HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS

 

 

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

 

Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

Artikel 8 Algemene bouwregels

 

8.1 Uitzondering ondergeschikte bouwonderdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwonderdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, zonnecollectoren, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- of bestemmingsgrens of de bouwhoogte met niet meer dan 1,0 m wordt overschreden.

 

8.2 Maatvoering

In die gevallen dat de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud, horizontale dan wel verticale diepte en/of de afstand tot enige aanduiding van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen, op tijdstip van het terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze planregels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud, horizontale dan wel verticale diepte en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.

 

8.3 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen

 

8.3.1 Parkeernorm wonen

Voor wat betreft de functie wonen moet per woning ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. Hiervoor dienen de normen zoals opgenomen in de publicatie ‘Parkeerkencijfers – basis voor parkeernormering (CROW)’ te worden gehanteerd.

 

8.3.2 Parkeernorm overig

Voor wat betreft functies anders dan wonen moet, indien de omvang, het gebruik of de bestemming van een gebouw of terrein daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort, dan wel op het betreffende terrein, overeenkomstig de in de publicatie ‘Parkeerkencijfers - basis voor parkeernormering (CROW)’opgenomen normen.

 

8.3.3 Afmetingen

De in artikel 9.3.1 en 9.3.2 bedoelde ruimte voor het parkeren van auto's moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:

    1. indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimten ten minste 2,5 x 5 m in geval van kops parkeren en 2,5 x 6 m bij langsparkeren bedragen;

    2. indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte – voor zover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst - ten minste 3,5 m bij 6 m bedragen.

 

8.3.4 Laden en lossen

Indien het gebruik of de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden en lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort, overeenkomstig de publicatie 'parkeercijfers - basis voor parkeernormering (CROW)' opgenomen normen.

 

8.3.5 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen toestemming verlenen om af te wijken van het bepaalde in artikel 9.3.1, 9.3.2 , 9.3.3 en 8.3.4:

    1. indien het voldoen aan die regels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of

    2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.

 

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

 

Tot een gebruik, strijdig met het bestemmingsplan, wordt in ieder geval gerekend:

    1. het gebruik van de gronden voor opslag van schroot, afbraak- en/of bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;

    2. het storten van puin en/of afvalstoffen;

    3. de stalling en/of opslag van (aan het oorspronkelijke gebruik onttrokken) voer-, vaar- en/of vliegtuigen;

    4. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;

    5. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen.

 

 

 

 

Artikel 10 Algemene aanduidingsregels

 

10.1 Luchtvaartverkeerzones

 

10.1.1 IHCS - zone

    1. De gronden ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerszone - ihcs - zone, zijn mede bestemd voor het beschermingsgebied van in- en uitvliegfunnel van vliegtuigen.

    2. Op deze gronden mag de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan 64 m + NAP.

 

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

 

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

 

11.1 Algemene afwijkingen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de regels en toestaan dat:

    1. het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;

    2. bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;

    3. de maximale bouwhoogte van gebouwen wordt overschreden ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals luchtbehandelingsapparatuur, liftopbouwen en lichtkappen, mits:

  1. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m²;

  2. de bouwhoogte de toegestane bouwhoogte van het betreffend gebouw maximaal 25% overschrijdt.

d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, als volgt wordt verhoogd:

  1. van kunstwerken tot maximaal 15 m;

  2. van zend-, ontvang- en/of sirenemasten tot maximaal 40 m;

  3. van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 10 m.

e. nutsvoorzieningen worden opgericht, mits:

  1. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 4 m;

  2. de bebouwde oppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m².

f. straatmeubilair wordt geplaatst, mits:

  1. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 2.50 m;

  2. de bebouwde oppervlakte niet meer bedraagt dan 5 m².

g. jongerenontmoetingsplekken worden geplaatst, mits:

  1. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m;

  2. de bebouwde oppervlakte niet meer bedraagt dan 25 m².

h. de onder a tot en met g genoemde afwijkingen kunnen uitsluitend worden verleend mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden;

  2. het straat- en bebouwingsbeeld;

  3. de woonsituatie;

  4. de milieusituatie;

  5. de sociale veiligheid;

  6. de verkeersveiligheid.

 

Artikel 12 Algemene nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

    1. een samenhangend stedenbouwkundig beeld, zoals beschreven in het beeldkwaliteitplan;

    2. de gebruiksmogelijkheden;

    3. de verkeersveiligheid;

    4. de sociale veiligheid;

    5. de milieusituatie.