Inhoudsopgave
Regels
Inleidende regels
Artikel 1 : Begrippen
Artikel 2 : Wijze
van meten
Bestemmingsregels
Artikel 3 : Bedrijventerrein
Algemene regels
Artikel 4 : Anti-dubbeltelregel
Artikel 5 : Algemene
ontheffingsregels
Artikel 6 : Overige
regels
Overgangs- en slotregels
Artikel 7 : Overgangsrecht
Artikel 8 : Slotregel
Hoofdstuk 1
Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
plan:
het bestemmingsplan Amerikastraat
12 Kaatsheuvel van de gemeente Loon op Zand.
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als
vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0809.bpkhamerikastraat12-on01
met de bijbehorende regels en bijlagen.
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur,
waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld
ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien
het een vlak betreft.
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen
gebouwen zijnde.
bebouwingspercentage:
een op de verbeelding dan wel in de regels
aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een bouwperceel,
bouwvlak of bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.
bedrijfsgebouw:
een gebouw, dat dient voor de
uitoefening van een bedrijf.
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde
bestemming.
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk
oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede
het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een
standplaats.
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop
ingevolgde de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is
toegelaten.
bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel.
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee
gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en
bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout,
steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de
grond is verbonden, hetzij direct hetzij indirect steun vindt in of op de
grond.
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen
toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte
vormt.
gevellijn:
de op de verbeelding aangegeven lijn die niet
door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens de regels toegelaten
afwijkingen.
peil:
1. Voor
gebouwen waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst:
de hoogte
van die weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
2. In
andere gevallen:
de gemiddelde hoogte van het aansluitende
afgewerkte maaiveld.
voorgevel:
gevel aan de voorzijde van een gebouw.
zijgevel:
gevel of gemeenschappelijke scheidsmuur van
een gebouw, niet zijnde voor- of achtergevel.
Bij toepassing van deze regels wordt als
volgt gemeten:
de afstand tot de bestemmingsgrens:
de kortste afstand van enig punt van een
bouwwerk tot de bestemmingsgrens.
de afstand tot de (zijdelingse)
perceelsgrens:
de kortste afstand van enig punt van een
bouwwerk tot de (zijdelingse) perceelsgrens (perceelsscheiding van het
bouwperceel).
de afstand tussen gebouwen op hetzelfde
bouwperceel:
de kortste afstand tussen de buitenwerkse
gevelvlakken van de gebouwen.
breedte van bouwpercelen:
tussen de zijdelingse perceelsscheidingen
van het bouwperceel in de naar de zijde van de weg gekeerde bestemmingsgrens of
perceelsgrens.
breedte van een bouwwerk:
tussen de buitenzijde van beide
zijgevels en/of harten van scheidingsmuren gezien vanaf de voorgevel of het verlengde
daarvan.
oppervlakte van een bouwwerk:
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken
en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het
gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het
horizontale vlak.
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de
goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen
constructiedeel.
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane
grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de
scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
het bebouwingspercentage:
het door bouwwerken bebouwde oppervlak,
uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat
gelegen is binnen de bestemming of een in de regels nader aan te duiden
gedeelte van die bestemming.
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van
een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van
ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de ad
daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
Artikel 3 Bedrijventerrein
3.1
Bestemmingsomschrijving
De voor bedrijventerrein
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
bedrijven in categorie tot en met 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
b.
opslag
en uitstalling;
c.
nutsvoorzieningen;
d.
tuinen,
erven en verhardingen;
e.
parkeervoorzieningen
ten dienste van de bestemming;
f.
retentievoorzieningen.
3.2
Bouwregels
a.
het
bebouwingspercentage bedraagt minimaal 50% van het bouwperceel;
b.
er
mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden opgericht.
3.2.2
Bouwvlak
Op de gronden die zijn aangeduid als
bouwvlak gelden voor het bouwen van gebouwen de volgende regels:
a.
binnen
het bouwvlak zijn gebouwen en daarbij behorende bouwwerken toegestaan;
b.
de
goothoogte van gebouwen bedraagt maximaal de hoogte die ter plaatse van de aanduiding
‘maximale goot- en bouwhoogte’ is aangegeven;
c.
de
bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal de hoogte die ter plaatse van de
aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ is aangegeven;
d.
de
dakhelling van gebouwen mag niet meer bedragen dan 60°;
e.
de
afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrenzen mag niet minder
bedragen dan 3 m;
f.
de
afstand van gebouwen tot de achterste perceelsgrens mag niet minder bedragen
dan 3 m;
3.2.3 Bouwwerken,
geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen
gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a.
bouwwerken,
geen gebouwen zijnde mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak gebouwd worden;
b.
de
bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met
dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar
de weg gekeerde gevel niet meer mag bedragen dan 1 m;
c.
vlaggenmasten
tot een maximale hoogte van 6 meter;
d.
de bouwhoogte van overige
bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
niet zijnde een overkapping mag niet
meer bedragen dan 4 m.
3.3 Afwijking van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders zijn
bevoegd af te wijken van het bepaalde in 3.1, teneinde bedrijven toe te staan
die niet zijn opgenomen in de bedrijvenlijst, maar die naar aard en milieubelasting
vergelijkbaar zijn met de toegestane bedrijven, danwel bedrijven welke één
categorie zwaarder zijn dan de in de onderscheiden gebieden nieuw toe te laten
bedrijven uit de bedrijvenlijst, en die daarmee qua milieubelasting
vergelijkbaar zijn, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a.
er
vindt geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van
nabijgelegen gronden plaats;
b.
er
wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het woon- en leefmilieu.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig
gebruik
Tot een gebruik, strijdig met deze
bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening,
wordt in ieder geval gerekend:
a.
zelfstandige kantoren (niet behorende bij een
bedrijf);
b.
detailhandelsactiviteiten behoudens detailhandel als
ondergeschikte nevenactiviteit in ter plaatse vervaardigde producten;
c.
handel in en opslag van vuurwerk;
d.
de vestiging van geluidzoneringsplichtige bedrijven.
3.5
Algemene procedureregels
Met betrekking
tot de voorbereiding van een afwijking, als bedoeld in hoofdstuk 2 van dit
bestemmingsplan, is afdeling 3.4 Awb van toepassing.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen
bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden
gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 5 Algemene afwijkingsregels
1.
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de regels in Hoofdstuk
2 en toestaan dat een bouwvlak, aanduidingsvlak en/of bestemmingsvlak wordt
overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft.
2.
Het
bevoegd gezag kan, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het
straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de
milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, een
omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de in het plan
voorgeschreven maatvoering ten aanzien van dakhellingen, goothoogten,
(nok)hoogten en bebouwde oppervlakten met ten hoogste 10% wanneer door het
toepassen van de ontheffing een betere bouwkundige en/of stedenbouwkundige
aansluiting ontstaat met bestaande direct aansluitende bouwwerken;
Artikel 6 Overige regels
6.1 Uitsluiting aanvullende werking
Bouwverordening
De voorschriften van de Bouwverordening ten
aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het
gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing behoudens ten
aanzien van de volgende onderwerpen:
a.
de richtlijnen voor het
verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
b.
de bereikbaarheid van
gebouwen voor wegverkeer;
c.
de bereikbaarheid van
gebouwen voor gehandicapten;
d.
het bouwen bij
hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
e.
de parkeergelegenheid en
laad- en losmogelijkheden, en;
f.
de ruimte tussen
bouwwerken.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
7.1 Overgangsrecht bouwwerken
a.
Een bouwwerk dat op het tijdstip
van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan
wel gebouwd kan worden krachtens een bouw- of omgevingsvergunning, en afwijkt
van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
1.
gedeeltelijk worden
vernieuwd of veranderd;
2.
na het teniet gaan ten
gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de
aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag
waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
b.
Burgemeester en wethouders
kunnen eenmalig afwijken van het bepaalde onder a voor het vergroten van de
inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.
c.
Het bepaalde onder a is
niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van
inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd
met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat
plan.
7.2
Overgangsrecht
gebruik
a.
Het gebruik van grond en bouwwerken
dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en
hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
b.
Het is verboden het met
het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te
veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik,
tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
c.
Indien het gebruik,
bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het
plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden
dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
d.
Het bepaalde onder a is
niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen
geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat
plan.
Deze regels kunnen worden aangehaald als:
‘Regels van het bestemmingsplan
Amerikastraat 12 Kaatsheuvel’