HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene bouwregels
7.1 Uitzondering ondergeschikte bouwonderdelen
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwonderdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, zonnecollectoren, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- of bestemmingsgrens of de bouwhoogte met niet meer dan 1,0 m wordt overschreden.
7.2 Maatvoering
In die gevallen dat de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud, horizontale dan wel verticale diepte en/of de afstand tot enige aanduiding van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen, op tijdstip van het terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze planregels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud, horizontale dan wel verticale diepte en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.
7.3 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen
7.3.1 Parkeernorm wonen
Voor wat betreft de functie wonen moet per woning ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. Hiervoor dienen de normen zoals opgenomen in de publicatie ‘Parkeerkencijfers – basis voor parkeernormering (CROW)’ te worden gehanteerd.
7.3.2 Parkeernorm overig
Voor wat betreft functies anders dan wonen moet, indien de omvang, het gebruik of de bestemming van een gebouw of terrein daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort, dan wel op het betreffende terrein, overeenkomstig de in de publicatie ‘Parkeerkencijfers - basis voor parkeernormering (CROW)’opgenomen normen.
7.3.3 Afmetingen
De in artikel 7.3.1 en 7.3.2 bedoelde ruimte voor het parkeren van auto's moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimten ten minste 2,5 x 5 m in geval van kops parkeren en 2,5 x 6 m bij langsparkeren bedragen;
indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte – voor zover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst - ten minste 3,5 m bij 6 m bedragen.
7.3.4 Laden en lossen
Indien het gebruik of de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden en lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort, overeenkomstig de publicatie 'parkeerencijfers - basis voor parkeernormering (CROW)' opgenomen normen.
7.3.5 Afwijking
Het bevoegd gezag kan toestemming verlenen om af te wijken van het bepaalde in artikel 7.3.1, 7.3.2 en 7.3.3:
indien het voldoen aan die regels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met het bestemmingsplan, wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van de gronden voor opslag van schroot, afbraak- en/of bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
het storten van puin en/of afvalstoffen;
de stalling en/of opslag van (aan het oorspronkelijke gebruik onttrokken) voer-, vaar- en/of vliegtuigen;
het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen.
Artikel 9 Algemene aanduidingsregels
9.1 Geluidzone - Vliegveld
Op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘geluidzone - vliegveld’, mogen, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen geluidsgevoelige objecten en terreinen worden opgericht.
9.2 Luchtvaartverkeerzones
9.2.1 ICHS- zone
De gronden ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – ichs-zone, zijn mede bestemd voor het beschermingsgebied van in- en uitvliegfunnel van vliegtuigen.
Op deze gronden mag de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan 64 m + NAP.
9.2.2 ILS - zone
De gronden ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – ils-zone 1’, ‘luchtvaartverkeerzone – ils-zone 2’, ‘luchtvaartverkeerzone – ils-zone 3’, ‘luchtvaartverkeerzone – ils-zone 4’, luchtvaartverkeerzone – ils-zone 5’, ‘luchtvaartverkeerzone – ils-zone 6’, ‘luchtvaartverkeerzone – ils-zone 7’ en ‘luchtvaartverkeerzone – ils-zone 8’ zijn mede bestemd voor een obstakelvrije ruimte ten behoeve van de vliegveiligheid van het nabijgelegen luchtvaartterrein.
Op deze gronden mag de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan:
18,9 m + NAP plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – ILS-zone 1’;
28,9 m + NAP plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – ILS-zone 2’;
38,9 m + NAP plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – ILS-zone 3’;
48,9 m + NAP plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – ILS-zone 4’;
58,9 m + NAP plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – ILS-zone 5’;
68,9 m + NAP plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – ILS-zone 6’;
78,9 m + NAP plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – ILS-zone 7’;
88,9 m + NAP plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – ILS-zone 8’.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder b, mits de functie van de ILS-zone niet onevenredig wordt aangetast. Hiervoor wordt advies ingewonnen bij het Ministerie van Defensie.
9.2.3 Radarverstoringsgebied
De gronden ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone - radarverstoringsgebied’ zijn mede bestemd voor een onverstoorde instandhouding van het radarverstoringsgebied.
Op deze gronden mag de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan 72 m + NAP.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder b, mits de functie van het radarverstoringsgebied niet onevenredig wordt aangetast. Hiervoor wordt advies ingewonnen bij het Ministerie van Defensie.
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels
10.1 Algemene afwijkingen
Het bevoegd gezag kan toestemming verlenen om af te wijken van de regels en toestaan dat:
het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
de maximale bouwhoogte van gebouwen wordt overschreden ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals luchtbehandelingsapparatuur, liftopbouwen en lichtkappen, mits:
over een oppervlakte van maximaal 50 m²;
hoogte maximaal 25% boven toegestane bouwhoogte betreffend gebouw;
hoogte bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
d. kunstwerken maximaal 15 m
e. zend-, ontvang- en/of sirenemasten maximaal 40 m
f. overige maximaal 10 m;
g. nutsvoorzieningen worden opgericht, zoals transformatorhuisjes en gemaalgebouwtjes met:
oppervlakte maximaal 50 m²
hoogte maximaal 3,50 m.
h. straatmeubilair wordt geplaatst, met:
oppervlakte maximaal 5 m²
hoogte maximaal 2,50 m;
i. jongerenontmoetingsplekken worden geplaatst, met:
oppervlakte maximaal 25 m²
hoogte maximaal 3 m;
j. de onder a tot en met i genoemde afwijkingen kunnen uitsluitend worden verleend mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden;
het straat- en bebouwingsbeeld,
de woonsituatie;
de milieusituatie;
de sociale veiligheid;
de verkeersveiligheid.
Artikel 11 Algemene nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
een samenhangend stedenbouwkundig beeld, zoals beschreven in het beeldkwaliteitplan;
de gebruiksmogelijkheden;
de verkeersveiligheid;
de sociale veiligheid;
de milieusituatie.