|
||
Regels |
|
|
|
|
|
HOOFDSTUK 1 |
|
|
Artikel 1 |
|
|
Artikel 2 |
|
|
|
|
|
HOOFDSTUK 2 |
|
|
Artikel 3 |
|
|
|
|
|
HOOFDSTUK 3 |
|
|
Artikel 4 |
|
|
Artikel 5 |
|
|
Artikel 6 |
|
|
Artikel 7 |
|
|
|
|
|
|
|
|
HOOFDSTUK 4 |
|
|
Artikel 8 |
|
|
Artikel 9 |
|
|
|
|
|
HOOFDSTUK 1
INLEIDENDE
REGELS
|
||
Artikel 1
|
||
|
|
|
In deze regels wordt verstaan onder: |
||
|
|
|
1.1 |
Plan |
|
Het bestemmingsplan “bebouwde Kom Zegge, Onze
Lieve Vrouwestraat 101-103a” van de gemeente
Rucphen.
|
||
1.2 |
Bestemmingsplan |
|
De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat
in het GML-bestand NL.IMRO0840.2585K0005-ON01
met de
bijbehorende regels.
|
||
1.3 |
Kaart |
|
De geometrisch bepaalde planobjecten al vervat
in het GML-bestand NL.IMRO0840.2585K0005-ON01.
|
||
1.4 |
Aanduiding |
|
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee
gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de
regels, regels worden gesteld ten aanzien van
het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
|
||
1.5 |
Aanduidingsgrens |
|
De grens van een aanduiding indien het een vlak
betreft.
|
||
1.6 |
Aaneengebouwd |
|
Blokken van meer dan twee aaneengebouwde
hoofdgebouwen.
|
||
1.7 |
Aan huis gebonden beroep |
|
Een beroep dat in een woning door de bewoner
wordt uitgeoefend, waarbij de woning in
overwegende mate haar hoofdfunctie behoudt en
dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de
woonfunctie in overeenstemming is.
|
||
1.8 |
Aan- of uitbouw |
|
Een uit de gevel springend, in architectonisch
opzicht ondergeschikt deel van een hoofdgebouw
dat door de indeling en inrichting is bestemd
hoofdzakelijk te worden gebruikt overeenkomstig
het gebruik van het hoofdgebouw.
|
||
1.9 |
Achtererf |
|
Gedeelte van het erf dat aan de achterzijde van
het hoofdgebouw is gelegen.
|
||
1.10 |
Achtergevel van een gebouw |
|
Achtergevel van een gebouw het meest
achterwaarts gelegen deel van een hoofdgebouw.
|
||
1.11 |
Afgewerkt bouwterrein |
|
De gemiddelde hoogte van de gebouwen en
bouwwerken geen gebouwen zijnde omringende
grond. |
||
|
|
|
1.12 |
Bebouwing |
|
Één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen
gebouwen zijnde.
|
||
1.13 |
Bestemmingsgrens |
|
De grens van een bestemmingsvlak.
|
||
1.14 |
Bestemmingsvlak |
|
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde
bestemming.
|
||
1.15 |
Bouwen |
|
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk
oprichten, vernieuwen of veranderen en het
vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel
of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of
veranderen van een standplaats.
|
||
1.16 |
Bouwgrens |
|
De grens van een bouwvlak.
|
||
1.17 |
Bouwperceel |
|
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge
de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende
bebouwing is toegelaten.
|
||
1.18 |
Bouwperceelgrens |
|
Een grens van een bouwperceel.
|
||
1.19 |
Bouwvlak |
|
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden
zijn aangeduid, waar ingevolge de regels
bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen
zijnde zijn toegelaten.
|
||
1.20 |
Bedrijfsmatig gebruik. |
|
Het gebruik van (een gedeelte van) een gebouw
voor het verrichten van werkzaamheden van
dienstverlenende en/of ambachtelijke aard met
als doel daaruit hoofd- of neveninkomsten te
betrekken, waarbij geen sprake is van een zich
als specifiek opgeleid persoon naar buiten
presenterende beroepsbeoefenaar en waarvan de
omvang in activiteiten zodanig is dat deze, met
behoud van de woonfunctie, kunnen worden
uitgeoefend.
|
||
1.21 |
Beroepsmatig gebruik |
|
Het gebruik van (een gedeelte van) een gebouw
voor een zelfstandig en onder eigen naam
uitoefenen van een dienstverlenend beroep op
administratief, juridisch, medisch,
therapeutisch, lichaamsverzorgend, kunstzinnig,
ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen
gebied door een daarvoor specifiek opgeleid
persoon en waarvan de omvang in activiteiten
zodanig is dat deze, met behoud van de
woonfunctie, kunnen worden uitgeoefend.
|
||
1.22 |
Bestaand |
|
Ten tijde van de inwerkingtreding van het plan.
|
||
1.23 |
Bijgebouw |
|
Een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan
vrijstaand gebouw en door zijn ligging, functie,
constructie of afmetingen ondergeschikt is aan
het hoofdgebouw.
|
||
1.24 |
Bouwlaag |
|
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door
gelijke of bij benadering gelijke hoogte
liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks
met inbegrip van de begane grond en met
uitsluiting van onderbouw en zolder.
|
||
1.25 |
Bouwwerk |
|
Elke constructie van enige omvang van hout,
steen, metaal of ander materiaal, die hetzij
direct hetzij indirect met de grond verbonden
is, hetzij direct of indirect steun vindt in of
op de grond.
|
||
1.26 |
Caravan |
|
Een al dan niet uitklapbare wagen of voertuig,
onder welke benaming ook aangegeven, die
uitsluitend of in hoofdzaak dient of kan dienen
tot woon-, dag- of nachtverblijf van één of meer
personen en die bestemd is op normale wijze en
regelmatig op de verkeerswegen als een
aanhangsel van een personenauto te worden
voortbewogen.
|
||
1.27 |
Detailhandel |
|
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, hieronder
begrepen de uitstalling ten verkoop, het
verkopen, verhuren en/of leveren van goederen
aan diegenen die deze goederen kopen of huren
voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan
in de uitoefening van een beroeps- of
bedrijfsactiviteit.
|
||
1.28 |
Dienstverlening |
|
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, zoals
reisbureaus, wasserettes, autorijschool en
videotheek.
|
||
1.29 |
Vier-aaneen |
|
Blokken van vier aaneengebouwde hoofdgebouwen.
|
||
1.30 |
Erf |
|
Een deel van het bouwperceel ten dienste van het
gebruik van de aanwezige gebouwen.
|
||
1.31 |
Erfafscheiding |
|
De grens van het erf.
|
||
1.32 |
Escortbedrijf |
|
De natuurlijke persoon, groep of rechtspersoon
die bedrijfsmatig, of van omvang alsof zij
bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op
een andere plaats dan in de bedrijfsruimte (van
een seksinrichting) wordt uitgeoefend.
|
||
1.33 |
Gebouw |
|
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke,
overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden
omsloten ruimte vormt. |
||
1.34 |
Geschakeld |
|
Hoofdgebouwen waarvan de hoofdgebouwen door
middel van bijgebouwen en/of aan- en uitbouwen
met elkaar zijn verbonden.
|
||
1.35 |
Gestapeld |
|
Een hoofdgebouw waarin meerdere woningen zijn
ondergebracht, zodanig dat deze boven dan wel
beneden elkaar zijn gesitueerd, waarbij per
woning een zelfstandige toegankelijkheid
gewaarborgd is.
|
||
1.36 |
Gevellijn |
|
Denkbeeldige dan wel op de kaart aangegeven lijn
die strak langs de gevel van een gebouw loopt
tot aan de bouwperceelsgrenzen.
|
||
1.37 |
Hoofdgebouw |
|
Een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn
constructie, afmetingen, ligging of functie dan
wel gelet op de bestemming als belangrijkste
gebouw valt aan te merken.
|
||
1.38 |
Kap |
|
Een constructie van één of meer dakvlakken.
|
||
1.39 |
Maatvoeringsvlak |
|
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee
gronden zijn aangegeven, waar een bepaalde
maatvoering geldt.
|
||
1.40 |
Mantelzorg |
|
Alle vormen van langdurige zorg die niet in het
kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden
aan een hulpbehoevende door personen uit diens
directe omgeving, waarbij de zorgverlening
rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie
en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor
elkaar overstijgt.
|
||
1.41 |
Nutsvoorziening |
|
Voorziening ten behoeve van het openbare nut,
zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes,
duikers, gemaalgebouwtjes en telefooncellen.
|
||
1.42 |
Omgevingsvergunning |
|
Een vergunning voor het uitvoeren van een
project dat invloed heeft op de fysieke
leefomgeving, op grond van de Wet algemene
bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo).
|
||
1.43 |
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk,
geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden |
|
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een
werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, op
grond van artikel 2.1 lid 1 onder b van de Wabo. |
||
1.44 |
Omgevingsvergunning voor het afwijken |
|
Omgevingsvergunning voor het gebruiken van
gronden of bouwwerken in strijd met dit plan met
toepassing van de in dit plan opgenomen regels
inzake afwijking, op grond van artikel 2.1 lid 1
onder c jo. artikel 2.12 lid 1 sub a onder 1 van
de Wabo. |
||
1.45 |
Omgevingsvergunning voor het bouwen |
|
Omgevingsvergunning voor het bouwen van een
bouwwerk, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder a
van de Wabo.
|
||
1.46 |
Omgevingsvergunning voor het slopen van een
bouwwerk |
|
Omgevingsvergunning voor het slopen van een
bouwwerk, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder g
van de Wabo. |
||
1.47 |
Ondergeschikte nevenactiviteit |
|
Een activiteit waarvan de omvang zodanig is dat
deze, met behoud van de hoofdfunctie, naast de
hoofdfunctie kunnen worden uitgeoefend.
|
||
1.48 |
Overkapping |
|
Een bouwwerk geen gebouw zijnde voorzien van een
gesloten dak en van maximaal twee wanden.
|
||
1.49 |
Peil |
|
|
||
1.50 |
Prostitutie |
|
Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten
van seksuele handelingen met een ander tegen
vergoeding.
|
||
1.51 |
Raamprostitutie |
|
Een seksinrichting met één of meer ramen van
waarachter de prostitué/prostituee tracht de
aandacht van passanten op zich te vestigen met
als doel het zich beschikbaar stellen tot het
verrichten van seksuele handelingen met een
ander tegen vergoeding.
|
||
1.52 |
Seksinrichting |
|
De voor publiek toegankelijke, besloten ruimte
waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij
bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden
verricht, of vertoningen van
erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder
een seksinrichting worden in elk geval verstaan:
een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een
erotisch-massagesalon, een seksbioscoop,
seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub,
al dan niet in combinatie met elkaar.
|
||
1.53 |
Stacaravan |
|
Een onderkomen dat uitsluitend dient of kan
dienen tot recreatief woon-, dag- of
nachtverblijf van een of meer personen en dat
door de aanwezigheid van een chassis,
assenstelsel en wielen over een korte afstand
naar een vaste standplaats kan worden verreden,
maar welke niet bestemd is om regelmatig en op
normale wijze op de verkeerswegen als aanhangsel
van een personenwagen te worden voortbewogen.
|
||
1.54 |
Standplaats |
|
Een kavel welke zich bevindt op een
kampeerterrein, bestemd voor het plaatsen van
een kampeermiddel, stacaravan of
vakantiebungalow.
|
||
1.55 |
Twee-aaneen |
|
Blokken van twee aaneengebouwde hoofdgebouwen,
die door middel van één gemeenschappelijke wand
met elkaar zijn verbonden.
|
||
1.56 |
Verblijfsdoeleinden |
|
Gronden waarbij de nadruk ligt op het verblijf
van personen in het openbaar gebied en die
tevens een verkeersfunctie hebben voor fietsers
en voetgangers.
|
||
1.57 |
Verpleeghuisplaats |
|
Een niet zelfstandige woning met
zorgvoorzieningen
|
||
1.58 |
Voorerf |
|
Gedeelte van het erf dat aan de voorkant van het
hoofdgebouw is gelegen.
|
||
1.59 |
Voorgevel van een gebouw |
|
Het meest naar de wegzijde gekeerde deel van een
hoofdgebouw.
|
||
1.60 |
Vrijstaand |
|
Een gebouw zonder gemeenschappelijke wand met
een ander gebouw.
|
||
1.56 |
Weg |
|
Als bedoeld in artikel 1, lid 1, sub b van de
Wegenverkeerswet 1994, zoals die luidde ten
tijde van de inwerkingtreding van het plan.
|
||
1.57 |
Wgh |
|
De Wet geluidhinder, zoals die luidde ten tijde
van de inwerkingtreding van het plan.
|
||
1.58 |
Ww |
|
De Woningwet, zoals die luidde ten tijde van de
inwerkingtreding van het plan.
|
||
1.59 |
Woning |
|
Een gebouw, dat dient voor de huisvesting van
personen.
|
||
1.60 |
Woonwagen |
|
Een voor bewoning bestemd gebouw dat is
geplaatst op een standplaats en dat in zijn
geheel of in delen kan worden verplaatst.
|
||
1.61 |
Wro |
|
De Wet ruimtelijke ordening, zoals die luidde
ten tijde van de inwerkingtreding van het plan.
|
||
1.62 |
Zijerf |
|
Gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het
hoofdgebouw is gelegen.
|
||
1.63 |
Zijgevel van een gebouw |
|
Een gevel van een hoofdgebouw, die niet een
voorgevel of een achtergevel is.
|
||
Artikel 2
|
||
Bij de toepassing van deze regels wordt als
volgt gemeten:
|
||
2.1 |
Afstanden: |
|
Van gebouwen onderling, alsmede afstanden van
gebouwen tot de bouwperceelsgrens worden gemeten
vanaf de zijgevel van een gebouw.
|
||
2.2 |
Bebouwde oppervlakte van een bouwperceel of een
ander terrein |
|
Door de oppervlakten van alle op een terrein
gelegen gebouwen en overkappingen bij elkaar op
te tellen, tenzij in deze regels anders is
bepaald.
|
||
2.3 |
De dakhelling: |
|
Langs het dakvlak ten opzichte van het
horizontale vlak.
|
||
2.4 |
De bouwhoogte van een bouwwerk: |
|
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een
gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde,
met uitzondering van ondergeschikte
bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes,
liftschachten, trappenhuizen en naar de aard
daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
|
||
2.5 |
De goothoogte van een bouwwerk: |
|
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot
c.q. de druiplijn, het boeiboord of daarbij
gelijk te stellen constructiedeel.
|
||
2.6 |
De inhoud van een bouwwerk: |
|
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer,
de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van
de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en
dakkapellen.
|
||
2.7 |
De oppervlakte van een bouwwerk: |
|
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het
hart van de scheidingsmuren, neerwaarts
geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het
afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het
bouwwerk.
|
||
2.8 |
De breedte en diepte van een bouwwerk: |
|
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of tot
het hart van de scheidingsmuren, met dien
verstande, dat wanneer de betreffende
gevelvlakken niet evenwijdig lopen of
verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de
kleinste en de grootste maat.
|
||
2.9 |
Het bewoonbaar vloeroppervlak: |
|
Binnen de afgewerkte omtrekwanden (in
voorkomende gevallen binnen de balustrade) onder
aftrek van de in de ruimte inspringende
onderdelen van het gebouw als
schoorsteenstoelen, kanalen en kasten, maar
zonder aftrek van plinten en vast meubilair als
aanrechten en verwarmingslinten. Vloeroppervlak
waarboven minder dan 1,50 meter hoogte aanwezig
is wordt hierbij buiten beschouwing gelaten.
|
||
2.10 |
Het bedrijfsvloeroppervlak: |
|
Binnenwerks op de vloer van de ruimten die
ingevolge het plan worden of kunnen
worden gebruikt voor bedrijfsmatige
activiteiten.
|
||
2.11 |
De dakhelling: |
|
Langs het dakvlak ten opzichte van het
horizontale vlak.
|
||
2.12 |
Ondergeschikte bouwdelen: |
|
Bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen,
gevelversieringen, ventilatiekanalen,
schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels,
erkers, portalen, balkons en overstekende daken,
worden bij de toepassing van het bepaalde ten
aanzien van het bouwen buiten beschouwing
gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q.
bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter
bedraagt. |
||
HOOFDSTUK |
Artikel |
3. |
|
||||||
|
|
|||||||
|
|
|||||||
3.1. |
Bestemmingsomschrijving |
|||||||
|
|
|||||||
3.1.1 |
Bestemming |
|||||||
a. |
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele,
levensbeschouwelijke voorzieningen alsmede
voorzieningen ten behoeve van openbare
dienstverlening; |
|||||||
b. |
ter plaatse van de aanduiding ‘gezondheidszorg’:
een zorginstelling; |
|||||||
c. |
wegen, paden, pleinen, parkeervoorzieningen,
groenvoorzieningen en andere voorzieningen ten
dienste van de bestemming. |
|||||||
|
|
|||||||
3.1.2 |
Toelaatbare bebouwing |
|||||||
Op deze gronden mogen, met inachtneming van de
op de kaart aangegeven
aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in
lid 3.1.1 genoemde bestemmingen worden
opgericht: |
||||||||
a. |
||||||||
b. |
aan- en uitbouwen en bijgebouwen; |
|||||||
c. |
bouwwerken geen gebouwen zijnde. |
|||||||
|
|
|||||||
|
|
|||||||
3.2. |
Bouwregels |
|||||||
|
|
|||||||
3.2.1 |
Hoofdgebouwen |
|||||||
Hoofdgebouwen mogen worden opgericht met
inachtneming van de volgende regels: |
||||||||
a. |
de hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het op
de kaart aangegeven bouwvlak worden opgericht,
met inachtneming van de op de kaart aangegeven
aanduidingen en van het op de kaart aangegeven
bebouwingspercentage daar waar een dergelijk
percentage op de kaart is aangegeven; |
|||||||
b. |
de gebouwen worden met de voorgevel gebouwd in
de op de kaart aangegeven (verlengde van de)
gevellijn, daar waar een dergelijke lijn op de
kaart is aangegeven. Indien voor een bouwperceel
twee gevellijnen zijn bepaald, dient zowel de
voor- als de zijgevel hierin te worden gebouwd; |
|||||||
c. |
de goot- en bouwhoogte bedraagt maximaal de op
de kaart aangegeven maat; |
|||||||
d. |
de dakhelling bedraagt bij toepassing van
hellende dakvlakken minimaal 30° en maximaal
65;. |
|||||||
e. |
het aantal verpleeghuisplaatsen bedraagt
maximaal het op de kaart aangegeven maximum
aantal wooneenheden. |
|||||||
|
|
|||||||
3.2.2 |
Aan –en uitbouwen en bijgebouwen |
|||||||
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen worden
gebouwd met inachtneming van de volgende regels: |
||||||||
a. |
de gezamenlijke oppervlakte van aan- en
uitbouwen en bijgebouwen bedraagt maximaal
100m²; |
|||||||
b. |
de goot- en bouwhoogte bedraagt maximaal 3,25
respectievelijk 6 meter. Indien een dakhelling
wordt toegepast bedraagt de helling minimaal 30°
en maximaal 65°. |
|||||||
|
|
|||||||
3.2.3 |
Bouwwerken geen gebouwen zijnde |
|||||||
Bouwwerken geen gebouwen zijnde mogen worden
opgericht met inachtneming van de volgende
regels: |
||||||||
a. |
de bouwhoogte binnen een bouwvlak bedraagt
maximaal 4 meter; |
|||||||
b |
de bouwhoogte buiten een bouwvlak bedraagt
maximaal 2,5 meter; |
|||||||
|
|
|||||||
|
|
|||||||
3.3. |
Afwijken van de bouwregels |
|||||||
|
|
|||||||
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning
verlenen voor het afwijken van het bepaalde in: |
||||||||
a. |
lid 3.2.1, sub c mits deze maat met maximaal 1
meter zal worden overschreden. |
|||||||
b. |
lid 3.2.1, sub e voor het verhogen van het
maximum aantal verpleeghuisplaatsen mits voldaan
kan worden aan de overige eisen gesteld in dit
artikel omtrent de plaatsbepaling en afmeting
van de bebouwing. |
|||||||
|
||||||||
de omgevingsvergunningen voor het afwijken
kunnen slechts worden verleend, mits geen
onevenredige aantasting plaatsvindt van: |
||||||||
|
- |
de samenhang in straat- en bebouwingsbeeld; |
||||||
|
- |
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende
gronden en bouwwerken. |
||||||
|
|
|||||||
|
|
|||||||
3.4. |
Specifieke gebruiksregels |
|||||||
|
|
|||||||
Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval
gerekend het uitoefenen van detailhandel, anders
dan als ondergeschikte nevenactiviteit bij ter
plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteiten. |
||||||||
HOOFDSTUK 3
ALGEMENE REGELS
|
||
|
|
|
Artikel 4 |
||
|
||
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij
het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering
is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft
bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten
beschouwing. |
||
|
|
|
Artikel
5
|
||||
|
|
|||
5.1 |
Nadere eisen |
|||
|
||||
5.1.1 |
Plaatsbepaling en dakhelling |
|||
Burgemeester en wethouders kunnen, met
inachtneming van de regels vervat in hoofdstuk
2, bij het verlenen van een omgevingsvergunning,
nadere eisen te stellen ten aanzien van: |
||||
a. |
de plaatsing van gebouwen, aan- en uitbouwen en
bijgebouwen ten opzichte van de
bouwperceelsgrens en ten opzichte van elkaar; |
|||
b. |
de dakhelling en nokrichting van hellende
dakvlakken van gebouwen; |
|||
c. |
de plaatsing en vormgeving van bouwwerken geen
gebouwen zijnde. |
|||
|
||||
5.1.2 |
Voorwaarden |
|||
De in lid 5.1.1 bedoelde nadere eisen mogen
slechts worden gesteld met het doel te voorkomen
dat de belangen van derden worden geschaad of
afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het
plan en met het oog op de bereikbaarheid van
gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en
gronden in verband met calamiteiten. |
||||
|
||||
|
||||
5.2 |
Verboden gebruik |
|||
|
||||
Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval
gerekend: |
||||
a. |
het gebruiken, te doen of laten gebruiken van
gronden, gebouwen en bouwwerken geen gebouwen
zijnde op een wijze of tot een doel strijdig met
de in dit plan aan de grond gegeven bestemming; |
|||
b. |
het gebruiken, te doen of laten gebruiken van
gronden, gebouwen en bouwwerken geen gebouwen
zijnde ten behoeve van de exploitatie van een
seksinrichting,een escortbedrijf en raam- en
straatprostitutie. |
|||
|
||||
|
|
Artikel 6. |
||||
|
|
|||
|
|
|||
6.1 |
Afwijkingen. |
|||
|
||||
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning
voor het afwijken verlenen van de regels in dit
plan voor: |
||||
a. |
het afwijken van de in het plan voorgeschreven
maatvoering met maximaal 10%; |
|||
b. |
het oprichten van antennes en masten met een
bouwhoogte van maximaal 15 meter. |
|||
c. |
het overschrijden van de naar de weg gekeerde
bouwgrens, zomede van de ten opzichte van de
zijdelingse bouwperceelsgrens bepaalde minimale
afstand door: |
|||
|
- |
erkers, balkons en bordessen tot maximaal 1
meter; |
||
|
- |
ingangspartijen tot maximaal 2 meter, mits de
bebouwde oppervlakte maximaal 6 m² en de hoogte
maximaal 3 meter zal bedragen; |
||
d. |
het bouwen van hoofdgebouwen buiten het
bouwvlak. |
|||
Artikel 7. |
|||
|
|
||
|
|
||
7.1 |
Wijzigingen. |
||
|
|||
Het college kan de regels in dit plan wijzigen
voor: |
|||
a. |
het bouwen van niet voor bewoning bestemde
gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde van
geringe afmetingen ten dienste van het openbaar
nut met een oppervlakte van maximaal 15 m² en
een hoogte van maximaal 3,5 meter; |
||
b. |
geringe afwijkingen, die in het belang zijn van
een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde
plaatsing van bouwwerken geen gebouwen zijnde of
die noodzakelijk zijn in verband met de
werkelijke toestand van het terrein. Hierbij
zijn verschuivingen van de bestemmingsgrens met
maximaal 3 meter toelaatbaar. |
||
HOOFDSTUK 4
OVERGANGS- EN SLOTREGELS
|
|||
Artikel 8 |
|||
|
|||
8.1 |
Overgangsrecht bouwwerken |
||
|
|
||
8.1.1 |
Algemeen |
||
Een bouwwerk dat op het tijdstip van
inwerkingtreding van het bestemmingsplan
aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan
worden krachtens een omgevingsvergunning voor
het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits
deze afwijking naar aard en omvang niet wordt
vergroot: |
|||
|
a. |
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; |
|
|
b. |
na het tenietgaan tengevolge van een calamiteit
geheel worden vernieuwd, veranderd, mits de
aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan
binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk
is tenietgegaan. |
|
|
|
||
8.1.2 |
Omgevingsvergunning voor het afwijken |
||
Het bevoegd gezag kan eenmalig een
omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken
van het bepaalde in 8.1.1 voor het vergroten van
de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 8.1.1
met maximaal 10%. |
|||
|
|
||
8.1.3 |
Uitzondering |
||
Het bepaalde in 8.1.1 is niet van toepassing op
bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip
van inwerkingtreding van het plan, maar zijn
gebouwd zonder vergunning en in strijd met het
daarvoor geldende plan daaronder begrepen de
overgangsbepalingen van dat plan. |
|||
|
|
||
8.2 |
Overgangsrecht gebruik |
||
|
|
||
8.2.1 |
Algemeen |
||
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond
op het tijdstip van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag
worden voortgezet. |
|||
|
|
||
8.2.2 |
Strijdig gebruik |
||
Het is verboden het met het bestemmingsplan
strijdige gebruik, bedoeld in 8.2.1, te
veranderen of te laten veranderen in een ander
met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze
verandering de afwijking naar aard en omvang
wordt verkleind. |
|||
|
|
||
8.2.3 |
Onderbroken gebruik |
||
Indien het gebruik, bedoeld in 8.2.1, na het
tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor
een periode langer dan een jaar wordt
onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna
te hervatten of te laten hervatten. |
|||
|
|
||
8.2.4 |
Uitzondering |
||
Het bepaalde in 8.2.1 is niet van toepassing op
het gebruik dat reeds in strijd was met het
voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder
begrepen de overgangsbepalingen van dat plan. |
|||
Artikel 9 |
|
|
|
Deze regels kunnen worden aangehaald als:
Regels
van het bestemmingsplan bebouwde Kom Zegge, Onze
Lieve Vrouwestraat 101-103a van de gemeente
Rucphen. |