1.1. plan
Het bestemmingsplan Windpark Kattenberg-Reedijk te Oirschot
1.2. bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand
NL.IMRO.0823BPBGwindpark2010-VAST met de bijbehorende regels en bepalingen.
1.3. aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge
de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze
gronden.
1.4. aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5. aardkundige waarden
Landschapswaarden die samenhangen met (abiotische) milieukenmerken, zoals
bodemopbouw/-samenstelling, geomorfologie, reliëf, grondwaterhuishouding (kwelgebieden),
afzonderlijk of in onderlinge samenhang.
1.6. agrarisch bedrijf
Een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van
gewassen en/of het houden van dieren. Onder agrarische bedrijven zijn tevens begrepen
boomteeltbedrijven en paardenhouderijen.
1.7. bebouwing
Één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.8. bestaand gebruik
Het gebruik ten tijde van het rechtskracht verkrijgen van het plan, voor zover niet in strijd met
het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van
dat plan.
1.9. bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.10. bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.11. bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten
van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen
van een standplaats zoals bedoeld in artikel 1 van de Woningwet.
1.12. bouwwerk
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct
hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de
grond.
1.13. cultuurhistorische waarde
De aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is
ontstaan en door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of
dat gebied heeft gemaakt, zoals dat ondermeer tot uitdrukking komt in de beplanting, het
reliëf, de verkaveling, het sloten- of wegenpatroon en/of de architectuur.
1.14. detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het
verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik,
verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.15. diepploegen
Grondbewerking dieper van 0.5 m, waartoe wordt gerekend her vermengen, woelen en keren
van (alle) lagen in het bodemprofiel.
1.16. evenement
Al of niet periodiek terugkerende publieke gebeurtenis op het gebied van sport, cultuur,
folklore, handel, recreatie, liefdadigheid, religie, gezondheid, wetenschap, amusement en
vergelijkbare gebeurtenissen. Het betreft een gebeurtenis die aaneengesloten plaatsvindt met
een maximum duur van drie dagen.
1.17. extensief recreatief gebruik
Recreatief gebruik van gronden, zoals wandelen, fietsen, varen, zwemmen, vissen,
survivaltochten, picknicken, natuurgerichte recreatie en daarmee gelijk te stellen activiteiten,
dat geen specifiek beslag legt op de ruimte, behoudens ruimtebeslag door voet-, fiets- en
ruiterpaden.
1.18. gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met
wanden omsloten ruimte vormt.
1.19. houtproductie
Het voortbrengen van hout op bedrijfsmatige wijze door een mede daarop afgestemd
duurzaam beheer van bos.
1.20. hydrologische waarden
Waarden in verband met een specifieke waterhuishoudkundige situatie voor daaraan
gebonden organismen (planten en dieren), leefgemeenschappen en potenties voor de
ontwikkeling daarvan, met daarbij behorende kwantitatieve aspecten (zoals hoge waterstand,
stabiel waterpeil) en/of kwalitatieve aspecten (voedselarm, onvervuild), zowel afzonderlijk als
in onderlinge samenhang.
1.21. kampeermiddel
· een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
· enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan,
voor zover geen bouwwerk zijnde, één en ander voor zover deze onderkomens of
voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan
wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
1.22. landschapswaarden / landschappelijke waarden
Bijzondere landschappelijke kenmerken van een gebied of object in de zin van
aantrekkelijkheid, herkenbaarheid/identiteit en diversiteit bestaande uit aardkundige,
cultuurhistorische en visueelruimtelijke waarden, afzonderlijk of in onderlinge samenhang.
1.23. lawaaisport
Een sportactiviteit waarbij motorisch of mechanisch geluid wordt geproduceerd dat zodanig is
dat het omgevingslawaai wordt overschreden, waaronder in ieder geval begrepen de
rallysport, motorsport, (model)vliegsport; de jachtsport wordt hieronder niet verstaan.
1.24. maaiveld
Hoogte waarop het omliggende terrein aansluit op de woning.
1.25. natuurwaarden of ecologische waarden
De aan een gebied toegekende waarden in verband met de aanwezige biotopen bijzondere
flora en fauna, ecologische samenhangen en structuren.
1.26. nevenactiviteiten
Het ontplooien van activiteiten op een (agrarisch) bouwvlak die niet rechtstreeks de
uitoefening van de (agrarische) bedrijfsvoering betreffen.
1.27. nutsvoorzieningen
Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes,
gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes,
telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur
voor telecommunicatie.
1.28. opstelplaats
Een verharde plek ten behoeve van het bouwen van en het onderhoud aan een windturbine.
1.29. peil
a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
b. bij ligging in het water: het Normaal Amsterdams Peil (NAP);
c. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte
van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.30. recreatief medegebruik
Een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming
waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan.
1.31. seksinrichting
De voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof
zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van
erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan:
een (raam)prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop,
seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.32. teeltondersteunende voorzieningen
Voorzieningen in, op of boven de grond die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten
worden gebruikt om de volgende doelen na te streven:
a. verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en –verlating,
terugdringing van onkruidgroei en beperking van vraatschade;
b. verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen;
c. bereiken van positieve effecten op milieu en water (bodembescherming, terugdringen
onkruidbestrijding, effectief omgaan met water).
Voorbeelden van teeltondersteunende voorzieningen zijn: aardbeientafels, afdekfolies,
antiworteldoek, boomteelthekken, hagelnetten, insectengaas, plastic tunnels, ondersteunende
kas, schaduwhallen en vraatnetten.
Onder teeltondersteunende voorzieningen vallen:
a. teeltondersteunende kas:
een teeltondersteunende voorziening bestaande uit een agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de
wanden en het dak voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en
dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden.
Schuurkassen en permanente tunnel- of boogkassen (>1,5 meter) worden beschouwd als een
kas;
b. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen:
teeltondersteunende voorzieningen, zoals folies, insectengaas, acryldoek, wandelkappen,
schaduwhallen, hagelnetten, die op dezelfde locatie gebruikt kunnen worden zo lang de teelt
dit vereist, met een maximum van 6 maanden. Deze tijdelijke voorzieningen hebben een
directe relatie met het grondgebruik;
c. permanente teeltondersteunende voorzieningen:
teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde teeltondersteunende kassen, die voor
onbepaalde tijd worden gebruikt, zoals bakken op stellingen (aardbeien) en containervelden.
De voorzieningen hebben geen directe relatie met het grondgebruik.
1.33. verblijfsrecreatie
Recreatie in ruimten welke zijn bestemd of opgericht voor recreatief nachtverblijf, zoals een
recreatiewoning, groepsaccomodatie/logeergebouw, pension, bed & breakfast,
kampeermiddel of trekkershut door personen die hun hoofdwoonbedrijf elders hebben.
1.34. waterhuishoudkundige voorzieningen
Voorzieningen die het waterhuishoudingsbelang dienen, zoals watergangen,
waterstaatkundige kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en
onderhoud van watergangen e.d.
1.35. werk
Een constructie geen gebouw of bouwwerk zijnde.
1.36. windmeetmast
Een bouwwerk voor het meten van de windsnelheid.
1.37. windturbine
Een bouwwerk ter opwekking van energie door benutting van windkracht, met uitzondering
van bemalingsinstallaties ten behoeve van de waterhuishouding.