6 onder a tot en met l gelden de volgende specifieke regels voor verblijfsrecreatie in de vorm van een bed and breakfast:

          1. een bed and breakfast kan alleen worden aangeboden door de hoofdbewoner van het pand;

          2. de woning dient door de hoofdgebruiker te worden bewoond;

          3. de hoofdfunctie van de woning waarin een bed-and-breakfast gevestigd wordt, moet wonen blijven;

          4. het maximale aantal personen dat tegelijkertijd van een bed and breakfast accommodatie gebruik kan maken, is 10;

          5. maximaal vier kamers mogen worden ingericht als bed and breakfast kamer;

          6. bed and breakfast kamers mogen niet als zelfstandige wooneenheid functioneren;

          7. parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden;

          8. er mogen geen aanverwante voorzieningen zoals speeltuintjes, wc-hokjes, stallingen, detailhandel et cetera gerealiseerd worden;

          9. permanente bewoning wordt niet toegestaan.

    3.5.7 afwijking verkoop van producten als nevenactiviteit

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.4 onder f voor het gebruik van bebouwing voor verkoop van producten als nevenactiviteit, met dien verstande dat de volgende regels gelden:

        1. meerdere nevenactiviteiten op een agrarisch bedrijf zijn toegestaan, met dien verstande dat elke nevenactiviteit apart aan de in het betreffende lid gestelde voorwaarden dient te voldoen;

        2. om de nevenactiviteit te waarborgen wordt bij een combinatie van nevenactiviteiten advies gevraagd aan de Agrarische Adviescommissie Bouwaanvragen (AAB);

        3. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;

        4. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

        5. het bedrijf dient ten behoeve van de nevenactiviteit te voorzien in de parkeergelegenheid op eigen terrein, binnen het bestaande bouwvlak;

        6. de nevenactiviteiten mogen geen aanleiding vormen om het bouwperceel te vergroten, het bedrijf te splitsen of een extra bedrijfswoning toe te staan;

        7. de nevenactiviteit dient gelijktijdig met de hoofdactiviteit te worden beëindigd;

        8. er moet sprake zijn van een winkel die aan de agrarische functie is verbonden;

        9. maximaal 200 m² van de vloeroppervlakte van de bebouwing mag worden gebruikt voor de verkoop van producten, met dien verstande dat dit maximum oppervlak niet van toepassing is voor de be- en verwerkingsruimte van de eigen producten voor zover het betreft de verkoop van eigen vervaardigde producten dan wel de verkoop van streekeigen en/of biologische producten;

        10. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

        11. de genoemde producten moeten worden aangeboden in verse vorm of primair verwerkte vorm;

        12. de verkoopruimte moet worden geëxploiteerd door één van de leden van het huishouden dat op het perceel woont of werkzaam is in het agrarisch bedrijf.

    3.5.8 afwijking zorglandbouw als nevenactiviteit

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.4 onder f voor het gebruik van bebouwing voor zorglandbouw als nevenactiviteit, met dien verstande dat de volgende regels gelden:

        1. meerdere nevenactiviteiten op een agrarisch bedrijf worden toegestaan, met dien verstande dat elke nevenactiviteit apart aan de in het betreffende lid gestelde voorwaarden dient te voldoen;

        2. om de nevenactiviteit te waarborgen wordt bij een combinatie van nevenactiviteiten advies gevraagd aan de Agrarische Adviescommissie Bouwaanvragen (AAB);

        3. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;

        4. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

        5. het bedrijf dient ten behoeve van de nevenactiviteit te voorzien in de parkeergelegenheid op eigen terrein, binnen het bestaande bouwvlak;

        6. de nevenactiviteiten mogen geen aanleiding vormen om het bouwperceel te vergroten, het bedrijf te splitsen of een extra bedrijfswoning toe te staan;

        7. de nevenactiviteit dient gelijktijdig met de hoofdactiviteit te worden beëindigd;

        8. ondersteunende horeca is niet toegestaan;

        9. inwoning is niet toegestaan.

    3.5.9 afwijking paarden als nevenactiviteit

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.4 onder f voor paarden als nevenactiviteit, met dien verstande dat de volgende regels gelden:

        1. meerdere nevenactiviteiten op een agrarisch bedrijf worden toegestaan, met dien verstande dat elke nevenactiviteit apart aan de in het betreffende lid gestelde voorwaarden dient te voldoen;

        2. om de nevenactiviteit te waarborgen wordt bij een combinatie van nevenactiviteiten advies gevraagd aan de Agrarische Adviescommissie Bouwaanvragen (AAB);

        3. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;

        4. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

        5. het bedrijf dient ten behoeve van de nevenactiviteit te voorzien in de parkeergelegenheid op eigen terrein, binnen het bestaande bouwvlak;

        6. de nevenactiviteiten mogen geen aanleiding vormen om het bouwperceel te vergroten, het bedrijf te splitsen of een extra bedrijfswoning toe te staan;

        7. de nevenactiviteit dient gelijktijdig met de hoofdactiviteit te worden beëindigd.

    3.5.10 afwijking aan huis gebonden bedrijf

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.4 onder f voor het toestaan van een aan huis gebonden bedrijf, met dien verstande dat:

        1. het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden en naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;

        2. de vloeroppervlakte van de woning en bijgebouwen, aan- en uitbouwen gezamenlijk maximaal 50 m² ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn;

        3. het uitoefenen van bedrijvigheid die vergunnings- of meldingsplichtig is op grond van de Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving niet is toegestaan, tenzij het gebruik de woonfunctie op zichzelf en in relatie tot zijn omgeving niet zal aantasten;

        4. degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw uitvoert tevens gebruiker van de woning is;

        5. het niet betreft zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;

        6. de uitoefening van detailhandel niet is toegestaan, uitgezonderd als ondergeschikte nevenactiviteit gerelateerd aan het desbetreffende bedrijf.

    3.6 wijzigingsbevoegdheid

     

    3.6.1 uitbreiding van het agrarisch bouwvlak

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch te wijzigen, ten behoeve van uitbreiding van een agrarisch bouwvlak. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

        1. de mogelijkheid voor toepassing van de wijzigingsbevoegdheid, is afhankelijk van de aard van het agrarisch bedrijf, zoals aangegeven in tabel 3:

    aard agrarisch bedrijf

    maximale omvang bouwvak

    grondgebonden

    max. 1,5 ha

    overig niet grondgebonden

    max. 1,5 ha

    glastuinbouw

    3 ha

    Tabel 3: regels uitbreiding bouwvlak

        1. de uitbreiding noodzakelijk is uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en/of ontwikkeling en/of continuïteit van het agrarisch bedrijf;

        2. uitbreiding in of in de nabijheid van de dubbelbestemming ‘Waarde - Ecologie - Verbindingszone’ is slechts toegestaan wanneer het functioneren van de ecologische verbindingszone niet wordt geschaad;

        3. uitbreiding binnen de de dubbelbestemming ‘Waarde – Ecologie – EHS’ is niet toegestaan;

        4. bij uitbreiding sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing waarvoorten minste 10% van het bouwvlak wordt aangewend en dat wordt aangetoond middels het overleggen van een landschapsplan;

        5. zuinig ruimtegebruik als uitgangspunt geldt;

        6. advies ten aanzien van de noodzaak voor en de volwaardigheid en continuïteit van de bedrijfsvoering wordt gevraagd aan de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen (AAB);

        7. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

        8. aangetoond wordt dat de wijziging van de bestemming uitvoerbaar is;

        9. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.

    3.6.2 hervestiging van en omschakeling naar grondgebonden agarisch bedrijf

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch te wijzigen ten behoeve van de hervestiging van en omschakeling naar een grondgebonden agrarisch bedrijf binnen een bestaand bouwvlak. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

        1. er sprake is van een volwaardig bedrijf;

        2. gebouwen en andere voorzieningen ten behoeve van het bedrijf zoveel mogelijk geconcentreerd zijn in het bouwvlak;

        3. bij uitbreiding sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing dat wordt aangetoond middels het overleggen van een landschapsplan;

        4. advies ten aanzien van de noodzaak voor en de volwaardigheid en continuïteit van de bedrijfsvoering wordt gevraagd aan de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen (AAB);

        5. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

        6. aangetoond wordt dat de wijziging van de bestemming uitvoerbaar is;

        7. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.

    3.6.3 hervestiging van en omschakeling naar een overig niet grondgebonden agarisch bedrijf

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch te wijzigen ten behoeve van de hervestiging van en omschakeling naar een overig niet grondgebonden agrarisch bedrijf binnen een bestaand bouwvlak. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

        1. er sprake is van een volwaardig bedrijf;

        2. gebouwen en andere voorzieningen ten behoeve van het bedrijf zoveel mogelijk geconcentreerd zijn in het bouwvlak;

        3. bij uitbreiding sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing dat wordt aangetoond middels het overleggen van een landschapsplan;

        4. advies ten aanzien van de noodzaak voor en de volwaardigheid en continuïteit van de bedrijfsvoering wordt gevraagd aan de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen (AAB);

        5. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

        6. aangetoond wordt dat de wijziging van de bestemming uitvoerbaar is;

        1. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.

    3.6.4 verwijderen aanduiding intensieve veehouderij

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch te wijzigen door de aanduiding ‘intensieve veehouderij’ te verwijderen.

    3.6.5 bedrijfswoning

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch met de aanduiding ‘bouwvlak’ te wijzigen door de aanduiding ‘bedrijfswoning’ toe te voegen. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast, onder de volgende voorwaarden:

        1. er sprake is van een volwaardig bedrijf;

        2. het een bedrijf betreft met minimaal één volwaardige arbeidskracht, waarvan de continuïteit op de langere termijn wordt gewaarborgd;

        3. het bedrijf zonder een agrarische bedrijfswoning redelijkerwijs op langere termijn niet te exploiteren is;

        4. er nog niet eerder een agrarische bedrijfswoning voor het bedrijf is gebouwd, of er nog niet een eerder gebouwde bedrijfswoning is afgestoten;

        5. voldaan wordt aan de bouwregels opgenomen in lid 3.2.1;

        6. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

        7. aangetoond wordt dat de wijziging van de bestemming uitvoerbaar is;

        8. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;

        9. het woon- en leefmilieu ter plaatse van de te realiseren bedrijfswoning wordt geborgd;

        10. advies, ten aanzien van de noodzaak voor en de volwaardigheid en continuïteit van de bedrijfsvoering wordt gevraagd aan de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen (AAB).

    3.6.6 productiegerichte paardenhouderij

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch met de aanduiding ‘bouwvlak’ te wijzigen door de aanduiding ‘paardenhouderij’ toe te voegen. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast, onder de volgende voorwaarden:

        1. het betreft een productiegerichte paardenhouderij in de vorm van een paardenfokkerij, hengsten en/of merriehouderij, paardenmelkerij, africhtingsstal, trainingsstal, handelsstal, stalhouderij en/of pensionstalling;

        2. ondergschikt aan een paardenfokkerij dan wel een hengsten of merriehouderij is tevens toegestaan het opleiden, trainen en verhandelen van paarden en/of pony’s uit eigen fokprogramma;

        3. het geven van lessen en/of het verzorgen van instructies dan wel het exploiteren van een manege is niet toegestaan;

        4. ondergeschikt aan de paardenhouderij een kantoorruimte is toegestaan met een maximum oppervlak van 50 m²;

        5. voldaan wordt aan de bouwregels opgenomen in lid 3.2.1;

        6. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

        7. aangetoond wordt dat de wijziging van de bestemming uitvoerbaar is;

        8. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.

    3.6.7 gebruiksgerichte paardenhouderij

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch te wijzigen in de bestemming Sport met de aanduiding ‘manege’. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast, onder de volgende voorwaarden:

        1. het betreft een gebruiksgerichte paardenhouderij in de vorm van een manege, sportstal of verenigingsaccomodatie;

        2. ondergeschikt aan de paardenhouderij een kantine of ondersteunende horecavoorziening is toegestaan met een maximum oppervlak van 100 m²;

        3. ondergeschikt aan de paardenhouderij een kantoorruimte is toegestaan met een maximum oppervlak van 50 m²;

        4. voldaan wordt aan de bouwregels opgenomen in lid 22.2;

        5. een manege slechts is toegestaan binnen de kernrandzone;

        6. parkeren op eigen terrein plaatsvindt;

        7. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

        8. aangetoond wordt dat de wijziging van de bestemming uitvoerbaar is;

        9. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.

    3.6.8 hergebruik kleinschalig niet-agrarisch bedrijf

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch met de aanduiding ‘bouwvlak’ te wijzigen in de bestemming Bedrijf ten behoeve van hergebruik van het agrarische bouwvlak voor een kleinschalig niet-agrarisch bedrijf. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast, onder de volgende voorwaarden:

        1. de locatie niet blijvend geschikt is/wordt geacht voor agrarisch hergebruik voor de opvang van agrarische bedrijven;

        2. het geen voormalige agrarische bedrijfslocatie betreft waar bedrijfsbebouwing is gesloopt in het kader van de Regeling Beëindiging Veehouderijtakken dan wel de regeling Ruimte voor Ruimte;

        3. in opzet en ontwikkelingsperspectief moet het om een kleinschalige activiteit gaan, met in beginsel slechts enkele werknemers;

        4. als het om een inrichting in de zin van de Wet Milieubeheer gaat, mag het in beginsel slechts een inrichting zijn die behoort tot de categorieën 1 en 2 van Staat van Bedrijfsactiviteiten, zoals opgenomen in bijlage 1 van deze regels;

        5. detailhandel is alleen toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit;

        6. publieksgerichte voorzieningen zijn niet toegestaan als hoofdactiviteit;

        7. de bedrijfsgebouwen mogen niet groter zijn dan de voormalige agrarische bedrijfsgebouwen, met een maximale oppervlakte van 400 m²;

        8. overtollige bebouwing moet worden gesloopt;

        9. buitenopslag is niet toegestaan;

        10. parkeren dient eigen terrein plaats te vinden;

        11. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

        12. aangetoond wordt dat de wijziging van de bestemming uitvoerbaar is;

        13. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.

    3.6.9 wonen

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch met de aanduiding ‘bouwvlak’ te wijzigen in de bestemming Wonen. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast, onder de volgende voorwaarden:

        1. voor bewoning mag worden gebruikt de ten tijde van bedrijfsbeëindiging bestaande bedrijfswoning(en);

        2. de inhoud van de woning mag maximaal de inhoud van de op het moment van het wijzigingsbesluit aanwezige woning bedragen;

        3. het aantal woningen moet beperkt blijven tot het bestaande aantal woningen dat op het moment van het nemen van het wijzigingsbesluit aanwezig is;

        4. van de overtollige stallen en andere voormalige bedrijfsgebouwen moet een substantieel deel gesloopt worden, tenzij deze gebouwen een bijzondere cultuurhistorische waarde hebben;

        5. geen afbreuk wordt gedaan aan, of aantasting plaatsvindt van, in de directe omgeving aanwezige natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodemhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

        6. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

        7. het woon- en leefmilieu ter plaatse van de woning wordt geborgd;

        8. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;

        9. aangetoond wordt dat de wijziging van de bestemming uitvoerbaar is.

    3.6.10 wonen cultuurhistorisch waardevol bijgebouw

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij de beëindiging van een agrarisch bedrijf de bestemming Agrarisch met de aanduiding ‘bouwvlak’ te wijzigen in de bestemming Wonen, ten behoeve van de realisatie van één woning in een cultuurhistorisch waardevol bijgebouw, naast de bestaande en vergunde (bedrijfs)woning(en). Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

        1. de locatie niet blijvend geschikt is/wordt geacht voor agrarisch hergebruik voor de opvang van agrarische bedrijven;

        2. het één bijgebouw betreft dat is opgenomen in bijlage 2 behorende bij deze regels;

        3. de inhoudsmaat van de woning maximaal 750 m³ bedraagt van het bestaande karakteristieke bijgebouw;

        4. de kenmerkende vorm en de cultuurhistorische waarden van het betreffende bijgebouw gehandhaafd blijven;

        5. de woning past binnen het, op basis van de provinciale woningbouwbehoefteprognose, vastgestelde gemeentelijke woningbouwprogramma;

        6. na realisatie geen vergroting van de woning plaatsvindt;

        7. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

        8. aangetoond wordt dat wijziging van de bestemming uitvoerbaar is;

        9. het woon- en leefmilieu ter plaatse van de woning wordt geborgd;

        10. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.

    3.6.11 woningsplitsing

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij de beëindiging van een agrarisch bedrijf de bestemming Agrarisch met de aanduiding ‘bouwvlak’ te wijzigen in de bestemming Wonen, ten behoeve van de realisatie van twee woningen middels woningsplitsing van een karakteristieke boerderij, onder de volgende voorwaarden:

        1. de te splitsen karakteristieke hoofdbouwmassa heeft een inhoud van meer dan 1000 m3;

        2. de kenmerkende vorm blijft gehandhaafd;

        3. bestaande bijgebouwen die aan het hoofdgebouw vast zitten, mogen bij de woning betrokken worden;

        4. het woon- en leefmilieu ter plaatse van de woning wordt geborgd;

        5. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;

        6. na splitsing is geen verdere vergroting van de woning(en) meer mogelijk;

        1. aangetoond wordt dat de wijziging van de bestemming uitvoerbaar is.

    3.6.12 teeltondersteunend glas tot maximaal 1,5 ha

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming Agrarisch te wijzigen door toevoeging van de aanduiding ‘bouwvlak’, ten behoeve van de realisatie van teeltondersteunend glas tot maximaal 1,5 ha, onder de volgende voorwaarden:

        1. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;

        2. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

        3. de opstallen dienen landschappelijk te worden ingepast. De inpassingsmaatregelen zullen een bijdrage moeten leveren aan het ecologisch functioneren en de landschappelijke beleving van de directe omgeving van het betrokken bedrijf. Daarbij dient rekening te worden gehouden met de lokale cultuurhistorische en landschappelijke waarden en dient men gebruik te maken van inheemse soorten. De omvang van de landschappelijke inpassing bedraagt minimaal 10% van de te vergunnen oppervlakte teeltondersteunende kassen;

        4. er op de bedrijfslocatie hydrologisch neutraal wordt gebouwd;

        5. de voorzieningen noodzakelijk zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering;

        6. om gebruik te kunnen maken van de extra ruimte voor uitbreiding van permanente teeltondersteunende voorzieningen van 0,5 tot 1,5 ha geldt als randvoorwaarde voor het borgen van de ondersteunendheid:

          1. voor boomteeltbedrijven: dat de oppervlakte van de vollegrondsteelt en/of de pot- en containerteelt meer beslaat dan 80 % van de totale oppervlakte van op het bedrijf aanwezige teeltondersteunende kassen;

          2. voor de overige bedrijven: dat de NGE’s uit de vollegrond meer beslaan dan 30% van de NGE’s uit de verschillende op het bedrijf aanwezige teeltondersteunende voorzieningen;

        7. indien assimilatiebelichting wordt toegepast gebeurt de lichtafscherming volgens het convenant dat afgesloten is tussen Land- en Tuinbouw Organisatie Nederland en de Stichting Natuur en Milieu;

        8. bedrijven moeten volwaardig zijn;

        9. de ontwikkelingsruimte mag niet leiden tot het omschakelen of doorgroeien van bedrijven met permanente teeltondersteunende voorzieningen tot zelfstandige glastuinbouwbedrijven;

        10. advies, ten aanzien van de noodzaak voor en de volwaardigheid en continuïteit van de bedrijfsvoering wordt gevraagd aan de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen (AAB).

    3.6.13 bergbezinkbassin

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming Agrarisch te wijzigen door toevoeging van de aanduiding ‘specifieke vorm van water - bergbezinkbassin’, ten behoeve van de realisatie van ee bergbezinkbassin, onder de volgende voorwaarden:

        1. de inhoud van zich beneden peil bevindende bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van het bergbezinkbassin bedraagt maximaal 500 m³;

        2. de inhoud van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3 m³;

        3. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 1,5 m;

        4. er dient sprake te zijn van een goede landschappelijke inpassing;

        5. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden.

    Artikel 4 Agrarisch met waarden - Landschap

     

    4.1 bestemmingsomschrijving

     

    4.1.1 algemeen

    De voor Agrarisch met waarden - Landschap aangewezen gronden zijn bestemd voor:

        1. de uitoefening van een agrarisch bedrijf met dien verstande dat de uitoefening intensieve veehouderij, paardenhouderij dan wel glastuinbouw uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’, ‘paardenhouderij’ dan wel ‘glastuinbouw’ is toegestaan;

        2. het behoud van de cultuurhistorische waarde van objecten, zoals opgenomen in bijlage 2 van deze regels;

        3. ter plaatse van de aanduiding ‘recreatiewoning’ één recreatiewoning;

        4. het behoud van de aanwezige abiotische waarden;

    4.1.2 aanvullende doeleinden

    De gronden zijn mede bestemd voor:

        1. openbare nutsvoorzieningen;

        2. extensief recreatief medegebruik;

        3. infrastructurele voorzieningen;

        4. waterhuishoudkundige doeleinden en voorzieningen;

        5. ter paatse van de aanduiding ‘paardenhouderij’ een kantoor ondergeschikt aan de paardenhouderij tot een maximum oppervlak van 50 m²;

        6. ter plaatse van de aanduiding ‘caravanstalling’ tevens een caravanstalling;

        7. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – aannemersbedrijf’ tevens een aannemersbedrijf;

        8. aan huis gebonden beroepen bij een bedrijfswoning met dien verstande dat het vloeroppervlak dat (mede) wordt gebruikt voor de uitoefening van het beroep niet meer mag bedragen dan 50 m2, geen sprake mag zijn van aantoonbaar onevenredige verkeersaantrekkende werking en het beroep uitgeoefend wordt door de gebruiker van de woning.

    4.1.3 toelaatbare bebouwing

    Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 4.1.1 en 4.1.2 genoemde bestemmingen worden opgericht:

        1. gebouwen;

        2. bouwwerken geen gebouwen zijnde.

    4.2 bouwregels

     

    4.2.1 Gebouwen

    Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

        1. de gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak ten behoeve van het ter plaatse gevestigde agrarisch bedrijf;

        2. bedrijfsgebouwen binnen het bouwvlak voldoen aan de kenmerken, zoals opgenomen in tabel 4:

    bedrijfsgebouwen

    min.

    max.

    goothoogte

    n.v.t.

    6,5 m

    bouwhoogte

    n.v.t.

    9 m

    afstand zijdelingse perceelsgrens

    5 m

    n.v.t.

    bedrijfsgebouwen in de vorm van kassen ter plaatse van de aanduiding ‘glastuinbouw’

    min.

    max.

    bouwhoogte

    n.v.t.

    8 m

    oppervlak

    n.v.t.

    3 hectare

    afstand van kassen tot woningen van derden

    50 m

    n.v.t.

    teeltondersteunende kassen

    min.

    max.

    bouwhoogte

    n.v.t.

    8 m

    oppervlak

    n.v.t.

    5.000 m²

    afstand van kassen tot woningen van derden

    50 m

    n.v.t.

    bedrijfswoning

    min.

    max.

    goothoogte

    n.v.t

    6,5 m

    bouwhoogte

    n.v.t.

    9 m

    inhoud

    n.v.t.

    750 m³

    afstand zijdelingse perceelsgrens

    5 m

    n.v.t.

    aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij de bedrijfswoning

    min.

    max.

    goothoogte

    n.v.t.

    3,5 m

    bouwhoogte

    n.v.t.

    4,5 m

    oppervlak

    n.v.t.

    100 m²

    afstand tot zijdelingse perceelsgrens

    5 m

    n.v.t.

    afstand tot de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning

    2 m

    n.v.t.

    sanitaire voorziening t.b.v. minicamping

    min.

    max.

    goothoogte

    n.v.t.

    3,5 m

    bouwhoogte

    n.v.t.

    4,5 m

    oppervlak

    n.v.t.

    50 m²

    recreatiewoning

    min.

    max.

    goothoogte

    n.v.t.

    3,5 m

    bouwhoogte

    n.v.t.

    4,5 m

    oppervlakte

    n.v.t.

    75 m²

    afstand tot zijdelingse perceelsgrens

    3 m

    n.v.t.

    afstand tot de as van de weg

    15 m

    n.v.t.

    aan- en uitbouw en bijgebouw bij de recreatiewoning

    min.

    max.

    goothoogte

    n.v.t.

    3,25 m

    bouwhoogte

    n.v.t.

    6 m

    oppervlakte

    n.v.t.

    10 m²

    aantal

    n.v.t

    1

    Tabel 4: Maatvoering en situering van gebouwen

    4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

    Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

        1. voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak voldoen aan de volgende kenmerken, zoals opgenomen in tabel 5:

    bouwwerken, geen gebouw zijnde

    max. hoogte

    overig

    erfafscheidingen

    voor de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning: 1 m

     

    overig: 2 m

     

    niet overdekt zwembad

     

    de afstand achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning bedraagt minimaal 3 m

    de afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen bedraagt minimaal 5 m

    de afstand tot de bedrijfswoning bedraagt maximaal 20 m

    paardenbakken

    (bedrijfsmatig)

     

    gelegen binnen het bouwvlak

    situering achter de voorgevelrooilijn van de dichtst naar de openbare weg gelegen gevel

    minimale afstand tot het bestemmingsvlak woningen van derden bedraagt 50 m

    maximale hoogte omheining 1,70 m

    ten hoogste 6 lichtmasten per paardenbak met maximale hoogte van 8 m

    oppervlakte bedraagt maximaal 800 m²

    overige andere bouwwerken

    12 m

    n.v.t.

    permanente teeltondersteunende voorzieningen

    2 m

    n.v.t

    Tabel 5: Eisen bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak

        1. buiten het bouwvlak zijn uitsluitend de volgende bouwwerken toegestaan:

          1. erfafscheidingen ten behoeve van afrastering van het agrarisch grondgebruik met een maximale hoogte van 2 meter;

          2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het recreatief medegebruik zoals bewegwijzering en picknicktafels met een maximale hoogte van 2 meter;

          3. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen met een maximale hoogte van 2,5 meter, met dien verstande dat deze zijn toegestaan voor de termijn dat de teelt dit vereist met een maximum van 6 maanden;

          4. boomteelthekken en overige teeltondersteunende voorzieningen met een maximale hoogte van 2,5 meter.

    4.3 afwijking van de bouwregels

     

    4.3.1 afwijking overschrijding bouwgrens

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2.1 en 4.2.2 voor het overschrijden van de bouwgrens, mits:

        1. de bouwgrens met maximaal 5 m wordt overschreden;

        2. de overschrijding noodzakelijk is in verband met een doelmatige uitoefening van het bedrijf;

        3. geen aantoonbaar onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;

        4. geen aantoonbaar onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.

    4.3.2 afwijking bouwhoogte bedrijfsgebouwen

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2.1 onder b voor het verhogen van de bouwhoogte tot maximaal 10 m.

    4.3.3 afwijking bouwhoogte mestvergistingsinstallatie

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2.1 voor het verhogen van de bouwhoogte voor een mestvergistingsinstallatie tot maximaal 12 m.

    4.3.4 afwijking paardenbak (hobbymatig)

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.3.5 voor het toestaan van een paardenbak (hobbymatig) bij een bedrijfswoning, met dien verstande dat:

        1. deze gebouwd wordt binnen het bouwvlak;

        2. deze gesitueerd wordt achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning;

        3. maximaal 1 paardenbak is toegestaan;

        4. de oppervlakte maximaal 800 m² bedraagt;

        5. de hoogte van de omheining maximaal 1,70 m bedraagt;

        6. de minimale afstand tot het bestemmingsvlak van woning van derden 25 m bedraagt;

        7. er geen lichtmasten mogen worden geplaatst.

    4.3.5 afwijking paardenbak (bedrijfsmatig)

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.3.5 voor het toestaan van een paardenbak (hobbymatig), met dien verstande dat:

        1. deze gebouwd wordt binnen het bouwvlak;

        2. deze gesitueerd wordt achter de voorgevelrooilijn van de dichtst bij de openbare weg gelegen gevel;

        3. maximaal 1 paardenbak is toegestaan;

        4. de oppervlakte maximaal 1.200 m² bedraagt;

        5. de hoogte van de omheining maximaal 1,70 m bedraagt;

        6. de minimale afstand tot het bestemmingsvlak van woning van derden 50 m bedraagt;

        7. ten hoogste 6 lichtmasten per paardenbak mogen worden geplaatst met een maximale hoogte van 8 m.

    4.4 specifieke gebruiksregels

    Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en/of opstallen voor:

        1. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming te verrichten gebruik en plaatsvindt binnen het bouwvlak;

        2. een manege of paardenhouderij met een grote publieks- en verkeersaantrekkende werking;

        1. het gebruik van opstallen voor statische opslag;

        2. het gebruik van bedrijfs- en/of bijgebouwen voor bewoning;

        3. tijdelijke huisvesting van arbeidsmigranten;

        4. het gebruik van ruimten binnen de bedrijfswoning en/of bijgebouwen bij de bedrijfswoning voor aan huis verbonden beroepsactiviteiten dan wel nevenactiviteiten;

        5. het beproeven van of racen/crossen met motoren of voertuigen;

        6. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;

        7. wedstrijd/sportterrein.

    4.5 afwijking van de gebruiksregels

     

    4.5.1 afwijking mantelzorg

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.4 onder d voor het inrichten en/of gebruiken van een bijgebouw, aan- of uitbouw als woonruimte ten behoeve van het bieden of ontvangen van mantelzorg, met inachtneming van de volgende regels:

        1. er dient aantoonbaar sprake te zijn van een zorgbehoefte, welke tijdelijk van aard is;

        2. er dient sprake te blijven van één huishouden, waarvan een gedeelte in een bijgebouw is gehuisvest;

        3. naast de bouwregels voor bijgebouwen in lid 4.2.1 dient tevens voldaan te worden aan het volgende:

          1. het betreffende bijgebouw mag alleen worden bewoond indien het via een doorgang gekoppeld is aan het hoofdgebouw;

          2. het totaal aantal toegestane vierkante meters aan bijgebouwen ten behoeve van inwonende ouders/familieleden mag door de aanbouw ten behoeve van de inwonende ouders/familieleden niet worden overschreden;

          3. zodra de noodzaak van mantelzorg is komen te vervallen (als gevolg van verhuizing of overlijden) moet het gebruik van het bijgebouw als afhankelijke woonruimte worden beëindigd en de woonvoorzieningen worden verwijderd.

    4.5.2 afwijking huisvesting arbeidsmigranten

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.4 onder e voor huisvesting van tijdelijke arbeidsmigranten op het eigen bedrijf en bij voorkeur binnen de bestaande agrarische bedrijfsbebouwing, met dien verstande dat;

        1. per agrarisch bedrijf binnen het bestaande bouwvlak maximaal 10 stacaravans/units mogen worden geplaatst, waarin maximaal 40 personen mogen verblijven;

        2. alle tijdelijke medewerkers die gehuisvest worden bij een bedrijf dienen ook (tijdelijk) werkzaam te zijn bij het betreffende bedrijf;

        3. verblijven dienen op het bouwvlak gesitueerd te worden;

        4. verblijven mogen niet direct steun vinden in de grond of direct met de grond verbonden te zijn;

        5. tussen de stacaravans/units dient een minimale afstand in acht te worden genomen van 5 meter;

        6. de afwijking wordt voor maximaal 8 maanden per jaar al dan niet aanééngesloten verleend, waarbij geldt dat de stacaravans/units buiten deze periode niet aanwezig mogen zijn;

        7. er dient sprake te zijn van een goede landschappelijke inpassing;

        8. parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.

    4.5.3 afwijking dagrecreatieve nevenactiviteiten

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.4 onder f voor het gebruik van bebouwing voor dagrecreatieve nevenactiviteiten, met dien verstande dat de volgende algemene regels voor elke van de onder m tot en met q opgenomen activiteiten gelden:

        1. meerdere nevenactiviteiten op een agrarisch bedrijf zijn toegestaan, met dien verstande dat elke nevenactiviteit apart aan de in het betreffende lid gestelde voorwaarden dient te voldoen;

        2. om de nevenactiviteit te waarborgen wordt bij een combinatie van nevenactiviteiten advies gevraagd aan de Agrarische Adviescommissie Bouwaanvragen (AAB);

        3. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;

        4. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

        5. het bedrijf dient ten behoeve van de nevenactiviteit te voorzien in de parkeergelegenheid op eigen terrein, binnen het bestaande bouwvlak;

        6. de nevenactiviteiten mogen geen aanleiding vormen om het bouwperceel te vergroten, het bedrijf te splitsen of een extra bedrijfswoning toe te staan;

        7. de nevenactiviteit dient gelijktijdig met de hoofdactiviteit te worden beëindigd;

        8. de dagrecreatieve functie mag alleen gerealiseerd worden in bestaande voormalige agrarische bedrijfsgebouwen;

        9. de bovengrens voor kleinschalige dagactiviteiten wordt gesteld op 45% van de bestaande bebouwing met een oppervlakte van maximaal 500 m², tenzij onder m tot en met q anders is bepaald;

        10. ondersteunende horeca is mogelijk tot 20% van het bestaande vloeroppervlak met een minimum van 35 m² en een maximum tot 100 m²;

        11. er dient sprake te zijn van een goede landschappelijke inpassing;

        12. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

        13. aanvullend op lid 4.5.3 onder a tot en met l gelden de volgende specifieke regels voor dagrecreatie in de vorm van educatie, excursie, rondleiding en workshop:

          1. voorwaarde is dat de rondleidingen, excursies een relatie moet hebben met de agrarische functie en/of natuur- landschapsbeheer;

          2. ten behoeve van de genoemde functies is het toegestaan een ruimte in te richten binnen de bestaande gebouwen om gasten te ontvangen en/of voorlichting/lezingen te geven;

          3. het aanbieden van zaalruimte ten behoeve van bijeenkomsten die niet zijn gerelateerd aan de agrarische functie en/of natuur- of landschapsbeheer is niet toegestaan.

        14. aanvullend op lid 4.5.3 onder a tot en met l gelden de volgende specifieke regels voor dagrecreatie in de vorm van een theeschenkerij:

          1. maximaal 100 m² vloeroppervlak van de bebouwing mag worden gebruikt;

          2. een terras is toegestaan;

          3. speelvoorzieningen zijn toegestaan, tot een maximale bouwhoogte van 2,5 meter.

        15. aanvullend op lid 4.5.3 onder a tot en met l gelden de volgende specifieke regels voor dagrecreatie in de vorm van een congres- en/of vergaderruimte: maximaal 500 m² vloeroppervlak van de bebouwing mag worden gebruikt;

          1. deze nevenfunctie is slechts toegestaan bij een cultuurhistorisch waardevol pand als opgenomen in bijlage 2 van deze regels.

        16. aanvullend op lid 4.5.3 onder a tot en met l gelden de volgende specifieke regels voor dagrecreatie in de vorm van verhuur:

          1. het betreft verhuur welke is gerelateerd aan het recreatief medegebruik van het buitengebied;

          2. verhuur van paarden, huifkarren en andere aan de hippische sport verbonden activiteiten vallen binnen deze vorm van dagrecreatie;

          3. de verhuurmiddelen behoren tot de categorie extensieve recreatie en zijn niet gemotoriseerd.

        17. aanvullend op lid 4.5.3 onder a tot en met l gelden de volgende specifieke regels voor dagrecreatie in de vorm van boerengolf / poldersport:

          1. gebruik van maximaal 2 hectare aaneengesloten gronden direct grenzend aan het bouwvlak;

          2. het oprichten van bouwwerken geen gebouwen zijnde, in de vorm van reclameborden en/of neonreclame, lichtmasten en/of lichtbakken is niet toegestaan;

          3. de benodigde attributen moeten verplaatsbaar zijn.

    4.5.4 afwijking verblijfsrecreatieve nevenactiviteiten

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.4 onder f voor het gebruik van bebouwing voor verblijfsrecreatieve nevenactiviteiten, met dien verstande dat de volgende algemene regels voor elke vorm van de onder l tot en met p genoemde verblijfsrecreatieve nevenactiviteiten gelden:

        1. meerdere nevenactiviteiten op een agrarisch bedrijf worden toegestaan, met dien verstande dat elke nevenactiviteit apart aan de in het betreffende lid gestelde voorwaarden dient te voldoen;

        2. om de nevenactiviteit te waarborgen wordt bij een combinatie van nevenactiviteiten advies gevraagd aan de Agrarische Adviescommissie Bouwaanvragen (AAB);

        3. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;

        4. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

        5. het bedrijf dient ten behoeve van de nevenactiviteit te voorzien in de parkeergelegenheid op eigen terrein, binnen het bestaande bouwvlak;

        6. de nevenactiviteiten mogen geen aanleiding vormen om het bouwperceel te vergroten, het bedrijf te splitsen of een extra bedrijfswoning toe te staan;

        7. de nevenactiviteit dient gelijktijdig met de hoofdactiviteit te worden beëindigd;

        8. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

        9. de verblijfsrecreatieve functie mag niet worden gebruikt voor tijdelijke arbeidskrachten;

        10. er dient sprake te zijn van een goede landschappelijke inpassing;

        11. permanente bewoning is niet toegestaan.

        12. aanvullend op lid 4.5.4 onder a tot en met k gelden de volgende specifieke regels voor verblijfsrecreatie in de vorm van kamperen bij de boer:

          1. toegestaan zijn maximaal 25 kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans, aansluitend aan het bouwvlak;

          2. alleen toegestaan in het kampeerseizoen;

          3. niet toegestaan ter plaatse van de dubbelbestemming Waarde - Ecologie – EHS dan wel ter plaatse van de aanduiding ‘openheid’.  

        13. aanvullend op lid 4.5.4 onder a tot en met k gelden de volgende specifieke regels voor verblijfsrecreatie in de vorm van een kampeerboerderij / groepsaccomodatie:

          1. maximaal 500 m² vloeroppervlak van de bebouwing mag worden gebruikt;

          2. het toegestane aantal woningen mag niet worden uitgebreid;

          3. speelvoorzieningen zijn toegestaan, tot een maximale bouwhoogte van 2,5 meter.

        14. aanvullend op lid 4.5.4 onder a tot en met k gelden de volgende specifieke regels voor verblijfsrecreatie in de vorm van boerderijkamers / appartementen:

          1. het totaal oppervlak aan boerderijkamers / appartementen is maximaal

          2. 500 m² vloeroppervlak van de bebouwing;

          3. het maximale aantal boerderijkamers / appartementen bedraagt 4;

          4. de oppervlakte van één boerderijkamer / appartement is maximaal 60 m²;

          5. de boerderijkamers en/ of appartementen dienen in de nabijheid van de bedrijfswoning te worden gerealiseerd.

        15. aanvullend op lid 4.5.4 onder a tot en met k gelden de volgende specifieke regels voor verblijfsrecreatie in de vorm van trekkershutten:

          1. de trekkershut dient te bestaan uit één ruimte, zonder verdieping, waar maximaal 4 personen in kunnen overnachten;

          2. de oppervlakte bedraagt maximaal 30 m².

        1. aanvullend op lid 4.5.4 onder a tot en met k gelden de volgende specifieke regels voor verblijfsrecreatie in de vorm van een bed and breakfast:

          1. een bed and breakfast kan alleen worden aangeboden door de hoofdbewoner van het pand;

          2. de woning dient door de hoofdgebruiker te worden bewoond;

          3. de hoofdfunctie van de woning waarin een bed and breakfast gevestigd wordt, moet wonen blijven;

          4. het maximale aantal personen dat tegelijkertijd van een bed-and-breakfast accommodatie gebruik kan maken, is 10;

          5. maximaal vier kamers mogen worden ingericht als bed and breakfast kamer;

          6. bed and breakfast kamers mogen niet als zelfstandige wooneenheid functioneren;

          7. parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden;

          8. er mogen geen aanverwante voorzieningen zoals speeltuintjes, wc-hokjes, stallingen, detailhandel et cetera gerealiseerd worden;

          9. permanente bewoning wordt niet toegestaan.

    4.5.5 afwijking verkoop van producten als nevenactiviteit

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.4 onder f voor het gebruik van bebouwing voor verkoop van producten als nevenactiviteit, met dien verstande dat de volgende regels gelden:

        1. meerdere nevenactiviteiten op een agrarisch bedrijf zijn toegestaan, met dien verstande dat elke nevenactiviteit apart aan de in het betreffende lid gestelde voorwaarden dient te voldoen;

        2. om de nevenactiviteit te waarborgen wordt bij een combinatie van nevenactiviteiten advies gevraagd aan de Agrarische Adviescommissie Bouwaanvragen (AAB);

        3. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;

        4. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

        5. het bedrijf dient ten behoeve van de nevenactiviteit te voorzien in de parkeergelegenheid op eigen terrein, binnen het bestaande bouwvlak;

        6. de nevenactiviteiten mogen geen aanleiding vormen om het bouwperceel te vergroten, het bedrijf te splitsen of een extra bedrijfswoning toe te staan;

        7. de nevenactiviteit dient gelijktijdig met de hoofdactiviteit te worden beëindigd;

        8. er moet sprake zijn van een winkel die aan de agrarische functie is verbonden;

        9. maximaal 200 m² van de vloeroppervlakte van de bebouwing mag worden gebruikt voor de verkoop van producten met dien verstande dat dit maximum oppervlak niet van toepassing is voor de be- en verwerkingsruimte van de eigen producten voor zover het betreft de verkoop van eigen vervaardigde producten dan wel de verkoop van streekeigen en/of biologische producten;

        10. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

        11. de genoemde producten moeten worden aangeboden in verse vorm of primair verwerkte vorm;

        12. de verkoopruimte moet worden geëxploiteerd door één van de leden van het huishouden dat op het perceel woont of werkzaam is in het agrarisch bedrijf.

    4.5.6 afwijking zorglandbouw als nevenactiviteit

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.4 onder f voor het gebruik van bebouwing voor zorglandbouw als nevenactiviteit, met dien verstande dat de volgende regels gelden:

        1. meerdere nevenactiviteiten op een agrarisch bedrijf worden toegestaan, met dien verstande dat elke nevenactiviteit apart aan de in het betreffende lid gestelde voorwaarden dient te voldoen;

        2. om de nevenactiviteit te waarborgen wordt bij een combinatie van nevenactiviteiten advies gevraagd aan de Agrarische Adviescommissie Bouwaanvragen (AAB);

        3. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;

        4. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

        5. het bedrijf dient ten behoeve van de nevenactiviteit te voorzien in de parkeergelegenheid op eigen terrein, binnen het bestaande bouwvlak;

        6. de nevenactiviteiten mogen geen aanleiding vormen om het bouwperceel te vergroten, het bedrijf te splitsen of een extra bedrijfswoning toe te staan;

        7. de nevenactiviteit dient gelijktijdig met de hoofdactiviteit te worden beëindigd;

        8. ondersteunende horeca is niet toegestaan;

        9. inwoning is niet toegestaan.

    4.5.7 afwijking paarden als nevenactiviteit

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.4 onder f voor paarden als nevenactiviteit, met dien verstande dat de volgende regels gelden:

        1. meerdere nevenactiviteiten op een agrarisch bedrijf worden toegestaan, met dien verstande dat elke nevenactiviteit apart aan de in het betreffende lid gestelde voorwaarden dient te voldoen;

        2. om de nevenactiviteit te waarborgen wordt bij een combinatie van nevenactiviteiten advies gevraagd aan de Agrarische Adviescommissie Bouwaanvragen (AAB);

        3. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;

        4. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

        5. het bedrijf dient ten behoeve van de nevenactiviteit te voorzien in de parkeergelegenheid op eigen terrein, binnen het bestaande bouwvlak;

        6. de nevenactiviteiten mogen geen aanleiding vormen om het bouwperceel te vergroten, het bedrijf te splitsen of een extra bedrijfswoning toe te staan;

        7. de nevenactiviteit dient gelijktijdig met de hoofdactiviteit te worden beëindigd.

    4.5.8 afwijking aan huis gebonden bedrijf

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.4 onder f voor het toestaan van een aan huis gebonden bedrijf, met dien verstande dat:

        1. het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden en naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;

        2. de vloeroppervlakte van de woning en bijgebouwen, aan- en uitbouwen gezamenlijk maximaal 50 m² ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn;

        3. het uitoefenen van bedrijvigheid die vergunnings- of meldingsplichtig is op grond van de Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving niet is toegestaan, tenzij het gebruik de woonfunctie op zichzelf en in relatie tot zijn omgeving niet zal aantasten;

        4. degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw uitvoert tevens gebruiker van de woning is;

        5. het niet betreft zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;

        6. de uitoefening van detailhandel niet is toegestaan, uitgezonderd als ondergeschikte nevenactiviteit gerelateerd aan het desbetreffende bedrijf.

    4.6 omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om een omgevingsvergunning te verlenen ten behoeve van het oprichten van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak, met dien verstande dat:

        1. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

        2. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.

    4.7 wijzigingsbevoegdheid

     

    4.7.1 uitbreiding van het agrarisch bouwvlak

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch te wijzigen, ten behoeve van uitbreiding van een agrarisch bouwvlak. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

        1. de mogelijkheid voor toepassing van de wijzigingsbevoegdheid, is afhankelijk van de aard van het agrarisch bedrijf, zoals aangegeven in tabel 6:

    aard agrarisch bedrijf

    maximale omvang bouwvak

    grondgebonden

    max. 1,5 ha

    overig niet grondgebonden

    max. 1,5 ha

    glastuinbouw

    3 ha

    Tabel 6: regels uitbreiding bouwvlak

        1. de uitbreiding noodzakelijk is uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en/of ontwikkeling en/of continuïteit van het agrarisch bedrijf;

        2. uitbreiding binnen de de dubbelbestemming ‘Waarde – Ecologie – EHS’ is niet toegestaan;

        3. bij uitbreiding sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing waarvoorten minste 10% van het bouwvlak wordt aangewend en dat wordt aangetoond middels het overleggen van een landschapsplan;

        4. zuinig ruimtegebruik als uitgangspunt geldt;

        5. advies ten aanzien van de noodzaak voor en de volwaardigheid en continuïteit van de bedrijfsvoering wordt gevraagd aan de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen (AAB);

        6. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

        7. aangetoond wordt dat de wijziging van de bestemming uitvoerbaar is;

        8. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.

    4.7.2 hervestiging van en omschakeling naar grondgebonden agarisch bedrijf

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch te wijzigen ten behoeve van de hervestiging van en omschakeling naar een grondgebonden agrarisch bedrijf binnen een bestaand bouwvlak. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

        1. er sprake is van een volwaardig bedrijf;

        2. gebouwen en andere voorzieningen ten behoeve van het bedrijf zoveel mogelijk geconcentreerd zijn in het bouwvlak;

        3. bij uitbreiding sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing dat wordt aangetoond middels het overleggen van een landschapsplan;

        4. advies ten aanzien van de noodzaak voor en de volwaardigheid en continuïteit van de bedrijfsvoering wordt gevraagd aan de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen (AAB);

        5. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

        6. aangetoond wordt dat de wijziging van de bestemming uitvoerbaar is;

        7. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.

    4.7.3 hervestiging van en omschakeling naar een overig niet grondgebonden agarisch bedrijf

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch te wijzigen ten behoeve van de hervestiging van en omschakeling naar een overig niet grondgebonden agrarisch bedrijf binnen een bestaand bouwvlak. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

        1. er sprake is van een volwaardig bedrijf;

        2. gebouwen en andere voorzieningen ten behoeve van het bedrijf zoveel mogelijk geconcentreerd zijn in het bouwvlak;

        3. bij uitbreiding sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing dat wordt aangetoond middels het overleggen van een landschapsplan;

        4. advies ten aanzien van de noodzaak voor en de volwaardigheid en continuïteit van de bedrijfsvoering wordt gevraagd aan de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen (AAB);

        5. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

        6. aangetoond wordt dat de wijziging van de bestemming uitvoerbaar is;

        7. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.

    4.7.4 verwijderen aanduiding intensieve veehouderij

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch te wijzigen door de aanduiding ‘intensieve veehouderij’ te verwijderen.

    4.7.5 bedrijfswoning

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch met waarden – Landschap met de aanduiding ‘bouwvlak’ te wijzigen door de aanduiding ‘bedrijfswoning’ toe te voegen. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast, onder de volgende voorwaarden:

        1. er sprake is van een volwaardig bedrijf;

        2. het een bedrijf betreft met minimaal één volwaardige arbeidskracht, waarvan de continuïteit op de langere termijn wordt gewaarborgd;

        3. het bedrijf zonder een agrarische bedrijfswoning redelijkerwijs op langere termijn niet te exploiteren is;

        4. er nog niet eerder een agrarische bedrijfswoning voor het bedrijf is gebouwd, of er nog niet een eerder gebouwde bedrijfswoning is afgestoten;

        5. voldaan wordt aan de bouwregels opgenomen in de bouwregels van het betreffende artikel;

        6. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

        7. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en bedrijven;

        8. aangetoond wordt dat wijziging van de bestemming uitvoerbaar is;

        9. het woon- en leefmilieu ter plaatse van de te realiseren bedrijfswoning wordt geborgd;

        10. advies ten aanzien van de noodzaak voor en de volwaardigheid en continuïteit van de bedrijfsvoering wordt gevraagd aan de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen (AAB).

    4.7.6 productiegerichte paardenhouderij

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch met waarden – Landschap met de aanduiding ‘bouwvlak’ te wijzigen door de aanduiding ‘paardenhouderij’ toe te voegen. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast, onder de volgende voorwaarden:

        1. het betreft een productiegerichte paardenhouderij in de vorm van een paardenfokkerij, hengsten en/of merriehouderij, paardenmelkerij, africhtingsstal, trainingsstal, handelsstal, stalhouderij en/of pensionstalling;

        2. ondergschikt aan een paardenfokkerij dan wel een hengsten of merriehouderij is tevens toegstaan het opleiden, trainen en verhandelen van paarden en/of pony’s uit eigen fokprogramma;

        3. het geven van lessen en/of het verzorgen van instructies dan wel het exploiteren van een manege is niet toegestaan;

        4. vestiging slechts is toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’;

        5. ondergeschikt aan de paardenhouderij een kantoorruimte is toegestaan met een maximum oppervlak van 50 m²;

        6. voldaan wordt aan de bouwregels opgenomen in lid 4.2;

        7. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

        8. aangetoond wordt dat de wijziging van de bestemming uitvoerbaar is;

        9. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.

    4.7.7 wonen

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch met waarden – Landschap met de aanduiding ‘bouwvlak’ te wijzigen in de bestemming Wonen. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast, onder de volgende voorwaarden:

        1. voor bewoning mag worden gebruikt de ten tijde van bedrijfsbeëindiging bestaande bedrijfswoning(en);

        2. de inhoud van de woning mag maximaal de inhoud van de op het moment van het wijzigingsbesluit aanwezige woning bedragen;

        3. het aantal woningen moet beperkt blijven tot het bestaande aantal woningen dat op het moment van het nemen van het wijzigingsbesluit aanwezig is;

        4. van de overtollige stallen en andere voormalige bedrijfsgebouwen moet een substantieel deel gesloopt worden, tenzij deze gebouwen een bijzondere cultuurhistorische waarde hebben;

        5. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

        6. aangetoond wordt dat de wijziging van de bestemming uitvoerbaar is;

        7. het woon- en leefmilieu ter plaatse van de woning wordt geborgd;

        8. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.

    4.7.8 wonen cultuurhistorisch waardevol bijgebouw

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij de beëindiging van een agrarisch bedrijf de bestemming Agrarisch met waarden – Landschap met de aanduiding ‘bouwvlak’ te wijzigen in de bestemming Wonen, ten behoeve van de realisatie van één woning in een cultuurhistorisch waardevol bijgebouw, naast de bestaande en vergunde (bedrijfs)woning(en). Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

        1. de locatie niet blijvend geschikt is/wordt geacht voor agrarisch hergebruik voor de opvang van agrarische bedrijven;

        2. het één bijgebouw betreft dat is opgenomen in bijlage 2 behorende bij deze regels;

        3. de inhoudsmaat van de woning maximaal 750 m³ bedraagt van het bestaande karakteristieke bijgebouw;

        4. de kenmerkende vorm en de cultuurhistorische waarden van het betreffende bijgebouw gehandhaafd blijven;

        5. de woning past binnen het, op basis van de provinciale woningbouwbehoefteprognose, vastgestelde gemeentelijke woningbouwprogramma;

        6. na realisatie geen vergroting van de woning plaatsvindt;

        7. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

        8. aangetoond wordt dat wijziging van de bestemming uitvoerbaar is;

        9. het woon- en leefmilieu ter plaatse van de woning wordt geborgd;

        10. er is geen sprake van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.

    4.7.9 woningsplitsing

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij de beëindiging van een agrarisch bedrijf de bestemming Agrarisch met waarden – Landschap met de aanduiding ‘bouwvlak’ te wijzigen in de bestemming Wonen, ten behoeve van de realisatie van twee woningen middels woningsplitsing van een karakteristieke boerderij, onder de volgende voorwaarden:

        1. de te splitsen karakteristieke hoofdbouwmassa heeft een inhoud van meer dan 1000 m3;

        2. de kenmerkende vorm blijft gehandhaafd;

        3. bestaande bijgebouwen die aan het hoofdgebouw vast zitten, mogen bij de woning betrokken worden;

        4. het woon- en leefmilieu ter plaatse van de woning wordt geborgd;

        5. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;

        6. na splitsing is geen verdere vergroting van de woning(en) meer mogelijk;

        7. aangetoond wordt dat de wijziging van de bestemming uitvoerbaar is.

    4.7.10 teeltondersteunend glas tot maximaal 1,5 ha

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming Agrarisch met waarden - Landschap te wijzigen door toevoeging van de aanduiding ‘bouwvlak’, ten behoeve van de realisatie van teeltondersteunend glas tot maximaal 1,5 ha, onder de volgende voorwaarden:

        1. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;

        2. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

        3. de opstallen dienen landschappelijk te worden ingepast. De inpassingsmaatregelen zullen een bijdrage moeten leveren aan het ecologisch functioneren en de landschappelijke beleving van de directe omgeving van het betrokken bedrijf. Daarbij dient rekening te worden gehouden met de lokale cultuurhistorische en landschappelijke waarden en dient men gebruik te maken van inheemse soorten. De omvang van de landschappelijke inpassing bedraagt minimaal 10% van de te vergunnen oppervlakte teeltondersteunende kassen;

        4. er op de bedrijfslocatie hydrologisch neutraal wordt gebouwd;

        5. de voorzieningen noodzakelijk zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering;

        6. om gebruik te kunnen maken van de extra ruimte voor uitbreiding van permanente teeltondersteunende voorzieningen van 0,5 tot 1,5 ha geldt als randvoorwaarde voor het borgen van de ondersteunendheid:

          1. voor boomteeltbedrijven: dat de oppervlakte van de vollegrondsteelt en/of de pot- en containerteelt meer beslaat dan 80 % van de totale oppervlakte van op het bedrijf aanwezige teeltondersteunende kassen;

          2. voor de overige bedrijven: dat de NGE’s uit de vollegrond meer beslaan dan 30% van de NGE’s uit de verschillende op het bedrijf aanwezige teeltondersteunende voorzieningen;

        7. indien assimilatiebelichting wordt toegepast gebeurt de lichtafscherming volgens het convenant dat afgesloten is tussen Land- en Tuinbouw Organisatie Nederland en de Stichting Natuur en Milieu;

        8. bedrijven moeten volwaardig zijn;

        1. de ontwikkelingsruimte mag niet leiden tot het omschakelen of doorgroeien van bedrijven met permanente teeltondersteunende voorzieningen tot zelfstandige glastuinbouwbedrijven;

        2. advies ten aanzien van de noodzaak voor en de volwaardigheid en continuïteit van de bedrijfsvoering wordt gevraagd aan de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen (AAB).

    4.7.11 bergbezinkbassin

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming Agrarisch te wijzigen door toevoeging van de aanduiding ‘specifieke vorm van water - bergbezinkbassin’, ten behoeve van de realisatie van ee bergbezinkbassin, onder de volgende voorwaarden:

        1. de inhoud van zich beneden peil bevindende bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van het bergbezinkbassin bedraagt maximaal 500 m³;

        2. de inhoud van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3 m³;

        3. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 1,5 m;

        4. er dient sprake te zijn van een goede landschappelijke inpassing;

        5. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden.

    Artikel 5 Agrarisch met waarden - Natuur

     

    5.1 bestemmingsomschrijving

     

    5.1.1 algemeen

    De voor Agrarisch met waarden - Natuur aangewezen gronden zijn bestemd voor:

        1. de uitoefening van een agrarisch bedrijf met dien verstande dat de uitoefening glastuinbouw uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘glastuinbouw’ is toegestaan;

        2. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’ is geen bedrijfswoning toegestaan;

        3. ter plaatse van de aanduiding ‘recreatiewoning’ één recreatiewoning;

        4. het behoud van de cultuurhistorische waarde van objecten, zoals opgenomen in bijlage 2 van deze regels;

        5. het behoud van de aanwezige natuurlijke, landschappelijke en abiotische waarden;

    5.1.2 aanvullende doeleinden

    De gronden zijn mede bestemd voor:

        1. openbare nutsvoorzieningen;

        2. extensief recreatief medegebruik;

        3. militair medegebruik;

        4. infrastructurele voorzieningen;

        5. waterhuishoudkundige doeleinden en voorzieningen;

        6. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – minicamping’ een minicamping gedurende het zomerseizoen, met maximaal 25 kampeermiddelen in een strook van 50 m direct aan weerszijden en/of de achterzijde van een agrarisch bouwvlak;

        7. ter plaatse van de aanduiding caravanstalling tevens een caravanstalling;

        8. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - propaaninstallatie’ tevens een propaaninstallatie;

        9. aan huis gebonden beroepen bij een bedrijfswoning met dien verstande dat het vloeroppervlak dat (mede) wordt gebruikt voor de uitoefening van het beroep niet meer mag bedragen dan 50 m2, geen sprake mag zijn van aantoonbaar onevenredige verkeersaantrekkende werking en het beroep uitgeoefend wordt door de gebruiker van de woning.

    5.1.3 toelaatbare bebouwing

    Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 5.1.1 en 5.1.2 genoemde bestemmingen worden opgericht:

        1. gebouwen;

        2. bouwwerken geen gebouwen zijnde.

    5.2 bouwregels

     

    5.2.1 Gebouwen

    Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

        1. de gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak ten behoeve van het ter plaatse gevestigde agrarisch bedrijf;

        2. de maatvoering en situering van bedrijfsgebouwen dient te voldoen aan de kenmerken, zoals opgenomen in tabel 7:

    bedrijfsgebouwen

    min.

    max.

    goothoogte

    n.v.t.

    6,5 m

    bouwhoogte

    n.v.t.

    9 m

    afstand zijdelingse perceelsgrens

    5 m

    n.v.t.

    bedrijfsgebouwen in de vorm van kassen ter plaatse van de aanduiding ‘glastuinbouw’

    min.

    max.

    bouwhoogte

    n.v.t.

    8 m

    oppervlak

    n.v.t.

    3 hectare

    afstand van kassen tot woningen van derden

    50 m

    n.v.t.

    teeltondersteunende kassen

    min.

    max.

    bouwhoogte

    n.v.t.

    8 m

    oppervlak

    n.v.t.

    5.000 m²

    afstand van kassen tot woningen van derden

    50 m

    n.v.t.

    bedrijfswoning

    min.

    max.

    goothoogte

    n.v.t

    6,5 m

    bouwhoogte

    n.v.t.

    9 m

    inhoud

    n.v.t.

    750 m³

    afstand zijdelingse perceelsgrens

    5 m

    n.v.t.

    aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij de bedrijfswoning

    min.

    max.

    goothoogte

    n.v.t.

    3,5 m

    bouwhoogte

    n.v.t.

    4,5 m

    oppervlak

    n.v.t.

    100 m²

    afstand tot zijdelingse perceelsgrens

    5 m

    n.v.t.

    afstand tot de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning

    2 m

    n.v.t.

    sanitaire voorziening t.b.v. minicamping

    min.

    max.

    goothoogte

    n.v.t.

    3,5 m

    bouwhoogte

    n.v.t.

    4,5 m

    oppervlak

    n.v.t.

    50 m²

    recreatiewoning

    min.

    max.

    goothoogte

    n.v.t.

    3,5 m

    bouwhoogte

    n.v.t.

    4,5 m

    oppervlakte

    n.v.t.

    75 m²

    afstand tot zijdelingse perceelsgrens

    3 m

    n.v.t.

    afstand tot de as van de weg

    15 m

    n.v.t.

    aan- en uitbouw en bijgebouw bij de recreatiewoning

    min.

    max.

    goothoogte

    n.v.t.

    3,5 m

    bouwhoogte

    n.v.t.

    4,5 m

    oppervlakte

    n.v.t.

    10 m²

    aantal

    n.v.t

    1

    Tabel 7: Maatvoering en situering van gebouwen

    5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

    Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

        1. voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak gelden de volgende kenmerken, zoals opgenomen in tabel 8:

    bouwwerken, geen gebouw zijnde

    max. hoogte

    overig

    erfafscheidingen

    voor de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning: 1 m

     

    overig: 2 m

    •  

    niet overdekt zwembad

    •  

    de afstand achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning bedraagt minimaal 3 m

    de afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen bedraagt minimaal 5 m

    de afstand tot de bedrijfswoning bedraagt maximaal 20 m

    paardenbakken

    (bedrijfsmatig)

     

    gelegen binnen het bouwvlak

    situering achter de voorgevelrooilijn van de dichtst naar de openbare weg gelegen gevel

    minimale afstand tot het bestemmingsvlak woningen van derden bedraagt 50 m

    maximale hoogte omheining 1,70 m

    ten hoogste 6 lichtmasten per paardenbak met maximale hoogte van 8 m

    oppervlakte bedraagt maximaal 800 m²

    overige andere bouwwerken

    12 m

    n.v.t.

    permanente teeltondersteunende voorzieningen

    2 m

    n.v.t

    Tabel 8: Eisen bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak

        1. buiten het bouwvlak zijn uitsluitend de volgende bouwwerken toegestaan:

          1. erfafscheidingen ten behoeve van afrastering van het agrarisch grondgebruik met een maximale hoogte van 2 meter;

          2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het recreatief medegebruik zoals bewegwijzering en picknicktafels met een maximale hoogte van 2 meter;

    5.3 afwijking van de bouwregels

     

    5.3.1 afwijking overschrijding bouwgrens

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2.1 en 5.2.2 voor het overschrijden van de bouwgrens, mits:

        1. de bouwgrens met maximaal 5 m wordt overschreden;

        2. de overschrijding noodzakelijk is in verband met een doelmatige uitoefening van het bedrijf;

        3. geen aantoonbaar onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;

        4. geen aantoonbaar onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.

    5.3.2 afwijking bouwhoogte bedrijfsgebouwen

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2.1 onder b voor het verhogen van de bouwhoogte tot maximaal 10 m.

    5.3.3 afwijking bouwhoogte mestvergistingsinstallatie

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2.1 voor het verhogen van de bouwhoogte voor een mestvergistingsinstallatie tot maximaal 12 m.

    5.3.4 afwijking tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen en/of overige teeltondersteunende voorzieningen

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2.2 onder b, teneinde tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen en/of overige teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak toe te staan, met dien verstande dat:

        1. de maximale hoogte van tijdelijke dan wel overige teeltondersteunende voorzieningen 2,5 meter is;

        2. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan voor de termijn dat de teelt dit vereist met een maximum van 6 maanden;

        3. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;

        4. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden.

    5.3.5 afwijking paardenbak (hobbymatig)

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2.2 voor het toestaan van een paardenbak (hobbymatig) bij een bedrijfswoning, met dien verstande dat:

        1. deze gebouwd wordt binnen het bouwvlak;

        2. deze gesitueerd wordt achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning;

        3. maximaal 1 paardenbak is toegestaan;

        4. de oppervlakte maximaal 800 m² bedraagt;

        5. de hoogte van de omheining maximaal 1,70 m bedraagt;

        6. de minimale afstand tot het bestemmingsvlak van woning van derden 25 m bedraagt;

        7. er geen lichtmasten mogen worden geplaatst.

    5.3.6 afwijking paardenbak (bedrijfsmatig)

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2.2 voor het toestaan van een paardenbak (bedrijfsmatig), met dien verstande dat:

        1. deze gebouwd wordt binnen het bouwvlak;

        2. gesitueerd achter de voorgevelrooilijn van de dichtst bij de openbare weg gelegen gevel;

        3. maximaal 1 paardenbak is toegestaan;

        4. de oppervlakte maximaal 1.200 m² bedraagt;

        5. de hoogte van de omheining maximaal 1,70 m bedraagt;

        6. de minimale afstand tot het bestemmingsvlak van woning van derden 50 m bedraagt;

        7. ten hoogste 6 lichtmasten per paardenbak mogen worden geplaatst met een maximale hoogte van 8 m.

    5.4 specifieke gebruiksregels

    Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en/of opstallen voor:

        1. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming te verrichten gebruik en plaatsvindt binnen het bouwvlak;

        2. een manege of paardenhouderij met een grote publieks- en verkeersaantrekkende werking;

        3. het gebruik van opstallen voor statische opslag;

        4. het gebruik van bedrijfs- en/of bijgebouwen voor bewoning;

        5. tijdelijke huisvesting van arbeidsmigranten;

        6. het gebruik van ruimten binnen de bedrijfswoning en/of bijgebouwen bij de bedrijfswoning voor aan huis verbonden beroepsactiviteiten dan wel nevenactiviteiten;

        7. het beproeven van of racen/crossen met motoren of voertuigen;

        8. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;

        9. wedstrijd/sportterrein.

    5.5 afwijking van de gebruiksregels

     

    5.5.1 afwijking mantelzorg

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.4 onder d voor het inrichten en/of gebruiken van een bijgebouw, aan- of uitbouw als woonruimte ten behoeve van het bieden of ontvangen van mantelzorg, met inachtneming van de volgende regels:

        1. er dient aantoonbaar sprake te zijn van een zorgbehoefte, welke tijdelijk van aard is;

        2. er dient sprake te blijven van één huishouden, waarvan een gedeelte in een bijgebouw is gehuisvest;

        3. naast de bouwregels voor bijgebouwen in lid 5.2.1 dient tevens voldaan te worden aan het volgende:

          1. het betreffende bijgebouw mag alleen worden bewoond indien het via een doorgang gekoppeld is aan het hoofdgebouw;

          2. het totaal aantal toegestane vierkante meters aan bijgebouwen ten behoeve van inwonende ouders/familieleden mag door de aanbouw ten behoeve van de inwonende ouders/familieleden niet worden overschreden;

          3. zodra de noodzaak van mantelzorg is komen te vervallen (als gevolg van verhuizing of overlijden) moet het gebruik van het bijgebouw als afhankelijke woonruimte worden beëindigd en de woonvoorzieningen worden verwijderd.

    5.5.2 afwijking huisvesting arbeidsmigranten

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.4 onder d voor huisvesting van tijdelijke arbeidsmigranten op het eigen bedrijf en bij voorkeur binnen de bestaande agrarische bedrijfsbebouwing, met dien verstande dat;

        1. per agrarisch bedrijf binnen het bestaande bouwvlak maximaal 10 stacaravans/units mogen worden geplaatst, waarin maximaal 40 personen mogen verblijven;

        2. alle tijdelijke medewerkers die gehuisvest worden bij een bedrijf dienen ook (tijdelijk) werkzaam te zijn bij het betreffende bedrijf;

        3. verblijven dienen op het bouwvlak gesitueerd te worden;

        4. verblijven mogen niet direct steun vinden in de grond of direct met de grond verbonden te zijn;

        5. tussen de stacaravans/units dient een minimale afstand in acht te worden genomen van 5 meter;

        6. de afwijking wordt voor maximaal 8 maanden per jaar al dan niet aanééngesloten verleend, waarbij geldt dat de stacaravans/units buiten deze periode niet aanwezig mogen zijn;

        7. er dient sprake te zijn van een goede landschappelijke inpassing;

        8. parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.

    5.5.3 afwijking dagrecreatieve nevenactiviteiten

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.4 onder f voor het gebruik van bebouwing voor dagrecreatieve nevenactiviteiten, met dien verstande dat de volgende algemene regels voor elke van de onder m tot en met q opgenomen activiteiten gelden:

            1. meerdere nevenactiviteiten op een agrarisch bedrijf zijn toegestaan, met dien verstande dat elke nevenactiviteit apart aan de in het betreffende lid gestelde voorwaarden dient te voldoen;

        1. om de nevenactiviteit te waarborgen wordt bij een combinatie van nevenactiviteiten advies gevraagd aan de Agrarische Adviescommissie Bouwaanvragen (AAB);

        2. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;

        3. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

        4. het bedrijf dient ten behoeve van de nevenactiviteit te voorzien in de parkeergelegenheid op eigen terrein, binnen het bestaande bouwvlak;

        5. de nevenactiviteiten mogen geen aanleiding vormen om het bouwperceel te vergroten, het bedrijf te splitsen of een extra bedrijfswoning toe te staan;

        6. de nevenactiviteit dient gelijktijdig met de hoofdactiviteit te worden beëindigd;

        7. de dagrecreatieve functie mag alleen gerealiseerd worden in bestaande voormalige agrarische bedrijfsgebouwen;

        8. de bovengrens voor kleinschalige dagactiviteiten wordt gesteld op 45% van de bestaande bebouwing met een oppervlakte van maximaal 500 m², tenzij onder m tot en met q anders is bepaald;

        9. ondersteunende horeca is mogelijk tot 20% van het bestaande vloeroppervlak met een minimum van 35 m² en een maximum tot 100 m²;

        10. er dient sprake te zijn van een goede landschappelijke inpassing;

        11. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

        12. aanvullend op lid 5.5.3 onder a tot en met l gelden de volgende specifieke regels voor dagrecreatie in de vorm van educatie, excursie, rondleiding en workshop:

        13. voorwaarde is dat de rondleidingen, excursies een relatie moet hebben met de agrarische functie en/of natuur- landschapsbeheer;

          1. ten behoeve van de genoemde functies is het toegestaan een ruimte in te richten binnen de bestaande gebouwen om gasten te ontvangen en/of voorlichting/lezingen te geven;

          2. het aanbieden van zaalruimte ten behoeve van bijeenkomsten die niet zijn gerelateerd aan de agrarische functie en/of natuur- of landschapsbeheer is niet toegestaan.

          3. aanvullend op lid 5.5.3 onder a tot en met l gelden de volgende specifieke regels voor dagrecreatie in de vorm van een theeschenkerij:

    maximaal 100 m² vloeroppervlak van de bebouwing mag worden gebruikt;

        1. een terras is toegestaan;

          1. speelvoorzieningen zijn toegestaan, tot een maximale bouwhoogte van 2,5 meter.

          2. aanvullend op lid 5.5.3 onder a tot en met l gelden de volgende specifieke regels voor dagrecreatie in de vorm van een congres- en/of vergaderruimte:

    maximaal 500 m² vloeroppervlak van de bebouwing mag worden gebruikt;

        1. deze nevenfunctie is slechts toegestaan bij een cultuurhistorisch waardevol pand als opgenomen in bijlage 2 van deze regels.

          1. aanvullend op lid 5.5.3 onder a tot en met l gelden de volgende specifieke regels voor dagrecreatie in de vorm van verhuur:

        2. het betreft verhuur welke is gerelateerd aan het recreatief medegebruik van het buitengebied;

          1. verhuur van paarden, huifkarren en andere aan de hippische sport verbonden activiteiten vallen binnen deze vorm van dagrecreatie;

          2. de verhuurmiddelen behoren tot de categorie extensieve recreatie en zijn niet gemotoriseerd.

          3. aanvullend op lid 5.5.3 onder a tot en met l gelden de volgende specifieke regels voor dagrecreatie in de vorm van boerengolf / poldersport:

        3. gebruik van maximaal 2 hectare aaneengesloten gronden direct grenzend aan het bouwvlak;

          1. het oprichten van bouwwerken geen gebouwen zijnde, in de vorm van reclameborden en/of neonreclame, lichtmasten en/of lichtbakken is niet toegestaan;

          2. de benodigde attributen moeten verplaatsbaar zijn.

    5.5.4 afwijking verblijfsrecreatieve nevenactiviteiten

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.4 onder f voor het gebruik van bebouwing voor verblijfsrecreatieve nevenactiviteiten, met dien verstande dat de volgende algemene regels voor elke vorm van de onder l tot en met p genoemde verblijfsrecreatieve nevenactiviteiten gelden:

        1. meerdere nevenactiviteiten op een agrarisch bedrijf worden toegestaan, met dien verstande dat elke nevenactiviteit apart aan de in het betreffende lid gestelde voorwaarden dient te voldoen;

        2. om de nevenactiviteit te waarborgen wordt bij een combinatie van nevenactiviteiten advies gevraagd aan de Agrarische Adviescommissie Bouwaanvragen (AAB);

        3. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;

        4. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

        5. het bedrijf dient ten behoeve van de nevenactiviteit te voorzien in de parkeergelegenheid op eigen terrein, binnen het bestaande bouwvlak;

        6. de nevenactiviteiten mogen geen aanleiding vormen om het bouwperceel te vergroten, het bedrijf te splitsen of een extra bedrijfswoning toe te staan;

        7. de nevenactiviteit dient gelijktijdig met de hoofdactiviteit te worden beëindigd;

        8. de ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende agrarische bedrijven mogen niet worden beperkt;

        9. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

        10. de verblijfsrecreatieve functie mag niet worden gebruikt voor tijdelijke arbeidskrachten;

        11. landschappelijke inpassing is verplicht;

        12. permanente bewoning is niet toegestaan.

        13. aanvullend op lid 4.5.4 onder a tot en met l gelden de volgende specifieke regels voor verblijfsrecreatie in de vorm van kamperen bij de boer:

          1. toegestaan zijn maximaal 25 kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans, aansluitend aan het bouwvlak;

          2. alleen toegestaan in het kampeerseizoen;

          3. niet toegestaan ter plaatse van de dubbelbestemming Waarde - Ecologie – EHS dan wel ter plaatse van de aanduiding ‘openheid’.  

        14. aanvullend op lid 5.5.4 onder a tot en met l gelden de volgende specifieke regels voor verblijfsrecreatie in de vorm van een kampeerboerderij / groepsaccomodatie:

          1. maximaal 500 m² vloeroppervlak van de bebouwing mag worden gebruikt;

          2. het toegestane aantal woningen mag niet worden uitgebreid;

          3. speelvoorzieningen zijn toegestaan, tot een maximale bouwhoogte van 2,5 meter.

        15. aanvullend op lid 5.5.4 onder a tot en met l gelden de volgende specifieke regels voor verblijfsrecreatie in de vorm van boerderijkamers / appartementen:

          1. het totaal oppervlak aan boerderijkamers / appartementen is maximaal 500 m² vloeroppervlak van de bebouwing;

          2. het maximale aantal boerderijkamers / appartementen bedraagt 4;

          3. de oppervlakte van één boerderijkamer / appartement is maximaal 60 m²;

          4. de boerderijkamers en/ of appartementen dienen in de nabijheid van de bedrijfswoning te worden gerealiseerd.

        16. aanvullend op lid 5.5.4 onder a tot en met l gelden de volgende specifieke regels voor verblijfsrecreatie in de vorm van trekkershutten:

          1. de trekkershut dient te bestaan uit één ruimte, zonder verdieping, waar maximaal 4 personen in kunnen overnachten;

          2. de oppervlakte bedraagt maximaal 30 m².

        17. aanvullend op lid 5.5.4 onder a tot en met l gelden de volgende specifieke regels voor verblijfsrecreatie in de vorm van een bed and breakfast:

          1. een bed and breakfast kan alleen worden aangeboden door de hoofdbewoner van het pand;

          2. de woning dient door de hoofdgebruiker te worden bewoond;

          3. de hoofdfunctie van de woning waarin een bed and breakfast gevestigd wordt, moet wonen blijven;

          4. het maximale aantal personen dat tegelijkertijd van een bed and breakfast accommodatie gebruik kan maken, is 10;

          1. maximaal vier kamers mogen worden ingericht als bed and breakfast kamer;

          2. bed and breakfast kamers mogen niet als zelfstandige wooneenheid functioneren;

          3. parkeren dient plaats te vinden op eigen terrein.

          4. het authentieke uiterlijk en/of de verschijningsvorm van de woning moet worden gehandhaafd;

          5. er mogen geen aanverwante voorzieningen zoals speeltuintjes, wc-hokjes, stallingen, detailhandel et cetera gerealiseerd worden;

          6. permanente bewoning wordt niet toegestaan.

    5.5.5 Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid onder f voor het gebruik van bebouwing voor verkoop van producten als nevenactiviteit, met dien verstande dat de volgende regels gelden:

        1. meerdere nevenactiviteiten op een agrarisch bedrijf zijn toegestaan, met dien verstande dat elke nevenactiviteit apart aan de in het betreffende lid gestelde voorwaarden dient te voldoen;

        2. om de nevenactiviteit te waarborgen wordt bij een combinatie van nevenactiviteiten advies gevraagd aan de Agrarische Adviescommissie Bouwaanvragen (AAB);

        3. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;

        4. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

        5. het bedrijf dient ten behoeve van de nevenactiviteit te voorzien in de parkeergelegenheid op eigen terrein, binnen het bestaande bouwvlak;

        6. de nevenactiviteiten mogen geen aanleiding vormen om het bouwperceel te vergroten, het bedrijf te splitsen of een extra bedrijfswoning toe te staan;

        7. de nevenactiviteit dient gelijktijdig met de hoofdactiviteit te worden beëindigd;

        8. er moet sprake zijn van een winkel die aan de agrarische functie is verbonden;

        9. maximaal 200 m² van de vloeroppervlakte van de bebouwing mag worden gebruikt voor de verkoop van producten met dien verstande dat dit maximum niet van toepassing is voor de be- en verwerkingsruimte van de eigen producten voor zover het betreft de verkoop van eigen vervaardigde producten dan wel de verkoop van streekeigen en/of biologische producten;

        10. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

        11. de genoemde producten moeten worden aangeboden in verse vorm of primair verwerkte vorm;

        12. de verkoopruimte moet worden geëxploiteerd door één van de leden van het huishouden dat op het perceel woont of werkzaam is in het agrarisch bedrijf.

    5.5.6 afwijking zorglandbouw als nevenactiviteit

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.4 onder f voor het gebruik van bebouwing voor zorglandbouw als nevenactiviteit, met dien verstande dat de volgende regels gelden:

        1. meerdere nevenactiviteiten op een agrarisch bedrijf worden toegestaan, met dien verstande dat elke nevenactiviteit apart aan de in het betreffende lid gestelde voorwaarden dient te voldoen;

        2. om de nevenactiviteit te waarborgen wordt bij een combinatie van nevenactiviteiten advies gevraagd aan de Agrarische Adviescommissie Bouwaanvragen (AAB);

        3. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;

        4. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

        5. het bedrijf dient ten behoeve van de nevenactiviteit te voorzien in de parkeergelegenheid op eigen terrein, binnen het bestaande bouwvlak;

        6. de nevenactiviteiten mogen geen aanleiding vormen om het bouwperceel te vergroten, het bedrijf te splitsen of een extra bedrijfswoning toe te staan;

        7. de nevenactiviteit dient gelijktijdig met de hoofdactiviteit te worden beëindigd;

        8. ondersteunende horeca is niet toegestaan;

        9. inwoning is niet toegestaan.

    5.5.7 afwijking paarden als nevenactiviteit

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.4 onder f voor paarden als nevenactiviteit, met dien verstande dat de volgende regels gelden:

        1. meerdere nevenactiviteiten op een agrarisch bedrijf worden toegestaan, met dien verstande dat elke nevenactiviteit apart aan de in het betreffende lid gestelde voorwaarden dient te voldoen;

        2. om de nevenactiviteit te waarborgen wordt bij een combinatie van nevenactiviteiten advies gevraagd aan de Agrarische Adviescommissie Bouwaanvragen (AAB);

        3. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;

        4. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

        5. het bedrijf dient ten behoeve van de nevenactiviteit te voorzien in de parkeergelegenheid op eigen terrein, binnen het bestaande bouwvlak;

        6. de nevenactiviteiten mogen geen aanleiding vormen om het bouwperceel te vergroten, het bedrijf te splitsen of een extra bedrijfswoning toe te staan;

        7. de nevenactiviteit dient gelijktijdig met de hoofdactiviteit te worden beëindigd.

    5.5.8 afwijking aan huis gebonden bedrijf

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.4 onder f voor het toestaan van een aan huis gebonden bedrijf, met dien verstande dat:

        1. het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden en naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;

        2. de vloeroppervlakte van de woning en bijgebouwen, aan- en uitbouwen gezamenlijk maximaal 50 m² ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn;

        3. het uitoefenen van bedrijvigheid die vergunnings- of meldingsplichtig is op grond van de Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving niet is toegestaan, tenzij het gebruik de woonfunctie op zichzelf en in relatie tot zijn omgeving niet zal aantasten;

        4. degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw uitvoert tevens gebruiker van de woning is;

        5. het niet betreft zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;

        6. de uitoefening van detailhandel niet is toegestaan, uitgezonderd als ondergeschikte nevenactiviteit gerelateerd aan het desbetreffende bedrijf.

    5.6 omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om een omgevingsvergunning te verlenen ten behoeve van het oprichten van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak, met dien verstande dat:

        1. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

        2. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.

    5.7 wijzigingsbevoegdheid

     

    5.7.1 uitbreiding van het agrarisch bouwvlak

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch te wijzigen, ten behoeve van uitbreiding van een agrarisch bouwvlak. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

        1. de mogelijkheid voor toepassing van de wijzigingsbevoegdheid is toegestaan voor een grondgebonden agrarisch bedrijf tot een maximum omvang van het bouwvlak van 1,5 ha;

        2. de uitbreiding noodzakelijk is uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en/of ontwikkeling en/of continuïteit van het agrarisch bedrijf;

        3. uitbreiding in of in de nabijheid van de dubbelbestemming ‘Waarde - Ecologie - Verbindingszone’ is slechts toegestaan wanneer het functioneren van de ecologische verbindingszone niet wordt geschaad;

        4. uitbreiding binnen de de dubbelbestemming ‘Waarde - Ecologie - EHS’ is niet toegestaan;

        5. bij uitbreiding sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing waarvoorten minste 10% van het bouwvlak wordt aangewend en dat wordt aangetoond middels het overleggen van een landschapsplan;

        6. uitbreiding ten behoeve van permanente teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde kassen, is toegestaan;

        7. zuinig ruimtegebruik als uitgangspunt geldt;

        8. advies ten aanzien van de noodzaak voor en de volwaardigheid en continuïteit van de bedrijfsvoering wordt gevraagd aan de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen (AAB);

        9. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

        10. aangetoond wordt dat de wijziging van de bestemming uitvoerbaar is;

        11. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.

    5.7.2 hervestiging van en omschakeling naar grondgebonden agarisch bedrijf

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch te wijzigen ten behoeve van de hervestiging van en omschakeling naar een grondgebonden agrarisch bedrijf binnen een bestaand bouwvlak. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

        1. er sprake is van een volwaardig bedrijf;

        2. gebouwen en andere voorzieningen ten behoeve van het bedrijf zoveel mogelijk geconcentreerd zijn in het bouwvlak;

        3. bij uitbreiding sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing dat wordt aangetoond middels het overleggen van een landschapsplan;

        4. advies ten aanzien van de noodzaak voor en de volwaardigheid en continuïteit van de bedrijfsvoering wordt gevraagd aan de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen (AAB);

        5. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

        6. aangetoond wordt dat de wijziging van de bestemming uitvoerbaar is;

        7. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.

    5.7.3 bedrijfswoning

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch met waarden- Natuur met de aanduiding ‘bouwvlak’ te wijzigen door de aanduiding ‘bedrijfswoning’ toe te voegen. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast, onder de volgende voorwaarden:

        1. er sprake is van een volwaardig bedrijf;

        2. het een bedrijf betreft met minimaal één volwaardige arbeidskracht, waarvan de continuïteit op de langere termijn wordt gewaarborgd;

        3. het bedrijf zonder een agrarische bedrijfswoning redelijkerwijs op langere termijn niet te exploiteren is;

        4. er nog niet eerder een agrarische bedrijfswoning voor het bedrijf is gebouwd, of er nog niet een eerder gebouwde bedrijfswoning is afgestoten;

        5. voldaan wordt aan de bouwregels opgenomen in de bouwregels van het betreffende artikel;

        6. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

        7. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en bedrijven;

        8. aangetoond wordt dat wijziging van de bestemming uitvoerbaar is;

        9. het woon- en leefmilieu ter plaatse van de te realiseren bedrijfswoning wordt geborgd;

        10. advies ten aanzien van de noodzaak voor en de volwaardigheid en continuïteit van de bedrijfsvoering wordt gevraagd aan de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen (AAB).

    5.7.4 wonen

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch met waarden – Landschap met de aanduiding ‘bouwvlak’ te wijzigen in de bestemming Wonen. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast, onder de volgende voorwaarden:

        1. voor bewoning mag worden gebruikt de ten tijde van bedrijfsbeëindiging bestaande bedrijfswoning(en);

        2. de inhoud van de woning mag maximaal de inhoud van de op het moment van het wijzigingsbesluit aanwezige woning bedragen;

        3. het aantal woningen moet beperkt blijven tot het bestaande aantal woningen dat op het moment van het nemen van het wijzigingsbesluit aanwezig is;

        4. van de overtollige stallen en andere voormalige bedrijfsgebouwen moet een substantieel deel gesloopt worden, tenzij deze gebouwen een bijzondere cultuurhistorische waarde hebben;

        5. geen afbreuk wordt gedaan aan, of aantasting plaatsvindt van, in de directe omgeving aanwezige natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodemhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

        6. het woon- en leefmilieu ter plaatse van de woning wordt geborgd;

        7. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;

        8. aangetoond wordt dat de wijziging van de bestemming uitvoerbaar is.

    5.7.5 wonen cultuurhistorisch waardevol bijgebouw

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij de beëindiging van een agrarisch bedrijf de bestemming Agrarisch met waarden – Landschap met de aanduiding ‘bouwvlak’ te wijzigen in de bestemming Wonen, ten behoeve van de realisatie van één woning in een cultuurhistorisch waardevol bijgebouw, naast de bestaande en vergunde (bedrijfs)woning(en). Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

        1. wijziging is uitsluitend toegestaan indien de locatie niet duurzaam is dan wel niet blijvend geschikt is/wordt geacht voor agrarisch hergebruik voor de opvang van te verplaatsen agrarische bedrijven, hetgeen dient te worden aangetoond op basis van de handleiding duurzame locatie en duurzame projectlocaties;

        2. het één bijgebouw betreft dat is opgenomen in bijlage 2 behorende bij deze regels;

        3. de inhoudsmaat van de woning maximaal 750 m³ bedraagt van het bestaande karaktersitieke bijgebouw;

        4. de kenmerkende vorm en de cultuurhistorische waarden van het betreffende bijgebouw gehandhaafd blijven;

        5. de woning past binnen het, op basis van de provinciale woningbouwbehoefteprognose, vastgestelde gemeentelijke woningbouwprogramma;

        6. na realisatie geen vergroting van de woning plaatsvindt;

        7. aangetoond wordt dat wijziging van de bestemming uitvoerbaar is;

        8. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

        9. het woon- en leefmilieu ter plaatse van de woning wordt geborgd;

        10. er mag geen sprake zijn van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.

    5.7.6 woningsplitsing

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij de beëindiging van een agrarisch bedrijf de bestemming Agrarisch met waarden – Landschap met de aanduiding ‘bouwvlak’ te wijzigen in de bestemming Wonen, ten behoeve van de realisatie van twee woningen middels woningsplitsing van een karakteristieke boerderij, onder de volgende voorwaarden:

        1. de te splitsen karakteristieke hoofdbouwmassa heeft een inhoud van meer dan 1000 m3;

        2. de kenmerkende vorm blijft gehandhaafd;

        3. bestaande bijgebouwen die aan het hoofdgebouw vast zitten, mogen bij de woning betrokken worden;

        4. het woon- en leefmilieu ter plaatse van de woning wordt geborgd;

        5. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;

        6. na splitsing is geen verdere vergroting van de woning(en) meer mogelijk;

        7. aangetoond wordt dat de wijziging van de bestemming uitvoerbaar is.

    5.7.7 bergbezinkbassin

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming Agrarisch te wijzigen door toevoeging van de aanduiding ‘specifieke vorm van water - bergbezinkbassin’, ten behoeve van de realisatie van ee bergbezinkbassin, onder de volgende voorwaarden:

        1. de inhoud van zich beneden peil bevindende bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van het bergbezinkbassin bedraagt maximaal 500 m³;

        2. de inhoud van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3 m³;

        3. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 1,5 m;

        4. er dient sprake te zijn van een goede landschappelijke inpassing;

        5. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden.

    Artikel 6 Bedrijf

     

    6.1 bestemmingsomschrijving

     

    6.1.1 algemeen

    De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:

        1. bedrijven ter plaatse van de aanduidingen:

        2. agrarisch loonbedrijf: een agrarisch loonbedrijf;

        3. caravanstalling: een caravanstalling;

        4. detailhandel volumineus: detailhandel in volumineuze goederen;

        5. garage: een garagebedrijf;

        6. hovenier: een hovenier;

        7. opslag: opslag;

        8. specifieke vorm van bedrijf – aannemersbedrijf: een aannemersbedrijf;

        9. specifieke vorm van bedrijf – afvalinzameling: afvalinzameling;

        10. specifieke vorm van bedrijf - afvalverwerking : een afvalverwerkingsbedrijf;

        11. specifieke vorm van bedrijf – autodemonagebedrijf: een autodemontagebedrijf;

        12. specfieke vorm van bedrijf – bewateringsbedrijf: een bewateringsbedrijf;

        13. specifieke vorm van bedrijf – bosbouwmachines: reparatie en verkoop van tuin- en bosbouwmachines;

        14. specifieke vorm van bedrijf – carrosseriebouw: carrosseriebouw;

        15. specifieke vorm van bedrijf – houthandel: een houthandel en houtbewerkingsbedrijf;

        16. specifieke vorm van bedrijf – installatiebedrijf: een installatiebedrijf;

        17. specifieke vorm van bedrijf - metaalverwerkend bedrijf een metaalverwerkend

        18. bedrijf;

        19. specifieke vorm van bedrijf – metaalhandel: een metaalhandel;

        20. specifieke vorm van bedrijf - opslag en distributie: opslag en distributie;

        21. specifieke vorm van bedrijf – recycling: een recyclingbedrijf;

        22. specifieke vorm van bedrijf- stalling: een stalling voor boten, caravans en oldtimers;

        23. specifieke vorm van bedrijf – timmerbedrijf een timmerbedrijf – en werkplaats;

        24. specifieke vorm van bedrijf – transportbedrijf: een transportbedrijf;

        25. verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg: een verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg

        26. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ een bedrijfswoning;

        27. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ en ‘maximaal aantal woon-eenheden’ twee bedrijfswoningen ten behoeve van de bedrijfsvoering;

        28. aan huis gebonden beroepen met dien verstande dat het vloeroppervlak dat (mede) wordt gebruikt voor de uitoefening van het beroep niet meer mag bedragen dan 50 m2, geen sprake mag zijn van aantoonbaar onevenredige verkeersaantrekkende werking en het beroep uitgeoefend wordt door de gebruiker van de woning.

    met bijbehorende wegen en paden, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

    6.1.2 toelaatbare bebouwing

    Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 6.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

        1. gebouwen;

        2. bouwwerken geen gebouwen zijnde.

    6.2 bouwregels

     

    6.2.1 gebouwen

    Bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen voldoen aan de volgende kenmerken:

        1. gebouwd binnen het bouwvlak;

        2. goot- en bouwhoogte de ter plaatse van de aanduiding maximale goot- en bouwhoogte (m) aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte;

        3. de oppervlakte van de bebouwing maximaal het ter plaatse van de aanduiding maximum oppervlakte (BVO) (m²) aangegeven maximum oppervlak, met dien verstande dat wanneer geen oppervlakte is aangeduid het bouwvlak in zijn geheel mag worden bebouwd;

        4. inhoud van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 750 m³;

        5. goot- en bouwhoogte van de bedrijfswoning maximaal 5 respectievelijk 9 m;

        6. de afstand tot de perceelsgrenzen dient minimaal 2 m te bedragen;

        7. de dakhelling bedraagt minimaal 30° en maximaal 65°;

    6.2.2 bedrijfsgebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen

    In afwijking van het bepaalde in lid 6.2.1 geldt voor bedrijfsgebouwen ten behoeve van een nutsvoorziening dat de oppervlakte maximaal 15 m² en de bouwhoogte maximaal 2,5 m bedraagt.

    6.2.3 aan- en uitbouwen, bijgebouwen

    Aan- en uitbouwen, bijgebouwen bij de bedrijfswoning voldoen aan de volgende kenmerken:

        1. gebouwd binnen het bouwvlak;

        2. de goot- en bouwhoogte bedraagt maximaal 3,5 m respectievelijk 4,5 m;

        1. in of achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning op te richten;

        2. de oppervlakte bedraagt maximaal 100 m².

    6.2.4 bouwwerken, geen gebouwen zijnde:

    Bouwwerken, geen gebouwen zijnde voldoen aan de volgende kenmerken:

        1. bij de bedrijfswoning mag een niet overdekt zwembad worden opgericht, met dien verstande dat:

          1. gebouwd wordt binnen het bouwvlak;

          2. de afstand tot de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning minimaal 3 m bedraagt;

          3. de afstand tot de perceelsgrenzen minimaal 5 m bedraagt;

          4. de afstand van de woning tot het zwembad maximaal 20 m bedraagt

        2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 4 m.

    6.3 afwijking van de bouwregels

     

    6.3.1 Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid onder b dan wel e, mits de maat met maximaal m wordt overschreden.

     

    6.3.2 Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid onder c ten behoeve van de uitbreiding van een bedrijf, met dien verstande dat:

        1. de uitbreiding maximaal 15% bedraagt van de oppervlakte van het bestaande bedrijf exclusief bedrijfswoning en daarbij behorende bijgebouwen;

        2. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

        3. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;

        4. er voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid;

        5. er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;

        6. bedrijven die zijn ontstaan op een vrijkomende agrarische bedrijfslocatie mogen niet meer worden vergroot.

    6.4 specifieke gebruiksregels

    Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en/of opstallen voor:

        1. het uitoefenen van detailhandel, anders dan als ondergeschikte nevenactiviteit bij ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteiten;

        2. de opslag van goederen en materialen op onbebouwde gronden binnen 3 meter van de bouwperceelsgrens en hoger dan 4 m;

        3. bedrijven als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit Wet milieubeheer;

        4. bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

        5. opslag van meer dan 10.000 kilo consumentenvuurwerk;

        6. inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het Besluit m.e.r.;

        7. het gebruik van ruimten binnen de woning en/of bijgebouwen bij de woning voor aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten.

    6.5 afwijking van de gebruiksregels

     

    6.5.1 ander bedrijf

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.1 voor het toestaan van een ander bedrijf dan ter plaatse is toegestaan, met uitzondering van nutsvoorzieningen, mits:

        1. het bedrijf is opgenomen in de categorieën 1 of 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten welke als bijlage 1 bij deze regels is gevoegd, dan wel het een bedrijf betreft dat wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk kan worden gesteld met een bedrijf genoemd in de categorieën 1 of 2;

        2. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

        3. geen sprake is van een vergroting van de verkeersaantrekkende werking;

        4. parkeren op eigen terrein plaatsvindt;

        5. sprake moet zijn van een goede landschappelijke inpassing wat wordt aangetoond middels het overleggen van een landschapsplan.

    6.5.2 opslag

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.4 voor de opslag van goederen en materialen op onbebouwde gronden tot op de bouwperceelsgrens.

    6.5.3 afwijking aan huis gebonden bedrijf

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.4 onder g voor het toestaan van een aan huis gebonden bedrijf, met dien verstande dat:

        1. het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden en naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;

        2. de vloeroppervlakte van de woning en bijgebouwen, aan- en uitbouwen gezamenlijk maximaal 50 m² ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn;

        3. het uitoefenen van bedrijvigheid die vergunnings- of meldingsplichtig is op grond van de Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving niet is toegestaan, tenzij het gebruik de woonfunctie op zichzelf en in relatie tot zijn omgeving niet zal aantasten;

        4. degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw uitvoert tevens gebruiker van de woning is;

        5. het niet betreft zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;

        6. de uitoefening van detailhandel niet is toegestaan, uitgezonderd als ondergeschikte nevenactiviteit gerelateerd aan het desbetreffende bedrijf.

    6.6 wijzigingsbevoegdheid

     

    6.6.1 agrarisch bouwvlak

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Bedrijf te wijzigen in de bestemming Agrarisch met de aanduiding ‘bouwvlak’ ten behoeve van de vestiging van een agrarisch bedrijf, onder de volgende voorwaarden:

        1. de vestiging van een intensieve veehouderij niet is toegestaan;

        2. advies ten aanzien van de noodzaak voor en de volwaardigheid en continuïteit van de bedrijfsvoering wordt gevraagd aan de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen (AAB);

        3. sprake moet zijn van een goede landschappelijke inpassing wat wordt aangetoond middels het overleggen van een landschapsplan;

        4. aangetoond wordt dat wijziging van de bestemming uitvoerbaar is;

        5. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

        6. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.

    6.6.2 wonen

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Bedrijf met de aanduiding ‘bouwvlak’ te wijzigen in de bestemming Wonen. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast, onder de volgende voorwaarden:

        1. voor bewoning mag worden gebruikt de ten tijde van bedrijfsbeëindiging bestaande bedrijfswoning(en);

        2. de inhoud van de woning mag maximaal de inhoud van de op het moment van het wijzigingsbesluit aanwezige woning bedragen;

        3. het aantal woningen moet beperkt blijven tot het bestaande aantal woningen dat op het moment van het nemen van het wijzigingsbesluit aanwezig is;

        4. van de overtollige voormalige bedrijfsgebouwen moet een substantieel deel gesloopt worden, tenzij deze gebouwen een bijzondere cultuurhistorische waarde hebben;

        5. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

        6. aangetoond wordt dat de wijziging van de bestemming uitvoerbaar is;

        7. het woon- en leefmilieu ter plaatse van de woning wordt geborgd;

        8. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.

    Artikel 7 Bedrijf - Nutsvoorziening

     

    7.1 Bestemmingsomschrijving

     

    7.1.1 Algemeen

    De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijven ter plaatse van de aanduidingen:

    Gemaal: een rioolpersgemaal;

    specifieke vorm van bedrijf – electriciteitsvoorziening: een electriciteitsvoorziening;

    specifieke vorm van bedrijf – gasstation: een gasstation;

        1. met oppervlakteverhardingen en groenvoorzieningen.

    7.1.2 toelaatbare bebouwing

    Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 7.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

        1. gebouwen in de vorm van een meet- en regelstation en gemalen;

        2. bouwwerken geen gebouwen zijnde.

    7.2 Bouwregels

     

    7.2.1 Gebouwen

    Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

        1. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - electriciteitsvoorziening’ bedraagt de oppervlakte maximaal 50 m²;

        2. ter plaatse van de aanduiding ‘gemaal’ dan wel ‘specifieke vorm van bedrijf – gasstation’ bedraagt de oppervlakte maximaal 100 m²;

        3. de goothoogte bedraagt maximaal 3,5 m;

        4. de afstand van de gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 5 m;

    7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

    De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 m.

    Artikel 8 Bedrijf - Waterwinbedrijf

     

    8.1 bestemmingsomschrijving

     

    8.1.1 algemeen

    De voor Bedrijf - Waterwinbedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:

        1. de bescherming van bodem- en grondwater ten behoeve van de openbare drinkwatervoorziening;

        2. de instandhouding van een puttenveld ten behoeve van de waterwinning;

        3. het behoud van de aanwezige natuur- en landschapswaarden,

    met bijbehorende verhardingen, en voorzieningen, zoals een retentievijver, onthardingsinstallatie en kalk-opslag.

    8.1.2 toelaatbare bebouwing

    Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 8.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

        1. gebouwen;

        2. bouwwerken geen gebouwen zijnde.

    8.2 bouwregels

     

    8.2.1 gebouwen

    Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

        1. de goothoogte van een trafo dient maximaal 3 m te bedragen;

        2. de oppervlakte van een trafo dient maximaal 25 m² te bedragen;

        3. de goothoogte van een pompgebouw en aanverwante gebouwen bedraagt maximaal 10 m;

        4. de bouwhoogte van een put bedraagt maximaal 2 m;

        5. de gezamenlijke oppervlakte van het pompgebouw en aanverwante gebouwen bedraagt maximaal 4.340 m².

    8.2.2 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

    De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 m.

    Artikel 9 Bos

     

    9.1 bestemmingsomschrijving

     

    9.1.1 algemeen

    De voor Bos aangewezen gronden zijn bestemd voor:

        1. bos en bebossing;

        2. instandhouding van het bos en de natuurwaarden;

        3. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;

        4. extensief recreatief medegebruik;

        5. militair medegebruik;

    met bijbehorende wegen en verhardingen en parkeervoorzieningen.

    9.1.2 bruikbaarheid militaire objecten

    het gebruik van de grond en de zich daar bevindende bouwwerken mogen de bruikbaarheid van het militaire object en de uitoefening van de defensietaak niet belemmeren.

    9.1.3 toelaatbare bebouwing

    Op deze gronden mogen geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht.

    9.2 specifieke gebruiksregels

    Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en/of opstallen voor:

        1. het beoefenen van hondensport en het trainen van honden;

        2. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest.

    9.3 omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

     

    9.3.1 omgevingsvergunningplichtige werken

     

    9.3.2 Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in lid bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

        1. het aanbrengen van hoogopgaand en/of diepwortelende beplanting, waaronder bijvoorbeeld houtgewas;

        2. het vellen van houtgewas;

        3. c. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;

        4. het verrichten van grondroeractiviteiten, bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage, anders dan normaal spit- en ploegwerk;

        5. diepploegen vanaf 0,5 meter;

        6. het aanbrengen van gesloten verhardingen;

        7. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;

        8. het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en anderstraatmeubilair;

        9. het aanbrengen van kleine voorzieningen ten behoeve van extensieve recreatie.

    9.3.3 uitzonderingen

    Geen omgevingsvergunning is nodig voor:

        1. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;

        2. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning.

    Artikel 10 Cultuur en ontspanning

     

    10.1 bestemmingsomschrijving

     

    10.1.1 algemeen

    De voor Cultuur en ontspanning aangewezen gronden zijn bestemd voor:

        1. cultuur en ontspanning;

        2. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ een bedrijfswoning;

        3. ter plaatse van de aanduiding ‘seksinrichting’ een seksinrichting;

        4. aan huis gebonden beroepen met dien verstande dat het vloeroppervlak dat (mede) wordt gebruikt voor de uitoefening van het beroep niet meer mag bedragen dan 50 m2, geen sprake mag zijn van aantoonbaar onevenredige verkeersaantrekkende werking en het beroep uitgeoefend wordt door de gebruiker van de woning,

    met bijbehorende wegen en paden, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

    10.1.2 toelaatbare bebouwing

    Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 10.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

        1. gebouwen;

        2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

    10.2 bouwregels

     

    10.2.1 gebouwen

    Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

        1. gebouwd binnen het bouwvlak;

        2. goot- en bouwhoogte maximaal 3,5 m respectievelijk 10 m;

        3. het bebouwd oppervlak van het bouwperceel maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' aangegeven m²;

        4. inhoud van de bedrijfswoning maximaal 750 m3;

        5. goot- en bouwhoogte van de bedrijfswoning maximaal 5 respectievelijk 9 m;

        6. de afstand tot de perceelsgrenzen dient minimaal 2 m te bedragen.

    10.2.2 aan- en uitbouwen en bijgebouwen

    Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij de bedrijfswoning voldoen aan de volgende kenmerken:

        1. gebouwd binnen het bouwvlak;

        2. goot- en bouwhoogte maximaal 3,5 m respectievelijk 4,5 m;

        3. in of achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning op te richten;

        4. de oppervlakte bedraagt maximaal 100 m².

    10.2.3 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

    Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voldoen aan de volgende kenmerken:

        1. bij de bedrijfswoning mag een niet overdekt zwembad worden opgericht, met dien verstande dat:

          1. gebouwd wordt binnen het bouwvlak;

          2. de afstand tot de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning minimaal 3 m bedraagt;

          3. de afstand tot de perceelsgrenzen minimaal 5 m bedraagt;

          4. de afstand van de woning tot het zwembad maximaal 20 m bedraagt

        2. bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 2 m.

    10.3 afwijking van de bouwregels

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 10.2.1 onder b dan wel e, mits de maat met maximaal 1 m wordt overschreden.

    10.4 specifieke gebruiksregels

    Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en/of opstallen voor:

        1. het gebruik van gronden voor kampeermiddelen;

        2. het gebruik van opstallen voor statische opslag;

        3. het gebruik van bedrijfs- en/of bijgebouwen voor bewoning;

        4. het gebruik van ruimten binnen de woning en/of bijgebouwen bij de woning voor aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten;

        5. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting, anders dan ter plaatse van de aanduiding ‘seksinrichting’.

    10.5 afwijking van de gebruiksregels

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 10.4 onder d voor het toestaan van een aan huis gebonden bedrijf, met dien verstande dat:

        1. het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden en naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;

        2. de vloeroppervlakte van de woning en bijgebouwen, aan- en uitbouwen gezamenlijk maximaal 50 m² ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn;

        3. het uitoefenen van bedrijvigheid die vergunnings- of meldingsplichtig is op grond van de Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving niet is toegestaan, tenzij het gebruik de woonfunctie op zichzelf en in relatie tot zijn omgeving niet zal aantasten;

        4. degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw uitvoert tevens gebruiker van de woning is;

        5. het niet betreft zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;

        6. de uitoefening van detailhandel niet is toegestaan, uitgezonderd als ondergeschikte nevenactiviteit gerelateerd aan het desbetreffende bedrijf.

    Artikel 11 Detailhandel

     

    11.1 bestemmingsomschrijving

     

    11.1.1 algemeen

    De voor Detailhandel aangewezen gronden zijn bestemd voor:

        1. detailhandel;

        2. ter plaatse van de aanduidingen:

    detailhandel volumineus tevens detailhandel in volumineuze goederen;

    specifieke vorm van detailhandel – vogelspeciaalzaak: een vogelspeciaalzaak;

    tuincentrum: een tuincentrum;

        1. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ een bedrijfswoning;

        2. aan huis gebonden beroepen met dien verstande dat het vloeroppervlak dat (mede) wordt gebruikt voor de uitoefening van het beroep niet meer mag bedragen dan 50 m2, geen sprake mag zijn van aantoonbaar onevenredige verkeersaantrekkende werking en het beroep uitgeoefend wordt door de gebruiker van de woning,

    met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

    11.1.2 toelaatbare bebouwing

    Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 11.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

        1. gebouwen;

        2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

    11.2 bouwregels

     

    11.2.1 gebouwen

    Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

        1. gebouwd binnen het bouwvlak;

        2. goot- en bouwhoogte maximaal 5 m respectievelijk 9 m, met dien verstande dat in afwijking hiervan de ter plaatse van de aanduiding maximale goot- en bouwhoogte (m) aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte geldt;

        3. het bebouwd oppervlak van het bouwperceel maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' aangegeven m²;

        4. inhoud van de bedrijfswoning maximaal 750 m3;

        5. goot- en bouwhoogte van de bedrijfswoning maximaal 5 respectievelijk 9 m;

        6. de afstand tot de perceelsgrenzen dient minimaal 2 m te bedragen.

    11.2.2 aan- en uitbouwen en bijgebouwen

    Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij de bedrijfswoning voldoen aan de volgende kenmerken:

        1. gebouwd binnen het bouwvlak;

        2. goot- en bouwhoogte maximaal 3,5 m respectievelijk 4,5 m;

        3. in of achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning op te richten;

        4. de oppervlakte bedraagt maximaal 100 m².

    11.2.3 bouwwerken geen gebouwen zijnde

    Bouwwerken geen gebouwen zijnde voldoen aan de volgende kenmerken:

        1. bij de bedrijfswoning mag een niet overdekt zwembad worden opgericht, met dien verstande dat:

          1. gebouwd wordt binnen het bouwvlak;

          2. de afstand tot de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning minimaal 3 m bedraagt;

          3. de afstand tot de perceelsgrenzen minimaal 5 m bedraagt;

          4. de afstand van de woning tot het zwembad maximaal 20 m bedraagt

        2. bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde, maximaal 2 m.

    11.3 afwijking van de bouwregels

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 11.2.1 onder b dan wel e, mits de maat met maximaal 1 m wordt overschreden.

    11.4 specifieke gebruiksregels

    Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en/of opstallen voor:

        1. het gebruik van gronden voor kampeermiddelen;

        2. het gebruik van opstallen voor statische opslag;

        3. het gebruik van bedrijfs- en/of bijgebouwen voor bewoning;

        4. het gebruik van ruimten binnen de woning en/of bijgebouwen bij de woning voor aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten;

        5. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

    11.5 afwijking van de gebruiksregels

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 11.4 onder d voor het toestaan van een aan huis gebonden bedrijf, met dien verstande dat:

        1. het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden en naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;

        2. de vloeroppervlakte van de woning en bijgebouwen, aan- en uitbouwen gezamenlijk maximaal 50 m² ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn;

        3. het uitoefenen van bedrijvigheid die vergunnings- of meldingsplichtig is op grond van de Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving niet is toegestaan, tenzij het gebruik de woonfunctie op zichzelf en in relatie tot zijn omgeving niet zal aantasten;

        4. degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw uitvoert tevens gebruiker van de woning is;

        1. het niet betreft zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;

        2. de uitoefening van detailhandel niet is toegestaan, uitgezonderd als ondergeschikte nevenactiviteit gerelateerd aan het desbetreffende bedrijf.

    Artikel 12 Dienstverlening

     

    12.1 bestemmingsomschrijving

     

    12.1.1 algemeen

    De voor Dienstverlening aangewezen gronden zijn bestemd voor:

        1. een opleidingsinstituut;

        2. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ een bedrijfswoning;

        3. aan huis gebonden beroepen met dien verstande dat het vloeroppervlak dat (mede) wordt gebruikt voor de uitoefening van het beroep niet meer mag bedragen dan 50 m2, geen sprake mag zijn van aantoonbaar onevenredige verkeersaantrekkende werking en het beroep uitgeoefend wordt door de gebruiker van de woning,

    met bijbehorende wegen en paden, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

    12.1.2 toelaatbare bebouwing

    Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 12.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

        1. gebouwen;

        2. bouwwerken geen gebouwen zijnde.

    12.2 bouwregels

     

    12.2.1 gebouwen

    Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

        1. gebouwd binnen het bouwvlak;

        2. goot- en bouwhoogte maximaal 5 m respectievelijk 9 m, met dien verstande dat in afwijking hiervan de ter plaatse van de aanduiding maximale goot- en bouwhoogte (m) aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte geldt;

        3. het bebouwd oppervlak van het bouwperceel maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' aangegeven m²;

        4. inhoud van de bedrijfswoning maximaal 750 m3;

        5. goot- en bouwhoogte van de bedrijfswoning maximaal 5 respectievelijk 9 m;

        6. de afstand tot de perceelsgrenzen dient minimaal 2 m te bedragen.

    12.2.2 aan- en uitbouwen en bijgebouwen

    Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij de bedrijfswoning voldoen aan de volgende kenmerken:

        1. gebouwd binnen het bouwvlak;

        2. goot- en bouwhoogte maximaal 3,5 m respectievelijk 4,5 m;

        3. in of achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning op te richten;

        4. de oppervlakte bedraagt maximaal 100 m².

    12.2.3 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

    Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voldoen aan de volgende kenmerken:

        1. bij de bedrijfswoning mag een niet overdekt zwembad worden opgericht, met dien verstande dat:

          1. gebouwd wordt binnen het bouwvlak;

          2. de afstand tot de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning minimaal 3 m bedraagt;

          3. de afstand tot de perceelsgrenzen minimaal 5 m bedraagt;

          4. de afstand van de woning tot het zwembad maximaal 20 m bedraagt.

        2. bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 2 m.

    12.3 afwijking van de bouwregels

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 12.2.1 onder b dan wel e, mits de maat met maximaal 1 m wordt overschreden.

    12.4 specifieke gebruiksregels

    Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en/of opstallen voor:

        1. het gebruik van gronden voor kampeermiddelen;

        2. het gebruik van opstallen voor statische opslag;

        3. het gebruik van bedrijfs- en/of bijgebouwen voor bewoning;

        4. het gebruik van ruimten binnen de woning en/of bijgebouwen bij de woning voor aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten;

        5. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

    12.5 afwijking van de gebruiksregels

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 12.4 onder d voor het toestaan van een aan huis gebonden bedrijf, met dien verstande dat:

        1. het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden en naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;

        2. de vloeroppervlakte van de woning en bijgebouwen, aan- en uitbouwen gezamenlijk maximaal 50 m² ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn;

        3. het uitoefenen van bedrijvigheid die vergunnings- of meldingsplichtig is op grond van de Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving niet is toegestaan, tenzij het gebruik de woonfunctie op zichzelf en in relatie tot zijn omgeving niet zal aantasten;

        4. degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw uitvoert tevens gebruiker van de woning is;

        5. het niet betreft zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;

        6. de uitoefening van detailhandel niet is toegestaan, uitgezonderd als ondergeschikte nevenactiviteit gerelateerd aan het desbetreffende bedrijf.

    Artikel 13 Groen

     

    13.1 bestemmingsomschrijving

     

    13.1.1 algemeen

    De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen, houtgewas, bermen en beplanting met bijbehorende wegen, paden en verhardingen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding.

    13.1.2 toelaatbare bebouwing

    Op deze gronden mogen geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht.

    Artikel 14 Groen - Landschapselement

     

    14.1 bestemmingsomschrijving

     

    14.1.1 algemeen

    De voor Groen - Landschapselement aangewezen gronden zijn bestemd voor:

        1. de instandhouding van natuurlijke en/of cultuurhistorisch en/of landschappelijk waardevolle landschapselementen;

        2. extensief recreatief gebruik;

    met bijbehorende wegen, paden en verhardingen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding.

    14.1.2 toelaatbare bebouwing

    Op deze gronden mogen geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht.

    14.2 omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

     

    14.2.1 omgevingsvergunningplichtige werken

     

    14.2.2 Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in lid bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

        1. het aanbrengen van hoogopgaand en/of diepwortelende beplanting, waaronder bijvoorbeeld houtgewas;

        2. het vellen van houtgewas;

        3. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;

        4. het verrichten van grondroeractiviteiten, bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage, anders dan normaal spit- en ploegwerk;

        5. diepploegen vanaf 0,5 meter;

        6. het aanbrengen van enige verhardingen;

        7. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen.

    14.2.3 uitzonderingen

    Geen omgevingsvergunning is nodig voor:

        1. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen en welke nodig zijn voor duurzame instandhouding en/of ontwikkeling van het landschapselement;

        2. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning.

    Artikel 15 Horeca

     

    15.1 bestemmingsomschrijving

     

    15.1.1 algemeen

    De voor Horeca aangewezen gronden zijn bestemd voor:

        1. horeca ter plaatse van de aanduiding:

        2. horeca van categorie 2: horeca in de categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten welke als bijlage bij deze regels is gevoegd;

        3. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ een bedrijfswoning;

        4. aan huis gebonden beroepen met dien verstande dat het vloeroppervlak dat (mede) wordt gebruikt voor de uitoefening van het beroep niet meer mag bedragen dan 50 m2, geen sprake mag zijn van aantoonbaar onevenredige verkeersaantrekkende werking en het beroep uitgeoefend wordt door de gebruiker van de woning;

    met bijbehorende wegen en paden, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

    15.1.2 toelaatbare bebouwing

    Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 15.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht;

        1. gebouwen;

        2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

    15.2 bouwregels

     

    15.2.1 gebouwen

    Bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen voldoen aan de volgende kenmerken:

        1. gebouwd binnen het bouwvlak;

        2. goot- en bouwhoogte maximaal 6 m respectievelijk 8 m, met dien verstande dat in afwijking hiervan de ter plaatse van de aanduiding maximale goot- en bouwhoogte (m) aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte geldt;

        3. het bebouwd oppervlak van het bouwperceel maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' aangegeven m²;

        4. inhoud van de bedrijfswoning maximaal 750 m3;

        5. goot- en bouwhoogte van de bedrijfswoning maximaal 5 respectievelijk 9 m;

        6. de afstand tot de perceelsgrenzen dient minimaal 2 m te bedragen.

        7. de dakhelling bedraagt minimaal 30° en maximaal 65°.

    15.2.2 aan- en uitbouwen en bijgebouwen

    Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij de bedrijfswoning voldoen aan de volgende kenmerken:

        1. gebouwd binnen het bouwvlak;

        2. goot- en bouwhoogte maximaal 3,5 m respectievelijk 4,5 m;

        3. in of achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning op te richten;

        4. de oppervlakte bedraagt maximaal 100 m².

    15.2.3 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

    Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voldoen aan de volgende kenmerken:

        1. bij de bedrijfswoning mag een niet overdekt zwembad worden opgericht, met dien verstande dat:

          1. gebouwd wordt binnen het bouwvlak;

          2. de afstand tot de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning minimaal 3 m bedraagt;

          3. de afstand tot de perceelsgrenzen minimaal 5 m bedraagt;

          4. de afstand van de woning tot het zwembad maximaal 20 m bedraagt

        2. bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 4 m.

    15.3 afwijking van de bouwregels

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 15.2.1 onder b dan wel e, mits de maat met maximaal 1 m wordt overschreden.

    15.4 specifieke gebruiksregels

    Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en/of opstallen voor:

        1. het gebruik van gronden voor kampeermiddelen;

        2. het gebruik van opstallen voor statische opslag;

        3. het gebruik van bedrijfs- en/of bijgebouwen voor bewoning;

        4. het gebruik van ruimten binnen de woning en/of bijgebouwen bij de woning voor aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten;

        5. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

    15.5 afwijking van de gebruiksregels

     

    15.5.1 andere vorm van horeca

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 15.1.1  voor het toestaan van een andere vorm van horeca dan ter plaatse is toegestaan, mits:

        1. deze activiteit naar haar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met een krachtens lid 15.1.1 ter plaatse toegelaten categorie horeca-activiteiten;

        1. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

        2. geen sprake is van een vergroting van de verkeersaantrekkende werking;

        3. parkeren op eigen terrein plaatsvindt;

        4. sprake moet zijn van een goede landschappelijke inpassing wat wordt aangetoond middels het overleggen van een landschapsplan.

    15.5.2 Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid onder d voor het toestaan van een aan huis gebonden bedrijf, met dien verstande dat:

        1. het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden en naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;

        2. de vloeroppervlakte van de woning en bijgebouwen, aan- en uitbouwen gezamenlijk maximaal 50 m² ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn;

        3. het uitoefenen van bedrijvigheid die vergunnings- of meldingsplichtig is op grond van de Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving niet is toegestaan, tenzij het gebruik de woonfunctie op zichzelf en in relatie tot zijn omgeving niet zal aantasten;

        4. degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw uitvoert tevens gebruiker van de woning is;

        5. het niet betreft zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;

        6. de uitoefening van detailhandel niet is toegestaan, uitgezonderd als ondergeschikte nevenactiviteit gerelateerd aan het desbetreffende bedrijf.

    Artikel 16 Kantoor

     

    16.1 Bestemmingsomschrijving

     

    16.1.1 algemeen

    De voor Kantoor aangewezen gronden zijn bestemd voor:

        1. een kantoor;

        2. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ een bedrijfswoning;

        3. aan huis gebonden beroepen met dien verstande dat het vloeroppervlak dat (mede) wordt gebruikt voor de uitoefening van het beroep niet meer mag bedragen dan 50 m2, geen sprake mag zijn van aantoonbaar onevenredige verkeersaantrekkende werking en het beroep uitgeoefend wordt door de gebruiker van de woning;

    met bijbehorende wegen en paden, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

    16.1.2 toelaatbare bebouwing

    Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 16.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

        1. gebouwen;

        2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

    16.2 bouwregels

     

    16.2.1 gebouwen

    Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

        1. gebouwd binnen het bouwvlak;

        2. goot- en bouwhoogte maximaal 3 m respectievelijk 8 m, met dien verstande dat in afwijking hiervan de ter plaatse van de aanduiding maximale goot- en bouwhoogte (m) aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte geldt;

        3. oppervlakte van de bedrijfsgebouwen maximaal 170 m²;

        4. inhoud van de bedrijfswoning maximaal 750 m3;

        5. goot- en bouwhoogte van de bedrijfswoning maximaal 5 respectievelijk 9 m;

        6. de afstand tot de perceelsgrenzen dient minimaal 2 m te bedragen.

    16.2.2 aan- en uitbouwen en bijgebouwen

    Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij de bedrijfswoning voldoen aan de volgende kenmerken:

        1. gebouwd binnen het bouwvlak;

        2. goot- en bouwhoogte maximaal 3,5 m respectievelijk 4,5 m;

        3. in of achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning op te richten;

        4. de oppervlakte bedraagt maximaal 100 m².

    16.2.3 bouwwerken geen gebouwen zijnde

    Bouwwerken geen gebouwen zijnde voldoen aan de volgende kenmerken:

        1. bij de bedrijfswoning mag een niet overdekt zwembad worden opgericht, met dien verstande dat:

          1. gebouwd wordt binnen het bouwvlak;

          2. de afstand tot de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning minimaal 3 m bedraagt;

          3. de afstand tot de perceelsgrenzen minimaal 5 m bedraagt;

          4. de afstand van de woning tot het zwembad maximaal 20 m bedraagt

        2. bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde, maximaal 2 m.

    16.3 afwijking van de bouwregels

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 16.2.1 onder b dan wel e, mits de maat met maximaal 1 m wordt overschreden.

    16.4 specifieke gebruiksregels

    Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en/of opstallen voor:

        1. het gebruik van gronden voor kampeermiddelen;

        2. het gebruik van opstallen voor statische opslag;

        3. het gebruik van bedrijfs- en/of bijgebouwen voor bewoning;

        4. het gebruik van ruimten binnen de woning en/of bijgebouwen bij de woning voor aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten;

        5. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

    16.5 afwijking van de gebruiksregels

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 16.4 onder d voor het toestaan van een aan huis gebonden bedrijf, met dien verstande dat:

        1. het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden en naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;

        2. de vloeroppervlakte van de woning en bijgebouwen, aan- en uitbouwen gezamenlijk maximaal 50 m² ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn;

        3. het uitoefenen van bedrijvigheid die vergunnings- of meldingsplichtig is op grond van de Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving niet is toegestaan, tenzij het gebruik de woonfunctie op zichzelf en in relatie tot zijn omgeving niet zal aantasten;

        4. degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw uitvoert tevens gebruiker van de woning is;

        5. het niet betreft zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;

        6. de uitoefening van detailhandel niet is toegestaan, uitgezonderd als ondergeschikte nevenactiviteit gerelateerd aan het desbetreffende bedrijf.

    Artikel 17 Maatschappelijk

     

    17.1 bestemmingsomschrijving

     

    17.1.1 algemeen

    De voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor:

        1. maatschappelijke voorzieningen;

        2. ter plaatse van de aanduiding:

    begraafplaats: een begraafplaats;

    specifieke vorm van maatschappelijk – dierenkliniek: een dierenkliniek;

    specifieke vorm van maatschappelijk - kinderopvang: kinderopvang;

    natuur: natuur;

        1. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ een bedrijfswoning;

        2. aan huis gebonden beroepen met dien verstande dat het vloeroppervlak dat (mede) wordt gebruikt voor de uitoefening van het beroep niet meer mag bedragen dan 50 m2, geen sprake mag zijn van aantoonbaar onevenredige verkeersaantrekkende werking en het beroep uitgeoefend wordt door de gebruiker van de woning,

    met bijbehorende wegen en paden, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

    17.1.2 toelaatbare bebouwing

    Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 17.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht;

        1. gebouwen;

        2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

    17.2 bouwregels

     

    17.2.1 gebouwen

    Bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen voldoen aan de volgende kenmerken:

        1. gebouwd binnen het bouwvlak;

        2. goot- en bouwhoogte maximaal 5 m respectievelijk 9 m, met dien verstande dat in afwijking hiervan de ter plaatse van de aanduiding maximale goot- en bouwhoogte (m) aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte geldt;

        3. het bebouwd oppervlak van het bouwperceel maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' aangegeven m²;

        4. inhoud van de bedrijfswoning maximaal 750 m3;

        5. goot- en bouwhoogte van de bedrijfswoning maximaal 5 respectievelijk 9 m;

        6. de afstand tot de perceelsgrenzen dient minimaal 2 m te bedragen.

        7. de dakhelling bedraagt minimaal 30° en maximaal 65°.

    17.2.2 aan- en uitbouwen en bijgebouwen

    Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij de bedrijfswoning voldoen aan de volgende kenmerken:

        1. gebouwd binnen het bouwvlak;

        2. goot- en bouwhoogte maximaal 3,5 m respectievelijk 4,5 m;

        3. in of achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning op te richten;

        4. de oppervlakte bedraagt maximaal 100 m².

    17.2.3 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

    Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal:

    Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voldoen aan de volgende kenmerken:

        1. bij de bedrijfswoning mag een niet overdekt zwembad worden opgericht, met dien verstande dat:

          1. gebouwd wordt binnen het bouwvlak;

          2. de afstand tot de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning minimaal 3 m bedraagt;

          3. de afstand tot de perceelsgrenzen minimaal 5 m bedraagt;

          4. de afstand van de woning tot het zwembad maximaal 20 m bedraagt.

        2. bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 4 m.

    17.3 afwijking van de bouwregels

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 17.2.1 onder b dan wel e, mits de maat met maximaal 1 m wordt overschreden.

    17.4 specifieke gebruiksregels

    Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en/of opstallen voor:

        1. het gebruik van gronden voor kampeermiddelen;

        2. het gebruik van opstallen voor statische opslag;

        3. het gebruik van bedrijfs- en/of bijgebouwen voor bewoning;

        4. het gebruik van ruimten binnen de woning en/of bijgebouwen bij de woning voor aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten;

        5. het gebruik van gronden en/of opstallen voor detailhandel, anders dan als ondergeschikte nevenactiviteit bij ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteiten;

        6. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

    17.5 afwijking van de gebruiksregels

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 17.4 onder d voor het toestaan van een aan huis gebonden bedrijf, met dien verstande dat:

        1. het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden en naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;

        2. de vloeroppervlakte van de woning en bijgebouwen, aan- en uitbouwen gezamenlijk maximaal 50 m² ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn;

        3. het uitoefenen van bedrijvigheid die vergunnings- of meldingsplichtig is op grond van de Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving niet is toegestaan, tenzij het gebruik de woonfunctie op zichzelf en in relatie tot zijn omgeving niet zal aantasten;

        1. degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw uitvoert tevens gebruiker van de woning is;

        2. het niet betreft zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;

        3. de uitoefening van detailhandel niet is toegestaan, uitgezonderd als ondergeschikte nevenactiviteit gerelateerd aan het desbetreffende bedrijf.

    Artikel 18 Maatschappelijk - Defensie

     

    18.1 bestemmingsomschrijving

     

    18.1.1 algemeen

    De voor Maatschappelijk – Defensie aangewezen gronden zijn bestemd voor:

        1. ter plaatse van de aanduiding ‘militair oefenterrein’, het gebruik als militaire oefenterrein met bijbehorende bebouwing zoals bergingen, toiletgebouwen, kantine, kantoor, gebouwen ten behoeve van communicatiedoeleinden, een instructielokaal en een slechtweeraccomodatie, een en ander met behoud van de aanwezige natuur- en landschapswaarden;

        2. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van maatschappelijk – militair mobiliteitscentrum’ een militair mobiliteitscentrum met bebouwing ten behoeve van opslag, onderhoud, instructie, beheer en uitgifte van goederen en materialen, een en ander met behoud van de aanwezige natuur- en landschapswaarden;

        3. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van maatschappelijk – tentenkamp’ een militair tentenkamp, met behoud van de aanwezige natuur- en landschapswaarden;

        4. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ een bedrijfswoning;

        5. aan huis gebonden beroepen met dien verstande dat het vloeroppervlak dat (mede) wordt gebruikt voor de uitoefening van het beroep niet meer mag bedragen dan 50 m2, geen sprake mag zijn van aantoonbaar onevenredige verkeersaantrekkende werking en het beroep uitgeoefend wordt door de gebruiker van de woning;

        6. ter plaatse van de aanduiding ‘munitiedepot’ tevens een munitiedepot;

        7. met bijbehorende verhardingen en groenvoorzieningen.

    18.1.2 toelaatbare bebouwing

    Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 18.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

        1. gebouwen;

        2. bouwwerken geen gebouwen zijnde.

    18.2 bouwregels:

     

    18.2.1 gebouwen

        1. ter plaatse van de aanduiding ‘militair oefenterrein’, bedraagt:

          1. het oppervlak van een gebouw maximaal 20% van het bestemmingsvlak;

          2. de goothoogte maximaal 3 m;

          3. de afstand van gebouwen tot aan de as van de weg minimaal 25 m.

        2. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van maatschappelijk – militair mobiliteitscentrum’, bedraagt:

          1. het maximum bebouwingspercentage 15%;

          2. de bouwhoogte maximaal 10 m;

          3. de afstand van gebouwen tot de as van de weg minimaal 30 m;

          4. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 10 m.

        3. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van maatschappelijk – tentenkamp’, bedraagt:

          1. het maximum oppervlak per gebouw 200 m², met dien verstande dat het maximum gezamenlijk oppervlak aan gebouwen 1.491 m² bedraagt;

          2. de goothoogte maximaal 3,5 m;

          3. de afstand van gebouwen tot aan de as van de weg minimaal 25 m.

        4. inhoud van de bedrijfswoning maximaal 750 m3;

        5. goot- en bouwhoogte van de bedrijfswoning maximaal 5 respectievelijk 9 m;

        6. de afstand tot de perceelsgrenzen dient minimaal 2 m te bedragen.

    18.2.2 aan- en uitbouwen en bijgebouwen

    Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij de bedrijfswoning voldoen aan de volgende kenmerken:

        1. gebouwd binnen het bouwvlak;

        2. goot- en bouwhoogte maximaal 3,5 m respectievelijk 4,5 m;

        3. in of achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning op te richten;

        4. de oppervlakte bedraagt maximaal 100 m².

    18.2.3 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

    Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voldoen aan de volgende kenmerken:

        1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 m;

        2. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van maatschappelijk – militair mobiliteitscentrum’ dan wel de aanduiding ‘militair oefenterrein’ mag de hoogte van een zend-/ en ontvangstinstallatie niet meer dan 40 m bedragen;

        3. bij de bedrijfswoning mag een niet overdekt zwembad worden opgericht, met dien verstande dat:

          1. gebouwd wordt binnen het bouwvlak;

          2. de afstand tot de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning minimaal 3 m bedraagt;

          3. de afstand tot de perceelsgrenzen minimaal 5 m bedraagt;

          4. de afstand van de woning tot het zwembad maximaal 20 m bedraagt.

        4. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen.

    18.3 afwijking van de bouwregels

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 18.2.1 onder c sub 1 ten behoeve van de uitbreiding van het tentenkamp, met dien verstande dat:

        1. de oppervlakte maximaal 2.000 m² bedraagt;

        2. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

        3. wanneer sprake is van kappen van bomen, compensatie plaatsvindt;

        4. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.

    18.4 specifieke gebruiksregels

     

    18.4.1 strijdig gebruik

    Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en/of opstallen voor:

        1. het gebruik van gronden voor het opslaan, storten of bergen van materialen en producten, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

        2. het gebruik van gronden en bouwwerken voor de uitoefening van een seksinrichting;

        3. het gebruik van gronden voor kampeermiddelen;

        4. het gebruik van opstallen voor statische opslag;

        5. het gebruik van bedrijfs- en/of bijgebouwen voor bewoning;

        6. het gebruik van ruimten binnen de woning en/of bijgebouwen bij de woning voor aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten;

        7. het gebruik van gronden en/of opstallen voor detailhandel, anders dan als ondergeschikte nevenactiviteit bij ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteiten.

    18.4.2 helicopterlandingen ten behoeve van militaire oefeningen

    Ter plaatse van de aanduiding ‘militair oefenterrein’ is het gebruik van de gronden voor helicopterlandingen ten behoeve van militaire oefeningen toegestaan, met behoud van de aanwezige natuur- en landschapswaarden.

    18.5 afwijking van de gebruiksregels

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 18.4.1 onder f voor het toestaan van een aan huis gebonden bedrijf, met dien verstande dat:

        1. het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden en naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;

        2. de vloeroppervlakte van de woning en bijgebouwen, aan- en uitbouwen gezamenlijk maximaal 50 m² ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn;

        3. het uitoefenen van bedrijvigheid die vergunnings- of meldingsplichtig is op grond van de Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving niet is toegestaan, tenzij het gebruik de woonfunctie op zichzelf en in relatie tot zijn omgeving niet zal aantasten;

        4. degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw uitvoert tevens gebruiker van de woning is;

        5. het niet betreft zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;

        6. de uitoefening van detailhandel niet is toegestaan, uitgezonderd als ondergeschikte nevenactiviteit gerelateerd aan het desbetreffende bedrijf.

    Artikel 19 Natuur

     

    19.1 bestemmingsomschrijving

     

    19.1.1 algemeen

    De voor Natuur aangewezen gronden zijn bestemd voor:

        1. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van natuurwaarden;

        2. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de ecologische verbindingszone;

        3. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;

        4. extensieve dagrecreatie;

        5. ter plaatse van de aanduiding ‘recreatiewoning’ tevens één recreatiewoning met bijgebouw;

    met bijbehorende wegen, paden en parkeervoorzieningen.

    19.1.2 toelaatbare bebouwing

    Op deze gronden mogen geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht, met dien verstande dat in afwijking van de bestemming ter plaatse van de aanduiding ‘recreatiewoning’ één recreatiewoning met bijbehorend bijgebouw mag worden opgericht.

    19.2 bouwregels

     

    19.2.1 gebouwen

    Gebouwen mogen niet worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ‘recreatiewoning’ een recreatiewoning met bijgebouw mag worden opgericht, welke voldoen aan de volgende kenmerken:

    19.2.2 recreatiewoning

        1. de oppervlakte van een hoofdgebouw bedraagt maximaal 75 m²;

        2. de goot- en bouwhoogte bedraagt maximaal 3,5 respectievelijk 4,5 meter;

        3. de afstand van de recreatiewoning tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 3 m;

        4. de afstand van de recreatiewoning tot de as van de weg dient minimaal 15 m te bedragen.

    19.2.3 bijgebouw bij de recreatiewoning

        1. de oppervlakte bedraagt maximaal 10 m²;

        2. de goot- en bouwhoogte bedraagt maximaal 3,25 respectievelijk 6 meter;

        3. er mag maximaal 1 bijgebouw worden opgericht.

    19.3 specifieke gebruiksregels

    Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en/of opstallen voor:

        1. het beoefenen van hondensport en het trainen van honden;

        2. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest.

    19.4 omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

     

    19.4.1 omgevingsvergunningplichtige werken

     

    19.4.2 Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in lid bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

        1. het aanbrengen van hoogopgaand en/of diepwortelende beplanting, waaronder bijvoorbeeld houtgewas;

        2. het vellen van houtgewas;

        3. het blijvend omzetten van grasland;

        4. c. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;

        5. het verrichten van grondroeractiviteiten, bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage, anders dan normaal spit- en ploegwerk;

        6. diepploegen vanaf 0,5 meter;

        7. het aanbrengen van enige verharding dan wel semiverharding;

        8. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;

        9. het plaatsen van lichtmasten.

    19.4.3 uitzonderingen

    Geen omgevingsvergunning is nodig voor:

        1. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen en die nodig zijn voor duurzame instandhouding en/of ontwikkeling van de functie;

        2. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning.

    Artikel 20 Recreatie - Dagrecreatie

     

    20.1 bestemmingsomschrijving

     

    20.1.1 algemeen

    De voor Recreatie - Dagrecreatie aangewezen gronden zijn bestemd voor:

        1. dagrecreatie ter plaatse van de aanduiding:

    modelvliegtuigbaan: een modelvliegtuigbaan;

    specifieke vorm van recreatie – outdoor: outdooractiviteiten;

    sportveld: een sportveld;

    volkstuin: een volkstuin;

        1. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ een bedrijfswoning;

        2. aan huis gebonden beroepen met dien verstande dat het vloeroppervlak dat (mede) wordt gebruikt voor de uitoefening van het beroep niet meer mag bedragen dan 50 m2, geen sprake mag zijn van aantoonbaar onevenredige verkeersaantrekkende werking en het beroep uitgeoefend wordt door de gebruiker van de woning;

    met bijbehorende wegen en paden, parkeervoorzieningen, detailhandel, horeca, sanitaire voorzieningen, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

    20.1.2 toelaatbare bebouwing

    Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 20.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht;

        1. gebouwen;

        2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

    20.1.3 beperkingen detailhandel en horeca

    Voor de in lid 20.1.1 genoemde detailhandel en horeca gelden de volgende beperkingen:

        1. het verkoopvloeroppervlak voor detailhandel is maximaal 90 m2 dan wel het bestaande grotere oppervlak;

        2. het bedrijfsvloeroppervlak voor horeca is maximaal 90 m2 dan wel het bestaande grotere oppervlak.

    20.2 bouwregels

     

    20.2.1 gebouwen

    Gebouwen ten behoeve van onderhoud en beheer, detailhandel, horeca, sanitaire voorzieningen en de bedrijfswoningen voldoen aan de volgende kenmerken:

        1. gebouwd binnen het bouwvlak;

        2. goot- en bouwhoogte maximaal 5 m respectievelijk 9 m, met dien verstande dat in afwijking hiervan de ter plaatse van de aanduiding maximale goot- en bouwhoogte (m) aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte geldt;

        3. het bebouwd oppervlak van het bouwperceel maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' aangegeven m²;

        4. ter plaatse van de aanduiding ‘modelvliegtuigbaan’ bedraagt de oppervlakte maximaal 50 m²;

        5. inhoud van de bedrijfswoning maximaal 750 m3;

        6. goot- en bouwhoogte van de bedrijfswoning maximaal 5 respectievelijk 9 m;

        7. de afstand tot de perceelsgrenzen bedraagt minimaal 2 m;

        8. de dakhelling bedraagt minimaal 30° en maximaal 65°.

    20.2.2 aan- en uitbouwen en bijgebouwen

    Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij de bedrijfswoning voldoen aan de volgende kenmerken:

        1. gebouwd binnen het bouwvlak;

        2. goot- en bouwhoogte maximaal 3,5 m respectievelijk 4,5 m;

        3. in of achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning op te richten;

        4. de oppervlakte bedraagt maximaal 100 m².

    20.2.3 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

    Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voldoen aan de volgende kenmerken:

        1. bij de bedrijfswoning mag een niet overdekt zwembad worden opgericht, met dien verstande dat:

          1. gebouwd wordt binnen het bouwvlak;

          2. de afstand tot de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning minimaal 3 m bedraagt;

          3. de afstand tot de perceelsgrenzen minimaal 5 m bedraagt;

          4. de afstand van de woning tot het zwembad maximaal 20 m bedraagt

        2. bouwhoogte van vlaggen- en lichtmasten 10 m;

        3. bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 4 m.

    20.3 specifieke gebruiksregels

    Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en/of opstallen voor:

        1. het gebruik van gronden voor kampeermiddelen;

        2. het gebruik van opstallen voor statische opslag;

        3. het gebruik van bedrijfs- en/of bijgebouwen voor bewoning;

        4. het gebruik van ruimten binnen de woning en/of bijgebouwen bij de woning voor aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten;

        5. het gebruik van gronden en/of opstallen voor detailhandel, anders dan als ondergeschikte nevenactiviteit bij ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteiten.

    20.4 afwijking van de gebruiksregels

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 20.3 onder d voor het toestaan van een aan huis gebonden bedrijf, met dien verstande dat:

        1. het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden en naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;

        2. de vloeroppervlakte van de woning en bijgebouwen, aan- en uitbouwen gezamenlijk maximaal 50 m² ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn;

        3. het uitoefenen van bedrijvigheid die vergunnings- of meldingsplichtig is op grond van de Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving niet is toegestaan, tenzij het gebruik de woonfunctie op zichzelf en in relatie tot zijn omgeving niet zal aantasten;

        4. degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw uitvoert tevens gebruiker van de woning is;

        5. het niet betreft zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;

        6. de uitoefening van detailhandel niet is toegestaan, uitgezonderd als ondergeschikte nevenactiviteit gerelateerd aan het desbetreffende bedrijf.

    Artikel 21 Recreatie - Verblijfsrecreatie

     

    21.1 bestemmingsomschrijving

     

    21.1.1 algemeen

    De voor Recreatie - Verblijfsrecreatie aangewezen gronden zijn bestemd voor:

        1. recreatieve verblijfsactiviteiten met ter plaatse van de aanduidingen:

    bos: bosgebied en extensieve recreatie;

    kampeerboerderij: een kampeerboerderij;

    kampeerterrein: een camping;

    specifieke vorm van recreatie – naturisten: een naturistenterrein met camping;

    specifieke vorm van recreatie

    groepsaccomodatie: een groepsaccomodatie.

        1. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ een bedrijfswoning;

        2. aan huis gebonden beroepen met dien verstande dat het vloeroppervlak dat (mede) wordt gebruikt voor de uitoefening van het beroep niet meer mag bedragen dan 50 m2, geen sprake mag zijn van aantoonbaar onevenredige verkeersaantrekkende werking en het beroep uitgeoefend wordt door de gebruiker van de woning,

    met bijbehorende wegen en paden, pleinen, parkeervoorzieningen, detailhandel, horeca, sanitaire voorzieningen, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

    21.1.2 toelaatbare bebouwing

    Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 21.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht;

        1. gebouwen;

        2. bouwwerken geen gebouwen zijnde.

    21.1.3 beperkingen detailhandel

     

    21.1.4 Voor de in lid genoemde detailhandel geldt dat het verkoopvloeroppervlak maximaal m2 dan wel het bestaande grotere oppervlak mag bedragen.

     

    21.2 bouwregels

     

    21.2.1 gebouwen algemeen

    In aanvulling op de specifieke bouwregels per aanduiding, zoals opgenomen in lid 21.1.2 tot en met 21.2.4, voldoen gebouwen aan de volgende kenmerken:

        1. gebouwd binnen het bouwvlak;

        2. goot- en bouwhoogte maximaal 5 m respectievelijk 9 m, met dien verstande dat in afwijking hiervan de ter plaatse van de aanduiding maximale goot- en bouwhoogte (m) aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte geldt;

        3. het bebouwd oppervlak van het bouwperceel maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' aangegeven m²;

    21.2.2 naturistenterrein

        1. het bebouwde oppervlak ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie naturisten’ bedraagt maximaal 350 m²;

        2. de afstand van gebouwen tot aan de as van de weg dient minimaal 15 m te bedragen;

        3. de afstand tot de perceelsgrenzen dient minimaal 10 m te bedragen;

        4. het maximum aantal toegestane toeristenplaatsen bedraagt 25.

    21.2.3 kampeerboerderij

        1. het bebouwde oppervlak ter plaatse van de aanduiding ‘kampeerboerderij’ bedraagt maximaal 1.100 m²;

        2. de dakhelling bedraagt minimaal 30°;

        3. de afstand van gebouwen tot aan de as van de weg dient minimaal 15 m te bedragen;

        4. de afstand van gebouwen tot aan de zijdelingse perceelsgrens dient minimaal 10 m te bedragen.

    21.2.4 kampeerterrein

        1. het aantal standplaatsen ter plaatse van de aanduiding ‘kampeerterrein’ bedraagt

        2. maximaal 50 per hectare;

        3. het maximum aantal standplaatsen is voor:

          1. camping De Witte Plas, Molendreef 5: 400 jaarplaatsen en 55 toeristenplaatsen;

          2. camping De Oliepot, De Oliepot 7: 44 toeristenplaatsen;

          3. camping De Posthoorn, Pierestraat 16: 210 jaarplaatsen en 35 toeristenplaatsen;

        4. de oppervlakte van een standplaats voor kampeermiddelen bedraagt minimaal 75 m² en voor vakantiebungalows minimaal 100 m²;

        5. voor een stacaravan geldt dat de oppervlakte van de stacaravan maximaal 60 m² bedraagt en de goot- en bouwhoogte maximaal 3,5 respectievelijk 4,5 meter;

        6. voor een vakantiebungalow geldt dat de oppervlakte van de bungalow maximaal 75 m² bedraagt en de goot- en bouwhoogte maximaal 3,5 respectievelijk 4,5 meter;

        7. de oppervlakte per bedrijfsgebouw, niet zijnde stacaravans en vakantiebungalows, bedraagt maximaal 175 m², met dien verstande dat de gezamenlijke maximale oppervlakte per hectare niet meer dan 100 m² bedraagt;

        8. goot- en bouwhoogte maximaal 4 m respectievelijk 7,5 m;

        9. de afstand van bedrijfsgebouwen tot aan de as van de weg bedraagt minimaal 25 m;

        10. de afstand tot aan de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 10 m.

    21.2.5 recreatiepark

    het maximum aantal standplaatsen is voor:

        1. chaletpark Vreugdehof, Langendijksestraat 15: 24 jaarplaatsen;

        2. chaletpark De Zilverden, De Oliepot 9: 54 jaarplaatsen.

    21.2.6 bedrijfswoning

        1. inhoud van de bedrijfswoning maximaal 750 m3;

        2. goot- en bouwhoogte van de bedrijfswoning maximaal 5 respectievelijk 9 m;

        3. de afstand tot de as van de weg dient minimaal 25 m te bedragen;

        1. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen dient minimaal 2 m te bedragen, met dien verstande dat de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens ter plaatse van de aanduiding ‘kampeerterrein’ minimaal 10 m dient te bedragen;

        2. de dakhelling bedraagt minimaal 30° en maximaal 65°.

    21.2.7 aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedrijfswoning

    Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij de bedrijfswoning voldoen aan de volgende kenmerken:

        1. gebouwd binnen het bouwvlak;

        2. de goot- en bouwhoogte maximaal 3,5 m respectievelijk 4,5 m;

        3. in of achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning op te richten;

        4. gebouwd op een minimale afstand van 2 m tot de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning;

        5. de oppervlakte bedraagt maximaal 100 m².

    21.2.8 aan- en uitbouwen en bijgebouwen; recreatieverblijf

    Aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten behoeve bij een recreatieverblijf voldoen aan de volgende kenmerken:

        1. gebouwd binnen het bouwvlak;

        2. de goot- en bouwhoogte maximaal 3,5 m respectievelijk 4,5 m;

        3. de oppervlakte bedraagt maximaal 10 m²;

        4. maximaal 1 bijgebouw per standplaats of vakantiebungalow.

    21.2.9 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

    Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voldoen aan de volgende kenmerken:

        1. bij de bedrijfswoning mag een niet overdekt zwembad worden opgericht, met dien verstande dat:

          1. gebouwd wordt binnen het bouwvlak;

          2. de afstand tot de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning minimaal 3 m bedraagt;

          3. de afstand tot de perceelsgrenzen minimaal 5 m bedraagt;

          4. de afstand van de woning tot het zwembad maximaal 20 m bedraagt.

        2. bouwhoogte van vlaggen- en lichtmasten 10 m;

        3. bouwhoogte van antennemasten 25 m;

        4. bouwhoogte overige bouwwerken geen gebouwen 4 m.

    21.3 specifieke gebruiksregels

    Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en/of opstallen voor:

            1. het gebruik van gronden voor kampeermiddelen;

        1. het gebruik van opstallen voor statische opslag;

        2. het gebruik van bedrijfs- en/of bijgebouwen voor bewoning;

        3. het gebruik van ruimten binnen de woning en/of bijgebouwen bij de woning voor aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten;

        4. het gebruik van gronden en/of opstallen voor detailhandel, anders dan als ondergeschikte nevenactiviteit bij ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteiten;

        5. gebruik van recreatieverblijven ten behoeve van permanente bewoning.

    21.4 afwijking van de gebruiksregels

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 21.3 onder d voor het toestaan van een aan huis gebonden bedrijf, met dien verstande dat:

        1. het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden en naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;

        2. de vloeroppervlakte van de woning en bijgebouwen, aan- en uitbouwen gezamenlijk maximaal 50 m² ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn;

        3. het uitoefenen van bedrijvigheid die vergunnings- of meldingsplichtig is op grond van de Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving niet is toegestaan, tenzij het gebruik de woonfunctie op zichzelf en in relatie tot zijn omgeving niet zal aantasten;

        4. degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw uitvoert tevens gebruiker van de woning is;

        5. het niet zodanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;

        6. de uitoefening van detailhandel niet is toegestaan, uitgezonderd als ondergeschikte nevenactiviteit gerelateerd aan het desbetreffende bedrijf.

    Artikel 22 Sport

     

    22.1 bestemmingsomschrijving

     

    22.1.1 algemeen

    De voor ‘Sport’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

        1. sportvoorzieningen;

        2. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ een bedrijfswoning;

        3. aan huis gebonden beroepen met dien verstande dat het vloeroppervlak dat (mede) wordt gebruikt voor de uitoefening van het beroep niet meer mag bedragen dan 50 m2, geen sprake mag zijn van aantoonbaar onevenredige verkeersaantrekkende werking en het beroep uitgeoefend wordt door de gebruiker van de woning;

        4. ter plaatse van de aanduiding ‘manege’ een manege;

        5. ter plaatse van de aanduiding ‘zend-/ontvangstinstallatie’ telecommunicatievoorziening, burgerwaarschuwings- en alarmeringsysteemvoorziening;

        6. aan huis gebonden beroepen met dien verstande dat het vloeroppervlak dat (mede) wordt gebruikt voor de uitoefening van het beroep niet meer mag bedragen dan 50 m2, geen sprake mag zijn van aantoonbaar onevenredige verkeersaantrekkende werking en het beroep uitgeoefend wordt door de gebruiker van de woning;

    met bijbehorende wegen en paden, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, horeca, kantoor ten behoeve van een manege, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

    22.1.2 toelaatbare bebouwing

    Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 22.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht;

        1. gebouwen;

        2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

    22.1.3 beperkingen kantoor ten behoeve van een manege en horeca

    Voor de in lid 22.1.1 genoemde kantoorfunctie en horeca gelden de volgende beperkingen:

        1. het bedrijfsvloeroppervlak voor kantoor ten behoeve van een manege is maximaal 50 m2 dan wel het bestaande grotere oppervlak;

        2. het bedrijfsvloeroppervlak voor horeca is maximaal 90 m2 dan wel het bestaande grotere oppervlak, met dien verstande dat het bedrijfsvloeroppervlak voor horeca ter plaatse van de aanduiding ‘manege’ maximaal 100 m² bedraagt dan wel het bestaande grotere oppervlak.

    22.2 bouwregels

     

    22.2.1 gebouwen

    Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

        1. gebouwd binnen het bouwvlak;

        2. bouwhoogte maximaal 3.5 m, met dien verstande dat in afwijking hiervan de ter plaatse van de aanduiding maximale goot- en bouwhoogte (m) aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte geldt;

        3. het bebouwd oppervlak van het bouwperceel maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' aangegeven m²;

        4. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen bedraagt minimaal 3 m;

        5. de afstand van bedrijfsgebouwen tot de as van de weg dient minimaal 20 m te bedragen;

        6. inhoud van de bedrijfswoning maximaal 750 m3;

        7. goot- en bouwhoogte van de bedrijfswoning maximaal 5 respectievelijk 9 m;

        8. de afstand van bedrijfswoningen tot de as van de weg dient minimaal 15 m te bedragen;

    22.2.2 aan- en uitbouwen en bijgebouwen

    Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij de bedrijfswoning voldoen aan de volgende kenmerken:

        1. gebouwd binnen het bouwvlak;

        2. goot- en bouwhoogte maximaal 3,5 m respectievelijk 4,5 m;

        3. in of achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning op te richten;

        4. de oppervlakte bedraagt maximaal 100 m².

    22.2.3 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

    Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voldoen aan de volgende kenmerken:

        1. bij de bedrijfswoning mag een niet overdekt zwembad worden opgericht, met dien verstande dat:

          1. gebouwd wordt binnen het bouwvlak;

          2. de afstand tot de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoningminimaal 3m bedraagt;

          3. de afstand tot de perceelsgrenzen minimaal 5 m bedraagt;

          4. de afstand van de woning tot het zwembad bedraagt maximaal 20 m bedraagt.

        2. bouwhoogte van vlaggen- en lichtmasten en ballenvangers maximaal 15 m;

        3. bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding ‘zend-/ontvangstinstallatie’ maximaal 40 m;

        4. bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 4 m.

    22.3 specifieke gebruiksregels

    Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en/of opstallen voor:

        1. het gebruik van gronden voor kampeermiddelen;

        2. het gebruik van opstallen voor statische opslag;

        3. het gebruik van bedrijfs- en/of bijgebouwen voor bewoning;

        4. het gebruik van ruimten binnen de woning en/of bijgebouwen bij de woning voor aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten;

        5. het gebruik van gronden en/of opstallen voor detailhandel, anders dan als ondergeschikte nevenactiviteit bij ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteiten.

    22.4 afwijking van de gebruiksregels

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 22.3 onder d voor het toestaan van een aan huis gebonden bedrijf, met dien verstande dat:

        1. het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden en naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;

        2. de vloeroppervlakte van de woning en bijgebouwen, aan- en uitbouwen gezamenlijk maximaal 50 m² ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn;

        3. het uitoefenen van bedrijvigheid die vergunnings- of meldingsplichtig is op grond van de Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving niet is toegestaan, tenzij het gebruik de woonfunctie op zichzelf en in relatie tot zijn omgeving niet zal aantasten;

        4. degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw uitvoert tevens gebruiker van de woning is;

        5. het niet betreft zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;

        6. de uitoefening van detailhandel niet is toegestaan, uitgezonderd als ondergeschikte nevenactiviteit gerelateerd aan het desbetreffende bedrijf.

    Artikel 23 Verkeer

     

    23.1 bestemmingsomschrijving

     

    23.1.1 algemeen

    De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:

        1. de aanleg en instandhouding van:

          1. interregionale wegen;

          2. interlokale wegen;

          3. lokale verharde wegen;

          4. onverharde wegen;

          5. wandel- en fietspaden;

        2. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van verkeer – onverharde weg’ uitsluitend een onverharde weg;

        3. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van verkeer – halfverharde weg’ uitsluitend een onverharde dan wel halfverharde weg;

        4. ter plaatse van de aanduiding ‘zend-/ontvangstinstallatie’ telecommunicatievoorziening, burgerwaarschuwings- en alarmeringsysteemvoorziening;

        5. met bijbehorende parkeer-, groen- en speelvoorzieningen, waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;

    23.1.2 toelaatbare bebouwing

    Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 23.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

        1. gebouwen;

        2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

    23.2 bouwregels

     

    23.2.1 gebouwen

    Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

        1. de oppervlakte bedraagt maximaal 15 m²;

        2. ter plaatse van de aanduiding ‘zend-/ontvangstinstallatie’ bedraagt de oppervlakte maximaal 25 m²;

        3. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3,5 m.

    23.2.2 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

    De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan voor de wegaanduiding, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, bedraagt maximaal:

        1. openbare nutsvoorzieningen: 3,5 m;

        2. masten: 8 m;

        3. ter plaatse van de aanduiding ‘zend-/ontvangstinstallatie’: 40 m;

        4. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 2 m.

    23.3 omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

     

    23.3.1 omgevingsvergunningplichtige werken

     

    23.3.2 Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in lid bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

        1. het aanbrengen van hoogopgaand en/of diepwortelende beplanting, waaronder bijvoorbeeld houtgewas;

        2. het vellen van houtgewas.

    23.3.3 uitzonderingen

    Geen omgevingsvergunning is nodig voor:

        1. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen en die nodig zijn voor duurzame instandhouding en/of ontwikkeling van de functie;

        2. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning.

    23.4 wijzigingsbevoegdheid

    Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het verharden van onverharde wegen, mits hierdoor de aanwezige natuurlijke, landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden aangetast.

    Artikel 24 Verkeer - Spoor

     

    24.1 bestemmingsomschrijving

     

    24.1.1 algemeen

    De voor Verkeer - Spoor aangewezen gronden zijn bestemd voor spoorwegen

        1. met bijbehorende straatmeubilair, parkeer-, groen- en speelvoorzieningen afvalverzamelvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, taluds, bruggen en voorzieningen ten behoeve van het openbare nut.

    24.1.2 toelaatbare bebouwing

    Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 24.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

        1. gebouwen;

        2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

    24.2 bouwregels

     

    24.2.1 gebouwen

    Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

        1. de oppervlakte bedraagt maximaal 15 m²;

        2. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3,5 m.

    24.2.2 bouwwerken geen gebouwen zijnde

    De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, anders dan voor de wegaanduiding, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, bedraagt maximaal:

        1. openbare nutsvoorzieningen: 3,5 m;

        2. masten: 8 m;

        3. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 2 m.

    Artikel 25 Water

     

    25.1 bestemmingsomschrijving

     

    25.1.1 algemeen

    De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:

        1. waterhuishoudkundige doeleinden;

        2. waterberging en waterlopen;

        3. rententievijvers;

        4. bergbezinkbassins;

        5. met bijbehorende parkeer-, groen- en speelvoorzieningen, waterberging, waterlopen, waterhuishoudkundige voorzieningen, taluds,oevers, bruggen en voorzieningen ten behoeve van het openbare nut.

    25.1.2 toelaatbare bebouwing

    Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 25.1.1 genoemde bestemmingen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht.

    25.2 bouwregels

    Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan voor de waterwegaanduiding, geleiding of tolheffing, maximaal:

        1. bruggen en viaducten: 8 m;

        2. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 4 m.

    Artikel 26 Wonen

     

    26.1 bestemmingsomschrijving

     

    26.1.1 algemeen

    De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

        1. het bestaande en vergunde aantal woningen;

        2. instandhouding van de in bijlage 2 van deze regels opgenomen cultuurhistorische waardevolle objecten voor zover deze niet reeds zijn beschermd op basis van de Monumentenwet 1988 of de gemeentelijke monumentenverordening.

        3. ter plaatse van de aanduiding:

        4. akkerbouw: tevens bestaande akkerbouw;

        5. agrarisch: tevens het bestaand niet bedrijfsmatig houden van vee;

        6. caravanstalling: tevens de bestaande caravanstalling;

        7. hovenier: tevens de bestaande hovenier;

        8. kantoor: tevens het bestaande kantoor;

        9. recreatiewoning: tevens de bestaande recreatiewoning;

        10. specifieke vorm van bedrijf – aannemersbedrijf: tevens het bestaande aannemersbedrijf;

        11. specifieke vorm van bedrijf – montagebedrijf tevens het bestaande montagebedrijf;

        12. specifieke vorm van bedrijf – stucadoor: tevens de bestaande stucadoor;

        13. specifieke vorm van bedrijf – timmerbedrijf: tevens het bestaande timmerbedrijf;

        14. specifieke vorm van bedrijf – visrokerij: tevens de bestaande visrokerij;

        15. verkoop eigen producten: tevens de bestaande verkoop van eigen producten;

        16. aan huis gebonden beroepen met dien verstande dat het vloeroppervlak dat (mede) wordt gebruikt voor de uitoefening van het beroep niet meer mag bedragen dan 50 m2, geen sprake mag zijn van aantoonbaar onevenredige verkeersaantrekkende werking en het beroep uitgeoefend wordt door de gebruiker van de woning.

    26.1.2 toelaatbare bebouwing

    Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 26.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

        1. gebouwen;

        2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

    26.2 bouwregels

     

    26.2.1 hoofdgebouwen

    Hoofdgebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

        1. goot- en bouwhoogte maximaal 5 m respectievelijk 9 m, met dien verstande dat in afwijking hiervan de ter plaatse van de aanduiding maximale goot- en bouwhoogte (m) aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte geldt;

        2. de inhoud bedraagt maximaal 750 m³, waarbij onderbouwen, zoals kelders niet worden meegerekend;

        3. de dakhelling bedraagt minimaal 12° en maximaal 45°;

        4. ter plaatse van de aanduiding ‘caravanstalling’ geldt, aanvullend op het bepaalde onder a tot en met c een maximum oppervlak ten behoeve van de caravanstalling van 1.000 m²;

        5. ter plaatse van de aanduiding ‘akkerbouw’ geldt, aanvullend op het bepaalde onder a tot en met c een maximum oppervlak ten behoeve van de akkerbouw van 1.000 m².

    26.2.2 recreatiewoning

        1. de oppervlakte van een recreatiewoning ter plaatse van de aanduiding ‘recreatiewoning’ bedraagt maximaal 75 m²;

        2. de goot- en bouwhoogte bedraagt maximaal 3,5 respectievelijk 4,5 meter;

        3. de afstand van de recreatiewoning tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 3 m;

        4. de afstand van de recreatiewoning tot de as van de weg dient minimaal 15 m te bedragen.

    26.2.3 aan- en uitbouwen en bijgebouwen

    Aan- en uitbouwen, bijgebouwen mogen binnen het bouwvlak worden gebouwd en voldoen aan de volgende kenmerken:

        1. gebouwd op het zij- en achtererf en minimaal 2 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw;

        2. de gezamenlijke oppervlakte bedraagt 100 m²;

        3. goot- en bouwhoogte maximaal 3,5 respectievelijk 4,5 m;

        4. in of achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning op te richten;

        5. het bebouwingspercentage bedraagt maximaal 40%

        6. in aanvulling op het bepaalde in lid 26.2.3 sub a tot en met d geldt ter plaatse van de aanduiding ‘recreatiewoning’ dat maximaal 1 bijgebouw mag worden opgericht met een maximale oppervlakte van 10 m².

    26.2.4 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

    Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voldoen aan de volgende kenmerken:

        1. een niet overdekt zwembad, met dien verstande dat:

          1. gebouwd wordt binnen het bouwvlak;

          2. de afstand tot de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoningminimaal 3m bedraagt;

          3. de afstand tot de perceelsgrenzen minimaal 5 m bedraagt;

          4. de afstand van de woning tot het zwembad bedraagt maximaal 20 m bedraagt.

        2. bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw 1 m;

        3. bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw 2 m;

        4. bouwhoogte van pergola’s en tuinmeubilair 2,5 m;

        5. bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, 2 m.

    26.3 afwijking bouwregels

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 26.1.1 voor het toestaan van een (hobbymatig), met dien verstande dat:

        1. deze gesitueerd wordt achter de voorgevelrooilijn van de woning;

        2. maximaal 1 paardenbak is toegestaan;

        3. de oppervlakte maximaal 800 m² bedraagt;

        4. de hoogte van de omheining maximaal 1,70 m bedraagt;

        5. de minimale afstand tot het bestemmingsvlak van woning van derden 25 m bedraagt;

        6. er geen lichtmasten mogen worden geplaatst.

    26.4 specifieke gebruiksregels

    Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en/of opstallen voor:

        1. het gebruik van gronden voor kampeermiddelen;

        2. het gebruik van opstallen voor statische opslag;

        3. het gebruik van bedrijfs- en/of bijgebouwen voor bewoning;

        4. het gebruik van ruimten binnen de woning en/of bijgebouwen bij de woning voor aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten dan wel bed and breakfast;

        5. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

    26.5 afwijking van de gebruiksregels

     

    26.5.1 afwijking mantelzorg

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 26.4 onder c voor het inrichten en/of gebruiken van een bijgebouw, aan- of uitbouw als woonruimte ten behoeve van het bieden of ontvangen van mantelzorg, met inachtneming van de volgende regels:

        1. er dient aantoonbaar sprake te zijn van een zorgbehoefte, welke tijdelijk van aard is;

        2. er dient sprake te blijven van één huishouden;

        3. naast de bouwregels voor bijgebouwen in lid 26.2.3 dient tevens voldaan te worden aan het volgende:

          1. het betreffende bijgebouw mag alleen worden bewoond indien het via een doorgang gekoppeld is aan het hoofdgebouw;

          2. het totaal aantal toegestane vierkante meters aan bijgebouwen ten behoeve van inwonende ouders/familieleden mag door de aanbouw ten behoeve van de inwonende ouders/familieleden niet worden overschreden;

          3. zodra de noodzaak van mantelzorg is komen te vervallen (als gevolg van verhuizing of overlijden) moet het gebruik van het bijgebouw als afhankelijke woonruimte worden beëindigd en de woonvoorzieningen worden verwijderd.

    26.5.2 afwijking aan huis gebonden bedrijf

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 26.4 onder d voor het toestaan van een aan huis gebonden bedrijf, met dien verstande dat:

        1. het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden en naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;

        2. de vloeroppervlakte van de woning en bijgebouwen, aan- en uitbouwen gezamenlijk maximaal 50 m² ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn;

        3. het uitoefenen van bedrijvigheid die vergunnings- of meldingsplichtig is op grond van de Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving niet is toegestaan, tenzij het gebruik de woonfunctie op zichzelf en in relatie tot zijn omgeving niet zal aantasten;

        4. degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw uitvoert tevens gebruiker van de woning is;

        5. het niet betreft zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;

        6. de uitoefening van detailhandel niet is toegestaan, uitgezonderd als ondergeschikte nevenactiviteit gerelateerd aan het desbetreffende bedrijf.

    26.5.3 afwijking bed and breakfast

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 26.4 onder d voor het gebruik van bebouwing voor verblijfsrecreatieve nevenactiviteiten in de vorm van een bed and breakfast, met dien verstande dat:

        1. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;

        2. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit afgestemd dient te zijn op de feitelijke ontsluitingssituatie;

        3. de verblijfsrecreatieve functie niet mag worden gebruikt voor tijdelijke arbeidskrachten;

        4. permanente bewoning niet is toegestaan;

        5. een bed and breakfast alleen kan worden aangeboden door de hoofdbewoner van het pand;

        6. de woning door de hoofdgebruiker dient te worden bewoond;

        7. de hoofdfunctie van de woning waarin een bed-and-breakfast gevestigd wordt, wonen moet blijven;

        8. het maximale aantal personen dat tegelijkertijd van een bed and breakfast accommodatie gebruik kan maken, 10 is;

        9. maximaal vier kamers mogen worden ingericht als bed and breakfast kamer;

        10. bed and breakfast kamers niet als zelfstandige wooneenheid mogen functioneren;

        11. parkeren op eigen terrein dient plaats te vinden;

        12. er geen aanverwante voorzieningen zoals speeltuintjes, wc-hokjes, stallingen, detailhandel et cetera gerealiseerd mogen worden;

        13. permanente bewoning niet wordt toegestaan.

    26.6 wijzigingsbevoegdheid

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Wonen te wijzigen in de bestemming Wonen met de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’, ten behoeve van de realisatie van twee woningen middels woningsplitsing van een karakteristieke boerderij, onder de volgende voorwaarden:

        1. de te splitsen karakteristieke hoofdbouwmassa heeft een inhoud van meer dan 1000 m3;

        2. de kenmerkende vorm blijft gehandhaafd;

        3. bestaande bijgebouwen die aan het hoofdgebouw vast zitten, mogen bij de woning betrokken worden;

        4. het woon- en leefmilieu ter plaatse van de woning wordt geborgd;

        5. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;

        6. na splitsing is geen verdere vergroting van de woning(en) meer mogelijk;

        7. aangetoond wordt dat de wijziging van de bestemming uitvoerbaar is.

    Artikel 27 Leiding - Brandstof

     

    27.1 bestemmingsomschrijving

     

    27.1.1 algemeen

    De voor Leiding - Brandstof aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

        1. een ondergrondse brandstofleiding ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding - brandstof’;

        2. het beheer en onderhoud van de leiding;

        3. de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding;

        4. met de bij a tot en met c behorende:

        5. beschermingszones aan weerszijden van de aanduiding ‘hartlijn leiding - brandstof’;

        6. voorzieningen als bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

        7. (on)bebouwde gronden.

    27.1.2 toelaatbare bebouwing

    Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 27.1.1 genoemde bestemmingen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht.

    27.2 bouwregels

    In afwijking van het bepaalde in de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 26) mag niet worden gebouwd.

    27.3 afwijking van de bouwregels

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 27.2 voor het toestaan van bouwwerken overeenkomstig dit hoofdstuk van deze regels worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.

    27.4 omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

     

    27.4.1 omgevingsvergunningplichtige werken

    Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in lid 27.1.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

        1. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;

        2. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;

        3. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;

        4. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het vellen en/of kappen van bos of andere houtgewassen.

    27.4.2 weigering

    Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 27.4.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de ondergrondse leidingen en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

    27.4.3 verlening

    Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de leidingbeheerder.

    27.4.4 uitzonderingen

    Geen omgevingsvergunning is nodig voor:

        1. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen;

        2. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.

    Artikel 28 Leiding - Gas

     

    28.1 bestemmingsomschrijving

     

    28.1.1 algemeen

    De voor Leiding - Gas aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

        1. een ondergrondse hoofdtransportgasleiding ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding – gas’;

        2. het beheer en onderhoud van de leiding;

        3. de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding;

        4. met de bij a tot en met c behorende:

        5. bescherminsgzones aan weerszijden van de aanduiding ‘hartlijn leiding – gas’;

        6. voorzieningen als bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

        7. (on)bebouwde gronden;

    28.1.2 toelaatbare bebouwing

    Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 28.1.1 genoemde bestemmingen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht.

    28.1.3 kwetsbare objecten

    In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 26) zijn op de in lid  28.1.1 bedoelde gronden geen nieuwe kwetsbare objecten toegestaan.

    28.2 bouwregels

    In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 26) mag niet worden gebouwd.

    28.3 afwijking van de bouwregels

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 28.2 voor het toestaan van bouwwerken overeenkomstig dit hoofdstuk van deze regels worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.

    28.4 omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

     

    28.4.1 omgevingsvergunningplichtige werken

    Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in lid 28.1.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

        1. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;

        2. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;

        3. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;

        4. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het vellen en/of kappen van bos of andere houtgewassen.

    28.4.2 weigering

    Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 28.4.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de ondergrondse leidingen en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

    28.4.3 verlening

    Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de leidingbeheerder.

    28.4.4 uitzonderingen

    Geen omgevingsvergunning is nodig voor:

        1. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen;

        2. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.

    Artikel 29 Leiding - Hoogspanningsverbinding

     

    29.1 bestemmingsomschrijving

     

    29.1.1 algemeen

    De voor Leiding - Hoogspanningsverbinding aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

        1. een bovengrondse hoogspanningsverbinding ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding – hoogspanningsverbinding’;

        2. het beheer en onderhoud van de verbinding;

        3. de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding;

        4. met de bij a tot en met c behorende:

        5. bescherminsgzones aan weerszijden van de aanduiding ‘hartlijn leiding – hoogspanningsverbinding’;

        1. voorzieningen als bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

        2. (on)bebouwde gronden;

    29.1.2 toelaatbare bebouwing

    Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 29.1.1 genoemde bestemmingen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht.

    29.2 bouwregels

     

    29.2.1 algemeen

    In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 26) mag alleen ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd.

    29.2.2 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

    Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal:

        1. hoogspanningsmasten: 40 m;

        2. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde: 3 m.

    29.3 afwijking van de bouwregels

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 29.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits advies is verkregen van de leidingbeheerder.

    29.4 omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden

     

    29.4.1 omgevingsvergunningplichtige werken

    Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in lid 29.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

        1. het ophogen van gronden;

        2. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;

        3. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;

        4. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden.

    29.4.2 advies leidingbeheerder

    Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de leidingbeheerder.

    29.4.3 uitzonderingen

    Geen omgevingsvergunning is nodig voor:

        1. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen;

        2. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.

    Artikel 30 Leiding - Riool

     

    30.1 bestemmingsomschrijving

     

    30.1.1 algemeen

    De voor Leiding - Riool aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

        1. een ondergrondse rioolpersleiding ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding – riool’;

        2. het beheer en onderhoud van de leiding;

        3. de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding;

        4. met de bij a tot en met c behorende:

        5. bescherminsgzones aan weerszijden van de aanduiding ‘hartlijn leiding – riool’;

        6. voorzieningen als bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

        7. (on)bebouwde gronden;

    30.1.2 toelaatbare bebouwing

    Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 30.1.1 genoemde bestemmingen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht.

    30.2 bouwregels

     

    30.2.1 algemeen

    In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 26) mag alleen ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd.

    30.2.2 bouwwerken geen gebouwen zijnde

    Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal 3 m.

    30.3 afwijking van de bouwregels

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 30.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits advies is verkregen van de leidingbeheerder.

    30.4 omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

     

    30.4.1 omgevingsvergunningplichtige werken

    Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in lid 30.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

        1. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;

        2. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;

        3. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en
          overige waterpartijen;

        4. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het vellen en/of kappen van bos of andere houtgewassen.

    30.4.2 weigering

    Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 30.4.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de ondergrondse leidingen en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

    30.4.3 Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de leidingbeheerder.

     

    30.4.4 Geen omgevingsvergunning is nodig voor:

        1. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen;

        2. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.

    Artikel 31 Leiding - Water

     

    31.1 bestemmingsomschrijving

     

    31.1.1 algemeen

    De voor Leiding - Water aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

        1. een ondergrondse waterleiding ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding - water’;

        2. het beheer en onderhoud van de leiding;

        3. de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding;

        4. met de bij a tot en met c behorende:

        5. bescherminsgzones aan weerszijden van de aanduiding ‘hartlijn leiding –water’;

        6. voorzieningen als bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

        7. (on)bebouwde gronden;

    31.1.2 toelaatbare bebouwing

    Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 31.1.1 genoemde bestemmingen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht.

    31.2 bouwregels

     

    31.2.1 algemeen

    In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 26) mag alleen ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd.

    31.2.2 bouwwerken geen gebouwen zijnde

    Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal 3 m.

    31.3 afwijking van de bouwregels

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 31.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits advies is verkregen van de leidingbeheerder.

    31.4 omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

     

    31.4.1 omgevingsvergunningplichtige werken

    Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in lid 31.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

        1. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;

        2. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;

        3. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;

        4. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het vellen en/of kappen van bos of andere houtgewassen.

    31.4.2 weigering

    Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 31.4.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijde, of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de ondergrondse leidingen en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

    31.4.3 verlening

    Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de leidingbeheerder.

    31.4.4 uitzonderingen

    Geen omgevingsvergunning is nodig voor:

        1. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen;

        2. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.

    Artikel 32 Waarde - Archeologie

     

    32.1 bestemmingsomschrijving

     

    32.1.1 algemeen

    De voor Waarde - Archeologie aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het archeologisch monument.

    32.1.2 toelaatbare bebouwing

    Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 32.1.1 genoemde bestemmingen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht.

    32.2 bouwregels

    In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen (artikelen 3 tot en met 26) mag geen nieuw bouwwerk worden gebouwd.

    32.3 afwijking van de bouwregels

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 32.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits geen aantoonbaar onevenredige aantasting plaatsvindt van de archeologische waarden van het gebied.

    32.4 omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

     

    32.4.1 omgevingsvergunningplichtige werken

    Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in lid 32.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

        1. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;

        2. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;

        3. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het aanbrengen van drainage;

        4. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en
          apparatuur;

        5. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen van gronden en het vellen van bos of andere houtgewassen waarbij de stobben worden verwijderd;

        6. het scheuren van grasland.

    32.4.2 uitzonderingen

    Geen omgevingsvergunning is nodig voor:

        1. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen, mits de gronden niet dieper dan 0,3 m worden geroerd;

        2. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning;

        3. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden als onderdeel van een ingreep in de bodem met een oppervlakte van maximaal 500 m2;

        4. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden waarvoor een vergunning ingevolge de Monumentenwet 1988 nodig is.

    32.4.3 wijzigingsbevoegdheid

    Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van:

        1. het toevoegen van de bestemming Waarde – Archeologie, indien uit
          archeologisch onderzoek blijkt dat dit wenselijk is;

        2. het verwijderen van de bestemming Waarde – Archeologie, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat dit mogelijk is.

    Artikel 33 Waarde- Ecologie - Verbindingszone

     

    33.1 bestemmingsomschrijving

     

    33.1.1 algemeen

    De voor ‘Waarde - Ecologie - Verbindingszone’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de verwezenlijking, het behoud en het beheer van een ecologische verbindingszone in de vorm van bebouwingsvrije stroken met beplanting (natuurbouw) ten behoeve van de ecologische infrastructuur met de bijbehorende natuur-, ecologische en hydrologische waarden.

    33.1.2 toelaatbare bebouwing

    Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 33.1.1 genoemde bestemming bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht.

    33.2 bouwregels

     

    33.2.1 algemeen

    In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen (artikelen 3 tot en met 26) mag alleen ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd.

    33.2.2 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

    De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 m. 

    33.3 afwijking van de bouwregels

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 33.2.1 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits het gebied niet minder geschikt wordt voor de verwezenlijking, het behoud en het beheer van een ecologische verbindingszone.

    33.4 omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

     

    33.4.1 omgevingsvergunningplichtige werken

    Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in lid 33.1.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

        1. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;

        2. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen van meer dan 100 m²;

        3. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het aanbrengen van drainage;

        4. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;

        5. het verwijderen van beplanting.

    33.4.2 uitzonderingen

    Geen omgevingsvergunning is nodig voor:

        1. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen;

        2. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.

    33.5 wijzigingsbevoegdheid

     

    33.5.1 wijziging naar Natuur

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming ‘Agrarisch’, ‘Agrarisch met waarden – Landschap’ of ‘Agrarisch met waarden – Natuur’ tezamen met de dubbelbestemming ‘Waarde – Ecologie - Verbindingszone’ te wijzigen in de bestemming Natuur indien en voor zover de gronden worden ingericht en beheerd als ecologische verbindingszone. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast, onder de volgende voorwaarden:

        1. geen afbreuk wordt gedaan aan, of aantasting plaatsvindt van, in de directe omgeving aanwezige natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodemhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

        2. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;

        3. de ontwikkeling van deze natuurgebieden geschiedt enkel op basis van vrijwillige medewerking van de grondeigenaren;

        4. bodemonderzoek dient aan te tonen dat de gronden geschikt zijn voor de betreffende natuurontwikkeling.

    33.5.2 Verplaatsen dubbelbestemming ‘Waarde - Ecologie - Verbindingszone’

    Burgmeester en wethouders zijn bevoegd de dubbelbestemming ‘Waarde - Ecologie - Verbindingszone’ te verwijderen en op een andere locatie op te nemen, indien de gronden op de andere locatie beter geschikt zijn voor inrichting en beheer als ecologische verbindingszone. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast, onder de volgende voorwaarden:

        1. geen afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid om tot realisatie van de ecologische verbindingszone over te gaan;

        2. geen afbreuk wordt gedaan aan, of aantasting plaatsvindt van, in de directe omgeving aanwezige natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodemhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

        3. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.

    Artikel 34 Waarde - Ecologie - EHS

     

    34.1 bestemmingsomschrijving

     

    34.1.1 algemeen

    De voor Waarde - Ecologie - EHS aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

        1. het behoud, beheer, herstel of de duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden (Ecologische Hoofdstructuur);

    alsmede voor:

        1. extensief recreatief medegebruik;

        2. behoud, beheer en herstel van aanwezige cultuurhistorische waarden;

        3. agrarisch gebruik gericht op natuurbeheer;

    34.1.2 toelaatbare bebouwing

    Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 34.1.1 genoemde bestemmingen bouwwerken geen gebouwen zijnde worden opgericht.

    34.2 bouwregels

     

    34.2.1 algemeen

    In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen (artikelen 3 tot en met 26) mag alleen ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd.

    34.2.2 bouwwerken geen gebouwen zijnde

    De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 m.

    34.3 afwijking van de bouwregels

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 34.2.1 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits geen aantoonbaar onevenredige aantasting plaatsvindt van de ecologische hoofdstructuur.

    34.4 omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

     

    34.4.1 omgevingsvergunningplichtige werken

    Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in lid 34.1.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

        1. het ontgronden, vergraven, egaliseren en afgraven van de gronden;

        2. het ophogen van gronden;

        3. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;

        4. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het aanbrengen van drainage;

        5. het verlagen en/of verhogen van de waterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainage of bronbemaling;

        6. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en
          apparatuur.

    34.4.2 uitzonderingen

    Geen omgevingsvergunning is nodig voor:

        1. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen;

        2. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.