|
||
Regels |
|
|
|
|
|
HOOFDSTUK 1 |
|
|
Artikel 1 |
|
|
Artikel 2 |
|
|
|
|
|
HOOFDSTUK 2 |
|
|
Artikel 3 |
|
|
Artikel 4 |
|
|
Artikel 5 |
|
|
|
|
|
HOOFDSTUK 3 |
|
|
Artikel 6 |
|
|
Artikel 7 |
|
|
Artikel 8 |
|
|
Artikel 9 |
|
|
|
|
|
HOOFDSTUK 4 |
|
|
Artikel 10 |
|
|
Artikel 11 |
|
|
|
|
|
HOOFDSTUK 1
INLEIDENDE
REGELS
|
||
Artikel 1
|
||
|
|
|
In deze regels wordt verstaan onder: |
||
|
|
|
1.1 |
Plan |
|
Het bestemmingsplan Bebouwde kom Schijf, Sint
Antoniusstraat 36 van de gemeente Rucphen.
|
||
1.2 |
Bestemmingsplan |
|
De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat
in het GML-bestand NL.IMRO.0840.2582K0002-DEF1
met de bijbehorende regels.
|
||
1.3 |
Verbeelding |
|
De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat
in het GML-bestand
NL.IMRO.0840.2582K0002-DEF1.
|
||
1.4 |
Aanduiding |
|
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee
gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de
regels, planregels worden gesteld ten aanzien
van het gebruik en/of het bebouwen van deze
gronden.
|
||
1.5 |
Aanduidingsgrens |
|
De grens van een aanduiding indien het een vlak
betreft.
|
||
1.6 |
Aaneengebouwd |
|
Blokken van meer dan twee aaneengebouwde
hoofdgebouwen.
|
||
1.7 |
Aan huis gebonden beroep |
|
Een beroep dat in een woning door de bewoner
wordt uitgeoefend, waarbij de woning in
overwegende mate haar hoofdfunctie behoudt en
dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de
woonfunctie in overeenstemming is.
|
||
1.8 |
Aan- of uitbouw |
|
Een uit de gevel springend, in architectonisch
opzicht ondergeschikt deel van een hoofdgebouw
dat door de indeling en inrichting is bestemd
hoofdzakelijk te worden gebruikt overeenkomstig
het gebruik van het hoofdgebouw.
|
||
1.9 |
Achtererf |
|
Gedeelte van het erf dat aan de achterkant en de
niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde
zijkant, op meer dan 1m van de voorkant van het
hoofdgebouw is gelegen.
|
||
1.10 |
Achtergevel van een gebouw |
|
Achtergevel van een gebouw het meest
achterwaarts gelegen deel van een hoofdgebouw.
|
||
1.11 |
Afgewerkt bouwterrein |
|
De gemiddelde hoogte van de gebouwen en
bouwwerken geen gebouwen zijnde omringende
grond.
|
||
1.12 |
Bebouwing |
|
Één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen
gebouwen zijnde.
|
||
1.13 |
Bedrijfsmatig gebruik. |
|
Het gebruik van (een gedeelte van) een gebouw
voor het verrichten van werkzaamheden van
dienstverlenende en/of ambachtelijke aard met
als doel daaruit hoofd- of neveninkomsten te
betrekken, waarbij geen sprake is van een zich
als specifiek opgeleid persoon naar buiten
presenterende beroepsbeoefenaar en waarvan de
omvang in activiteiten zodanig is dat deze, met
behoud van de woonfunctie, kunnen worden
uitgeoefend.
|
||
1.14 |
Beroepsmatig gebruik |
|
Het gebruik van (een gedeelte van) een gebouw
voor een zelfstandig en onder eigen naam
uitoefenen van een dienstverlenend beroep op
administratief, juridisch, medisch,
therapeutisch, lichaamsverzorgend, kunstzinnig,
ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen
gebied door een daarvoor specifiek opgeleid
persoon en waarvan de omvang in activiteiten
zodanig is dat deze, met behoud van de
woonfunctie, kunnen worden uitgeoefend.
|
||
1.15 |
Bestaand |
|
Ten tijde van de inwerkingtreding van het plan.
|
||
1.16 |
Bestemmingsgrens |
|
De grens van een bestemmingsvlak.
|
||
1.17 |
Bestemmingsvlak |
|
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde
bestemming.
|
||
1.18 |
Bijgebouw |
|
Een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan
vrijstaand gebouw en door zijn ligging, functie,
constructie of afmetingen ondergeschikt is aan
het hoofdgebouw.
|
||
1.19 |
Bouwen |
|
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk
oprichten, vernieuwen of veranderen en het
vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel
of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of
veranderen van een standplaats.
|
||
1.20 |
Bouwgrens |
|
De grens van een bouwvlak.
|
||
1.21 |
Bouwlaag |
|
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door
gelijke of bij benadering gelijke hoogte
liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks
met inbegrip van de begane grond en met
uitsluiting van onderbouw en zolder.
|
||
1.22 |
Bouwperceel |
|
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge
de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende
bebouwing is toegelaten.
|
||
1.23 |
Bouwperceelgrens |
|
Een grens van een bouwperceel.
|
||
1.24 |
Bouwvlak |
|
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden
zijn aangeduid, waar ingevolge de regels
bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen
zijnde zijn toegelaten. |
||
1.25 |
Bouwwerk |
Elke constructie van enige omvang van hout,
steen, metaal of ander materiaal, die hetzij
direct hetzij indirect met de grond verbonden
is, hetzij direct of indirect steun vindt in of
op de grond.
|
|
1.26 |
Caravan |
Een al dan niet uitklapbare wagen of voertuig,
onder welke benaming ook aangegeven, die
uitsluitend of in hoofdzaak dient of kan dienen
tot woon-, dag- of nachtverblijf van één of meer
personen en die bestemd is op normale wijze en
regelmatig op de verkeerswegen als een
aanhangsel van een personenauto te worden
voortbewogen.
|
|
1.27 |
Detailhandel |
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, hieronder
begrepen de uitstalling ten verkoop, het
verkopen, verhuren en/of leveren van goederen
aan diegenen die deze goederen kopen of huren
voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan
in de uitoefening van een beroeps- of
bedrijfsactiviteit.
|
|
1.28 |
Dienstverlening |
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, zoals
reisbureaus, wasserettes, autorijschool en
videotheek.
|
|
1.29 |
Erf |
Al dan niet bebouwd perceel of een gedeelte
daarvan, dat direct is gelegen bij een
hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is
ingericht ten dienste van het gebruik van dat
gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan van
toepassing is, deze die inrichting niet
verbiedt.
|
|
1.30 |
Erfafscheiding |
De grens van het erf.
|
|
1.31 |
Escortbedrijf |
De natuurlijke persoon, groep of rechtspersoon
die bedrijfsmatig, of van omvang alsof zij
bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op
een andere plaats dan in de bedrijfsruimte (van
een seksinrichting) wordt uitgeoefend.
|
|
1.32 |
Gebouw |
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke,
overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden
omsloten ruimte vormt. |
|
1.33 |
Geschakeld |
Hoofdgebouwen waarvan de hoofdgebouwen door
middel van bijgebouwen en/of aan- en uitbouwen
met elkaar zijn verbonden.
|
|
1.34 |
Gestapeld |
Een hoofdgebouw waarin meerdere woningen zijn
ondergebracht, zodanig dat deze boven dan wel
beneden elkaar zijn gesitueerd, waarbij per
woning een zelfstandige toegankelijkheid
gewaarborgd is.
|
|
1.35 |
Gevellijn |
Denkbeeldige dan wel op de kaart aangegeven lijn
die strak langs de gevel van een gebouw loopt
tot aan de bouwperceelsgrenzen.
|
|
1.36 |
Hoofdgebouw |
Een gebouw, of een gedeelte daarvan, dat
noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de
geldende of toekomstige bestemming en, indien
meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn,
gelet op die bestemming of door zijn
constructie, afmetingen, ligging of functie het
belangrijkste is.
|
|
1.37 |
Kap |
Een constructie van één of meer dakvlakken.
|
|
1.38 |
Maatvoeringsvlak |
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee
gronden zijn aangegeven, waar een bepaalde
maatvoering geldt.
|
|
1.39 |
Mantelzorg |
Alle vormen van langdurige zorg die niet in het
kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden
aan een hulpbehoevende door personen uit diens
directe omgeving, waarbij de zorgverlening
rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie
en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor
elkaar overstijgt.
|
|
1.40 |
Nutsvoorziening |
Voorziening ten behoeve van het openbare nut,
zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes,
duikers, gemaalgebouwtjes en telefooncellen.
|
|
1.41 |
Ondergeschikte nevenactiviteit |
Een activiteit waarvan de omvang zodanig is dat
deze, met behoud van de hoofdfunctie, naast de
hoofdfunctie kunnen worden uitgeoefend.
|
|
1.42 |
Omgevingsvergunning |
Een vergunning voor het uitvoeren van een
project dat invloed heeft op de fysieke
leefomgeving, op grond van de Wet algemene
bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo).
|
|
1.43 |
Omgevingsvergunning voor het afwijken |
Omgevingsvergunning voor het gebruiken van
gronden of bouwwerken in strijd met dit plan met
toepassing van de in dit plan opgenomen regels
inzake afwijking, op grond van artikel 2.1 lid 1
onder c jo. artikel 2.12 lid 1 sub a onder 1 van
de Wabo.
|
|
1.44 |
Omgevingsvergunning voor het bouwen |
omgevingsvergunning voor het bouwen van een
bouwwerk, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder a
van de Wabo.
|
|
1.45 |
Omgevingsvergunning voor het slopen van een
bouwwerk |
omgevingsvergunning voor het slopen van een
bouwwerk, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder g
van de Wabo.
|
|
1.46 |
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk,
geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden |
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een
werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, op
grond van artikel 2.1 lid 1 onder b van de Wabo.
|
|
1.47 |
Overkapping |
Een bouwwerk geen gebouw zijnde voorzien van een
gesloten dak en van maximaal twee wanden.
|
|
1.48 |
Peil |
|
|
1.49 |
Prostitutie |
Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten
van seksuele handelingen met een ander tegen
vergoeding.
|
|
1.50 |
Raamprostitutie |
Een seksinrichting met één of meer ramen van
waarachter de prostitué/prostituee tracht de
aandacht van passanten op zich te vestigen met
als doel het zich beschikbaar stellen tot het
verrichten van seksuele handelingen met een
ander tegen vergoeding.
|
|
1.51 |
Seksinrichting |
De voor publiek toegankelijke, besloten ruimte
waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij
bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden
verricht, of vertoningen van
erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder
een seksinrichting worden in elk geval verstaan:
een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een
erotisch-massagesalon, een seksbioscoop,
seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub,
al dan niet in combinatie met elkaar.
|
|
1.52 |
Stacaravan |
Een onderkomen dat uitsluitend dient of kan
dienen tot recreatief woon-, dag- of
nachtverblijf van een of meer personen en dat
door de aanwezigheid van een chassis,
assenstelsel en wielen over een korte afstand
naar een vaste standplaats kan worden verreden,
maar welke niet bestemd is om regelmatig en op
normale wijze op de verkeerswegen als aanhangsel
van een personenwagen te worden voortbewogen.
|
|
1.53 |
Standplaats |
Een kavel welke zich bevindt op een
kampeerterrein, bestemd voor het plaatsen van
een kampeermiddel, stacaravan of
vakantiebungalow.
|
|
1.54 |
Twee-aaneen |
Blokken van twee aaneengebouwde hoofdgebouwen,
die door middel van één gemeenschappelijke wand
met elkaar zijn verbonden.
|
|
1.55 |
Verblijfsdoeleinden |
Gronden waarbij de nadruk ligt op het verblijf
van personen in het openbaar gebied en die
tevens een verkeersfunctie hebben voor fietsers
en voetgangers.
|
|
1.56 |
Vier-aaneen |
Blokken van vier aaneengebouwde hoofdgebouwen.
|
|
1.57 |
Voorerf |
Gedeelte van het erf dat aan de voorkant van het
hoofdgebouw is gelegen en geen onderdeel
uitmaakt van het achtererf.
|
|
1.58 |
Voorgevel van een gebouw |
Het meest naar de wegzijde gekeerde deel van een
hoofdgebouw.
|
|
1.59 |
Vrijstaand |
Een gebouw zonder gemeenschappelijke wand met
een ander gebouw.
|
|
1.60 |
Weg |
Als bedoeld in artikel 1, lid 1, sub b van de
Wegenverkeerswet 1994, zoals die luidde ten
tijde van de inwerkingtreding van het plan.
|
|
1.61 |
Wgh |
De Wet geluidhinder, zoals die luidde ten tijde
van de inwerkingtreding van het plan.
|
|
1.62 |
Woning |
Een gebouw, dat dient voor de huisvesting één
huishouding.
|
|
1.63 |
Woonwagen |
Een voor bewoning bestemd gebouw dat is
geplaatst op een standplaats en dat in zijn
geheel of in delen kan worden verplaatst.
|
|
1.64 |
Wro |
De Wet ruimtelijke ordening, zoals die luidde
ten tijde van de inwerkingtreding van het plan.
|
|
1.65 |
Ww |
De Woningwet, zoals die luidde ten tijde van de
inwerkingtreding van het plan.
|
|
1.66 |
Zijerf |
Gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het
hoofdgebouw is gelegen.
|
|
1.67 |
Zijgevel van een gebouw |
Een gevel van een hoofdgebouw, die niet een
voorgevel of een achtergevel is.
|
|
|
Artikel 2
|
||
Bij de toepassing van deze regels wordt als
volgt gemeten:
|
||
2.1 |
Afstanden: |
|
Van gebouwen onderling, alsmede afstanden van
gebouwen tot de bouwperceelsgrens worden gemeten
vanaf de zijgevel van een gebouw.
|
||
2.2 |
Bebouwde oppervlakte van een bouwperceel of een
ander terrein: |
|
Door de oppervlakten van alle op een terrein
gelegen gebouwen en overkappingen bij elkaar op
te tellen, tenzij in deze regels anders is
bepaald.
|
||
2.3 |
De dakhelling: |
|
Langs het dakvlak ten opzichte van het
horizontale vlak.
|
||
2.4 |
De bouwhoogte van een bouwwerk: |
|
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een
gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde,
met uitzondering van ondergeschikte
bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes,
liftschachten, trappenhuizen en naar de aard
daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
|
||
2.5 |
De goothoogte van een bouwwerk: |
|
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot
c.q. de druiplijn, het boeiboord of daarbij
gelijk te stellen constructiedeel waarbij in
geval van een hellend dakvlak de druiplijn wordt
bepaald door de horizontale snijlijn van het
oplopend vlak met het daaronder gelegen
buitenwerkse gevelvlak.
|
||
2.6 |
De inhoud van een bouwwerk: |
|
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer,
de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van
de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en
dakkapellen.
|
||
2.7 |
De oppervlakte van een bouwwerk: |
|
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het
hart van de scheidingsmuren, neerwaarts
geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het
afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het
bouwwerk.
|
||
2.8 |
De breedte en diepte van een bouwwerk: |
|
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of tot
het hart van de scheidingsmuren,
met dien verstande, dat wanneer de betreffende
gevelvlakken niet evenwijdig
lopen of verspringen, het gemiddelde wordt
genomen van de kleinste en de
grootste maat.
|
||
2.9 |
Het bewoonbaar vloeroppervlak: |
|
Binnen de afgewerkte omtrekwanden (in
voorkomende gevallen binnen de balustrade) onder
aftrek van de in de ruimte inspringende
onderdelen van het gebouw
als schoorsteenstoelen, -kanalen en kasten, maar
zonder aftrek van plinten
en vast meubilair als aanrechten en
verwarmingslinten. Vloeroppervlak waarboven
minder dan 1,50 meter hoogte aanwezig is wordt
hierbij buiten beschouwing gelaten.
|
||
2.10 |
Het bedrijfsvloeroppervlak: |
|
Binnenwerks op de vloer van de ruimten die
ingevolge het plan worden of kunnen
worden gebruikt voor bedrijfsmatige
activiteiten.
|
||
2.11 |
De dakhelling: |
|
Langs het dakvlak ten opzichte van het
horizontale vlak.
|
||
2.12 |
Ondergeschikte bouwdelen: |
|
Bouwdelen als dakkapellen, dakopbouwen, plinten,
pilasters, kozijnen, gevelversieringen,
ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en
kroonlijsten, luifels, erkers, portalen, balkons
en overstekende daken, worden bij de toepassing
van het bepaalde ten aanzien van het bouwen
buiten beschouwing gelaten, mits de
overschrijding van bouw-, c.q.
bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter
bedraagt en mits het bouwwerk waaraan zij wordt
toegevoegd, qua aard, omvang en
verschijningsvorm overwegend of nagenoeg geheel
als hoofdfunctie duidelijk herkenbaar blijft. |
||
HOOFDSTUK |
2. |
|
||||||
|
|
|
|
|||||
Artikel |
3. |
|
||||||
|
|
|||||||
|
|
|||||||
3.1 |
Bestemmingsomschrijving |
|||||||
|
|
|||||||
3.1.1 |
Bestemming |
|||||||
De voor Detailhandel aangewezen gronden zijn
bestemd voor: |
||||||||
a. |
detailhandel uitsluitend op de begane grond; |
|||||||
b. |
ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt: uitsluitend voor supermarkt doch enkel op de begane grond; |
|||||||
c. |
wonen, uitsluitend op de verdiepingen; |
|||||||
d. |
parkeervoorzieningen, garages, bergingen en
andere voorzieningen ten dienste van de
bestemming;
|
|||||||
3.1.2 |
Toelaatbare bebouwing |
|||||||
Op deze gronden mogen, met inachtneming van de
op de kaart aangegeven aanduidingen, uitsluitend
ten dienste van de in lid 3.1.1 genoemde
bestemmingen worden opgericht: |
||||||||
a. |
hoofdgebouwen; |
|||||||
b. |
aan- en uitbouwen en bijgebouwen; |
|||||||
c. |
bouwwerken geen gebouwen zijnde. |
|||||||
|
|
|||||||
|
|
|||||||
3.2 |
Bouwregels |
|||||||
|
|
|||||||
3.2.1 |
Hoofdgebouwen |
|||||||
Hoofdgebouwen mogen worden opgericht met
inachtneming van de volgende regels: |
||||||||
a. |
de hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het op
de kaart aangegeven bouwvlak worden opgericht,
met inachtneming van de op de kaart aangegeven
aanduidingen en van het op de kaart aangegeven
bebouwingspercentage daar waar een dergelijk
percentage op de kaart is aangegeven; |
|||||||
b. |
de hoofdgebouwen worden met de voorgevel gebouwd
in de op de kaart aangegeven (verlengde van de)
gevellijn, daar waar een dergelijke lijn op de
kaart is aangegeven. Indien voor een bouwperceel
twee gevellijnen zijn bepaald, dient zowel de
voor- als de zijgevel hierin te worden gebouwd; |
|||||||
c. |
de goot- en bouwhoogte bedragen maximaal de op
de kaart aangegeven maat; |
|||||||
d. |
de dakhelling bedraagt bij toepassing van
hellende dakvlakken minimaal 30° en maximaal
65°. |
|||||||
|
|
|||||||
3.2.2 |
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen |
|||||||
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen worden
gebouwd met inachtneming
van de volgende regels: |
||||||||
a. |
de aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen
uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven
bouwvlak worden opgericht, met inachtneming van
het op de kaart aangegeven bebouwingspercentage
daar waar een dergelijke percentage op de kaart
is aangegeven. |
|||||||
|
|
|||||||
3.2.3 |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde |
|||||||
Bouwwerken geen gebouwen zijnde mogen worden
opgericht met inachtneming van de volgende
regels: |
||||||||
a. |
de bouwhoogte binnen een bouwvlak bedraagt
maximaal 4 meter; |
|||||||
b. |
de bouwhoogte buiten een bouwvlak bedraagt
maximaal 2,5 meter; |
|||||||
|
|
|||||||
|
|
|||||||
3.3 |
Nadere eisen |
|||||||
|
||||||||
Burgemeester en wethouders zijn ter verkrijging
van een goede stedenbouwkundige kwaliteit
bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering
en afmetingen van bouwwerken. |
||||||||
|
|
|||||||
3.4. |
Afwijken van de bouwregels |
||||
|
|
|
|
||
3.4.1 |
Afwijken |
||||
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning
verlenen voor het afwijken van het bepaalde in: |
|||||
a. |
lid 3.2.1 sub b voor het oprichten van maximaal
50% van de voorgevel achter de op de kaart
aangegeven (verlengde van de ) gevellijn; |
||||
b. |
lid 3.2.1, sub c mits deze maat met maximaal 1
meter zal worden overschreden; |
||||
|
|
||||
|
|
||||
3.5. |
Specifieke gebruiksregels |
||||
Onder verboden gebruik wordt in ieder geval
verstaan het gebruik van de gronden voor: |
|||||
a. |
seksinrichtingen; |
||||
b. |
grow-, smart- en coffeeshops; |
||||
c. |
het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige
woning en/of afhankelijke woonruimte; |
||||
d. |
bedrijven. |
||||
|
|
|
|
||
|
|
||||
3.6. |
Wijzigingsbevoegdheid |
||||
|
|
|
|
||
3.6.1 |
Wijzigingsbevoegdheid |
||||
a. |
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de
aanduiding supermarkt te verwijderen,
indien blijkt dat het een supermarkt ter plaatse
niet gerealiseerd kan worden. |
||||
|
|||||
|
|||||
3.6.2 |
Wijziging in Wonen, Maatschappelijk of
Kantoor |
||||
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de
bestemming te wijzigen in de bestemming Wonen,
Maatschappelijk of Kantoor, met dien
verstande dat: |
|||||
a. |
de regels behorende bij de bestemmingen van
overeenkomstige toepassing zijn; |
||||
b. |
de te realiseren woning(en) passen binnen het
geldende gemeentelijk woningbouwprogramma bij
wijziging naar Wonen; |
||||
c. |
er geen milieuhygiënische of overige
belemmeringen zijn; |
||||
Artikel |
4. |
|
|||
|
|
||||
|
|
||||
4.1 |
Bestemmingsomschrijving |
||||
|
|
||||
4.1.1 |
Bestemming |
||||
De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd
voor: |
|||||
a. |
tuinen bij de op de
aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen; |
||||
b. |
parkeerterreinen, speelvoorzieningen,
straatmeubilair, afvalverzamelvoorzieningen,
groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige
voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van
het openbare nut. |
||||
|
|
||||
4.1.2 |
Toelaatbare bebouwing |
||||
Op deze gronden mogen uitsluitend ten dienste
van de in lid 4.1.1 genoemde bestemmingen
uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde
worden opgericht: |
|||||
|
|
||||
|
|
||||
4.2 |
Bouwregels |
||||
|
|||||
4.2.1 |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde |
||||
Bouwwerken geen gebouwen zijnde mogen worden
opgericht met inachtneming van de volgende
regels: |
|||||
a. |
de bouwhoogte bedraagt: |
||||
|
antennes: maximaal 5 meter; |
||||
|
openbare nutsvoorzieningen: maximaal 3,5 meter; |
||||
|
masten: maximaal 8 meter; |
||||
|
overige bouwwerken geen gebouwen zijnde:
maximaal 2 meter. |
||||
Artikel |
5. |
|
|||||
|
|
||||||
|
|
||||||
5.1 |
Bestemmingsomschrijving |
||||||
|
|
||||||
5.1.1 |
Bestemming |
||||||
De voor Verkeer aangewezen gronden zijn
bestemd voor: |
|||||||
a. |
straten, voet- en fietspaden, rabatten,
parkeerterreinen, speelvoorzieningen,
straatmeubilair, afvalverzamelvoorzieningen,
geluidwerende voorzieningen,
groenvoorzieningen, terrassen,
waterhuishoudkundige voorzieningen, taluds,
oevers, bruggen en voorzieningen ten behoeve van
het openbare nut; |
||||||
b. |
overige tot de bestemming behorende
voorzieningen. |
||||||
|
|
||||||
5.1.2 |
Toelaatbare bebouwing |
||||||
Op deze gronden mogen, met inachtneming van de
op de kaart aangegeven aanduidingen, uitsluitend
ten dienste van de in lid 5.1.1 genoemde
bestemmingen worden opgericht: |
|||||||
a. |
gebouwen; |
||||||
b. |
bouwwerken geen gebouwen zijnde. |
||||||
|
|
||||||
|
|
||||||
5.2 |
Bouwregels |
||||||
|
|||||||
5.2.1 |
Gebouwen |
||||||
Gebouwen mogen worden opgericht met inachtneming
van de volgende regels: |
|||||||
a. |
de oppervlakte bedraagt maximaal 15 m²; |
||||||
b. |
de bouwhoogte bedraagt maximaal 3,5 meter; |
||||||
|
|||||||
5.2.2 |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde |
||||||
Bouwwerken geen gebouwen zijnde mogen worden
opgericht met inachtneming van de volgende
regels: |
|||||||
a. |
de bouwhoogte bedraagt; |
||||||
|
antennes: maximaal 5 meter; |
||||||
|
openbare nutsvoorzieningen: maximaal 3,5 meter; |
||||||
|
masten: maximaal 8 meter; |
||||||
|
overige bouwwerken geen gebouwen zijnde:
maximaal 2 meter. |
||||||
|
|
||||||
|
|||||||
5.3 |
Nadere eisen |
||||||
|
|||||||
Burgemeester en wethouders zijn ter verkrijging
van een goede stedenbouwkundige kwaliteit
bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering
en afmetingen van bouwwerken. |
|||||||
|
|
||||||
5.4. |
Afwijken van de bouwregels |
||||||
|
|
|
|
||||
5.4.1 |
Afwijken |
||||||
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning
verlenen voor het afwijken van het bepaalde in: |
|||||||
a. |
artikel 5.2.2 onder a tot een bouwhoogte van
maximaal 10 meter; |
||||||
|
|
||||||
|
|
||||||
HOOFDSTUK 3
ALGEMENE REGELS
|
|||||
|
|
||||
|
Artikel |
6. |
|
||
|
|||||
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij
het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering
is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft
bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten
beschouwing. |
|||||
|
|
||||
Artikel |
7. |
||||
|
|
||||
|
|
||||
7.1 |
Nadere eisen |
||||
|
|||||
7.1.1 |
Plaatsbepaling en dakhelling |
||||
Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de
regels vervat in hoofdstuk 2, bij het verlenen
van een omgevingsvergunning, nadere eisen
stellen ten aanzien van: |
|||||
a. |
de plaatsing van gebouwen, aan- en uitbouwen en
bijgebouwen ten opzichte van de
bouwperceelsgrens en ten opzichte van elkaar; |
||||
b. |
de dakhelling en nokrichting van hellende
dakvlakken van gebouwen; |
||||
c. |
de plaatsing en vormgeving van bouwwerken geen
gebouwen zijnde. |
||||
|
|||||
7.1.2 |
Voorwaarden |
||||
De in lid 7.1.1 bedoelde nadere eisen mogen
slechts worden gesteld met het doel te voorkomen
dat de belangen van derden worden geschaad of
afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het
plan en met het oog op de bereikbaarheid van
gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en
gronden in verband met calamiteiten. |
|||||
|
|||||
|
|||||
7.2 |
Strijdig gebruik |
||||
|
|||||
Tot het strijdig gebruik als bedoeld wordt in
ieder geval gerekend: |
|||||
a. |
het gebruiken, te doen of laten gebruiken van
gronden, gebouwen en bouwwerken geen gebouwen
zijnde op een wijze of tot een doel strijdig met
de in dit plan aan de grond gegeven bestemming; |
||||
b. |
het gebruiken, te doen of laten gebruiken van
gronden, gebouwen en bouwwerken geen gebouwen
zijnde ten behoeve van de exploitatie van een
seksinrichting,een escortbedrijf en raam- en
straatprostitutie. |
||||
|
|||||
Artikel 8. |
||||
|
|
|||
|
|
|||
8.1 |
Afwijkingen |
|||
|
||||
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning
verlenen voor het afwijken van
de
regels in dit plan voor: |
||||
a. |
het afwijken van de in het plan voorgeschreven maatvoering met maximaal 10%; |
|||
b. |
het oprichten van antennes en masten met een
bouwhoogte van maximaal 15 meter. |
|||
|
|
|||
De in lid 8.1. sub a genoemde
omgevingsvergunning voor het afwijken kan
slechts worden verleend, mits geen onevenredige
aantasting plaatsvindt van: |
||||
|
- |
de samenhang in straat- en bebouwingsbeeld; |
||
|
- |
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende
gronden en bouwwerken. |
||
Artikel
9. |
|||
|
|
||
|
|
||
9.1 |
Wijzigingsbevoegdheid |
||
|
|||
Burgemeester en wethouders kunnen de regels in dit plan wijzigen voor: |
|||
a. |
het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde van geringe afmetingen ten dienste van het openbaar nut met een oppervlakte van maximaal 15 m² en een hoogte van maximaal 3,5 meter; |
||
b. |
het overschrijden van de naar de weg gekeerde bouwgrens, zomede van de ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens bepaalde minimumafstand door:
-
erkers, balkons,
bordessen tot maximaal 1 meter;
-
ingangspartijen
tot maximaal 2 meter, mits de bebouwde
oppervlakte maximaal 6m2 en de hoogte maximaal 3
meter zal bedragen; |
||
c. |
geringe afwijkingen, die in het belang zijn van
een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde
plaatsing van bouwwerken geen gebouwen zijnde of
die noodzakelijk zijn in verband met de
werkelijke toestand van het terrein. Hierbij
zijn verschuivingen van de bestemmingsgrens met
maximaal 3 meter toelaatbaar. |
||
HOOFDSTUK 4
OVERGANGS- EN SLOTREGELS
|
|||
Artikel 10 |
|||
|
|||
10.1 |
Overgangsrecht bouwwerken |
||
|
|
||
10.1.1 |
Algemeen |
||
Een bouwwerk dat op het tijdstip van
inwerkingtreding van het bestemmingsplan
aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan
worden krachtens een omgevingsvergunning voor
het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits
deze afwijking naar aard en omvang niet wordt
vergroot: |
|||
|
a. |
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; |
|
|
b. |
na het tenietgaan tengevolge van een calamiteit
geheel worden vernieuwd, veranderd, mits de
aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan
binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk
is tenietgegaan. |
|
|
|
||
10.1.2 |
Afwijking |
||
Het bevoegd gezag kan eenmalig een
omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken
van het bepaalde in 10.1.1 voor het vergroten
van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in
10.1.1 met maximaal 10%. |
|||
|
|
||
10.1.3 |
Uitzondering |
||
Het bepaalde in 10.1.1 is niet van toepassing op
bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip
van inwerkingtreding van het plan, maar zijn
gebouwd zonder vergunning en in strijd met het
daarvoor geldende plan daaronder begrepen de
overgangsbepalingen van dat plan. |
|||
|
|
||
10.2 |
Overgangsrecht gebruik |
||
|
|
||
10.2.1 |
Algemeen |
||
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond
op het tijdstip van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag
worden voortgezet. |
|||
|
|
||
10.2.2 |
Strijdig gebruik |
||
Het is verboden het met het bestemmingsplan
strijdige gebruik, bedoeld in 10.2.1, te
veranderen of te laten veranderen in een ander
met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze
verandering de afwijking naar aard en omvang
wordt verkleind. |
|||
|
|
||
10.2.3 |
Onderbroken gebruik |
||
Indien het gebruik, bedoeld in 10.2.1, na het
tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor
een periode langer dan een jaar wordt
onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna
te hervatten of te laten hervatten. |
|||
|
|
||
10.2.4 |
Uitzondering |
||
Het bepaalde in 10.2.1 is niet van toepassing op
het gebruik dat reeds in strijd was met het
voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder
begrepen de overgangsbepalingen van dat plan. |
|||
Artikel 11 |
|
|
|
Deze regels kunnen worden aangehaald als: regels
van het bestemmingsplan
Bebouwde
kom Schijf, Sint Antoniusstraat 36 van de
gemeente Rucphen.
|