REGELS
5 juni 2014
Inhoudsopgave Regels
Begripsbepalingen
Artikel
1 : Begripsbepalingen blz. 3
Artikel
2 : Wijze van meten blz. 6
Bestemmingsbepalingen
Artikel 3 : Wonen blz. 7
Algemene regels
Artikel
4 : Anti-dubbeltelbepaling blz. 12
Artikel
5 : Algemene gebruiksregels blz.
12
Artikel
6 : Algemene afwijkingsregels blz.
12
Artikel
7 : Algemene procedureregels blz.
13
Overgangs- en slotregels
Artikel
8 : Overgangsrecht blz. 14
Artikel
9 : Slotregel blz.
14
HOOFDSTUK
1
INLEIDENDE
REGELS
Artikel
1 Begripsbepalingen
plan:
het
bestemmingsplan “Woningen Horst 3” van de gemeente Loon op Zand.
bestemmingsplan:
de
geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand
NL.IMRO.0809.bpkhwonhorst3.va01
met de bijbehorende regels.
aanduiding:
een
geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar
ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het
bebouwen van deze gronden.
aanduidingsgrens:
de grens
van een aanduiding indien het een vlak betreft.
aangebouwd bijgebouw:
een aan een
hoofdgebouw gebouwd bijgebouw, dat een functionele eenheid vormt met het
hoofdgebouw, maar dat in bouwkundig opzicht (afmetingen) ondergeschikt is aan
het hoofdgebouw.
aan huis gebonden bedrijf:
een beroep
of het beroepsmatig verlenen van diensten gericht op consumentverzorging c.q.
het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of gedeeltelijk door
middel van handwerk en waarvan de omvang in de activiteiten zodanig is dat de
activiteiten in een woning en de daarbij behorende gebouwen, met behoud van de
woonfunctie, kunnen worden uitgeoefend.
aan huis gebonden beroep:
een beroep
of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch,
medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerp-technisch of daarmee gelijk te
stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij
behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend.
bebouwing:
één of meer
gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
bed and breakfast:
het
aanbieden van recreatief nachtverblijf in de vorm van logies met ontbijt binnen
bestaande woongebouwen gericht op kortdurend verblijf. Het maximale aantal
gasten dat gelijktijdig gebruik mag maken van een Bed and Breakfast in de
gemeente Loon op Zand gesteld op vijf en het wonen moet in overwegende mate
gehandhaafd blijven.
bestemmingsgrens:
de grens
van een bestemmingsvlak.
bestemmingsvlak:
een
geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
bouwen:
het
plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het
vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten,
vernieuwen of veranderen van een standplaats.
bouwgrens:
de grens
van een bouwvlak.
bouwperceel:
een
aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij
elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
bouwperceelgrens:
de grens
van een bouwperceel.
bouwvlak:
een
geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de
regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
bouwwerk:
elke
constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij
direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect
steun vindt in of op de grond.
erker:
een hoek-
of rondvormig uitgebouwd deel van een woonhuis, bouwkundig bestaande uit een
“lichte” constructie met een overwegende transparante uitstraling en van
beperkte omvang.
garage:
een
stallingsruimte voor het stallen van een auto op het maaiveld (niet onder de
grond).
gebouw:
elk
bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk
met wanden omsloten ruimte vormt.
hoofdgebouw:
een gebouw,
dat op een bouwperceel door zijn ligging, constructie of afmetingen als
belangrijkste bouwwerk valt aan te merken en dat geen bijgebouw is.
luifel:
een
overstekend deel van een dak of gootconstructie of een overkapping direct
verbonden aan een gebouw waarbij het overstekende deel dieper is dan
overkapping:
een dakconstructie in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw zijnde.
overstek:
een
overstekend deel van een dak of gootconstructie, waarbij het overstekende deel
niet dieper mag zijn dan 0,50 meter.
peil:
1. voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang
direct aan een weg grenst:
de
hoogte van die weg ter plaatse van die hoofdtoegang.
2. in andere gevallen:
de
gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
voorgevellijn:
een denkbeeldige lijn ter plaatsen van de voorgevel en het verlengde
daarvan. Wanneer er op de plankaart een gevellijn is opgenomen kan deze worden
aangemerkt als de voorgevellijn.
vrijstaand bijgebouw:
een van de
woning (en haar aangebouwde bijgebouwen) vrijstaand bijgebouw, dat niet direct
ten dienste staat van de woonfunctie, zoals een garage, berging, hobbyruimte en
dat zowel wat betreft afmetingen als in functioneel opzicht ondergeschikt is
aan het hoofdgebouw.
woning:
een (gedeelte
van een) gebouw dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één huishouden.
Artikel
2 Wijze van meten
Bij
toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
afstand tot de (achter/zijdelingse)
perceelgrens:
vanaf enig
punt van een bouwwerk tot de (achter / zijdelingse) perceelgrens.
bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het
peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw
zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen,
antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
breedte van een bouwwerk:
tussen de
buitenzijde van beide zijgevels en/of harten van scheidingsmuren gezien vanaf
de voorgevel of het verlengde daarvan.
dakhelling:
langs het
dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
diepte
overstek of luifel
de horizontale lijn gemeten vanaf de buitenzijde van de gevel tot het
verste punt van het overstek of de luifel.
(horizontale) diepte van een gebouw:
de
buitenwaartse lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg
gekeerde gevel, waarbij gemeten wordt met de buitenwerkse gevelvlakken.
goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het
peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een
daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
inhoud van een bouwwerk:
tussen de
onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het
hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
inhoud
van een gebouw:
wordt
gemeten tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de
gevels en/of het hart van een gemeenschappelijke scheidsmuur en de buitenzijde
van de daken, zulks met inbegrip van dakkapellen en erkers. Ondergrondse
bebouwing, zoals kelders, (parkeer)garages en zwembaden, wordt voor de bepaling
van de inhoud niet meegerekend.
oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de
buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts
geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter
plaatse van het bouwwerk.
HOOFDSTUK
2
BESTEMMINGSREGELS
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden
zijn bestemd voor:
a. wonen;
b. aan-huis-gebonden
beroepen;
c. tuinen,
erven en verhardingen;
d. parkeervoorzieningen
ten dienste van de bestemming;
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen
Voor het bouwen geldende volgende
algemene regels:
a. er mogen
uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden opgericht;
b. hoofdgebouwen
dienen gebouwd te worden overeenkomstig de bouwwijze, zoals hieronder en
binnen het bouwvlak is
aangegeven ter plaatse van de aanduiding:
Aanduiding |
Bouwwijze |
vrij |
vrijstaande
woningen |
3.2.2 Bouwvlak
Op de gronden die zijn aangeduid
als bouwvlak gelden voor het bouwen van gebouwen de volgende
regels:
a. binnen het
bouwvlak zijn gebouwen en daarbij behorende bouwwerken toegestaan;
b. de
maximale bouwdiepte bedraagt 12 m;
c. de
goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan de hoogte die ter plaatse
van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ is aangegeven;
d. de
bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan de hoogte die ter plaatse
van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ is aangegeven;
e. hoofdgebouwen
dienen voorzien te zijn van een kap, waarbij de dakhelling niet meer mag
bedragen dan 65°;
f.
de afstand van een vrijstaande woning of een blok
met aaneen gebouwde woningen tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder
bedragen dan
3.2.3 Bijgebouwen en overkappingen
Bij een woning mogen bijgebouwen
en overkappingen worden gerealiseerd. Hiervoor gelden de volgende regels:
a. bijgebouwen
en overkappingen mogen binnen het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding
‘bijgebouwen’ worden gerealiseerd;
b. bijgebouwen
en overkappingen mogen uitsluitend achter de voorgevellijn van de woning worden
gebouwd, waarbij de afstand niet minder mag bedragen dan
c. de
goothoogte van een bijgebouw of overkapping mag niet meer bedragen dan
d. de
bouwhoogte van plat afgedekte bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3,2 m;
e. de
bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen
dan 4,50m, mits het bijgebouw wordt afgedekt met een zadeldak;
f.
de bouwhoogte van aangebouwde bijgebouwen en
overkappingen mag niet meer bedragen dan 4 ,50m, mits deze architectonisch één
geheel vormen met het hoofdgebouw;
g. een aan de
woning aangebouwd bijgebouw en overkapping mag de achtergrens van het bouwvlak
en het verlengde daarvan met niet meer dan 4 m overschrijden;
h. de
gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen ter plaatse de
aanduiding ´bijgebouwen’ mag:
- voor bouwpercelen die niet groter zijn dan
- voor bouwpercelen die groter zijn dan
- voor bouwpercelen die groter zijn dan
- voor bouwpercelen die groter zijn dan
3.2.4 Buiten bouwvlak en aanduidingen
Op de gronden buiten het bouwvlak
en niet ter plaatse van de aanduiding voor bijgebouwen mag per woning maximaal
één portiek of erker worden gebouwd. Hiervoor gelden de volgende regels:
a. de afstand
van de portiek of de erker tot de bestemming ‘Verkeer’ mag niet minder bedragen
dan
b. de
oppervlakte van de portiek of erker mag niet meer bedragen dan
c. de breedte
van de portiek of erker mag niet meer bedragen dan 60% van de breedte van de
desbetreffende gevel van de woning met een maximum van
d. de
bouwhoogte van de portiek of de erker mag niet meer bedragen dan
3.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. bouwwerken,
geen gebouw zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak gebouwd worden;
b. de
bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan
c. de
bouwhoogte van hekwerken op een balkon of dakterras mag niet meer bedragen dan
d. de
bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde een
overkapping, mag niet meer bedragen dan
e. overkappingen
zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak en ter plaatse van de
aanduiding ‘bijgebouwen’.
3.3 Nadere
eisen
Het
bevoegd gezag kan nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en
afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, uitgezonderd die
waarvoor krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht geen
omgevingsvergunning voor het bouwen nodig is, indien dit noodzakelijk is
in verband met het bewerkstelligen van voor de verkeersveiligheid benodigde
uitzichthoeken, met name op hoeken van wegen en paden.
3.4 Afwijking
van de bouwregels
3.4.1 Afwijking in het kader van levensloopbestendig bouwen
Het
bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het
bepaalde in 3.2.3 voor het in het kader van levensloopbestendig bouwen van een
slaapkamer met natte cel op de begane grond,
mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. aangetoond
is, dat de toepassing van de onder 3.2 genoemde bouwmogelijkheden onvoldoende
ruimte biedt om een extra slaapkamer en een natte cel op de begane grond te
realiseren;
b. het
perceel wordt door maximaal één gezin bewoond;
c. het
oppervlak van deze voorziening mag niet meer bedragen dan
d. het totaal
van de aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen, voor zover gelegen binnen het
deel van het bouwperceel ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’, mag niet
meer bedragen dan
e. de bouw
van de afhankelijke woonruimte mag niet tot gevolg hebben dat het deel van het
bouwperceel ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’ voor meer dan 50% wordt
bebouwd;
f.
de goot-en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan
g. de
bouwhoogte van plat afgedekte bijgebouwen mag niet meer bedragen dan
h. er vindt
geen onevenredige aantasting van het stedenbouwkundige straatbeeld plaats;
i.
er ontstaat stedenbouwkundig en architectonisch een
evenwichtig geheel met het op het perceel aanwezige hoofdgebouw en er wordt ook
een evenwichtige afstemming gevonden ten opzichte van de zich op het perceel
bevindende vrijstaande gebouwen;
j.
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen
niet onevenredig worden aangetast, met dien verstande dat met name de bezonning
van belendende percelen niet onevenredig wordt geschaad.
3.4.2 Afwijking voor
erfafscheidingen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor
het afwijken van het bepaalde in 3.2.5 onder b voor het realiseren van een
terreinafscheiding bij een woning voor zover deze is gelegen achter de
voorgevel of het verlengde daarvan en is gekeerd naar het openbaar gebied mits
deze niet hoger is dan
3.5
Specifieke
gebruiksregels
a. binnen de
bestemming ‘Wonen’ is de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen toegestaan,
hiervoor gelden de volgende regels:
- de omvang
van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte
van de bebouwing (zowel hoofdgebouw als bijgebouwen) tot een maximum van
- het
gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het
verkeer en geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
- de
activiteit wordt hoofdzakelijk uitgeoefend door een bewoner van de woning.
b. onder
strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van:
- gronden en bouwwerken voor nijverheid en
dienstverlening, tenzij het betreft een aan huis gebonden beroep en behoudens
ontheffing overeenkomstig artikel 3.5.;
- gronden en bouwwerken voor detail- en andere
handel, tenzij het betreft detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit ten
behoeve van de uitoefening van een aan-huis-gebonden beroep en behoudens
ontheffing overeenkomstig artikel 3.5;
- vrijstaande bijgebouwen voor permanente of
tijdelijke bewoning; bij aangebouwde bijgebouwen is de woonfunctie wel
toegestaan.
3.6 Afwijking
van de gebruiksregels
3.6.1 Afwijking aan huis gebonden bedrijven
Het
bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het
bepaalde in lid 3.5, onder a ten behoeve van de uitoefening van aan huis gebonden
bedrijven binnen gebouwen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. er wordt
geen afbreuk gedaan aan het woonkarakter van de omgeving;
b. er wordt,
gelet op de omvang, ligging en wijze van uitoefening, geen onevenredige afbreuk
gedaan aan het milieu van de omgeving;
c. de
vloeroppervlakte die ten behoeve van de uitoefening van de bedrijfsactiviteiten
in gebruik is, bedraagt niet meer dan
d. er zijn
daarvoor geen extra verkeersmaatregelen en parkeervoorzieningen op of aan de
openbare weg nodig;
e. er vindt
geen detailhandel plaats, uitgezonderd detailhandel in beperkte, ondergeschikte
mate, in direct verband met de uitoefening van de aan huis gebonden
bedrijfsactiviteiten.
3.6.2
Afwijking
bewoning in het kader van mantelzorg
Het
bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het
bepaalde in 3.1 voor het in het kader van mantelzorg realiseren van
afhankelijke woonruimte op hetzelfde perceel, mits aan de volgende voorwaarden
wordt voldaan:
a.
een dergelijke bewoning is noodzakelijk vanuit een
mantelzorg;
b.
de zorgbehoefte dient te worden aangetoond middels
een CIZ, GGD-verklaring, een verklaring
van de behandelend arts of een verklaring van de gemeente Loon op Zand;
c.
er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in
het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en bedrijven;
d.
de bewoning vindt plaats op een vloeroppervlakte
van maximaal
e.
de afwijking wordt verleend voor het verlenen van
mantelzorg door (mantelzorgverlener) ten behoeve van (mantelzorgontvanger);
f.
binnen één maand na beëindiging van de zorgvraag
dient het gebruik van het bijgebouw als afhankelijke woonruimte ten behoeve van
de mantelzorg te worden beëindigd en dit dient schriftelijk gemeld te worden
aan burgemeester en wethouders;
g.
binnen drie maanden na het beëindigen van het
gebruik van het bijgebouw als afhankelijke woonruimte ten behoeve van de
mantelzorg dient dit bijgebouw door het verwijderen van de essentiële
woonvoorzieningen ongeschikt te worden gemaakt voor bewoning;
h.
binnen drie maanden na het beëindigen van het
gebruik van de afhankelijke woonruimte ten behoeve van de mantelzorg dient het
bijgebouw weer overeenkomstig de bestemming te (kunnen) worden gebruikt.
3.6.3 Afwijking Bed and Breakfast
Het
bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het
bepaalde in lid 3.5 onder b voor het vestigen van een Bed and Breakfast, mits aan
de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a.
een
Bed and Breakfast is toegestaan binnen de eigen woning en/of (vrijstaande)
bijgebouwen mits de hoofdfunctie, te weten ‘wonen’ of ‘agrarisch’ gehandhaafd
blijft;
b.
de
initiatiefnemer van de toeristisch-recreatieve overnachtingsmogelijkheid dient
zelf de hoofdbewoner van de woning te zijn;
c.
de
verblijfsruimte moet voldoen aan de bepalingen van de bouwverordening en het
Bouwbesluit;
d.
het
is niet toegestaan dat een Bed and Breakfast alcoholhoudende drank tegen
betaling verstrekt;
e.
de
voorziening ten behoeve van Bed and Breakfast dient binnen de bestaande
bebouwing te worden gerealiseerd. Nieuwbouw ten behoeve van verblijfsrecreatie
is uitgesloten;
f.
de
voorziening mag door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering niet
functioneren als een zelfstandige woning. Dit betekent ook dat een aparte
kookgelegenheid niet is toegestaan;
g.
maximaal
twee slaapkamers van een woning mogen gebruikt worden ten behoeve van Bed and
Breakfast, met dien verstande dat er minimaal één slaapkamer beschikbaar blijft
voor de bewoner(s) van de woning;
h.
het
maximale aantal bedden/slaapplaatsen op een slaapkamer van ten hoogste
i.
het
maximale aantal bedden/slaapplaatsen op een slaapkamer groter dan
j.
het
maximale aantal gasten dat gelijktijdig gebruik mag maken van de Bed and
Breakfast is gesteld op vijf;
k.
ter
voorkoming van permanente bewoning wordt een maximumverblijfsduur gehanteerd
van één week;
l.
de
activiteiten moeten infrastructureel goed inpasbaar zijn en geen aanmerkelijke
toename van de verkeersbelasting tot gevolg hebben;
m.
de
extra parkeerdruk die voortkomt uit het toegevoegde gebruik dient opgevangen te
worden op eigen terrein. Dit mag er dus niet toe leiden dat de initiatiefnemer
zelf niet meer op eigen terrein kan parkeren. Alleen binnen de
(verkeerskundige) bebouwde kom kan van het bovenstaande in sommige gevallen
worden afgeweken. Hier dient rekening gehouden te worden met de gegevens met
betrekking tot de bezettingsgraad van de parkeerplaatsen in de gemeente Loon op
Zand;
n.
controle
op het verblijf vindt plaats door middel van een nachtregister dat de gemeente
kan opvragen bij de initiatiefnemer;
o.
gasten
zijn toeristenbelasting verschuldigd.
HOOFDSTUK 3
ALGEMENE REGELS
Artikel 4 Anti-dubbeltelbepaling
Grond die
eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan
uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling
van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 5 Algemene gebruiksregels
Tot een
gebruik strijdig met de gegeven bestemmingen wordt in ieder geval gerekend:
a.
het
gebruik van de gronden voor de opslag van (aan het oorspronkelijke verkeer
onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan in het kader van de
bedrijfsvoering;
b.
het
gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen,
grond, bodemspecie en puin en voor het storten van vuil, anders dan in het
kader van de bedrijfsvoering;
c.
het
opslaan of storten van al dan niet afgedankte voorwerpen, stoffen of producten,
buiten erven van gebouwen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in
verband met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
d.
het
gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
e.
het
gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
Artikel 6 Algemene afwijkingsregels
6.1 Algemene afwijkingen
Het bevoegd
gezag kan, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en
bebouwingsbeeld,
de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de
gebruiksmogelijkheden
van de aangrenzende gronden, een omgevingsvergunning verlenen voor het
afwijken
van:
a.
het
afwijken van de in het plan voorgeschreven maatvoering ten aanzien van
dakhellingen, goothoogten, (nok)hoogten en bebouwde oppervlakten met ten
hoogste 10% wanneer door het toepassen van de ontheffing een betere bouwkundige
en/of stedenbouwkundige aansluiting ontstaat met bestaande direct aansluitende
bouwwerken;
b.
het
in geringe mate, doch niet meer dan
c.
Het
bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen binnen het bouw- c.q. het
bestemmingsvlak en toestaan dat de grenzen van het bouw- c.q. het
bestemmingsvlak naar de buitenzijde worden overschreden door
1. plinten,
pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
2. gevel- en
kroonlijsten en overstekende daken; mits de bouwgrens met niet meer dan
3. balkons,
mits:
-
de
bouwgrens met niet meer dan
-
de
breedte niet meer dan tweederde van de voorgevelbreedte bedraagt;
6.2 Voorwaarden afwijking
a.
De
in lid 6.1 genoemde omgevingsvergunningen mogen slechts worden verleend indien
hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden
van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
b.
Een
omgevingsvergunning als bedoeld in het eerste lid kan alleen worden verleend
indien sprake is van een algemeen belang of wanneer sprake is van een
verbetering van het straat- en bebouwingsbeeld.
Artikel 7 Algemene procedureregels
Procedure wijziging en uitwerking
Op de
voorbereiding van een wijziging of een uitwerking als bedoeld in dit plan is de
volgende
procedure
van toepassing:
a. het ontwerp van het plan tot wijziging
en/of uitwerking ligt gedurende zes weken voor een ieder
ter
inzage;
b. burgemeester en wethouders maken de
terinzagelegging tevoren bekend in een nieuwsblad dat in de gemeente wordt
verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze zoals beschreven in de Awb;
c. de bekendmaking houdt mededeling in
van de bevoegdheid voor belanghebbenden om gedurende de onder a genoemde
termijn mondeling of schriftelijk bij burgemeester en wethouders zienswijzen
kenbaar te maken tegen het ontwerp;
d. indien zienswijzen kenbaar zijn
gemaakt, wordt de beslissing van burgemeester en wethouders met redenen omkleed
en aan reclamanten schriftelijk medegedeeld;
e. burgemeester en wethouders beslissen
binnen acht weken na afloop van de termijn van terinzagelegging omtrent de
vaststelling van het plan tot wijziging en/of uitwerking.
HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS
Artikel 8 Overgangsrecht
8.1 Overgangsrecht bouwwerken
a.
een
bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan
aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning,
en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet
wordt vergroot,
1. gedeeltelijk worden vernieuwd of
veranderd;
2. na het teniet gaan tengevolge van een
calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de
bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is
teniet gegaan.
b.
burgemeester
en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde onder a.
voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met
maximaal 10%.
c.
het
bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op
het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met
het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat
plan.
8.2 Overgangsrecht gebruik
a.
het
gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van
inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden
voortgezet.
b.
het
is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld als onder a,
te veranderenof te laten veranderen in een ander met dat plan strijdige gebruik,
tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
c.
indien
het gebruik, bedoeld als onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een
periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik
daarna te hervatten of te laten hervatten.
d.
het
bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was
met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de
overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 9 Slotregel
Deze regels
worden aangehaald als: “Regels van het bestemmingsplan Woningen Horst 3” van de
gemeente Loon op Zand.