De voor ‘Waarde – Archeologie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de instandhouding en/of bescherming van archeologische waarden.
Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een
oppervlak van niet meer dan 20 m² en een diepte van
niet meer dan 50 cm ten behoeve van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen,
waarbij de regels van die betreffende bestemming van toepassing zijn.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 7.2 ten behoeve van het bouwen van een gebouw ten dienste voor een overige aan deze gronden toegekende bestemming, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a door de aanvrager dient een rapport te worden overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein en de eventuele verstoring daarvan bij het verlenen van deze ontheffing, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
b het oprichten van het gebouw, waarvoor ontheffing wordt gevraagd, niet leidt tot een verstoring van de archeologische resten;
c indien het oprichten van het gebouw, waarvoor ontheffing wordt gevraagd, kan leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kunnen burgemeester en wethouders ontheffing verlenen indien aan de vergunning de volgende voorschriften worden verbonden:
1 de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
2 de verplichting tot het doen van opgravingen, of
3 de verplichting de oprichting van het gebouw te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties;
d Alvorens de ontheffing te verlenen vragen burgemeester en wethouders de provinciaal archeoloog om advies.
7.4 Aanlegvergunning
7.4.1 Aanlegvergunning
Het is verboden op of in de als “Waarde Archeologie” bestemde gronden
zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en
wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of
werkzaamheden uit te voeren:
a
het ophogen van de bodem;
b
het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden,
banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere
oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte van de aan te brengen
verharding
c
het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en
andere wateren;
d
het verlagen of verhogen van het waterpeil;
e
het aanbrengen van ondergrondse transport-,
energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de
daarmee verband houdende constructies;
f
het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe ook wordt
gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en
ontginnen, zulks indien de oppervlakte van de grondbewerking
7.4.2 Uitzonderingen
Het in lid 7.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en
werkzaamheden welke:
a
het
normale onderhoud betreffen dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien
uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
b
reeds
in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
7.4.3 Toelaatbaarheid
De aanlegvergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de in lid 7.4.1
genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van
deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van
archeologisch materiaal.
7.4.4 Aanvullende
regels
a
Voor zover de in lid 7.3.1 genoemde werken en
werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en
werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan
de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende regels
worden verbonden:
1
de verplichting tot het treffen van technische
maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
2
de verplichting tot het doen van opgravingen, of
3
de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten
begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische
monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning
te stellen kwalificaties.
b De vergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft
overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de
aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders
in voldoende mate is vastgesteld.
7.5
Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat
één of meerdere bestemmingsvlakken worden verwijderd, indien aan de volgende
voorwaarden wordt voldaan:
a
uit een nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter
plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
b
het wordt niet meer noodzakelijk geacht dat het
bestemmingsplan voorziet in bescherming van deze waarden.