De voor "Wonen"
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
woningen, met dien verstande dat het bestaande aantal woningen en het
bestaande woningtype gehandhaafd dient te blijven;
b.
ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel': tevens ondergeschikte
detailhandel;
c.
ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk': tevens maatschappelijke
voorzieningen en dienstverlening;
d.
ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': tevens zelfstandige kantoren;
e.
ter plaatse van de aanduiding 'garage': garageboxen;
f.
ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage': een bestaande ondergrondse
parkeergarage met daarbij behorende voorzieningen;
g. aan huis gebonden beroepen;
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken
geen gebouwen zijnde, tuinen en erven, leidingen, water, (overkluisde)
waterlopen, wateropvang- en infiltratievoorzieningen, parkeervoorzieningen,
paden en overige verhardingen, waarbij de keur van het Waterschap in acht wordt
genomen.
Voor de in artikel 16.1 fc79866a-9220-4562-8025-a94db0c2a968genoemde detailhandel
gelden de volgende nadere bepalingen:
a.
detailhandel is uitsluitend toegestaan op de begane grond, uitgezonderd
additionele voorzieningen zoals opslagruimten.
16.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van woningen
gelden de volgende bepalingen:
a.
woningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding
'bouwvlak', waarbij de voorgevel in een naar de weg gekeerde bouwgrens dient te
worden geplaatst;
b.
ter plaatse van de aanduiding onderdoorgang
dient de begane grond tot een hoogte van minimaal 3,5 mı
boven maaiveld onbebouwd te blijven;
c.
de bouwgrens mag niet worden overschreden, met uitzondering van één erker
per woning met een diepte van maximaal 1,5 mı mits de afstand van de erker tot
de voorste perceelsgrens minimaal 2 mı bedraagt;
d.
het aantal bouwlagen, de maximale goothoogte, maximale bouwhoogte, de
kapvorm en dakhelling als bestaand.
16.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Voor het bouwen van aan- en
uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen:
a.
aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zijn uitsluitend toegestaan
ter plaatse van de aanduidingen 'bouwvlak' dan wel 'bijgebouwen';
b.
de gezamenlijke oppervlakte - voor zover niet gelegen ter plaatse van de
aanduiding 'bouwvlak' - mag per woning in ieder geval maximaal
c.
aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen minimaal 3 mı achter
de voorgevellijn te worden gebouwd;
d.
aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen, behoudens een
afwijkende ligging ter plaatse van de aanduidingen 'bouwvlak' dan wel 'bijgebouwen',
in de zijdelingse perceelsgrens geplaatst te worden dan wel minimaal 1 mı
daaruit, met dien verstande dat:
1.
indien de gronden ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" dan
wel "bijgebouwen", direct
grenzen aan gronden in gebruik voor openbare verkeersdoeleinden of openbare
groenvoorziening;
2.
bij een vrijstaande woning tussen voorgevellijn en achtergevellijn voor
zover de afstand van het bouwvlak tot de zijdelingse perceelsgrens meer dan 4
mı bedraagt;
deze afstand minimaal 1 mı dient
te bedragen;
e.
de goothoogte mag maximaal 3 mı bedragen;
f.
de bouwhoogte mag maximaal 3 mı bedragen, vermeerderd met de afstand tot de
zijdelingse perceelsgrens tot een maximum van 6 mı.
16.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken,
geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a.
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 1 mı bedragen,
met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen maximaal
2 mı mag bedragen, mits de afstand tot de voorgevellijn minimaal 3 mı bedraagt;
b.
de bouwhoogte van vlaggenmasten mag maximaal 5 mı bedragen;
c.
de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal
3 mı bedragen.
16.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen
ontheffing verlenen van
Bij het nemen van een beslissing
omtrent ontheffing als bedoeld in dit lid nemen burgemeester en wethouders de
procedure genoemd in artikel 25 van dit plan in acht.
16.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik als
bedoeld in artikel 21 van dit plan wordt ten minste
verstaan het gebruik van bouwwerken voor:
a.
de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten, zoals opgenomen in de Staat
van Bedrijfsactiviteiten;
b. horeca;
c.
permanente of tijdelijke bewoning in bijgebouwen;
d.
aan huis gebonden beroepen, in het geval dat;
1.
de oppervlakte voor de beroepsuitoefening per woning meer bedraagt dan 30%
van de begane grondoppervlakte van de woning en de daarbij behorende
bijgebouwen dan wel in ieder geval meer bedraagt dan
2.
door de beroepsuitoefening onevenredige overlast of hinder voor de
woonomgeving ontstaat;
3.
detailhandel plaatsvindt, niet zijnde detailhandel als ondergeschikte
nevenactiviteit in direct verband met de betreffende beroepsuitoefening;
4.
de beroepsuitoefening nadelige invloed heeft op de afwikkeling van het
verkeer en/of een onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt.
16.5 Ontheffing van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen
ontheffing verlenen van
a.
het bepaalde in artikel 16.4 voor de uitoefening van een aan
huis gebonden bedrijf, mits:
1.
de woning als zodanig blijft functioneren, waarbij in ieder geval de
bedrijfsvloeroppervlakte (b.v.o.) per woning maximaal 30 % van de begane
grondoppervlakte en de bij de woning behorende bijgebouwen mag bedragen, met
dien verstande dat het b.v.o. in ieder geval maximaal
2.
het betreft een bedrijf in de milieucategorieën 1 of 2, zoals opgenomen in
de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
3.
door de bedrijfsuitoefening geen onevenredige overlast of hinder voor de
woonomgeving ontstaat;
4.
er geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd detailhandel als
ondergeschikte nevenactiviteit in direct verband met de betreffende
beroepsuitoefening;
5.
de bedrijfsuitoefening geen nadelige invloed heeft op de afwikkeling van
het verkeer en/of een onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt.
Bij het nemen van een beslissing
omtrent ontheffing als bedoeld in dit lid nemen burgemeester en wethouders de
procedure genoemd in artikel 25 van dit plan in acht.