gemeente: Rucphen   status: Voorontwerp
plannaam: Buitengebied Rucphen   datum: 17-12-2010
 

Regels

 

1 Inleidende regels

 

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan Buitengebied Rucphen 2011 van de gemeente Rucphen;

1.2 bestemmingsplan

de geometrische bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0840.9000B0001-VO01 met bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 AAB

Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen, voor advies inzake volwaardigheid, continuïteit en noodzaak in verband met een agrarisch bedrijf;

1.4 aanbouw

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.5 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 aan huis gebonden beroep

een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is; hieronder wordt niet begrepen de uitoefening van detailhandel en prostitutie;

1.8 aan huis gebonden bedrijf

het gebruik van (een gedeelte van) een gebouw voor het verrichten van werkzaamheden van dienstverlenende en/of ambachtelijke aard met als doel daaruit hoofd- of neveninkomsten te betrekken, waarbij geen sprake is van een zich als specifiek opgeleid persoon naar buiten presenterende beroepsbeoefenaar en waarvan de omvang in activiteiten zodanig is dat deze, met behoud van de woonfunctie, kunnen worden uitgeoefend;

1.9 afhankelijke woonruimte

een bijgebouw bij een woning, dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met die woning en waar een gedeelte van de huisvesting van één of meer personen, is ondergebracht.

1.10 afwijking van de bouwregels en/of van de gebruiksregels

een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening;

1.11 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen of het houden van dieren.

1.12 agrarisch-technisch hulpbedrijf

een bedrijf dat is gericht op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven door middel van het telen van gewassen, het houden van dieren, of de toepassing van andere landbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking.

Voorbeelden van agrarisch-technische hulpbedrijven zijn: grootveeklinieken, KI-stations, mestopslag- en mesthandelsbedrijven, loonwerkbedrijven (inclusief verhuurbedrijven voor landbouwwerktuigen), veetransportbedrijven, veehandelsbedrijven.

1.13 agrarisch-verwant bedrijf

een bedrijf of instelling gericht op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven door middel van het telen van gewassen, het houden van dieren, of de toepassing van landbouwkundige methoden.

Voorbeelden van agrarisch verwante bedrijven zijn: dierenasiels, dierenklinieken, groencomposteringsbedrijven, hondenkennels, hoveniersbedrijven, stalhouderijen, instellingen voor agrarisch praktijkonderwijs, proefbedrijven, volkstuinen.

1.14 ander-werk

een werk, geen bouwwerk zijnde, of een werkzaamheid;

1.15 antennedrager

antennemast of andere constructie bedoeld voor de vestiging van een antenne;

1.16 antenne-installatie

installatie bestaande uit antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;

1.17 archeologische verwachting

de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten;

1.18 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten;

1.19 attentiegebied ecologische hoofdstructuur

gebied gelegen rondom en binnen de ecologische hoofdstructuur waar fysieke een negatief effect kunnen hebben op de waterhuishouding;

1.20 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.21 bebouwingscluster

een vlakvormige verzameling van gebouwen.

1.22 bebouwingsconcentratie

een kernrandzone, bebouwingslint of bebouwingscluster.

1.23 bebouwingslint

een lijnvormige verzameling van gebouwen langs een weg in het buitengebied, doorgaans dubbelzijdig aanwezig, met geringe afstanden tussen bouwkavels, veelal met een historisch gegroeide menging van kleinschalige niet-buitengebiedgebonden functies.

1.24 bebouwingspercentage

een in dit plan aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwvlak aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd, tenzij in dit plan anders is bepaald;

1.25 bed and breakfast

bed and breakfast is een kleinschalige overnachtingaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en kortdurend verblijf (maximumverblijfsduur zes nachten) met het serveren van ontbijt. Een bed & breakfast is gevestigd in een woonhuis en wordt gerund door de eigenaren van het betreffende huis. Hieronder wordt niet verstaan een overnachting noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid.

1.26 bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;

1.27 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.28 bedrijfsmatige exploitatie

het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een zodanig beheer c.q. exploitatie;

1.29 bedrijfsmatige paardenhouderij

een paardenhouderij die gericht is op het genereren van voldoende bedrijfsresultaat en qua omvang en aard van de activiteiten als inrichting kan worden aangemerkt op grond van de Wet milieubeheer.

1.30 bedrijfsvloeroppervlak

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een (dienstverlenend) bedrijf of instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.31 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die dient voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk moet worden geacht;

1.32 beperkt kwetsbaar object

      1. verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens van derden met een

      2. dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare, en; dienst- en bedrijfswoningen van derden;

      3. kantoorgebouwen;

      4. hotels en restaurants;

      5. winkels,;

      6. sporthallen, sportterreinen, zwembaden en speeltuinen;

      7. kampeerterreinen en andere terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden;

      8. bedrijfsgebouwen;

      9. objecten die met de onder a tot en met e en g genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voorzover die objecten geen kwetsbare objecten zijn, en;

      10. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voorzover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.

1.33 bestaand

      1. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;

      2. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;

1.34 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.35 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.36 bijgebouw

een op zich zelfstaand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.37 boerderijkamer / appartement

(deel van) een voormalig agrarisch gebouw dat wordt gebruikt voor recreatief nachtverblijf, waarbij wordt overnacht in kamers van beperkte omvang;

1.38 boomkwekerij

een agrarisch bedrijf dat uitsluitend of hoofdzakelijk is gericht op het produceren van houtachtige gewassen;

1.39 bos

elk terrein waarop bosbouw wordt uitgeoefend, zijnde het geheel van bedrijfsmatig handelen en activiteiten gericht op de duurzame instandhouding en ontwikkeling van bestaande en nieuwe bossen ten behoeve van (een of meerdere van de functies) natuur, houtproductie, milieu (waaronder begrepen waterhuishouding), landschap en recreatie.

1.40 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.41 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.42 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.43 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.44 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.45 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.46 buitenrijbak

Een niet-overdekte piste voorzien van een bewerkte/aangepaste bodem waar naast training en africhting van het paard eveneens toetsing van prestaties van de combinatie paard en ruiter in diverse disciplines kan plaatsvinden.

1.47 camping

Een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf.

1.48 caravan

een al dan niet uitklapbare wagen of voertuig, onder welke benaming ook aangeduid, die uitsluitend of in hoofdzaak dient of kan dienen tot logies-, dag- of nachtverblijf van een of meer personen en die bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen, ook over grote afstanden, als een aanhangsel van een personenauto te worden voortbewogen. Ook indien deze wagen of dit voertuig wegens daaraan of daarbij aangebrachte wijzigingen of voorzieningen niet of niet meer geschikt is om te worden verreden, wordt hij voor de toepassing van dit plan aangemerkt als caravan.

1.49 cultuur en ontspanning

het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten gericht op cultuur en ontspanning;

1.50 cultuurhistorische waarde:

waarden en kenmerken van een gebied of daar aanwezige zaken, verband houdend met het bouwkundig erfgoed, het stedenbouwkundig erfgoed, de historische groenwaarden, het historisch geografisch erfgoed en de bekende en verwachte archeologische waarden.

1.51 cultuurhistorisch waardevolle bebouwing:

een bouwwerk dat is opgenomen in bijlage 2 bij de regels van dit bestemmingsplan en overige gemeentelijke en rijksmonumenten.

1.52 dagrecreatie

recreatieve activiteit die plaats vindt binnen een periode van een uur voor zonsopgang tot een uur na zonsondergang.

1.53 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.54 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij afnemers rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen;

1.55 ecologische hoofdstructuur

samenhangend netwerk van natuurgebieden van (inter)nationaal belang met als doel de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten bestaande uit meest waardevolle natuur- en bosgebieden en andere gebieden met belangrijke aanwezige en te ontwikkelen natuurwaarden;

1.56 ecologische verbindingszone

een langgerekt gebied waarbinnen verbindende landschapselementen zijn of worden gerealiseerd (al dan niet aaneengesloten).

1.57 ecologische waarden en kenmerken

aanwezige en potentiele waarden, gebaseerd op de beoogde natuurkwaliteit voor het gebied, waartoe behoren de natuurdoelen en natuurkwaliteit, geomorfologische processen, de waterhuishouding, de kwaliteit van de bodem, water en lucht, rust, de mate van stilte, donkerte en openheid, de landschapsstructuur en de belevingswaarde;

1.58 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

1.59 erotisch getinte vermaaksfunctie

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.60 extensieve (dag)recreatie

recreatief medegebruik van gronden zoals wandelen, paardrijden, fietsen, varen,
zwemmen en vissen;

1.61 extensief recreatief medegebruik

recreatief gebruik van gronden, zoals wandelen, fietsen, varen, zwemmen, vissen en daarmee gelijk te stellen activiteiten (met uitzondering van rust- en picknickplaatsen met bijbehorend meubilair), dat geen specifiek beslag legt op de ruimte, behoudens ruimtebeslag door voet-, fiets- en ruiterpaden;

1.62 extensiveringsgebied

een ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied met het primaat wonen of natuur.

1.63 functie

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.

1.64 glastuinbouw

een (niet-grondgebonden) agrarisch bedrijf, waarin de productie geheel of in overwegende mate plaatsvindt in kassen of permanent aanwezige tunnels, met een hoogte van 1 meter of meer;

1.65 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.66 gebruiken

gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;

1.67 gebruiksgerichte paardenhouderij

Een bedrijf waarvan de activiteiten uitsluitend of in hoofdzaak bestaan uit het geven van instructies in diverse disciplines aan derden met gebruik van paarden in eigendom van het bedrijf of eigen paarden, het bieden van huisvesting aan die paarden, het beoefenen van de paardensport, het organiseren van hippische evenementen en exploitatie van bijbehorende voorzieningen waaronder begrepen een kantine of soortgelijke ondersteunende horecavoorziening;

1.68 geluidsbelasting vanwege een industrieterrein

de etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijke inrichtingen en toestellen, aanwezig op het industrieterrein, het geluid van niet tot de inrichtingen behorende motorvoertuigen op het terrein daaronder niet begrepen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;

1.69 geluidsbelasting vanwege het wegverkeer

de gemiddelde geluidsbelasting over de dag-, avond- en nachtperiode  ( Lden) uitdrukt in dB op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;

1.70 geluidszoneringsplichtige inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;

1.71 geometrische plaatsbepaling

locatie van een ruimtelijk object, vastgelegd in een ruimtelijk referentiesysteem;

1.72 grondgebonden agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt;

1.73 grondwaterbeschermingsgebied

gebied waar strenge milieu eisen gelden, omdat hier grondwater wordt gewonnen om tot drinkwater te verwerken. Zware industrie en andere mogelijke vervuilers worden uit deze gebieden geweerd;

1.74 hobbymatig houden van paarden

een paardenhouderij die niet als inrichting in de zin van de Wet milieubeheer wordt aangemerkt en niet gericht is op het genereren van winst.

1.75 hogere grenswaarde

een maximale waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder;

1.76 hoofdgebouw

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.77 horeca

een bedrijf waar hoofdzakelijk dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin logies wordt verstrekt, zoals bijvoorbeeld een café, restaurant, hotel, pension, en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.78 inpandige statische opslag

het in een gebouw bergen van goederen, die geen regelmatige verplaatsing behoeven. Zoals (antieke) auto’s, boten en caravans. De opslag mag niet bestemd zijn voor de handel dan wel worden opgeslagen voor een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf;

1.79 intensieve veehouderij

een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en gericht is op het houden van dieren, zoals rundveemesterij, varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, pelsdier-, geiten- of schapenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen, met uitzondering van grondgebonden melkveehouderij;

1.80 inwoning

twee of meer huishoudens die één woning bewonen met gemeenschappelijk gebruik van een of meerdere voorzieningen of (verblijfs)ruimten van die woning en waarbij de woning één hoofdtoegang behoudt en de voorzieningen c.q. (verblijfs)ruimten onderling vrij toegankelijk zijn;

1.81 kampeermiddel

een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor een omgevingsvergunning vereist is; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.82 kampeerterrein

terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf;

1.83 kamperen bij de boer

kleinschalige recreatieve activiteit bij een agrarisch bedrijf in de periode van 1 maart tot en met 15 november per kalenderjaar voor ten hoogste 25 kampeermiddelen;

1.84 kantine

Verblijfslokaal ten behoeve van de recreatieve voorzieningen waar men consumpties kan kopen en nuttigen;

1.85 kantoor

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen/het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het afnemers niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;

1.86 kas

agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dek voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden waaronder mede begrepen een schuurkas of een permanente tunnel- of boogkas hoger dan 1,5 m;

1.87 kernrandzone

overgangsgebied, gelegen langs het bestaand stedelijk gebied met daarin relatief veel bebouwing op korte afstand tot elkaar en met een ondergschikte of afnemende agrarische functie;

1.88 kleinschalig kamperen/minicamping

het houden van een kampeerterrein voor ten hoogste 25 kampeermiddelen;

1.89 kwetsbaar object

      1. woningen, woonschepen en woonwagens, niet zijnde beperkt kwetsbare objecten;

      2. gebouwen bestemd voor verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:

        1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;

        2. scholen, of;

        3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;

      3. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals:

        1. kantoorgebouwen en hotels met een brutovloeroppervlak van meer dan 1.500 m²;

        2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk brutovloeroppervlak meer dan 1.000 m² bedraagt en winkels met een totaal brutovloeroppervlak van meer dan 2.000 m² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd, en;

      4. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen;

1.90 landschapselementen

ecologische, cultuurhistorische en/of landschappelijke waardevolle elementen zoals bosjes, houtwallen, poelen en moerasjes, in de regel kleiner dan 2 ha;

1.91 landschapswaarden

de aan een gebied toegekende waarde in visueel-ruimtelijk en/of cultuurhistorisch en/of ecologisch en/of geomorfologisch opzicht;

1.92 LPG-doorzet

de doorzet van LPG in m3 per jaar;

1.93 maatschappelijke voorzieningen

culturele, educatieve, medische, sociale en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.94 maatvoeringsgrens

de grens van een maatvoeringsvlak;

1.95 maatvoeringsvlak

een geometrisch bepaald vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels voor bepaalde bouwwerken eenzelfde maatvoering geldt;

1.96 manege

een bedrijf kan als manege worden beschouwd indien de activiteiten uitsluitend of in hoofdzaak bestaan uit het geven van instructie in diverse disciplines aan derden met gebruik van paarden in eigendom van het bedrijf of aan derden met eigen paarden en het bieden van huisvesting aan die paarden. De meeste maneges hebben een kantine ingericht om klanten te ontvangen en te voorzien in een drankje;

1.97 mantelzorg

het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;

1.98 natuurwaarden of ecologische waarden

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de aanwezige en gewenste biotopen bijzondere flora en fauna, ecologische samenhangen en structuren. Hiervoor dienen Rijks-, provinciaal of lokaal natuur- en milieubeleid als basis, alsmede waarden welke bescherming genieten op basis van Europese dan wel landelijke wetgeving;

1.99 nevenactiviteit

activiteit die als ondergschikte functie bij het agrarisch bedrijf kan worden uitgevoerd om daarmee inkomsten voor het bedrijf te genereren;

1.100 niet grondgebonden agrarisch bedrijf

agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt;

1.101 nieuwvestiging van een agrarisch bedrijf

projectie van een al dan niet gekoppeld bouwvlak op een locatie die niet is voorziening van de aanduiding bouwvlak;

1.102 normaal onderhoud, gebruik en beheer

een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op ten minste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt;

1.103 omgevingsvergunning

een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.104 omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.105 omgevingsvergunning ten behoeve van het slopen van bouwwerken

een vergunning als bedoeld in artikel 3.3. onder b van de Wet ruimtelijke ordening;

1.106 ondergeschikte activiteit

een activiteit van zeer beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang zodat de functie waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie herkenbaar blijft.

1.107 ondersteunende horeca

horeca van zeer beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang zodat de functie waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie herkenbaar blijft. Waarbij voor ondersteunende horeca als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf geldt dat het horeca betreft ter ondersteuning van een andere activiteit van het bedrijf. De grens ligt bij het aanbieden van horeca aan derden. Onder derden wordt verstaan mensen / groepen die niet specifiek voor het agrarische bedrijf komen.

1.108 omschakeling van of naar een agrarisch bedrijf

geheel of gedeeltelijk overstappen van de ene agrarische bedrijfsvorm naar de andere agrarische bedrijfsvorm , dan wel het overstappen van een niet-agrarisch gebruik naar een agrarische bedrijfsvorm.

1.109 overig niet grondgebonden agrarisch bedrijf

een niet grondgebonden agrarisch bedrijf, niet zijnde een intensieve veehouderij of een glastuinbouwbedrijf;

1.110 overige teeltondersteunende voorzieningen

voorzieningen die niet vallen onder de categorieën teeltondersteunende kassen, permanente teeltondersteunende voorzieningen of tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, zoals stellages met regenkappen bij grondgebonden teelt van zacht fruit en boomteelthekken. Boomteelthekken betreffen permanente voorzieningen buiten het bouwvlak.

1.111 peil

      1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

      2. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

      3. indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabijgelegen punt waar het water grenst aan het vaste land;

1.112 permanente bewoning

bewoning door een persoon of door groepen van personen van een voor recreatieve bewoning bedoelde ruimte als hoofdverblijf c.q. vaste woon- of verblijfplaats;

1.113 permanente teeltondersteunende voorzieningen

permanente voorzieningen zijn teeltondersteunende voorzieningen die voor onbepaaldetijd worden gebruikt, zoals bakken op stellingen (aardbeien) en containervelden. Permanente voorzieningen mogen alleen op het bouwvlak worden opgericht. De uitstraling (ruimtelijke impact) en (economische) duurzaamheid van dit soort voorzieningen is dusdanig dat dit alleen op het bouwvlak thuishoort. Deze voorzieningen hebben geen directe relatie met het grondgebruik.

1.114 productiegerichte paardenhouderij

Een bedrijf uitsluitend of in hoofdzaak gericht op het voortbrengen van producten door middel van het houden van paarden. Danwel een bedrijf dat is gericht op het africhten, opleiden, trainen alsmede het opvangen en stallen van paarden en/of pony’s al dan niet in combinatie met het fokken van paarden en/of pony’s.

1.115 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.116 recreatie

het ondernemen van activiteiten voor diens plezier;

1.117 recreatieve bewoning

de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;

1.118 recreatiewoning

een gebouw dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning;

1.119 semi-bedrijfsmatige paardenhouderij

Een paardenhouderij waarbij het bestaansrecht slechts gedeeltelijk afhankelijk is van het genereren van een voldoende bedrijfsresultaat maar de omvang en aard niet als hobbymatig kan worden aangemerkt, onder meer in de zin van de Wet milieubeheer, zie onderstaand.

1.120 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.121 slopen

het al dan niet geheel afbreken van gebouwen en andere bouwwerken;

1.122 Staat van Horeca-activiteiten

een als bijlage 3 bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende Staat van horeca-activiteiten;

1.123 stacaravan

een onderkomen, onder welke benaming ook aangeduid, dat uitsluitend of in hoofdzaak dient of kan dienen tot recreatief woon-, dag- of nachtverblijf van één of meer personen en dat door aanwezigheid van een chassis, assenstelsel en wielen wel over korte afstand naar een vaste standplaats kan worden verreden, doch dat niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen als aanhangsel van een personenauto te worden voortbewogen;

1.124 standplaats

een kavel welke zich bevindt op een kampeerterrein, bestemd voor het plaatsen

van een kampeermiddel, stacaravan of vakantiebungalow;

1.125 teeltondersteunende kas

een teeltondersteunende voorziening, bestaande uit een agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dak voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden. Schuurkassen en permanente tunnel- of boogkassen (>1,5 meter) worden beschouwd als een kas.

1.126 teeltondersteunende voorzieningen

een voorziening in, op of boven de grond die door de agrarische bedrijven met plantaardige teelten wordt gebruikt om de volgende doelen na te streven:

      1. verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en –verlating, terugdringing van onkruidgroei en beperking van vraatschade;

      2. verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen;

      3. bereiken van positieve effecten op milieu en water (bodembescherming, terugdringen onkruidbestrijding, effectief omgaan met water)

      1. Voorbeelden van teeltondersteunende voorzieningen zijn: aardbeientafels, afdekfolies, antiworteldoek, boomteelthekken, hagelnetten, insectengaas, plastic tunnels, ondersteunende kas, schaduwhallen en vraatnetten.

1.127 theeschenkerij

kleinschalige horecavoorziening die uitsluitend tot hoofddoel heeft het verstrekken van niet-alcoholische dranken en kleine koude gerechten.

1.128 tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

Voorzieningen zoals folies, insectengaas, acryldoek, wandelkappen, schaduwhallen, hagelnetten. Onder tijdelijk wordt verstaan dat deze teeltondersteunende voorzieningen op dezelfde locatie gebruikt kunnen worden zo lang de teelt dit vereist, met een maximum van 6 maanden. Deze tijdelijke voorzieningen hebben een directe relatie met het grondgebruik.

1.129 tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers:

het huisvesten van werknemers, die in een periode van grote arbeidsbehoefte gedurende enkele maanden op een agrarisch bedrijf werkzaam zijn om naar aard kortdurend werk te verrichten, voor zover noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering.

1.130 trekkershut

een kampeerhuisje bestaande uiit één ruimte, zonder verdieping, waar maximaal 4 personen in kunnen overnachten;

1.131 tuinderij

een bedrijf dat hoofdzakelijk middels opengrondse tuinbouwactiviteiten gericht is op de teelt bloembollen, bolbloemen en knolgewassen, alsmede de opengrondse teelt van snijbloemen en hoogopgaande dan wel laagblijvende houtige vaste planten en bomen;

1.132 uitbouw

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.133 uitvoeren

uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;

1.134 vakantiebungalow

een gebouw, geen woonkeet, geen caravan, geen stacaravan of ander bouwsel op wielen zijnde, bestemd als onderkomen, onder welke benaming ook aangeduid, dat uitsluitend of in hoofdzaak dient of kan dienen tot recreatief woon-, dag-, of nachtverblijf van een of meer personen;

1.135 verblijfsrecreatie

het verblijf voor recreatieve doelenden buiten de eerste woning, waarbij ten minste één nacht wordt doorgebracht, met uitzondering van overnachtingen bij familie en kennissen;

1.136 verbrede landbouw

het ontplooien van activiteiten op een agrarisch bouwvlak, die ruimtelijk inpasbaar zijn en verbonden zijn aan de bestaande en te behouden agrarische bedrijfsvoering;

1.137 verkoop eigen vervaardigde producten

verwerking van op het agrarisch bedrijf geproduceerde of gefokte producten, zoals een vlleesverkoop, kaasmakerij of ijsmakerij;

1.138 verkoop streekeigen en biologische producten

streekeigen of bioloigsche producten die op ambachtelijke wijze vervaardigd zijn;

1.139 verkoopvloeroppervlak

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;

1.140 verwevingsgebied

een ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied, gericht op verweving van landbouw, wonen en natuur;

1.141 volumineuze goederen

goederen die vanwege hun omvang een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling, zoals goederen in bouw- en doe-het-zelf producten, automobielen, motorfietsen., boten, caravans, e.d.;

1.142 volwaardig agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf met de omvang van ten minste één volwaardige arbeidskracht met een daarbij passende arbeidsomvang en een daaruit te verwachten redelijk inkomen;

1.143 voorgevelrooilijn

de denkbeeldige lijn, evenwijdig aan de as van de weg waaraan gebouwd wordt, op een afstand van de weg die:

      1. gelijk is aan de in de regels voorgeschreven afstand van gebouwen uit de as van de weg op het betreffende bouwperceel;

      2. gelijk is aan de afstand van bestaande gebouwen tot de as van de weg op het betreffende bouwperceel, indien de afstand kleiner is dan de in de regels voorgeschreven afstand.

1.144 voormalige agrarische bedrijfslocatie

een agrarisch of niet-agrarisch bouwvlak waarop in het verleden een agrarisch bedrijf werd uitgeoefend, waarvan de bedrijfsgebouwen nog geheel of gedeeltelijk bestaan.

1.145 vormverandering van een bouwvlak

wijziging van de begrenzing van een bouwvlak zonder dat dit gepaard gaat met een vergroting van de totale oppervlakte.

1.146 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen die het waterhuishoudingsbelang dienen, zoals watergangen, waterstaatkundige kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van watergangen e.d.;

1.147 waterwingebied

gebied waar waterwinning plaatsvindt ten behoeve van de openbare watervoorziening door onttrekking van grondwater;

1.148 werk

een constructie geen gebouw of bouwwerk zijnde;

1.149 wijziging

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.150 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.151 woonunit

een te verplaatsen / verwijderen bouwwerk bestaande uit één bouwlaag, geschikt en ingericht ten dienste van het woon-, dag-, of nachtverblijf van één of meer personen;

1.152 zomerseizoen

de periode van 1 maart tot 15 november.

Artikel 2 Wijze van meten

 

2.1 algemeen

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1.1 afstanden

van gebouwen onderling, alsmede afstanden van gebouwen tot de bouwperceelsgrens worden gemeten vanaf de zijgevel van een gebouw;

2.1.2 het bebouwde oppervlakte van een bouwperceel of een ander terrein

door de oppervlakten van alle op een terrein gelegen gebouwen en overkappingen bij

elkaar op te tellen, tenzij in deze regels anders is bepaald;

2.1.3 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

2.1.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals

schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.1.5 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.1.6 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.1.7 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.1.8 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.1.9 de breedte en diepte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of tot het hart van de scheidingsmuren,

met dien verstande, dat wanneer de betreffende gevelvlakken niet evenwijdig

lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de

grootste maat;

2.2 ondergeschikte bouwonderdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.

2.3 meten

Bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn op de verbeelding en op de schaal waarin het plan is vastgesteld.

2.4 relatie

Daar waar twee of meer bestemmingsvlakken dan wel bouwvlakken door middel van de aanduiding relatie met elkaar zijn verbonden, gelden die bestemmingsvlakken dan wel bouwvlakken bij de toepassing van deze regels als één bestemmingsvlak respectievelijk één bouwvlak.

2 Bestemmingsregels

 

Artikel 3 Agrarisch

 

3.1 bestemmingsomschrijving

 

3.1.1 algemeen

De voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor:

      1. de uitoefening van een agrarisch bedrijf met dien verstande dat de uitoefening intensieve veehouderij, paardenhouderij dan wel glastuinbouw uitsluitend ter plaatse van de aanduidingen ‘intensieve veehouderij’, ‘paardenhouderij’, dan wel ‘glastuinbouw’ is toegestaan;

      2. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’ is een bedrijfswoning niet toegestaan;

      3. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ en ‘maximum aantal woon-eenheden’ is het aantal aangeduide wooneenheden als maximum aantal bedrijfswoningen ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering toegestaan;

      4. ter plaatse van de aanduiding ‘recreatiewoning’ één recreatiewoning;

      5. het behoud van de cultuurhistorische waarde van objecten, zoals opgenomen in bijlage 2 van deze regels;

3.1.2 aanvullende doeleinden

De gronden zijn mede bestemd voor:

      1. openbare nutsvoorzieningen;

      2. extensief recreatief medegebruik;

      3. infrastructurele voorzieningen;

      4. waterhuishoudkundige doeleinden en voorzieningen;

      5. ter paatse van de aanduiding ‘paardenhouderij’ een kantoor ondergeschikt aan de paardenhouderij tot een maximum oppervlak van 50 m²;

      6. ter plaatse van de aanduiding ‘verblijfsrecreatie’, tevens 4 recreatiewoningen;

      7. ter plaatse van de aanduiding ‘verkoop eigen producten’ tevens detailhandel van eigen producten;

      8. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - aannemersbedrijf’ tevens een aannemersbedrijf;

      9. ter plaatse van de aanduiding ‘zend-/ontvangstinstallatie’ tevens een zend- en ontvangstinstallatie;

      10. aan huis gebonden beroepen bij een bedrijfswoning met dien verstande dat het vloeroppervlak dat (mede) wordt gebruikt voor de uitoefening van het beroep niet meer mag bedragen dan 50 m2, geen sprake mag zijn van aantoonbaar onevenredige verkeersaantrekkende werking en het beroep uitgeoefend wordt door de gebruiker van de woning.

3.1.3 toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 3.1.1 en 3.1.2 genoemde bestemmingen worden opgericht:

          1. gebouwen;

        1. bouwwerken geen gebouwen zijnde.

    3.2 bouwregels

     

    3.2.1 gebouwen

    Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

        1. de gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak ten behoeve van het ter plaatse gevestigde agrarisch bedrijf;

        2. bedrijfsgebouwen binnen het bouwvlak voldoen aan de kenmerken, zoals opgenomen in tabel 1, tenzij anders aangeduid:

    bedrijfsgebouwen

    min.

    max.

    goothoogte

    n.v.t.

    6,5 m

    bouwhoogte

    n.v.t.

    9 m

    afstand zijdelingse perceelsgrens

    5 m

    n.v.t.

    bedrijfsgebouwen in de vorm van kassen ter plaatse van de aanduiding ‘glastuinbouw’

    min.

    max.

    bouwhoogte

    n.v.t.

    8 m

    oppervlak

    n.v.t.

    3 hectare

    afstand van kassen tot woningen van derden

    50 m

    n.v.t.

    teeltondersteunende kassen (permanent)

    min.

    max.

    bouwhoogte

    n.v.t.

    8 m

    oppervlak

    n.v.t.

    5.000 m²

    afstand van kassen tot woningen van derden

    50 m

    n.v.t.

    bedrijfswoning

    min.

    max.

    goothoogte

    n.v.t

    6,5 m

    bouwhoogte

    n.v.t.

    9 m

    inhoud

    n.v.t.

    750 m³

    afstand zijdelingse perceelsgrens

    5 m

    n.v.t.

    aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij de bedrijfswoning

    min.

    max.

    goothoogte

    n.v.t.

    3,5 m

    bouwhoogte

    n.v.t.

    4,5 m

    oppervlak

    n.v.t.

    100 m²

    afstand tot zijdelingse perceelsgrens

    5 m

    n.v.t.

    afstand tot de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning

    2 m

    n.v.t.

    sanitaire voorziening t.b.v. minicamping

    min.

    max.

    goothoogte

    n.v.t.

    3,5 m

    bouwhoogte

    n.v.t.

    4,5 m

    oppervlak

    n.v.t.

    50 m²

    recreatiewoning ter plaatse van aanduiding ‘recreatiewoning’

     

     

    goothoogte

    n.v.t.

    3,5

    bouwhoogte

    n.v.t.

    4,5

    oppervlakte

    n.v.t.

    75 m²

    afstand tot zijdelingse perceelsgrens

    3 m

    n.v.t.

    afstand tot de as van de weg

    15 m

    n.v.t.

    aan- en uitbouw en bijgebouw ter plaatse van de aanduiding ‘recreatiewoning’

    min.

    max.

    goothoogte

    n.v.t.

    3,5 m

    bouwhoogte

    n.v.t.

    4,5 m

    oppervlakte

    n.v.t.

    10 m²

    aantal

    n.v.t

    1

    Tabel 1: Maatvoering en situering van gebouwen

     

    3.2.2 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

    Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

        1. voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak voldoen aan de kenmerken, zoals opgenomen in tabel 2:

    bouwwerken, geen gebouw zijnde

    max. hoogte

    overig

    erfafscheidingen

    voor de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning: 1 m

     

    overig: 2 m

     

    niet overdekt zwembad

     

    situering minimaal 3 m achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning

    de afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen bedraagt minimaal 5 m

    de afstand tot de bedrijfswoning bedraagt maximaal 20 m

    paardenbakken

    (bedrijfsmatig)

     

    situering achter de voorgevelrooilijn

    minimale afstand tot het bestemmingsvlak van woningen van derden bedraagt 50 m

    maximale hoogte van de omheining is 1,70 m

    ten hoogste 6 lichtmasten per paardenbak met maximale hoogte van 8 m

    oppervlakte bedraagt maximaal 800 m²

    overige andere bouwwerken

    12 m

    n.v.t.

    permanente teeltondersteunende voorzieningen

    2 m

    n.v.t

    Tabel 2: Eisen bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak

     

        1. buiten het bouwvlak zijn uitsluitend de volgende bouwwerken toegestaan:

          1. erfafscheidingen ten behoeve van afrastering van het agrarisch grondgebruik met een maximale hoogte van 2 meter;

          2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het recreatief medegebruik zoals bewegwijzering en picknicktafels met een maximale hoogte van 2 meter;

          3. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen met een maximale hoogte van 2,5 meter, met dien verstande dat deze zijn toegestaan voor de termijn dat de teelt dit vereist met een maximum van 6 maanden;

          4. ter plaatse van de aanduiding zend-/ontvangstinstallatie een zend- en ontvangstinstallatie van maximaal 40 m;

          5. boomteelthekken en overige teeltondersteunende voorzieningen met een maximale hoogte van 2,5 meter.

    3.3 afwijking van de bouwregels

     

    3.3.1 afwijking overschrijding bouwgrens

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.1 en 3.2.2 voor het overschrijden van de bouwgrens, mits:

        1. de bouwgrens met maximaal 5 m wordt overschreden;

        2. de overschrijding noodzakelijk is in verband met een doelmatige uitoefening van het bedrijf;

        3. geen aantoonbaar onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;

        4. geen aantoonbaar onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.

    3.3.2 afwijking bouwhoogte bedrijfsgebouwen

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder b voor het verhogen van de bouwhoogte tot maximaal 10 m.

    3.3.3 afwijking bouwhoogte mestvergistingsinstallatie

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.1 voor het verhogen van de bouwhoogte voor een mestvergistingsinstallatie tot maximaal 12 m.

    3.3.4 afwijking (hobbymatig)

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.2 voor het toestaan van een paardenbak (hobbymatig) bij een bedrijfswoning, met dien verstande dat:

        1. deze gebouwd wordt binnen het bouwvlak;

        2. deze gesitueerd wordt achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning;

        3. maximaal 1 paardenbak per agrarisch bedrijf wordt toegestaan;

        4. de oppervlakte maximaal 800 m² bedraagt;

        5. de hoogte van de omheining maximaal 1,70 m bedraagt;

        6. de minimale afstand tot het bestemmingsvlak van de woning van derden 25 m bedraagt;

        7. er geen lichtmasten mogen worden geplaatst.

    3.3.5 afwijking paardenbak (bedrijfsmatig)

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.2 voor het toestaan van een paardenbak (bedrijfsmatig), met dien verstande dat:

        1. deze gebouwd wordt binnen het bouwvlak;

        2. deze gesitueerd achter de voorgevelrooilijn van de dichtst bij de openbare weg gelegen gevel;

        3. maximaal 1 paardenbak per agrarisch bedrijf wordt toegestaan;

        4. de oppervlakte maximaal 1.200 m² bedraagt;

        5. de hoogte van de omheining maximaal 1,70 m bedraagt;

        6. de minimale afstand tot het bestemmingsvlak van de woning van derden 50 m bedraagt;

        7. ten hoogste 6 lichtmasten per paardenbak mogen worden geplaatst met een maximale hoogte van 8 m.

    3.4 specifieke gebruiksregels

    Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en/of opstallen voor:

        1. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming te verrichten gebruik en plaatsvindt binnen het bouwvlak;

        2. een manege of paardenhouderij met een grote publieks- en verkeersaantrekkende werking;

        3. het gebruik van opstallen voor statische opslag;

        4. het gebruik van bedrijfs- en/of bijgebouwen voor bewoning;

        5. tijdelijke huisvesting van arbeidsmigranten;

        6. het gebruik van ruimten binnen de bedrijfswoning en/of bijgebouwen bij de bedrijfswoning voor aan huis verbonden beroepsactiviteiten dan wel nevenactiviteiten;

        7. het beproeven van of racen/crossen met motoren of voertuigen;

        8. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;

        9. wedstrijd/sportterrein.

    3.5 afwijking van de gebruiksregels

     

    3.5.1 afwijking mantelzorg

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.4 onder d voor het inrichten en/of gebruiken van een bijgebouw, aan- of uitbouw als woonruimte ten behoeve van het bieden of ontvangen van mantelzorg, met inachtneming van de volgende regels:

        1. er dient aantoonbaar sprake te zijn van een zorgbehoefte, welke tijdelijk van aard is;

        2. er dient sprake te blijven van één huishouden, waarvan een gedeelte in een bijgebouw is gehuisvest;

        3. naast de bouwregels voor bijgebouwen in lid 3.2.1 dient tevens voldaan te worden aan het volgende:

          1. het betreffende bijgebouw mag alleen worden bewoond indien het via een doorgang gekoppeld is aan het hoofdgebouw;

          2. het totaal aantal toegestane vierkante meters aan bijgebouwen ten behoeve van inwonende ouders/familieleden mag door de aanbouw ten behoeve van de inwonende ouders/familieleden niet worden overschreden;

          3. zodra de noodzaak van mantelzorg is komen te vervallen (als gevolg van verhuizing of overlijden) moet het gebruik van het bijgebouw als afhankelijke woonruimte worden beëindigd en de woonvoorzieningen worden verwijderd.

    3.5.2 afwijking corsobouwplaatsen en bouwplaatsen carnavalswagens

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.1 voor het gebruik van de gronden voor het oprichten van tijdelijke bouwwerken, dan wel een tent, ten behoeve van het bouwen van een carnavalswagen, dan wel een corsowagen, met dien verstande dat:

        1. deze binnen een bestaand bouwvlak wordt geplaatst;

        2. de maximale hoogte 12 meter bedraagt;

        3. de maximale oppervlakte 300 m2 bedraagt;

        4. deze maximaal gedurende 5 maanden per jaar mogen worden geplaatst en na afloop van die termijn dienen te worden verwijderd.

    3.5.3 afwijking gebruik bestaande bebouwing voor carnavals- of corsowagen

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.1 voor het bouwen van een carnavals- of corsowagen in bestaande bebouwing, met dien verstande dat:

        1. de bebouwing toebehoort aan een bestaand bedrijf;

        2. opslag plaatsvindt in de bestaande bebouwing.

    3.5.4 afwijking huisvesting arbeidsmigranten

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.4 onder e voor huisvesting van tijdelijke arbeidsmigranten op het eigen bedrijf en bij voorkeur binnen de bestaande agrarische bedrijfsbebouwing, met dien verstande dat;

        1. per agrarisch bedrijf binnen het bestaande bouwvlak maximaal 10 stacaravans/units mogen worden geplaatst, waarin maximaal 40 personen mogen verblijven;

        2. alle tijdelijke medewerkers die gehuisvest worden bij een bedrijf dienen ook (tijdelijk) werkzaam te zijn bij het betreffende bedrijf;

        3. verblijven dienen op het bouwvlak gesitueerd te worden;

        4. verblijven mogen niet direct steun vinden in de grond of direct met de grond verbonden te zijn;

        5. tussen de stacaravans/units dient een minimale afstand in acht te worden genomen van 5 meter;

        6. de afwijking wordt voor maximaal 8 maanden per jaar al dan niet aanééngesloten verleend, waarbij geldt dat de stacaravans/units buiten deze periode niet aanwezig mogen zijn;

        7. er dient sprake te zijn van een goede landschappelijke inpassing;

        8. parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.

    3.5.5 afwijking dagrecreatieve nevenactiviteiten

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.4 onder f voor het gebruik van bebouwing voor dagrecreatieve nevenactiviteiten, met dien verstande dat de volgende algemene regels voor elke van de onder m tot en met q opgenomen activiteiten gelden:

        1. meerdere nevenactiviteiten op een agrarisch bedrijf zijn toegestaan, met dien verstande dat elke nevenactiviteit apart aan de in het betreffende lid gestelde voorwaarden dient te voldoen;

        2. om de nevenactiviteit te waarborgen wordt bij een combinatie van nevenactiviteiten advies gevraagd aan de Agrarische Adviescommissie Bouwaanvragen (AAB);

        3. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;

        4. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

        5. het bedrijf dient ten behoeve van de nevenactiviteit te voorzien in de parkeergelegenheid op eigen terrein, binnen het bestaande bouwvlak;

        6. de nevenactiviteiten mogen geen aanleiding vormen om het bouwperceel te vergroten, het bedrijf te splitsen of een extra bedrijfswoning toe te staan;

        7. de nevenactiviteit dient gelijktijdig met de hoofdactiviteit te worden beëindigd;

        8. de dagrecreatieve functie mag alleen gerealiseerd worden in bestaande voormalige agrarische bedrijfsgebouwen;

        9. de bovengrens voor kleinschalige dagactiviteiten wordt gesteld op 45% van de bestaande bebouwing met een oppervlakte van maximaal 500 m², tenzij onder m tot en met q anders is bepaald;

        10. ondersteunende horeca is mogelijk tot 20% van het bestaande vloeroppervlak met een minimum van 35 m² en een maximum tot 100 m²;

        11. er dient sprake te zijn van een goede landschappelijke inpassing;

        12. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

        13. aanvullend op lid 3.5.5 onder a tot en met l gelden de volgende specifieke regels voor dagrecreatie in de vorm van educatie, excursie, rondleiding en workshop:

        14. voorwaarde is dat de rondleidingen, excursies een relatie moet hebben met de agrarische functie en/of natuur- landschapsbeheer;

          1. ten behoeve van de genoemde functies is het toegestaan een ruimte in te richten binnen de bestaande gebouwen om gasten te ontvangen en/of voorlichting/lezingen te geven;

          2. het aanbieden van zaalruimte ten behoeve van bijeenkomsten die niet zijn gerelateerd aan de agrarische functie en/of natuur- of landschapsbeheer is niet toegestaan.

          3. aanvullend op lid 3.5.5 onder a tot en met l gelden de volgende specifieke regels voor dagrecreatie in de vorm van een theeschenkerij:

        15. maximaal 100 m² vloeroppervlak van de bebouwing mag worden gebruikt;

          1. een terras is toegestaan;

          2. speelvoorzieningen zijn toegestaan, tot een maximale bouwhoogte van 2,5 meter.

          3. aanvullend op lid 3.5.5 onder a tot en met l gelden de volgende specifieke regels voor dagrecreatie in de vorm van een congres- en/of vergaderruimte: maximaal 500 m² vloeroppervlak van de bebouwing mag worden gebruikt;

        16. deze nevenfunctie is slechts toegestaan bij een cultuurhistorisch waardevol pand als opgenomen in bijlage 2 van deze regels.

          1. aanvullend op lid 3.5.5 onder a tot en met l gelden de volgende specifieke regels voor dagrecreatie in de vorm van verhuur:

        17. het betreft verhuur welke is gerelateerd aan het recreatief medegebruik van het buitengebied;

          1. verhuur van paarden, huifkarren en andere aan de hippische sport verbonden activiteiten vallen binnen deze vorm van dagrecreatie;

          2. de verhuurmiddelen behoren tot de categorie extensieve recreatie en zijn niet gemotoriseerd.

          3. aanvullend op lid 3.5.5 onder a tot en met l gelden de volgende specifieke regels voor dagrecreatie in de vorm van boerengolf / poldersport:

        18. gebruik van maximaal 2 hectare aaneengesloten gronden direct grenzend aan het bouwvlak;

          1. het oprichten van bouwwerken geen gebouwen zijnde, in de vorm van reclameborden en/of neonreclame, lichtmasten en/of lichtbakken is niet toegestaan;

          2. de benodigde attributen moeten verplaatsbaar zijn.

    3.5.6 afwijking verblijfsrecreatieve nevenactiviteiten

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.4 onder f voor het gebruik van bebouwing voor van de onder l tot en met p verblijfsrecreatieve nevenactiviteiten, met dien verstande dat de volgende algemene regels voor elke vorm van nevenactiviteiten gelden:

        1. meerdere nevenactiviteiten op een agrarisch bedrijf worden toegestaan, met dien verstande dat elke nevenactiviteit apart aan de in het betreffende lid gestelde voorwaarden dient te voldoen;

        2. om de nevenactiviteit te waarborgen wordt bij een combinatie van nevenactiviteiten advies gevraagd aan de Agrarische Adviescommissie Bouwaanvragen (AAB);

        3. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;

        4. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

        5. het bedrijf dient ten behoeve van de nevenactiviteit te voorzien in de parkeergelegenheid op eigen terrein, binnen het bestaande bouwvlak;

        6. de nevenactiviteiten mogen geen aanleiding vormen om het bouwperceel te vergroten, het bedrijf te splitsen of een extra bedrijfswoning toe te staan;

        7. de nevenactiviteit dient gelijktijdig met de hoofdactiviteit te worden beëindigd;

        8. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

        9. de verblijfsrecreatieve functie mag niet worden gebruikt voor tijdelijke arbeidskrachten;

        10. er dient sprake te zijn van een goede landschappelijke inpassing;

        11. permanente bewoning is niet toegestaan.

        12. aanvullend op lid 3.5.6 onder a tot en met l gelden de volgende specifieke regels voor verblijfsrecreatie in de vorm van kamperen bij de boer:

          1. toegestaan zijn maximaal 25 kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans, aansluitend aan het bouwvlak;

          2. alleen toegestaan in het kampeerseizoen;

          3. niet toegestaan ter plaatse van de dubbelbestemming Waarde - Ecologie – EHS dan wel ter plaatse van de aanduiding ‘openheid’.  

        13. aanvullend op lid 3.5.6 onder a tot en met l gelden de volgende specifieke regels voor verblijfsrecreatie in de vorm van een kampeerboerderij / groepsaccomodatie:

          1. maximaal 500 m² vloeroppervlak van de bebouwing mag worden gebruikt;

          2. het toegestane aantal woningen mag niet worden uitgebreid;

          3. speelvoorzieningen zijn toegestaan, tot een maximale bouwhoogte van 2,5 meter.

        14. aanvullend op lid 3.5.6 onder a tot en met l gelden de volgende specifieke regels voor verblijfsrecreatie in de vorm van boerderijkamers / appartementen:

          1. het totaal oppervlak aan boerderijkamers / appartementen is maximaal 500 m² vloeroppervlak van de bebouwing;

          2. het maximale aantal boerderijkamers / appartementen bedraagt 4;

          3. de oppervlakte van één boerderijkamer / appartement is maximaal 60 m²;

          4. de boerderijkamers en/ of appartementen dienen in de nabijheid van de bedrijfswoning te worden gerealiseerd.

        15. aanvullend op lid 3.5.6 onder a tot en met n gelden de volgende specifieke regels voor verblijfsrecreatie in de vorm van trekkershutten:

          1. de trekkershut dient te bestaan uit één ruimte, zonder verdieping, waar maximaal 4 personen in kunnen overnachten;

          2. de oppervlakte bedraagt maximaal 30 m².

        16. aanvullend op lid 3.5.6 onder a tot en met l gelden de volgende specifieke regels voor verblijfsrecreatie in de vorm van een bed and breakfast:

          1. een bed and breakfast kan alleen worden aangeboden door de hoofdbewoner van het pand;

          2. de woning dient door de hoofdgebruiker te worden bewoond;

          3. de hoofdfunctie van de woning waarin een bed-and-breakfast gevestigd wordt, moet wonen blijven;

          4. het maximale aantal personen dat tegelijkertijd van een bed and breakfast accommodatie gebruik kan maken, is 10;

          5. maximaal vier kamers mogen worden ingericht als bed and breakfast kamer;

          6. bed and breakfast kamers mogen niet als zelfstandige wooneenheid functioneren;

          7. parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden;

          8. er mogen geen aanverwante voorzieningen zoals speeltuintjes, wc-hokjes, stallingen, detailhandel et cetera gerealiseerd worden;

          9. permanente bewoning wordt niet toegestaan.

    3.5.7 afwijking verkoop van producten als nevenactiviteit

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.4 onder f voor het gebruik van bebouwing voor verkoop van producten als nevenactiviteit, met dien verstande dat de volgende regels gelden:

        1. meerdere nevenactiviteiten op een agrarisch bedrijf zijn toegestaan, met dien verstande dat elke nevenactiviteit apart aan de in het betreffende lid gestelde voorwaarden dient te voldoen;

        2. om de nevenactiviteit te waarborgen wordt bij een combinatie van nevenactiviteiten advies gevraagd aan de Agrarische Adviescommissie Bouwaanvragen (AAB);

        3. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;

        4. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

        5. het bedrijf dient ten behoeve van de nevenactiviteit te voorzien in de parkeergelegenheid op eigen terrein, binnen het bestaande bouwvlak;

        6. de nevenactiviteiten mogen geen aanleiding vormen om het bouwperceel te vergroten, het bedrijf te splitsen of een extra bedrijfswoning toe te staan;

        7. de nevenactiviteit dient gelijktijdig met de hoofdactiviteit te worden beëindigd;

        8. er moet sprake zijn van een winkel die aan de agrarische functie is verbonden;

        9. maximaal 200 m² van de vloeroppervlakte van de bebouwing mag worden gebruikt voor de verkoop van producten, met dien verstande dat dit maximum oppervlak niet van toepassing is voor de be- en verwerkingsruimte van de eigen producten voor zover het betreft de verkoop van eigen vervaardigde producten dan wel de verkoop van streekeigen en/of biologische producten;

        10. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

        11. de genoemde producten moeten worden aangeboden in verse vorm of primair verwerkte vorm;

        12. de verkoopruimte moet worden geëxploiteerd door één van de leden van het huishouden dat op het perceel woont of werkzaam is in het agrarisch bedrijf.

    3.5.8 afwijking zorglandbouw als nevenactiviteit

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.4 onder f voor het gebruik van bebouwing voor zorglandbouw als nevenactiviteit, met dien verstande dat de volgende regels gelden:

        1. meerdere nevenactiviteiten op een agrarisch bedrijf worden toegestaan, met dien verstande dat elke nevenactiviteit apart aan de in het betreffende lid gestelde voorwaarden dient te voldoen;

        1. om de nevenactiviteit te waarborgen wordt bij een combinatie van nevenactiviteiten advies gevraagd aan de Agrarische Adviescommissie Bouwaanvragen (AAB);

        2. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;

        3. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

        4. het bedrijf dient ten behoeve van de nevenactiviteit te voorzien in de parkeergelegenheid op eigen terrein, binnen het bestaande bouwvlak;

        5. de nevenactiviteiten mogen geen aanleiding vormen om het bouwperceel te vergroten, het bedrijf te splitsen of een extra bedrijfswoning toe te staan;

        6. de nevenactiviteit dient gelijktijdig met de hoofdactiviteit te worden beëindigd;

        7. ondersteunende horeca is niet toegestaan;

        8. inwoning is niet toegestaan.

    3.5.9 afwijking paarden als nevenactiviteit

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.4 onder f voor paarden als nevenactiviteit, met dien verstande dat de volgende regels gelden:

        1. meerdere nevenactiviteiten op een agrarisch bedrijf worden toegestaan, met dien verstande dat elke nevenactiviteit apart aan de in het betreffende lid gestelde voorwaarden dient te voldoen;

        2. om de nevenactiviteit te waarborgen wordt bij een combinatie van nevenactiviteiten advies gevraagd aan de Agrarische Adviescommissie Bouwaanvragen (AAB);

        3. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;

        4. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

        5. het bedrijf dient ten behoeve van de nevenactiviteit te voorzien in de parkeergelegenheid op eigen terrein, binnen het bestaande bouwvlak;

        6. de nevenactiviteiten mogen geen aanleiding vormen om het bouwperceel te vergroten, het bedrijf te splitsen of een extra bedrijfswoning toe te staan;

        7. de nevenactiviteit dient gelijktijdig met de hoofdactiviteit te worden beëindigd.

    3.5.10 afwijking aan huis gebonden bedrijf

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.4 onder f voor het toestaan van een aan huis gebonden bedrijf, met dien verstande dat:

        1. het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden en naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;

        2. de vloeroppervlakte van de woning en bijgebouwen, aan- en uitbouwen gezamenlijk maximaal 50 m² ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn;

        3. het uitoefenen van bedrijvigheid die vergunnings- of meldingsplichtig is op grond van de Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving niet is toegestaan, tenzij het gebruik de woonfunctie op zichzelf en in relatie tot zijn omgeving niet zal aantasten;

        4. degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw uitvoert tevens gebruiker van de woning is;

        5. het niet betreft zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;

        6. de uitoefening van detailhandel niet is toegestaan, uitgezonderd als ondergeschikte nevenactiviteit gerelateerd aan het desbetreffende bedrijf.

    3.6 wijzigingsbevoegdheid

     

    3.6.1 uitbreiding van het agrarisch bouwvlak

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch te wijzigen, ten behoeve van uitbreiding van een agrarisch bouwvlak. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

        1. de mogelijkheid voor toepassing van de wijzigingsbevoegdheid, is afhankelijk van de aard van het agrarisch bedrijf, zoals aangegeven in tabel 3:

    aard agrarisch bedrijf

    maximale omvang bouwvak

    grondgebonden

    max. 1,5 ha

    overig niet grondgebonden

    max. 1,5 ha

    glastuinbouw

    3 ha

    Tabel 3: regels uitbreiding bouwvlak

        1. de uitbreiding noodzakelijk is uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en/of ontwikkeling en/of continuïteit van het agrarisch bedrijf;

        2. uitbreiding in of in de nabijheid van de dubbelbestemming ‘Waarde - Ecologie - Verbindingszone’ is slechts toegestaan wanneer het functioneren van de ecologische verbindingszone niet wordt geschaad;

        3. uitbreiding binnen de de dubbelbestemming ‘Waarde – Ecologie – EHS’ is niet toegestaan;

        4. bij uitbreiding sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing waarvoorten minste 10% van het bouwvlak wordt aangewend en dat wordt aangetoond middels het overleggen van een landschapsplan;

        5. zuinig ruimtegebruik als uitgangspunt geldt;

        6. advies ten aanzien van de noodzaak voor en de volwaardigheid en continuïteit van de bedrijfsvoering wordt gevraagd aan de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen (AAB);

        7. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

        8. aangetoond wordt dat de wijziging van de bestemming uitvoerbaar is;

        9. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.

    3.6.2 hervestiging van en omschakeling naar grondgebonden agarisch bedrijf

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch te wijzigen ten behoeve van de hervestiging van en omschakeling naar een grondgebonden agrarisch bedrijf binnen een bestaand bouwvlak. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

        1. er sprake is van een volwaardig bedrijf;

        2. gebouwen en andere voorzieningen ten behoeve van het bedrijf zoveel mogelijk geconcentreerd zijn in het bouwvlak;

        3. bij uitbreiding sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing dat wordt aangetoond middels het overleggen van een landschapsplan;

        4. advies ten aanzien van de noodzaak voor en de volwaardigheid en continuïteit van de bedrijfsvoering wordt gevraagd aan de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen (AAB);

        5. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

        6. aangetoond wordt dat de wijziging van de bestemming uitvoerbaar is;

        7. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.

    3.6.3 hervestiging van en omschakeling naar een overig niet grondgebonden agarisch bedrijf

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch te wijzigen ten behoeve van de hervestiging van en omschakeling naar een overig niet grondgebonden agrarisch bedrijf binnen een bestaand bouwvlak. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

        1. er sprake is van een volwaardig bedrijf;

        2. gebouwen en andere voorzieningen ten behoeve van het bedrijf zoveel mogelijk geconcentreerd zijn in het bouwvlak;

        3. bij uitbreiding sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing dat wordt aangetoond middels het overleggen van een landschapsplan;

        4. advies ten aanzien van de noodzaak voor en de volwaardigheid en continuïteit van de bedrijfsvoering wordt gevraagd aan de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen (AAB);

        5. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

        6. aangetoond wordt dat de wijziging van de bestemming uitvoerbaar is;

        7. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.

    3.6.4 verwijderen aanduiding intensieve veehouderij

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch te wijzigen door de aanduiding ‘intensieve veehouderij’ te verwijderen.

    3.6.5 bedrijfswoning

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch met de aanduiding ‘bouwvlak’ te wijzigen door de aanduiding ‘bedrijfswoning’ toe te voegen. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast, onder de volgende voorwaarden:

        1. er sprake is van een volwaardig bedrijf;

        2. het een bedrijf betreft met minimaal één volwaardige arbeidskracht, waarvan de continuïteit op de langere termijn wordt gewaarborgd;

        3. het bedrijf zonder een agrarische bedrijfswoning redelijkerwijs op langere termijn niet te exploiteren is;

        4. er nog niet eerder een agrarische bedrijfswoning voor het bedrijf is gebouwd, of er nog niet een eerder gebouwde bedrijfswoning is afgestoten;

        5. voldaan wordt aan de bouwregels opgenomen in lid 3.2.1;

        6. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

        7. aangetoond wordt dat de wijziging van de bestemming uitvoerbaar is;

        8. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;

        9. het woon- en leefmilieu ter plaatse van de te realiseren bedrijfswoning wordt geborgd;

        10. advies, ten aanzien van de noodzaak voor en de volwaardigheid en continuïteit van de bedrijfsvoering wordt gevraagd aan de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen (AAB).

    3.6.6 productiegerichte paardenhouderij

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch met de aanduiding ‘bouwvlak’ te wijzigen door de aanduiding ‘paardenhouderij’ toe te voegen. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast, onder de volgende voorwaarden:

        1. het betreft een productiegerichte paardenhouderij in de vorm van een paardenfokkerij, hengsten en/of merriehouderij, paardenmelkerij, africhtingsstal, trainingsstal, handelsstal, stalhouderij en/of pensionstalling;

        2. ondergschikt aan een paardenfokkerij dan wel een hengsten of merriehouderij is tevens toegestaan het opleiden, trainen en verhandelen van paarden en/of pony’s uit eigen fokprogramma;

        3. het geven van lessen en/of het verzorgen van instructies dan wel het exploiteren van een manege is niet toegestaan;

        1. ondergeschikt aan de paardenhouderij een kantoorruimte is toegestaan met een maximum oppervlak van 50 m²;

        2. voldaan wordt aan de bouwregels opgenomen in lid 3.2.1;

        3. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

        4. aangetoond wordt dat de wijziging van de bestemming uitvoerbaar is;

        5. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.

    3.6.7 gebruiksgerichte paardenhouderij

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch te wijzigen in de bestemming Sport met de aanduiding ‘manege’. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast, onder de volgende voorwaarden:

        1. het betreft een gebruiksgerichte paardenhouderij in de vorm van een manege, sportstal of verenigingsaccomodatie;

        2. ondergeschikt aan de paardenhouderij een kantine of ondersteunende horecavoorziening is toegestaan met een maximum oppervlak van 100 m²;

        3. ondergeschikt aan de paardenhouderij een kantoorruimte is toegestaan met een maximum oppervlak van 50 m²;

        4. voldaan wordt aan de bouwregels opgenomen in lid 22.2;

        5. een manege slechts is toegestaan binnen de kernrandzone;

        6. parkeren op eigen terrein plaatsvindt;

        7. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

        8. aangetoond wordt dat de wijziging van de bestemming uitvoerbaar is;

        9. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.

    3.6.8 hergebruik kleinschalig niet-agrarisch bedrijf

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch met de aanduiding ‘bouwvlak’ te wijzigen in de bestemming Bedrijf ten behoeve van hergebruik van het agrarische bouwvlak voor een kleinschalig niet-agrarisch bedrijf. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast, onder de volgende voorwaarden:

        1. de locatie niet blijvend geschikt is/wordt geacht voor agrarisch hergebruik voor de opvang van agrarische bedrijven;

        2. het geen voormalige agrarische bedrijfslocatie betreft waar bedrijfsbebouwing is gesloopt in het kader van de Regeling Beëindiging Veehouderijtakken dan wel de regeling Ruimte voor Ruimte;

        3. in opzet en ontwikkelingsperspectief moet het om een kleinschalige activiteit gaan, met in beginsel slechts enkele werknemers;

        4. als het om een inrichting in de zin van de Wet Milieubeheer gaat, mag het in beginsel slechts een inrichting zijn die behoort tot de categorieën 1 en 2 van Staat van Bedrijfsactiviteiten, zoals opgenomen in bijlage 1 van deze regels;

        5. detailhandel is alleen toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit;

        6. publieksgerichte voorzieningen zijn niet toegestaan als hoofdactiviteit;

        7. de bedrijfsgebouwen mogen niet groter zijn dan de voormalige agrarische bedrijfsgebouwen, met een maximale oppervlakte van 400 m²;

        8. overtollige bebouwing moet worden gesloopt;

        9. buitenopslag is niet toegestaan;

        10. parkeren dient eigen terrein plaats te vinden;

        11. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

        12. aangetoond wordt dat de wijziging van de bestemming uitvoerbaar is;

        13. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.

    3.6.9 wonen

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch met de aanduiding ‘bouwvlak’ te wijzigen in de bestemming Wonen. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast, onder de volgende voorwaarden:

        1. voor bewoning mag worden gebruikt de ten tijde van bedrijfsbeëindiging bestaande bedrijfswoning(en);

        2. de inhoud van de woning mag maximaal de inhoud van de op het moment van het wijzigingsbesluit aanwezige woning bedragen;

        3. het aantal woningen moet beperkt blijven tot het bestaande aantal woningen dat op het moment van het nemen van het wijzigingsbesluit aanwezig is;

        4. van de overtollige stallen en andere voormalige bedrijfsgebouwen moet een substantieel deel gesloopt worden, tenzij deze gebouwen een bijzondere cultuurhistorische waarde hebben;

        5. geen afbreuk wordt gedaan aan, of aantasting plaatsvindt van, in de directe omgeving aanwezige natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodemhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

        6. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

        7. het woon- en leefmilieu ter plaatse van de woning wordt geborgd;

        8. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;

        9. aangetoond wordt dat de wijziging van de bestemming uitvoerbaar is.

    3.6.10 wonen cultuurhistorisch waardevol bijgebouw

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij de beëindiging van een agrarisch bedrijf de bestemming Agrarisch met de aanduiding ‘bouwvlak’ te wijzigen in de bestemming Wonen, ten behoeve van de realisatie van één woning in een cultuurhistorisch waardevol bijgebouw, naast de bestaande en vergunde (bedrijfs)woning(en). Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

        1. de locatie niet blijvend geschikt is/wordt geacht voor agrarisch hergebruik voor de opvang van agrarische bedrijven;

        2. het één bijgebouw betreft dat is opgenomen in bijlage 2 behorende bij deze regels;

        3. de inhoudsmaat van de woning maximaal 750 m³ bedraagt van het bestaande karakteristieke bijgebouw;

        4. de kenmerkende vorm en de cultuurhistorische waarden van het betreffende bijgebouw gehandhaafd blijven;

        5. de woning past binnen het, op basis van de provinciale woningbouwbehoefteprognose, vastgestelde gemeentelijke woningbouwprogramma;

        6. na realisatie geen vergroting van de woning plaatsvindt;

        7. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

        8. aangetoond wordt dat wijziging van de bestemming uitvoerbaar is;

        9. het woon- en leefmilieu ter plaatse van de woning wordt geborgd;

        10. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.

    3.6.11 woningsplitsing

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij de beëindiging van een agrarisch bedrijf de bestemming Agrarisch met de aanduiding ‘bouwvlak’ te wijzigen in de bestemming Wonen, ten behoeve van de realisatie van twee woningen middels woningsplitsing van een karakteristieke boerderij, onder de volgende voorwaarden:

        1. de te splitsen karakteristieke hoofdbouwmassa heeft een inhoud van meer dan 1000 m3;

        2. de kenmerkende vorm blijft gehandhaafd;

        3. bestaande bijgebouwen die aan het hoofdgebouw vast zitten, mogen bij de woning betrokken worden;

        4. het woon- en leefmilieu ter plaatse van de woning wordt geborgd;

        5. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;

        6. na splitsing is geen verdere vergroting van de woning(en) meer mogelijk;

        7. aangetoond wordt dat de wijziging van de bestemming uitvoerbaar is.

    3.6.12 teeltondersteunend glas tot maximaal 1,5 ha

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming Agrarisch te wijzigen door toevoeging van de aanduiding ‘bouwvlak’, ten behoeve van de realisatie van teeltondersteunend glas tot maximaal 1,5 ha, onder de volgende voorwaarden:

        1. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;

        2. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

        3. de opstallen dienen landschappelijk te worden ingepast. De inpassingsmaatregelen zullen een bijdrage moeten leveren aan het ecologisch functioneren en de landschappelijke beleving van de directe omgeving van het betrokken bedrijf. Daarbij dient rekening te worden gehouden met de lokale cultuurhistorische en landschappelijke waarden en dient men gebruik te maken van inheemse soorten. De omvang van de landschappelijke inpassing bedraagt minimaal 10% van de te vergunnen oppervlakte teeltondersteunende kassen;

        4. er op de bedrijfslocatie hydrologisch neutraal wordt gebouwd;

        5. de voorzieningen noodzakelijk zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering;

        6. om gebruik te kunnen maken van de extra ruimte voor uitbreiding van permanente teeltondersteunende voorzieningen van 0,5 tot 1,5 ha geldt als randvoorwaarde voor het borgen van de ondersteunendheid:

          1. voor boomteeltbedrijven: dat de oppervlakte van de vollegrondsteelt en/of de pot- en containerteelt meer beslaat dan 80 % van de totale oppervlakte van op het bedrijf aanwezige teeltondersteunende kassen;

          2. voor de overige bedrijven: dat de NGE’s uit de vollegrond meer beslaan dan 30% van de NGE’s uit de verschillende op het bedrijf aanwezige teeltondersteunende voorzieningen;

        7. indien assimilatiebelichting wordt toegepast gebeurt de lichtafscherming volgens het convenant dat afgesloten is tussen Land- en Tuinbouw Organisatie Nederland en de Stichting Natuur en Milieu;

        8. bedrijven moeten volwaardig zijn;

        9. de ontwikkelingsruimte mag niet leiden tot het omschakelen of doorgroeien van bedrijven met permanente teeltondersteunende voorzieningen tot zelfstandige glastuinbouwbedrijven;

        10. advies, ten aanzien van de noodzaak voor en de volwaardigheid en continuïteit van de bedrijfsvoering wordt gevraagd aan de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen (AAB).

    3.6.13 bergbezinkbassin

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming Agrarisch te wijzigen door toevoeging van de aanduiding ‘specifieke vorm van water - bergbezinkbassin’, ten behoeve van de realisatie van ee bergbezinkbassin, onder de volgende voorwaarden:

        1. de inhoud van zich beneden peil bevindende bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van het bergbezinkbassin bedraagt maximaal 500 m³;

        2. de inhoud van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3 m³;

        3. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 1,5 m;

        4. er dient sprake te zijn van een goede landschappelijke inpassing;

        5. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden.

    Artikel 4 Agrarisch met waarden - Landschap

     

    4.1 bestemmingsomschrijving

     

    4.1.1 algemeen

    De voor Agrarisch met waarden - Landschap aangewezen gronden zijn bestemd voor:

        1. de uitoefening van een agrarisch bedrijf met dien verstande dat de uitoefening intensieve veehouderij, paardenhouderij dan wel glastuinbouw uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’, ‘paardenhouderij’ dan wel ‘glastuinbouw’ is toegestaan;

        2. het behoud van de cultuurhistorische waarde van objecten, zoals opgenomen in bijlage 2 van deze regels;

        3. ter plaatse van de aanduiding ‘recreatiewoning’ één recreatiewoning;

        4. het behoud van de aanwezige abiotische waarden;

    4.1.2 aanvullende doeleinden

    De gronden zijn mede bestemd voor:

        1. openbare nutsvoorzieningen;

        2. extensief recreatief medegebruik;

        3. infrastructurele voorzieningen;

        4. waterhuishoudkundige doeleinden en voorzieningen;

        5. ter paatse van de aanduiding ‘paardenhouderij’ een kantoor ondergeschikt aan de paardenhouderij tot een maximum oppervlak van 50 m²;

        6. ter plaatse van de aanduiding ‘caravanstalling’ tevens een caravanstalling;

        7. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – aannemersbedrijf’ tevens een aannemersbedrijf;

        8. aan huis gebonden beroepen bij een bedrijfswoning met dien verstande dat het vloeroppervlak dat (mede) wordt gebruikt voor de uitoefening van het beroep niet meer mag bedragen dan 50 m2, geen sprake mag zijn van aantoonbaar onevenredige verkeersaantrekkende werking en het beroep uitgeoefend wordt door de gebruiker van de woning.

    4.1.3 toelaatbare bebouwing

    Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 4.1.1 en 4.1.2 genoemde bestemmingen worden opgericht:

        1. gebouwen;

        2. bouwwerken geen gebouwen zijnde.

    4.2 bouwregels

     

    4.2.1 Gebouwen

    Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

        1. de gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak ten behoeve van het ter plaatse gevestigde agrarisch bedrijf;

        2. bedrijfsgebouwen binnen het bouwvlak voldoen aan de kenmerken, zoals opgenomen in tabel 4:

    bedrijfsgebouwen

    min.

    max.

    goothoogte

    n.v.t.

    6,5 m

    bouwhoogte

    n.v.t.

    9 m

    afstand zijdelingse perceelsgrens

    5 m

    n.v.t.

    bedrijfsgebouwen in de vorm van kassen ter plaatse van de aanduiding ‘glastuinbouw’

    min.

    max.

    bouwhoogte

    n.v.t.

    8 m

    oppervlak

    n.v.t.

    3 hectare

    afstand van kassen tot woningen van derden

    50 m

    n.v.t.

    teeltondersteunende kassen

    min.

    max.

    bouwhoogte

    n.v.t.

    8 m

    oppervlak

    n.v.t.

    5.000 m²

    afstand van kassen tot woningen van derden

    50 m

    n.v.t.

    bedrijfswoning

    min.

    max.

    goothoogte

    n.v.t

    6,5 m

    bouwhoogte

    n.v.t.

    9 m

    inhoud

    n.v.t.

    750 m³

    afstand zijdelingse perceelsgrens

    5 m

    n.v.t.

    aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij de bedrijfswoning

    min.

    max.

    goothoogte

    n.v.t.

    3,5 m

    bouwhoogte

    n.v.t.

    4,5 m

    oppervlak

    n.v.t.

    100 m²

    afstand tot zijdelingse perceelsgrens

    5 m

    n.v.t.

    afstand tot de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning

    2 m

    n.v.t.

    sanitaire voorziening t.b.v. minicamping

    min.

    max.

    goothoogte

    n.v.t.

    3,5 m

    bouwhoogte

    n.v.t.

    4,5 m

    oppervlak

    n.v.t.

    50 m²

    recreatiewoning

    min.

    max.

    goothoogte

    n.v.t.

    3,5 m

    bouwhoogte

    n.v.t.

    4,5 m

    oppervlakte

    n.v.t.

    75 m²

    afstand tot zijdelingse perceelsgrens

    3 m

    n.v.t.

    afstand tot de as van de weg

    15 m

    n.v.t.

    aan- en uitbouw en bijgebouw bij de recreatiewoning

    min.

    max.

    goothoogte

    n.v.t.

    3,25 m

    bouwhoogte

    n.v.t.

    6 m

    oppervlakte

    n.v.t.

    10 m²

    aantal

    n.v.t

    1

    Tabel 4: Maatvoering en situering van gebouwen

    4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

    Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

        1. voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak voldoen aan de volgende kenmerken, zoals opgenomen in tabel 5:

    bouwwerken, geen gebouw zijnde

    max. hoogte

    overig

    erfafscheidingen

    voor de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning: 1 m

     

    overig: 2 m

     

    niet overdekt zwembad

     

    de afstand achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning bedraagt minimaal 3 m

    de afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen bedraagt minimaal 5 m

    de afstand tot de bedrijfswoning bedraagt maximaal 20 m

    paardenbakken

    (bedrijfsmatig)

     

    gelegen binnen het bouwvlak

    situering achter de voorgevelrooilijn van de dichtst naar de openbare weg gelegen gevel

    minimale afstand tot het bestemmingsvlak woningen van derden bedraagt 50 m

    maximale hoogte omheining 1,70 m

    ten hoogste 6 lichtmasten per paardenbak met maximale hoogte van 8 m

    oppervlakte bedraagt maximaal 800 m²

    overige andere bouwwerken

    12 m

    n.v.t.

    permanente teeltondersteunende voorzieningen

    2 m

    n.v.t

    Tabel 5: Eisen bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak

        1. buiten het bouwvlak zijn uitsluitend de volgende bouwwerken toegestaan:

          1. erfafscheidingen ten behoeve van afrastering van het agrarisch grondgebruik met een maximale hoogte van 2 meter;

          2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het recreatief medegebruik zoals bewegwijzering en picknicktafels met een maximale hoogte van 2 meter;

          3. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen met een maximale hoogte van 2,5 meter, met dien verstande dat deze zijn toegestaan voor de termijn dat de teelt dit vereist met een maximum van 6 maanden;

          4. boomteelthekken en overige teeltondersteunende voorzieningen met een maximale hoogte van 2,5 meter.

    4.3 afwijking van de bouwregels

     

    4.3.1 afwijking overschrijding bouwgrens

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2.1 en 4.2.2 voor het overschrijden van de bouwgrens, mits:

        1. de bouwgrens met maximaal 5 m wordt overschreden;

        2. de overschrijding noodzakelijk is in verband met een doelmatige uitoefening van het bedrijf;

        3. geen aantoonbaar onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;

        4. geen aantoonbaar onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.

    4.3.2 afwijking bouwhoogte bedrijfsgebouwen

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2.1 onder b voor het verhogen van de bouwhoogte tot maximaal 10 m.

    4.3.3 afwijking bouwhoogte mestvergistingsinstallatie

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2.1 voor het verhogen van de bouwhoogte voor een mestvergistingsinstallatie tot maximaal 12 m.

    4.3.4 afwijking paardenbak (hobbymatig)

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.3.5 voor het toestaan van een paardenbak (hobbymatig) bij een bedrijfswoning, met dien verstande dat:

        1. deze gebouwd wordt binnen het bouwvlak;

        2. deze gesitueerd wordt achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning;

        3. maximaal 1 paardenbak is toegestaan;

        4. de oppervlakte maximaal 800 m² bedraagt;

        5. de hoogte van de omheining maximaal 1,70 m bedraagt;

        6. de minimale afstand tot het bestemmingsvlak van woning van derden 25 m bedraagt;

        7. er geen lichtmasten mogen worden geplaatst.

    4.3.5 afwijking paardenbak (bedrijfsmatig)

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.3.5 voor het toestaan van een paardenbak (hobbymatig), met dien verstande dat:

        1. deze gebouwd wordt binnen het bouwvlak;

        2. deze gesitueerd wordt achter de voorgevelrooilijn van de dichtst bij de openbare weg gelegen gevel;

        3. maximaal 1 paardenbak is toegestaan;

        4. de oppervlakte maximaal 1.200 m² bedraagt;

        5. de hoogte van de omheining maximaal 1,70 m bedraagt;

        6. de minimale afstand tot het bestemmingsvlak van woning van derden 50 m bedraagt;

        7. ten hoogste 6 lichtmasten per paardenbak mogen worden geplaatst met een maximale hoogte van 8 m.

    4.4 specifieke gebruiksregels

    Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en/of opstallen voor:

        1. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming te verrichten gebruik en plaatsvindt binnen het bouwvlak;

        2. een manege of paardenhouderij met een grote publieks- en verkeersaantrekkende werking;

        3. het gebruik van opstallen voor statische opslag;

        4. het gebruik van bedrijfs- en/of bijgebouwen voor bewoning;

        5. tijdelijke huisvesting van arbeidsmigranten;

        6. het gebruik van ruimten binnen de bedrijfswoning en/of bijgebouwen bij de bedrijfswoning voor aan huis verbonden beroepsactiviteiten dan wel nevenactiviteiten;

        7. het beproeven van of racen/crossen met motoren of voertuigen;

        8. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;

        9. wedstrijd/sportterrein.

    4.5 afwijking van de gebruiksregels

     

    4.5.1 afwijking mantelzorg

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.4 onder d voor het inrichten en/of gebruiken van een bijgebouw, aan- of uitbouw als woonruimte ten behoeve van het bieden of ontvangen van mantelzorg, met inachtneming van de volgende regels:

        1. er dient aantoonbaar sprake te zijn van een zorgbehoefte, welke tijdelijk van aard is;

        2. er dient sprake te blijven van één huishouden, waarvan een gedeelte in een bijgebouw is gehuisvest;

        3. naast de bouwregels voor bijgebouwen in lid 4.2.1 dient tevens voldaan te worden aan het volgende:

          1. het betreffende bijgebouw mag alleen worden bewoond indien het via een doorgang gekoppeld is aan het hoofdgebouw;

          2. het totaal aantal toegestane vierkante meters aan bijgebouwen ten behoeve van inwonende ouders/familieleden mag door de aanbouw ten behoeve van de inwonende ouders/familieleden niet worden overschreden;

          3. zodra de noodzaak van mantelzorg is komen te vervallen (als gevolg van verhuizing of overlijden) moet het gebruik van het bijgebouw als afhankelijke woonruimte worden beëindigd en de woonvoorzieningen worden verwijderd.

    4.5.2 afwijking huisvesting arbeidsmigranten

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.4 onder e voor huisvesting van tijdelijke arbeidsmigranten op het eigen bedrijf en bij voorkeur binnen de bestaande agrarische bedrijfsbebouwing, met dien verstande dat;

        1. per agrarisch bedrijf binnen het bestaande bouwvlak maximaal 10 stacaravans/units mogen worden geplaatst, waarin maximaal 40 personen mogen verblijven;

        2. alle tijdelijke medewerkers die gehuisvest worden bij een bedrijf dienen ook (tijdelijk) werkzaam te zijn bij het betreffende bedrijf;

        3. verblijven dienen op het bouwvlak gesitueerd te worden;

        4. verblijven mogen niet direct steun vinden in de grond of direct met de grond verbonden te zijn;

        1. tussen de stacaravans/units dient een minimale afstand in acht te worden genomen van 5 meter;

        2. de afwijking wordt voor maximaal 8 maanden per jaar al dan niet aanééngesloten verleend, waarbij geldt dat de stacaravans/units buiten deze periode niet aanwezig mogen zijn;

        3. er dient sprake te zijn van een goede landschappelijke inpassing;

        4. parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.

    4.5.3 afwijking dagrecreatieve nevenactiviteiten

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.4 onder f voor het gebruik van bebouwing voor dagrecreatieve nevenactiviteiten, met dien verstande dat de volgende algemene regels voor elke van de onder m tot en met q opgenomen activiteiten gelden:

        1. meerdere nevenactiviteiten op een agrarisch bedrijf zijn toegestaan, met dien verstande dat elke nevenactiviteit apart aan de in het betreffende lid gestelde voorwaarden dient te voldoen;

        2. om de nevenactiviteit te waarborgen wordt bij een combinatie van nevenactiviteiten advies gevraagd aan de Agrarische Adviescommissie Bouwaanvragen (AAB);

        3. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;

        4. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

        5. het bedrijf dient ten behoeve van de nevenactiviteit te voorzien in de parkeergelegenheid op eigen terrein, binnen het bestaande bouwvlak;

        6. de nevenactiviteiten mogen geen aanleiding vormen om het bouwperceel te vergroten, het bedrijf te splitsen of een extra bedrijfswoning toe te staan;

        7. de nevenactiviteit dient gelijktijdig met de hoofdactiviteit te worden beëindigd;

        8. de dagrecreatieve functie mag alleen gerealiseerd worden in bestaande voormalige agrarische bedrijfsgebouwen;

        9. de bovengrens voor kleinschalige dagactiviteiten wordt gesteld op 45% van de bestaande bebouwing met een oppervlakte van maximaal 500 m², tenzij onder m tot en met q anders is bepaald;

        10. ondersteunende horeca is mogelijk tot 20% van het bestaande vloeroppervlak met een minimum van 35 m² en een maximum tot 100 m²;

        11. er dient sprake te zijn van een goede landschappelijke inpassing;

        12. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

        13. aanvullend op lid 4.5.3 onder a tot en met l gelden de volgende specifieke regels voor dagrecreatie in de vorm van educatie, excursie, rondleiding en workshop:

          1. voorwaarde is dat de rondleidingen, excursies een relatie moet hebben met de agrarische functie en/of natuur- landschapsbeheer;

          2. ten behoeve van de genoemde functies is het toegestaan een ruimte in te richten binnen de bestaande gebouwen om gasten te ontvangen en/of voorlichting/lezingen te geven;

          3. het aanbieden van zaalruimte ten behoeve van bijeenkomsten die niet zijn gerelateerd aan de agrarische functie en/of natuur- of landschapsbeheer is niet toegestaan.

        14. aanvullend op lid 4.5.3 onder a tot en met l gelden de volgende specifieke regels voor dagrecreatie in de vorm van een theeschenkerij:

          1. maximaal 100 m² vloeroppervlak van de bebouwing mag worden gebruikt;

          2. een terras is toegestaan;

          3. speelvoorzieningen zijn toegestaan, tot een maximale bouwhoogte van 2,5 meter.

        15. aanvullend op lid 4.5.3 onder a tot en met l gelden de volgende specifieke regels voor dagrecreatie in de vorm van een congres- en/of vergaderruimte: maximaal 500 m² vloeroppervlak van de bebouwing mag worden gebruikt;

          1. deze nevenfunctie is slechts toegestaan bij een cultuurhistorisch waardevol pand als opgenomen in bijlage 2 van deze regels.

        16. aanvullend op lid 4.5.3 onder a tot en met l gelden de volgende specifieke regels voor dagrecreatie in de vorm van verhuur:

          1. het betreft verhuur welke is gerelateerd aan het recreatief medegebruik van het buitengebied;

          2. verhuur van paarden, huifkarren en andere aan de hippische sport verbonden activiteiten vallen binnen deze vorm van dagrecreatie;

          3. de verhuurmiddelen behoren tot de categorie extensieve recreatie en zijn niet gemotoriseerd.

        17. aanvullend op lid 4.5.3 onder a tot en met l gelden de volgende specifieke regels voor dagrecreatie in de vorm van boerengolf / poldersport:

          1. gebruik van maximaal 2 hectare aaneengesloten gronden direct grenzend aan het bouwvlak;

          2. het oprichten van bouwwerken geen gebouwen zijnde, in de vorm van reclameborden en/of neonreclame, lichtmasten en/of lichtbakken is niet toegestaan;

          3. de benodigde attributen moeten verplaatsbaar zijn.

    4.5.4 afwijking verblijfsrecreatieve nevenactiviteiten

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.4 onder f voor het gebruik van bebouwing voor verblijfsrecreatieve nevenactiviteiten, met dien verstande dat de volgende algemene regels voor elke vorm van de onder l tot en met p genoemde verblijfsrecreatieve nevenactiviteiten gelden:

        1. meerdere nevenactiviteiten op een agrarisch bedrijf worden toegestaan, met dien verstande dat elke nevenactiviteit apart aan de in het betreffende lid gestelde voorwaarden dient te voldoen;

        2. om de nevenactiviteit te waarborgen wordt bij een combinatie van nevenactiviteiten advies gevraagd aan de Agrarische Adviescommissie Bouwaanvragen (AAB);

        3. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;

        4. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

        5. het bedrijf dient ten behoeve van de nevenactiviteit te voorzien in de parkeergelegenheid op eigen terrein, binnen het bestaande bouwvlak;

        6. de nevenactiviteiten mogen geen aanleiding vormen om het bouwperceel te vergroten, het bedrijf te splitsen of een extra bedrijfswoning toe te staan;

        7. de nevenactiviteit dient gelijktijdig met de hoofdactiviteit te worden beëindigd;

        8. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

        9. de verblijfsrecreatieve functie mag niet worden gebruikt voor tijdelijke arbeidskrachten;

        10. er dient sprake te zijn van een goede landschappelijke inpassing;

        11. permanente bewoning is niet toegestaan.

        12. aanvullend op lid 4.5.4 onder a tot en met k gelden de volgende specifieke regels voor verblijfsrecreatie in de vorm van kamperen bij de boer:

          1. toegestaan zijn maximaal 25 kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans, aansluitend aan het bouwvlak;

          2. alleen toegestaan in het kampeerseizoen;

          3. niet toegestaan ter plaatse van de dubbelbestemming Waarde - Ecologie – EHS dan wel ter plaatse van de aanduiding ‘openheid’.  

        13. aanvullend op lid 4.5.4 onder a tot en met k gelden de volgende specifieke regels voor verblijfsrecreatie in de vorm van een kampeerboerderij / groepsaccomodatie:

          1. maximaal 500 m² vloeroppervlak van de bebouwing mag worden gebruikt;

          2. het toegestane aantal woningen mag niet worden uitgebreid;

          3. speelvoorzieningen zijn toegestaan, tot een maximale bouwhoogte van 2,5 meter.

        14. aanvullend op lid 4.5.4 onder a tot en met k gelden de volgende specifieke regels voor verblijfsrecreatie in de vorm van boerderijkamers / appartementen:

          1. het totaal oppervlak aan boerderijkamers / appartementen is maximaal

          2. 500 m² vloeroppervlak van de bebouwing;

          3. het maximale aantal boerderijkamers / appartementen bedraagt 4;

          4. de oppervlakte van één boerderijkamer / appartement is maximaal 60 m²;

          5. de boerderijkamers en/ of appartementen dienen in de nabijheid van de bedrijfswoning te worden gerealiseerd.

        15. aanvullend op lid 4.5.4 onder a tot en met k gelden de volgende specifieke regels voor verblijfsrecreatie in de vorm van trekkershutten:

          1. de trekkershut dient te bestaan uit één ruimte, zonder verdieping, waar maximaal 4 personen in kunnen overnachten;

          2. de oppervlakte bedraagt maximaal 30 m².

        16. aanvullend op lid 4.5.4 onder a tot en met k gelden de volgende specifieke regels voor verblijfsrecreatie in de vorm van een bed and breakfast:

          1. een bed and breakfast kan alleen worden aangeboden door de hoofdbewoner van het pand;

          2. de woning dient door de hoofdgebruiker te worden bewoond;

          3. de hoofdfunctie van de woning waarin een bed and breakfast gevestigd wordt, moet wonen blijven;

          4. het maximale aantal personen dat tegelijkertijd van een bed-and-breakfast accommodatie gebruik kan maken, is 10;

          5. maximaal vier kamers mogen worden ingericht als bed and breakfast kamer;

          6. bed and breakfast kamers mogen niet als zelfstandige wooneenheid functioneren;

          7. parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden;

          8. er mogen geen aanverwante voorzieningen zoals speeltuintjes, wc-hokjes, stallingen, detailhandel et cetera gerealiseerd worden;

          9. permanente bewoning wordt niet toegestaan.

    4.5.5 afwijking verkoop van producten als nevenactiviteit

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.4 onder f voor het gebruik van bebouwing voor verkoop van producten als nevenactiviteit, met dien verstande dat de volgende regels gelden:

        1. meerdere nevenactiviteiten op een agrarisch bedrijf zijn toegestaan, met dien verstande dat elke nevenactiviteit apart aan de in het betreffende lid gestelde voorwaarden dient te voldoen;

        2. om de nevenactiviteit te waarborgen wordt bij een combinatie van nevenactiviteiten advies gevraagd aan de Agrarische Adviescommissie Bouwaanvragen (AAB);

        3. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;

        4. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

        5. het bedrijf dient ten behoeve van de nevenactiviteit te voorzien in de parkeergelegenheid op eigen terrein, binnen het bestaande bouwvlak;

        6. de nevenactiviteiten mogen geen aanleiding vormen om het bouwperceel te vergroten, het bedrijf te splitsen of een extra bedrijfswoning toe te staan;

        7. de nevenactiviteit dient gelijktijdig met de hoofdactiviteit te worden beëindigd;

        8. er moet sprake zijn van een winkel die aan de agrarische functie is verbonden;

        9. maximaal 200 m² van de vloeroppervlakte van de bebouwing mag worden gebruikt voor de verkoop van producten met dien verstande dat dit maximum oppervlak niet van toepassing is voor de be- en verwerkingsruimte van de eigen producten voor zover het betreft de verkoop van eigen vervaardigde producten dan wel de verkoop van streekeigen en/of biologische producten;

        10. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

        1. de genoemde producten moeten worden aangeboden in verse vorm of primair verwerkte vorm;

        2. de verkoopruimte moet worden geëxploiteerd door één van de leden van het huishouden dat op het perceel woont of werkzaam is in het agrarisch bedrijf.

    4.5.6 afwijking zorglandbouw als nevenactiviteit

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.4 onder f voor het gebruik van bebouwing voor zorglandbouw als nevenactiviteit, met dien verstande dat de volgende regels gelden:

        1. meerdere nevenactiviteiten op een agrarisch bedrijf worden toegestaan, met dien verstande dat elke nevenactiviteit apart aan de in het betreffende lid gestelde voorwaarden dient te voldoen;

        2. om de nevenactiviteit te waarborgen wordt bij een combinatie van nevenactiviteiten advies gevraagd aan de Agrarische Adviescommissie Bouwaanvragen (AAB);

        3. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;

        4. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

        5. het bedrijf dient ten behoeve van de nevenactiviteit te voorzien in de parkeergelegenheid op eigen terrein, binnen het bestaande bouwvlak;

        6. de nevenactiviteiten mogen geen aanleiding vormen om het bouwperceel te vergroten, het bedrijf te splitsen of een extra bedrijfswoning toe te staan;

        7. de nevenactiviteit dient gelijktijdig met de hoofdactiviteit te worden beëindigd;

        8. ondersteunende horeca is niet toegestaan;

        9. inwoning is niet toegestaan.

    4.5.7 afwijking paarden als nevenactiviteit

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.4 onder f voor paarden als nevenactiviteit, met dien verstande dat de volgende regels gelden:

        1. meerdere nevenactiviteiten op een agrarisch bedrijf worden toegestaan, met dien verstande dat elke nevenactiviteit apart aan de in het betreffende lid gestelde voorwaarden dient te voldoen;

        2. om de nevenactiviteit te waarborgen wordt bij een combinatie van nevenactiviteiten advies gevraagd aan de Agrarische Adviescommissie Bouwaanvragen (AAB);

        3. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;

        4. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

        5. het bedrijf dient ten behoeve van de nevenactiviteit te voorzien in de parkeergelegenheid op eigen terrein, binnen het bestaande bouwvlak;

        6. de nevenactiviteiten mogen geen aanleiding vormen om het bouwperceel te vergroten, het bedrijf te splitsen of een extra bedrijfswoning toe te staan;

        7. de nevenactiviteit dient gelijktijdig met de hoofdactiviteit te worden beëindigd.

    4.5.8 afwijking aan huis gebonden bedrijf

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.4 onder f voor het toestaan van een aan huis gebonden bedrijf, met dien verstande dat:

        1. het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden en naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;

        2. de vloeroppervlakte van de woning en bijgebouwen, aan- en uitbouwen gezamenlijk maximaal 50 m² ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn;

        3. het uitoefenen van bedrijvigheid die vergunnings- of meldingsplichtig is op grond van de Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving niet is toegestaan, tenzij het gebruik de woonfunctie op zichzelf en in relatie tot zijn omgeving niet zal aantasten;

        4. degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw uitvoert tevens gebruiker van de woning is;

        5. het niet betreft zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;

        6. de uitoefening van detailhandel niet is toegestaan, uitgezonderd als ondergeschikte nevenactiviteit gerelateerd aan het desbetreffende bedrijf.

    4.6 omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om een omgevingsvergunning te verlenen ten behoeve van het oprichten van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak, met dien verstande dat:

        1. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

        2. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.

    4.7 wijzigingsbevoegdheid

     

    4.7.1 uitbreiding van het agrarisch bouwvlak

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch te wijzigen, ten behoeve van uitbreiding van een agrarisch bouwvlak. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

        1. de mogelijkheid voor toepassing van de wijzigingsbevoegdheid, is afhankelijk van de aard van het agrarisch bedrijf, zoals aangegeven in tabel 6:

    aard agrarisch bedrijf

    maximale omvang bouwvak

    grondgebonden

    max. 1,5 ha

    overig niet grondgebonden

    max. 1,5 ha

    glastuinbouw

    3 ha

    Tabel 6: regels uitbreiding bouwvlak

        1. de uitbreiding noodzakelijk is uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en/of ontwikkeling en/of continuïteit van het agrarisch bedrijf;

        2. uitbreiding binnen de de dubbelbestemming ‘Waarde – Ecologie – EHS’ is niet toegestaan;

        3. bij uitbreiding sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing waarvoorten minste 10% van het bouwvlak wordt aangewend en dat wordt aangetoond middels het overleggen van een landschapsplan;

        4. zuinig ruimtegebruik als uitgangspunt geldt;

        5. advies ten aanzien van de noodzaak voor en de volwaardigheid en continuïteit van de bedrijfsvoering wordt gevraagd aan de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen (AAB);

        6. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

        7. aangetoond wordt dat de wijziging van de bestemming uitvoerbaar is;

        8. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.

    4.7.2 hervestiging van en omschakeling naar grondgebonden agarisch bedrijf

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch te wijzigen ten behoeve van de hervestiging van en omschakeling naar een grondgebonden agrarisch bedrijf binnen een bestaand bouwvlak. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

        1. er sprake is van een volwaardig bedrijf;

        2. gebouwen en andere voorzieningen ten behoeve van het bedrijf zoveel mogelijk geconcentreerd zijn in het bouwvlak;

        3. bij uitbreiding sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing dat wordt aangetoond middels het overleggen van een landschapsplan;

        4. advies ten aanzien van de noodzaak voor en de volwaardigheid en continuïteit van de bedrijfsvoering wordt gevraagd aan de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen (AAB);

        5. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

        6. aangetoond wordt dat de wijziging van de bestemming uitvoerbaar is;

        7. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.

    4.7.3 hervestiging van en omschakeling naar een overig niet grondgebonden agarisch bedrijf

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch te wijzigen ten behoeve van de hervestiging van en omschakeling naar een overig niet grondgebonden agrarisch bedrijf binnen een bestaand bouwvlak. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

        1. er sprake is van een volwaardig bedrijf;

        2. gebouwen en andere voorzieningen ten behoeve van het bedrijf zoveel mogelijk geconcentreerd zijn in het bouwvlak;

        3. bij uitbreiding sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing dat wordt aangetoond middels het overleggen van een landschapsplan;

        4. advies ten aanzien van de noodzaak voor en de volwaardigheid en continuïteit van de bedrijfsvoering wordt gevraagd aan de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen (AAB);

        5. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

        6. aangetoond wordt dat de wijziging van de bestemming uitvoerbaar is;

        7. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.

    4.7.4 verwijderen aanduiding intensieve veehouderij

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch te wijzigen door de aanduiding ‘intensieve veehouderij’ te verwijderen.

    4.7.5 bedrijfswoning

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch met waarden – Landschap met de aanduiding ‘bouwvlak’ te wijzigen door de aanduiding ‘bedrijfswoning’ toe te voegen. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast, onder de volgende voorwaarden:

        1. er sprake is van een volwaardig bedrijf;

        2. het een bedrijf betreft met minimaal één volwaardige arbeidskracht, waarvan de continuïteit op de langere termijn wordt gewaarborgd;

        3. het bedrijf zonder een agrarische bedrijfswoning redelijkerwijs op langere termijn niet te exploiteren is;

        4. er nog niet eerder een agrarische bedrijfswoning voor het bedrijf is gebouwd, of er nog niet een eerder gebouwde bedrijfswoning is afgestoten;

        5. voldaan wordt aan de bouwregels opgenomen in de bouwregels van het betreffende artikel;

        6. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

        7. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en bedrijven;

        8. aangetoond wordt dat wijziging van de bestemming uitvoerbaar is;

        9. het woon- en leefmilieu ter plaatse van de te realiseren bedrijfswoning wordt geborgd;

        1. advies ten aanzien van de noodzaak voor en de volwaardigheid en continuïteit van de bedrijfsvoering wordt gevraagd aan de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen (AAB).

    4.7.6 productiegerichte paardenhouderij

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch met waarden – Landschap met de aanduiding ‘bouwvlak’ te wijzigen door de aanduiding ‘paardenhouderij’ toe te voegen. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast, onder de volgende voorwaarden:

        1. het betreft een productiegerichte paardenhouderij in de vorm van een paardenfokkerij, hengsten en/of merriehouderij, paardenmelkerij, africhtingsstal, trainingsstal, handelsstal, stalhouderij en/of pensionstalling;

        2. ondergschikt aan een paardenfokkerij dan wel een hengsten of merriehouderij is tevens toegstaan het opleiden, trainen en verhandelen van paarden en/of pony’s uit eigen fokprogramma;

        3. het geven van lessen en/of het verzorgen van instructies dan wel het exploiteren van een manege is niet toegestaan;

        4. vestiging slechts is toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’;

        5. ondergeschikt aan de paardenhouderij een kantoorruimte is toegestaan met een maximum oppervlak van 50 m²;

        6. voldaan wordt aan de bouwregels opgenomen in lid 4.2;

        7. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

        8. aangetoond wordt dat de wijziging van de bestemming uitvoerbaar is;

        9. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.

    4.7.7 wonen

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch met waarden – Landschap met de aanduiding ‘bouwvlak’ te wijzigen in de bestemming Wonen. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast, onder de volgende voorwaarden:

        1. voor bewoning mag worden gebruikt de ten tijde van bedrijfsbeëindiging bestaande bedrijfswoning(en);

        2. de inhoud van de woning mag maximaal de inhoud van de op het moment van het wijzigingsbesluit aanwezige woning bedragen;

        3. het aantal woningen moet beperkt blijven tot het bestaande aantal woningen dat op het moment van het nemen van het wijzigingsbesluit aanwezig is;

        4. van de overtollige stallen en andere voormalige bedrijfsgebouwen moet een substantieel deel gesloopt worden, tenzij deze gebouwen een bijzondere cultuurhistorische waarde hebben;

        5. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

        6. aangetoond wordt dat de wijziging van de bestemming uitvoerbaar is;

        7. het woon- en leefmilieu ter plaatse van de woning wordt geborgd;

        8. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.

    4.7.8 wonen cultuurhistorisch waardevol bijgebouw

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij de beëindiging van een agrarisch bedrijf de bestemming Agrarisch met waarden – Landschap met de aanduiding ‘bouwvlak’ te wijzigen in de bestemming Wonen, ten behoeve van de realisatie van één woning in een cultuurhistorisch waardevol bijgebouw, naast de bestaande en vergunde (bedrijfs)woning(en). Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

        1. de locatie niet blijvend geschikt is/wordt geacht voor agrarisch hergebruik voor de opvang van agrarische bedrijven;

        2. het één bijgebouw betreft dat is opgenomen in bijlage 2 behorende bij deze regels;

        3. de inhoudsmaat van de woning maximaal 750 m³ bedraagt van het bestaande karakteristieke bijgebouw;

        4. de kenmerkende vorm en de cultuurhistorische waarden van het betreffende bijgebouw gehandhaafd blijven;

        5. de woning past binnen het, op basis van de provinciale woningbouwbehoefteprognose, vastgestelde gemeentelijke woningbouwprogramma;

        6. na realisatie geen vergroting van de woning plaatsvindt;

        7. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

        8. aangetoond wordt dat wijziging van de bestemming uitvoerbaar is;

        9. het woon- en leefmilieu ter plaatse van de woning wordt geborgd;

        10. er is geen sprake van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.

    4.7.9 woningsplitsing

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij de beëindiging van een agrarisch bedrijf de bestemming Agrarisch met waarden – Landschap met de aanduiding ‘bouwvlak’ te wijzigen in de bestemming Wonen, ten behoeve van de realisatie van twee woningen middels woningsplitsing van een karakteristieke boerderij, onder de volgende voorwaarden:

        1. de te splitsen karakteristieke hoofdbouwmassa heeft een inhoud van meer dan 1000 m3;

        2. de kenmerkende vorm blijft gehandhaafd;

        3. bestaande bijgebouwen die aan het hoofdgebouw vast zitten, mogen bij de woning betrokken worden;

        4. het woon- en leefmilieu ter plaatse van de woning wordt geborgd;

        5. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;

        6. na splitsing is geen verdere vergroting van de woning(en) meer mogelijk;

        7. aangetoond wordt dat de wijziging van de bestemming uitvoerbaar is.

    4.7.10 teeltondersteunend glas tot maximaal 1,5 ha

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming Agrarisch met waarden - Landschap te wijzigen door toevoeging van de aanduiding ‘bouwvlak’, ten behoeve van de realisatie van teeltondersteunend glas tot maximaal 1,5 ha, onder de volgende voorwaarden:

        1. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;

        2. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

        3. de opstallen dienen landschappelijk te worden ingepast. De inpassingsmaatregelen zullen een bijdrage moeten leveren aan het ecologisch functioneren en de landschappelijke beleving van de directe omgeving van het betrokken bedrijf. Daarbij dient rekening te worden gehouden met de lokale cultuurhistorische en landschappelijke waarden en dient men gebruik te maken van inheemse soorten. De omvang van de landschappelijke inpassing bedraagt minimaal 10% van de te vergunnen oppervlakte teeltondersteunende kassen;

        4. er op de bedrijfslocatie hydrologisch neutraal wordt gebouwd;

        5. de voorzieningen noodzakelijk zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering;

        6. om gebruik te kunnen maken van de extra ruimte voor uitbreiding van permanente teeltondersteunende voorzieningen van 0,5 tot 1,5 ha geldt als randvoorwaarde voor het borgen van de ondersteunendheid:

          1. voor boomteeltbedrijven: dat de oppervlakte van de vollegrondsteelt en/of de pot- en containerteelt meer beslaat dan 80 % van de totale oppervlakte van op het bedrijf aanwezige teeltondersteunende kassen;

          2. voor de overige bedrijven: dat de NGE’s uit de vollegrond meer beslaan dan 30% van de NGE’s uit de verschillende op het bedrijf aanwezige teeltondersteunende voorzieningen;

        7. indien assimilatiebelichting wordt toegepast gebeurt de lichtafscherming volgens het convenant dat afgesloten is tussen Land- en Tuinbouw Organisatie Nederland en de Stichting Natuur en Milieu;

        8. bedrijven moeten volwaardig zijn;

        9. de ontwikkelingsruimte mag niet leiden tot het omschakelen of doorgroeien van bedrijven met permanente teeltondersteunende voorzieningen tot zelfstandige glastuinbouwbedrijven;

        10. advies ten aanzien van de noodzaak voor en de volwaardigheid en continuïteit van de bedrijfsvoering wordt gevraagd aan de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen (AAB).

    4.7.11 bergbezinkbassin

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming Agrarisch te wijzigen door toevoeging van de aanduiding ‘specifieke vorm van water - bergbezinkbassin’, ten behoeve van de realisatie van ee bergbezinkbassin, onder de volgende voorwaarden:

        1. de inhoud van zich beneden peil bevindende bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van het bergbezinkbassin bedraagt maximaal 500 m³;

        2. de inhoud van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3 m³;

        3. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 1,5 m;

        4. er dient sprake te zijn van een goede landschappelijke inpassing;

        5. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden.

    Artikel 5 Agrarisch met waarden - Natuur

     

    5.1 bestemmingsomschrijving

     

    5.1.1 algemeen

    De voor Agrarisch met waarden - Natuur aangewezen gronden zijn bestemd voor:

        1. de uitoefening van een agrarisch bedrijf met dien verstande dat de uitoefening glastuinbouw uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘glastuinbouw’ is toegestaan;

        2. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’ is geen bedrijfswoning toegestaan;

        3. ter plaatse van de aanduiding ‘recreatiewoning’ één recreatiewoning;

        4. het behoud van de cultuurhistorische waarde van objecten, zoals opgenomen in bijlage 2 van deze regels;

        5. het behoud van de aanwezige natuurlijke, landschappelijke en abiotische waarden;

    5.1.2 aanvullende doeleinden

    De gronden zijn mede bestemd voor:

        1. openbare nutsvoorzieningen;

        2. extensief recreatief medegebruik;

        3. militair medegebruik;

        4. infrastructurele voorzieningen;

        5. waterhuishoudkundige doeleinden en voorzieningen;

        6. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – minicamping’ een minicamping gedurende het zomerseizoen, met maximaal 25 kampeermiddelen in een strook van 50 m direct aan weerszijden en/of de achterzijde van een agrarisch bouwvlak;

        7. ter plaatse van de aanduiding caravanstalling tevens een caravanstalling;

        8. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - propaaninstallatie’ tevens een propaaninstallatie;

        1. aan huis gebonden beroepen bij een bedrijfswoning met dien verstande dat het vloeroppervlak dat (mede) wordt gebruikt voor de uitoefening van het beroep niet meer mag bedragen dan 50 m2, geen sprake mag zijn van aantoonbaar onevenredige verkeersaantrekkende werking en het beroep uitgeoefend wordt door de gebruiker van de woning.

    5.1.3 toelaatbare bebouwing

    Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 5.1.1 en 5.1.2 genoemde bestemmingen worden opgericht:

        1. gebouwen;

        2. bouwwerken geen gebouwen zijnde.

    5.2 bouwregels

     

    5.2.1 Gebouwen

    Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

        1. de gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak ten behoeve van het ter plaatse gevestigde agrarisch bedrijf;

        2. de maatvoering en situering van bedrijfsgebouwen dient te voldoen aan de kenmerken, zoals opgenomen in tabel 7:

    bedrijfsgebouwen

    min.

    max.

    goothoogte

    n.v.t.

    6,5 m

    bouwhoogte

    n.v.t.

    9 m

    afstand zijdelingse perceelsgrens

    5 m

    n.v.t.

    bedrijfsgebouwen in de vorm van kassen ter plaatse van de aanduiding ‘glastuinbouw’

    min.

    max.

    bouwhoogte

    n.v.t.

    8 m

    oppervlak

    n.v.t.

    3 hectare

    afstand van kassen tot woningen van derden

    50 m

    n.v.t.

    teeltondersteunende kassen

    min.

    max.

    bouwhoogte

    n.v.t.

    8 m

    oppervlak

    n.v.t.

    5.000 m²

    afstand van kassen tot woningen van derden

    50 m

    n.v.t.

    bedrijfswoning

    min.

    max.

    goothoogte

    n.v.t

    6,5 m

    bouwhoogte

    n.v.t.

    9 m

    inhoud

    n.v.t.

    750 m³

    afstand zijdelingse perceelsgrens

    5 m

    n.v.t.

    aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij de bedrijfswoning

    min.

    max.

    goothoogte

    n.v.t.

    3,5 m

    bouwhoogte

    n.v.t.

    4,5 m

    oppervlak

    n.v.t.

    100 m²

    afstand tot zijdelingse perceelsgrens

    5 m

    n.v.t.

    afstand tot de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning

    2 m

    n.v.t.

    sanitaire voorziening t.b.v. minicamping

    min.

    max.

    goothoogte

    n.v.t.

    3,5 m

    bouwhoogte

    n.v.t.

    4,5 m

    oppervlak

    n.v.t.

    50 m²

    recreatiewoning

    min.

    max.

    goothoogte

    n.v.t.

    3,5 m

    bouwhoogte

    n.v.t.

    4,5 m

    oppervlakte

    n.v.t.

    75 m²

    afstand tot zijdelingse perceelsgrens

    3 m

    n.v.t.

    afstand tot de as van de weg

    15 m

    n.v.t.

    aan- en uitbouw en bijgebouw bij de recreatiewoning

    min.

    max.

    goothoogte

    n.v.t.

    3,5 m

    bouwhoogte

    n.v.t.

    4,5 m

    oppervlakte

    n.v.t.

    10 m²

    aantal

    n.v.t

    1

    Tabel 7: Maatvoering en situering van gebouwen

    5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

    Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

        1. voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak gelden de volgende kenmerken, zoals opgenomen in tabel 8:

    bouwwerken, geen gebouw zijnde

    max. hoogte

    overig

    erfafscheidingen

    voor de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning: 1 m

     

    overig: 2 m

    •  

    niet overdekt zwembad

    •  

    de afstand achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning bedraagt minimaal 3 m

    de afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen bedraagt minimaal 5 m

    de afstand tot de bedrijfswoning bedraagt maximaal 20 m

    paardenbakken

    (bedrijfsmatig)

     

    gelegen binnen het bouwvlak

    situering achter de voorgevelrooilijn van de dichtst naar de openbare weg gelegen gevel

    minimale afstand tot het bestemmingsvlak woningen van derden bedraagt 50 m

    maximale hoogte omheining 1,70 m

    ten hoogste 6 lichtmasten per paardenbak met maximale hoogte van 8 m

    oppervlakte bedraagt maximaal 800 m²

    overige andere bouwwerken

    12 m

    n.v.t.

    permanente teeltondersteunende voorzieningen

    2 m

    n.v.t

    Tabel 8: Eisen bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak

        1. buiten het bouwvlak zijn uitsluitend de volgende bouwwerken toegestaan:

          1. erfafscheidingen ten behoeve van afrastering van het agrarisch grondgebruik met een maximale hoogte van 2 meter;

          2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het recreatief medegebruik zoals bewegwijzering en picknicktafels met een maximale hoogte van 2 meter;

    5.3 afwijking van de bouwregels

     

    5.3.1 afwijking overschrijding bouwgrens

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2.1 en 5.2.2 voor het overschrijden van de bouwgrens, mits:

        1. de bouwgrens met maximaal 5 m wordt overschreden;

        2. de overschrijding noodzakelijk is in verband met een doelmatige uitoefening van het bedrijf;

        3. geen aantoonbaar onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;

        4. geen aantoonbaar onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.

    5.3.2 afwijking bouwhoogte bedrijfsgebouwen

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2.1 onder b voor het verhogen van de bouwhoogte tot maximaal 10 m.

    5.3.3 afwijking bouwhoogte mestvergistingsinstallatie

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2.1 voor het verhogen van de bouwhoogte voor een mestvergistingsinstallatie tot maximaal 12 m.

    5.3.4 afwijking tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen en/of overige teeltondersteunende voorzieningen

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2.2 onder b, teneinde tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen en/of overige teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak toe te staan, met dien verstande dat:

        1. de maximale hoogte van tijdelijke dan wel overige teeltondersteunende voorzieningen 2,5 meter is;

        2. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan voor de termijn dat de teelt dit vereist met een maximum van 6 maanden;

        3. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;

        4. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden.

    5.3.5 afwijking paardenbak (hobbymatig)

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2.2 voor het toestaan van een paardenbak (hobbymatig) bij een bedrijfswoning, met dien verstande dat:

        1. deze gebouwd wordt binnen het bouwvlak;

        2. deze gesitueerd wordt achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning;

        3. maximaal 1 paardenbak is toegestaan;

        4. de oppervlakte maximaal 800 m² bedraagt;

        5. de hoogte van de omheining maximaal 1,70 m bedraagt;

        6. de minimale afstand tot het bestemmingsvlak van woning van derden 25 m bedraagt;

        7. er geen lichtmasten mogen worden geplaatst.

    5.3.6 afwijking paardenbak (bedrijfsmatig)

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2.2 voor het toestaan van een paardenbak (bedrijfsmatig), met dien verstande dat:

        1. deze gebouwd wordt binnen het bouwvlak;

        2. gesitueerd achter de voorgevelrooilijn van de dichtst bij de openbare weg gelegen gevel;

        3. maximaal 1 paardenbak is toegestaan;

        4. de oppervlakte maximaal 1.200 m² bedraagt;

        5. de hoogte van de omheining maximaal 1,70 m bedraagt;

        6. de minimale afstand tot het bestemmingsvlak van woning van derden 50 m bedraagt;

        7. ten hoogste 6 lichtmasten per paardenbak mogen worden geplaatst met een maximale hoogte van 8 m.

    5.4 specifieke gebruiksregels

    Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en/of opstallen voor:

        1. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming te verrichten gebruik en plaatsvindt binnen het bouwvlak;

        2. een manege of paardenhouderij met een grote publieks- en verkeersaantrekkende werking;

        3. het gebruik van opstallen voor statische opslag;

        4. het gebruik van bedrijfs- en/of bijgebouwen voor bewoning;

        5. tijdelijke huisvesting van arbeidsmigranten;

        6. het gebruik van ruimten binnen de bedrijfswoning en/of bijgebouwen bij de bedrijfswoning voor aan huis verbonden beroepsactiviteiten dan wel nevenactiviteiten;

        7. het beproeven van of racen/crossen met motoren of voertuigen;

        8. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;

        9. wedstrijd/sportterrein.

    5.5 afwijking van de gebruiksregels

     

    5.5.1 afwijking mantelzorg

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.4 onder d voor het inrichten en/of gebruiken van een bijgebouw, aan- of uitbouw als woonruimte ten behoeve van het bieden of ontvangen van mantelzorg, met inachtneming van de volgende regels:

        1. er dient aantoonbaar sprake te zijn van een zorgbehoefte, welke tijdelijk van aard is;

        2. er dient sprake te blijven van één huishouden, waarvan een gedeelte in een bijgebouw is gehuisvest;

        3. naast de bouwregels voor bijgebouwen in lid 5.2.1 dient tevens voldaan te worden aan het volgende:

          1. het betreffende bijgebouw mag alleen worden bewoond indien het via een doorgang gekoppeld is aan het hoofdgebouw;

          2. het totaal aantal toegestane vierkante meters aan bijgebouwen ten behoeve van inwonende ouders/familieleden mag door de aanbouw ten behoeve van de inwonende ouders/familieleden niet worden overschreden;

          3. zodra de noodzaak van mantelzorg is komen te vervallen (als gevolg van verhuizing of overlijden) moet het gebruik van het bijgebouw als afhankelijke woonruimte worden beëindigd en de woonvoorzieningen worden verwijderd.

    5.5.2 afwijking huisvesting arbeidsmigranten

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.4 onder d voor huisvesting van tijdelijke arbeidsmigranten op het eigen bedrijf en bij voorkeur binnen de bestaande agrarische bedrijfsbebouwing, met dien verstande dat;

        1. per agrarisch bedrijf binnen het bestaande bouwvlak maximaal 10 stacaravans/units mogen worden geplaatst, waarin maximaal 40 personen mogen verblijven;

        2. alle tijdelijke medewerkers die gehuisvest worden bij een bedrijf dienen ook (tijdelijk) werkzaam te zijn bij het betreffende bedrijf;

        3. verblijven dienen op het bouwvlak gesitueerd te worden;

        4. verblijven mogen niet direct steun vinden in de grond of direct met de grond verbonden te zijn;

        5. tussen de stacaravans/units dient een minimale afstand in acht te worden genomen van 5 meter;

        6. de afwijking wordt voor maximaal 8 maanden per jaar al dan niet aanééngesloten verleend, waarbij geldt dat de stacaravans/units buiten deze periode niet aanwezig mogen zijn;

        7. er dient sprake te zijn van een goede landschappelijke inpassing;

        8. parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.

    5.5.3 afwijking dagrecreatieve nevenactiviteiten

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.4 onder f voor het gebruik van bebouwing voor dagrecreatieve nevenactiviteiten, met dien verstande dat de volgende algemene regels voor elke van de onder m tot en met q opgenomen activiteiten gelden:

            1. meerdere nevenactiviteiten op een agrarisch bedrijf zijn toegestaan, met dien verstande dat elke nevenactiviteit apart aan de in het betreffende lid gestelde voorwaarden dient te voldoen;

        1. om de nevenactiviteit te waarborgen wordt bij een combinatie van nevenactiviteiten advies gevraagd aan de Agrarische Adviescommissie Bouwaanvragen (AAB);

        2. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;

        3. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

        4. het bedrijf dient ten behoeve van de nevenactiviteit te voorzien in de parkeergelegenheid op eigen terrein, binnen het bestaande bouwvlak;

        5. de nevenactiviteiten mogen geen aanleiding vormen om het bouwperceel te vergroten, het bedrijf te splitsen of een extra bedrijfswoning toe te staan;

        6. de nevenactiviteit dient gelijktijdig met de hoofdactiviteit te worden beëindigd;

        7. de dagrecreatieve functie mag alleen gerealiseerd worden in bestaande voormalige agrarische bedrijfsgebouwen;

        8. de bovengrens voor kleinschalige dagactiviteiten wordt gesteld op 45% van de bestaande bebouwing met een oppervlakte van maximaal 500 m², tenzij onder m tot en met q anders is bepaald;

        9. ondersteunende horeca is mogelijk tot 20% van het bestaande vloeroppervlak met een minimum van 35 m² en een maximum tot 100 m²;

        10. er dient sprake te zijn van een goede landschappelijke inpassing;

        11. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

        12. aanvullend op lid 5.5.3 onder a tot en met l gelden de volgende specifieke regels voor dagrecreatie in de vorm van educatie, excursie, rondleiding en workshop:

        13. voorwaarde is dat de rondleidingen, excursies een relatie moet hebben met de agrarische functie en/of natuur- landschapsbeheer;

          1. ten behoeve van de genoemde functies is het toegestaan een ruimte in te richten binnen de bestaande gebouwen om gasten te ontvangen en/of voorlichting/lezingen te geven;

          2. het aanbieden van zaalruimte ten behoeve van bijeenkomsten die niet zijn gerelateerd aan de agrarische functie en/of natuur- of landschapsbeheer is niet toegestaan.

          3. aanvullend op lid 5.5.3 onder a tot en met l gelden de volgende specifieke regels voor dagrecreatie in de vorm van een theeschenkerij:

    maximaal 100 m² vloeroppervlak van de bebouwing mag worden gebruikt;

        1. een terras is toegestaan;

          1. speelvoorzieningen zijn toegestaan, tot een maximale bouwhoogte van 2,5 meter.

          2. aanvullend op lid 5.5.3 onder a tot en met l gelden de volgende specifieke regels voor dagrecreatie in de vorm van een congres- en/of vergaderruimte:

    maximaal 500 m² vloeroppervlak van de bebouwing mag worden gebruikt;

        1. deze nevenfunctie is slechts toegestaan bij een cultuurhistorisch waardevol pand als opgenomen in bijlage 2 van deze regels.

          1. aanvullend op lid 5.5.3 onder a tot en met l gelden de volgende specifieke regels voor dagrecreatie in de vorm van verhuur:

        2. het betreft verhuur welke is gerelateerd aan het recreatief medegebruik van het buitengebied;

          1. verhuur van paarden, huifkarren en andere aan de hippische sport verbonden activiteiten vallen binnen deze vorm van dagrecreatie;

          2. de verhuurmiddelen behoren tot de categorie extensieve recreatie en zijn niet gemotoriseerd.

          3. aanvullend op lid 5.5.3 onder a tot en met l gelden de volgende specifieke regels voor dagrecreatie in de vorm van boerengolf / poldersport:

        3. gebruik van maximaal 2 hectare aaneengesloten gronden direct grenzend aan het bouwvlak;

          1. het oprichten van bouwwerken geen gebouwen zijnde, in de vorm van reclameborden en/of neonreclame, lichtmasten en/of lichtbakken is niet toegestaan;

          2. de benodigde attributen moeten verplaatsbaar zijn.

    5.5.4 afwijking verblijfsrecreatieve nevenactiviteiten

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.4 onder f voor het gebruik van bebouwing voor verblijfsrecreatieve nevenactiviteiten, met dien verstande dat de volgende algemene regels voor elke vorm van de onder l tot en met p genoemde verblijfsrecreatieve nevenactiviteiten gelden:

        1. meerdere nevenactiviteiten op een agrarisch bedrijf worden toegestaan, met dien verstande dat elke nevenactiviteit apart aan de in het betreffende lid gestelde voorwaarden dient te voldoen;

        2. om de nevenactiviteit te waarborgen wordt bij een combinatie van nevenactiviteiten advies gevraagd aan de Agrarische Adviescommissie Bouwaanvragen (AAB);

        3. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;

        4. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

        5. het bedrijf dient ten behoeve van de nevenactiviteit te voorzien in de parkeergelegenheid op eigen terrein, binnen het bestaande bouwvlak;

        6. de nevenactiviteiten mogen geen aanleiding vormen om het bouwperceel te vergroten, het bedrijf te splitsen of een extra bedrijfswoning toe te staan;

        7. de nevenactiviteit dient gelijktijdig met de hoofdactiviteit te worden beëindigd;

        8. de ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende agrarische bedrijven mogen niet worden beperkt;

        9. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

        10. de verblijfsrecreatieve functie mag niet worden gebruikt voor tijdelijke arbeidskrachten;

        11. landschappelijke inpassing is verplicht;

        12. permanente bewoning is niet toegestaan.

        13. aanvullend op lid 4.5.4 onder a tot en met l gelden de volgende specifieke regels voor verblijfsrecreatie in de vorm van kamperen bij de boer:

          1. toegestaan zijn maximaal 25 kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans, aansluitend aan het bouwvlak;

          2. alleen toegestaan in het kampeerseizoen;

          3. niet toegestaan ter plaatse van de dubbelbestemming Waarde - Ecologie – EHS dan wel ter plaatse van de aanduiding ‘openheid’.  

        14. aanvullend op lid 5.5.4 onder a tot en met l gelden de volgende specifieke regels voor verblijfsrecreatie in de vorm van een kampeerboerderij / groepsaccomodatie:

          1. maximaal 500 m² vloeroppervlak van de bebouwing mag worden gebruikt;

          2. het toegestane aantal woningen mag niet worden uitgebreid;

          3. speelvoorzieningen zijn toegestaan, tot een maximale bouwhoogte van 2,5 meter.

        15. aanvullend op lid 5.5.4 onder a tot en met l gelden de volgende specifieke regels voor verblijfsrecreatie in de vorm van boerderijkamers / appartementen:

          1. het totaal oppervlak aan boerderijkamers / appartementen is maximaal 500 m² vloeroppervlak van de bebouwing;

          2. het maximale aantal boerderijkamers / appartementen bedraagt 4;

          3. de oppervlakte van één boerderijkamer / appartement is maximaal 60 m²;

          4. de boerderijkamers en/ of appartementen dienen in de nabijheid van de bedrijfswoning te worden gerealiseerd.

        16. aanvullend op lid 5.5.4 onder a tot en met l gelden de volgende specifieke regels voor verblijfsrecreatie in de vorm van trekkershutten:

          1. de trekkershut dient te bestaan uit één ruimte, zonder verdieping, waar maximaal 4 personen in kunnen overnachten;

          2. de oppervlakte bedraagt maximaal 30 m².

        17. aanvullend op lid 5.5.4 onder a tot en met l gelden de volgende specifieke regels voor verblijfsrecreatie in de vorm van een bed and breakfast:

          1. een bed and breakfast kan alleen worden aangeboden door de hoofdbewoner van het pand;

          2. de woning dient door de hoofdgebruiker te worden bewoond;

          3. de hoofdfunctie van de woning waarin een bed and breakfast gevestigd wordt, moet wonen blijven;

          4. het maximale aantal personen dat tegelijkertijd van een bed and breakfast accommodatie gebruik kan maken, is 10;

          5. maximaal vier kamers mogen worden ingericht als bed and breakfast kamer;

          6. bed and breakfast kamers mogen niet als zelfstandige wooneenheid functioneren;

          7. parkeren dient plaats te vinden op eigen terrein.

          8. het authentieke uiterlijk en/of de verschijningsvorm van de woning moet worden gehandhaafd;

          9. er mogen geen aanverwante voorzieningen zoals speeltuintjes, wc-hokjes, stallingen, detailhandel et cetera gerealiseerd worden;

          10. permanente bewoning wordt niet toegestaan.

    5.5.5 Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid onder f voor het gebruik van bebouwing voor verkoop van producten als nevenactiviteit, met dien verstande dat de volgende regels gelden:

        1. meerdere nevenactiviteiten op een agrarisch bedrijf zijn toegestaan, met dien verstande dat elke nevenactiviteit apart aan de in het betreffende lid gestelde voorwaarden dient te voldoen;

        2. om de nevenactiviteit te waarborgen wordt bij een combinatie van nevenactiviteiten advies gevraagd aan de Agrarische Adviescommissie Bouwaanvragen (AAB);

        3. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;

        4. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

        5. het bedrijf dient ten behoeve van de nevenactiviteit te voorzien in de parkeergelegenheid op eigen terrein, binnen het bestaande bouwvlak;

        6. de nevenactiviteiten mogen geen aanleiding vormen om het bouwperceel te vergroten, het bedrijf te splitsen of een extra bedrijfswoning toe te staan;

        7. de nevenactiviteit dient gelijktijdig met de hoofdactiviteit te worden beëindigd;

        8. er moet sprake zijn van een winkel die aan de agrarische functie is verbonden;

        9. maximaal 200 m² van de vloeroppervlakte van de bebouwing mag worden gebruikt voor de verkoop van producten met dien verstande dat dit maximum niet van toepassing is voor de be- en verwerkingsruimte van de eigen producten voor zover het betreft de verkoop van eigen vervaardigde producten dan wel de verkoop van streekeigen en/of biologische producten;

        10. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

        11. de genoemde producten moeten worden aangeboden in verse vorm of primair verwerkte vorm;

        12. de verkoopruimte moet worden geëxploiteerd door één van de leden van het huishouden dat op het perceel woont of werkzaam is in het agrarisch bedrijf.

    5.5.6 afwijking zorglandbouw als nevenactiviteit

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.4 onder f voor het gebruik van bebouwing voor zorglandbouw als nevenactiviteit, met dien verstande dat de volgende regels gelden:

        1. meerdere nevenactiviteiten op een agrarisch bedrijf worden toegestaan, met dien verstande dat elke nevenactiviteit apart aan de in het betreffende lid gestelde voorwaarden dient te voldoen;

        2. om de nevenactiviteit te waarborgen wordt bij een combinatie van nevenactiviteiten advies gevraagd aan de Agrarische Adviescommissie Bouwaanvragen (AAB);

        3. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;

        4. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

        5. het bedrijf dient ten behoeve van de nevenactiviteit te voorzien in de parkeergelegenheid op eigen terrein, binnen het bestaande bouwvlak;

        6. de nevenactiviteiten mogen geen aanleiding vormen om het bouwperceel te vergroten, het bedrijf te splitsen of een extra bedrijfswoning toe te staan;

        7. de nevenactiviteit dient gelijktijdig met de hoofdactiviteit te worden beëindigd;

        8. ondersteunende horeca is niet toegestaan;

        9. inwoning is niet toegestaan.

    5.5.7 afwijking paarden als nevenactiviteit

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.4 onder f voor paarden als nevenactiviteit, met dien verstande dat de volgende regels gelden:

        1. meerdere nevenactiviteiten op een agrarisch bedrijf worden toegestaan, met dien verstande dat elke nevenactiviteit apart aan de in het betreffende lid gestelde voorwaarden dient te voldoen;

        2. om de nevenactiviteit te waarborgen wordt bij een combinatie van nevenactiviteiten advies gevraagd aan de Agrarische Adviescommissie Bouwaanvragen (AAB);

        3. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;

        4. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

        5. het bedrijf dient ten behoeve van de nevenactiviteit te voorzien in de parkeergelegenheid op eigen terrein, binnen het bestaande bouwvlak;

        6. de nevenactiviteiten mogen geen aanleiding vormen om het bouwperceel te vergroten, het bedrijf te splitsen of een extra bedrijfswoning toe te staan;

        7. de nevenactiviteit dient gelijktijdig met de hoofdactiviteit te worden beëindigd.

    5.5.8 afwijking aan huis gebonden bedrijf

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.4 onder f voor het toestaan van een aan huis gebonden bedrijf, met dien verstande dat:

        1. het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden en naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;

        2. de vloeroppervlakte van de woning en bijgebouwen, aan- en uitbouwen gezamenlijk maximaal 50 m² ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn;

        3. het uitoefenen van bedrijvigheid die vergunnings- of meldingsplichtig is op grond van de Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving niet is toegestaan, tenzij het gebruik de woonfunctie op zichzelf en in relatie tot zijn omgeving niet zal aantasten;

        4. degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw uitvoert tevens gebruiker van de woning is;

        5. het niet betreft zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;

        6. de uitoefening van detailhandel niet is toegestaan, uitgezonderd als ondergeschikte nevenactiviteit gerelateerd aan het desbetreffende bedrijf.

    5.6 omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om een omgevingsvergunning te verlenen ten behoeve van het oprichten van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak, met dien verstande dat:

        1. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

        2. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.

    5.7 wijzigingsbevoegdheid

     

    5.7.1 uitbreiding van het agrarisch bouwvlak

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch te wijzigen, ten behoeve van uitbreiding van een agrarisch bouwvlak. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

        1. de mogelijkheid voor toepassing van de wijzigingsbevoegdheid is toegestaan voor een grondgebonden agrarisch bedrijf tot een maximum omvang van het bouwvlak van 1,5 ha;

        2. de uitbreiding noodzakelijk is uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en/of ontwikkeling en/of continuïteit van het agrarisch bedrijf;

        3. uitbreiding in of in de nabijheid van de dubbelbestemming ‘Waarde - Ecologie - Verbindingszone’ is slechts toegestaan wanneer het functioneren van de ecologische verbindingszone niet wordt geschaad;

        4. uitbreiding binnen de de dubbelbestemming ‘Waarde - Ecologie - EHS’ is niet toegestaan;

        5. bij uitbreiding sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing waarvoorten minste 10% van het bouwvlak wordt aangewend en dat wordt aangetoond middels het overleggen van een landschapsplan;

        6. uitbreiding ten behoeve van permanente teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde kassen, is toegestaan;

        7. zuinig ruimtegebruik als uitgangspunt geldt;

        8. advies ten aanzien van de noodzaak voor en de volwaardigheid en continuïteit van de bedrijfsvoering wordt gevraagd aan de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen (AAB);

        9. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

        10. aangetoond wordt dat de wijziging van de bestemming uitvoerbaar is;

        11. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.

    5.7.2 hervestiging van en omschakeling naar grondgebonden agarisch bedrijf

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch te wijzigen ten behoeve van de hervestiging van en omschakeling naar een grondgebonden agrarisch bedrijf binnen een bestaand bouwvlak. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

        1. er sprake is van een volwaardig bedrijf;

        2. gebouwen en andere voorzieningen ten behoeve van het bedrijf zoveel mogelijk geconcentreerd zijn in het bouwvlak;

        3. bij uitbreiding sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing dat wordt aangetoond middels het overleggen van een landschapsplan;

        4. advies ten aanzien van de noodzaak voor en de volwaardigheid en continuïteit van de bedrijfsvoering wordt gevraagd aan de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen (AAB);

        5. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

        6. aangetoond wordt dat de wijziging van de bestemming uitvoerbaar is;

        7. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.

    5.7.3 bedrijfswoning

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch met waarden- Natuur met de aanduiding ‘bouwvlak’ te wijzigen door de aanduiding ‘bedrijfswoning’ toe te voegen. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast, onder de volgende voorwaarden:

        1. er sprake is van een volwaardig bedrijf;

        2. het een bedrijf betreft met minimaal één volwaardige arbeidskracht, waarvan de continuïteit op de langere termijn wordt gewaarborgd;

        3. het bedrijf zonder een agrarische bedrijfswoning redelijkerwijs op langere termijn niet te exploiteren is;

        4. er nog niet eerder een agrarische bedrijfswoning voor het bedrijf is gebouwd, of er nog niet een eerder gebouwde bedrijfswoning is afgestoten;

        5. voldaan wordt aan de bouwregels opgenomen in de bouwregels van het betreffende artikel;

        6. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

        7. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en bedrijven;

        8. aangetoond wordt dat wijziging van de bestemming uitvoerbaar is;

        9. het woon- en leefmilieu ter plaatse van de te realiseren bedrijfswoning wordt geborgd;

        10. advies ten aanzien van de noodzaak voor en de volwaardigheid en continuïteit van de bedrijfsvoering wordt gevraagd aan de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen (AAB).

    5.7.4 wonen

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch met waarden – Landschap met de aanduiding ‘bouwvlak’ te wijzigen in de bestemming Wonen. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast, onder de volgende voorwaarden:

        1. voor bewoning mag worden gebruikt de ten tijde van bedrijfsbeëindiging bestaande bedrijfswoning(en);

        2. de inhoud van de woning mag maximaal de inhoud van de op het moment van het wijzigingsbesluit aanwezige woning bedragen;

        3. het aantal woningen moet beperkt blijven tot het bestaande aantal woningen dat op het moment van het nemen van het wijzigingsbesluit aanwezig is;

        4. van de overtollige stallen en andere voormalige bedrijfsgebouwen moet een substantieel deel gesloopt worden, tenzij deze gebouwen een bijzondere cultuurhistorische waarde hebben;

        5. geen afbreuk wordt gedaan aan, of aantasting plaatsvindt van, in de directe omgeving aanwezige natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodemhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

        6. het woon- en leefmilieu ter plaatse van de woning wordt geborgd;

        1. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;

        2. aangetoond wordt dat de wijziging van de bestemming uitvoerbaar is.

    5.7.5 wonen cultuurhistorisch waardevol bijgebouw

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij de beëindiging van een agrarisch bedrijf de bestemming Agrarisch met waarden – Landschap met de aanduiding ‘bouwvlak’ te wijzigen in de bestemming Wonen, ten behoeve van de realisatie van één woning in een cultuurhistorisch waardevol bijgebouw, naast de bestaande en vergunde (bedrijfs)woning(en). Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

        1. wijziging is uitsluitend toegestaan indien de locatie niet duurzaam is dan wel niet blijvend geschikt is/wordt geacht voor agrarisch hergebruik voor de opvang van te verplaatsen agrarische bedrijven, hetgeen dient te worden aangetoond op basis van de handleiding duurzame locatie en duurzame projectlocaties;

        2. het één bijgebouw betreft dat is opgenomen in bijlage 2 behorende bij deze regels;

        3. de inhoudsmaat van de woning maximaal 750 m³ bedraagt van het bestaande karaktersitieke bijgebouw;

        4. de kenmerkende vorm en de cultuurhistorische waarden van het betreffende bijgebouw gehandhaafd blijven;

        5. de woning past binnen het, op basis van de provinciale woningbouwbehoefteprognose, vastgestelde gemeentelijke woningbouwprogramma;

        6. na realisatie geen vergroting van de woning plaatsvindt;

        7. aangetoond wordt dat wijziging van de bestemming uitvoerbaar is;

        8. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

        9. het woon- en leefmilieu ter plaatse van de woning wordt geborgd;

        10. er mag geen sprake zijn van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.

    5.7.6 woningsplitsing

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij de beëindiging van een agrarisch bedrijf de bestemming Agrarisch met waarden – Landschap met de aanduiding ‘bouwvlak’ te wijzigen in de bestemming Wonen, ten behoeve van de realisatie van twee woningen middels woningsplitsing van een karakteristieke boerderij, onder de volgende voorwaarden:

        1. de te splitsen karakteristieke hoofdbouwmassa heeft een inhoud van meer dan 1000 m3;

        2. de kenmerkende vorm blijft gehandhaafd;

        3. bestaande bijgebouwen die aan het hoofdgebouw vast zitten, mogen bij de woning betrokken worden;

        4. het woon- en leefmilieu ter plaatse van de woning wordt geborgd;

        5. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;

        6. na splitsing is geen verdere vergroting van de woning(en) meer mogelijk;

        7. aangetoond wordt dat de wijziging van de bestemming uitvoerbaar is.

    5.7.7 bergbezinkbassin

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming Agrarisch te wijzigen door toevoeging van de aanduiding ‘specifieke vorm van water - bergbezinkbassin’, ten behoeve van de realisatie van ee bergbezinkbassin, onder de volgende voorwaarden:

        1. de inhoud van zich beneden peil bevindende bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van het bergbezinkbassin bedraagt maximaal 500 m³;

        2. de inhoud van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3 m³;

        3. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 1,5 m;

        4. er dient sprake te zijn van een goede landschappelijke inpassing;

        5. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden.

    Artikel 6 Bedrijf

     

    6.1 bestemmingsomschrijving

     

    6.1.1 algemeen

    De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:

        1. bedrijven ter plaatse van de aanduidingen:

        2. agrarisch loonbedrijf: een agrarisch loonbedrijf;

        3. caravanstalling: een caravanstalling;

        4. detailhandel volumineus: detailhandel in volumineuze goederen;

        5. garage: een garagebedrijf;

        6. hovenier: een hovenier;

        7. opslag: opslag;

        8. specifieke vorm van bedrijf – aannemersbedrijf: een aannemersbedrijf;

        9. specifieke vorm van bedrijf – afvalinzameling: afvalinzameling;

        10. specifieke vorm van bedrijf - afvalverwerking : een afvalverwerkingsbedrijf;

        11. specifieke vorm van bedrijf – autodemonagebedrijf: een autodemontagebedrijf;

        12. specfieke vorm van bedrijf – bewateringsbedrijf: een bewateringsbedrijf;

        13. specifieke vorm van bedrijf – bosbouwmachines: reparatie en verkoop van tuin- en bosbouwmachines;

        14. specifieke vorm van bedrijf – carrosseriebouw: carrosseriebouw;

        15. specifieke vorm van bedrijf – houthandel: een houthandel en houtbewerkingsbedrijf;

        16. specifieke vorm van bedrijf – installatiebedrijf: een installatiebedrijf;

        17. specifieke vorm van bedrijf - metaalverwerkend bedrijf een metaalverwerkend

        18. bedrijf;

        19. specifieke vorm van bedrijf – metaalhandel: een metaalhandel;

        20. specifieke vorm van bedrijf - opslag en distributie: opslag en distributie;

        21. specifieke vorm van bedrijf – recycling: een recyclingbedrijf;

        22. specifieke vorm van bedrijf- stalling: een stalling voor boten, caravans en oldtimers;

        23. specifieke vorm van bedrijf – timmerbedrijf een timmerbedrijf – en werkplaats;

        24. specifieke vorm van bedrijf – transportbedrijf: een transportbedrijf;

        25. verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg: een verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg

        26. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ een bedrijfswoning;

        27. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ en ‘maximaal aantal woon-eenheden’ twee bedrijfswoningen ten behoeve van de bedrijfsvoering;

        28. aan huis gebonden beroepen met dien verstande dat het vloeroppervlak dat (mede) wordt gebruikt voor de uitoefening van het beroep niet meer mag bedragen dan 50 m2, geen sprake mag zijn van aantoonbaar onevenredige verkeersaantrekkende werking en het beroep uitgeoefend wordt door de gebruiker van de woning.

    met bijbehorende wegen en paden, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

    6.1.2 toelaatbare bebouwing

    Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 6.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

        1. gebouwen;

        2. bouwwerken geen gebouwen zijnde.

    6.2 bouwregels

     

    6.2.1 gebouwen

    Bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen voldoen aan de volgende kenmerken:

        1. gebouwd binnen het bouwvlak;

        2. goot- en bouwhoogte de ter plaatse van de aanduiding maximale goot- en bouwhoogte (m) aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte;

        3. de oppervlakte van de bebouwing maximaal het ter plaatse van de aanduiding maximum oppervlakte (BVO) (m²) aangegeven maximum oppervlak, met dien verstande dat wanneer geen oppervlakte is aangeduid het bouwvlak in zijn geheel mag worden bebouwd;

        4. inhoud van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 750 m³;

        5. goot- en bouwhoogte van de bedrijfswoning maximaal 5 respectievelijk 9 m;

        6. de afstand tot de perceelsgrenzen dient minimaal 2 m te bedragen;

        7. de dakhelling bedraagt minimaal 30° en maximaal 65°;

    6.2.2 bedrijfsgebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen

    In afwijking van het bepaalde in lid 6.2.1 geldt voor bedrijfsgebouwen ten behoeve van een nutsvoorziening dat de oppervlakte maximaal 15 m² en de bouwhoogte maximaal 2,5 m bedraagt.

    6.2.3 aan- en uitbouwen, bijgebouwen

    Aan- en uitbouwen, bijgebouwen bij de bedrijfswoning voldoen aan de volgende kenmerken:

        1. gebouwd binnen het bouwvlak;

        2. de goot- en bouwhoogte bedraagt maximaal 3,5 m respectievelijk 4,5 m;

        3. in of achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning op te richten;

        4. de oppervlakte bedraagt maximaal 100 m².

    6.2.4 bouwwerken, geen gebouwen zijnde:

    Bouwwerken, geen gebouwen zijnde voldoen aan de volgende kenmerken:

        1. bij de bedrijfswoning mag een niet overdekt zwembad worden opgericht, met dien verstande dat:

          1. gebouwd wordt binnen het bouwvlak;

          2. de afstand tot de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning minimaal 3 m bedraagt;

          3. de afstand tot de perceelsgrenzen minimaal 5 m bedraagt;

          4. de afstand van de woning tot het zwembad maximaal 20 m bedraagt

        2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 4 m.

    6.3 afwijking van de bouwregels

     

    6.3.1 Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid onder b dan wel e, mits de maat met maximaal m wordt overschreden.

     

    6.3.2 Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid onder c ten behoeve van de uitbreiding van een bedrijf, met dien verstande dat:

        1. de uitbreiding maximaal 15% bedraagt van de oppervlakte van het bestaande bedrijf exclusief bedrijfswoning en daarbij behorende bijgebouwen;

        2. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

        3. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;

        4. er voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid;

        5. er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;

        6. bedrijven die zijn ontstaan op een vrijkomende agrarische bedrijfslocatie mogen niet meer worden vergroot.

    6.4 specifieke gebruiksregels

    Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en/of opstallen voor:

        1. het uitoefenen van detailhandel, anders dan als ondergeschikte nevenactiviteit bij ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteiten;

        2. de opslag van goederen en materialen op onbebouwde gronden binnen 3 meter van de bouwperceelsgrens en hoger dan 4 m;

        3. bedrijven als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit Wet milieubeheer;

        4. bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

        5. opslag van meer dan 10.000 kilo consumentenvuurwerk;

        6. inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het Besluit m.e.r.;

        7. het gebruik van ruimten binnen de woning en/of bijgebouwen bij de woning voor aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten.

    6.5 afwijking van de gebruiksregels

     

    6.5.1 ander bedrijf

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.1 voor het toestaan van een ander bedrijf dan ter plaatse is toegestaan, met uitzondering van nutsvoorzieningen, mits:

        1. het bedrijf is opgenomen in de categorieën 1 of 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten welke als bijlage 1 bij deze regels is gevoegd, dan wel het een bedrijf betreft dat wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk kan worden gesteld met een bedrijf genoemd in de categorieën 1 of 2;

        2. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

        3. geen sprake is van een vergroting van de verkeersaantrekkende werking;

        4. parkeren op eigen terrein plaatsvindt;

        5. sprake moet zijn van een goede landschappelijke inpassing wat wordt aangetoond middels het overleggen van een landschapsplan.

    6.5.2 opslag

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.4 voor de opslag van goederen en materialen op onbebouwde gronden tot op de bouwperceelsgrens.

    6.5.3 afwijking aan huis gebonden bedrijf

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.4 onder g voor het toestaan van een aan huis gebonden bedrijf, met dien verstande dat:

        1. het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden en naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;

        2. de vloeroppervlakte van de woning en bijgebouwen, aan- en uitbouwen gezamenlijk maximaal 50 m² ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn;

        3. het uitoefenen van bedrijvigheid die vergunnings- of meldingsplichtig is op grond van de Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving niet is toegestaan, tenzij het gebruik de woonfunctie op zichzelf en in relatie tot zijn omgeving niet zal aantasten;

        4. degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw uitvoert tevens gebruiker van de woning is;

        5. het niet betreft zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;

        6. de uitoefening van detailhandel niet is toegestaan, uitgezonderd als ondergeschikte nevenactiviteit gerelateerd aan het desbetreffende bedrijf.

    6.6 wijzigingsbevoegdheid

     

    6.6.1 agrarisch bouwvlak

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Bedrijf te wijzigen in de bestemming Agrarisch met de aanduiding ‘bouwvlak’ ten behoeve van de vestiging van een agrarisch bedrijf, onder de volgende voorwaarden:

        1. de vestiging van een intensieve veehouderij niet is toegestaan;

        2. advies ten aanzien van de noodzaak voor en de volwaardigheid en continuïteit van de bedrijfsvoering wordt gevraagd aan de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen (AAB);

        3. sprake moet zijn van een goede landschappelijke inpassing wat wordt aangetoond middels het overleggen van een landschapsplan;

        4. aangetoond wordt dat wijziging van de bestemming uitvoerbaar is;

        5. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

        6. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.

    6.6.2 wonen

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Bedrijf met de aanduiding ‘bouwvlak’ te wijzigen in de bestemming Wonen. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast, onder de volgende voorwaarden:

        1. voor bewoning mag worden gebruikt de ten tijde van bedrijfsbeëindiging bestaande bedrijfswoning(en);

        2. de inhoud van de woning mag maximaal de inhoud van de op het moment van het wijzigingsbesluit aanwezige woning bedragen;

        3. het aantal woningen moet beperkt blijven tot het bestaande aantal woningen dat op het moment van het nemen van het wijzigingsbesluit aanwezig is;

        4. van de overtollige voormalige bedrijfsgebouwen moet een substantieel deel gesloopt worden, tenzij deze gebouwen een bijzondere cultuurhistorische waarde hebben;

        5. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

        6. aangetoond wordt dat de wijziging van de bestemming uitvoerbaar is;

        7. het woon- en leefmilieu ter plaatse van de woning wordt geborgd;

        8. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.

    Artikel 7 Bedrijf - Nutsvoorziening

     

    7.1 Bestemmingsomschrijving

     

    7.1.1 Algemeen

    De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijven ter plaatse van de aanduidingen:

    Gemaal: een rioolpersgemaal;

    specifieke vorm van bedrijf – electriciteitsvoorziening: een electriciteitsvoorziening;

    specifieke vorm van bedrijf – gasstation: een gasstation;

        1. met oppervlakteverhardingen en groenvoorzieningen.

    7.1.2 toelaatbare bebouwing

    Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 7.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

        1. gebouwen in de vorm van een meet- en regelstation en gemalen;

        2. bouwwerken geen gebouwen zijnde.

    7.2 Bouwregels

     

    7.2.1 Gebouwen

    Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

        1. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - electriciteitsvoorziening’ bedraagt de oppervlakte maximaal 50 m²;

        2. ter plaatse van de aanduiding ‘gemaal’ dan wel ‘specifieke vorm van bedrijf – gasstation’ bedraagt de oppervlakte maximaal 100 m²;

        3. de goothoogte bedraagt maximaal 3,5 m;

        4. de afstand van de gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 5 m;

    7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

    De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 m.

    Artikel 8 Bedrijf - Waterwinbedrijf

     

    8.1 bestemmingsomschrijving

     

    8.1.1 algemeen

    De voor Bedrijf - Waterwinbedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:

        1. de bescherming van bodem- en grondwater ten behoeve van de openbare drinkwatervoorziening;

        2. de instandhouding van een puttenveld ten behoeve van de waterwinning;

        3. het behoud van de aanwezige natuur- en landschapswaarden,

    met bijbehorende verhardingen, en voorzieningen, zoals een retentievijver, onthardingsinstallatie en kalk-opslag.

    8.1.2 toelaatbare bebouwing

    Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 8.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

        1. gebouwen;

        2. bouwwerken geen gebouwen zijnde.

    8.2 bouwregels

     

    8.2.1 gebouwen

    Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

        1. de goothoogte van een trafo dient maximaal 3 m te bedragen;

        2. de oppervlakte van een trafo dient maximaal 25 m² te bedragen;

        3. de goothoogte van een pompgebouw en aanverwante gebouwen bedraagt maximaal 10 m;

        4. de bouwhoogte van een put bedraagt maximaal 2 m;

        5. de gezamenlijke oppervlakte van het pompgebouw en aanverwante gebouwen bedraagt maximaal 4.340 m².

    8.2.2 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

    De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 m.

    Artikel 9 Bos

     

    9.1 bestemmingsomschrijving

     

    9.1.1 algemeen

    De voor Bos aangewezen gronden zijn bestemd voor:

        1. bos en bebossing;

        2. instandhouding van het bos en de natuurwaarden;

        3. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;

        4. extensief recreatief medegebruik;

        5. militair medegebruik;

    met bijbehorende wegen en verhardingen en parkeervoorzieningen.

    9.1.2 bruikbaarheid militaire objecten

    het gebruik van de grond en de zich daar bevindende bouwwerken mogen de bruikbaarheid van het militaire object en de uitoefening van de defensietaak niet belemmeren.

    9.1.3 toelaatbare bebouwing

    Op deze gronden mogen geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht.

    9.2 specifieke gebruiksregels

    Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en/of opstallen voor:

        1. het beoefenen van hondensport en het trainen van honden;

        2. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest.

    9.3 omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

     

    9.3.1 omgevingsvergunningplichtige werken

     

    9.3.2 Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in lid bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

        1. het aanbrengen van hoogopgaand en/of diepwortelende beplanting, waaronder bijvoorbeeld houtgewas;

        2. het vellen van houtgewas;

        3. c. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;

        4. het verrichten van grondroeractiviteiten, bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage, anders dan normaal spit- en ploegwerk;

        5. diepploegen vanaf 0,5 meter;

        6. het aanbrengen van gesloten verhardingen;

        7. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;

        8. het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en anderstraatmeubilair;

        9. het aanbrengen van kleine voorzieningen ten behoeve van extensieve recreatie.

    9.3.3 uitzonderingen

    Geen omgevingsvergunning is nodig voor:

        1. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;

        2. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning.

    Artikel 10 Cultuur en ontspanning

     

    10.1 bestemmingsomschrijving

     

    10.1.1 algemeen

    De voor Cultuur en ontspanning aangewezen gronden zijn bestemd voor:

        1. cultuur en ontspanning;

        2. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ een bedrijfswoning;

        3. ter plaatse van de aanduiding ‘seksinrichting’ een seksinrichting;

        4. aan huis gebonden beroepen met dien verstande dat het vloeroppervlak dat (mede) wordt gebruikt voor de uitoefening van het beroep niet meer mag bedragen dan 50 m2, geen sprake mag zijn van aantoonbaar onevenredige verkeersaantrekkende werking en het beroep uitgeoefend wordt door de gebruiker van de woning,

    met bijbehorende wegen en paden, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

    10.1.2 toelaatbare bebouwing

    Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 10.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

        1. gebouwen;

        2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

    10.2 bouwregels

     

    10.2.1 gebouwen

    Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

        1. gebouwd binnen het bouwvlak;

        2. goot- en bouwhoogte maximaal 3,5 m respectievelijk 10 m;

        3. het bebouwd oppervlak van het bouwperceel maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' aangegeven m²;

        4. inhoud van de bedrijfswoning maximaal 750 m3;

        5. goot- en bouwhoogte van de bedrijfswoning maximaal 5 respectievelijk 9 m;

        6. de afstand tot de perceelsgrenzen dient minimaal 2 m te bedragen.

    10.2.2 aan- en uitbouwen en bijgebouwen

    Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij de bedrijfswoning voldoen aan de volgende kenmerken:

        1. gebouwd binnen het bouwvlak;

        2. goot- en bouwhoogte maximaal 3,5 m respectievelijk 4,5 m;

        3. in of achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning op te richten;

        4. de oppervlakte bedraagt maximaal 100 m².

    10.2.3 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

    Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voldoen aan de volgende kenmerken:

        1. bij de bedrijfswoning mag een niet overdekt zwembad worden opgericht, met dien verstande dat:

          1. gebouwd wordt binnen het bouwvlak;

          2. de afstand tot de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning minimaal 3 m bedraagt;

          3. de afstand tot de perceelsgrenzen minimaal 5 m bedraagt;

          4. de afstand van de woning tot het zwembad maximaal 20 m bedraagt

        2. bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 2 m.

    10.3 afwijking van de bouwregels

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 10.2.1 onder b dan wel e, mits de maat met maximaal 1 m wordt overschreden.

    10.4 specifieke gebruiksregels

    Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en/of opstallen voor:

        1. het gebruik van gronden voor kampeermiddelen;

        2. het gebruik van opstallen voor statische opslag;

        3. het gebruik van bedrijfs- en/of bijgebouwen voor bewoning;

        4. het gebruik van ruimten binnen de woning en/of bijgebouwen bij de woning voor aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten;

        5. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting, anders dan ter plaatse van de aanduiding ‘seksinrichting’.

    10.5 afwijking van de gebruiksregels

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 10.4 onder d voor het toestaan van een aan huis gebonden bedrijf, met dien verstande dat:

        1. het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden en naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;

        2. de vloeroppervlakte van de woning en bijgebouwen, aan- en uitbouwen gezamenlijk maximaal 50 m² ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn;

        3. het uitoefenen van bedrijvigheid die vergunnings- of meldingsplichtig is op grond van de Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving niet is toegestaan, tenzij het gebruik de woonfunctie op zichzelf en in relatie tot zijn omgeving niet zal aantasten;

        4. degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw uitvoert tevens gebruiker van de woning is;

        5. het niet betreft zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;

        6. de uitoefening van detailhandel niet is toegestaan, uitgezonderd als ondergeschikte nevenactiviteit gerelateerd aan het desbetreffende bedrijf.

    Artikel 11 Detailhandel

     

    11.1 bestemmingsomschrijving

     

    11.1.1 algemeen

    De voor Detailhandel aangewezen gronden zijn bestemd voor:

        1. detailhandel;

        2. ter plaatse van de aanduidingen:

    detailhandel volumineus tevens detailhandel in volumineuze goederen;

    specifieke vorm van detailhandel – vogelspeciaalzaak: een vogelspeciaalzaak;

    tuincentrum: een tuincentrum;

        1. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ een bedrijfswoning;

        2. aan huis gebonden beroepen met dien verstande dat het vloeroppervlak dat (mede) wordt gebruikt voor de uitoefening van het beroep niet meer mag bedragen dan 50 m2, geen sprake mag zijn van aantoonbaar onevenredige verkeersaantrekkende werking en het beroep uitgeoefend wordt door de gebruiker van de woning,

    met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

    11.1.2 toelaatbare bebouwing

    Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 11.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

        1. gebouwen;

        2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

    11.2 bouwregels

     

    11.2.1 gebouwen

    Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

        1. gebouwd binnen het bouwvlak;

        2. goot- en bouwhoogte maximaal 5 m respectievelijk 9 m, met dien verstande dat in afwijking hiervan de ter plaatse van de aanduiding maximale goot- en bouwhoogte (m) aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte geldt;

        3. het bebouwd oppervlak van het bouwperceel maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' aangegeven m²;

        4. inhoud van de bedrijfswoning maximaal 750 m3;

        5. goot- en bouwhoogte van de bedrijfswoning maximaal 5 respectievelijk 9 m;

        6. de afstand tot de perceelsgrenzen dient minimaal 2 m te bedragen.

    11.2.2 aan- en uitbouwen en bijgebouwen

    Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij de bedrijfswoning voldoen aan de volgende kenmerken:

        1. gebouwd binnen het bouwvlak;

        2. goot- en bouwhoogte maximaal 3,5 m respectievelijk 4,5 m;

        3. in of achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning op te richten;

        4. de oppervlakte bedraagt maximaal 100 m².

    11.2.3 bouwwerken geen gebouwen zijnde

    Bouwwerken geen gebouwen zijnde voldoen aan de volgende kenmerken:

        1. bij de bedrijfswoning mag een niet overdekt zwembad worden opgericht, met dien verstande dat:

          1. gebouwd wordt binnen het bouwvlak;

          2. de afstand tot de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning minimaal 3 m bedraagt;

          3. de afstand tot de perceelsgrenzen minimaal 5 m bedraagt;

          4. de afstand van de woning tot het zwembad maximaal 20 m bedraagt

        2. bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde, maximaal 2 m.

    11.3 afwijking van de bouwregels

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 11.2.1 onder b dan wel e, mits de maat met maximaal 1 m wordt overschreden.

    11.4 specifieke gebruiksregels

    Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en/of opstallen voor:

        1. het gebruik van gronden voor kampeermiddelen;

        2. het gebruik van opstallen voor statische opslag;

        3. het gebruik van bedrijfs- en/of bijgebouwen voor bewoning;

        4. het gebruik van ruimten binnen de woning en/of bijgebouwen bij de woning voor aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten;

        5. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

    11.5 afwijking van de gebruiksregels

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 11.4 onder d voor het toestaan van een aan huis gebonden bedrijf, met dien verstande dat:

        1. het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden en naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;

        2. de vloeroppervlakte van de woning en bijgebouwen, aan- en uitbouwen gezamenlijk maximaal 50 m² ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn;

        3. het uitoefenen van bedrijvigheid die vergunnings- of meldingsplichtig is op grond van de Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving niet is toegestaan, tenzij het gebruik de woonfunctie op zichzelf en in relatie tot zijn omgeving niet zal aantasten;

        4. degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw uitvoert tevens gebruiker van de woning is;

        5. het niet betreft zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;

        6. de uitoefening van detailhandel niet is toegestaan, uitgezonderd als ondergeschikte nevenactiviteit gerelateerd aan het desbetreffende bedrijf.

    Artikel 12 Dienstverlening

     

    12.1 bestemmingsomschrijving

     

    12.1.1 algemeen

    De voor Dienstverlening aangewezen gronden zijn bestemd voor:

        1. een opleidingsinstituut;

        2. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ een bedrijfswoning;

        3. aan huis gebonden beroepen met dien verstande dat het vloeroppervlak dat (mede) wordt gebruikt voor de uitoefening van het beroep niet meer mag bedragen dan 50 m2, geen sprake mag zijn van aantoonbaar onevenredige verkeersaantrekkende werking en het beroep uitgeoefend wordt door de gebruiker van de woning,

    met bijbehorende wegen en paden, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

    12.1.2 toelaatbare bebouwing

    Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 12.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

        1. gebouwen;

        2. bouwwerken geen gebouwen zijnde.

    12.2 bouwregels

     

    12.2.1 gebouwen

    Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

        1. gebouwd binnen het bouwvlak;

        2. goot- en bouwhoogte maximaal 5 m respectievelijk 9 m, met dien verstande dat in afwijking hiervan de ter plaatse van de aanduiding maximale goot- en bouwhoogte (m) aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte geldt;

        3. het bebouwd oppervlak van het bouwperceel maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' aangegeven m²;

        4. inhoud van de bedrijfswoning maximaal 750 m3;

        5. goot- en bouwhoogte van de bedrijfswoning maximaal 5 respectievelijk 9 m;

        6. de afstand tot de perceelsgrenzen dient minimaal 2 m te bedragen.

    12.2.2 aan- en uitbouwen en bijgebouwen

    Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij de bedrijfswoning voldoen aan de volgende kenmerken:

        1. gebouwd binnen het bouwvlak;

        2. goot- en bouwhoogte maximaal 3,5 m respectievelijk 4,5 m;

        3. in of achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning op te richten;

        4. de oppervlakte bedraagt maximaal 100 m².

    12.2.3 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

    Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voldoen aan de volgende kenmerken:

        1. bij de bedrijfswoning mag een niet overdekt zwembad worden opgericht, met dien verstande dat:

          1. gebouwd wordt binnen het bouwvlak;

          2. de afstand tot de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning minimaal 3 m bedraagt;

          3. de afstand tot de perceelsgrenzen minimaal 5 m bedraagt;

          4. de afstand van de woning tot het zwembad maximaal 20 m bedraagt.

        2. bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 2 m.

    12.3 afwijking van de bouwregels

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 12.2.1 onder b dan wel e, mits de maat met maximaal 1 m wordt overschreden.

    12.4 specifieke gebruiksregels

    Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en/of opstallen voor:

        1. het gebruik van gronden voor kampeermiddelen;

        2. het gebruik van opstallen voor statische opslag;

        3. het gebruik van bedrijfs- en/of bijgebouwen voor bewoning;

        4. het gebruik van ruimten binnen de woning en/of bijgebouwen bij de woning voor aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten;

        5. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

    12.5 afwijking van de gebruiksregels

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 12.4 onder d voor het toestaan van een aan huis gebonden bedrijf, met dien verstande dat:

        1. het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden en naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;

        2. de vloeroppervlakte van de woning en bijgebouwen, aan- en uitbouwen gezamenlijk maximaal 50 m² ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn;

        3. het uitoefenen van bedrijvigheid die vergunnings- of meldingsplichtig is op grond van de Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving niet is toegestaan, tenzij het gebruik de woonfunctie op zichzelf en in relatie tot zijn omgeving niet zal aantasten;

        4. degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw uitvoert tevens gebruiker van de woning is;

        5. het niet betreft zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;

        6. de uitoefening van detailhandel niet is toegestaan, uitgezonderd als ondergeschikte nevenactiviteit gerelateerd aan het desbetreffende bedrijf.

    Artikel 13 Groen

     

    13.1 bestemmingsomschrijving

     

    13.1.1 algemeen

    De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen, houtgewas, bermen en beplanting met bijbehorende wegen, paden en verhardingen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding.

    13.1.2 toelaatbare bebouwing

    Op deze gronden mogen geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht.

    Artikel 14 Groen - Landschapselement

     

    14.1 bestemmingsomschrijving

     

    14.1.1 algemeen

    De voor Groen - Landschapselement aangewezen gronden zijn bestemd voor:

        1. de instandhouding van natuurlijke en/of cultuurhistorisch en/of landschappelijk waardevolle landschapselementen;

        2. extensief recreatief gebruik;

    met bijbehorende wegen, paden en verhardingen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding.

    14.1.2 toelaatbare bebouwing

    Op deze gronden mogen geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht.

    14.2 omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

     

    14.2.1 omgevingsvergunningplichtige werken

     

    14.2.2 Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in lid bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

        1. het aanbrengen van hoogopgaand en/of diepwortelende beplanting, waaronder bijvoorbeeld houtgewas;

        2. het vellen van houtgewas;

        3. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;

        4. het verrichten van grondroeractiviteiten, bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage, anders dan normaal spit- en ploegwerk;

        5. diepploegen vanaf 0,5 meter;

        6. het aanbrengen van enige verhardingen;

        7. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen.

    14.2.3 uitzonderingen

    Geen omgevingsvergunning is nodig voor:

        1. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen en welke nodig zijn voor duurzame instandhouding en/of ontwikkeling van het landschapselement;

        2. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning.

    Artikel 15 Horeca

     

    15.1 bestemmingsomschrijving

     

    15.1.1 algemeen

    De voor Horeca aangewezen gronden zijn bestemd voor:

        1. horeca ter plaatse van de aanduiding:

        2. horeca van categorie 2: horeca in de categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten welke als bijlage bij deze regels is gevoegd;

        3. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ een bedrijfswoning;

        4. aan huis gebonden beroepen met dien verstande dat het vloeroppervlak dat (mede) wordt gebruikt voor de uitoefening van het beroep niet meer mag bedragen dan 50 m2, geen sprake mag zijn van aantoonbaar onevenredige verkeersaantrekkende werking en het beroep uitgeoefend wordt door de gebruiker van de woning;

    met bijbehorende wegen en paden, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

    15.1.2 toelaatbare bebouwing

    Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 15.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht;

        1. gebouwen;

        2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

    15.2 bouwregels

     

    15.2.1 gebouwen

    Bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen voldoen aan de volgende kenmerken:

        1. gebouwd binnen het bouwvlak;

        2. goot- en bouwhoogte maximaal 6 m respectievelijk 8 m, met dien verstande dat in afwijking hiervan de ter plaatse van de aanduiding maximale goot- en bouwhoogte (m) aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte geldt;

        3. het bebouwd oppervlak van het bouwperceel maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' aangegeven m²;

        4. inhoud van de bedrijfswoning maximaal 750 m3;

        5. goot- en bouwhoogte van de bedrijfswoning maximaal 5 respectievelijk 9 m;

        6. de afstand tot de perceelsgrenzen dient minimaal 2 m te bedragen.

        7. de dakhelling bedraagt minimaal 30° en maximaal 65°.

    15.2.2 aan- en uitbouwen en bijgebouwen

    Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij de bedrijfswoning voldoen aan de volgende kenmerken:

        1. gebouwd binnen het bouwvlak;

        2. goot- en bouwhoogte maximaal 3,5 m respectievelijk 4,5 m;

        3. in of achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning op te richten;

        4. de oppervlakte bedraagt maximaal 100 m².

    15.2.3 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

    Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voldoen aan de volgende kenmerken:

        1. bij de bedrijfswoning mag een niet overdekt zwembad worden opgericht, met dien verstande dat:

          1. gebouwd wordt binnen het bouwvlak;

          2. de afstand tot de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning minimaal 3 m bedraagt;

          3. de afstand tot de perceelsgrenzen minimaal 5 m bedraagt;

          4. de afstand van de woning tot het zwembad maximaal 20 m bedraagt

        2. bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 4 m.

    15.3 afwijking van de bouwregels

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 15.2.1 onder b dan wel e, mits de maat met maximaal 1 m wordt overschreden.

    15.4 specifieke gebruiksregels

    Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en/of opstallen voor:

        1. het gebruik van gronden voor kampeermiddelen;

        2. het gebruik van opstallen voor statische opslag;

        3. het gebruik van bedrijfs- en/of bijgebouwen voor bewoning;

        4. het gebruik van ruimten binnen de woning en/of bijgebouwen bij de woning voor aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten;

        5. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

    15.5 afwijking van de gebruiksregels

     

    15.5.1 andere vorm van horeca

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 15.1.1  voor het toestaan van een andere vorm van horeca dan ter plaatse is toegestaan, mits:

        1. deze activiteit naar haar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met een krachtens lid 15.1.1 ter plaatse toegelaten categorie horeca-activiteiten;

        2. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

        3. geen sprake is van een vergroting van de verkeersaantrekkende werking;

        4. parkeren op eigen terrein plaatsvindt;

        5. sprake moet zijn van een goede landschappelijke inpassing wat wordt aangetoond middels het overleggen van een landschapsplan.

    15.5.2 Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid onder d voor het toestaan van een aan huis gebonden bedrijf, met dien verstande dat:

        1. het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden en naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;

        2. de vloeroppervlakte van de woning en bijgebouwen, aan- en uitbouwen gezamenlijk maximaal 50 m² ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn;

        3. het uitoefenen van bedrijvigheid die vergunnings- of meldingsplichtig is op grond van de Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving niet is toegestaan, tenzij het gebruik de woonfunctie op zichzelf en in relatie tot zijn omgeving niet zal aantasten;

        4. degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw uitvoert tevens gebruiker van de woning is;

        5. het niet betreft zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;

        6. de uitoefening van detailhandel niet is toegestaan, uitgezonderd als ondergeschikte nevenactiviteit gerelateerd aan het desbetreffende bedrijf.

    Artikel 16 Kantoor

     

    16.1 Bestemmingsomschrijving

     

    16.1.1 algemeen

    De voor Kantoor aangewezen gronden zijn bestemd voor:

        1. een kantoor;

        2. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ een bedrijfswoning;

        1. aan huis gebonden beroepen met dien verstande dat het vloeroppervlak dat (mede) wordt gebruikt voor de uitoefening van het beroep niet meer mag bedragen dan 50 m2, geen sprake mag zijn van aantoonbaar onevenredige verkeersaantrekkende werking en het beroep uitgeoefend wordt door de gebruiker van de woning;

    met bijbehorende wegen en paden, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

    16.1.2 toelaatbare bebouwing

    Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 16.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

        1. gebouwen;

        2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

    16.2 bouwregels

     

    16.2.1 gebouwen

    Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

        1. gebouwd binnen het bouwvlak;

        2. goot- en bouwhoogte maximaal 3 m respectievelijk 8 m, met dien verstande dat in afwijking hiervan de ter plaatse van de aanduiding maximale goot- en bouwhoogte (m) aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte geldt;

        3. oppervlakte van de bedrijfsgebouwen maximaal 170 m²;

        4. inhoud van de bedrijfswoning maximaal 750 m3;

        5. goot- en bouwhoogte van de bedrijfswoning maximaal 5 respectievelijk 9 m;

        6. de afstand tot de perceelsgrenzen dient minimaal 2 m te bedragen.

    16.2.2 aan- en uitbouwen en bijgebouwen

    Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij de bedrijfswoning voldoen aan de volgende kenmerken:

        1. gebouwd binnen het bouwvlak;

        2. goot- en bouwhoogte maximaal 3,5 m respectievelijk 4,5 m;

        3. in of achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning op te richten;

        4. de oppervlakte bedraagt maximaal 100 m².

    16.2.3 bouwwerken geen gebouwen zijnde

    Bouwwerken geen gebouwen zijnde voldoen aan de volgende kenmerken:

        1. bij de bedrijfswoning mag een niet overdekt zwembad worden opgericht, met dien verstande dat:

          1. gebouwd wordt binnen het bouwvlak;

          2. de afstand tot de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning minimaal 3 m bedraagt;

          3. de afstand tot de perceelsgrenzen minimaal 5 m bedraagt;

          4. de afstand van de woning tot het zwembad maximaal 20 m bedraagt

        2. bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde, maximaal 2 m.

    16.3 afwijking van de bouwregels

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 16.2.1 onder b dan wel e, mits de maat met maximaal 1 m wordt overschreden.

    16.4 specifieke gebruiksregels

    Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en/of opstallen voor:

        1. het gebruik van gronden voor kampeermiddelen;

        2. het gebruik van opstallen voor statische opslag;

        3. het gebruik van bedrijfs- en/of bijgebouwen voor bewoning;

        4. het gebruik van ruimten binnen de woning en/of bijgebouwen bij de woning voor aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten;

        5. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

    16.5 afwijking van de gebruiksregels

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 16.4 onder d voor het toestaan van een aan huis gebonden bedrijf, met dien verstande dat:

        1. het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden en naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;

        2. de vloeroppervlakte van de woning en bijgebouwen, aan- en uitbouwen gezamenlijk maximaal 50 m² ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn;

        3. het uitoefenen van bedrijvigheid die vergunnings- of meldingsplichtig is op grond van de Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving niet is toegestaan, tenzij het gebruik de woonfunctie op zichzelf en in relatie tot zijn omgeving niet zal aantasten;

        4. degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw uitvoert tevens gebruiker van de woning is;

        5. het niet betreft zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;

        6. de uitoefening van detailhandel niet is toegestaan, uitgezonderd als ondergeschikte nevenactiviteit gerelateerd aan het desbetreffende bedrijf.

    Artikel 17 Maatschappelijk

     

    17.1 bestemmingsomschrijving

     

    17.1.1 algemeen

    De voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor:

        1. maatschappelijke voorzieningen;

        2. ter plaatse van de aanduiding:

    begraafplaats: een begraafplaats;

    specifieke vorm van maatschappelijk – dierenkliniek: een dierenkliniek;

    specifieke vorm van maatschappelijk - kinderopvang: kinderopvang;

    natuur: natuur;

        1. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ een bedrijfswoning;

        2. aan huis gebonden beroepen met dien verstande dat het vloeroppervlak dat (mede) wordt gebruikt voor de uitoefening van het beroep niet meer mag bedragen dan 50 m2, geen sprake mag zijn van aantoonbaar onevenredige verkeersaantrekkende werking en het beroep uitgeoefend wordt door de gebruiker van de woning,

    met bijbehorende wegen en paden, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

    17.1.2 toelaatbare bebouwing

    Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 17.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht;

        1. gebouwen;

        2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

    17.2 bouwregels

     

    17.2.1 gebouwen

    Bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen voldoen aan de volgende kenmerken:

        1. gebouwd binnen het bouwvlak;

        2. goot- en bouwhoogte maximaal 5 m respectievelijk 9 m, met dien verstande dat in afwijking hiervan de ter plaatse van de aanduiding maximale goot- en bouwhoogte (m) aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte geldt;

        3. het bebouwd oppervlak van het bouwperceel maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' aangegeven m²;

        4. inhoud van de bedrijfswoning maximaal 750 m3;

        5. goot- en bouwhoogte van de bedrijfswoning maximaal 5 respectievelijk 9 m;

        6. de afstand tot de perceelsgrenzen dient minimaal 2 m te bedragen.

        7. de dakhelling bedraagt minimaal 30° en maximaal 65°.

    17.2.2 aan- en uitbouwen en bijgebouwen

    Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij de bedrijfswoning voldoen aan de volgende kenmerken:

        1. gebouwd binnen het bouwvlak;

        2. goot- en bouwhoogte maximaal 3,5 m respectievelijk 4,5 m;

        3. in of achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning op te richten;

        4. de oppervlakte bedraagt maximaal 100 m².

    17.2.3 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

    Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal:

    Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voldoen aan de volgende kenmerken:

        1. bij de bedrijfswoning mag een niet overdekt zwembad worden opgericht, met dien verstande dat:

          1. gebouwd wordt binnen het bouwvlak;

          2. de afstand tot de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning minimaal 3 m bedraagt;

          3. de afstand tot de perceelsgrenzen minimaal 5 m bedraagt;

          4. de afstand van de woning tot het zwembad maximaal 20 m bedraagt.

        2. bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 4 m.

    17.3 afwijking van de bouwregels

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 17.2.1 onder b dan wel e, mits de maat met maximaal 1 m wordt overschreden.

    17.4 specifieke gebruiksregels

    Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en/of opstallen voor:

        1. het gebruik van gronden voor kampeermiddelen;

        2. het gebruik van opstallen voor statische opslag;

        3. het gebruik van bedrijfs- en/of bijgebouwen voor bewoning;

        4. het gebruik van ruimten binnen de woning en/of bijgebouwen bij de woning voor aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten;

        5. het gebruik van gronden en/of opstallen voor detailhandel, anders dan als ondergeschikte nevenactiviteit bij ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteiten;

        6. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

    17.5 afwijking van de gebruiksregels

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 17.4 onder d voor het toestaan van een aan huis gebonden bedrijf, met dien verstande dat:

        1. het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden en naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;

        2. de vloeroppervlakte van de woning en bijgebouwen, aan- en uitbouwen gezamenlijk maximaal 50 m² ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn;

        3. het uitoefenen van bedrijvigheid die vergunnings- of meldingsplichtig is op grond van de Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving niet is toegestaan, tenzij het gebruik de woonfunctie op zichzelf en in relatie tot zijn omgeving niet zal aantasten;

        4. degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw uitvoert tevens gebruiker van de woning is;

        5. het niet betreft zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;

        6. de uitoefening van detailhandel niet is toegestaan, uitgezonderd als ondergeschikte nevenactiviteit gerelateerd aan het desbetreffende bedrijf.

    Artikel 18 Maatschappelijk - Defensie

     

    18.1 bestemmingsomschrijving

     

    18.1.1 algemeen

    De voor Maatschappelijk – Defensie aangewezen gronden zijn bestemd voor:

        1. ter plaatse van de aanduiding ‘militair oefenterrein’, het gebruik als militaire oefenterrein met bijbehorende bebouwing zoals bergingen, toiletgebouwen, kantine, kantoor, gebouwen ten behoeve van communicatiedoeleinden, een instructielokaal en een slechtweeraccomodatie, een en ander met behoud van de aanwezige natuur- en landschapswaarden;

        2. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van maatschappelijk – militair mobiliteitscentrum’ een militair mobiliteitscentrum met bebouwing ten behoeve van opslag, onderhoud, instructie, beheer en uitgifte van goederen en materialen, een en ander met behoud van de aanwezige natuur- en landschapswaarden;

        3. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van maatschappelijk – tentenkamp’ een militair tentenkamp, met behoud van de aanwezige natuur- en landschapswaarden;

        4. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ een bedrijfswoning;

        5. aan huis gebonden beroepen met dien verstande dat het vloeroppervlak dat (mede) wordt gebruikt voor de uitoefening van het beroep niet meer mag bedragen dan 50 m2, geen sprake mag zijn van aantoonbaar onevenredige verkeersaantrekkende werking en het beroep uitgeoefend wordt door de gebruiker van de woning;

        1. ter plaatse van de aanduiding ‘munitiedepot’ tevens een munitiedepot;

        2. met bijbehorende verhardingen en groenvoorzieningen.

    18.1.2 toelaatbare bebouwing

    Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 18.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

        1. gebouwen;

        2. bouwwerken geen gebouwen zijnde.

    18.2 bouwregels:

     

    18.2.1 gebouwen

        1. ter plaatse van de aanduiding ‘militair oefenterrein’, bedraagt:

          1. het oppervlak van een gebouw maximaal 20% van het bestemmingsvlak;

          2. de goothoogte maximaal 3 m;

          3. de afstand van gebouwen tot aan de as van de weg minimaal 25 m.

        2. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van maatschappelijk – militair mobiliteitscentrum’, bedraagt:

          1. het maximum bebouwingspercentage 15%;

          2. de bouwhoogte maximaal 10 m;

          3. de afstand van gebouwen tot de as van de weg minimaal 30 m;

          4. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 10 m.

        3. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van maatschappelijk – tentenkamp’, bedraagt:

          1. het maximum oppervlak per gebouw 200 m², met dien verstande dat het maximum gezamenlijk oppervlak aan gebouwen 1.491 m² bedraagt;

          2. de goothoogte maximaal 3,5 m;

          3. de afstand van gebouwen tot aan de as van de weg minimaal 25 m.

        4. inhoud van de bedrijfswoning maximaal 750 m3;

        5. goot- en bouwhoogte van de bedrijfswoning maximaal 5 respectievelijk 9 m;

        6. de afstand tot de perceelsgrenzen dient minimaal 2 m te bedragen.

    18.2.2 aan- en uitbouwen en bijgebouwen

    Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij de bedrijfswoning voldoen aan de volgende kenmerken:

        1. gebouwd binnen het bouwvlak;

        2. goot- en bouwhoogte maximaal 3,5 m respectievelijk 4,5 m;

        3. in of achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning op te richten;

        4. de oppervlakte bedraagt maximaal 100 m².

    18.2.3 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

    Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voldoen aan de volgende kenmerken:

        1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 m;

        2. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van maatschappelijk – militair mobiliteitscentrum’ dan wel de aanduiding ‘militair oefenterrein’ mag de hoogte van een zend-/ en ontvangstinstallatie niet meer dan 40 m bedragen;

        3. bij de bedrijfswoning mag een niet overdekt zwembad worden opgericht, met dien verstande dat:

          1. gebouwd wordt binnen het bouwvlak;

          2. de afstand tot de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning minimaal 3 m bedraagt;

          3. de afstand tot de perceelsgrenzen minimaal 5 m bedraagt;

          4. de afstand van de woning tot het zwembad maximaal 20 m bedraagt.

        4. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen.

    18.3 afwijking van de bouwregels

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 18.2.1 onder c sub 1 ten behoeve van de uitbreiding van het tentenkamp, met dien verstande dat:

        1. de oppervlakte maximaal 2.000 m² bedraagt;

        2. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

        3. wanneer sprake is van kappen van bomen, compensatie plaatsvindt;

        4. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.

    18.4 specifieke gebruiksregels

     

    18.4.1 strijdig gebruik

    Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en/of opstallen voor:

        1. het gebruik van gronden voor het opslaan, storten of bergen van materialen en producten, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

        2. het gebruik van gronden en bouwwerken voor de uitoefening van een seksinrichting;

        3. het gebruik van gronden voor kampeermiddelen;

        4. het gebruik van opstallen voor statische opslag;

        5. het gebruik van bedrijfs- en/of bijgebouwen voor bewoning;

        6. het gebruik van ruimten binnen de woning en/of bijgebouwen bij de woning voor aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten;

        7. het gebruik van gronden en/of opstallen voor detailhandel, anders dan als ondergeschikte nevenactiviteit bij ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteiten.

    18.4.2 helicopterlandingen ten behoeve van militaire oefeningen

    Ter plaatse van de aanduiding ‘militair oefenterrein’ is het gebruik van de gronden voor helicopterlandingen ten behoeve van militaire oefeningen toegestaan, met behoud van de aanwezige natuur- en landschapswaarden.

    18.5 afwijking van de gebruiksregels

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 18.4.1 onder f voor het toestaan van een aan huis gebonden bedrijf, met dien verstande dat:

        1. het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden en naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;

        2. de vloeroppervlakte van de woning en bijgebouwen, aan- en uitbouwen gezamenlijk maximaal 50 m² ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn;

        3. het uitoefenen van bedrijvigheid die vergunnings- of meldingsplichtig is op grond van de Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving niet is toegestaan, tenzij het gebruik de woonfunctie op zichzelf en in relatie tot zijn omgeving niet zal aantasten;

        4. degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw uitvoert tevens gebruiker van de woning is;

        5. het niet betreft zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;

        6. de uitoefening van detailhandel niet is toegestaan, uitgezonderd als ondergeschikte nevenactiviteit gerelateerd aan het desbetreffende bedrijf.

    Artikel 19 Natuur

     

    19.1 bestemmingsomschrijving

     

    19.1.1 algemeen

    De voor Natuur aangewezen gronden zijn bestemd voor:

        1. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van natuurwaarden;

        2. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de ecologische verbindingszone;

        3. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;

        4. extensieve dagrecreatie;

        5. ter plaatse van de aanduiding ‘recreatiewoning’ tevens één recreatiewoning met bijgebouw;

    met bijbehorende wegen, paden en parkeervoorzieningen.

    19.1.2 toelaatbare bebouwing

    Op deze gronden mogen geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht, met dien verstande dat in afwijking van de bestemming ter plaatse van de aanduiding ‘recreatiewoning’ één recreatiewoning met bijbehorend bijgebouw mag worden opgericht.

    19.2 bouwregels

     

    19.2.1 gebouwen

    Gebouwen mogen niet worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ‘recreatiewoning’ een recreatiewoning met bijgebouw mag worden opgericht, welke voldoen aan de volgende kenmerken:

    19.2.2 recreatiewoning

        1. de oppervlakte van een hoofdgebouw bedraagt maximaal 75 m²;

        2. de goot- en bouwhoogte bedraagt maximaal 3,5 respectievelijk 4,5 meter;

        3. de afstand van de recreatiewoning tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 3 m;

        4. de afstand van de recreatiewoning tot de as van de weg dient minimaal 15 m te bedragen.

    19.2.3 bijgebouw bij de recreatiewoning

        1. de oppervlakte bedraagt maximaal 10 m²;

        2. de goot- en bouwhoogte bedraagt maximaal 3,25 respectievelijk 6 meter;

        3. er mag maximaal 1 bijgebouw worden opgericht.

    19.3 specifieke gebruiksregels

    Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en/of opstallen voor:

        1. het beoefenen van hondensport en het trainen van honden;

        2. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest.

    19.4 omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

     

    19.4.1 omgevingsvergunningplichtige werken

     

    19.4.2 Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in lid bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

        1. het aanbrengen van hoogopgaand en/of diepwortelende beplanting, waaronder bijvoorbeeld houtgewas;

        2. het vellen van houtgewas;

        3. het blijvend omzetten van grasland;

        4. c. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;

        5. het verrichten van grondroeractiviteiten, bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage, anders dan normaal spit- en ploegwerk;

        6. diepploegen vanaf 0,5 meter;

        7. het aanbrengen van enige verharding dan wel semiverharding;

        8. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;

        9. het plaatsen van lichtmasten.

    19.4.3 uitzonderingen

    Geen omgevingsvergunning is nodig voor:

        1. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen en die nodig zijn voor duurzame instandhouding en/of ontwikkeling van de functie;

        2. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning.

    Artikel 20 Recreatie - Dagrecreatie

     

    20.1 bestemmingsomschrijving

     

    20.1.1 algemeen

    De voor Recreatie - Dagrecreatie aangewezen gronden zijn bestemd voor:

        1. dagrecreatie ter plaatse van de aanduiding:

    modelvliegtuigbaan: een modelvliegtuigbaan;

    specifieke vorm van recreatie – outdoor: outdooractiviteiten;

    sportveld: een sportveld;

    volkstuin: een volkstuin;

        1. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ een bedrijfswoning;

        2. aan huis gebonden beroepen met dien verstande dat het vloeroppervlak dat (mede) wordt gebruikt voor de uitoefening van het beroep niet meer mag bedragen dan 50 m2, geen sprake mag zijn van aantoonbaar onevenredige verkeersaantrekkende werking en het beroep uitgeoefend wordt door de gebruiker van de woning;

    met bijbehorende wegen en paden, parkeervoorzieningen, detailhandel, horeca, sanitaire voorzieningen, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

    20.1.2 toelaatbare bebouwing

    Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 20.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht;

        1. gebouwen;

        1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

    20.1.3 beperkingen detailhandel en horeca

    Voor de in lid 20.1.1 genoemde detailhandel en horeca gelden de volgende beperkingen:

        1. het verkoopvloeroppervlak voor detailhandel is maximaal 90 m2 dan wel het bestaande grotere oppervlak;

        2. het bedrijfsvloeroppervlak voor horeca is maximaal 90 m2 dan wel het bestaande grotere oppervlak.

    20.2 bouwregels

     

    20.2.1 gebouwen

    Gebouwen ten behoeve van onderhoud en beheer, detailhandel, horeca, sanitaire voorzieningen en de bedrijfswoningen voldoen aan de volgende kenmerken:

        1. gebouwd binnen het bouwvlak;

        2. goot- en bouwhoogte maximaal 5 m respectievelijk 9 m, met dien verstande dat in afwijking hiervan de ter plaatse van de aanduiding maximale goot- en bouwhoogte (m) aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte geldt;

        3. het bebouwd oppervlak van het bouwperceel maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' aangegeven m²;

        4. ter plaatse van de aanduiding ‘modelvliegtuigbaan’ bedraagt de oppervlakte maximaal 50 m²;

        5. inhoud van de bedrijfswoning maximaal 750 m3;

        6. goot- en bouwhoogte van de bedrijfswoning maximaal 5 respectievelijk 9 m;

        7. de afstand tot de perceelsgrenzen bedraagt minimaal 2 m;

        8. de dakhelling bedraagt minimaal 30° en maximaal 65°.

    20.2.2 aan- en uitbouwen en bijgebouwen

    Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij de bedrijfswoning voldoen aan de volgende kenmerken:

        1. gebouwd binnen het bouwvlak;

        2. goot- en bouwhoogte maximaal 3,5 m respectievelijk 4,5 m;

        3. in of achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning op te richten;

        4. de oppervlakte bedraagt maximaal 100 m².

    20.2.3 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

    Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voldoen aan de volgende kenmerken:

        1. bij de bedrijfswoning mag een niet overdekt zwembad worden opgericht, met dien verstande dat:

          1. gebouwd wordt binnen het bouwvlak;

          2. de afstand tot de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning minimaal 3 m bedraagt;

          3. de afstand tot de perceelsgrenzen minimaal 5 m bedraagt;

          4. de afstand van de woning tot het zwembad maximaal 20 m bedraagt

        2. bouwhoogte van vlaggen- en lichtmasten 10 m;

        3. bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 4 m.

    20.3 specifieke gebruiksregels

    Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en/of opstallen voor:

        1. het gebruik van gronden voor kampeermiddelen;

        2. het gebruik van opstallen voor statische opslag;

        3. het gebruik van bedrijfs- en/of bijgebouwen voor bewoning;

        4. het gebruik van ruimten binnen de woning en/of bijgebouwen bij de woning voor aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten;

        5. het gebruik van gronden en/of opstallen voor detailhandel, anders dan als ondergeschikte nevenactiviteit bij ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteiten.

    20.4 afwijking van de gebruiksregels

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 20.3 onder d voor het toestaan van een aan huis gebonden bedrijf, met dien verstande dat:

        1. het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden en naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;

        2. de vloeroppervlakte van de woning en bijgebouwen, aan- en uitbouwen gezamenlijk maximaal 50 m² ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn;

        3. het uitoefenen van bedrijvigheid die vergunnings- of meldingsplichtig is op grond van de Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving niet is toegestaan, tenzij het gebruik de woonfunctie op zichzelf en in relatie tot zijn omgeving niet zal aantasten;

        4. degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw uitvoert tevens gebruiker van de woning is;

        5. het niet betreft zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;

        6. de uitoefening van detailhandel niet is toegestaan, uitgezonderd als ondergeschikte nevenactiviteit gerelateerd aan het desbetreffende bedrijf.

    Artikel 21 Recreatie - Verblijfsrecreatie

     

    21.1 bestemmingsomschrijving

     

    21.1.1 algemeen

    De voor Recreatie - Verblijfsrecreatie aangewezen gronden zijn bestemd voor:

        1. recreatieve verblijfsactiviteiten met ter plaatse van de aanduidingen:

    bos: bosgebied en extensieve recreatie;

    kampeerboerderij: een kampeerboerderij;

    kampeerterrein: een camping;

    specifieke vorm van recreatie – naturisten: een naturistenterrein met camping;

    specifieke vorm van recreatie

    groepsaccomodatie: een groepsaccomodatie.

        1. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ een bedrijfswoning;

        2. aan huis gebonden beroepen met dien verstande dat het vloeroppervlak dat (mede) wordt gebruikt voor de uitoefening van het beroep niet meer mag bedragen dan 50 m2, geen sprake mag zijn van aantoonbaar onevenredige verkeersaantrekkende werking en het beroep uitgeoefend wordt door de gebruiker van de woning,

    met bijbehorende wegen en paden, pleinen, parkeervoorzieningen, detailhandel, horeca, sanitaire voorzieningen, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

    21.1.2 toelaatbare bebouwing

    Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 21.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht;

        1. gebouwen;

        2. bouwwerken geen gebouwen zijnde.

    21.1.3 beperkingen detailhandel

     

    21.1.4 Voor de in lid genoemde detailhandel geldt dat het verkoopvloeroppervlak maximaal m2 dan wel het bestaande grotere oppervlak mag bedragen.

     

    21.2 bouwregels

     

    21.2.1 gebouwen algemeen

    In aanvulling op de specifieke bouwregels per aanduiding, zoals opgenomen in lid 21.1.2 tot en met 21.2.4, voldoen gebouwen aan de volgende kenmerken:

        1. gebouwd binnen het bouwvlak;

        2. goot- en bouwhoogte maximaal 5 m respectievelijk 9 m, met dien verstande dat in afwijking hiervan de ter plaatse van de aanduiding maximale goot- en bouwhoogte (m) aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte geldt;

        3. het bebouwd oppervlak van het bouwperceel maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' aangegeven m²;

    21.2.2 naturistenterrein

        1. het bebouwde oppervlak ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie naturisten’ bedraagt maximaal 350 m²;

        2. de afstand van gebouwen tot aan de as van de weg dient minimaal 15 m te bedragen;

        3. de afstand tot de perceelsgrenzen dient minimaal 10 m te bedragen;

        4. het maximum aantal toegestane toeristenplaatsen bedraagt 25.

    21.2.3 kampeerboerderij

        1. het bebouwde oppervlak ter plaatse van de aanduiding ‘kampeerboerderij’ bedraagt maximaal 1.100 m²;

        2. de dakhelling bedraagt minimaal 30°;

        3. de afstand van gebouwen tot aan de as van de weg dient minimaal 15 m te bedragen;

        4. de afstand van gebouwen tot aan de zijdelingse perceelsgrens dient minimaal 10 m te bedragen.

    21.2.4 kampeerterrein

        1. het aantal standplaatsen ter plaatse van de aanduiding ‘kampeerterrein’ bedraagt

        2. maximaal 50 per hectare;

        3. het maximum aantal standplaatsen is voor:

          1. camping De Witte Plas, Molendreef 5: 400 jaarplaatsen en 55 toeristenplaatsen;

          2. camping De Oliepot, De Oliepot 7: 44 toeristenplaatsen;

          3. camping De Posthoorn, Pierestraat 16: 210 jaarplaatsen en 35 toeristenplaatsen;

        4. de oppervlakte van een standplaats voor kampeermiddelen bedraagt minimaal 75 m² en voor vakantiebungalows minimaal 100 m²;

        5. voor een stacaravan geldt dat de oppervlakte van de stacaravan maximaal 60 m² bedraagt en de goot- en bouwhoogte maximaal 3,5 respectievelijk 4,5 meter;

        6. voor een vakantiebungalow geldt dat de oppervlakte van de bungalow maximaal 75 m² bedraagt en de goot- en bouwhoogte maximaal 3,5 respectievelijk 4,5 meter;

        7. de oppervlakte per bedrijfsgebouw, niet zijnde stacaravans en vakantiebungalows, bedraagt maximaal 175 m², met dien verstande dat de gezamenlijke maximale oppervlakte per hectare niet meer dan 100 m² bedraagt;

        8. goot- en bouwhoogte maximaal 4 m respectievelijk 7,5 m;

        9. de afstand van bedrijfsgebouwen tot aan de as van de weg bedraagt minimaal 25 m;

        10. de afstand tot aan de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 10 m.

    21.2.5 recreatiepark

    het maximum aantal standplaatsen is voor:

        1. chaletpark Vreugdehof, Langendijksestraat 15: 24 jaarplaatsen;

        2. chaletpark De Zilverden, De Oliepot 9: 54 jaarplaatsen.

    21.2.6 bedrijfswoning

        1. inhoud van de bedrijfswoning maximaal 750 m3;

        2. goot- en bouwhoogte van de bedrijfswoning maximaal 5 respectievelijk 9 m;

        3. de afstand tot de as van de weg dient minimaal 25 m te bedragen;

        4. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen dient minimaal 2 m te bedragen, met dien verstande dat de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens ter plaatse van de aanduiding ‘kampeerterrein’ minimaal 10 m dient te bedragen;

        5. de dakhelling bedraagt minimaal 30° en maximaal 65°.

    21.2.7 aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedrijfswoning

    Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij de bedrijfswoning voldoen aan de volgende kenmerken:

        1. gebouwd binnen het bouwvlak;

        2. de goot- en bouwhoogte maximaal 3,5 m respectievelijk 4,5 m;

        3. in of achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning op te richten;

        4. gebouwd op een minimale afstand van 2 m tot de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning;

        5. de oppervlakte bedraagt maximaal 100 m².

    21.2.8 aan- en uitbouwen en bijgebouwen; recreatieverblijf

    Aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten behoeve bij een recreatieverblijf voldoen aan de volgende kenmerken:

        1. gebouwd binnen het bouwvlak;

        2. de goot- en bouwhoogte maximaal 3,5 m respectievelijk 4,5 m;

        3. de oppervlakte bedraagt maximaal 10 m²;

        4. maximaal 1 bijgebouw per standplaats of vakantiebungalow.

    21.2.9 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

    Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voldoen aan de volgende kenmerken:

        1. bij de bedrijfswoning mag een niet overdekt zwembad worden opgericht, met dien verstande dat:

          1. gebouwd wordt binnen het bouwvlak;

          2. de afstand tot de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning minimaal 3 m bedraagt;

          3. de afstand tot de perceelsgrenzen minimaal 5 m bedraagt;

          4. de afstand van de woning tot het zwembad maximaal 20 m bedraagt.

        2. bouwhoogte van vlaggen- en lichtmasten 10 m;

        3. bouwhoogte van antennemasten 25 m;

        4. bouwhoogte overige bouwwerken geen gebouwen 4 m.

    21.3 specifieke gebruiksregels

    Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en/of opstallen voor:

            1. het gebruik van gronden voor kampeermiddelen;

        1. het gebruik van opstallen voor statische opslag;

        2. het gebruik van bedrijfs- en/of bijgebouwen voor bewoning;

        3. het gebruik van ruimten binnen de woning en/of bijgebouwen bij de woning voor aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten;

        4. het gebruik van gronden en/of opstallen voor detailhandel, anders dan als ondergeschikte nevenactiviteit bij ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteiten;

        5. gebruik van recreatieverblijven ten behoeve van permanente bewoning.

    21.4 afwijking van de gebruiksregels

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 21.3 onder d voor het toestaan van een aan huis gebonden bedrijf, met dien verstande dat:

        1. het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden en naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;

        2. de vloeroppervlakte van de woning en bijgebouwen, aan- en uitbouwen gezamenlijk maximaal 50 m² ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn;

        3. het uitoefenen van bedrijvigheid die vergunnings- of meldingsplichtig is op grond van de Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving niet is toegestaan, tenzij het gebruik de woonfunctie op zichzelf en in relatie tot zijn omgeving niet zal aantasten;

        4. degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw uitvoert tevens gebruiker van de woning is;

        5. het niet zodanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;

        6. de uitoefening van detailhandel niet is toegestaan, uitgezonderd als ondergeschikte nevenactiviteit gerelateerd aan het desbetreffende bedrijf.

    Artikel 22 Sport

     

    22.1 bestemmingsomschrijving

     

    22.1.1 algemeen

    De voor ‘Sport’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

        1. sportvoorzieningen;

        2. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ een bedrijfswoning;

        3. aan huis gebonden beroepen met dien verstande dat het vloeroppervlak dat (mede) wordt gebruikt voor de uitoefening van het beroep niet meer mag bedragen dan 50 m2, geen sprake mag zijn van aantoonbaar onevenredige verkeersaantrekkende werking en het beroep uitgeoefend wordt door de gebruiker van de woning;

        4. ter plaatse van de aanduiding ‘manege’ een manege;

        5. ter plaatse van de aanduiding ‘zend-/ontvangstinstallatie’ telecommunicatievoorziening, burgerwaarschuwings- en alarmeringsysteemvoorziening;

        6. aan huis gebonden beroepen met dien verstande dat het vloeroppervlak dat (mede) wordt gebruikt voor de uitoefening van het beroep niet meer mag bedragen dan 50 m2, geen sprake mag zijn van aantoonbaar onevenredige verkeersaantrekkende werking en het beroep uitgeoefend wordt door de gebruiker van de woning;

    met bijbehorende wegen en paden, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, horeca, kantoor ten behoeve van een manege, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

    22.1.2 toelaatbare bebouwing

    Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 22.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht;

        1. gebouwen;

        2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

    22.1.3 beperkingen kantoor ten behoeve van een manege en horeca

    Voor de in lid 22.1.1 genoemde kantoorfunctie en horeca gelden de volgende beperkingen:

        1. het bedrijfsvloeroppervlak voor kantoor ten behoeve van een manege is maximaal 50 m2 dan wel het bestaande grotere oppervlak;

        2. het bedrijfsvloeroppervlak voor horeca is maximaal 90 m2 dan wel het bestaande grotere oppervlak, met dien verstande dat het bedrijfsvloeroppervlak voor horeca ter plaatse van de aanduiding ‘manege’ maximaal 100 m² bedraagt dan wel het bestaande grotere oppervlak.

    22.2 bouwregels

     

    22.2.1 gebouwen

    Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

        1. gebouwd binnen het bouwvlak;

        2. bouwhoogte maximaal 3.5 m, met dien verstande dat in afwijking hiervan de ter plaatse van de aanduiding maximale goot- en bouwhoogte (m) aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte geldt;

        3. het bebouwd oppervlak van het bouwperceel maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' aangegeven m²;

        4. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen bedraagt minimaal 3 m;

        5. de afstand van bedrijfsgebouwen tot de as van de weg dient minimaal 20 m te bedragen;

        6. inhoud van de bedrijfswoning maximaal 750 m3;

        7. goot- en bouwhoogte van de bedrijfswoning maximaal 5 respectievelijk 9 m;

        8. de afstand van bedrijfswoningen tot de as van de weg dient minimaal 15 m te bedragen;

    22.2.2 aan- en uitbouwen en bijgebouwen

    Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij de bedrijfswoning voldoen aan de volgende kenmerken:

        1. gebouwd binnen het bouwvlak;

        2. goot- en bouwhoogte maximaal 3,5 m respectievelijk 4,5 m;

        3. in of achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning op te richten;

        4. de oppervlakte bedraagt maximaal 100 m².

    22.2.3 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

    Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voldoen aan de volgende kenmerken:

        1. bij de bedrijfswoning mag een niet overdekt zwembad worden opgericht, met dien verstande dat:

          1. gebouwd wordt binnen het bouwvlak;

          2. de afstand tot de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoningminimaal 3m bedraagt;

          3. de afstand tot de perceelsgrenzen minimaal 5 m bedraagt;

          4. de afstand van de woning tot het zwembad bedraagt maximaal 20 m bedraagt.

        2. bouwhoogte van vlaggen- en lichtmasten en ballenvangers maximaal 15 m;

        3. bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding ‘zend-/ontvangstinstallatie’ maximaal 40 m;

        4. bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 4 m.

    22.3 specifieke gebruiksregels

    Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en/of opstallen voor:

        1. het gebruik van gronden voor kampeermiddelen;

        2. het gebruik van opstallen voor statische opslag;

        3. het gebruik van bedrijfs- en/of bijgebouwen voor bewoning;

        4. het gebruik van ruimten binnen de woning en/of bijgebouwen bij de woning voor aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten;

        5. het gebruik van gronden en/of opstallen voor detailhandel, anders dan als ondergeschikte nevenactiviteit bij ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteiten.

    22.4 afwijking van de gebruiksregels

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 22.3 onder d voor het toestaan van een aan huis gebonden bedrijf, met dien verstande dat:

        1. het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden en naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;

        2. de vloeroppervlakte van de woning en bijgebouwen, aan- en uitbouwen gezamenlijk maximaal 50 m² ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn;

        3. het uitoefenen van bedrijvigheid die vergunnings- of meldingsplichtig is op grond van de Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving niet is toegestaan, tenzij het gebruik de woonfunctie op zichzelf en in relatie tot zijn omgeving niet zal aantasten;

        4. degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw uitvoert tevens gebruiker van de woning is;

        5. het niet betreft zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;

        6. de uitoefening van detailhandel niet is toegestaan, uitgezonderd als ondergeschikte nevenactiviteit gerelateerd aan het desbetreffende bedrijf.

    Artikel 23 Verkeer

     

    23.1 bestemmingsomschrijving

     

    23.1.1 algemeen

    De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:

        1. de aanleg en instandhouding van:

          1. interregionale wegen;

          2. interlokale wegen;

          3. lokale verharde wegen;

          4. onverharde wegen;

          5. wandel- en fietspaden;

        2. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van verkeer – onverharde weg’ uitsluitend een onverharde weg;

        3. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van verkeer – halfverharde weg’ uitsluitend een onverharde dan wel halfverharde weg;

        4. ter plaatse van de aanduiding ‘zend-/ontvangstinstallatie’ telecommunicatievoorziening, burgerwaarschuwings- en alarmeringsysteemvoorziening;

        5. met bijbehorende parkeer-, groen- en speelvoorzieningen, waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;

    23.1.2 toelaatbare bebouwing

    Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 23.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

        1. gebouwen;

        2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

    23.2 bouwregels

     

    23.2.1 gebouwen

    Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

        1. de oppervlakte bedraagt maximaal 15 m²;

        2. ter plaatse van de aanduiding ‘zend-/ontvangstinstallatie’ bedraagt de oppervlakte maximaal 25 m²;

        3. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3,5 m.

    23.2.2 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

    De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan voor de wegaanduiding, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, bedraagt maximaal:

        1. openbare nutsvoorzieningen: 3,5 m;

        2. masten: 8 m;

        3. ter plaatse van de aanduiding ‘zend-/ontvangstinstallatie’: 40 m;

        4. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 2 m.

    23.3 omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

     

    23.3.1 omgevingsvergunningplichtige werken

     

    23.3.2 Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in lid bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

        1. het aanbrengen van hoogopgaand en/of diepwortelende beplanting, waaronder bijvoorbeeld houtgewas;

        2. het vellen van houtgewas.

    23.3.3 uitzonderingen

    Geen omgevingsvergunning is nodig voor:

        1. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen en die nodig zijn voor duurzame instandhouding en/of ontwikkeling van de functie;

        2. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning.

    23.4 wijzigingsbevoegdheid

    Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het verharden van onverharde wegen, mits hierdoor de aanwezige natuurlijke, landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden aangetast.

    Artikel 24 Verkeer - Spoor

     

    24.1 bestemmingsomschrijving

     

    24.1.1 algemeen

    De voor Verkeer - Spoor aangewezen gronden zijn bestemd voor spoorwegen

        1. met bijbehorende straatmeubilair, parkeer-, groen- en speelvoorzieningen afvalverzamelvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, taluds, bruggen en voorzieningen ten behoeve van het openbare nut.

    24.1.2 toelaatbare bebouwing

    Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 24.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

        1. gebouwen;

        2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

    24.2 bouwregels

     

    24.2.1 gebouwen

    Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

        1. de oppervlakte bedraagt maximaal 15 m²;

        2. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3,5 m.

    24.2.2 bouwwerken geen gebouwen zijnde

    De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, anders dan voor de wegaanduiding, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, bedraagt maximaal:

        1. openbare nutsvoorzieningen: 3,5 m;

        2. masten: 8 m;

        3. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 2 m.

    Artikel 25 Water

     

    25.1 bestemmingsomschrijving

     

    25.1.1 algemeen

    De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:

        1. waterhuishoudkundige doeleinden;

        2. waterberging en waterlopen;

        3. rententievijvers;

        4. bergbezinkbassins;

        5. met bijbehorende parkeer-, groen- en speelvoorzieningen, waterberging, waterlopen, waterhuishoudkundige voorzieningen, taluds,oevers, bruggen en voorzieningen ten behoeve van het openbare nut.

    25.1.2 toelaatbare bebouwing

    Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 25.1.1 genoemde bestemmingen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht.

    25.2 bouwregels

    Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan voor de waterwegaanduiding, geleiding of tolheffing, maximaal:

        1. bruggen en viaducten: 8 m;

        2. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 4 m.

    Artikel 26 Wonen

     

    26.1 bestemmingsomschrijving

     

    26.1.1 algemeen

    De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

        1. het bestaande en vergunde aantal woningen;

        2. instandhouding van de in bijlage 2 van deze regels opgenomen cultuurhistorische waardevolle objecten voor zover deze niet reeds zijn beschermd op basis van de Monumentenwet 1988 of de gemeentelijke monumentenverordening.

        3. ter plaatse van de aanduiding:

        4. akkerbouw: tevens bestaande akkerbouw;

        5. agrarisch: tevens het bestaand niet bedrijfsmatig houden van vee;

        6. caravanstalling: tevens de bestaande caravanstalling;

        7. hovenier: tevens de bestaande hovenier;

        8. kantoor: tevens het bestaande kantoor;

        9. recreatiewoning: tevens de bestaande recreatiewoning;

        10. specifieke vorm van bedrijf – aannemersbedrijf: tevens het bestaande aannemersbedrijf;

        11. specifieke vorm van bedrijf – montagebedrijf tevens het bestaande montagebedrijf;

        12. specifieke vorm van bedrijf – stucadoor: tevens de bestaande stucadoor;

        13. specifieke vorm van bedrijf – timmerbedrijf: tevens het bestaande timmerbedrijf;

        14. specifieke vorm van bedrijf – visrokerij: tevens de bestaande visrokerij;

        15. verkoop eigen producten: tevens de bestaande verkoop van eigen producten;

        16. aan huis gebonden beroepen met dien verstande dat het vloeroppervlak dat (mede) wordt gebruikt voor de uitoefening van het beroep niet meer mag bedragen dan 50 m2, geen sprake mag zijn van aantoonbaar onevenredige verkeersaantrekkende werking en het beroep uitgeoefend wordt door de gebruiker van de woning.

    26.1.2 toelaatbare bebouwing

    Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 26.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

        1. gebouwen;

        2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

    26.2 bouwregels

     

    26.2.1 hoofdgebouwen

    Hoofdgebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

        1. goot- en bouwhoogte maximaal 5 m respectievelijk 9 m, met dien verstande dat in afwijking hiervan de ter plaatse van de aanduiding maximale goot- en bouwhoogte (m) aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte geldt;

        2. de inhoud bedraagt maximaal 750 m³, waarbij onderbouwen, zoals kelders niet worden meegerekend;

        3. de dakhelling bedraagt minimaal 12° en maximaal 45°;

        4. ter plaatse van de aanduiding ‘caravanstalling’ geldt, aanvullend op het bepaalde onder a tot en met c een maximum oppervlak ten behoeve van de caravanstalling van 1.000 m²;

        5. ter plaatse van de aanduiding ‘akkerbouw’ geldt, aanvullend op het bepaalde onder a tot en met c een maximum oppervlak ten behoeve van de akkerbouw van 1.000 m².

    26.2.2 recreatiewoning

        1. de oppervlakte van een recreatiewoning ter plaatse van de aanduiding ‘recreatiewoning’ bedraagt maximaal 75 m²;

        2. de goot- en bouwhoogte bedraagt maximaal 3,5 respectievelijk 4,5 meter;

        3. de afstand van de recreatiewoning tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 3 m;

        4. de afstand van de recreatiewoning tot de as van de weg dient minimaal 15 m te bedragen.

    26.2.3 aan- en uitbouwen en bijgebouwen

    Aan- en uitbouwen, bijgebouwen mogen binnen het bouwvlak worden gebouwd en voldoen aan de volgende kenmerken:

        1. gebouwd op het zij- en achtererf en minimaal 2 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw;

        2. de gezamenlijke oppervlakte bedraagt 100 m²;

        3. goot- en bouwhoogte maximaal 3,5 respectievelijk 4,5 m;

        4. in of achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning op te richten;

        5. het bebouwingspercentage bedraagt maximaal 40%

        6. in aanvulling op het bepaalde in lid 26.2.3 sub a tot en met d geldt ter plaatse van de aanduiding ‘recreatiewoning’ dat maximaal 1 bijgebouw mag worden opgericht met een maximale oppervlakte van 10 m².

    26.2.4 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

    Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voldoen aan de volgende kenmerken:

        1. een niet overdekt zwembad, met dien verstande dat:

          1. gebouwd wordt binnen het bouwvlak;

          2. de afstand tot de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoningminimaal 3m bedraagt;

          3. de afstand tot de perceelsgrenzen minimaal 5 m bedraagt;

          4. de afstand van de woning tot het zwembad bedraagt maximaal 20 m bedraagt.

        2. bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw 1 m;

        3. bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw 2 m;

        4. bouwhoogte van pergola’s en tuinmeubilair 2,5 m;

        5. bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, 2 m.

    26.3 afwijking bouwregels

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 26.1.1 voor het toestaan van een (hobbymatig), met dien verstande dat:

        1. deze gesitueerd wordt achter de voorgevelrooilijn van de woning;

        2. maximaal 1 paardenbak is toegestaan;

        3. de oppervlakte maximaal 800 m² bedraagt;

        4. de hoogte van de omheining maximaal 1,70 m bedraagt;

        5. de minimale afstand tot het bestemmingsvlak van woning van derden 25 m bedraagt;

        6. er geen lichtmasten mogen worden geplaatst.

    26.4 specifieke gebruiksregels

    Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en/of opstallen voor:

        1. het gebruik van gronden voor kampeermiddelen;

        2. het gebruik van opstallen voor statische opslag;

        3. het gebruik van bedrijfs- en/of bijgebouwen voor bewoning;

        4. het gebruik van ruimten binnen de woning en/of bijgebouwen bij de woning voor aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten dan wel bed and breakfast;

        5. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

    26.5 afwijking van de gebruiksregels

     

    26.5.1 afwijking mantelzorg

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 26.4 onder c voor het inrichten en/of gebruiken van een bijgebouw, aan- of uitbouw als woonruimte ten behoeve van het bieden of ontvangen van mantelzorg, met inachtneming van de volgende regels:

        1. er dient aantoonbaar sprake te zijn van een zorgbehoefte, welke tijdelijk van aard is;

        2. er dient sprake te blijven van één huishouden;

        3. naast de bouwregels voor bijgebouwen in lid 26.2.3 dient tevens voldaan te worden aan het volgende:

          1. het betreffende bijgebouw mag alleen worden bewoond indien het via een doorgang gekoppeld is aan het hoofdgebouw;

          2. het totaal aantal toegestane vierkante meters aan bijgebouwen ten behoeve van inwonende ouders/familieleden mag door de aanbouw ten behoeve van de inwonende ouders/familieleden niet worden overschreden;

          3. zodra de noodzaak van mantelzorg is komen te vervallen (als gevolg van verhuizing of overlijden) moet het gebruik van het bijgebouw als afhankelijke woonruimte worden beëindigd en de woonvoorzieningen worden verwijderd.

    26.5.2 afwijking aan huis gebonden bedrijf

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 26.4 onder d voor het toestaan van een aan huis gebonden bedrijf, met dien verstande dat:

        1. het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden en naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;

        2. de vloeroppervlakte van de woning en bijgebouwen, aan- en uitbouwen gezamenlijk maximaal 50 m² ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn;

        3. het uitoefenen van bedrijvigheid die vergunnings- of meldingsplichtig is op grond van de Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving niet is toegestaan, tenzij het gebruik de woonfunctie op zichzelf en in relatie tot zijn omgeving niet zal aantasten;

        4. degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw uitvoert tevens gebruiker van de woning is;

        5. het niet betreft zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;

        6. de uitoefening van detailhandel niet is toegestaan, uitgezonderd als ondergeschikte nevenactiviteit gerelateerd aan het desbetreffende bedrijf.

    26.5.3 afwijking bed and breakfast

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 26.4 onder d voor het gebruik van bebouwing voor verblijfsrecreatieve nevenactiviteiten in de vorm van een bed and breakfast, met dien verstande dat:

        1. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;

        2. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit afgestemd dient te zijn op de feitelijke ontsluitingssituatie;

        3. de verblijfsrecreatieve functie niet mag worden gebruikt voor tijdelijke arbeidskrachten;

        4. permanente bewoning niet is toegestaan;

        5. een bed and breakfast alleen kan worden aangeboden door de hoofdbewoner van het pand;

        6. de woning door de hoofdgebruiker dient te worden bewoond;

        7. de hoofdfunctie van de woning waarin een bed-and-breakfast gevestigd wordt, wonen moet blijven;

        8. het maximale aantal personen dat tegelijkertijd van een bed and breakfast accommodatie gebruik kan maken, 10 is;

        1. maximaal vier kamers mogen worden ingericht als bed and breakfast kamer;

        2. bed and breakfast kamers niet als zelfstandige wooneenheid mogen functioneren;

        3. parkeren op eigen terrein dient plaats te vinden;

        4. er geen aanverwante voorzieningen zoals speeltuintjes, wc-hokjes, stallingen, detailhandel et cetera gerealiseerd mogen worden;

        5. permanente bewoning niet wordt toegestaan.

    26.6 wijzigingsbevoegdheid

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Wonen te wijzigen in de bestemming Wonen met de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’, ten behoeve van de realisatie van twee woningen middels woningsplitsing van een karakteristieke boerderij, onder de volgende voorwaarden:

        1. de te splitsen karakteristieke hoofdbouwmassa heeft een inhoud van meer dan 1000 m3;

        2. de kenmerkende vorm blijft gehandhaafd;

        3. bestaande bijgebouwen die aan het hoofdgebouw vast zitten, mogen bij de woning betrokken worden;

        4. het woon- en leefmilieu ter plaatse van de woning wordt geborgd;

        5. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;

        6. na splitsing is geen verdere vergroting van de woning(en) meer mogelijk;

        7. aangetoond wordt dat de wijziging van de bestemming uitvoerbaar is.

    Artikel 27 Leiding - Brandstof

     

    27.1 bestemmingsomschrijving

     

    27.1.1 algemeen

    De voor Leiding - Brandstof aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

        1. een ondergrondse brandstofleiding ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding - brandstof’;

        2. het beheer en onderhoud van de leiding;

        3. de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding;

        4. met de bij a tot en met c behorende:

        5. beschermingszones aan weerszijden van de aanduiding ‘hartlijn leiding - brandstof’;

        6. voorzieningen als bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

        7. (on)bebouwde gronden.

    27.1.2 toelaatbare bebouwing

    Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 27.1.1 genoemde bestemmingen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht.

    27.2 bouwregels

    In afwijking van het bepaalde in de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 26) mag niet worden gebouwd.

    27.3 afwijking van de bouwregels

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 27.2 voor het toestaan van bouwwerken overeenkomstig dit hoofdstuk van deze regels worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.

    27.4 omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

     

    27.4.1 omgevingsvergunningplichtige werken

    Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in lid 27.1.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

        1. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;

        2. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;

        3. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;

        4. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het vellen en/of kappen van bos of andere houtgewassen.

    27.4.2 weigering

    Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 27.4.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de ondergrondse leidingen en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

    27.4.3 verlening

    Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de leidingbeheerder.

    27.4.4 uitzonderingen

    Geen omgevingsvergunning is nodig voor:

        1. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen;

        2. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.

    Artikel 28 Leiding - Gas

     

    28.1 bestemmingsomschrijving

     

    28.1.1 algemeen

    De voor Leiding - Gas aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

        1. een ondergrondse hoofdtransportgasleiding ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding – gas’;

        2. het beheer en onderhoud van de leiding;

        3. de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding;

        4. met de bij a tot en met c behorende:

        5. bescherminsgzones aan weerszijden van de aanduiding ‘hartlijn leiding – gas’;

        6. voorzieningen als bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

        7. (on)bebouwde gronden;

    28.1.2 toelaatbare bebouwing

    Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 28.1.1 genoemde bestemmingen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht.

    28.1.3 kwetsbare objecten

    In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 26) zijn op de in lid  28.1.1 bedoelde gronden geen nieuwe kwetsbare objecten toegestaan.

    28.2 bouwregels

    In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 26) mag niet worden gebouwd.

    28.3 afwijking van de bouwregels

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 28.2 voor het toestaan van bouwwerken overeenkomstig dit hoofdstuk van deze regels worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.

    28.4 omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

     

    28.4.1 omgevingsvergunningplichtige werken

    Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in lid 28.1.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

        1. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;

        2. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;

        3. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;

        4. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het vellen en/of kappen van bos of andere houtgewassen.

    28.4.2 weigering

    Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 28.4.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de ondergrondse leidingen en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

    28.4.3 verlening

    Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de leidingbeheerder.

    28.4.4 uitzonderingen

    Geen omgevingsvergunning is nodig voor:

        1. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen;

        2. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.

    Artikel 29 Leiding - Hoogspanningsverbinding

     

    29.1 bestemmingsomschrijving

     

    29.1.1 algemeen

    De voor Leiding - Hoogspanningsverbinding aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

        1. een bovengrondse hoogspanningsverbinding ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding – hoogspanningsverbinding’;

        2. het beheer en onderhoud van de verbinding;

        3. de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding;

        4. met de bij a tot en met c behorende:

        5. bescherminsgzones aan weerszijden van de aanduiding ‘hartlijn leiding – hoogspanningsverbinding’;

        6. voorzieningen als bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

        7. (on)bebouwde gronden;

    29.1.2 toelaatbare bebouwing

    Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 29.1.1 genoemde bestemmingen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht.

    29.2 bouwregels

     

    29.2.1 algemeen

    In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 26) mag alleen ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd.

    29.2.2 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

    Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal:

        1. hoogspanningsmasten: 40 m;

        2. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde: 3 m.

    29.3 afwijking van de bouwregels

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 29.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits advies is verkregen van de leidingbeheerder.

    29.4 omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden

     

    29.4.1 omgevingsvergunningplichtige werken

    Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in lid 29.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

        1. het ophogen van gronden;

        2. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;

        3. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;

        4. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden.

    29.4.2 advies leidingbeheerder

    Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de leidingbeheerder.

    29.4.3 uitzonderingen

    Geen omgevingsvergunning is nodig voor:

        1. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen;

        1. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.

    Artikel 30 Leiding - Riool

     

    30.1 bestemmingsomschrijving

     

    30.1.1 algemeen

    De voor Leiding - Riool aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

        1. een ondergrondse rioolpersleiding ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding – riool’;

        2. het beheer en onderhoud van de leiding;

        3. de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding;

        4. met de bij a tot en met c behorende:

        5. bescherminsgzones aan weerszijden van de aanduiding ‘hartlijn leiding – riool’;

        6. voorzieningen als bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

        7. (on)bebouwde gronden;

    30.1.2 toelaatbare bebouwing

    Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 30.1.1 genoemde bestemmingen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht.

    30.2 bouwregels

     

    30.2.1 algemeen

    In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 26) mag alleen ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd.

    30.2.2 bouwwerken geen gebouwen zijnde

    Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal 3 m.

    30.3 afwijking van de bouwregels

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 30.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits advies is verkregen van de leidingbeheerder.

    30.4 omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

     

    30.4.1 omgevingsvergunningplichtige werken

    Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in lid 30.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

        1. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;

        2. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;

        3. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en
          overige waterpartijen;

        4. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het vellen en/of kappen van bos of andere houtgewassen.

    30.4.2 weigering

    Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 30.4.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de ondergrondse leidingen en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

    30.4.3 Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de leidingbeheerder.

     

    30.4.4 Geen omgevingsvergunning is nodig voor:

        1. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen;

        2. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.

    Artikel 31 Leiding - Water

     

    31.1 bestemmingsomschrijving

     

    31.1.1 algemeen

    De voor Leiding - Water aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

        1. een ondergrondse waterleiding ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding - water’;

        2. het beheer en onderhoud van de leiding;

        3. de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding;

        4. met de bij a tot en met c behorende:

        5. bescherminsgzones aan weerszijden van de aanduiding ‘hartlijn leiding –water’;

        6. voorzieningen als bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

        7. (on)bebouwde gronden;

    31.1.2 toelaatbare bebouwing

    Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 31.1.1 genoemde bestemmingen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht.

    31.2 bouwregels

     

    31.2.1 algemeen

    In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 26) mag alleen ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd.

    31.2.2 bouwwerken geen gebouwen zijnde

    Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal 3 m.

    31.3 afwijking van de bouwregels

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 31.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits advies is verkregen van de leidingbeheerder.

    31.4 omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

     

    31.4.1 omgevingsvergunningplichtige werken

    Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in lid 31.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

        1. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;

        2. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;

        3. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;

        4. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het vellen en/of kappen van bos of andere houtgewassen.

    31.4.2 weigering

    Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 31.4.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijde, of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de ondergrondse leidingen en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

    31.4.3 verlening

    Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de leidingbeheerder.

    31.4.4 uitzonderingen

    Geen omgevingsvergunning is nodig voor:

        1. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen;

        2. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.

    Artikel 32 Waarde - Archeologie

     

    32.1 bestemmingsomschrijving

     

    32.1.1 algemeen

    De voor Waarde - Archeologie aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het archeologisch monument.

    32.1.2 toelaatbare bebouwing

    Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 32.1.1 genoemde bestemmingen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht.

    32.2 bouwregels

    In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen (artikelen 3 tot en met 26) mag geen nieuw bouwwerk worden gebouwd.

    32.3 afwijking van de bouwregels

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 32.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits geen aantoonbaar onevenredige aantasting plaatsvindt van de archeologische waarden van het gebied.

    32.4 omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

     

    32.4.1 omgevingsvergunningplichtige werken

    Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in lid 32.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

        1. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;

        2. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;

        3. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het aanbrengen van drainage;

        4. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en
          apparatuur;

        5. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen van gronden en het vellen van bos of andere houtgewassen waarbij de stobben worden verwijderd;

        6. het scheuren van grasland.

    32.4.2 uitzonderingen

    Geen omgevingsvergunning is nodig voor:

        1. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen, mits de gronden niet dieper dan 0,3 m worden geroerd;

        2. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning;

        3. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden als onderdeel van een ingreep in de bodem met een oppervlakte van maximaal 500 m2;

        4. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden waarvoor een vergunning ingevolge de Monumentenwet 1988 nodig is.

    32.4.3 wijzigingsbevoegdheid

    Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van:

        1. het toevoegen van de bestemming Waarde – Archeologie, indien uit
          archeologisch onderzoek blijkt dat dit wenselijk is;

        2. het verwijderen van de bestemming Waarde – Archeologie, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat dit mogelijk is.

    Artikel 33 Waarde- Ecologie - Verbindingszone

     

    33.1 bestemmingsomschrijving

     

    33.1.1 algemeen

    De voor ‘Waarde - Ecologie - Verbindingszone’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de verwezenlijking, het behoud en het beheer van een ecologische verbindingszone in de vorm van bebouwingsvrije stroken met beplanting (natuurbouw) ten behoeve van de ecologische infrastructuur met de bijbehorende natuur-, ecologische en hydrologische waarden.

    33.1.2 toelaatbare bebouwing

    Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 33.1.1 genoemde bestemming bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht.

    33.2 bouwregels

     

    33.2.1 algemeen

    In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen (artikelen 3 tot en met 26) mag alleen ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd.

    33.2.2 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

    De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 m. 

    33.3 afwijking van de bouwregels

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 33.2.1 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits het gebied niet minder geschikt wordt voor de verwezenlijking, het behoud en het beheer van een ecologische verbindingszone.

    33.4 omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

     

    33.4.1 omgevingsvergunningplichtige werken

    Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in lid 33.1.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

        1. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;

        2. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen van meer dan 100 m²;

        3. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het aanbrengen van drainage;

        4. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;

        5. het verwijderen van beplanting.

    33.4.2 uitzonderingen

    Geen omgevingsvergunning is nodig voor:

        1. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen;

        2. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.

    33.5 wijzigingsbevoegdheid

     

    33.5.1 wijziging naar Natuur

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming ‘Agrarisch’, ‘Agrarisch met waarden – Landschap’ of ‘Agrarisch met waarden – Natuur’ tezamen met de dubbelbestemming ‘Waarde – Ecologie - Verbindingszone’ te wijzigen in de bestemming Natuur indien en voor zover de gronden worden ingericht en beheerd als ecologische verbindingszone. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast, onder de volgende voorwaarden:

        1. geen afbreuk wordt gedaan aan, of aantasting plaatsvindt van, in de directe omgeving aanwezige natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodemhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

        2. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;

        3. de ontwikkeling van deze natuurgebieden geschiedt enkel op basis van vrijwillige medewerking van de grondeigenaren;

        4. bodemonderzoek dient aan te tonen dat de gronden geschikt zijn voor de betreffende natuurontwikkeling.

    33.5.2 Verplaatsen dubbelbestemming ‘Waarde - Ecologie - Verbindingszone’

    Burgmeester en wethouders zijn bevoegd de dubbelbestemming ‘Waarde - Ecologie - Verbindingszone’ te verwijderen en op een andere locatie op te nemen, indien de gronden op de andere locatie beter geschikt zijn voor inrichting en beheer als ecologische verbindingszone. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast, onder de volgende voorwaarden:

        1. geen afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid om tot realisatie van de ecologische verbindingszone over te gaan;

        2. geen afbreuk wordt gedaan aan, of aantasting plaatsvindt van, in de directe omgeving aanwezige natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodemhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;

        3. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.

    Artikel 34 Waarde - Ecologie - EHS

     

    34.1 bestemmingsomschrijving

     

    34.1.1 algemeen

    De voor Waarde - Ecologie - EHS aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

        1. het behoud, beheer, herstel of de duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden (Ecologische Hoofdstructuur);

    alsmede voor:

        1. extensief recreatief medegebruik;

        2. behoud, beheer en herstel van aanwezige cultuurhistorische waarden;

        3. agrarisch gebruik gericht op natuurbeheer;

    34.1.2 toelaatbare bebouwing

    Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 34.1.1 genoemde bestemmingen bouwwerken geen gebouwen zijnde worden opgericht.

    34.2 bouwregels

     

    34.2.1 algemeen

    In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen (artikelen 3 tot en met 26) mag alleen ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd.

    34.2.2 bouwwerken geen gebouwen zijnde

    De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 m.

    34.3 afwijking van de bouwregels

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 34.2.1 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits geen aantoonbaar onevenredige aantasting plaatsvindt van de ecologische hoofdstructuur.

    34.4 omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

     

    34.4.1 omgevingsvergunningplichtige werken

    Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in lid 34.1.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

        1. het ontgronden, vergraven, egaliseren en afgraven van de gronden;

        2. het ophogen van gronden;

        3. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;

        4. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het aanbrengen van drainage;

        5. het verlagen en/of verhogen van de waterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainage of bronbemaling;

        6. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en
          apparatuur.

    34.4.2 uitzonderingen

    Geen omgevingsvergunning is nodig voor:

        1. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen;

        2. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.

    3 Algemene regels

     

    Artikel 35 Anti-dubbeltelbepaling

    Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

    Artikel 36 Algemene bouwregels

     

    36.1 bestemmingsomschrijving

    Ten behoeve van de bescherming van de geluidszone rondom lokale en interlokale wegen.

    36.2 bouwregels

    Voor de geluidsgevoelige bebouwing van de naast wegen gelegen gronden moeten in ieder geval eenafstand van 15 m uit de as van de weg in acht worden genomen, met dien verstande dat deze afstand niet geldt voor gronden gelegen naast wegen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van verkeer – onverharde wegen’ en specifieke vorm van verkeer – halfverharde wegen’.

    36.3 afwijking van de bouwregels

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 36.2 voor het toestaan van een kortere afstand tot de weg, mits de verkeersveiligheid blijft gewaarborgd en het geen geluidsgevoelige objecten betreft in het kader van de Wet geluidhinder.

    Artikel 37 Algemene aanduidingsregels

     

    37.1 geluidzone - vliegveld

     

    37.1.1 aanduidingomschrijving

    De gronden ter plaatse van de aanduiding ‘geluidzone - vliegveld’ zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de geluidsbelasting van vliegveld Seppe.

    37.1.2 bouwregels

    In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 26) mogen geen nieuwe woningen dan wel andere geluidsgevoelige gebouwen worden gebouwd.

    37.1.3 afwijking van de bouwregels

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 37.1.2 voor het bouwen van een nieuwe woning dan wel een ander geluidsgevoelig gebouw overeenkomstig de andere bestemmingen, mits de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein van de gevels van deze woningen dan wel andere geluidsgevoelige gebouwen niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.

    37.2 geluidzone - weg

     

    37.2.1 aanduidingomschrijving

    De gronden ter plaatse van de aanduiding ‘geluidzone – weg’ zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de geluidsbelasting van de snelweg A58.

    37.2.2 bouwregels

    In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 26) mogen geen nieuwe woningen dan wel andere geluidsgevoelige gebouwen worden gebouwd.

    37.2.3 afwijking van de bouwregels

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 37.2.2 voor het bouwen van een nieuwe woning dan wel ander geluidsgevoelig gebouw overeenkomstig de andere bestemmingen, mits de geluidsbelasting vanwege de weg van de gevels van deze woning dan wel ander geluidsgevoelig gebouw niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.

    37.3 milieuzone - geurzone

     

    37.3.1 aanduidingsomschrijving

    De gronden ter plaatse van de aanduiding ‘milieuzone - geurzone’ zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de geurcontrour behorende bij een bedrijf.

    37.3.2 bouwregels

    In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 26) mogen geen standplaatsen met recreatieverblijven aanwezig zijn.

    37.3.3 wijzigingsbevoegdheid

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduiding ‘milieuzone - geurzone’ te verwijderen, zodra de milieubelastende activiteit van het bedrijf gevestigd aan de Postbaan 11 niet langer aanwezig is en aangetoond is dat een goed verblijfsklimaat is gewaarborgd, waarna recreatieverblijven zijn toegestaan conform de regels van lid 21.2.

    37.4 milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied

     

    37.4.1 aanduidingomschrijving

    De gronden ter plaatse van de aanduiding ‘milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied’ zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de kwaliteit van het grondwater in verband met de drinkwatervoorziening, met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

    37.4.2 bouwregels

        1. in afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 26) mag alleen ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd.

        2. gebouwen mogen niet worden gebouwd.

        3. bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 3 m.

    37.4.3 afwijking van de bouwregels

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 37.4.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen.

    37.4.4 omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

    Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in lid 37.4.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

        1. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;

        2. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;

        3. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en
          overige waterpartijen;

        4. het gebruiken, storten en opslaan van meststoffen, bestrijdingsmiddelen, verontreinigde grond en/of schadelijke stoffen;

        5. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en
          apparatuur;

        6. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die een verandering van de waterhuishouding of het grondwaterpeil tot gevolg hebben, zoals drainage en (onder)bemaling.

    37.4.5 verlening omgevingsvergunning

    Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van het waterleidingbedrijf.

    37.4.6 uitzonderingen omgevingsvergunning

    Geen omgevingsvergunning is nodig voor:

        1. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen;

        2. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.

    37.5 milieuzone - waterwingebied

     

    37.5.1 aanduidingsomschrijving

    De gronden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - waterwingebied' zijn, behalve voor de daar voorkomende de functies in verband met de openbare watervoorziening met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, behoudens de bestemming Natuur.

    37.5.2 bouwregels

        1. in afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 26) mag alleen ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd.

        2. gebouwen mogen niet worden gebouwd.

        3. bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal 3 m.

    37.5.3 afwijking van de bouwregels

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 37.5.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits advies is verkregen van het waterleidingbedrijf.

    37.5.4 omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

    Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in lid 37.5.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

        1. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;

        2. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;

        3. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en
          overige waterpartijen;

        4. het gebruiken, storten en opslaan van meststoffen, bestrijdingsmiddelen, verontreinigde grond en/of schadelijke stoffen;

        5. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en
          apparatuur;

        6. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die een verandering van de waterhuishouding of het grondwaterpeil tot gevolg hebben, zoals drainage en (onder)bemaling.

    37.5.5 verlening omgevingsvergunning

    Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van het waterleidingbedrijf.

    37.5.6 uitzonderingen omgevingsvergunning

    Geen omgevingsvergunning is nodig voor:

        1. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen;

    werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.

    37.6 reconstructiewetzone - extensiveringsgebied

     

    37.6.1 aanduidingsomschrijving

    De gronden ter paatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone - extensiveringsgebied’ zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen (artikelen 3 tot en met 26), mede bestemd voor het beheer, behoud en bescherming van een gebied met het primaat wonen of natuur, waar uitbreiding, her- of nieuwvestiging van in ieder geval intensieve veehouderij onmogelijk is.

    37.6.2 intensieve veehouderij

    Vormverandering van een bouwvlak voor intensieve veehouderij is niet toegestaan;

    37.7 veiligheidszone - bevi

     

    37.7.1 aanduidingsomschrijving

    De gronden ter paatse van de aanduiding ‘veiligheidszone – bevi’ zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van personen en bebouwing bij calamiteiten.

    37.7.2 bouwregels

    In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 26) mogen geen nieuwe gebouwen worden gebouwd.

    37.7.3 specifieke gebruiksregels

    Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van bestaande gebouwen voor doeleinden en functies waarbij zich regelmatig personen ophouden, dan wel waarbij regelmatig sprake is van concentraties van personen.

    37.8 veiligheidszone - LPG

     

    37.8.1 aanduidingomschrijving

    De gronden ter plaatse van de aanduiding ‘veiligheidszone – LPG’ zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met een LPG-installatie.

    37.8.2 kwetsbare objecten

    In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 26) zijn op de in lid 37.8.1 bedoelde gronden geen nieuwe kwetsbare objecten toegestaan.

    37.8.3 bouwregels

    In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 26) mogen geen nieuwe gebouwen worden gebouwd ten behoeve van de in lid 37.8.2 genoemde functies.

    37.8.4 afwijking van de bouwregels

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in de leden 37.8.2 en 37.8.3 voor het toestaan van de in lid 37.8.2 genoemde functies en het bouwen van gebouwen ten behoeve van die functies voor zover in overeenstemming met de andere bestemming, mits ter plaatse een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd.

    37.8.5 wijzigingsbevoegdheid

    Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor:

        1. het verplaatsen of verkleinen van het aanduidingsvlak ‘veiligheidszone – LPG’ in verband met het verplaatsen van het LPG-vulpunt c.q. het verkleinen van de LPG-doorzet als aangeduid, mits het woon- en leefmilieu van de aangrenzende gronden niet verslechtert;

        2. het verwijderen van de aanduiding ‘veiligheidszone – LPG’, mits het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de LPG-installatie wordt beëindigd.

    37.9 veiligheidszone - munitie A

     

    37.9.1 aanduidingsomschrijving

    De gronden ter plaatse van de aanduiding ‘veiligheidszone - munitie A’ zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) (artikelen 3 tot en met 26), mede bestemd voor de bescherming van het (leef)klimaat rondom de munitieopslagplaats.

    37.9.2 bouwregels

        1. Het is verboden gebouwen op te richten.

    37.9.3 specifieke gebruiksregels

    Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en/of opstallen voor:

        1. openbare wegen, personenspoorwegen en druk bevaren waterwegen;

        2. parkeerterreinen;

        3. recreatie.

    37.10 veiligheidszone - munitie B

     

    37.10.1 aanduidingsomschrijving

    De gronden ter plaatse van de aanduiding ‘veiligheidszone – munitie B’ zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) (artikelen 3 tot en met 26), mede bestemd voor de bescherming van het (leef)klimaat rondom de munitieopslagplaats.

    37.10.2 bouwregels

        1. Het is verboden gebouwen op te richten, waarin zich in de regel personen bevinden,

        2. zoals woningen, kantoren, werkplaatsen, cafés e.d., alsmede recreatieve voorzieningen;

    37.10.3 specifieke gebruiksregels

    Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en/of opstallen voor:

        1. hoofdverkeerswegen;

        2. functies waar zich grote aantallen recreanten kunnen bevinden, sportvelden, jachthavens, zwembaden, kampeerterreinen, caravanparken e.d.;.

    37.11 veiligheidszone - munitie C

     

    37.11.1 aanduidingsomschrijving

    De gronden ter plaatse van de aanduiding ‘veiligheidszone – munitie C’ zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) (artikelen 3 tot en met 26), mede bestemd voor de bescherming van het (leef)klimaat rondom de munitieopslagplaats.

    37.11.2 bouwregels

    Het is verboden gebouwen op te richten met vlies- of gordijngevelconstructies alsmede gebouwen met grote glasoppervlakten, waarin zich in de regel een groot aantal personen bevindt.

    37.12 vrijwaringszone - molenbiotoop

     

    37.12.1 aanduidingsomschrijving

     

    37.12.2 De gronden ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone - molenbiotoop’ zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming van de functie van de molen als werktuig en zijn waarde als landschapsbepalend element.

     

    37.12.3 bouwregels

    In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen (artikelen 3 tot en met 26) bedoelde bestemming geldt ten aanzien van de maximale bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone - molenbiotoop’ de volgende bepalingen:

        1. binnen een afstand van 100 m van de molen, bouwwerken niet worden gebouwd voor zover de bouwhoogte hoger is dan de hoogte van het onderste punt van de verticaal staande molenwiek;

        2. de hoogte van bouwwerken mag tussen de 100 en 400 m van de molen niet hoger zijn dan 1/100 van de afstand tussen het bouwwerk dan wel de beplanting en de molen, gerekend vanaf de onderste punt van de verticaal staande molenwiek;

    37.12.4 afwijking van de bouwregels

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 37.12.2 voor het bouwen overeenkomstig het bepaalde in de andere bestemmingen, mits advies is verkregen van de eigenaar en beheerder van de molen en met dien verstande dat het functioneren en de zichtbaarheid van de molen niet in onevenredige mate worden of kunnen worden aangetast.

    37.12.5 omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

    Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in lid 37.12.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren het aanplanten van bomen en/of houtgewas en het aanbrengen van beplanting met een hoogte die hoger is dan op grond van het bepaalde in lid 37.12.2 is toegestaan voor bouwwerken.

    37.12.6 verlening omgevingsvergunning

    Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van een molendeskundige instantie omtrent de mogelijkheden voor de windvang van de molen.

    37.12.7 uitzonderingen omgevingsvergunning

    Geen omgevingsvergunning is nodig voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning.

    37.13 vrijwaringszone - radar

     

    37.13.1 aanduidingsomschrijving

    De gronden ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone - radar’ zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het radarverstoringsgebied van Vliegbasis Woensdrecht ten einde de verstoring van het radarbeeld te voorkomen.

    37.13.2 bouwregels

    In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 26) mogen geen bouwwerken worden opgericht met een hoogte van 63 m en meer.

    37.13.3 afwijking van de bouwregels

    Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 37.13.2 voor het bouwen overeenkomstig het bepaalde in de andere bestemmingen, mits advies is verkregen van de Minister van Defensie, DGW&T, directie Brabant en met dien verstande dat het functioneren van de radar niet in onevenredige mate wordt of kan worden aangetast.

    37.14 hoge archeologische verwachtingswaarde

     

    37.14.1 aanduidingsomschrijving

    De gronden ter plaatse van de aanduiding ‘hoge archeologische verwachtingswaarde’ zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen (artikelen 3 tot en met 26), mede bestemd voor de bescherming van hoge archeologische verwachtingswaarden.

    37.14.2 omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

    Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in lid 37.14.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

        1. het afgraven, vergraven, ontgronden, ophogen of egaliseren, diepploegen, woelen en mengen van gronden, zodanig dat er een verschil in hoogte, c.q. diepte ten opzichte van het bestaande maaiveld ontstaat van meer dan 0,30 m;

        2. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen en parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;

        3. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het aanbrengen van drainage;

        4. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen van gronden en het vellen van bos of andere houtgewassen waarbij de stobben worden verwijderd.

    37.14.3 verlening omgevingsvergunning

    Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat een archeologisch rapport is overlegt, waaruit blijkt dat de archeologische waarden voldoende worden geborgd, door de verstoring niet aanvaardbaar onevenredig worden aangetast of dat er geen sprake is van de aanwezigheid van archeologische waarden.

    37.14.4 uitzonderingen omgevingsvergunning

    Geen omgevingsvergunning is nodig voor:

        1. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen;

        2. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning;

        3. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden met een verstoring kleiner dan 100 m².

    37.15 middelhoge archeologische verwachtingswaarde

     

    37.15.1 aanduidingsomschrijving

    De gronden ter plaatse van de aanduiding ‘middelhoge archeologische verwachtingswaarde’ zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen (artikelen 3 tot en met 26), mede bestemd voor de bescherming van middelhoge archeologische verwachtingswaarden.

    37.15.2 omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

    Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in lid 37.15.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

        1. het afgraven, vergraven, ontgronden, ophogen of egaliseren, diepploegen, woelen en mengen van gronden, zodanig dat er een verschil in hoogte, c.q. diepte ten opzichte van het bestaande maaiveld ontstaat van meer dan 0,30 m;

        2. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen en parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;

        3. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het aanbrengen van drainage;

        4. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen van gronden en het vellen van bos of andere houtgewassen waarbij de stobben worden verwijderd.

    37.15.3 verlening omgevingsvergunning

    Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat een archeologisch rapport is overlegt, waaruit blijkt dat de archeologische waarden voldoende worden geborgd, door de verstoring niet aantoonbaar onevenredig worden aangetast of dat er geen sprake is van de aanwezigheid van archeologische waarden.

    37.15.4 uitzonderingen omgevingsvergunning

    Geen omgevingsvergunning is nodig voor:

        1. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen;

        2. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning;

        3. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden met een verstoring kleiner dan 750 m².

    37.16 attentiegebieden EHS

     

    37.16.1 aanduidingsomschrijving

    De gronden ter plaatse van de aanduiding ‘attentiegebieden EHS’ zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming tegen negatieve effecten op de waterhuishouding van de hierbinnen gelegen ecologische hoofdstructuur.

    37.16.2 omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

    Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in lid 37.16.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

        1. het verzetten van grond van meer dan 100 m³ of op een diepte van meer dan 0,6 m beneden maaiveld, voor zover geen vergunning is vereist in het kader van de Ontgrondingenwet;

        2. de aanleg van drainage ongeacht de diepte, tenzij het gaat om vervanging van een al bestaande drainage;

        3. het verlagen van de grondwaterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwaterontrekkingen;

        4. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van meer dan 100 m², anders dan een bouwwerk.

    37.16.3 verlening omgevingsvergunning

    Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat het betrokken waterschapsbestuur is gehoord.

    37.16.4 uitzonderingen omgevingsvergunning

    Geen omgevingsvergunning is nodig voor:

        1. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen;

        2. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning;

    37.17 beslotenheid

     

    37.17.1 aanduidingsomschrijving

    De gronden ter plaatse van de aanduiding ‘beslotenheid’ zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van de beslotenheid in het landschap.

    37.17.2 omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

    Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in lid 37.17.1 bedoelde gronden houtgewas te vellen of te kappen;

    37.17.3 uitzonderingen omgevingsvergunning

    Geen omgevingsvergunning is nodig voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen;

    37.17.4 werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.

     

    37.18 militair oefenterrein

     

    37.18.1 aanduidingsomschrijving

    De gronden ter plaatse van de aanduiding ‘militair oefenterrein’ zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor militaire oefeningen.

    37.18.2 bouwregels

    In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 26) mogen gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde niet worden gebouwd.

    37.19 openheid

     

    37.19.1 aanduidingsomschrijving

    De gronden ter plaatse van de aanduiding ‘openheid’ zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van de openheid in het landschap.

    37.19.2 bouwregels

    In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 26) mogen gebouwen en bouwwerken op gronden gelegen buiten het bouwvlak niet worden gebouwd.

    37.19.3 omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

    Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in lid 37.19.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

        1. het aanbrengen van houtgewas;

        2. het aanleggen van folie-mestbassin, met dien verstande dat geen omgevingsvergunning benodigd is binnen een strook van 25 m rondom een agrarisch bouwvlak;

        3. het plaatsen van tunnels lager dan 1,5 m en het aanleggen van afdekfolie.

    37.19.4 uitzonderingen omgevingsvergunning

    Geen omgevingsvergunning is nodig voor:

        1. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen;

        2. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning;

        3. aanbrengen van beplantingen ten behoeve van landschappelijke inpassing van nieuwe bouwwerken, waarvoor een landschappelijke inpassing wordt vereist en beplantingen naast openbare wegen welke geen strijdigheid opleveren met de bestemming.

    Artikel 38 Algemene afwijkingsregels

     

    38.1 Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

        1. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, met dien verstande dat deze afwijking niet is toegestaan voor de inhoudsmaat van burgerwoningen binnen de bestemming Wonen;

        2. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;

        3. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m;

        4. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde wordt vergroot tot maximaal 10 m.

    38.2 Afwijking als bedoeld in lid 38.1 is slechts toegestaan, mits:

        1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet aantoonbaar onevenredig worden geschaad;

        2. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

    Artikel 39 Algemene wijzigingsregels

    Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

        1. bestemmingsgrenzen mogen met niet meer dan 5 m worden verschoven;

        2. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet aantoonbaar onevenredig worden geschaad;

        3. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet
          onevenredig worden geschaad.

    Artikel 40 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

    De voorschriften van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het bepaalde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

        1. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige
          bepalingen;

        2. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;

        3. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;

        4. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;

        5. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;

        6. de ruimte tussen bouwwerken.

    4 Overgangs- en slotregels

     

    Artikel 41 Overgangsrecht

     

    41.1 overgangsrecht bouwwerken

     

    41.1.1 algemeen

    Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

        1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

        2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

    41.1.2 afwijking

    Bij omgevingsvergunning kan eenmalig worden afgeweken van het bepaalde in lid 41.1.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 41.1.1 met maximaal 10%.

    41.1.3 uitzondering

    Lid 41.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

    41.2 overgangsrecht gebruik

     

    41.2.1 algemeen

    Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan/inpassingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

    41.2.2 strijdig gebruik

    Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 41.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

    41.2.3 onderbroken gebruik

    Indien het gebruik, bedoeld in lid 41.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

    41.2.4 uitzondering

    Lid 41.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

    Artikel 42 Slotregel

    Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Buitengebied Rucphen 2011.

     

    Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van [invullen datum raadsvergadering].