Regels
HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS 5
HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSREGELS 13
Artikel 5 Waarde - Beschermd stads- en dorpsgezicht 19
HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS 21
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel 21
Artikel 7 Algemene
bouwregels 21
Artikel 8 Algemene
gebruiksregels 21
Artikel 9 Algemene
ontheffingsregels 22
Artikel 10 Algemene
wijzigingsregels 23
Artikel 11 Algemene
procedureregels 23
HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS 25
het bestemmingsplan Leijsenakkers, Herziening 1 perceel Leijsenstraat
35 van de gemeente Oosterhout.
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0826.BSPleijsenstraat35-ON01
met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn
aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het
gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
een dienstverlenend, administratief, juridisch, maatschappelijk,
(para)medisch, ontwerptechnisch of daarmee gelijk te stellen beroep, dat in een
woning en daarbij behorende gebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in
overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of
uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is, met uitsluiting
van detailhandel.
een bedrijf of het bedrijfsmatig uitoefenen van ambachtelijke of
kunstzinnige bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk, dat
door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen kan
worden uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie
behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de
woonfunctie in overeenstemming is.
de van de weg, waarop het belangrijkste gebouw op een bouwperceel is
georiënteerd, afgekeerde grens van een bouwvlak.
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig
voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van
goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden
beroepen daaronder niet begrepen.
—
ten
aanzien van bebouwing:
bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan in werking is
getreden;
—
ten
aanzien van gebruik:
het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat
het plan in werking is getreden.
de grens van een bestemmingsvlak.
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of
veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of
gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
de grens van een bouwvlak.
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij
benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met
inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van bebouwing beneden peil of
onder de kapconstructie.
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een
zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
de grens van een bouwperceel.
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar
ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn
toegelaten.
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander
materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij
direct of indirect steun vindt in of op de grond.
de kenmerken van het gebruik dat de mens in de loop der geschiedenis
van grond en gebouwen heeft gemaakt, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in
beplanting, het slotenpatroon of de architectuur; onder cultuurhistorische
waarden worden mede verstaan de archeologische waarden.
een opbouw op een hellend dak waarin een raamkozijn is opgenomen en
die voorzien is van zijwanden.
een uitbreiding van een gebouw op een dak, waarmee de goothoogte van
het gebouw wordt verhoogd.
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ter
verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen
kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een
beroeps- of bedrijfsactiviteit.
het verlenen van financiële, economische en maatschappelijke diensten
aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten,
fotostudio’s en naar aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen,
evenwel met uitzondering van prostitutie.
de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die
bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was prostitutie aanbiedt
die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend.
doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of
aangewezen delen daarvan is toegestaan.
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of
gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
bebouwing bestaande uit één gebouw waarin zich boven en naast elkaar
zelfstandige woningen en/of bijzondere woonruimten bevinden.
het verticale vlak waarin de hoofdvlakken van een gevel zich bevinden.
een gebouw dat uitsluitend één woning omvat, rechtstreeks contact
heeft met het aangrenzende terrein en toegankelijk is vanaf de weg.
een maximale waarde voor geluidsbelasting, die hoger is dan de
voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op
grond van de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder.
de belangrijkste functie waarvoor een gebouw mag worden gebruikt.
een gebouw of deel van een gebouw dat door aard en indeling kennelijk
is bestemd om uitsluitend of in hoofdzaak dienstig te zijn tot het verrichten
van administratieve en/of ontwerptechnische arbeid.
verbindingsweg die uitsluitend bedoeld is voor fietsers en voetgangers
en vergelijkbare verkeersdeelnemers.
culturele, educatieve, (para)medische, sociale, levensbeschouwelijke,
religieuze, onderwijsvoorzieningen, en voorzieningen ten behoeve van openbare
dienstverlening, alsmede ondergeschikte horeca in combinatie met en ten dienste
van deze voorzieningen.
de aan een gebied toegekende waarde, die bepaald wordt door het
voorkomen van planten en dieren die zichzelf onder invloed van klimaat,
geomorfologie, bodemkundige en waterhuishoudkundige gesteldheid en al dan niet
beïnvloed door menselijke aanwezigheid, in stand houden.
een gedeelte van een gebouw dat maximaal
voor verblijf geschikte –al dan niet aan de bestemming onttrokken–
voer- en vaartuigen, arken, caravans en stacaravans voor zover deze niet als
bouwwerken zijn aan te merken, alsook tenten.
een dakconstructie vrijstaand zonder wanden dan wel aan maximaal drie
zijden begrensd door de gevels van belendende gebouwen.
a
voor
een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
b
voor
een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg
grenst: de hoogte van de weg of de toekomstige weg ter plaatse van die
hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
c
in
andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein;
d
indien
in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil/of een ander
plaatselijk aan te houden waterpeil.
het zich beschikbaar stellen tot het tegen betaling verrichten van
seksuele diensten aan anderen.
een seksinrichting bestemd voor of in gebruik voor het zich vanaf de
openbare weg of een andere voor het publiek toegankelijke plaats, zichtbaar ter
beschikking stellen tot het tegen betaling verrichten van seksuele diensten aan
anderen (prostitutie).
lijn die de grens dan wel scheiding tussen verschillende aanduidingen
vormt.
een voor het publiek toegankelijke ruimte waarin bedrijfsmatig of in
een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht,
of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een
seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal,
sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen
een erotische massagesalon, al dan niet gecombineerd met elkaar.
gronden bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop
voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven,
andere instellingen of van gemeente kunnen worden aangesloten.
objecten die in de openbare ruimte staan en die niet tot de weg zelf
behoren, zoals banken, lantaarnpalen, abri’s, vuilnisbakken en verkeersborden.
het beeld dat wordt bepaald door de situering, de bouwmassa's, de
dakvormen en de dakrichtingen van de bebouwing.
het zich beschikbaar stellen tot het tegen betaling verrichten van
seksuele diensten aan anderen, één en ander door passanten te bewegen of uit te
nodigen door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze.
de gevel van een gebouw dat gericht is naar de weg.
de naar de weg toegekeerde grens van het bouwvlak, waarop het
belangrijkste gebouw op een bouwperceel is georiënteerd.
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer,
waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit, zoals duikers, stuwen, gemalen,
inlaten etc.
een voor gemotoriseerd verkeer geschikt gemaakte strook grond.
een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat dient voor de
huisvesting van niet meer dan één huishouden.
de strook grond gelegen tussen de zijdelingse perceelsgrens en de
denkbeeldige lijn op
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
van bouwwerken tot andere bouwwerken, bebouwingsgrenzen en
perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
een aangeduid of in deze regels aangegeven percentage dat bepaalt
hoeveel procent van het bestemmingsvlak per bouwperceel, of een in de regels
nader omschreven gedeelte daarvan mag worden bebouwd.
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een
bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte
bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te
stellen bouwonderdelen.
de hoogte van de bovenkant van de laagst gesitueerde spoorstaaf.
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
—
horizontale
diepte:
de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg
gekeerde gevel;
—
verticale
diepte:
de diepte van een gebouw, gemeten vanaf de bovenzijde van de
(afgewerkte) begane grondvloer.
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn,
het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de molen.
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de
gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en
dakkapellen.
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de
scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het
afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Bij toepassing van het in dit artikel bepaalde worden ondergeschikte
bouwonderdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen,
ventilatiekanalen, schoorstenen, luchtkokers, wolfseinden, dakkapellen,
liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken
buiten beschouwing gelaten.
De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn
bestemd voor:
a
tuinen
en groenvoorzieningen bij woningen;
b
inritten;
c
parkeren.
Voor het bouwen van
gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a
Op
of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van het
bepaalde onder 3.2.2.
b
Indien
in afwijking van het bepaalde onder a ten tijde van de tervisielegging van het
ontwerp van het plan al gebouwen aanwezig zijn, dan mogen deze gebouwen in de
huidige vorm en situering worden gehandhaafd.
Voor het bouwen van uitbreidingen
aan een woning op de aangrenzende bestemming ‘Wonen’ gelden de volgende
bepalingen:
a
De
diepte van de uitbreiding mag niet meer bedragen dan
b
De
uitbreiding mag niet meer bedragen dan 1 bouwlaag.
c
De
breedte van de uitbreiding bedraagt niet meer dan tweederde van de
voorgevelbreedte van de woning.
d
Indien
de uitbreiding wordt uitgevoerd in combinatie met een luifel, dan dient deze
luifel een open constructie te zijn met een breedte van niet meer dan eenderde
van de voorgevelbreedte en mag de uitbreiding inclusief luifel over de gehele
breedte van de voorgevel worden gebouwd in verhouding tweederde-eenderde.
Voor het bouwen van bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a
De
bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan
b
De
bouwhoogte van overige tuinmeubilair, zoals vlaggenmasten, pergola’s, etc. mag niet
meer bedragen dan
Onder strijdig gebruik, als bedoeld in
artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval verstaan het
gebruik ten behoeve van het parkeren van motorvoertuigen op de gronden gelegen
vóór de voorgevel van het deel van een woning, dat gezien de bouwhoogte, als
belangrijkste onderdeel van de woning kan worden aangemerkt.
Burgemeester en wethouders kunnen
ontheffing verlenen van het bepaalde in 3.3 voor het parkeren van
motorvoertuigen voor de voorgevel van een woning, met dien verstande dat:
a
het
stedenbouwkundig beeld niet wordt geschaad;
b
geen
onevenredige schade wordt toegebracht aan het woonmilieu en aan de
gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
c
het
aantal parkeerplaatsen op de openbare weg niet wordt verminderd.
De voor Wonen aangewezen gronden
zijn bestemd voor:
a
wonen;
b
aan
huis verbonden beroepen;
c
aan
huis verbonden bedrijven;
d
tuinen
en erven;
e
groenvoorzieningen;
f
voorzieningen
voor verkeer en verblijf;
g
water
en waterhuishoudkundige voorzieningen;
alsmede voor:
h
de
bescherming en instandhouding van de ter plaatse van de aanduiding ‘specifiek
bouwaanduiding - rijksmonument’/‘specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk
monument’ aangegeven gebouwen.
Voor het bouwen in het algemeen geldt de volgende
bepaling:
a
Per
bouwperceel is maximaal 1 woning toegestaan, met dien verstande dat:
1
op
bouwpercelen ter plaatse van de aanduiding ‘gestapeld’ meerdere woningen zijn
toegestaan;
2
ter
plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ maximaal het aantal
aangegeven woningen is toegestaan.
Voor het bouwen van gebouwen
binnen het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:
a
De
volgende bebouwingstypologie is van toepassing:
1
ter
plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' mogen vrijstaande woningen worden
gebouwd;
2
ter
plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' mogen halfvrijstaande en/of geschakelde
woningen worden gebouwd;
3
ter
plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' mogen aaneengebouwde woningen worden
gebouwd;
4
ter
plaatse van de aanduiding ‘gestapeld’ mag uitsluitend gestapelde bebouwing
worden gebouwd.
b
De
voorgevel van een woning moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn dan wel
op een afstand van niet meer dan
c
De
goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale
goot- en bouwhoogte (m)’ is aangegeven.
d
De
bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale
goot- en bouwhoogte (m)’ is aangegeven.
e
In
afwijking van het bepaalde onder a tot en met d geldt bij:
1
vrijstaande
woningen, dat voor de gronden binnen
2
halfvrijstaande
en/of geschakelde woningen, dat voor de gronden binnen
Voor het bouwen van gebouwen
buiten het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:
a
Gebouwen
dienen op een afstand van ten minste
b
De
goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan
c
Bij
vrijstaande woningen dient een der zijstroken vrij van gebouwen te blijven.
d
De
gezamenlijke oppervlakte voor gebouwen buiten het bouwvlak mag:
1
voor
bouwpercelen met een oppervlakte van maximaal
2
voor
bouwpercelen met een oppervlakte van maximaal
3
voor
bouwpercelen groter dan
e
De
gronden gelegen achter de achtergevelrooilijn en het verlengde daarvan mogen
voor maximaal 50% worden bebouwd, met dien verstande dat in ieder geval
f
Indien
in afwijking van bepaalde onder a en d ten tijde van de tervisielegging van het
ontwerp van het plan een kleinere afstand aanwezig was dan wel de betreffende
zijstrook niet (geheel) vrij van gebouwen was, mag die afstand respectievelijk
situatie worden gehandhaafd.
Voor het bouwen van bouwwerken,
geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a
Bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden
gebouwd.
b
Overkappingen
mogen worden gebouwd met een bouwhoogte van niet meer dan
c
De
bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan
d
De
bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen
dan
a
Burgemeester
en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de
afmetingen van bebouwing op het bouwperceel.
b
De
onder a genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld voor het behoud van
en ter voorkoming van de aantasting van de ter plaatse van de aanduiding
‘specifieke bouwaanduiding - rijksmonument’/‘specifieke bouwaanduiding -
gemeentelijke monument’ aangegeven bebouwing.
a
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 4.2.2
onder a voor het afwijken van de toegestane bebouwingstypologie en ter plaatse
van de aanduiding:
1
‘aaneengebouwd’
ook halfvrijstaande, geschakelde woning of vrijstaande woningen toe te staan;
2
‘twee-aaneen’
ook vrijstaande woningen toe te staan;
3
‘gestapeld’
ook grondgebonden woningen toe te staan;
met dien verstande dat dit past binnen de
stedenbouwkundige structuur van de omgeving en het plaatselijk straatbeeld.
b
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 4.2.2
onder c voor het bouwen van een dakopbouw, met dien verstande dat:
1
dit
past binnen de stedenbouwkundige structuur van de omgeving en het plaatselijk
straatbeeld;
2
een
dakopbouw uitsluitend is toegestaan op een gebouw binnen het bouwvlak;
3
een
dakopbouw uitsluitend is toegestaan op een kapconstructie;
4
de
maximaal toegestane bouwhoogte niet wordt overschreden;
5
de
breedte van de dakopbouw maximaal 2/3 van de breedte van het dakvlak bedraagt.
c
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 4.2.3
onder a voor het bouwen van gebouwen op gronden waarvoor de regeling ‘bouwen
buiten het bouwvlak’ van toepassing is, op een afstand van minder dan
1
dit
past binnen de stedenbouwkundige structuur van de omgeving en het plaatselijk
straatbeeld;
2
dit
geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte in het openbaar gebied
veroorzaakt.
d
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 4.2.3
onder c voor een grotere bouwhoogte van gebouwen op gronden waarvoor de
regeling ‘bouwen buiten het bouwvlak’ van toepassing is, ten behoeve van het
oprichten van een kapconstructie, met dien verstande dat:
1
de
goothoogte niet meer mag bedragen dan
2
de
bouwhoogte niet meer mag bedragen dan
3
dit
past binnen de stedenbouwkundige structuur van de omgeving en het plaatselijk
straatbeeld;
4
de
mogelijkheden van belendende bouwpercelen niet onevenredig worden aangetast en
er geen onevenredige hinder van wordt ondervonden.
Voor de uitoefening van een aan
huis verbonden beroep of een aan huis verbonden bedrijf zijn de volgende
bepalingen van toepassing:
a
De
omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke
vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van
b
Het
gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het
verkeer en geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
c
De
activiteit wordt uitgeoefend door een bewoner van de woning.
De voor ‘Waarde – Beschermd stads- en dorpsgezicht’
aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen,
mede bestemd voor de bescherming van het aan de gronden toegekende beschermd
stads- en dorpsgezicht.
In afwijking van hetgeen elders in
deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de andere daar
voorkomende bestemmingen van deze gronden, mag aan de gronden en de bebouwing,
voor zover gelegen binnen deze bestemming, geen verandering worden aangebracht
in de bestaande situatie ten aanzien van de volgende karakteristieken en
kenmerken:
a
rooilijnen;
b
(minimale
en maximale) goothoogte van gebouwen, de bouwhoogte van gebouwen en de
bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
c
bouwmassa
van gebouwen;
d
dakhelling
van gebouwen.
a
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 5.2,
mits de door de aanwijzing tot beschermd stads- en dorpsgezicht te waarborgen
belangen niet onevenredig worden aangetast.
b
Alvorens
de ontheffing wordt verleend winnen burgemeester en wethouders schriftelijk
advies in bij de gemeentelijke commissie voor welstand en monumenten.
Het is verboden, zonder of in
afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en wethouders
(aanlegvergunning), op of in deze gronden gelegen bebouwing geheel of
gedeeltelijk te slopen, verhardingen aan te leggen en bestaande paden en wegen
te verleggen.
a
De
in sub 5.4.1 bedoelde vergunning kan slechts worden verleend indien
noodzakelijk voor het in de andere daar voorkomende bestemmingen toegestane
gebruik van de grond, en in geval van gedeeltelijke sloop, indien door de
sloopwerkzaamheden en/of aanlegwerkzaamheden geen onevenredige aantasting
plaatsvindt van de cultuurhistorische waarde en het beeldbepalende karakter van
de aanwezige bebouwing en de karakteristieke inrichting van het aangewezen
gebied.
b
Alvorens
te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in lid 5.4.1 winnen Burgemeester
en wethouders advies in bij de monumentencommissie omtrent de mogelijke
aantasting van de karakteristiek van het beschermd stadsgezicht.
Het bepaalde in sub
5.4.1 is niet van toepassing op:
a
werken
en werkzaamheden die het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de andere
daar voorkomende bestemmingen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of
voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig die bestemmingen;
b
werken
en werkzaamheden, die op het tijdstip, waarop het plan rechtskracht verkrijgt,
in uitvoering zijn.
Grond die eenmaal in aanmerking is
genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of
alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen
buiten beschouwing.
Voor ondergronds bouwen gelden de
volgende bepalingen:
a
Op
plaatsen waar bestaande bovengrondse gebouwen zijn of nieuwe bovengrondse gebouwen
worden gebouwd mag eveneens ondergronds gebouwd worden; eveneens en direct
aansluitend mogen in- dan wel uitritten ten behoeve van de ondergrondse
bouwwerken worden gebouwd.
b
De
verticale diepte mag bij ondergronds bouwen niet meer bedragen dan
c
Voor
het bouwen/aanleggen van niet-overdekte zwembaden gelden de volgende
bepalingen:
1
Zwembaden
mogen uitsluitend worden gebouwd/aangelegd bij woningen.
2
Zwembaden
dienen op minimaal
d
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde onder a voor
het bouwen van ondergrondse bouwwerken op andere locaties dan onder een gebouw
mits:
1
de
oorspronkelijk functie op maaiveldniveau gehandhaafd blijft;
2
hierdoor
de eventueel in het gebied aanwezige waarden en functies (conform de
medebestemming in artikel 5) niet onevenredig worden aangetast;
3
er
geen bezwaren zijn uit milieutechnisch oogpunt;
4
er
geen bezwaren zijn uit oogpunt van waterhuishouding.
Onder strijdig gebruik, als
bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval
verstaan:
a
het
gebruik van gebouwen aan en bij een woning als zelfstandige woningen en als
afhankelijke woonruimte;
b
gebruik
van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met
uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gericht
gebruik en onderhoud;
c
een
gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het
gebruik onttrokken machines, voer- vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van
een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en
onderhoud;
d
gebruik
van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een
seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie.
a
Burgemeester
en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 8.1 sub a en
toestaan dat een gebouw bij een woning wordt gebruikt als afhankelijke
woonruimte, mits:
1
een
dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg;
2
er
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in geding zijnde belangen
waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
3
de
oppervlakte van de afhankelijke woonruimte
ten dienste van de woonfunctie mag niet meer bedragen dan
4
de
afhankelijke woonruimte is gelegen op een afstand van maximaal
b
Burgemeester
en wethouders trekken de ontheffing, verleend op grond van sub a in, indien de bij
het verlenen van de ontheffing bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van
mantelzorg niet meer aanwezig is.
Burgemeester en wethouders kunnen
ontheffing verlenen:
a
van
de in de planregels gegeven maten inzake afstanden en percentages voor
oppervlakten tot niet meer dan 10% van die afmetingen respectievelijk
percentages;
b
van
de planregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een
overschrijding van maximaal
c
van
de planregels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van gebouwen
ten behoeve van een overschrijding van deze maximaal toegestane bouwhoogte door
zonnepanelen, met dien verstande dat de overschrijding niet meer mag bedragen
dan
Ontheffing als
bedoeld in lid 9.1 kan slechts worden verleend, indien:
a
de
belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen
gronden niet onevenredig worden geschaad;
b
het
straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig
worden geschaad.
Burgemeester en
wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe
veranderingen in de plaats, liggen en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met
inachtneming van de volgende voorwaarden:
a
Bestemmingsgrenzen
mogen met niet meer dan
b
De
belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen
gronden worden niet onevenredig geschaad.
c
Het
straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen worden niet
onevenredig geschaad.
Met betrekking tot de
voorbereiding van een ontheffing ingevolge artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke
ordening, is Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
Indien en voor zover in deze
planregels wordt verwezen naar wetten, verordeningen of enige andere algemeen
verbindende regeling, dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze
luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan.
De voorschriften van de
Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven
overeenkomstig het bepaalde in artikel 9, lid 2, van de Woningwet buiten
toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
a
de
richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige
bepalingen;
b
de
bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
c
de
bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
d
het
bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransport-leidingen;
e
de
parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
f
de
ruimte tussen bouwwerken.
a
Een
bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan
aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een
bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en
omvang niet wordt vergroot,
1
gedeeltelijk
worden vernieuwd of veranderd;
2
na
het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of
veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar
na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
b
Burgemeester
en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde onder a voor
het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder
a met maximaal 10%.
c
Het
bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op
het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder
vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de
overgangsbepaling van dat plan.
a
Het
gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van
inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden
voortgezet.
b
Het
is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het
bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat
plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en
omvang wordt verkleind.
c
Indien
het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van
inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt
onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten
hervatten.
d
Het
bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was
met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de
overgangsbepalingen van dat plan.
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Leijsenakkers, Herziening 1 perceel
Leijsenstraat 35