Naar toelichting

Naar bijlagen bij de toelichting





Inhoud



1. Inleidende regels

Artikel 1. Begrippen

Artikel 2. Wijze van meten

2. Bestemmingsregels

Artikel 3. Natuur

Artikel 4. Verkeer

Artikel 5. Verkeer - Verblijfsgebied

Artikel 6. Wonen

Artikel 7. Waterstaat - Waterkering

3. Algemene regels

Artikel 8. Anti Dubbeltelbepaling

Artikel 9. Algemene gebruiksregels

Artikel 10. Algemene aanduidingsregels

Artikel 11. Algemene ontheffingsregels

Artikel 12. Algemene procedureregels

Artikel 13. Overige regels

4. Overgangs- en slotregels

Artikel 14. Overgangsrecht

Artikel 15. Slotregel



1. Inleidende regels

Artikel 1. Begrippen

plan:

het bestemmingsplan landgoed ‘De Hooge Bank’ van de gemeente Heusden.

bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in GML-bestand NL.IMRO.0797.BPhoogebank-VG01.gml met de bijbehorende regels.

aanbouw:

een aan een hoofdgebouw toegevoegde, afzonderlijke ruimte die qua afmetingen en/of visueel opzicht (onder meer voor wat betreft goothoogte, dakhelling en/of dakvorm), ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

aan-huis-verbonden beroep:

een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

bed and breakfast:

het tegen betaling aanbieden van logies en ontbijt in een bewoond pand, waarbij de hoofdfunctie wonen gehandhaafd blijft en waarbij sprake is van een wisselend publiek dat voor maximaal enkele nachten ter plaatse verblijft.

bestaande situatie:

a. t.a.v. bebouwing:

bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de ter-inzage-legging van het ontwerp van het bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;

b t.a.v. gebruik:

het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip waarop het bestemmingsplan rechtskracht heeft verkregen.

bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met dezelfde bestemming.

bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

bijgebouw:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

bos:

elk terrein waarop bosbouw wordt uitgeoefend, zijnde het geheel van bedrijfsmatig handelen en activiteiten gericht op de duurzame instandhouding en ontwikkeling van bestaande en nieuwe bossen ten behoeve van (een of meerdere van de functies) natuur, houtproductie, landschap, milieu en recreatie.

bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke

hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd; zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van kelder (ruimte onder peil) en zolder (ruimten onder de kap) voor zover deze zonder ingrijpende voorzieningen geschikt kan worden gemaakt voor woonfuncties en daarmee gelijke gebruiksmogelijkheden biedt als de daaronder gelegen bouwlagen.

bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolgde de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid waarop gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt op of in de grond.

eerste bouwlaag:

de bouwlaag op de begane grond.

escortbedrijf:

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend zoals escortservices en bemiddelingsbureaus.

functie:

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of

aangewezen delen daarvan is toegestaan.

extensief grondgebonden agrarisch medegebruik:

een vorm van agrarisch medegebruik die ten dient om de doelstellingen van de bestemming Natuur te realiseren.

extensief recreatief medegebruik:

een vorm van recreatief medegebruik die in hoofdzaak is gericht op natuur- en landschapsbeleving en die nauwelijks of geen invloed heeft op de in de bestemmingsomschrijving van de bestemmingen gegeven doeleinden, zoals wandelen, fietsen, paardrijden.

gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

hoofdgebouw:

een gebouw, dat door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw op een bouwperceel kan worden aangemerkt.

huishouden:

een persoon of groep personen die een huishouding voert waarbij sprake is van continuïteit in de samenstelling en voor zover het een groep personen betreft van onderlinge verbondenheid.

kelder:

een geheel ondergronds gelegen ruimte, die grotendeels is gesitueerd onder een bijbehorende bovengronds bouwwerk.

mantelzorg:

het anders dan bedrijfsmatig bieden van zorg aan een of meer leden van een huishouden, die hulpbehoevend is, respectievelijk zijn, op het fysieke, psychische en/of sociale vlak.

ondergeschikte bouwdelen:

ondergeschikte delen aan een gebouw zoals, trappen, bordessen, funderingen, kelderingangen, overstekende daken, goten, luifels, balkons, balkonhekken, schoorstenen, liftopbouwen en andere ondergeschikte (dak)opbouwen;

overkapping:

bouwwerken, geen gebouwen zijnde met één dakvlak en maximaal één gesloten wand;

perceelsgrens:

de grens van een perceel.

prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding.

raamprostitutie:

een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee/prostitué tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen.

seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

straatprostitutie:

het door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel aanlokken.

stedenbouwkundig beeld:

het door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa’s bepaalde beeld inclusief de ter plaatse door de infrastructuur, de begroeiing en andere door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormde ruimte(n).

uitbouw:

de vergroting van een bestaande ruimte in een hoofdgebouw, die qua afmetingen en/of in visueel opzicht (onder meer wat betreft (goot)hoogte, dakhelling en/of dakvorm), ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

voorgevelrooilijn:

de grens van het bouwvlak die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd.

waterhuishoudkundige voorziening

voorziening ten behoeve van de infiltratie van hemelwater inclusief de daarvoor benodigde bouwwerken.

woning:

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.



Artikel 2. Wijze van meten



Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:

de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk.

bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen.

bebouwingspercentage:

het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de planregels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.

breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren.

dakhelling:

langs het dakvlak gemeten ten opzichte van het horizontale vlak.

goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil verticaal tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

peil:

a voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;

b in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein.



2. Bestemmingsregels



Artikel 3. Natuur

3.1. Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Natuur’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de natuur / landschapselementen / bos en de bijbehorende groeiplaats in de vorm van:

  1. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van natuur – grasland, watergangen en poelen; oevers’: extensief grondgebonden agrarisch medegebruik;

  2. ter plaatse van de aanduiding ‘parkeerterrein’: een parkeerterrein;

  3. onverharde paden en wegen;

  4. behoud, herstel en ontwikkeling van de landschaps- en natuurwaarden;

  5. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van natuur – pad’: verharde paden;

  6. extensief recreatief medegebruik;

  7. waterhuishoudkundige voorzieningen



3.2. Bouwregels



3.2.1. Algemeen

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3m.

3.2.2. Ondergronds bouwen

Op de gronden binnen deze bestemming mag niet ondergronds worden gebouwd.



3.3. Specifieke gebruiksregels



Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. als stand- of ligplaats voor kampeermiddelen;

  2. als opslag-, stort-, lig- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;

  3. voor het beproeven van voertuigen, voor het racen of crossen met motorvoertuigen of bromfietsen en voor het beoefenen van de modelvliegsport;

  4. het gebruik van gronden als paardenbak, rijbaan of anderszins voor het regelmatig berijden van paarden.



3.4. Aanlegvergunning



3.4.1. Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m2 per perceel of met meer dan 0.40 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van een steilrand worden gewijzigd;

  2. het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0.40 m onder maaiveld;

  3. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen in de bodem;

  4. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;

  5. het verlagen van de waterstand anders dan door sloten/greppels of drainage m.u.v. grondwateronttrekkingen;

  6. het verwijderen van perceelsindelingen, paden en onverharde wegen;

  7. het aanleggen en/of verharden van wegen of paden, dan wel aanbrengen van andere niet omkeerbare oppervlakteverhardingen groter dan 100 m² per perceel;

  8. het verwijderen van natuur- en landschapselementen die ten tijde van het van kracht worden van het plan aanwezig waren;



3.4.2. Uitzonderingen

Het in lid 3.4.1. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;

  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.



3.4.3.Toelaatbaarheid

De in lid 3.4.1. genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.

Artikel 4. Verkeer



4.1. Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. gebiedsontsluitingswegen met maximaal 2 rijstroken;

  2. erftoegangswegen;

  3. fiets- en voetpaden;

  4. ongebouwde parkeervoorzieningen;

  5. natuurbeschermingsvoorzieningen;

  6. geluidwerende voorzieningen;

  7. kunstwerken;

  8. nutsvoorzieningen;

  9. groenvoorzieningen

  10. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.



4.2. Bouwregels



4.2.1. Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. voor nutsvoorzieningen zijn de volgende regels van toepassing:

    1. de oppervlakte mag niet meer dan 20 m2 bedragen;

    2. de bouwhoogte mag niet meer dan 4,00 m bedragen;

  1. gebouwen anders dan toegelaten onder a zijn niet toegestaan.



4.2.2. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 12 m;

  2. de bouwhoogte van signalerings- en telecommunicatiemasten mag niet meer bedragen dan 4,00 m;

  3. de bouwhoogte van kunstobjecten mag niet meer bedragen dan 12 m;

  4. de maximale bouwhoogte voor geluidwerende voorzieningen niet meer bedraagt dan blijkens akoestisch onderzoek noodzakelijk is om te kunnen voldoen aan de normen van de Wet geluidhinder;

  5. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4,00 m.

Artikel 5. Verkeer - Verblijfsgebied



5.1. Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer – Verblijfsgebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. ontsluitingswegen ten behoeve van bestemmingsverkeer;

  2. fietspaden en/of –stroken en voetpaden;

  3. ongebouwde parkeervoorzieningen;

  4. speelvoorzieningen;

  5. voorzieningen ten behoeve van extensieve recreatie;

  6. kunstwerken;

  7. nutsvoorzieningen;

  8. lanen;

  9. groenvoorzieningen;

  10. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.



5.2. Bouwregels



5.2.1. Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.



5.2.2. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van speelvoorzieningen, sierhekken en kunstwerken mag niet meer bedragen dan 5,00 m;

  2. de bouwhoogte van lichtmasten en verkeersinstallaties mag niet meer bedragen dan 9,00 m;

  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde zoals banken, bloembakken, nutskasten en informatieborden mag niet meer bedragen dan 3,50 m.



Artikel 6. Wonen



6.1. Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor

  1. wonen;

  2. aan-huis-verbonden beroepen;

  3. tuinen, erven en verhardingen;

  4. waterhuishoudkundige voorzieningen.



6.2. Bouwregels



6.2.1. Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  1. per bouwvlak is niet meer dan één hoofdgebouw toegestaan;

  2. per bouwperceel mag niet meer dan één woning worden gebouwd;

  3. hoofdgebouwen dienen binnen het aangeduide bouwvlak worden gebouwd met dien verstande dat de voorgevelrooilijn uitsluitend mag worden overschreden met een erker, balkon of luifel, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

    1. de overschrijding mag niet meer bedragen dan 1,5 m;

    2. de afstand tot de openbare weg mag niet minder bedragen dan 3 m;

    3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het bijbehorende hoofdgebouw;

    4. de breedte van een erker mag niet meer bedragen dan 30% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw;

  4. de voorgevel van het hoofdgebouw moet worden gesitueerd in of evenwijdig aan de voorgevelrooilijn;

  5. de goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan zoals op de plankaart ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goothoogte’ is aangegeven, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - woning 4’ de goothoogte aan de achterzijde en een afstand van 5,00 m gerekend vanaf de achterzijde 4,00 m mag bedragen;

  6. de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan zoals op de plankaart ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte’ is aangegeven;

  7. kelders zijn toegestaan tot een diepte van ten hoogste 5,00 m ten opzichte van het peil, mits de kelder geheel waterdicht worden gebouwd;

  8. de inhoud van een hoofdgebouw inclusief aan- en uitbouwen en exclusief kelders mag niet meer bedragen dan:

    1. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - woning 1’: 2.250 m3;

    2. ter plaatse van de aanduidingen ‘specifieke bouwaanduiding - woning 2’, ‘specifieke bouwaanduiding - woning 3’ en ‘specifieke bouwaanduiding - woning 4’: 1.250 m3;

  9. voor de kapvorm en dakhelling geldt:

      1. ter plaatse van de aanduidingen ‘specifieke bouwaanduiding - woning 1’ en ‘specifieke bouwaanduiding - woning 2’: tussen 45 o en 60 o;

      2. ter plaatse van de aanduidingen specifieke bouwaanduiding - woning 3’ en specifieke bouwaanduiding - woning 4’: hoofddak 45 o, wolfseinden en schilden tussen 45 o en 60 o.



6.2.2. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;

  2. de voorgevels van aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen ten minste 3,00 m gesitueerd te worden achter de voorgevelrooilijn;

  3. per bouwperceel mag de oppervlakte van aan- en uitbouwen niet meer bedragen dan 50 m2;

  4. per bouwperceel mag de oppervlakte van bijgebouwen niet meer bedragen dan 150 m2;

  5. de afstand van een vrijstaand bijgebouw tot de achtergevel van het hoofdgebouw inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen dient ten minste 1,00 m te bedragen en mag niet meer bedragen dan 20,00 m;

  6. de afstand van een bijgebouw tot beide zijdelingse perceelsgrenzen dient ten minste 3,00 m te bedragen;

  7. de goothoogte van aan- en uitbouwen mag niet meer bedragen dan:

    1. ter plaatse van de aanduiding specifieke bouwaanduiding - woning 1’: 4,00 m;

    2. ter plaatse van de aanduidingen specifieke bouwaanduiding - woning 2’, specifieke bouwaanduiding - woning 3’ en specifieke bouwaanduiding - woning 4’: 3,00 m;

  1. de goothoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3,00 m;

  1. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen mag niet meer bedragen dan 6,00 m;

  2. de bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 6,50 m;

  1. voor de kapvorm en dakhelling van aan- en uitbouwen en bijgebouwen geldt:

    1. ter plaatse van de aanduidingen ‘specifieke bouwaanduiding - woning 1’ en ‘specifieke bouwaanduiding - woning 2’ en ‘specifieke bouwaanduiding - woning 4’: hetzij plat dak, hetzij tussen 45 o en 60 o;

    2. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - woning 3’: tussen 45 o en 60 o;



6.2.3. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden gebouwd binnen en buiten het bouwvlak;

  2. de bouw van zwembaden en overkappingen is niet toegestaan voor de voorgevelrooilijn.

  3. met betrekking tot overkappingen gelden de volgende bepalingen:

  1. de bebouwde oppervlakte aan overkappingen mag niet meer bedragen dan 30 m2;

  2. de bouwhoogte van een overkapping mag niet meer bedragen dan 3,00 m;

  1. de bouwhoogten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde in de vorm van toegangspoorten mag maximaal 3,00 m bedragen;

  2. de bouwhoogten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde in de vorm van vlaggenmasten mag maximaal 7,50 m bedragen;

  3. de bouwhoogten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde in de vorm van erfafscheidingen mag voor de voorgevelrooilijn maximaal 2,00 m bedragen en achter de voorgevelrooilijn maximaal 2,50 m;

  4. de bouwhoogten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde in de vorm van zwembaden mag maximaal 2,50 m bedragen;

  5. de bouwhoogten van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 2,50 m bedragen.



6.3. Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bebouwing indien dit noodzakelijk is:

  1. voor een verantwoorde en evenwichtige stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundig beeld;

  2. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  3. ter bevordering van de verkeers- en brandveiligheid en sociale veiligheid;



6.4. Specifieke gebruiksregels



6.4.1. Algemeen

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. als stand- of ligplaats voor kampeermiddelen;

  2. als opslag-, stort-, lig- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;

  3. voor het beproeven van voertuigen, voor het racen of crossen met motorvoertuigen of bromfietsen en voor het beoefenen van de modelvliegsport;

  4. het gebruik van gronden als paardenbak, rijbaan of anderszins voor het regelmatig berijden van paarden;

  5. het gebruik van gronden als tennisbaan buiten de bouwvlakken;

  6. het gebruik van gronden buiten de bouwvlakken:



6.4.2. Aan-huis-verbonden beroepen

Binnen de bestemming ‘Wonen’ is de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  1. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 50 m²;

  2. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;

  3. detailhandel is niet toegestaan;

  4. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.



6.5. Ontheffing van de gebruiksregels



6.5.1. Mantelzorg

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 1 teneinde afzonderlijke bewoning van een gedeelte van het hoofdgebouw of van een bijgebouw in het kader van mantelzorg toe te kunnen staan, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. een dergelijke bewoning is noodzakelijk vanuit het oogpunt van mantelzorg;

  2. op het perceel dient al een woning aanwezig te zijn;

  3. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;

  4. per woning mag maximaal één ontheffing ten behoeve van inwoning voor mantelzorg worden verleend;’

  5. inwoning dient in beginsel plaats te vinden bij, in of direct aansluitend aan de woning, waarbij de afhankelijke woonruimte een onderlinge verbinding met de woning dient te hebben, het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als afhankelijke woonruimte is uitsluitend toegestaan indien realisering van de inwoning in of aan het hoofdgebouw voor de inwoner of andere bewoner(s) onredelijk bezwarend is;

  6. indien de bij het verlenen van de ontheffing bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is, trekken burgemeester en wethouders de ontheffing in;

  7. maximaal 25% van hoofdgebouw en/of bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van de inwoning.

Artikel 7. Waterstaat - Waterkering



7.1. Bestemmingsomschrijving



De voor ‘Waterstaat – Waterkering’ aangewezen gronden zijn naast de overige daaraan gegeven bestemmingen primair bestemd voor de volgende doeleinden:

  1. voorzieningen voor de directe en indirecte kering van het water;

  2. aanleg, instandhouding en/of bescherming van de waterkering;

  3. verhardingen;

  4. groenvoorzieningen.



7.2. Bouwregels



7.2.1. Gebouwen

In afwijking van hetgeen elders in deze planregels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen gronden geen gebouwen worden gebouwd.



7.2.2. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, noodzakelijk voor het beheer en onderhoud van de waterkering mogen worden opgericht tot een maximale bouwhoogte van 3 m.



7.3. Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen:

van het bepaalde in in lid 7.2.1. voor het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot een hoogte van maximaal 3 m indien de beheerder van de waterkering schriftelijk heeft ingestemd omtrent het voorgenomen bouwwerk.



7.4. Aanlegvergunning



7.4.1. Aanlegvergunning

Het is verboden op de gronden met de bestemming ‘Waterstaat – Waterkering’ zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het aanleggen van wegen of paden en/of andere oppervlakteverhardingen;

  2. het uitvoeren van graafwerkzaamheden;

  3. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem;

  4. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;

  5. het ophogen, verlagen, afgraven of egaliseren van de bodem, of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte.



7.4.2. Uitzonderingen

Het in lid 7.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;

  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan.



7.4.3. Toelaatbaarheid

  1. De in lid 7.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de functie van de waterkering.

  2. Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in dit lid sub 7.4.1 winnen burgemeester en wethouders advies in bij de beheerder van de waterkering.


3. Algemene regels



Artikel 8. Anti Dubbeltelbepaling



Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9. Algemene gebruiksregels



9.1. Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik, als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval verstaan:

  1. gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;

  2. het gebruik van bijgebouwen bij een woning als zelfstandige woningen en als afhankelijke woonruimte.



9.2. Niet strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt niet begrepen het gebruik van woningen voor een ‘Bed en Breakfast’, mits voldaan wordt aan de volgende regels:

  1. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de hoofd bebouwing en de daaraan gebouwde bijgebouwen tot een maximum van 45 m²;

  2. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoef te veroorzaken.



Artikel 10. Algemene aanduidingsregels



vrijwaringszone - straalpad

Voor zover gebouwen en andere bouwwerken, die zijn toegestaan op grond van de Bestemmingsomschrijvingen behorende bij de betreffende bestemmingen, zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone – straalpad’, mag de bouwhoogte van de betreffende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- bouwhoogte’ is aangegeven.



Artikel 11. Algemene ontheffingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen:



  1. van deze regels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft;

  2. van deze regels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. de inhoud per gebouwtje niet meer dan 50 m3 mag bedragen;

  2. de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m mag bedragen;

  1. van deze regels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:

  1. ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot niet meer dan 40 m;

  2. ten behoeve van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot niet meer dan 50 m;

  3. ten behoeve van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot niet meer dan 10 m;

  1. van deze regels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van een overschrijding van deze maximaal toegestane bouwhoogte voor plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, met dien verstande dat:

    1. de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer mag bedragen dan 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak;

    2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1,26 maal de maximaal toegestane bouwhoogte van het betreffende gebouw;



een en ander met dien verstande dat ontheffingen kunnen worden verleend met inachtneming van de verordening van de waterbeheerder indien en voor zover van toepassing.

Artikel 12. Algemene procedureregels



12.1. Ontheffing Wro

Met betrekking tot de voorbereiding van ontheffing ingevolge artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening door Burgemeester en wethouders, geldt de volgende procedure:

  1. het voornemen wordt gepubliceerd in het plaatselijk huis-aan-huisblad;

  2. het voornemen ligt vervolgens twee weken ter inzage op het gemeentehuis;

  3. gedurende de periode van de ter-inzage-legging kunnen belanghebbenden schriftelijk hun zienswijze kenbaar maken aan het college van burgemeester en wethouders;

  4. na afloop van de termijn van de ter-inzage-legging beslissen burgemeester en wethouders omtrent ontheffing.

Artikel 13. Overige regels



13.1. Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;

  2. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;

  3. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;

  4. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;

  5. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden, en

  6. de ruimte tussen bouwwerken.



13.2. Verwijzing naar andere wettelijke regelingen

Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de ter-inzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan.



4. Overgangs- en slotregels



Artikel 14. Overgangsrecht



14.1. Overgangsrecht bouwwerken

a Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

1 gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

2 na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

b Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.

c Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.



14.2. Overgangsrecht gebruik

a Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van worden voortgezet.

b Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

c Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

d Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15. Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan landgoed ‘De Hooge Bank’.