Inhoudsopgave

 

 

Regels

 

 

 

 

 

HOOFDSTUK 1

Inleidende regels

 

Artikel 1

Begrippen

 

Artikel 2

Wijze van meten

 

 

 

 

 

HOOFDSTUK 2

Bestemmingsregels

 

Artikel 3

Maatschappelijk

 

 

 

 

 

HOOFDSTUK 3

Algemene regels

 

Artikel 4

Anti-dubbeltelregel

 

Artikel 5

Algemene bouw- en gebruiksregels

 

Artikel 6

Algemene ontheffingsregels

 

Artikel 7

Algemene wijzigingsregels

 

Artikel 8

Algemene procedureregels

 

 

 

 

 

HOOFDSTUK 4

Overgangs- en slotregels

 

Artikel 9

Overgangsrecht

 

Artikel 10

Slotregel

 

 

 

 

 

 terug naar inhoudsopgave

 

 

HOOFDSTUK 1        INLEIDENDE REGELS

 

Artikel 1

 

Begrippen

 

 

In deze regels wordt verstaan onder:

 

 

1.1

Plan

Het bestemmingsplan “Kaaistraat” van de gemeente Rucphen.

 

1.2

Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0840.2584B0002-ON01 met de bijbehorende regels.

 

1.3

Kaart

De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.

 

1.4

Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

 

1.5

Aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

 

1.6

Aan huis gebonden beroep

Een beroep dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de

woning in overwegende mate haar hoofdfunctie behoudt en dat een ruimtelijke

uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

 

1.7

Aan- of uitbouw

Een uit de gevel springend, in architectonisch opzicht ondergeschikt deel van

een hoofdgebouw dat door de indeling en inrichting is bestemd hoofdzakelijk te

worden gebruikt overeenkomstig het gebruik van het hoofdgebouw.

 

1.8

Achtererf

Gedeelte van het erf dat aan de achterzijde van het hoofdgebouw is gelegen.

 

1.9

Achtergevel van een gebouw

Achtergevel van een gebouw het meest achterwaarts gelegen deel van een hoofdgebouw.

 

1.10

Afgewerkt bouwterrein

De gemiddelde hoogte van de gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde

omringende grond.

 

1.11

Bebouwing

Één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

1.12

Bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

 

1.13

Bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

 

1.14

Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

 

1.15

Bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

 

1.16

Bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

 

1.17

Bouwperceelgrens

Een grens van een bouwperceel.

 

1.18

Bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

 

1.19

Bedrijfsmatig gebruik

Het gebruik van (een gedeelte van) een gebouw voor het verrichten van werkzaamheden van dienstverlenende en/of ambachtelijke aard met als doel daaruit hoofd- of neveninkomsten te betrekken, waarbij geen sprake is van een zich als specifiek opgeleid persoon naar buiten presenterende beroepsbeoefenaar en waarvan de omvang in activiteiten zodanig is dat deze, met behoud van de woonfunctie, kunnen worden uitgeoefend.

 

1.20

Beroepsmatig gebruik

Het gebruik van (een gedeelte van) een gebouw voor een zelfstandig en onder

eigen naam uitoefenen van een dienstverlenend beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied door een daarvoor specifiek opgeleid

persoon en waarvan de omvang in activiteiten zodanig is dat deze, met behoud van de woonfunctie, kunnen worden uitgeoefend.

 

1.21

Bestaand

Ten tijde van de inwerkingtreding van het plan.

 

1.22

Bijgebouw

Een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouw en door zijn ligging, functie, constructie of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

 

1.23

Bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

 

1.24

Bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

 

1.25

Detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan diegenen die deze

goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de

uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

 

1.26

Dienstverlening

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, zoals reisbureaus, wasserettes, autorijschool en videotheek.

 

1.27

Erf

Een deel van het bouwperceel ten dienste van het gebruik van de aanwezige gebouwen.

 

1.28

Erfafscheiding

De grens van het erf.

 

1.29

Escortbedrijf

De natuurlijke persoon, groep of rechtspersoon die bedrijfsmatig, of van omvang

alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in

de bedrijfsruimte (van een seksinrichting) wordt uitgeoefend.

 

1.30

Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

 

1.31

Gevellijn

Denkbeeldige dan wel op de kaart aangegeven lijn die strak langs de gevel van

een gebouw loopt tot aan de bouwperceelsgrenzen.

 

1.32

Hoofdgebouw

Een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen, ligging

of functie dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te

merken.

 

1.33

Kap

Een constructie van één of meer dakvlakken.

 

1.34

Maatvoeringsvlak

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangegeven, waar

een bepaalde maatvoering geldt.

 

1.35

Mantelzorg

Alle vormen van langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe

omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie

en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt.

 

1.36

Nutsvoorziening

Voorziening ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes,

schakelhuisjes, duikers, gemaalgebouwtjes en telefooncellen.

 

1.37

Ondergeschikte nevenactiviteit

Een activiteit waarvan de omvang zodanig is dat deze, met behoud van de

hoofdfunctie, naast de hoofdfunctie kunnen worden uitgeoefend.

 

1.38

Overkapping

Een bouwwerk geen gebouw zijnde voorzien van een gesloten dak en van maximaal twee wanden.

 

1.39

Peil

  • voor gebouwen, waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte bouwterrein.

 

1.40

Prostitutie

Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een

ander tegen vergoeding.

 

1.41

Raamprostitutie

Een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostitué/

prostituee tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen met als doel

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een

ander tegen vergoeding.

 

1.42

Seksinrichting

De voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang

alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen

van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotisch-massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

 

1.43

Stacaravan

Een onderkomen dat uitsluitend dient of kan dienen tot recreatief woon-, dag- of

nachtverblijf van een of meer personen en dat door de aanwezigheid van een

chassis, assenstelsel en wielen over een korte afstand naar een vaste standplaats kan worden verreden, maar welke niet bestemd is om regelmatig en op

normale wijze op de verkeerswegen als aanhangsel van een personenwagen te

worden voortbewogen.

 

1.44

Standplaats

Een kavel welke zich bevindt op een kampeerterrein, bestemd voor het plaatsen

van een kampeermiddel, stacaravan of vakantiebungalow.

 

1.45

Verblijfsdoeleinden

Gronden waarbij de nadruk ligt op het verblijf van personen in het openbaar gebied en die tevens een verkeersfunctie hebben voor fietsers en voetgangers.

 

1.46

Voorerf

Gedeelte van het erf dat aan de voorkant van het hoofdgebouw is gelegen.

 

1.47

Voorgevel van een gebouw

Het meest naar de wegzijde gekeerde deel van een hoofdgebouw.

 

1.48

Woning

Een gebouw, dat dient voor de huisvesting van personen.

 

1.49

Woonwagen

Een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

 

1.50

Zorginstelling

Een instelling ten behoeve van wonen in combinatie met een zorgfunctie met bijbehorende (maatschappelijke) voorzieningen.

 

1.51

Zijerf

Gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het hoofdgebouw is gelegen.

 

1.52

Zijgevel van een gebouw

Een gevel van een hoofdgebouw, die niet een voorgevel of een achtergevel is.

 

 

 

 terug naar inhoudsopgave

 

Artikel 2

 

Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

2.1

Afstanden:

Van gebouwen onderling, alsmede afstanden van gebouwen tot de bouwperceelsgrens worden gemeten vanaf de zijgevel van een gebouw.

 

2.2

Bebouwde oppervlakte van een bouwperceel of een ander terrein:

Door de oppervlakten van alle op een terrein gelegen gebouwen en overkappingen bij elkaar op te tellen, tenzij in deze regels anders is bepaald.

 

2.3

De dakhelling:

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

 

2.4

De bouwhoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, liftschachten, trappenhuizen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

2.5

De goothoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord of daarbij gelijk te stellen constructiedeel.

 

2.6

De inhoud van een bouwwerk:

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

 

2.7

De oppervlakte van een bouwwerk:

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

2.8

De breedte en diepte van een bouwwerk:

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of tot het hart van de scheidingsmuren,

met dien verstande, dat wanneer de betreffende gevelvlakken niet evenwijdig

lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de

grootste maat.

 

2.9

Het bewoonbaar vloeroppervlak:

Binnen de afgewerkte omtrekwanden (in voorkomende gevallen binnen de balustrade) onder aftrek van de in de ruimte inspringende onderdelen van het gebouw

als schoorsteenstoelen, kanalen en kasten, maar zonder aftrek van plinten

en vast meubilair als aanrechten en verwarmingslinten. Vloeroppervlak waarboven minder dan 1,50 meter hoogte aanwezig is wordt hierbij buiten beschouwing gelaten.

 

2.10

Het bedrijfsvloeroppervlak:

Binnenwerks op de vloer van de ruimten die ingevolge het plan worden of kunnen

worden gebruikt voor bedrijfsmatige activiteiten.

 

2.11

De dakhelling:

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

 

2.12

Ondergeschikte bouwdelen:

Bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen,

schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, portalen, balkons en overstekende daken, worden bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het

bouwen buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

 

 terug naar inhoudsopgave

 

HOOFDSTUK

2.

BESTEMMINGSREGELS

 

 

 

Artikel

3.

Maatschappelijk

 

 

 

 

 

 

 

 

3.1

Bestemmingsomschrijving

 

 

 

 

3.1.1

Bestemming

 

De voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

a.

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen alsmede voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening;

 

b.

ter plaatse van de aanduiding ‘gezondheidszorg’: een zorginstelling;

 

c.

wegen, paden, pleinen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

 

 

 

 

3.1.2

Toelaatbare bebouwing

 

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 3.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

 

a.

gebouwen;

 

b.

bouwwerken geen gebouwen zijnde.

 

 

 

 

 

 

 

3.2

Bouwregels

 

 

 

3.2.1

Gebouwen

 

Gebouwen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

 

a.

de gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak worden opgericht, met inachtneming van de op de kaart aangegeven aanduidingen en van het op de kaart aangegeven bebouwingspercentage daar waar een dergelijk percentage op de kaart is aangegeven;

 

b.

de goot- en bouwhoogte bedragen maximaal de op de kaart aangegeven maat;

 

c.

de dakhelling bedraagt bij toepassing van hellende dakvlakken maximaal 65°.

 

 

 

3.2.2

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

 

Bouwwerken geen gebouwen zijnde mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

 

a.

de bouwhoogte binnen een bouwvlak bedraagt maximaal 4 meter;

 

b.

de bouwhoogte buiten een bouwvlak bedraagt maximaal 2,5 meter.

 

 

 

 

 

3.3

Nadere eisen

 

 

 

Burgemeester en wethouders zijn ter verkrijging van een goede stedenbouwkundige kwaliteit bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering en afmetingen van bouwwerken.

 

 

 

 

 

 

3.4.

Ontheffing van de bouwregels

 

 

 

 

 

 

3.4.1

Ontheffing

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 3.2.1 onder b voor het toestaan van een grotere bouwhoogte.

 

 

 

 

3.4.2

Procedureregel

 

Bij het verlenen van ontheffing worden de procedureregels in acht genomen zoals deze opgenomen zijn in lid 8.2.

 

 

 

 

 

 

 

3.5.

Specifieke gebruiksregels

 

 

 

 

 

 

Strijdig gebruik

 

 

 

 

Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval verstaan onbebouwde gronden te gebruiken

of te laten gebruiken:

 

a.

als opslagplaats voor bagger en grondspecie;

 

b.

als opslagplaats voor vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin, grind of brandstoffen;

 

c.

als uitstallings-, opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen.

 

d.

ten behoeve van het uitoefenen van detailhandel, anders dan als ondergeschikte nevenactiviteit bij ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteiten.

 

 

 terug naar inhoudsopgave

 

HOOFDSTUK 3  ALGEMENE REGELS

 

 

 

Artikel 4

Anti-dubbeltelregel

 

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 


 terug naar inhoudsopgave

 

Artikel

5.

Algemene bouw- en gebruiksregels

 

 

 

 

 

 

 

5.1

Nadere eisen

 

 

5.1.1

Plaatsbepaling en dakhelling

 

Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van de regels vervat in hoofdstuk 2, bij het verlenen van een bouwvergunning, nadere eisen te stellen ten aanzien van:

 

a.

de plaatsing van gebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten opzichte van de bouwperceelsgrens en ten opzichte van elkaar;

 

b.

de dakhelling en nokrichting van hellende dakvlakken van gebouwen;

 

c.

de plaatsing en vormgeving van bouwwerken geen gebouwen zijnde.

 

 

 

5.1.2

Voorwaarden

 

De in lid 5.1.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en gronden in verband met calamiteiten.

 

 

 

 

 

5.2

Verboden gebruik

 

 

 

Tot het verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval gerekend:

 

a.

het gebruiken, te doen of laten gebruiken van gronden, gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde op een wijze of tot een doel strijdig met de in dit plan aan de grond gegeven bestemming;

 

b.

het gebruiken, te doen of laten gebruiken van gronden, gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van de exploitatie van een seksinrichting,een escortbedrijf en raam- en straatprostitutie.

 

 

 terug naar inhoudsopgave

 

Artikel 6.

Algemene ontheffingsregels

 

 

 

 

6.1

Ontheffingen

 

Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van de regels in dit plan voor:

a.

het afwijken van de in het plan voorgeschreven maatvoering met maximaal 10%;

b.

het oprichten van antennes en masten met een bouwhoogte van maximaal 15 meter.

 

 

 

 

6.2

Procedureregels

 

 

a.

bij het verlenen van ontheffing worden de procedureregels in acht genomen zoals deze opgenomen zijn in lid 8.2;

b.

de in lid 6.1.1, sub a genoemde ontheffing kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

 

-

de samenhang in straat- en bebouwingsbeeld;

 

-

de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

 terug naar inhoudsopgave 

Artikel 7.

Algemene wijzigingsregels

 

 

 

 

7.1

Wijzigingsbevoegdheid

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de regels in dit plan te wijzigen voor:

a.

het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde van geringe afmetingen ten dienste van het openbaar nut met een oppervlakte van maximaal 15 m² en een hoogte van maximaal 3,5 meter;

b.

geringe afwijkingen, die in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken geen gebouwen zijnde of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein. Hierbij zijn verschuivingen van de bestemmingsgrens met maximaal 3 meter toelaatbaar.

 

 

 

 

7.2

Procedureregels

 

Bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid worden de procedureregels in acht genomen zoals deze opgenomen zijn in lid 8.1.

 

 

  terug naar inhoudsopgave


 

Artikel 8.

Algemene procedureregels

 

 

 

 

8.1.

Procedure wijzigingsbevoegdheid

 

 

Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan is, met inachtneming van artikel 3.6 Wro, de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Awb van toepassing.

 

 

 

 

 

8.2.

Procedure ontheffingsbevoegdheid

 

Bij toepassing van een ontheffingsbevoegdheid zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de volgende regels in acht te worden genomen:

a.

het ontwerpbesluit ligt met de bijbehorende stukken gedurende 2 weken ter inzage en wordt tevens langs elektronische weg beschikbaar gesteld;

b.

burgemeester en wethouders maken deze terinzagelegging tevoren bekend in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen die in de gemeente worden verspreid en tevens langs elektronische weg;

c.

de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;

d.

gedurende de onder lid 8.2, sub a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij het college zienswijzen naar voren brengen tegen het ontwerpbesluit;

e.

indien tegen het ontwerpbesluit zienswijzen zijn ingebracht, wordt het besluit met redenen omkleed;

f.

burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen hebben ingebracht de beslissing daaromtrent mee.


 terug naar inhoudsopgave

 

HOOFDSTUK 4  OVERGANGS- EN SLOTREGELS

 

Artikel 9

Overgangsrecht

 

9.1

Overgangsrecht bouwwerken

 

 

9.1.1

Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

 

a.

gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

 

b.

na het tenietgaan tengevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd, veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.

 

 

9.1.2

Ontheffing

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde in 9.1.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 9.1.1 met maximaal 10%.     

 

 

9.1.3

Uitzondering

Het bepaalde in 9.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

 

9.2

Overgangsrecht gebruik

 

 

9.2.1

Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwer-kingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

 

 

9.2.2

Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 9.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

 

 

9.2.3

Onderbroken gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in 9.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

 

 

9.2.4

Uitzondering

Het bepaalde in 9.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.


 terug naar inhoudsopgave

 

Artikel 10

Slotregel

 

Deze regels kunnen worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Kaaistraat van de gemeente Rucphen.

 

  terug naar inhoudsopgave