INHOUDSOPGAVE                                                                                                              Pag.

 

 

 

Hoofdstuk 1                         Inleidende regels                                                   3

 

Artikel 1                           Begrippen                                                     3

Artikel 2                           Wijze van meten                                            8

 

 

 

Hoofdstuk 2                         Bestemmingsregels                                              9

 

Artikel 3                           Groen                                                          9       

Artikel 4                           Tuin                                                            9

Artikel 5                           Verkeer                                                        10

Artikel 6                           Wonen                                                         11

Artikel 7                           Waarde – Archeologie                                     12

Artikel 8                           Anti-Dubbeltelbepaling                                    12

 

 

 

Hoofdstuk 3                         Algemene regels                                                    13

 

Artikel 9                           Algemene bouwregels                                      13

Artikel 10                         Algemene gebruiksregels                                  13

Artikel 11                         Leiding – Water                                             13

Artikel 12                         Algemene aanduidingsregels                    14

Artikel 13                         Algemene ontheffingsregels                              14

Artikel 14                         Algemene wijzigingsregels                                15

Artikel 15                         Algemene procedureregels                               16

Artikel 16                         Overige regels                                               16

Artikel 17                         Overgangsrecht                                             16

Artikel 18                         Slotregel                                                      16

 

INLEIDENDE REGELS

 

Artikel 1 Begrippen

 

plan:

het bestemmingsplan Vrachelsedijk (locatie Bayens) van de gemeente Oosterhout.

 

bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand

NL.IMRO.0826.BSPvrachelsedijk-VA01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

 

aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

 

aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

 

aan huis verbonden beroep:

een dienstverlenend, administratief, juridisch, maatschappelijk, (para)medisch, ontwerptechnisch of daarmee gelijk te stellen beroep, dat in een woning en daarbij behorende gebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is, met uitsluiting van detailhandel.

 

aan huis verbonden bedrijf:

een bedrijf of het bedrijfsmatig uitoefenen van ambachtelijke of kunstzinnige bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen kan worden uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

 

achtergevelrooilijn:

de van de weg, waarop het belangrijkste gebouw op een bouwperceel is georiënteerd,

afgekeerde grens van een bouwvlak.

 

bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

 

beperkt kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden.

 

bestaand(e situatie):

— ten aanzien van bebouwing:

bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan in werking is getreden;

— ten aanzien van gebruik:

het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan in

werking is getreden.

 

bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

 

bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

 

bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het

vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen

of veranderen van een standplaats.

 

bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

 

bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke

hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane

grond en met uitsluiting van bebouwing beneden peil of onder de kapconstructie.

 

bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar

behorende bebouwing is toegelaten.

 

bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

 

bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de

regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

 

bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

 

cultuurhistorische waarden:

de kenmerken van het gebruik dat de mens in de loop der geschiedenis van grond en

gebouwen heeft gemaakt, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in beplanting, het

slotenpatroon of de architectuur; onder cultuurhistorische waarden worden mede verstaan de archeologische waarden.

 

dakkapel:

een opbouw op een hellend dak waarin een raamkozijn is opgenomen en die voorzien

is van zijwanden.

 

dakopbouw:

een uitbreiding van een gebouw op een dak, waarmee de goothoogte van het gebouw

wordt verhoogd.

 

detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

 

 

 

 

 

 

detailhandel in volumineuze goederen:

detailhandel in goederen van volumineuze aard in een daarop afgestemde verkoopruimte, te weten auto’s en motoren, auto-onderdelen en banden, volumineuze kampeer-en recreatieartikelen (zoals caravans, tenten, campers en boten), inbouwkeukens, sanitair, wand- en vloertegels, grove bouwmaterialen zoals bestratingmateriaal, zand en dergelijke, zonweringen, tuinhuisjes, buitenspeeltoestellen, zwembaden, tuinbeelden, haarden en kachels, grafzerken, (paarden)trailers, aanhangwagens, goederen met brand- en explosiegevaar, alsmede goederen, die een eerstegraads verwantschap hebben c.q. in rechtstreeks verband staan met deze goederen.

 

dienstverlening:

het verlenen van financiële, economische en maatschappelijke diensten aan derden,

waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio’s en naar

aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van

prostitutie.

 

escortbedrijf:

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend.

 

functie:

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen

delen daarvan is toegestaan.

 

garagebedrijf:

een bedrijf dat uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd voor verkoop, en/of onderhoud

en reparatie van motorvoertuigen, met dien verstande dat de verkoop van motorbrandstoffen is uitgezonderd.

 

gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk

met wanden omsloten ruimte vormt.

 

geluidsbelasting vanwege een industrieterrein:

de etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB op een bepaalde plaats,

veroorzaakt door de gezamenlijke inrichtingen en toestellen, aanwezig op het industrieterrein, het geluid van niet tot de inrichting behorende motorvoertuigen op het terrein daaronder niet begrepen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.

 

geluidsbelasting vanwege het wegverkeer:

de etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB op een bepaalde plaats,

veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een

combinatie van weggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.

 

geluidsbelasting vanwege het spoorverkeer:

de etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB op een bepaalde plaats,

veroorzaakt door het gezamenlijke spoorwegverkeer op een bepaald spoorweggedeelte

of een combinatie van spoorweggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder c.q.

het Besluit geluidhinder.

 

geluidsgevoelige functies:

geluidsgevoelige functies zoals bedoeld in het Besluit geluidhinder.

 

 

 

geluidsgevoelige gebouwen:

gebouwen welke dienen ter bewoning en andere geluidsgevoelige functies als bedoeld

in het Besluit geluidhinder.

 

geluidzoneringsplichtige inrichting:

een inrichting bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging

in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.

 

gestapelde bebouwing:

bebouwing bestaande uit één gebouw waarin zich boven en naast elkaar zelfstandige

woningen en/of bijzondere woonruimten bevinden.

 

gevelvlak:

het verticale vlak waarin de hoofdvlakken van een gevel zich bevinden.

 

grondgebonden woning:

een gebouw dat uitsluitend één woning omvat, rechtstreeks contact heeft met het aangrenzende terrein en toegankelijk is vanaf de weg.

 

hogere grenswaarden:

een maximale waarde voor geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde

en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder

en het Besluit geluidhinder.

 

hoofdfunctie:

de belangrijkste functie waarvoor een gebouw mag worden gebruikt.

 

onderbouw:

een gedeelte van een gebouw dat maximaal 1,50 m boven peil is gelegen en dat niet

als bouwlaag wordt aangemerkt.

 

overkapping:

een dakconstructie vrijstaand zonder wanden dan wel aan maximaal drie zijden begrensd door de gevels van belendende gebouwen.

 

peil:

a voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg

grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

b voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de

weg grenst: de hoogte van de weg of de toekomstige weg ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

c in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein;

d indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil/of een ander

plaatselijk aan te houden waterpeil.

 

prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het tegen betaling verrichten van seksuele diensten

aan anderen.

 

raamprostitutie:

een seksinrichting bestemd voor of in gebruik voor het zich vanaf de openbare weg of

een andere voor het publiek toegankelijke plaats, zichtbaar ter beschikking stellen tot

het tegen betaling verrichten van seksuele diensten aan anderen (prostitutie).

 

 

 

 

scheidingslijn:

lijn die de grens dan wel scheiding tussen verschillende aanduidingen vormt.

 

seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof

zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch- pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval

verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een

prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet

gecombineerd met elkaar.

 

straatmeubilair:

objecten die in de openbare ruimte staan en die niet tot de weg zelf behoren, zoals

banken, lantaarnpalen, abri’s, vuilnisbakken en verkeersborden.

 

stedenbouwkundig beeld:

het beeld dat wordt bepaald door de situering, de bouwmassa's, de dakvormen en de

dakrichtingen van de bebouwing.

 

straatprostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het tegen betaling verrichten van seksuele diensten

aan anderen, één en ander door passanten te bewegen of uit te nodigen door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze.

 

voorgevel

de gevel van een gebouw dat gericht is naar de weg.

 

voorgevelrooilijn:

de naar de weg toegekeerde grens van het bouwvlak, waarop het belangrijkste gebouw

op een bouwperceel is georiënteerd.

 

voorkeurswaarde:

de maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.

 

waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer,

waterberging en waterkwaliteit, zoals duikers, stuwen, gemalen, inlaten etc.

 

weg:

een voor gemotoriseerd verkeer geschikt gemaakte strook grond.

 

woning:

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat dient voor de huisvesting van niet

meer dan één huishouden.

 

zonegrens:

een door de raad vastgestelde zone, als bedoeld in artikel 40 van de Wet geluidhinder,

waarbuiten de geluidbelasting vanwege het industrieterrein de waarde van 50 dB(A)

niet te boven mag gaan.

 

zijstrook:

de strook grond gelegen tussen de zijdelingse perceelsgrens en de denkbeeldige lijn op

3 meter afstand vanaf de zijdelingse perceelsgrens over de volledige diepte van het

bouwvlak.




Artikel 2 Wijze van meten

 

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

afstanden:

van bouwwerken tot andere bouwwerken, bebouwingsgrenzen en perceelsgrenzen

worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

 

bebouwingspercentage:

een aangeduid of in deze regels aangegeven percentage dat bepaalt hoeveel procent

van het bestemmingsvlak per bouwperceel, of een in de regels nader omschreven gedeelte daarvan mag worden bebouwd.

 

bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen

gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

bovenkant spoorstaaf:

de hoogte van de bovenkant van de laagst gesitueerde spoorstaaf.

 

dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

 

diepte van een gebouw:

— horizontale diepte:

de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel;

— verticale diepte:

de diepte van een gebouw, gemeten vanaf de bovenzijde van de (afgewerkte) begane

grondvloer.

 

goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een

daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

 

inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of

het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

 

oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

ondergeschikte bouwonderdelen:

Bij toepassing van het in dit artikel bepaalde worden ondergeschikte bouwonderdelen,

zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen,

luchtkokers, wolfseinden, dakkapellen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels,

balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten.
BESTEMMINGSREGELS

 

Artikel 3 Groen

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a groenvoorzieningen;

b bermen en beplantingen;

c voorzieningen voor verkeer en verblijf;

d sport- en speelvoorzieningen;

e water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

f geluidwerende voorzieningen;

g straatmeubilair;

h kunstobjecten;

i ontmoetingsplaatsen voor jongeren en/of ouderen;

j nutsvoorzieningen;

k (voorzieningen voor) ambulante detailhandel;

l schuilgelegenheden;

m vlonders en steigers;

n evenementen;

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van

schuilgelegenheden met een oppervlakte van niet meer dan 10 en een bouwhoogte

van niet meer dan 3,5 m.

 

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a De bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleidingen, beveiliging en regeling voor verkeer mag niet meer bedragen dan 15 m.

b De bouwhoogte van kunstobjecten mag niet meer bedragen dan 12 m.

c De bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer

bedragen dan 4 m.

 

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bebouwing op het bouwperceel.

 

 

Artikel 4 Tuin

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a tuinen en groenvoorzieningen bij woningen;

b inritten;

c parkeren;

d een parkeergarage, ter plaatse van de aanduiding ‘parkeergarage’.

 

4.2 Bouwregels

 

4.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

a Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering

van het bepaalde onder 4.2.2.

b Indien in afwijking van het bepaalde onder a ten tijde van de tervisielegging van het

ontwerp van het plan al gebouwen aanwezig zijn, dan mogen deze gebouwen in de

huidige vorm en situering worden gehandhaafd.

 

4.2.2 Uitbreiding van de woning

Voor het bouwen van uitbreidingen aan een woning op de aangrenzende bestemming

‘Wonen’ gelden de volgende bepalingen:

a De diepte van de uitbreiding mag niet meer bedragen dan 1,5 m.

b De uitbreiding mag niet meer bedragen dan 1 bouwlaag.

c De breedte van de uitbreiding bedraagt niet meer dan tweederde van de voorgevelbreedte van de woning.

d Indien de uitbreiding wordt uitgevoerd in combinatie met een luifel, dan dient deze

luifel een open constructie te zijn met een breedte van niet meer dan eenderde van

de voorgevelbreedte en mag de uitbreiding inclusief luifel over de gehele breedte

van de voorgevel worden gebouwd in verhouding tweederde-eenderde.

 

4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m,

met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de

naar de weg gekeerde gevel van de woning niet meer mag bedragen dan 1 m.

b De bouwhoogte van overige tuinmeubilair, zoals vlaggenmasten, pergola’s, etc. mag

niet meer bedragen dan 4 m.

 

 

Artikel 5 Verkeer

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a voorzieningen voor verkeer en verblijf;

b autoboxen ter plaatse van de aanduiding ‘garage’;

c parkeergarage ter plaatse van de aanduiding ‘parkeergarage’;

d groenvoorzieningen;

e kunstobjecten;

f speelvoorzieningen;

g geluidwerende voorzieningen;

h straatmeubilair;

i kunstobjecten;

j ontmoetingsplaatsen voor jongeren en/of ouderen;

k terrassen;

l (voorzieningen voor) ambulante detailhandel;

m water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

n evenementen.

 

5.2 Bouwregels

5.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

a De bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleidingen, beveiliging en regeling voor verkeer mag niet meer bedragen dan 15 m.

b De bouwhoogte van kunstobjecten mag niet meer bedragen dan 15 m.

c De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 4 m.

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bebouwing op het bouwperceel.

 

5.4 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in

lid 5.2.2 voor het bouwen van niet permanente overkappingen tot een bouwhoogte

van niet meer dan 4 m, met dien verstande dat:

a het stedenbouwkundig beeld niet wordt geschaad;

b geen onevenredige schade wordt toegebracht aan het woonmilieu en aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

 

 

 

Artikel 6 Wonen

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a wonen;

b aan huis verbonden beroepen;

c aan huis verbonden bedrijven;

d tuinen en erven;

e groenvoorzieningen;

f voorzieningen voor verkeer en verblijf;

g water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

h een parkeergarage, ter plaatse van de aanduiding ‘parkeergarage’.

 

6.2 Bouwregels

6.2.1 Algemeen

Voor het bouwen in het algemeen geldt de bepaling dat per bouwperceel maximaal 1 woning is toegestaan, met dien verstande dat op bouwpercelen ter plaatse van de aanduiding ‘gestapeld’ meerdere woningen zijn toegestaan;

6.2.2 Gebouwen binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van gebouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:

a De volgende bebouwingstypologie is van toepassing:

1 ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' mogen vrijstaande woningen worden gebouwd;

2 ter plaatse van de aanduiding ‘gestapeld’ mag uitsluitend gestapelde bebouwing

worden gebouwd.

b De voorgevel van een woning moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn dan

wel op een afstand van niet meer dan 2 m daarachter.

c De goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale

goot- en bouwhoogte (m)’ is aangegeven.

d De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ is aangegeven.

6.2.3 Gebouwen buiten het bouwvlak

Voor het bouwen van gebouwen buiten het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:

a De goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,50 m.

b De gezamenlijke oppervlakte voor gebouwen buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 50 .

6.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

a Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak

worden gebouwd.

b Overkappingen mogen worden gebouwd met een bouwhoogte van niet meer dan

3,5 m, waarbij de oppervlakte van overkappingen, voor zover gesitueerd buiten het

bouwvlak, bij de maximaal toegestane oppervlakte van gebouwen buiten het bouwvlak

dient te worden meegeteld.

c De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m,

met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de

naar de weg gekeerde gevel van de woning niet meer mag bedragen dan 1 m.

d De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer

bedragen dan 4 m.

 

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bebouwing op het bouwperceel.

 

6.4 Specifieke gebruiksregels

Voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of een aan huis verbonden

bedrijf zijn de volgende bepalingen van toepassing:

a De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke

vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 50 ;

 

b Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het

verkeer en geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;

c De activiteit wordt uitgeoefend door een bewoner van de woning.

 

 

Artikel 7 Waarde – Archeologie

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde – Archeologie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar

voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de (potentieel)

aanwezige archeologische waarden.

 

7.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen geen gebouwen worden gebouwd dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van Burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Het voorgaande is niet van toepassing bij:

a ver-/nieuwbouw van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte van

het gebouw in generlei opzicht wordt vergroot;

b de bouw van een gebouw of de uitbreiding van een bestaand gebouw met ten

hoogste 100 .

 

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan

waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling

van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 9 Algemene regels

 

9.1 Ondergronds bouwen

Voor ondergronds bouwen gelden de volgende bepalingen:

a Op plaatsen waar bestaande bovengrondse gebouwen zijn of nieuwe bovengrondse

gebouwen worden gebouwd mag eveneens ondergronds gebouwd worden; eveneens

en direct aansluitend mogen in- dan wel uitritten ten behoeve van de ondergrondse

bouwwerken worden gebouwd.

b De verticale diepte mag bij ondergronds bouwen niet meer bedragen dan 3,5 m.

c Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde

onder a voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken op andere locaties dan

onder een gebouw mits:

1 de oorspronkelijk functie op maaiveldniveau gehandhaafd blijft;

2 hierdoor de eventueel in het gebied aanwezige waarden en functies (conform de

dubbelbestemmingen/gebiedsaanduidingen in de artikelen 7, 11 en 12) niet onevenredig worden aangetast;

3 er geen bezwaren zijn uit milieutechnisch oogpunt;

4 er geen bezwaren zijn uit oogpunt van waterhuishouding.

 

 

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

Onder strijdig gebruik, als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening,

wordt in ieder geval verstaan:

a het gebruik van gebouwen aan en bij een woning als zelfstandige woningen en als

afhankelijke woonruimte;

b gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gericht gebruik en onderhoud;

c een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het

gebruik onttrokken machines, voer- vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een

zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;

d gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van

een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie.

 

 

Artikel 11 Leiding-water

 

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Leiding-water’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg, instandhouding en/of bescherming van ondergrondse waterleidingen ter plaatse van de aanduiding ‘Leiding–water’.

 

11.2 Bouwregels

 

11.2.1 Algemeen

In afwijking van het bepaalde in andere bestemmingen (basisbestemmingen) mag op

gronden met deze medebestemming niet worden gebouwd, anders ten behoeve van

deze medebestemming.

 

11.2.2 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

11.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling: de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de onder 11.1 genoemde leidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.

 

11.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 11.2

voor het bouwen ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen, met

dien verstande dat:

a het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de aanwezige leidingen

dient te zijn gewaarborgd;

b burgemeester en wethouders schriftelijk advies dienen te hebben ingewonnen bij

de betreffende leidingbeheerder.

11.4 Aanlegvergunning

 

11.4.1 Aanlegvergunning

Het is verboden, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en wethouders (aanlegvergunning), op of in deze gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

a het aanbrengen van gesloten verhardingen;

b het aanbrengen, vellen en/of rooien van beplantingen en/of bomen;

c het wijzigen van watergangen en het uitvoeren van afgravings- en ontgrondings-werkzaamheden, dieper dan 0,30 m;

d het ophogen van gronden.

 

11.4.2 Toelaatbaarheid

a De in sub 11.4.1 bedoelde vergunning kan slechts worden verleend, indien het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de aanwezige leidingen zijn gewaarborgd;

b Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in sub 11.4.1 winnen

Burgemeester en wethouders advies in bij de betreffende leidingbeheerder.

11.4.3 Uitzonderingen

Het bepaalde in sub 11.4.1 is niet van toepassing op:

a werken en werkzaamheden die het normale onderhoud betreffen overeenkomstig

de bestemming van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of

voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;

b werken en werkzaamheden, die op het tijdstip, waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn.

 

 

Artikel 12 Algemene aanduidingsregels

 

Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied

Ter plaatse van de aanduiding ‘milieuzone – grondwaterbeschermingsgebied‘ mogen

bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat de bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de openbare drinkwatervoorziening gewaarborgd dient te blijven.

 

Artikel 13 Algemene ontheffingsregels

 

13.1 Algemene ontheffingen

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen:

a van de in de planregels gegeven maten inzake afstanden en percentages voor oppervlakten tot niet meer dan 10% van die afmetingen respectievelijk percentages;

b van de planregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft;

c van de planregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een

overschrijding van maximaal 3 m is toegestaan, mits deze noodzakelijk is in verband

met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van

de gronden en/of bebouwing;

d van de planregels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes of daarmee vergelijkbare gebouwen, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, fietsenstallingen en abri’s worden gebouwd, met dien verstande dat:

1 de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4 m;

2 de oppervlakte niet meer dan 50 ;

e van de planregels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van deze bouwwerken wordt vergroot:

1 ten behoeve van palen, masten en portalen voor geleidingen, beveiliging en regeling

voor verkeer tot niet meer dan 35 m;

2 ten behoeve van kunstwerken tot niet meer dan 40 m;

3 ten behoeve van signalerings- en telecommunicatiemasten tot minder dan 40 m.

4 ten behoeve van kunstobjecten tot niet meer dan 35 m;

5 ten behoeve van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot niet meer dan 10 m;

f van de planregels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van een overschrijding van deze maximaal toegestane bouwhoogte voor plaatselijke verhogingen, zoals lichtkappen en technische ruimten, met dien verstande dat:

1 de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer mag bedragen dan 10%

van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine

dakvlak;

2 de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1,25 maal de maximaal toegestane

bouwhoogte van het betreffende gebouw;

g van de planregels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van een overschrijding van deze maximaal toegestane bouwhoogte door zonnepanelen, met dien verstande dat de overschrijding niet meer mag bedragen dan 2 m.

 

13.2 Voorwaarden ontheffing

Ontheffing als bedoeld in lid 13.1 kan slechts worden verleend, indien:

a de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen

gronden niet onevenredig worden geschaad;

b het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig

worden geschaad.

 

Artikel 14 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen

van geringe veranderingen in de plaats, liggen en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

a Bestemmingsgrenzen mogen met niet meer dan 5 m worden verschoven;

b De belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen

gronden worden niet onevenredig geschaad;

c Het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen worden niet onevenredig geschaad.

 

Artikel 15 Algemene procedureregels

Met betrekking tot de voorbereiding van een ontheffing ingevolge artikel 3.6 van de

Wet ruimtelijke ordening, is Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

 

 

 

 

 

 

Artikel 16 Overige regels

 

16.1 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen

Indien en voor zover in deze planregels wordt verwezen naar wetten, verordeningen of

enige andere algemeen verbindende regeling, dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp van dit

plan.

 

16.2 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het bepaalde in artikel 9, lid 2, van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

a de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;

b de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;

c de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;

d het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;

e de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;

f de ruimte tussen bouwwerken.

 

Artikel 17 Overgangsrecht

 

17.1 Overgangsrecht bouwwerken

a Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan

aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

1 gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

2 na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of

veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee

jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

b Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde

onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in

het bepaalde onder a met maximaal 10%.

c Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan

op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

17.2 Overgangsrecht gebruik

a Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

b Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan

strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang

wordt verkleind.

c Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

d Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was

met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

Artikel 18 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Vrachelsedijk (locatie Bayens) van de gemeente Oosterhout.