De als “Woondoeleinden” (W) op de kaart aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- woningen;
- niet-woonfuncties, nader gedetailleerd in 3.2.1;
- het behoud, beheer en herstel van de cultuurhistorische waarden van de op de kaart als,“rijksmonument”, “gemeentelijk monument” of “beeldbepalend pand” aangeduide gebouwen;
- behoud en bescherming van de op de kaart als “waardevolle boom” aangeduide boom;
één en ander met de bijbehorende voorzieningen, zoals tuinen, erven, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en paden.
a.
een kantoor- en/of praktijkruimte, uitsluitend binnen de percelen, op de kaart
nader aangeduid met “(kp)” (kantoorruimte en/of praktijkruimte toegestaan).
Voorzover de aanduiding “(kp)” is opgenomen binnen de “bouwzone hoofdgebouwen”
geldt dat het gebruik van een deel van het hoofdgebouw voor kantoor- en/of
praktijkruimte is toegestaan.
Voorzover de aanduiding “(kp)” is opgenomen binnen de “bouwzone bijgebouwen”
geldt dat het gebruik van een bijgebouw voor kantoor en/of praktijkruimte is
toegestaan;
b.
een kantoor/ showroom/ ontwerpruimte ten behoeve
van (open) haarden, uitsluitend binnen het perceel, op de kaart
nader aangeduid met “(kso)” (kantoorruimte/ showroom/ ontwerpruimte
toegestaan).
De functie showroom dient zich te beperken tot het tentoonstellen en verkopen
van (open) haarden in relatie tot de functie van kantoor/ ontwerpruimte.
De functie showroom is uitsluitend toegestaan binnen een bijgebouw. De bruto
vloeroppervlakte ten behoeve van de functie kantoor/ showroom/ ontwerpruimte
mag maximaal
c.
een pension, uitsluitend binnen het perceel,
op de kaart nader aangeduid met “(ps)” (pension toegestaan);
-
het perceel Snellaertsstraat 1, maximaal
-
het perceel Raffendonkstraat 18, maximaal
In afwijking van het bovenstaande kan bed and breakfast worden toegestaan door verlening van vrijstelling, zoals opgenomen onder 3.5.1;
e.
een autobekledingsbedrijf, uitsluitend binnen
het perceel, op de kaart nader aangeduid met “(ab)” (autobekledingsbedrijf
toegestaan);
f.
detailhandel, uitsluitend binnen het perceel,
op de kaart nader aangeduid met “(dt)” (detailhandel toegestaan);
g. opslag, uitsluitend op of nabij de aanduiding
“(o)” (opslag toegestaan) op de kaart. Ter plaatse is uitsluitend toegestaan
inpandige opslag in een bijgebouw van artikelen die geen afbreuk doen aan het
woon- en leefklimaat.
a. hoofdgebouwen
mogen uitsluitend worden gesitueerd binnen de “bouwzone hoofdgebouwen”;
b. aan- en uitbouwen aan het hoofdgebouw mogen worden gesitueerd binnen de “bouwzone hoofdgebouwen”, binnen de “bouwzone bijgebouwen” en/of binnen de “voortuin”;
d. in afwijking van het bepaalde onder c. mogen bijgebouwen worden gesitueerd binnen de “voortuin” voorzover op de kaart de aanduiding “bijgebouwen toegestaan” is opgenomen.
Vrijstaand (V)
Het hoofdgebouw is niet gebouwd aan een op een belendend bouwperceel gelegen gebouw.
De afstand van het hoofdgebouw, aan- en uitbouwen en
aangebouwde bijgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens dient aan beide zijden
minimaal
Het plaatsen van het hoofdgebouw, aan- en uitbouwen en
aangebouwde bijgebouwen aan één zijde in of binnen
Vrijstaand/geschakeld
(VG)
Het
hoofdgebouw is niet gebouwd aan een op een belendend bouwperceel gelegen
hoofdgebouw.
De afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse
perceelsgrens dient aan beide zijden minimaal
De afstand van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen
tot de zijdelingse perceelsgrens dient aan één zijde minimaal
Het plaatsen van het hoofdgebouw aan één zijde in of binnen
Halfvrijstaand (H)
Het hoofdgebouw maakt deel uit van een blok van twee direct aaneengebouwde hoofdgebouwen.
Aan
één zijde dient het hoofdgebouw in de zijdelingse perceelsgrens te worden
gebouwd.
Aan de andere zijde dient de afstand van het hoofdgebouw tot
de zijdelingse perceelsgrens minimaal
Aaneengebouwd (A)
Het
hoofdgebouw maakt deel uit van een blok van meer dan twee aaneengebouwde
hoofdgebouwen. De afstand van een woning aan het eind van een blok
aaneengebouwde woningen tot de zijdelingse perceelsgrens dient aan één zijde
minimaal
Meergezinswoningen (M)
Het hoofdgebouw bestaat uit meerdere naast elkaar en/of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen (appartementen en maisonnettes) en kan qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid worden beschouwd.
a.
De voorgevel van het hoofdgebouw dient in of tot
maximaal
b. De goothoogte mag niet meer bedragen dan aangegeven op de kaart.
c. De bebouwingshoogte mag niet meer bedragen dan aangegeven op de kaart.
d. De dakhelling mag niet minder bedragen dan 25° en niet meer dan 65°, met dien verstande dat de voorgeschreven dakhelling niet van toepassing is op 40% van de bebouwde oppervlakte van het hoofdgebouw. Deze bepaling geldt niet voorzover de op de kaart aangegeven goot- en bebouwingshoogte in één bouwvlak gelijk zijn aan elkaar.
- de bestaande bebouwde oppervlakte mag niet worden vergroot;
- de bestaande dakhelling mag niet worden vergroot of verkleind.
a.
Bijgebouwen en aan- en uitbouwen in de “bouwzone
hoofdgebouwen” en de “bouwzone bijgebouwen” mogen uitsluitend worden gesitueerd
op een afstand van minimaal
b.
De diepte van aan- en uitbouwen, voorzover
gelegen binnen de “bouwzone bijgebouwen”, mag niet meer bedragen dan
c. Voor de aan- of uitbouwen gelegen binnen de “voortuin” geldt dat:
-
de diepte niet meer mag bedragen dan
- deze gebouwd mogen worden aan maximaal 2/3 van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw.
-
op bouwpercelen tot
-
op bouwpercelen van 700 tot
-
op bouwpercelen van 800 tot
-
op bouwpercelen van 900 tot
-
op bouwpercelen van 1.000 tot
-
op bouwpercelen van 1.100 tot
-
op bouwpercelen van 1.200 tot
-
op bouwpercelen vanaf
f.
De goothoogte mag niet meer bedragen dan
g. De
bebouwingshoogte mag niet meer bedragen dan
h. In afwijking van het bepaalde in 3.3.6 onder a. t/m h. en 3.3.2 onder b. geldt dat voor een gebouw dat is aangewezen als monument, en op de kaart is aangeduid met “gemeentelijk monument” of “rijksmonument”, het volgende:
- de bestaande bebouwde oppervlakte mag niet worden vergroot;
- de bestaande dakhelling mag niet worden vergroot of verkleind.
a.
In afwijking van het bepaalde in 3.3.6.onder d. geldt dat op bouwpercelen waarop binnen de
“bouwzone bijgebouwen” de aanduiding “(kp)” is opgenomen de bebouwde
oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, maximaal
b.
In afwijking van het bepaalde in 3.3.6.onder f. en g. geldt dat de goothoogte van
bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding “extra bouwlaag” toegestaan” maximaal
c.
In aanvulling van het bepaalde in 3.3.6.onder d., f. en g. geldt dat op of nabij de
aanduiding “(o)” (opslag toegestaan) op de kaart een bijgebouw is toegestaan
met een oppervlakte van maximaal
d.
In aanvulling op het bepaalde in 3.3.6.onder d. geldt dat op bouwpercelen waarop binnen de
“bouwzone bijgebouwen” de aanduiding “extra bijgebouw” is opgenomen, een extra
bijgebouw van
a.
De goothoogte van hoofdgebouwen binnen
bestemmingsvlakken waarbinnen de aanduiding “woontype
b.
De bebouwingshoogte van hoofdgebouwen binnen
bestemmingsvlakken waarbinnen de aanduiding “woontype
c.
De dakhelling van gebouwen binnen
bestemmingsvlakken waarbinnen de aanduiding “woontype
d.
De afstand tot de zijdelingse perceelsgrens van
gebouwen binnen bestemmingsvlakken, waarbinnen de aanduiding “woontype
e.
De gezamenlijke bebouwde oppervlakte van alle
gebouwen binnen bestemmingsvlakken waarbinnen de aanduiding “woontype
f.
Bijgebouwen en aan- en uitbouwen in de “bouwzone
hoofdgebouwen” en de “bouwzone bijgebouwen” mogen uitsluitend worden gesitueerd
op een afstand van minimaal
g.
De bebouwingshoogte van aan- en uitbouwen en
bijgebouwen binnen bestemmingsvlakken waarbinnen de aanduiding “woontype
a.
de hoogte van erf- of terreinafscheidingen mag
niet meer dan
b.
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, mag niet meer bedragen dan
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, tenzij het betreft bouwwerken als bedoeld in artikel 43 van de Woningwet (vergunningvrije bouwwerken), nadere eisen te stellen ten aanzien van:
a. de plaatsing van gebouwen, en
b. de plaatsing en afmetingen van andere bouwwerken,
ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de cultuurhistorische waarden van de op de kaart als “rijksmonument”, “gemeentelijk monument” of “beeldbepalend pand” aangeduide gebouwen.
a. de verhuur uit maximaal 3 kamers bestaat;
b.
maximaal
c. degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw zal uitvoeren, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
d. de activiteiten dienen qua aard, milieubelasting, uitstraling en intensiteit te passen in een woonomgeving;
e. de activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken.
a. het een uitbreiding van een hoofdgebouw woningtype halfvrijstaand (H) betreft;
b.
de “bouwzone hoofdgebouwen” met maximaal
c. de uitbreiding geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat van de aangrenzende bouwpercelen met zich meebrengt. Dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende bouwpercelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
a. de afwijkende maatvoering niet meer dan 10% bedraagt;
b. de cultuurhistorische en monumentale waarden van het op de kaart aangeduide “gemeentelijk monument” of “rijksmonument” niet onevenredig worden aangetast;
c. de verandering geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat van de aangrenzende bouwpercelen met zich meebrengt. Dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende bouwpercelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
d. de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast.
a. het een aan- en uitbouw en aangebouwd bijgebouw aan een hoofdgebouw woningtype halfvrijstaand (H) betreft;
b. de dakhelling van het bijgebouw gelijk is aan de dakhelling van het hoofdgebouw;
c.
de goot- respectievelijk bebouwingshoogte ten
minste
d. vanwege de architectonische samenhang tussen hoofdgebouw en aan- en uitbouw en bijgebouw, een grotere bebouwingshoogte respectievelijk goothoogte de bebouwings- respectievelijk goothoogte wenselijk is;
e. de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast.
a. de aanleg van verhardingen/halfverhardingen ter plaatse van de kroonprojectie van een op de kaart als “waardevolle boom” aangeduide boom;
b. het ophogen, afgraven en het egaliseren van de gronden ter plaatse van de kroonprojectie van een op de kaart als “waardevolle boom” aangeduide boom.
a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning is verleend;
b. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
c. welke betreffen het normale onderhoud en beheer.