In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
het bestemmingsplan Buitengebied Rucphen 2011 van de gemeente Rucphen;
1.2 bestemmingsplan
de geometrische bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0840.9000B0001-VO01 met bijbehorende regels en bijlagen;
1.3 AAB
Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen, voor advies inzake volwaardigheid, continuïteit en noodzaak in verband met een agrarisch bedrijf;
1.4 aanbouw
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.5 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.6 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.7 aan huis gebonden beroep
een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is; hieronder wordt niet begrepen de uitoefening van detailhandel en prostitutie;
1.8 aan huis gebonden bedrijf
het gebruik van (een gedeelte van) een gebouw voor het verrichten van werkzaamheden van dienstverlenende en/of ambachtelijke aard met als doel daaruit hoofd- of neveninkomsten te betrekken, waarbij geen sprake is van een zich als specifiek opgeleid persoon naar buiten presenterende beroepsbeoefenaar en waarvan de omvang in activiteiten zodanig is dat deze, met behoud van de woonfunctie, kunnen worden uitgeoefend;
1.9 afhankelijke woonruimte
een bijgebouw bij een woning, dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met die woning en waar een gedeelte van de huisvesting van één of meer personen, is ondergebracht.
1.10 afwijking van de bouwregels en/of van de gebruiksregels
een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening;
1.11 agrarisch bedrijf
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen of het houden van dieren.
1.12 agrarisch-technisch hulpbedrijf
een bedrijf dat is gericht op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven door middel van het telen van gewassen, het houden van dieren, of de toepassing van andere landbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking.
Voorbeelden van agrarisch-technische hulpbedrijven zijn: grootveeklinieken, KI-stations, mestopslag- en mesthandelsbedrijven, loonwerkbedrijven (inclusief verhuurbedrijven voor landbouwwerktuigen), veetransportbedrijven, veehandelsbedrijven.
1.13 agrarisch-verwant bedrijf
een bedrijf of instelling gericht op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven door middel van het telen van gewassen, het houden van dieren, of de toepassing van landbouwkundige methoden.
Voorbeelden van agrarisch verwante bedrijven zijn: dierenasiels, dierenklinieken, groencomposteringsbedrijven, hondenkennels, hoveniersbedrijven, stalhouderijen, instellingen voor agrarisch praktijkonderwijs, proefbedrijven, volkstuinen.
1.14 ander-werk
een werk, geen bouwwerk zijnde, of een werkzaamheid;
1.15 antennedrager
antennemast of andere constructie bedoeld voor de vestiging van een antenne;
1.16 antenne-installatie
installatie bestaande uit antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;
1.17 archeologische verwachting
de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten;
1.18 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten;
1.19 attentiegebied ecologische hoofdstructuur
gebied gelegen rondom en binnen de ecologische hoofdstructuur waar fysieke een negatief effect kunnen hebben op de waterhuishouding;
1.20 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.21 bebouwingscluster
een vlakvormige verzameling van gebouwen.
1.22 bebouwingsconcentratie
een kernrandzone, bebouwingslint of bebouwingscluster.
1.23 bebouwingslint
een lijnvormige verzameling van gebouwen langs een weg in het buitengebied, doorgaans dubbelzijdig aanwezig, met geringe afstanden tussen bouwkavels, veelal met een historisch gegroeide menging van kleinschalige niet-buitengebiedgebonden functies.
1.24 bebouwingspercentage
een in dit plan aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwvlak aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd, tenzij in dit plan anders is bepaald;
1.25 bed and breakfast
bed and breakfast is een kleinschalige overnachtingaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en kortdurend verblijf (maximumverblijfsduur zes nachten) met het serveren van ontbijt. Een bed & breakfast is gevestigd in een woonhuis en wordt gerund door de eigenaren van het betreffende huis. Hieronder wordt niet verstaan een overnachting noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid.
1.26 bedrijf
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;
1.27 bedrijfsgebouw
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.28 bedrijfsmatige exploitatie
het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een zodanig beheer c.q. exploitatie;
1.29 bedrijfsmatige paardenhouderij
een paardenhouderij die gericht is op het genereren van voldoende bedrijfsresultaat en qua omvang en aard van de activiteiten als inrichting kan worden aangemerkt op grond van de Wet milieubeheer.
1.30 bedrijfsvloeroppervlak
de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een (dienstverlenend) bedrijf of instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
1.31 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die dient voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk moet worden geacht;
1.32 beperkt kwetsbaar object
verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens van derden met een
dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare, en; dienst- en bedrijfswoningen van derden;
kantoorgebouwen;
hotels en restaurants;
winkels,;
sporthallen, sportterreinen, zwembaden en speeltuinen;
kampeerterreinen en andere terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden;
bedrijfsgebouwen;
objecten die met de onder a tot en met e en g genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voorzover die objecten geen kwetsbare objecten zijn, en;
objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voorzover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.
1.33 bestaand
bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
bij gebruik: het gebruik dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;
1.34 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.35 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.36 bijgebouw
een op zich zelfstaand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.37 boerderijkamer / appartement
(deel van) een voormalig agrarisch gebouw dat wordt gebruikt voor recreatief nachtverblijf, waarbij wordt overnacht in kamers van beperkte omvang;
1.38 boomkwekerij
een agrarisch bedrijf dat uitsluitend of hoofdzakelijk is gericht op het produceren van houtachtige gewassen;
1.39 bos
elk terrein waarop bosbouw wordt uitgeoefend, zijnde het geheel van bedrijfsmatig handelen en activiteiten gericht op de duurzame instandhouding en ontwikkeling van bestaande en nieuwe bossen ten behoeve van (een of meerdere van de functies) natuur, houtproductie, milieu (waaronder begrepen waterhuishouding), landschap en recreatie.
1.40 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.41 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.42 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.43 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel;
1.44 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.45 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.46 buitenrijbak
Een niet-overdekte piste voorzien van een bewerkte/aangepaste bodem waar naast training en africhting van het paard eveneens toetsing van prestaties van de combinatie paard en ruiter in diverse disciplines kan plaatsvinden. 1.47 camping
Een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf.
1.48 caravan
een al dan niet uitklapbare wagen of voertuig, onder welke benaming ook aangeduid, die uitsluitend of in hoofdzaak dient of kan dienen tot logies-, dag- of nachtverblijf van een of meer personen en die bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen, ook over grote afstanden, als een aanhangsel van een personenauto te worden voortbewogen. Ook indien deze wagen of dit voertuig wegens daaraan of daarbij aangebrachte wijzigingen of voorzieningen niet of niet meer geschikt is om te worden verreden, wordt hij voor de toepassing van dit plan aangemerkt als caravan.
1.49 cultuur en ontspanning
het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten gericht op cultuur en ontspanning;
1.50 cultuurhistorische waarde:
waarden en kenmerken van een gebied of daar aanwezige zaken, verband houdend met het bouwkundig erfgoed, het stedenbouwkundig erfgoed, de historische groenwaarden, het historisch geografisch erfgoed en de bekende en verwachte archeologische waarden.
1.51 cultuurhistorisch waardevolle bebouwing:
een bouwwerk dat is opgenomen in bijlage 2 bij de regels van dit bestemmingsplan en overige gemeentelijke en rijksmonumenten.
1.52 dagrecreatie
recreatieve activiteit die plaats vindt binnen een periode van een uur voor zonsopgang tot een uur na zonsondergang.
1.53 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.54 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij afnemers rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen;
1.55 ecologische hoofdstructuur
samenhangend netwerk van natuurgebieden van (inter)nationaal belang met als doel de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten bestaande uit meest waardevolle natuur- en bosgebieden en andere gebieden met belangrijke aanwezige en te ontwikkelen natuurwaarden;
1.56 ecologische verbindingszone
een langgerekt gebied waarbinnen verbindende landschapselementen zijn of worden gerealiseerd (al dan niet aaneengesloten).
1.57 ecologische waarden en kenmerken
aanwezige en potentiele waarden, gebaseerd op de beoogde natuurkwaliteit voor het gebied, waartoe behoren de natuurdoelen en natuurkwaliteit, geomorfologische processen, de waterhuishouding, de kwaliteit van de bodem, water en lucht, rust, de mate van stilte, donkerte en openheid, de landschapsstructuur en de belevingswaarde;
1.58 erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;
1.59 erotisch getinte vermaaksfunctie
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
1.60 extensieve (dag)recreatie
recreatief medegebruik van gronden zoals wandelen, paardrijden, fietsen, varen,
zwemmen en vissen;
1.61 extensief recreatief medegebruik
recreatief gebruik van gronden, zoals wandelen, fietsen, varen, zwemmen, vissen en daarmee gelijk te stellen activiteiten (met uitzondering van rust- en picknickplaatsen met bijbehorend meubilair), dat geen specifiek beslag legt op de ruimte, behoudens ruimtebeslag door voet-, fiets- en ruiterpaden;
1.62 extensiveringsgebied
een ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied met het primaat wonen of natuur.
1.63 functie
doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.
1.64 glastuinbouw
een (niet-grondgebonden) agrarisch bedrijf, waarin de productie geheel of in overwegende mate plaatsvindt in kassen of permanent aanwezige tunnels, met een hoogte van 1 meter of meer;
1.65 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.66 gebruiken
gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;
1.67 gebruiksgerichte paardenhouderij
Een bedrijf waarvan de activiteiten uitsluitend of in hoofdzaak bestaan uit het geven van instructies in diverse disciplines aan derden met gebruik van paarden in eigendom van het bedrijf of eigen paarden, het bieden van huisvesting aan die paarden, het beoefenen van de paardensport, het organiseren van hippische evenementen en exploitatie van bijbehorende voorzieningen waaronder begrepen een kantine of soortgelijke ondersteunende horecavoorziening;
1.68 geluidsbelasting vanwege een industrieterrein
de etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijke inrichtingen en toestellen, aanwezig op het industrieterrein, het geluid van niet tot de inrichtingen behorende motorvoertuigen op het terrein daaronder niet begrepen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;
1.69 geluidsbelasting vanwege het wegverkeer
de gemiddelde geluidsbelasting over de dag-, avond- en nachtperiode ( Lden) uitdrukt in dB op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;
1.70 geluidszoneringsplichtige inrichting
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;
1.71 geometrische plaatsbepaling
locatie van een ruimtelijk object, vastgelegd in een ruimtelijk referentiesysteem;
1.72 grondgebonden agrarisch bedrijf
een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt;
1.73 grondwaterbeschermingsgebied
gebied waar strenge milieu eisen gelden, omdat hier grondwater wordt gewonnen om tot drinkwater te verwerken. Zware industrie en andere mogelijke vervuilers worden uit deze gebieden geweerd;
1.74 hobbymatig houden van paarden
een paardenhouderij die niet als inrichting in de zin van de Wet milieubeheer wordt aangemerkt en niet gericht is op het genereren van winst.
1.75 hogere grenswaarde
een maximale waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder;
1.76 hoofdgebouw
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
1.77 horeca
een bedrijf waar hoofdzakelijk dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin logies wordt verstrekt, zoals bijvoorbeeld een café, restaurant, hotel, pension, en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
1.78 inpandige statische opslag
het in een gebouw bergen van goederen, die geen regelmatige verplaatsing behoeven. Zoals (antieke) auto’s, boten en caravans. De opslag mag niet bestemd zijn voor de handel dan wel worden opgeslagen voor een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf;
1.79 intensieve veehouderij
een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en gericht is op het houden van dieren, zoals rundveemesterij, varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, pelsdier-, geiten- of schapenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen, met uitzondering van grondgebonden melkveehouderij;
1.80 inwoning
twee of meer huishoudens die één woning bewonen met gemeenschappelijk gebruik van een of meerdere voorzieningen of (verblijfs)ruimten van die woning en waarbij de woning één hoofdtoegang behoudt en de voorzieningen c.q. (verblijfs)ruimten onderling vrij toegankelijk zijn;
1.81 kampeermiddel
een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor een omgevingsvergunning vereist is; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.82 kampeerterrein
terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf;
1.83 kamperen bij de boer
kleinschalige recreatieve activiteit bij een agrarisch bedrijf in de periode van 1 maart tot en met 15 november per kalenderjaar voor ten hoogste 25 kampeermiddelen;
1.84 kantine
Verblijfslokaal ten behoeve van de recreatieve voorzieningen waar men consumpties kan kopen en nuttigen;
1.85 kantoor
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen/het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het afnemers niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;
1.86 kas
agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dek voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden waaronder mede begrepen een schuurkas of een permanente tunnel- of boogkas hoger dan 1,5 m;
1.87 kernrandzone
overgangsgebied, gelegen langs het bestaand stedelijk gebied met daarin relatief veel bebouwing op korte afstand tot elkaar en met een ondergschikte of afnemende agrarische functie;
1.88 kleinschalig kamperen/minicamping
het houden van een kampeerterrein voor ten hoogste 25 kampeermiddelen;
1.89 kwetsbaar object
woningen, woonschepen en woonwagens, niet zijnde beperkt kwetsbare objecten;
gebouwen bestemd voor verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
scholen, of;
gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals:
kantoorgebouwen en hotels met een brutovloeroppervlak van meer dan 1.500 m²;
complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk brutovloeroppervlak meer dan 1.000 m² bedraagt en winkels met een totaal brutovloeroppervlak van meer dan 2.000 m² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd, en;
kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen;
1.90 landschapselementen
ecologische, cultuurhistorische en/of landschappelijke waardevolle elementen zoals bosjes, houtwallen, poelen en moerasjes, in de regel kleiner dan 2 ha;
1.91 landschapswaarden
de aan een gebied toegekende waarde in visueel-ruimtelijk en/of cultuurhistorisch en/of ecologisch en/of geomorfologisch opzicht;
1.92 LPG-doorzet
de doorzet van LPG in m3 per jaar;
1.93 maatschappelijke voorzieningen
culturele, educatieve, medische, sociale en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
1.94 maatvoeringsgrens
de grens van een maatvoeringsvlak;
1.95 maatvoeringsvlak
een geometrisch bepaald vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels voor bepaalde bouwwerken eenzelfde maatvoering geldt;
1.96 manege
een bedrijf kan als manege worden beschouwd indien de activiteiten uitsluitend of in hoofdzaak bestaan uit het geven van instructie in diverse disciplines aan derden met gebruik van paarden in eigendom van het bedrijf of aan derden met eigen paarden en het bieden van huisvesting aan die paarden. De meeste maneges hebben een kantine ingericht om klanten te ontvangen en te voorzien in een drankje;
1.97 mantelzorg
het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;
1.98 natuurwaarden of ecologische waarden
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de aanwezige en gewenste biotopen bijzondere flora en fauna, ecologische samenhangen en structuren. Hiervoor dienen Rijks-, provinciaal of lokaal natuur- en milieubeleid als basis, alsmede waarden welke bescherming genieten op basis van Europese dan wel landelijke wetgeving;
1.99 nevenactiviteit
activiteit die als ondergschikte functie bij het agrarisch bedrijf kan worden uitgevoerd om daarmee inkomsten voor het bedrijf te genereren;
1.100 niet grondgebonden agrarisch bedrijf
agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt;
1.101 nieuwvestiging van een agrarisch bedrijf
projectie van een al dan niet gekoppeld bouwvlak op een locatie die niet is voorziening van de aanduiding bouwvlak;
1.102 normaal onderhoud, gebruik en beheer
een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op ten minste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt;
1.103 omgevingsvergunning
een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.104 omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;
1.105 omgevingsvergunning ten behoeve van het slopen van bouwwerken
een vergunning als bedoeld in artikel 3.3. onder b van de Wet ruimtelijke ordening;
1.106 ondergeschikte activiteit
een activiteit van zeer beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang zodat de functie waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie herkenbaar blijft.
1.107 ondersteunende horeca
horeca van zeer beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang zodat de functie waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie herkenbaar blijft. Waarbij voor ondersteunende horeca als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf geldt dat het horeca betreft ter ondersteuning van een andere activiteit van het bedrijf. De grens ligt bij het aanbieden van horeca aan derden. Onder derden wordt verstaan mensen / groepen die niet specifiek voor het agrarische bedrijf komen.
1.108 omschakeling van of naar een agrarisch bedrijf
geheel of gedeeltelijk overstappen van de ene agrarische bedrijfsvorm naar de andere agrarische bedrijfsvorm , dan wel het overstappen van een niet-agrarisch gebruik naar een agrarische bedrijfsvorm.
1.109 overig niet grondgebonden agrarisch bedrijf
een niet grondgebonden agrarisch bedrijf, niet zijnde een intensieve veehouderij of een glastuinbouwbedrijf;
1.110 overige teeltondersteunende voorzieningen
voorzieningen die niet vallen onder de categorieën teeltondersteunende kassen, permanente teeltondersteunende voorzieningen of tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, zoals stellages met regenkappen bij grondgebonden teelt van zacht fruit en boomteelthekken. Boomteelthekken betreffen permanente voorzieningen buiten het bouwvlak.
1.111 peil
voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabijgelegen punt waar het water grenst aan het vaste land;
1.112 permanente bewoning
bewoning door een persoon of door groepen van personen van een voor recreatieve bewoning bedoelde ruimte als hoofdverblijf c.q. vaste woon- of verblijfplaats;
1.113 permanente teeltondersteunende voorzieningen
permanente voorzieningen zijn teeltondersteunende voorzieningen die voor onbepaaldetijd worden gebruikt, zoals bakken op stellingen (aardbeien) en containervelden. Permanente voorzieningen mogen alleen op het bouwvlak worden opgericht. De uitstraling (ruimtelijke impact) en (economische) duurzaamheid van dit soort voorzieningen is dusdanig dat dit alleen op het bouwvlak thuishoort. Deze voorzieningen hebben geen directe relatie met het grondgebruik.
1.114 productiegerichte paardenhouderij
Een bedrijf uitsluitend of in hoofdzaak gericht op het voortbrengen van producten door middel van het houden van paarden. Danwel een bedrijf dat is gericht op het africhten, opleiden, trainen alsmede het opvangen en stallen van paarden en/of pony’s al dan niet in combinatie met het fokken van paarden en/of pony’s.
1.115 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.116 recreatie
het ondernemen van activiteiten voor diens plezier;
1.117 recreatieve bewoning
de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;
1.118 recreatiewoning
een gebouw dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning;
1.119 semi-bedrijfsmatige paardenhouderij
Een paardenhouderij waarbij het bestaansrecht slechts gedeeltelijk afhankelijk is van het genereren van een voldoende bedrijfsresultaat maar de omvang en aard niet als hobbymatig kan worden aangemerkt, onder meer in de zin van de Wet milieubeheer, zie onderstaand.
1.120 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.121 slopen
het al dan niet geheel afbreken van gebouwen en andere bouwwerken;
1.122 Staat van Horeca-activiteiten
een als bijlage 3 bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende Staat van horeca-activiteiten;
1.123 stacaravan
een onderkomen, onder welke benaming ook aangeduid, dat uitsluitend of in hoofdzaak dient of kan dienen tot recreatief woon-, dag- of nachtverblijf van één of meer personen en dat door aanwezigheid van een chassis, assenstelsel en wielen wel over korte afstand naar een vaste standplaats kan worden verreden, doch dat niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen als aanhangsel van een personenauto te worden voortbewogen;
1.124 standplaats
een kavel welke zich bevindt op een kampeerterrein, bestemd voor het plaatsen
van een kampeermiddel, stacaravan of vakantiebungalow;
1.125 teeltondersteunende kas
een teeltondersteunende voorziening, bestaande uit een agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dak voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden. Schuurkassen en permanente tunnel- of boogkassen (>1,5 meter) worden beschouwd als een kas.
1.126 teeltondersteunende voorzieningen
een voorziening in, op of boven de grond die door de agrarische bedrijven met plantaardige teelten wordt gebruikt om de volgende doelen na te streven:
verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en –verlating, terugdringing van onkruidgroei en beperking van vraatschade;
verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen;
bereiken van positieve effecten op milieu en water (bodembescherming, terugdringen onkruidbestrijding, effectief omgaan met water)
Voorbeelden van teeltondersteunende voorzieningen zijn: aardbeientafels, afdekfolies, antiworteldoek, boomteelthekken, hagelnetten, insectengaas, plastic tunnels, ondersteunende kas, schaduwhallen en vraatnetten.
1.127 theeschenkerij
kleinschalige horecavoorziening die uitsluitend tot hoofddoel heeft het verstrekken van niet-alcoholische dranken en kleine koude gerechten.
1.128 tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen
Voorzieningen zoals folies, insectengaas, acryldoek, wandelkappen, schaduwhallen, hagelnetten. Onder tijdelijk wordt verstaan dat deze teeltondersteunende voorzieningen op dezelfde locatie gebruikt kunnen worden zo lang de teelt dit vereist, met een maximum van 6 maanden. Deze tijdelijke voorzieningen hebben een directe relatie met het grondgebruik.
1.129 tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers:
het huisvesten van werknemers, die in een periode van grote arbeidsbehoefte gedurende enkele maanden op een agrarisch bedrijf werkzaam zijn om naar aard kortdurend werk te verrichten, voor zover noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering.
1.130 trekkershut
een kampeerhuisje bestaande uiit één ruimte, zonder verdieping, waar maximaal 4 personen in kunnen overnachten;
1.131 tuinderij
een bedrijf dat hoofdzakelijk middels opengrondse tuinbouwactiviteiten gericht is op de teelt bloembollen, bolbloemen en knolgewassen, alsmede de opengrondse teelt van snijbloemen en hoogopgaande dan wel laagblijvende houtige vaste planten en bomen;
1.132 uitbouw
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.133 uitvoeren
uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;
1.134 vakantiebungalow
een gebouw, geen woonkeet, geen caravan, geen stacaravan of ander bouwsel op wielen zijnde, bestemd als onderkomen, onder welke benaming ook aangeduid, dat uitsluitend of in hoofdzaak dient of kan dienen tot recreatief woon-, dag-, of nachtverblijf van een of meer personen;
1.135 verblijfsrecreatie
het verblijf voor recreatieve doelenden buiten de eerste woning, waarbij ten minste één nacht wordt doorgebracht, met uitzondering van overnachtingen bij familie en kennissen;
1.136 verbrede landbouw
het ontplooien van activiteiten op een agrarisch bouwvlak, die ruimtelijk inpasbaar zijn en verbonden zijn aan de bestaande en te behouden agrarische bedrijfsvoering;
1.137 verkoop eigen vervaardigde producten
verwerking van op het agrarisch bedrijf geproduceerde of gefokte producten, zoals een vlleesverkoop, kaasmakerij of ijsmakerij;
1.138 verkoop streekeigen en biologische producten
streekeigen of bioloigsche producten die op ambachtelijke wijze vervaardigd zijn;
1.139 verkoopvloeroppervlak
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;
1.140 verwevingsgebied
een ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied, gericht op verweving van landbouw, wonen en natuur;
1.141 volumineuze goederen
goederen die vanwege hun omvang een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling, zoals goederen in bouw- en doe-het-zelf producten, automobielen, motorfietsen., boten, caravans, e.d.;
1.142 volwaardig agrarisch bedrijf
een agrarisch bedrijf met de omvang van ten minste één volwaardige arbeidskracht met een daarbij passende arbeidsomvang en een daaruit te verwachten redelijk inkomen;
1.143 voorgevelrooilijn
de denkbeeldige lijn, evenwijdig aan de as van de weg waaraan gebouwd wordt, op een afstand van de weg die:
gelijk is aan de in de regels voorgeschreven afstand van gebouwen uit de as van de weg op het betreffende bouwperceel;
gelijk is aan de afstand van bestaande gebouwen tot de as van de weg op het betreffende bouwperceel, indien de afstand kleiner is dan de in de regels voorgeschreven afstand.
1.144 voormalige agrarische bedrijfslocatie
een agrarisch of niet-agrarisch bouwvlak waarop in het verleden een agrarisch bedrijf werd uitgeoefend, waarvan de bedrijfsgebouwen nog geheel of gedeeltelijk bestaan.
1.145 vormverandering van een bouwvlak
wijziging van de begrenzing van een bouwvlak zonder dat dit gepaard gaat met een vergroting van de totale oppervlakte.
1.146 waterhuishoudkundige voorzieningen
voorzieningen die het waterhuishoudingsbelang dienen, zoals watergangen, waterstaatkundige kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van watergangen e.d.;
1.147 waterwingebied
gebied waar waterwinning plaatsvindt ten behoeve van de openbare watervoorziening door onttrekking van grondwater;
1.148 werk
een constructie geen gebouw of bouwwerk zijnde;
1.149 wijziging
een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder a van de Wet ruimtelijke ordening;
1.150 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.151 woonunit
een te verplaatsen / verwijderen bouwwerk bestaande uit één bouwlaag, geschikt en ingericht ten dienste van het woon-, dag-, of nachtverblijf van één of meer personen;
1.152 zomerseizoen
de periode van 1 maart tot 15 november. |