INHOUDSOPGAVE Pag.
Hoofdstuk 1 Inleidende
regels 3
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels 9
Artikel 7 Waarde – Archeologie 12
Artikel 8 Anti-Dubbeltelbepaling 12
Hoofdstuk 3 Algemene
regels 13
Artikel 9 Algemene bouwregels 13
Artikel 10 Algemene gebruiksregels 13
Artikel
12 Algemene aanduidingsregels 14
Artikel
13 Algemene
ontheffingsregels 14
Artikel
14 Algemene
wijzigingsregels 15
Artikel
15 Algemene
procedureregels 16
INLEIDENDE
REGELS
plan:
het
bestemmingsplan Vrachelsedijk (locatie Bayens) van de
gemeente Oosterhout.
bestemmingsplan:
de
geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand
NL.IMRO.0826.BSPvrachelsedijk-VA01
met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).
aanduiding:
een
geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar
ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of
het bebouwen van deze gronden.
aanduidingsgrens:
de
grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
aan
huis verbonden beroep:
een
dienstverlenend, administratief, juridisch, maatschappelijk, (para)medisch, ontwerptechnisch
of daarmee gelijk te stellen beroep, dat in een woning en daarbij behorende
gebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de
woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die
met de woonfunctie in overeenstemming is, met uitsluiting van detailhandel.
aan
huis verbonden bedrijf:
een
bedrijf of het bedrijfsmatig uitoefenen van ambachtelijke of kunstzinnige
bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk, dat door zijn
beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen kan worden
uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en
dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in
overeenstemming is.
achtergevelrooilijn:
de
van de weg, waarop het belangrijkste gebouw op een bouwperceel is georiënteerd,
afgekeerde
grens van een bouwvlak.
bebouwing:
één
of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
beperkt
kwetsbaar object:
een
object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een
richtwaarde voor het risico is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden.
bestaand(e
situatie):
—
ten aanzien van bebouwing:
bebouwing,
zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan in werking is getreden;
—
ten aanzien van gebruik:
het
gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan in
werking
is getreden.
bestemmingsgrens:
de
grens van een bestemmingsvlak.
bestemmingsvlak:
een
geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
bouwen:
het
plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het
vergroten
van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen
of
veranderen van een standplaats.
bouwgrens:
de
grens van een bouwvlak.
bouwlaag:
een
doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering
gelijke
hoogte
liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane
grond
en met uitsluiting van bebouwing beneden peil of onder de kapconstructie.
bouwperceel:
een
aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij
elkaar
behorende
bebouwing is toegelaten.
bouwperceelgrens:
de
grens van een bouwperceel.
bouwvlak:
een
geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de
regels
bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
bouwwerk:
elke
constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die
hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect
steun vindt in of op de grond.
cultuurhistorische
waarden:
de
kenmerken van het gebruik dat de mens in de loop der geschiedenis van grond en
gebouwen
heeft gemaakt, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in beplanting, het
slotenpatroon
of de architectuur; onder cultuurhistorische waarden worden mede verstaan de
archeologische waarden.
dakkapel:
een
opbouw op een hellend dak waarin een raamkozijn is opgenomen en die voorzien
is
van zijwanden.
dakopbouw:
een
uitbreiding van een gebouw op een dak, waarmee de goothoogte van het gebouw
wordt
verhoogd.
detailhandel:
het
bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ter verkoop, het
verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor
gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps-
of bedrijfsactiviteit.
detailhandel
in volumineuze goederen:
detailhandel
in goederen van volumineuze aard in een daarop afgestemde verkoopruimte, te
weten auto’s en motoren, auto-onderdelen en banden, volumineuze kampeer-en recreatieartikelen (zoals caravans, tenten,
campers en boten), inbouwkeukens, sanitair, wand- en vloertegels, grove
bouwmaterialen zoals bestratingmateriaal, zand en dergelijke, zonweringen,
tuinhuisjes, buitenspeeltoestellen, zwembaden, tuinbeelden, haarden en kachels,
grafzerken, (paarden)trailers, aanhangwagens, goederen met brand- en
explosiegevaar, alsmede goederen, die een eerstegraads verwantschap hebben c.q.
in rechtstreeks verband staan met deze goederen.
dienstverlening:
het
verlenen van financiële, economische en maatschappelijke diensten aan derden,
waaronder
zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio’s en naar
aard
daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering
van
prostitutie.
escortbedrijf:
de
natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of
in een omvang alsof zij bedrijfsmatig prostitutie aanbiedt die op een andere
plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend.
functie:
doeleinden
ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen
delen
daarvan is toegestaan.
garagebedrijf:
een
bedrijf dat uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd voor verkoop, en/of
onderhoud
en
reparatie van motorvoertuigen, met dien verstande dat de verkoop van
motorbrandstoffen is uitgezonderd.
gebouw:
elk
bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk
met
wanden omsloten ruimte vormt.
geluidsbelasting
vanwege een industrieterrein:
de
etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB op een bepaalde plaats,
veroorzaakt
door de gezamenlijke inrichtingen en toestellen, aanwezig op het
industrieterrein, het geluid van niet tot de inrichting behorende
motorvoertuigen op het terrein daaronder niet begrepen, zoals bedoeld in de Wet
geluidhinder.
geluidsbelasting
vanwege het wegverkeer:
de
etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB op een bepaalde plaats,
veroorzaakt
door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een
combinatie
van weggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.
geluidsbelasting
vanwege het spoorverkeer:
de
etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB op een bepaalde plaats,
veroorzaakt
door het gezamenlijke spoorwegverkeer op een bepaald spoorweggedeelte
of
een combinatie van spoorweggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder c.q.
het
Besluit geluidhinder.
geluidsgevoelige
functies:
geluidsgevoelige
functies zoals bedoeld in het Besluit geluidhinder.
geluidsgevoelige
gebouwen:
gebouwen
welke dienen ter bewoning en andere geluidsgevoelige functies als bedoeld
in
het Besluit geluidhinder.
geluidzoneringsplichtige
inrichting:
een
inrichting bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van
vestiging
in
een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.
gestapelde
bebouwing:
bebouwing
bestaande uit één gebouw waarin zich boven en naast elkaar zelfstandige
woningen
en/of bijzondere woonruimten bevinden.
gevelvlak:
het
verticale vlak waarin de hoofdvlakken van een gevel zich bevinden.
grondgebonden
woning:
een
gebouw dat uitsluitend één woning omvat, rechtstreeks contact heeft met het
aangrenzende terrein en toegankelijk is vanaf de weg.
hogere
grenswaarden:
een
maximale waarde voor geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde
en
die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet
geluidhinder
en
het Besluit geluidhinder.
hoofdfunctie:
de
belangrijkste functie waarvoor een gebouw mag worden gebruikt.
onderbouw:
een
gedeelte van een gebouw dat maximaal
als
bouwlaag wordt aangemerkt.
overkapping:
een
dakconstructie vrijstaand zonder wanden dan wel aan maximaal drie zijden
begrensd door de gevels van belendende gebouwen.
peil:
a
voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg
grenst:
de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
b
voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de
weg
grenst: de hoogte van de weg of de toekomstige weg ter plaatse van die
hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
c
in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte
terrein;
d
indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil/of een ander
plaatselijk
aan te houden waterpeil.
prostitutie:
het
zich beschikbaar stellen tot het tegen betaling verrichten van seksuele
diensten
aan
anderen.
raamprostitutie:
een
seksinrichting bestemd voor of in gebruik voor het zich vanaf de openbare weg
of
een
andere voor het publiek toegankelijke plaats, zichtbaar ter beschikking stellen
tot
het
tegen betaling verrichten van seksuele diensten aan anderen (prostitutie).
scheidingslijn:
lijn
die de grens dan wel scheiding tussen verschillende aanduidingen vormt.
seksinrichting:
een
voor het publiek toegankelijke ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang
alsof
zij
bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van
erotisch- pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in
elk geval
verstaan:
een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een
prostitutiebedrijf
waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet
gecombineerd
met elkaar.
straatmeubilair:
objecten
die in de openbare ruimte staan en die niet tot de weg zelf behoren, zoals
banken,
lantaarnpalen, abri’s, vuilnisbakken en verkeersborden.
stedenbouwkundig
beeld:
het
beeld dat wordt bepaald door de situering, de bouwmassa's, de dakvormen en de
dakrichtingen
van de bebouwing.
straatprostitutie:
het
zich beschikbaar stellen tot het tegen betaling verrichten van seksuele
diensten
aan
anderen, één en ander door passanten te bewegen of uit te nodigen door
handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze.
voorgevel
de
gevel van een gebouw dat gericht is naar de weg.
voorgevelrooilijn:
de
naar de weg toegekeerde grens van het bouwvlak, waarop het belangrijkste gebouw
op
een bouwperceel is georiënteerd.
voorkeurswaarde:
de
maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden
afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.
waterhuishoudkundige
voorzieningen:
voorzieningen
die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer,
waterberging
en waterkwaliteit, zoals duikers, stuwen, gemalen, inlaten etc.
weg:
een
voor gemotoriseerd verkeer geschikt gemaakte strook grond.
woning:
een
gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat dient voor de huisvesting van niet
meer
dan één huishouden.
zonegrens:
een
door de raad vastgestelde zone, als bedoeld in artikel 40 van de Wet
geluidhinder,
waarbuiten
de geluidbelasting vanwege het industrieterrein de waarde van 50 dB(A)
niet
te boven mag gaan.
zijstrook:
de
strook grond gelegen tussen de zijdelingse perceelsgrens en de denkbeeldige
lijn op
bouwvlak.
Bij
toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
afstanden:
van
bouwwerken tot andere bouwwerken, bebouwingsgrenzen en perceelsgrenzen
worden
daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
bebouwingspercentage:
een
aangeduid of in deze regels aangegeven percentage dat bepaalt hoeveel procent
van
het bestemmingsvlak per bouwperceel, of een in de regels nader omschreven
gedeelte daarvan mag worden bebouwd.
bouwhoogte
van een bouwwerk:
vanaf
het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen
gebouw
zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen,
antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
bovenkant
spoorstaaf:
de
hoogte van de bovenkant van de laagst gesitueerde spoorstaaf.
dakhelling:
langs
het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
diepte
van een gebouw:
—
horizontale diepte:
de
lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel;
—
verticale diepte:
de
diepte van een gebouw, gemeten vanaf de bovenzijde van de (afgewerkte) begane
grondvloer.
goothoogte
van een bouwwerk:
vanaf
het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of
een
daarmee
gelijk te stellen constructiedeel.
inhoud
van een bouwwerk:
tussen
de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of
het
hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
oppervlakte
van een bouwwerk:
tussen
de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de
scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het
afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
ondergeschikte
bouwonderdelen:
Bij
toepassing van het in dit artikel bepaalde worden ondergeschikte
bouwonderdelen,
zoals
plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen,
schoorstenen,
luchtkokers,
wolfseinden, dakkapellen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels,
balkons en
overstekende daken buiten beschouwing gelaten.
BESTEMMINGSREGELS
3.1 Bestemmingsomschrijving
De
voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
groenvoorzieningen;
b
bermen en beplantingen;
c
voorzieningen voor verkeer en verblijf;
d
sport- en speelvoorzieningen;
e
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
f
geluidwerende voorzieningen;
g
straatmeubilair;
h
kunstobjecten;
i
ontmoetingsplaatsen voor jongeren en/of ouderen;
j
nutsvoorzieningen;
k
(voorzieningen voor) ambulante detailhandel;
l
schuilgelegenheden;
m
vlonders en steigers;
n
evenementen;
3.2 Bouwregels
3.2.1
Gebouwen
Op
of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van
schuilgelegenheden
met een oppervlakte van niet meer dan
van
niet meer dan
3.2.2
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor
het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a
De bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleidingen, beveiliging en
regeling voor verkeer mag niet meer bedragen dan
b
De bouwhoogte van kunstobjecten mag niet meer bedragen dan
c
De bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer
bedragen
dan
3.3 Nadere eisen
Burgemeester
en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de
afmetingen van bebouwing op het bouwperceel.
4.1
Bestemmingsomschrijving
De
voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
tuinen en groenvoorzieningen bij woningen;
b
inritten;
c
parkeren;
d
een parkeergarage, ter plaatse van de aanduiding ‘parkeergarage’.
4.2 Bouwregels
4.2.1
Gebouwen
Voor
het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a
Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering
van
het bepaalde onder 4.2.2.
b
Indien in afwijking van het bepaalde onder a ten tijde van de tervisielegging van
het
ontwerp
van het plan al gebouwen aanwezig zijn, dan mogen deze gebouwen in de
huidige
vorm en situering worden gehandhaafd.
4.2.2
Uitbreiding van de woning
Voor
het bouwen van uitbreidingen aan een woning op de aangrenzende bestemming
‘Wonen’
gelden de volgende bepalingen:
a
De diepte van de uitbreiding mag niet meer bedragen dan
b
De uitbreiding mag niet meer bedragen dan 1 bouwlaag.
c
De breedte van de uitbreiding bedraagt niet meer dan tweederde van de
voorgevelbreedte van de woning.
d
Indien de uitbreiding wordt uitgevoerd in combinatie met een luifel, dan dient
deze
luifel
een open constructie te zijn met een breedte van niet meer dan eenderde van
de
voorgevelbreedte en mag de uitbreiding inclusief luifel over de gehele breedte
van
de voorgevel worden gebouwd in verhouding tweederde-eenderde.
4.2.3
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor
het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan
met
dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de
naar
de weg gekeerde gevel van de woning niet meer mag bedragen dan
b
De bouwhoogte van overige tuinmeubilair, zoals vlaggenmasten, pergola’s, etc.
mag
niet
meer bedragen dan
5.1
Bestemmingsomschrijving
De
voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
voorzieningen voor verkeer en verblijf;
b
autoboxen ter plaatse van de aanduiding ‘garage’;
c
parkeergarage ter plaatse van de aanduiding ‘parkeergarage’;
d
groenvoorzieningen;
e
kunstobjecten;
f
speelvoorzieningen;
g
geluidwerende voorzieningen;
h
straatmeubilair;
i
kunstobjecten;
j
ontmoetingsplaatsen voor jongeren en/of ouderen;
k
terrassen;
l
(voorzieningen voor) ambulante detailhandel;
m
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
n
evenementen.
5.2 Bouwregels
5.2.1
Gebouwen
Op
of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
5.2.2 Bouwwerken,
geen gebouwen zijnde
Voor
het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a
De bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleidingen, beveiliging en
regeling voor verkeer mag niet meer bedragen dan
b
De bouwhoogte van kunstobjecten mag niet meer bedragen dan
c
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer
bedragen dan
5.3 Nadere eisen
Burgemeester
en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de
afmetingen van bebouwing op het bouwperceel.
5.4 Ontheffing van
de bouwregels
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in
lid
5.2.2 voor het bouwen van niet permanente overkappingen tot een bouwhoogte
van
niet meer dan
a
het stedenbouwkundig beeld niet wordt geschaad;
b
geen onevenredige schade wordt toegebracht aan het woonmilieu en aan de
gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
6.1
Bestemmingsomschrijving
De
voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
wonen;
b
aan huis verbonden beroepen;
c
aan huis verbonden bedrijven;
d
tuinen en erven;
e
groenvoorzieningen;
f
voorzieningen voor verkeer en verblijf;
g
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
h
een parkeergarage, ter plaatse van de aanduiding ‘parkeergarage’.
6.2 Bouwregels
6.2.1
Algemeen
Voor
het bouwen in het algemeen geldt de bepaling dat per bouwperceel maximaal 1
woning is toegestaan, met dien verstande dat op bouwpercelen ter plaatse van de
aanduiding ‘gestapeld’ meerdere woningen zijn toegestaan;
6.2.2
Gebouwen binnen het bouwvlak
Voor
het bouwen van gebouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:
a
De volgende bebouwingstypologie is van toepassing:
1
ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' mogen vrijstaande woningen worden
gebouwd;
2
ter plaatse van de aanduiding ‘gestapeld’ mag uitsluitend gestapelde bebouwing
worden
gebouwd.
b
De voorgevel van een woning moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn dan
wel
op een afstand van niet meer dan
c
De goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding
‘maximale
goot-
en bouwhoogte (m)’ is aangegeven.
d
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding
‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ is aangegeven.
6.2.3
Gebouwen buiten het bouwvlak
Voor
het bouwen van gebouwen buiten het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:
a
De goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan
b
De gezamenlijke oppervlakte voor gebouwen buiten het bouwvlak mag niet meer
bedragen dan
6.2.4
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor
het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak
worden
gebouwd.
b
Overkappingen mogen worden gebouwd met een bouwhoogte van niet meer dan
bouwvlak,
bij de maximaal toegestane oppervlakte van gebouwen buiten het bouwvlak
dient
te worden meegeteld.
c
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan
met
dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de
naar
de weg gekeerde gevel van de woning niet meer mag bedragen dan
d
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer
bedragen
dan
6.3 Nadere eisen
Burgemeester
en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de
afmetingen van bebouwing op het bouwperceel.
6.4 Specifieke
gebruiksregels
Voor
de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of een aan huis verbonden
bedrijf
zijn de volgende bepalingen van toepassing:
a
De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke
vloeroppervlakte
van de bebouwing tot een maximum van
b
Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het
verkeer
en geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
c De
activiteit wordt uitgeoefend door een bewoner van de woning.
Artikel 7
Waarde – Archeologie
7.1
Bestemmingsomschrijving
De
voor ‘Waarde – Archeologie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere
daar
voorkomende
bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de (potentieel)
aanwezige
archeologische waarden.
7.2 Bouwregels
Op
of in deze gronden mogen ten behoeve van de andere daar voorkomende
bestemmingen geen gebouwen worden gebouwd dan nadat de aanvrager een rapport
heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens
de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van Burgemeester en
wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Het voorgaande is niet van
toepassing bij:
a
ver-/nieuwbouw van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte van
het
gebouw in generlei opzicht wordt vergroot;
b
de bouw van een gebouw of de uitbreiding van een bestaand gebouw met ten
hoogste
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Grond
die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan
waaraan
uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling
van
latere bouwplannen buiten beschouwing.
9.1 Ondergronds
bouwen
Voor
ondergronds bouwen gelden de volgende bepalingen:
a
Op plaatsen waar bestaande bovengrondse gebouwen zijn of nieuwe bovengrondse
gebouwen
worden gebouwd mag eveneens ondergronds gebouwd worden; eveneens
en
direct aansluitend mogen in- dan wel uitritten ten behoeve van de ondergrondse
bouwwerken
worden gebouwd.
b
De verticale diepte mag bij ondergronds bouwen niet meer bedragen dan
c
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde
onder
a voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken op andere locaties dan
onder
een gebouw mits:
1
de oorspronkelijk functie op maaiveldniveau gehandhaafd blijft;
2
hierdoor de eventueel in het gebied aanwezige waarden en functies (conform de
dubbelbestemmingen/gebiedsaanduidingen
in de artikelen 7, 11 en 12) niet onevenredig worden aangetast;
3
er geen bezwaren zijn uit milieutechnisch oogpunt;
4
er geen bezwaren zijn uit oogpunt van waterhuishouding.
Artikel
10 Algemene gebruiksregels
Onder
strijdig gebruik, als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening,
wordt
in ieder geval verstaan:
a
het gebruik van gebouwen aan en bij een woning als zelfstandige woningen en als
afhankelijke
woonruimte;
b
gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met
uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gericht
gebruik en onderhoud;
c
een gebruik van gronden als stallings- en/of
opslagplaats van één of meer aan het
gebruik
onttrokken machines, voer- vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een
zodanig
gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
d
gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van
een
seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie.
Artikel 11 Leiding-water
11.1
Bestemmingsomschrijving
De
voor ‘Leiding-water’ aangewezen gronden zijn, behalve
voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg,
instandhouding en/of bescherming van ondergrondse waterleidingen ter plaatse
van de aanduiding ‘Leiding–water’.
11.2 Bouwregels
11.2.1
Algemeen
In
afwijking van het bepaalde in andere bestemmingen (basisbestemmingen) mag op
gronden
met deze medebestemming niet worden gebouwd, anders ten behoeve van
deze
medebestemming.
11.2.2
Gebouwen
Op
of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
11.2.3
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor
het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling: de
bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de
onder 11.1 genoemde leidingen mag
niet meer bedragen dan
11.3 Ontheffing
van de bouwregels
Burgemeester
en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 11.2
voor
het bouwen ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen, met
dien
verstande dat:
a
het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de aanwezige
leidingen
dient
te zijn gewaarborgd;
b
burgemeester en wethouders schriftelijk advies dienen te hebben ingewonnen bij
de
betreffende leidingbeheerder.
11.4
Aanlegvergunning
11.4.1
Aanlegvergunning
Het
is verboden, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van
Burgemeester en wethouders (aanlegvergunning), op of in deze gronden de
volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:
a
het aanbrengen van gesloten verhardingen;
b
het aanbrengen, vellen en/of rooien van beplantingen en/of bomen;
c
het wijzigen van watergangen en het uitvoeren van afgravings-
en ontgrondings-werkzaamheden, dieper dan
d
het ophogen van gronden.
11.4.2
Toelaatbaarheid
a
De in sub 11.4.1 bedoelde vergunning
kan slechts worden verleend, indien het behoud van een veilige ligging en de
continuïteit van de aanwezige leidingen zijn gewaarborgd;
b
Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in sub 11.4.1 winnen
Burgemeester
en wethouders advies in bij de betreffende leidingbeheerder.
11.4.3
Uitzonderingen
Het
bepaalde in sub 11.4.1 is niet van
toepassing op:
a
werken en werkzaamheden die het normale onderhoud betreffen overeenkomstig
de
bestemming van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of
voortvloeien
uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
b
werken en werkzaamheden, die op het tijdstip, waarop het plan rechtskracht
verkrijgt, in uitvoering zijn.
Artikel 12
Algemene aanduidingsregels
Milieuzone -
grondwaterbeschermingsgebied
Ter
plaatse van de aanduiding ‘milieuzone – grondwaterbeschermingsgebied‘ mogen
bouwwerken
worden gebouwd, met dien verstande dat de bescherming van de kwaliteit van het
grondwater ten behoeve van de openbare drinkwatervoorziening gewaarborgd dient
te blijven.
Artikel 13
Algemene ontheffingsregels
13.1 Algemene
ontheffingen
Burgemeester
en wethouders kunnen ontheffing verlenen:
a
van de in de planregels gegeven maten inzake afstanden en percentages voor
oppervlakten tot niet meer dan 10% van die afmetingen respectievelijk
percentages;
b
van de planregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de
aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast indien de
verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft;
c
van de planregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een
overschrijding
van maximaal
met
de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van
de
gronden en/of bebouwing;
d
van de planregels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes
of daarmee vergelijkbare gebouwen, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes,
fietsenstallingen en abri’s worden gebouwd, met dien verstande dat:
1
de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan
2
de oppervlakte niet meer dan
e
van de planregels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van deze bouwwerken wordt
vergroot:
1
ten behoeve van palen, masten en portalen voor geleidingen, beveiliging en
regeling
voor
verkeer tot niet meer dan
2
ten behoeve van kunstwerken tot niet meer dan
3
ten behoeve van signalerings- en
telecommunicatiemasten tot minder dan
4
ten behoeve van kunstobjecten tot niet meer dan
5
ten behoeve van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot niet meer dan
f
van de planregels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van
gebouwen ten behoeve van een overschrijding van deze maximaal toegestane
bouwhoogte voor plaatselijke verhogingen, zoals lichtkappen en technische
ruimten, met dien verstande dat:
1
de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer mag bedragen dan 10%
van
het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine
dakvlak;
2
de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1,25 maal de maximaal toegestane
bouwhoogte
van het betreffende gebouw;
g
van de planregels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van
gebouwen ten behoeve van een overschrijding van deze maximaal toegestane
bouwhoogte door zonnepanelen, met dien verstande dat de overschrijding niet
meer mag bedragen dan
13.2 Voorwaarden
ontheffing
Ontheffing
als bedoeld in lid 13.1 kan slechts worden verleend, indien:
a
de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen
gronden
niet onevenredig worden geschaad;
b
het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet
onevenredig
worden
geschaad.
Artikel 14
Algemene wijzigingsregels
Burgemeester
en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen
van
geringe veranderingen in de plaats, liggen en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen,
met inachtneming van de volgende voorwaarden:
a
Bestemmingsgrenzen mogen met niet meer dan
b
De belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen
gronden
worden niet onevenredig geschaad;
c
Het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen worden niet
onevenredig geschaad.
Artikel 15
Algemene procedureregels
Met
betrekking tot de voorbereiding van een ontheffing ingevolge artikel 3.6 van de
Wet
ruimtelijke ordening, is Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van
toepassing.
16.1 Verwijzing
naar andere wettelijke regelingen
Indien
en voor zover in deze planregels wordt verwezen naar wetten, verordeningen of
enige
andere algemeen verbindende regeling, dienen deze regelingen te worden gelezen
zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp van
dit
plan.
16.2 Uitsluiting
aanvullende werking Bouwverordening
De
voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van
stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het bepaalde in artikel 9, lid 2,
van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende
onderwerpen:
a
de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
b
de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
c
de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
d
het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
e
de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
f
de ruimte tussen bouwwerken.
17.1
Overgangsrecht bouwwerken
a
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan
aanwezig
of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en
afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt
vergroot,
1
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
2
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of
veranderd,
mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee
jaar
na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
b
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde
onder
a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in
het
bepaalde onder a met maximaal 10%.
c
Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan
op
het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder
vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de
overgangsbepaling van dat plan.
17.2
Overgangsrecht gebruik
a
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van
inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden
voortgezet.
b
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het
bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat
plan
strijdig
gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang
wordt
verkleind.
c
Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van
inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt
onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten
hervatten.
d
Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd
was
met
het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de
overgangsbepalingen van dat plan.
Deze
regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Vrachelsedijk (locatie Bayens)
van de gemeente Oosterhout.