INHOUDSOPGAVE

 


Artikel 10.    Maatschappelijk M

10.1.         Bestemmingsomschrijving

De op de plankaart voor maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.    gebouwen ten behoeve van:

1.    maatschappelijke voorzieningen;

2.    een woonzorgcomplex, uitsluitend binnen een bouwvlak met de aanduiding “woonzorgcomplex” op de kaart; binnen het betreffende bouwvlak zijn maximaal het op de kaart aangeduide “maximum aantal wooneenheden” toegestaan;

3.    binnen een bouwvlak met de aanduiding “gestapelde woningen” op de kaart, zijn zorgappartementen toegestaan; binnen het betreffende bouwvlak zijn maximaal het op de kaart aangeduide maximum aantal wooneenheden toegestaan;

met daaraan ondergeschikt:

4.    horecavoorzieningen, uitsluitend in de vorm van:

-       ondersteunende horeca, tot maximaal 25 % van de netto-vloeroppervlakte met een maximum van 100 m˛;

5.    centrumfuncties, uitsluitend  in de vorm van:

-       detailhandel;

-       maximaal 1 horecavoorziening uit horecacategorie 1, met een maximale netto-vloeroppervlakte van 550 m˛;

-        dienstverlenende voorzieningen;

-       bedrijven in combinatie met detailhandel en

-       kantoren met baliefunctie;

uitsluitend binnen het bestemmingsvlak met de aanduiding “centrumfuncties” op de kaart, tot een maximum van 25% van de totale netto-vloeroppervlakte binnen het bestemmingsvlak;

b.    uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “parkeergarage” op de kaart tevens voor een beneden maaiveld gelegen parkeergarage, met de bijbehorende voorzieningen, zoals hellingbanen;

c.    het behoud, beheer en herstel van de beeldbepalende waarde van de op de kaart aangeduide “beeldbepalende muur”;

d.    het behoud, beheer en herstel van de cultuurhistorische waarden van de op de kaart als “rijksmonument” aangeduide gebouwen;

e.    binnen het op de kaart aangegeven beschermd dorpsgezicht en historisch stedenbouwkundig waardevol gebied: tevens voor de instandhouding, bescherming en herstel van de binnen het beschermd dorpsgezicht en historisch stedenbouwkundig waardevol gebied voorkomende cultuurhistorische waarden;

met de daarbijbehorende:

f.     wegen en paden;

g.    parkeervoorzieningen;

h.    nutsvoorzieningen;

i.      groenvoorzieningen;

j.      speelvoorzieningen;

k.    water;

l.      tuinen, erven en terreinen;

m.  bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

10.2.         Bouwvoorschriften

10.2.1.    Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

a.    een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b.    de goothoogte van een gebouw mag niet meer dan de op de plankaart aangegeven hoogte bedragen;

c.    de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan de op de plankaart aangegeven hoogte bedragen;

d.    de voorgevel van het gebouw dient in de naar de weg gekeerde zijde van het bouwvlak te worden geplaatst;

e.    ten aanzien van de kapvorm en dakhelling geldt het volgende:

-       gebouwen binnen het beschermd dorpsgezicht, die op de kaart niet zijn aangeduid als monument of beeldbepalend pand, mogen uitsluitend worden afgedekt met een zadeldak (al dan niet met wolfseinden), mansardedak of schilddak;

-       gebouwen binnen het historisch stedenbouwkundig waardevol gebied, die op de kaart niet zijn aangeduid als monument of beeldbepalend pand, mogen uitsluitend worden afgedekt met een zadeldak (al dan niet met wolfseinden), mansardedak of schilddak;

-       de dakhelling van gebouwen die op de kaart niet zijn aangeduid als monument of beeldbepalend pand mag niet minder bedragen dan 25° en niet meer dan 65°, met dien verstande dat de voorgeschreven dakhelling niet van toepassing is op 40% van de bebouwde oppervlakte van het gebouw. Deze bepaling geldt niet voorzover de op de kaart aangegeven goot- en bouwhoogte in één bouwvlak gelijk zijn aan elkaar;

f.     samenvoeging van hoofdgebouwen binnen het op de kaart aangegeven beschermd dorpsgezicht en historisch stedenbouwkundig waardevol gebied is niet toegestaan.

10.2.2.    Overkapping

Ter plaatse van de aanduiding “overkapping” op de kaart, is een overkapping toegestaan met een hoogte van maximaal 16 m.

10.2.3.    Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a.    de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen;

b.    de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.

10.3.         Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan:

a.    de plaats;

b.    de afmetingen; en/ of

c.    de kapvorm en/ of de dakhelling;

van de bebouwing, een en ander ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de cultuurhistorische waarden van het beschermd dorpsgezicht, het historisch stedenbouwkundig waardevol gebied en de op de kaart aangeduide rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten en beeldbepalende panden.

10.4.         Vrijstelling van de bouwvoorschriften

10.4.1.    Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in 10.2.1 onder d. teneinde toe te staan dat de voorgevel maximaal 3 m uit de naar de weg gekeerde zijde van het bouwvlak wordt geplaatst, mits voldaan wordt aan de volgende bepalingen:

a.    de vrijstelling kan niet worden verleend voor de voorgevel van een gebouw binnen het op de kaart aangegeven “beschermd dorpsgezicht” en het op de kaart aangegeven “historisch stedenbouwkundig waardevol gebied”;

b.    er vindt geen onevenredige aantasting plaats van:

1.    het straat- en bebouwingsbeeld;

2.    de woonsituatie;

3.    de verkeersveiligheid;

4.    de sociale veiligheid;

5.    de milieusituatie;

6.    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

10.4.2.    Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in 10.2.1 onder e. teneinde een andere kapvorm dan wel dakhelling toe te staan, mits voldaan wordt aan de volgende bepalingen:

a.    de vrijstelling mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van het bebouwingspatroon en van de cultuurhistorische waarden van het beschermd dorpsgezicht, het historisch stedenbouwkundig waardevol gebied en de op de kaart aangeduide monumenten en beeldbepalende panden;

b.    er vindt geen onevenredige aantasting plaats van:

1.    het straat- en bebouwingsbeeld;

2.    de woonsituatie;

3.    de verkeersveiligheid;

4.    de sociale veiligheid;

5.    de milieusituatie;

6.    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

10.4.3.    Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in 10.2.1 onder c. teneinde ter plaatse van de aanduiding “vrijstelling goot- en bouwhoogte” een goot- en bouwhoogte van 15 m toe te staan, mits voldaan wordt aan de volgende:

a.    er vindt geen onevenredige aantasting plaats van:

1.    het straat- en bebouwingsbeeld;

2.    de woonsituatie;

3.    de verkeersveiligheid;

4.    de sociale veiligheid;

5.    de milieusituatie;

6.    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

10.4.4.    Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in 10.2.1. onder f voorzover het betrokken bouwplan geen onevenredige afbreuk doet aan en mede strekt tot behoud of versterking van de aanwezige historisch-ruimtelijke en cultuurhistorische waarden van het beschermd dorpsgezicht en historisch stedenbouwkundig waardevol gebied.

Alvorens vrijstelling te verlenen, winnen burgemeester en wethouders advies in bij de Monumentencommissie omtrent de vraag of het bouwplan geen onevenredige afbreuk doet aan en mede strekt tot behoud of versterking van de aanwezige historisch-ruimtelijke en cultuurhistorische waarden van het beschermd dorpsgezicht en historisch stedenbouwkundig waardevol gebied.

10.5.         Specifieke gebruiksvoorschriften

Ten aanzien van het gebruik gelden de gebruiksvoorschriften zoals opgenomen in Artikel 18.