De op de plankaart voor wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. woonhuizen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep;
b. het aantal woningen binnen de bestemming mag niet meer bedragen dan het aantal, ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van het plan, aanwezige woningen, met dien verstande dat voorzover binnen een bouwvlak op de kaart een “maximum aantal wooneenheden” is aangeduid, voor het betreffende bouwvlak het op de kaart aangeduide aantal als maximum geldt;
c. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
d. gebruik van een (deel van een) bijgebouw voor een kantoor en/of praktijkruimte, uitsluitend binnen de gronden met de aanduiding “kantoor/ praktijkruimte” op de kaart;
e. ter plaatse van de aanduiding “ontspanning en vermaak” op de kaart: tevens voor ontspanning en vermaak in de vorm van een museum, voorzover deze functie ondergeschikt blijft aan de woonfunctie;
f. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “slagerij” op de kaart voor een slagerij; detailhandel is niet toegestaan;
g. ter plaatse van de aanduiding “atelier / goud- en zilversmederij” op de kaart: een atelier / goud- en zilversmederij;
h. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “parkeergarage” op de kaart tevens voor een beneden maaiveld gelegen parkeergarage, met de bijbehorende voorzieningen, zoals hellingbanen;
i. ter plaatse van de aanduiding “onderdoorgang” op de kaart, tevens voor een doorgang onder bebouwing ten behoeve van verkeer;
j. ter plaatse van de aanduiding “garageboxen” op de kaart, uitsluitend voor garageboxen met de bijbehorende voorzieningen, zoals de voorgelegen inrijruimte;
k. ter plaatse van de aanduiding “bed and breakfast” op de kaart: tevens een bed and breakfastaccommodatie;
l. het behoud, beheer en herstel van de beeldbepalende waarde van de op de kaart aangeduide “beeldbepalende haag” en “beeldbepalende muur”;
m. het behoud, beheer en herstel van de cultuurhistorische waarden van de op de kaart als “rijksmonument”, “gemeentelijk monument” of “beeldbepalend pand” aangeduide gebouwen;
n. het behoud, beheer en herstel van de cultuurhistorische waarden van de op de kaart als “rijksmonument”, “gemeentelijk monument” of “beeldbepalend pand” aangeduide gebouwen;
o. binnen het op de kaart aangegeven beschermd dorpsgezicht en historisch stedenbouwkundig waardevol gebied: tevens voor de instandhouding, bescherming en herstel van de binnen het beschermd dorpsgezicht en historisch stedenbouwkundig waardevol gebied voorkomende cultuurhistorische waarden;
met de daarbijbehorende:
p. tuinen en erven;
q. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
b. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
c. de goothoogte van een gebouw mag niet meer dan de op de plankaart aangegeven hoogte bedragen;
d. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan de op de plankaart aangegeven hoogte bedragen;
f. ten aanzien van de kapvorm en dakhelling geldt het volgende:
1. de bestaande kapvorm en dakhelling van op de kaart aangegeven beeldbepalende panden mag niet worden gewijzigd;
2. hoofdgebouwen binnen het beschermd dorpsgezicht, die op de kaart niet zijn aangeduid als monument of beeldbepalend pand, mogen uitsluitend worden afgedekt met een zadeldak (al dan niet met wolfseinden), mansardedak of schilddak;
3. hoofdgebouwen binnen het historisch stedenbouwkundig waardevol gebied, die op de kaart niet zijn aangeduid als monument of beeldbepalend pand, mogen uitsluitend worden afgedekt met een zadeldak (al dan niet met wolfseinden), mansardedak of schilddak;
4. de dakhelling van gebouwen die op de kaart niet zijn aangeduid als monument of beeldbepalend pand mag niet minder bedragen dan 25° en niet meer dan 65°, met dien verstande dat de voorgeschreven dakhelling niet van toepassing is op 40% van de bebouwde oppervlakte van het hoofdgebouw. Deze bepaling geldt niet voorzover de op de kaart aangegeven goot- en bouwhoogte in één bouwvlak gelijk zijn aan elkaar;
g. ter plaatse van de aanduiding “onderdoorgang” op de kaart, dient een ruimte met een hoogte tot minimaal 2,7 m vanaf de onderliggende verharding onbebouwd te blijven;
h. ter plaatse van de aanduiding “parkeergarage” op de kaart is een parkeergarage in maximaal één bouwlaag onder peil toegestaan;
j. binnen een bouwvlak is uitsluitend het woningtype toegestaan, dat voor het betreffende bouwvlak is aangeduid op de kaart. Het betreft de volgende woningtypen met bijbehorende aanduidingen, waarbij de volgende afstand van hoofdgebouwen en aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens in acht genomen dient te worden:
Vrijstaande
woningen (vrw)
Het hoofdgebouw is niet gebouwd aan een op een belendend bouwperceel gelegen gebouw.
De afstand van het hoofdgebouw, aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens dient aan beide zijden minimaal 3 m te bedragen.
Het plaatsen van het hoofdgebouw, aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen aan één zijde in of binnen 3 m van de zijdelingse perceelsgrens is toegestaan, mits de afstand van de hoofdgebouwen en bijbehorende aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen op belendende bouwpercelen onderling nooit minder bedraagt dan 3 m.
Vrijstaande/geschakelde woningen (vgw)
Het hoofdgebouw
is niet gebouwd aan een op een belendend bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
De afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens dient aan beide zijden minimaal 3 m te bedragen.
De afstand van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens dient aan één zijde minimaal 3 m te bedragen.
Het plaatsen van het hoofdgebouw aan één zijde in of binnen 3 m van de zijdelingse perceelsgrens is toegestaan, mits de afstand van de hoofdgebouwen op belendende bouwpercelen onderling nooit minder bedraagt dan 3 m.
Halfvrijstaande woningen (hv)
Het hoofdgebouw maakt deel uit van een blok van twee direct aaneengebouwde hoofdgebouwen.
Aan één zijde dient
het hoofdgebouw in de zijdelingse perceelsgrens te worden gebouwd.
Aan de andere zijde dient de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 3 m te bedragen.
Gesloten bebouwing (gbb)
Het hoofdgebouw maakt deel uit van een blok van meer dan twee aaneengebouwde hoofdgebouwen. De afstand van een woning aan het eind van een blok aaneengebouwde woningen tot de zijdelingse perceelsgrens dient aan één zijde minimaal 3 m te bedragen.
|
Gestapelde woningen (sw)
Het hoofdgebouw bestaat uit meerdere naast elkaar en/of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen (appartementen en maisonnettes) en kan qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid worden beschouwd.
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en carports gelden de volgende bepalingen:
a. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend op een afstand van minimaal 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde van die voorgevel worden gesitueerd;
b. de diepte van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen buiten het bouwvlak, mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
c. in afwijking van het bepaalde in sub b is over de hele breedte van een halfvrijstaand hoofdgebouw een uitbreiding aan de achtergevel toegestaan, mits:
- het bouwvlak met maximaal 5 m wordt overschreden en;
- de uitbreiding geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat van de aangrenzende bouwpercelen met zich meebrengt. Dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden niet onevenredig worden beperkt;
d. de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 4 m;
e. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 5,5 m;
f. de bebouwde oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen, en overkappingen, voorzover gelegen buiten het “bouwvlak”, mag:
- op bouwpercelen tot 700 m2 in totaal maximaal 80 m2 per bouwperceel bedragen;
- op bouwpercelen van 700 tot 800 m2 in totaal maximaal 90 m2 per bouwperceel bedragen;
- op bouwpercelen van 800 tot 900 m2 in totaal maximaal 100 m2 per bouwperceel bedragen;
- op bouwpercelen van 900 tot 1.000 m2 in totaal maximaal 110 m2 per bouwperceel bedragen;
- op bouwpercelen van 1.000 tot 1.100 m2 in totaal maximaal 120 m2 per bouwperceel bedragen;
- op bouwpercelen van 1.100 tot 1.200 m2 in totaal maximaal 130 m2 per bouwperceel bedragen;
- op bouwpercelen van 1.200 tot 1.300 m2 in totaal maximaal 140 m2 per bouwperceel bedragen;
- op bouwpercelen vanaf 1.300 m2 in totaal maximaal 150 m2 per bouwperceel bedragen;
g. aan-, uit- en bijgebouwen gesitueerd binnen het bouwvlak voor hoofdgebouwen tellen niet mee bij de bepaling van de toegestane oppervlakte aan bijgebouwen op het perceel;
h. het bebouwingspercentage van de gronden buiten het bouwvlak mag maximaal 50% bedragen;
i. in afwijking van het bepaalde onder a. tot en met h. geldt voor een gebouw dat is aangewezen als een rijksmonument of gemeentelijk monument, het volgende:
- de bestaande oppervlakte mag niet worden vergroot;
- de bestaande dakhelling mag niet worden vergroot of verkleind;
j. in afwijking van het bepaalde onder a t/m h mogen ter plaatse van de aanduiding “meer erfbebouwing toegestaan” aan- en uitbouwen en bijgebouwen met een gezamenlijke oppervlakte van ten hoogste 180 m² worden opgericht, met dien verstande dat:
- de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen ten behoeve van bed and breakfastaccommodatie ter plaatse van de aanduiding “bed and breakfast” maximaal 135 m² mag bedragen;
- de goot- en bouwhoogte van de bijgebouwen maximaal 4 respectievelijk 6 m mogen bedragen;
k. carports mogen binnen en buiten het bouwvlak worden opgericht, mits de verkeersveiligheid niet in het geding komt, en deze voldoen aan de volgende kenmerken:
1. gebouwd op het zijerf, in of achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw;
2. de carport dient aan één zijde aan de woning te worden gebouwd;
3. de carport dient aan minimaal 2 zijden open te zijn, met dien verstande dat de carport aan een derde zijde aan een carport of zijgevel van een gebouw op het belendende perceel mag worden gebouwd;
4. de goothoogte maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag bedraagt, met een maximum van 3 m;
5. de bouwhoogte maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag bedraagt, met een maximum van 3 m;
6. de oppervlakte maximaal 20 m² bedraagt.
Ter plaatse van de gronden met de aanduiding “garageboxen” op de kaart zijn uitsluitend garageboxen en bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan, met inachtneming van de volgende bepalingen:
a. de goot- en bouwhoogte van de gebouwen mogen niet meer dan 3 m bedragen;
b. de bebouwde oppervlakte per garagebox mag niet meer dan 24 m2 bedragen.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen.
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan:
a. de plaats;
b. de afmetingen; en/ of
c. de kapvorm en/ of de dakhelling;
van bebouwing, een en ander ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de cultuurhistorische waarden van het beschermd dorpsgezicht, het historisch stedenbouwkundig waardevol gebied en de op de kaart aangeduide rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten en beeldbepalende panden.
a. het een aan- of uitbouw of aangebouwd bijgebouw aan een halfvrijstaand hoofdgebouw betreft;
b. de dakhelling van het bijgebouw gelijk is aan de dakhelling van het hoofdgebouw;
c. de goot- respectievelijk bouwhoogte van het bijgebouw tenminste 1,5 m lager zijn dan de goot- respectievelijk bouwhoogte van het hoofdgebouw;
d. vanwege de architectonische samenhang tussen hoofdgebouw en aan- of uitbouw of bijgebouw, een grotere bouwhoogte respectievelijk goothoogte wenselijk is;
e. de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast;
f. de vrijstelling niet leidt tot een onevenredige aantasting van de cultuurhistorische waarden van het beschermd dorpsgezicht, het historisch stedenbouwkundig waardevol gebied en de op de kaart aangeduide monumenten en beeldbepalende panden;
a. de vrijstelling mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van het bebouwingspatroon en van de cultuurhistorische waarden van het beschermd dorpsgezicht, het historisch stedenbouwkundig waardevol gebied en de op de kaart aangeduide monumenten en beeldbepalende panden.
Alvorens vrijstelling te verlenen, winnen burgemeester en wethouders advies in bij de Monumentencommissie omtrent de vraag of het bouwplan geen onevenredige afbreuk doet aan en mede strekt tot behoud of versterking van de aanwezige historisch-ruimtelijke en cultuurhistorische waarden van het beschermd dorpsgezicht en historisch stedenbouwkundig waardevol gebied.
- het gebruik van bijgebouwen voor bewoning;
- het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen om binnen de bestemming Wonen ter plaatse van de aanduiding "vrijstellingsbevoegdheid detailhandel" detailhandel, dienstverlening, ateliers en tentoonstellingsruimten toe te staan, met inachtneming van de volgende bepalingen:
a. het netto vloeroppervlak mag maximaal 100 m² bedragen;
b. de activiteiten mogen uitsluitend plaatsvinden in bestaande hoofdgebouwen;
c. de activiteit mag niet milieuvergunningplichtige zijn;
d. er moet voldaan zijn aan de geldende milieuregelgeving;
e. het bouwplan moet stedenbouwkundig aanvaardbaar zijn;
f. als gevolg van de wijziging mogen cultuurhistorische waarden niet verloren gaan; bij wijziging dient een regeling te worden opgenomen , die garandeert dat de uiterlijke verschijningsvorm van monumenten, bepaald door het oppervlak, goothoogte en architectuur als zodanig gehandhaafd blijft;
g. als gevolg van de wijziging mag in de omgeving geen parkeer- of verkeersoverlast ontstaan;
h. wijziging is niet toegestaan ten behoeve van de vestiging van nieuwe grootwinkelbedrijven.