|
||
Regels |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
HOOFDSTUK 1
INLEIDENDE REGELS
|
||
|
Begrippen |
|
|
|
|
In deze regels wordt verstaan onder: |
||
|
|
|
1.1 |
Plan |
|
Het bestemmingsplan “Kaaistraat” van de gemeente
Rucphen.
|
||
1.2 |
Bestemmingsplan |
|
De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat
in het GML-bestand NL.IMRO.0840.2584B0002-ON01
met de bijbehorende regels.
|
||
1.3 |
Kaart |
|
De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat
in het GML-bestand NL.IMRO.
|
||
1.4 |
Aanduiding |
|
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee
gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de
regels, regels worden gesteld ten aanzien van
het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
|
||
1.5 |
Aanduidingsgrens |
|
De grens van een aanduiding indien het een vlak
betreft.
|
||
1.6 |
Aan huis gebonden beroep |
|
Een beroep dat in een woning door de bewoner
wordt uitgeoefend, waarbij de
woning in overwegende mate haar hoofdfunctie
behoudt en dat een ruimtelijke
uitstraling heeft die met de woonfunctie in
overeenstemming is.
|
||
1.7 |
Aan- of uitbouw |
|
Een uit de gevel springend, in architectonisch
opzicht ondergeschikt deel van
een hoofdgebouw dat door de indeling en
inrichting is bestemd hoofdzakelijk te
worden gebruikt overeenkomstig het gebruik van
het hoofdgebouw.
|
||
1.8 |
Achtererf |
|
Gedeelte van het erf dat aan de achterzijde van
het hoofdgebouw is gelegen.
|
||
1.9 |
Achtergevel van een gebouw |
|
Achtergevel van een gebouw het meest
achterwaarts gelegen deel van een hoofdgebouw.
|
||
1.10 |
Afgewerkt bouwterrein |
|
De gemiddelde hoogte van de gebouwen en
bouwwerken geen gebouwen zijnde
omringende grond.
|
||
1.11 |
Bebouwing |
|
Één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen
gebouwen zijnde.
|
||
1.12 |
Bestemmingsgrens |
|
De grens van een bestemmingsvlak.
|
||
1.13 |
Bestemmingsvlak |
|
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde
bestemming.
|
||
1.14 |
Bouwen |
|
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk
oprichten, vernieuwen of veranderen en het
vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel
of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of
veranderen van een standplaats.
|
||
1.15 |
Bouwgrens |
|
De grens van een bouwvlak.
|
||
1.16 |
Bouwperceel |
|
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge
de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende
bebouwing is toegelaten.
|
||
1.17 |
Bouwperceelgrens |
|
Een grens van een bouwperceel.
|
||
1.18 |
Bouwvlak |
|
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden
zijn aangeduid, waar ingevolge de regels
bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen
zijnde zijn toegelaten.
|
||
1.19 |
Bedrijfsmatig gebruik |
|
Het gebruik van (een gedeelte van) een gebouw
voor het verrichten van werkzaamheden van
dienstverlenende en/of ambachtelijke aard met
als doel daaruit hoofd- of neveninkomsten te
betrekken, waarbij geen sprake is van een zich
als specifiek opgeleid persoon naar buiten
presenterende beroepsbeoefenaar en waarvan de
omvang in activiteiten zodanig is dat deze, met
behoud van de woonfunctie, kunnen worden
uitgeoefend.
|
||
1.20 |
Beroepsmatig gebruik |
|
Het gebruik van (een gedeelte van) een gebouw
voor een zelfstandig en onder
eigen naam uitoefenen van een dienstverlenend
beroep op administratief, juridisch, medisch,
therapeutisch, lichaamsverzorgend, kunstzinnig,
ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen
gebied door een daarvoor specifiek opgeleid
persoon en waarvan de omvang in activiteiten
zodanig is dat deze, met behoud van de
woonfunctie, kunnen worden uitgeoefend.
|
||
1.21 |
Bestaand |
|
Ten tijde van de inwerkingtreding van het plan.
|
||
1.22 |
Bijgebouw |
|
Een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan
vrijstaand gebouw en door zijn ligging, functie,
constructie of afmetingen ondergeschikt is aan
het hoofdgebouw.
|
||
1.23 |
Bouwlaag |
|
Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door
gelijke of bij benadering gelijke hoogte
liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks
met inbegrip van de begane grond en met
uitsluiting van onderbouw en zolder.
|
||
1.24 |
Bouwwerk |
|
Elke constructie van enige omvang van hout,
steen, metaal of ander materiaal, die hetzij
direct hetzij indirect met de grond verbonden
is, hetzij direct of indirect steun vindt in of
op de grond.
|
||
1.25 |
Detailhandel |
|
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, hieronder
begrepen de uitstalling ten verkoop, het
verkopen, verhuren en/of leveren van goederen
aan diegenen die deze
goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik
of aanwending anders dan in de
uitoefening van een beroeps- of
bedrijfsactiviteit.
|
||
1.26 |
Dienstverlening |
|
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, zoals
reisbureaus, wasserettes, autorijschool en
videotheek.
|
||
1.27 |
Erf |
|
Een deel van het bouwperceel ten dienste van het
gebruik van de aanwezige gebouwen.
|
||
1.28 |
Erfafscheiding |
|
De grens van het erf.
|
||
1.29 |
Escortbedrijf |
|
De natuurlijke persoon, groep of rechtspersoon
die bedrijfsmatig, of van omvang
alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie
aanbiedt die op een andere plaats dan in
de bedrijfsruimte (van een seksinrichting) wordt
uitgeoefend.
|
||
1.30 |
Gebouw |
|
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke,
overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden
omsloten ruimte vormt.
|
||
1.31 |
Gevellijn |
|
Denkbeeldige dan wel op de kaart aangegeven lijn
die strak langs de gevel van
een gebouw loopt tot aan de bouwperceelsgrenzen.
|
||
1.32 |
Hoofdgebouw |
|
Een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn
constructie, afmetingen, ligging
of functie dan wel gelet op de bestemming als
belangrijkste gebouw valt aan te
merken.
|
||
1.33 |
Kap |
|
Een constructie van één of meer dakvlakken.
|
||
1.34 |
Maatvoeringsvlak |
|
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee
gronden zijn aangegeven, waar
een bepaalde maatvoering geldt.
|
||
1.35 |
Mantelzorg |
|
Alle vormen van langdurige zorg die niet in het
kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden
aan een hulpbehoevende door personen uit diens
directe
omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks
voortvloeit uit de sociale relatie
en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor
elkaar overstijgt.
|
||
1.36 |
Nutsvoorziening |
|
Voorziening ten behoeve van het openbare nut,
zoals transformatorhuisjes,
schakelhuisjes, duikers, gemaalgebouwtjes en
telefooncellen.
|
||
1.37 |
Ondergeschikte nevenactiviteit |
|
Een activiteit waarvan de omvang zodanig is dat
deze, met behoud van de
hoofdfunctie, naast de hoofdfunctie kunnen
worden uitgeoefend.
|
||
1.38 |
Overkapping |
|
Een bouwwerk geen gebouw zijnde voorzien van een
gesloten dak en van maximaal twee wanden.
|
||
1.39 |
Peil |
|
|
||
1.40 |
Prostitutie |
|
Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten
van seksuele handelingen met een
ander tegen vergoeding.
|
||
1.41 |
Raamprostitutie |
|
Een seksinrichting met één of meer ramen van
waarachter de prostitué/
prostituee tracht de aandacht van passanten op
zich te vestigen met als doel
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten
van seksuele handelingen met een
ander tegen vergoeding.
|
||
1.42 |
Seksinrichting |
|
De voor publiek toegankelijke, besloten ruimte
waarin bedrijfsmatig, of in omvang
alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele
handelingen worden verricht, of vertoningen
van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.
Onder een seksinrichting worden in elk geval
verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder
begrepen een erotisch-massagesalon, een
seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of
een parenclub, al dan niet in combinatie met
elkaar.
|
||
1.43 |
Stacaravan |
|
Een onderkomen dat uitsluitend dient of kan
dienen tot recreatief woon-, dag- of
nachtverblijf van een of meer personen en dat
door de aanwezigheid van een
chassis, assenstelsel en wielen over een korte
afstand naar een vaste standplaats kan worden
verreden, maar welke niet bestemd is om
regelmatig en op
normale wijze op de verkeerswegen als aanhangsel
van een personenwagen te
worden voortbewogen.
|
||
1.44 |
Standplaats |
|
Een kavel welke zich bevindt op een
kampeerterrein, bestemd voor het plaatsen
van een kampeermiddel, stacaravan of
vakantiebungalow.
|
||
1.45 |
Verblijfsdoeleinden |
|
Gronden waarbij de nadruk ligt op het verblijf
van personen in het openbaar gebied en die
tevens een verkeersfunctie hebben voor fietsers
en voetgangers.
|
||
1.46 |
Voorerf |
|
Gedeelte van het erf dat aan de voorkant van het
hoofdgebouw is gelegen.
|
||
1.47 |
Voorgevel van een gebouw |
|
Het meest naar de wegzijde gekeerde deel van een
hoofdgebouw.
|
||
1.48 |
Woning |
|
Een gebouw, dat dient voor de huisvesting van
personen.
|
||
1.49 |
Woonwagen |
|
Een voor bewoning bestemd gebouw dat is
geplaatst op een standplaats en dat in zijn
geheel of in delen kan worden verplaatst.
|
||
1.50 |
Zorginstelling |
|
Een instelling ten behoeve van wonen in
combinatie met een zorgfunctie met bijbehorende
(maatschappelijke) voorzieningen.
|
||
1.51 |
Zijerf |
|
Gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het
hoofdgebouw is gelegen.
|
||
1.52 |
Zijgevel van een gebouw |
|
Een gevel van een hoofdgebouw, die niet een
voorgevel of een achtergevel is.
|
||
|
||
|
Wijze van meten |
|
Bij de toepassing van deze regels wordt als
volgt gemeten:
|
||
2.1 |
Afstanden: |
|
Van gebouwen onderling, alsmede afstanden van
gebouwen tot de bouwperceelsgrens worden gemeten
vanaf de zijgevel van een gebouw.
|
||
2.2 |
Bebouwde oppervlakte van een bouwperceel of een
ander terrein: |
|
Door de oppervlakten van alle op een terrein
gelegen gebouwen en overkappingen bij elkaar op
te tellen, tenzij in deze regels anders is
bepaald.
|
||
2.3 |
De dakhelling: |
|
Langs het dakvlak ten opzichte van het
horizontale vlak.
|
||
2.4 |
De bouwhoogte van een bouwwerk: |
|
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een
gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde,
met uitzondering van ondergeschikte
bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes,
liftschachten, trappenhuizen en naar de aard
daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
|
||
2.5 |
De goothoogte van een bouwwerk: |
|
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot
c.q. de druiplijn, het boeiboord of daarbij
gelijk te stellen constructiedeel.
|
||
2.6 |
De inhoud van een bouwwerk: |
|
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer,
de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van
de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en
dakkapellen.
|
||
2.7 |
De oppervlakte van een bouwwerk: |
|
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het
hart van de scheidingsmuren, neerwaarts
geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het
afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het
bouwwerk.
|
||
2.8 |
De breedte en diepte van een bouwwerk: |
|
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of tot
het hart van de scheidingsmuren,
met dien verstande, dat wanneer de betreffende
gevelvlakken niet evenwijdig
lopen of verspringen, het gemiddelde wordt
genomen van de kleinste en de
grootste maat.
|
||
2.9 |
Het bewoonbaar vloeroppervlak: |
|
Binnen de afgewerkte omtrekwanden (in
voorkomende gevallen binnen de balustrade) onder
aftrek van de in de ruimte inspringende
onderdelen van het gebouw
als schoorsteenstoelen, kanalen en kasten, maar
zonder aftrek van plinten
en vast meubilair als aanrechten en
verwarmingslinten. Vloeroppervlak waarboven
minder dan 1,50 meter hoogte aanwezig is wordt
hierbij buiten beschouwing gelaten.
|
||
2.10 |
Het bedrijfsvloeroppervlak: |
|
Binnenwerks op de vloer van de ruimten die
ingevolge het plan worden of kunnen
worden gebruikt voor bedrijfsmatige
activiteiten.
|
||
2.11 |
De dakhelling: |
|
Langs het dakvlak ten opzichte van het
horizontale vlak.
|
||
2.12 |
Ondergeschikte bouwdelen: |
|
Bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen,
gevelversieringen, ventilatiekanalen,
schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels,
erkers, portalen, balkons en overstekende daken,
worden bij de toepassing van het bepaalde ten
aanzien van het
bouwen buiten beschouwing gelaten, mits de
overschrijding van bouw-, c.q.
bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter
bedraagt. |
||
2. |
BESTEMMINGSREGELS |
||||||||||
|
|
|
|||||||||
3. |
Maatschappelijk |
|
|
||||||||
|
|
|
|||||||||
|
|
|
|||||||||
3.1 |
Bestemmingsomschrijving |
|
|||||||||
|
|
|
|||||||||
3.1.1 |
Bestemming |
|
|||||||||
De voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden
zijn bestemd voor: |
|
||||||||||
a. |
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele,
levensbeschouwelijke voorzieningen alsmede
voorzieningen ten behoeve van openbare
dienstverlening; |
|
|||||||||
b. |
ter plaatse van de aanduiding ‘gezondheidszorg’:
een zorginstelling; |
|
|||||||||
c. |
wegen, paden, pleinen, parkeervoorzieningen,
groenvoorzieningen en andere voorzieningen ten
dienste van de bestemming. |
|
|||||||||
|
|
|
|||||||||
3.1.2 |
Toelaatbare bebouwing |
|
|||||||||
Op deze gronden mogen, met inachtneming van de
op de kaart aangegeven aanduidingen, uitsluitend
ten dienste van de in lid 3.1.1 genoemde
bestemmingen worden opgericht: |
|
||||||||||
a. |
gebouwen; |
|
|||||||||
b. |
bouwwerken geen gebouwen zijnde. |
|
|||||||||
|
|
|
|||||||||
|
|
|
|||||||||
3.2 |
Bouwregels |
|
|||||||||
|
|
||||||||||
3.2.1 |
Gebouwen |
|
|||||||||
Gebouwen mogen worden opgericht met inachtneming
van de volgende regels: |
|
||||||||||
a. |
de gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de
kaart aangegeven bouwvlak worden opgericht, met
inachtneming van de op de kaart aangegeven
aanduidingen en van het op de kaart aangegeven
bebouwingspercentage daar waar een dergelijk
percentage op de kaart is aangegeven; |
|
|||||||||
b. |
de goot- en bouwhoogte bedragen maximaal de op
de kaart aangegeven maat; |
|
|||||||||
c. |
de dakhelling bedraagt bij toepassing van
hellende dakvlakken maximaal 65°. |
|
|||||||||
|
|
||||||||||
3.2.2 |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde |
|
|||||||||
Bouwwerken geen gebouwen zijnde mogen worden
opgericht met inachtneming van de volgende
regels: |
|
||||||||||
a. |
de bouwhoogte binnen een bouwvlak bedraagt
maximaal 4 meter; |
|
|||||||||
b. |
de bouwhoogte buiten een bouwvlak bedraagt
maximaal 2,5 meter. |
|
|||||||||
|
|
||||||||||
|
|
||||||||||
3.3 |
Nadere eisen |
|
|||||||||
|
|
||||||||||
Burgemeester en wethouders zijn ter verkrijging
van een goede stedenbouwkundige kwaliteit
bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering
en afmetingen van bouwwerken. |
|
||||||||||
|
|
||||||||||
|
|
|
|||||||||
3.4. |
Ontheffing van de bouwregels |
|
|||||||||
|
|
|
|
|
|||||||
3.4.1 |
Ontheffing |
|
|||||||||
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd
ontheffing te verlenen van het bepaalde in
artikel 3.2.1 onder b voor het toestaan van een
grotere bouwhoogte. |
|
||||||||||
|
|
|
|||||||||
3.4.2 |
Procedureregel |
|
|||||||||
Bij het verlenen van ontheffing worden de
procedureregels in acht genomen zoals deze
opgenomen zijn in lid 8.2. |
|
||||||||||
|
|
|
|||||||||
|
|
|
|||||||||
3.5. |
Specifieke gebruiksregels |
|
|||||||||
|
|
|
|
|
|||||||
Strijdig gebruik |
|
|
|
|
|||||||
Onder strijdig gebruik in de zin van artikel
7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in
ieder geval verstaan onbebouwde gronden te
gebruiken
of te laten gebruiken: |
|
||||||||||
a. |
als opslagplaats voor bagger en grondspecie; |
|
|||||||||
b. |
als opslagplaats voor vaten, kisten, al dan niet
voor gebruik geschikte werktuigen en machines of
onderdelen daarvan, oude en nieuwe
(bouw)materialen, afval, puin, grind of
brandstoffen; |
|
|||||||||
c. |
als uitstallings-, opslag-, stand- of ligplaats
voor kampeer- en verblijfsmiddelen. |
|
|||||||||
d. |
ten behoeve van het uitoefenen van detailhandel,
anders dan als ondergeschikte nevenactiviteit
bij ter plaatse uitgeoefende
bedrijfsactiviteiten. |
|
|||||||||
HOOFDSTUK 3
ALGEMENE REGELS
|
|
|
|
Anti-dubbeltelregel |
|
|
|
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij
het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering
is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft
bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten
beschouwing. |
|
|
|
5. |
Algemene
bouw- en gebruiksregels |
|
||||||
|
|
|
||||||
|
|
|
||||||
5.1 |
Nadere eisen |
|||||||
|
|
|||||||
5.1.1 |
Plaatsbepaling en dakhelling |
|
||||||
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd, met
inachtneming van de regels vervat in hoofdstuk
2, bij het verlenen van een bouwvergunning,
nadere eisen te stellen ten aanzien van: |
|
|||||||
a. |
de plaatsing van gebouwen, aan- en uitbouwen en
bijgebouwen ten opzichte van de
bouwperceelsgrens en ten opzichte van elkaar; |
|
||||||
b. |
de dakhelling en nokrichting van hellende
dakvlakken van gebouwen; |
|
||||||
c. |
de plaatsing en vormgeving van bouwwerken geen
gebouwen zijnde. |
|
||||||
|
|
|||||||
5.1.2 |
Voorwaarden |
|
||||||
De in lid 5.1.1 bedoelde nadere eisen mogen
slechts worden gesteld met het doel te voorkomen
dat de belangen van derden worden geschaad of
afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het
plan en met het oog op de bereikbaarheid van
gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en
gronden in verband met calamiteiten. |
|
|||||||
|
|
|||||||
|
|
|||||||
5.2 |
Verboden gebruik |
|
||||||
|
|
|||||||
Tot het verboden gebruik als bedoeld in artikel
7.10 Wro wordt in ieder geval gerekend: |
|
|||||||
a. |
het gebruiken, te doen of laten gebruiken van
gronden, gebouwen en bouwwerken geen gebouwen
zijnde op een wijze of tot een doel strijdig met
de in dit plan aan de grond gegeven bestemming; |
|
||||||
b. |
het gebruiken, te doen of laten gebruiken van
gronden, gebouwen en bouwwerken geen gebouwen
zijnde ten behoeve van de exploitatie van een
seksinrichting,een escortbedrijf en raam- en
straatprostitutie. |
|
Algemene
ontheffingsregels |
||||
|
|
|||
|
|
|||
6.1 |
Ontheffingen |
|||
|
||||
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd
ontheffing te verlenen van de regels in dit plan
voor: |
||||
a. |
het afwijken van de in het plan voorgeschreven maatvoering met maximaal 10%; |
|||
b. |
het oprichten van antennes en masten met een
bouwhoogte van maximaal 15 meter. |
|||
|
|
|||
|
|
|||
6.2 |
Procedureregels |
|||
|
|
|||
a. |
bij het verlenen van ontheffing worden de
procedureregels in acht genomen zoals deze
opgenomen zijn in lid 8.2; |
|||
b. |
de in lid 6.1.1, sub a genoemde ontheffing kan
slechts worden verleend, mits geen onevenredige
aantasting plaatsvindt van: |
|||
|
- |
de samenhang in straat- en bebouwingsbeeld; |
||
|
- |
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende
gronden en bouwwerken. |
||
Algemene
wijzigingsregels |
|||
|
|
||
|
|
||
7.1 |
Wijzigingsbevoegdheid |
||
|
|||
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de regels in dit plan te wijzigen voor: |
|||
a. |
het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde van geringe afmetingen ten dienste van het openbaar nut met een oppervlakte van maximaal 15 m² en een hoogte van maximaal 3,5 meter; |
||
b. |
geringe afwijkingen, die in het belang zijn van
een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde
plaatsing van bouwwerken geen gebouwen zijnde of
die noodzakelijk zijn in verband met de
werkelijke toestand van het terrein. Hierbij
zijn verschuivingen van de bestemmingsgrens met
maximaal 3 meter toelaatbaar. |
||
|
|
||
|
|
||
7.2 |
Procedureregels |
||
|
|||
Bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid
worden de procedureregels in acht genomen zoals
deze opgenomen zijn in lid 8.1. |
|||
|
|
||
Algemene procedureregels |
||||
|
|
|||
|
|
|||
8.1. |
Procedure wijzigingsbevoegdheid |
|||
|
|
|||
Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid
zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan is,
met inachtneming van artikel 3.6 Wro, de
uniforme openbare voorbereidingsprocedure van
afdeling 3.4 Awb van toepassing. |
||||
|
|
|
||
|
|
|||
8.2. |
Procedure ontheffingsbevoegdheid |
|||
|
||||
Bij toepassing van een ontheffingsbevoegdheid
zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan,
dienen de volgende regels in acht te worden
genomen: |
||||
a. |
het ontwerpbesluit ligt met de bijbehorende
stukken gedurende 2 weken ter inzage en wordt
tevens langs elektronische weg beschikbaar
gesteld; |
|||
b. |
burgemeester en wethouders maken deze
terinzagelegging tevoren bekend in één of meer
dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen die in de
gemeente worden verspreid en tevens langs
elektronische weg; |
|||
c. |
de bekendmaking houdt mededeling in van de
bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen; |
|||
d. |
gedurende de onder lid 8.2, sub a genoemde
termijn kunnen belanghebbenden bij het college
zienswijzen naar voren brengen tegen het
ontwerpbesluit; |
|||
e. |
indien tegen het ontwerpbesluit zienswijzen zijn
ingebracht, wordt het besluit met redenen
omkleed; |
|||
f. |
burgemeester en wethouders delen aan hen die
zienswijzen hebben ingebracht de beslissing
daaromtrent mee. |
|||
HOOFDSTUK 4
OVERGANGS- EN SLOTREGELS
|
|||
Overgangsrecht |
|||
|
|||
9.1 |
Overgangsrecht bouwwerken |
||
|
|
||
9.1.1 |
Algemeen |
||
Een bouwwerk dat op het tijdstip van
inwerkingtreding van het bestemmingsplan
aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan
worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt
van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard
en omvang niet wordt vergroot: |
|||
|
a. |
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; |
|
|
b. |
na het tenietgaan tengevolge van een calamiteit
geheel worden vernieuwd, veranderd, mits de
aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan
binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk
is tenietgegaan. |
|
|
|
||
9.1.2 |
Ontheffing |
||
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig
ontheffing verlenen van het bepaalde in 9.1.1
voor het vergroten van de inhoud van een
bouwwerk als bedoeld in 9.1.1 met maximaal 10%.
|
|||
|
|
||
9.1.3 |
Uitzondering |
||
Het bepaalde in 9.1.1 is niet van toepassing op
bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip
van inwerkingtreding van het plan, maar zijn
gebouwd zonder vergunning en in strijd met het
daarvoor geldende plan daaronder begrepen de
overgangsbepalingen van dat plan. |
|||
|
|
||
9.2 |
Overgangsrecht gebruik |
||
|
|
||
9.2.1 |
Algemeen |
||
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond
op het tijdstip van inwer-kingtreding van het
bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag
worden voortgezet. |
|||
|
|
||
9.2.2 |
Strijdig gebruik |
||
Het is verboden het met het bestemmingsplan
strijdige gebruik, bedoeld in 9.2.1, te
veranderen of te laten veranderen in een ander
met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze
verandering de afwijking naar aard en omvang
wordt verkleind. |
|||
|
|
||
9.2.3 |
Onderbroken gebruik |
||
Indien het gebruik, bedoeld in 9.2.1, na het
tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor
een periode langer dan een jaar wordt
onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna
te hervatten of te laten hervatten. |
|||
|
|
||
9.2.4 |
Uitzondering |
||
Het bepaalde in 9.2.1 is niet van toepassing op
het gebruik dat reeds in strijd was met het
voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder
begrepen de overgangsbepalingen van dat plan. |
|||
Slotregel |
|
|
|
Deze regels kunnen worden aangehaald als:
Regels
van het bestemmingsplan Kaaistraat van de
gemeente Rucphen. |