Gemeente:
Helmond
Plannaam:
Schooten
Status:
Vastgesteld
IDN naam:
NL.IMRO.0794.1700BP100332-2000

Artikel 8 Maatschappelijk

 

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

maatschappelijke voorzieningen;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen en erven, waterpartijen, parkeervoorzieningen, paden en overige verhardingen.

 

8.2 Bouwregels

 

8.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';

  2. de bouwhoogte bedraagt maximaal de ter plaatse aangegeven "bouwhoogte";

  3. het bebouwingspercentage bedraagt maximaal het ter plaatse aangegeven "bebouwingspercentage";

  4. kelders zijn uitsluitend toegestaan onder een gebouw en met een maximale bouwdiepte van 3 m¹ en met een maximale oppervlakte van 20 % van de oppervlakte van het gebouw.

 

 

8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m¹ bedragen;

  2. de bouwhoogte van licht- en andere masten mag maximaal 6 m¹ bedragen;

  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 2 m¹ bedragen.

 

 

8.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor:

  1. de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten;

  2. detailhandel of groothandel;

  3. horeca, behoudens de beperkte verkoop van ter plaatse te nuttigen voedsel en/of dranken in het kader van en ondergeschikt aan het functioneren van de betreffende maatschappelijke voorziening.

 

8.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8.3 onder a voor het toestaan van een kinderdagverblijf of buitenschoolse opvang mits:

  1. door de bedrijfsuitoefening geen onevenredige overlast of hinder voor de woonomgeving ontstaat en;

  2. de bedrijfsuitoefening geen nadelige invloed heeft op de afwikkeling van het verkeer en/of een onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt en;

  3. stedenbouwkundig aanvaardbaar is.