R. van Laarhoven

Advies op maat

Ruimtelijke Ordening

en bouwontwikkeling

 

Adviesbureau De Meierij

Beschrijving: Beschrijving: R:\ADM-Adviesbureau de Meijerij\32ADM0001-Helvoirtsestraat 1 te Helvoirt\NL.IMRO.0788.BP1201BGHVTSTRP104-OH01\Doc\partieel plan Helvoirtsestraat 1, regels vastgesteld_image002.gifBeschrijving: Beschrijving: R:\ADM-Adviesbureau de Meijerij\32ADM0001-Helvoirtsestraat 1 te Helvoirt\NL.IMRO.0788.BP1201BGHVTSTRP104-OH01\Doc\partieel plan Helvoirtsestraat 1, regels vastgesteld_image003.gif           

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Gemeente Haaren

 

 

 

Partieel bestemmingsplan Buitengebied

Helvoirtsestraat 1 te Helvoirt

 

 

 

 

 

 

 

 

Initiatiefnemer: de heer A.C.M. Verhulst, Helvoirtsestraat 1, 5168 BA  Helvoirt

 

Baarle-Nassau

28 februari 2012

 

 

 

 

R. van Laarhoven, Postbus 139, 5110 AC  Baarle-Nassau

Tel. 013-5077742. Mob. 06-20475649. E-mail: laarhoven60@hetnet.nl

Rabobank  rek.nr. 1285.51.798. Kamer van Koophandel Tilburg, nr.18085626

Algemene voorwaarden gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel

Midden-Brabant te Tilburg onder nr. 18085626

 

 

Regels

 

 

 

 

 

 

Titel                                                              Partieel bestemmingsplan Buitengebied

                                                                       Helvoirtsestraat 1 te Helvoirt

 

Status                                                           Vastgesteld bestemmingsplan

                                                                       d.d. 16 februari 2012

 

 

Auteur                                                          M.R.M. van Laarhoven

 

 

E-mail adres                                                laarhoven60@hetnet.nl

 

 

Contact                                                         Postbus 139 

                                                                       5110 AC Baarle Nassau

                                                                      

                                                                       Mobiel: 06 2047 5649

 

 

 

 

Inhoudsopgave                                                                                          Pagina

 

 

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels                                                               4

 

 

Artikel 1 Begrippen                                                                                   4

 

Artikel 2 Wijze van meten                                                                      8

 

 

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels                                                          9

 

 

Artikel 3 Bedrijf                                                                                        9

 

Artikel 4 Wonen                                                                                       12

 

 

Hoofdstuk 3 Dubbelbestemmingen                                                      15

 

 

Artikel 5 Waarde – Archeologie 2                                                         15

 

Artikel 6 Waterstaat Natte natuurparel bufferzone                          17

 

 

Hoofdstuk 4 Algemene regels                                                                18

 

 

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel                                                                 18

 

Artikel 8 Algemene bouwregels                                                            18

 

Artikel 9 Algemene gebruiksregels                                                       18

 

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels                                                  19

 

Artikel 11 Algemene wijzigingsregels                                                   20

 

Artikel 12 Algemene procedureregels                                                   20

 

 

Hoofdstuk 5 Overgangs- en slotregels                                                  21

 

 

Artikel 13 Overgangsrecht                                                                      21

 

Artikel 14 Slotregel                                                                                   21

 

 

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

 

Artikel 1 Begrippen

 

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Partieel bestemmingsplan Buitengebied Helvoirtsestraat 1 Helvoirt';

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0788.BP1201BGHVTSTRP104-OH01 met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 aan- of uitbouw

een gebouw dat aan een woning is aangebouwd en daarmee in directe verbinding

staat; welk gebouw onderscheiden kan worden van de woning en

daaraan in architectonisch opzicht ondergeschikt is;

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid,

waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik

en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 aan-huis-verbonden bedrijf

een bedrijf of het bedrijfsmatig uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid

gericht op consumentenverzorging, geheel of gedeeltelijk door middel van

handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende

gebouwen, met behoud van woonfunctie, kan worden uitgeoefend;

1.7 aan-huis-verbonden beroep

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch,

medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee

gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en

daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden

uitgeoefend;

1.8 achtergevel

een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw die parallel of nagenoeg parallel loopt aan de voorgevel;

1.9 achtergevelrooilijn

de achterste grens van een bouwvlak, gezien vanaf de weg waarop het hoofdgebouw is

georiënteerd. Indien er geen sprake is van een achterste grens van een bouwvlak dan

wel geen bouwvlak is aangegeven: de denkbeeldige lijn die wordt getrokken langs de

achtergevel van het hoofdgebouw –zonder aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen– alsmede het verlengde daarvan;

1.10 afhankelijke woonruimte

een bijgebouw bij een woning, die qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met die

woning en waar een gedeelte van de huishouden, zoals gehuisvest in die woning, uit

een oogpunt van mantelzorg is ondergebracht;

1.11 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouw zijnde;

1.12 bedrijfsgebouw

een niet voor bewoning bestemd gebouw ten dienste van een bedrijf, instelling

of voorziening;

1.13 bedrijfswoning of dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein, die hoort bij en functioneel

gebonden is aan een bedrijf, instelling of voorziening in dat gebouw

of op dat terrein;

1.14 bestaande bouwwerk, oppervlakte, goothoogte, bouwhoogte, plaats,

inhoud, afstand, object

bouwwerk, oppervlakte, goothoogte, bouwhoogte, plaats, inhoud, afstand,

object, zoals dat of die rechtens bestaat of mag bestaan op het tijdstip van

terinzagelegging van het ontwerp van het plan;

1.15 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.16 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.17 bijgebouw

een bij een woning behorend gebouw, zoals een garage, berging, carport of

hobbyruimte, dat niet in directe verbinding staat met de woning en dat indien

het vrijstaat van de woning, niet voor bewoning is bestemd en geen kelder

mag bevatten;

1.18 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke

hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd; zulks met inbegrip van de begane

grond en met uitsluiting van kelder (ruimte onder peil) en zolder (ruimten onder de kap) voor zover deze zonder ingrijpende voorzieningen geschikt kan worden gemaakt voor woonfuncties en daarmee gelijke gebruiksmogelijkheden biedt als de daaronder gelegen bouwlagen;

1.19 bouwmassa

een verzameling gebouwen bestaande uit een vrijstaand hoofdgebouw, dan wel twee of meer aaneengebouwde hoofdgebouwen inclusief aan- en uitbouwen;

1.20 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.21 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen

en het vergoten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten

vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.22 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.23 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachten het plan een zelfstandige,

bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.24 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge

de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen

zijnde zijn toegelaten;

1.25 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal,

die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of

indirect steun vindt in of op de grond;

1.26 brutovloeroppervlakte

de vloeroppervlakte van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een

gebouw;

1.27 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.28 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop,

het verkopen en leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending

overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.29 eerste bouwlaag

de bouwlaag op de begane grond;

1.30 erfbeplanting

beplanting rondom een gebouw en/of gebouwen;

1.31 functie

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan;

1.32 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk

met wanden omsloten ruimte vormt;

1.33 gevoelige functies

woningen, woonwagenstandplaatsen, andere geluidgevoelige gebouwen

zoals onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en verpleeghuizen, verzorgingstehuizen,

psychiatrische inrichtingen, medische centra, poliklinieken en medische

kleuterdagverblijven en geluidsgevoelige terreinen zoals terreinen die

horen bij andere gezondheidszorggebouwen dan algemene, categorale en

academische ziekenhuizen, voor zover deze bestemd zijn of worden gebruikt

voor de in die gebouwen verleende zorg;

1.34 hoofdgebouw

een gebouw, dat binnen een bouwperceel door constructie of afmetingen als

hét belangrijkste valt aan te merken;

1.35 huishouden

een persoon of groep personen die een huishouding voert waarbij sprake is van continuïteit in de samenstelling en voor zover het een groep personen betreft van onderlinge verbondenheid;

1.36 landschapselementen

ecologische en/of landschappelijke waardevolle elementen zoals bosjes,

houtwallen, poelen en moerasjes, in de regel kleiner dan 2 ha zonder een

agrarische productiefunctie;

1.37 langgevelboerderij

een boerderij die ontstaan is uit het type hallenhuis en behoort tot de hallenhuisgroep;

1.38 mantelzorg

het anders dan bedrijfsmatig bieden van zorg aan een of meer leden van

een huidhouding, die hulpbehoevend is of zijn op het fysieke, psychische

en/of sociale vlak;

1.39 nieuwbouw

bouw van nieuwe bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.40 onderbouw

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan

de bovenkant minder dan 1,2 m boven peil is gelegen;

1.41 ondergeschikte bouwdelen

ondergeschikte delen aan een gebouw zoals, trappen, bordessen, funderingen, kelderingangen, overstekende daken, goten, luifels, balkons, balkonhekken, schoorstenen, liftopbouwen en andere ondergeschikte (dak)opbouwen;

1.42 ondergeschikte functie

functie die in ruimtelijk opzicht ondergeschikt is aan de hoofdfunctie op een

bouwvlak;

1.43 onderkomen

een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaarof

voertuig, ark of caravan, voor zover dat of die niet als een bouwwerk is

aan te merken, alsook een tent;

1.44 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak;

1.45 peil

a voor een gebouw waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst:

de hoogte van die weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

b voor een bouwwerk ter plaatse van de bestemming 'Verkeer - Railverkeer'

: 'bovenkant spoorstaaf';

c in andere gevallen:

de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter hoogte

van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

1.46 perceelsgrens

de grens van een perceel;

1.47 ruimtelijke eenheid

complex van bij elkaar behorende bouwwerken;

1.48 ruimtelijke kwaliteit

de kwaliteit van de ruimte als bepaald door de gebruikswaarde, de belevingswaarde en de toekomstwaarde van die ruimte;

1.49 stedenbouwkundig beeld

het door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa’s bepaalde beeld inclusief de ter plaatse door de infrastructuur, de begroeiing en andere door de mens

aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormde ruimte(n);

1.50 uitbouw

de vergroting van een bestaande ruimte in een hoofdgebouw, die qua afmetingen

en/of in visueel opzicht (onder meer wat betreft (goot)hoogte, dakhelling en/of dakvorm), ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.51 voorgevel

de naar de weg gekeerde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel

of, indien het een gebouw betreft met meerdere zodanige gevels, één

van die gevels;

1.52 voorgevellijn

de lijn waarin de voorgevel van het hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde

daarvan;

1.53 voorgevelrooilijn

de lijn die horizontaal loopt door het buitenwerks vlak van de voorgevel, tot

aan de perceelsgrenzen;

1.54 woning

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet

meer dan één afzonderlijk huishouden;

1.55 zijstrook

de strook grond gelegen naast het hoofdgebouw, waarvan de breedte wordt bepaald

door de afstand tussen de zijdelingse perceelsgrens en de zijgevel van het hoofdgebouw over de volledige diepte van het bouwperceel, behorende bij het hoofdgebouw;

 

Artikel 2 Wijze van meten

 

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord,

of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels

(en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en

dakkapellen.

de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk,

geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen,

zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te

stellen bouwonderdelen.

de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren,

neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte

bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

de hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

de breedte, lengte of diepte van een gebouw:

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of het hart

van de scheidsmuren.

de afstanden:

afstanden tussen bouwwerken onderling, alsmede afstanden van bouwwerken

tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het

kleinst zijn.

 

 

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

 

Artikel 3 Bedrijf

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a bedrijven zoals aangegeven in de Tabel Bedrijven en maximaal behorend tot categorie 1 als aangegeven in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, als bijlage 3 behorende bij het bestemmingsplan “Buitengebied Haaren”;

b ondergeschikte detailhandel;

c tuinen, groen- en parkeervoorzieningen en bij een en ander behorende

   overige voorzieningen;

d aan-huis-verbonden beroepen;

e paden en wegen en parkeervoorzieningen;

f water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

g groenvoorzieningen.

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

a Binnen elk bestemmingsvlak mag de gezamenlijke oppervlakte van bedrijfsgebouwen, inclusief bedrijfswoning en exclusief bijgebouwen en

overkappingen, niet meer bedragen dan aangegeven in de Tabel Bedrijven.

b Per bestemmingsvlak is niet meer dan één bedrijfswoning toegestaan, of

in voorkomend geval niet meer dan het aangegeven aantal, tenzij aangegeven

is ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’.

c De inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m³ bedragen.

d De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m, tenzij anders is aangegeven

in de Tabel Bedrijven.

e De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m, tenzij anders aangegeven

in de Tabel Bedrijven.

 

3.2.2 Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

a De gezamenlijke oppervlakte van bij eenzelfde bedrijfswoning behorende

bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 100 m² bedragen.

b De goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen.

c De bouwhoogte mag niet meer dan 5,5 m bedragen.

 

3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende

bepalingen:

a De bouwhoogte van palen, masten en technische installaties mag niet

meer bedragen dan 10 m.

b De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen

dan 2,25 m, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen

vóór de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1 m.

c De bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer bedragen dan

5 m.

 

3.3 Afwijken van de bouwregels

 

3.3.1 Afwijken oppervlakte bedrijfsgebouwen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het

bepaalde in lid 3.2.1 ten behoeve van het binnen eenzelfde bestemmingsvlak

bouwen van bedrijfsgebouwen, met inachtneming van de volgende regels:

a Het afwijken is niet toegestaan indien dit is aangegeven in de Tabel Bedrijven.

b Het afwijken is mogelijk met dien verstande dat de oppervlakte van de bestaande

bedrijfsgebouwen kan worden uitgebreid met 15%.

c Indien sprake is van een agrarisch technisch hulpbedrijf of een agrarisch

verwant bedrijf , is het afwijken mogelijk met dien verstande dat de oppervlakte

van de bestaande bedrijfsgebouwen kan worden uitgebreid met 25%.

d Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.

e Er mag geen aantasting van de omliggende landschaps- en natuurwaarden

plaatsvinden.

 

3.4 Specifieke gebruiksregels

 

3.4.1 Verboden gebruik

Als verboden gebruik in de zin van artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval

aangemerkt het gebruik van gronden voor een ander soort bedrijf dan ter

plaatse aangegeven in de Tabel Bedrijven.

 

3.4.2 Omvang aan huis verbonden beroep

Binnen de bestemming ‘Bedrijf’ is de uitoefening van aan-huis-verbonden

beroepen toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, met

inachtneming van de volgende regels:

a De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de

gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van

30 m².

b In afwijking van het bepaalde onder a is ter plaatse van de aanduiding

‘cultuurhistorisch waardevol’ of ter plaatse van een langgevelboerderij

maximaal 30% van de gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing toegestaan.

c Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling

van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte

veroorzaken.

d Detailhandel is niet toegestaan.

e De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

 

3.5 Afwijken gebruiksregels

 

3.5.1 Afwijken ander soort bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen, behoudens voor zover het betreft de in de

Tabel Bedrijven aangegeven agrarisch technische hulpbedrijven of agrarisch

verwante bedrijven, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid

3.4.1 ten behoeve van de omschakeling naar een ander soort bedrijf, met

inachtneming van de volgende regels:

a De voorgenomen bedrijfsactiviteiten dienen milieuhygiënisch inpasbaar te

zijn en behoren volgens de Staat van Bedrijfsactiviteiten, als bijlage 3 behorende bij het bestemmingsplan “Buitengebied Haaren” tot de milieucategorie 1 of 2.

B Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.

c Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling

van het verkeer en mag geen onevenredige toename van het verkeer

veroorzaken.

 

3.6 Wijzigingsbevoegdheden

 

3.6.1 Wijziging naar ‘wonen’ na bedrijfsbeëindiging

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in

de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige bedrijfswoning betreft

en met inachtneming van de volgende regels:

a Alle gebouwen dienen te worden gesloopt, uitgezonderd:

1 bestaande woningen;

2 bestaande gebouwen die als bijgebouw worden aangemerkt, met bij

elke woning een oppervlakte van ten hoogste 100 m² vermeerderd

met 25% van de te slopen bebouwing tot een maximum van 200 m²;

3 bestaande gebouwen met de aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’.

b Het bestemmingsvlak mag na wijziging niet meer bedragen dan

1.500 m².

c Elke wijziging dient in elk geval alle woonruimten binnen het betreffende

bouwvlak te omvatten.

d De agrarische gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing

mogen door de wijziging niet onevenredig worden aangetast.

e Het aantal woningen binnen elk voormalig bouwvlak mag niet worden

vergroot.

f Per 500 m2 sloop mag de inhoud van de woning als bedoeld onder b

worden vergroot met 50 m3 tot een maximum omvang van 850 m³, mits

voldaan wordt aan het Rapport Akoestisch onderzoek d.d. mei 2009.

 

 

Tabel Bedrijven.

 

 

Code

Adres

Plaats

Nadere bestemming

Toegestaan oppervlakte bedrijfsgebouwen (incl. bedrijfswoning

Geen uitbreiding toegestaan

Sb-09

Helvoirtsestraat 1

Helvoirt

opslagbedrijf

470 m²

 

 

 

Artikel 4 Wonen

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a wonen;

b tuinen en erven.

 

4.2 Bouwregels

 

4.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

a Er mag niet meer dan één woning worden gebouwd, tenzij anders is

aangegeven via de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’.

b Woningen mogen uitsluitend op de bestaande fundering worden gebouwd

met de voorgevels op niet minder dan de bestaande afstand tot

de weg.

c De inhoud van een woning mag niet meer dan 600 m³ bedragen.

d De goothoogte en bouwhoogte van woningen mogen ten hoogste 2 m

meer bedragen dan de bestaande goothoogte en bouwhoogte tot een

maximale goothoogte van 6 meter en tot een maximale bouwhoogte van

10 meter.

 

4.2.2 Bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende

bepalingen:

a Bijgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend worden gebouwd achter

het verlengde van de voorgevel van de betreffende woning.

b De gezamenlijke oppervlakte van bij eenzelfde woning behorende omgevingsvergunningplichtige bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan

100 m² bedragen.

c Van bijgebouwen en overkappingen mag de goothoogte niet meer dan 3

m bedragen en de bouwhoogte niet meer dan 5,5 m.

 

4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende

bepalingen:

a De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen

dan 2,50 m, met dien verstande dat de hoogte vóór de voorgevelrooilijn

niet meer mag bedragen dan 1 m.

b De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet

meer bedragen dan 5 m.

 

4.3 Afwijken bouwregels

 

4.3.1 Afwijken t.b.v. woningsplitsing langgevelboerderij

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het

bepaalde in lid 4.2.1 onder a voor het bouwen van één woning meer dan ingevolge die bepaling is toegestaan, binnen een langgevelboerderij , met inachtneming van de volgende regels;

a Het afwijken is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘veiligheidzone

– lpg’.

b Door het afwijken kan de instandhouding van de langgevelboerderij als zodanig worden gewaarborgd.

c De agrarische gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing

mogen door het afwijken niet onevenredig worden aangetast.

d Er dient sprake te zijn van een aanvaardbaar leefklimaat.

e Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

f Het afwijken is uitsluitend toegestaan wanneer voldaan is aan het Rapport

Akoestisch onderzoek d.d. mei 2009.

 

4.3.2 Afwijken vergroting langgevelboerderij en woning met cultuurhistorische waarde

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het

bepaalde in lid 4.2.1 onder c voor het vergroten van de inhoud van de woning

tot de totale inhoud van de betreffende langgevelboerderij of woning met de aanduiding ‘cultuurhistorische waarde’, met inachtneming van de volgende regels:

a Het afwijken is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘veiligheidzone

– lpg’.

b Door het afwijken kan de instandhouding van de langgevelboerderij dan wel de woning met de aanduiding ‘cultuurhistorische waarde’ als zodanig worden gewaarborgd.

c De agrarische gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing

mogen door het afwijken niet onevenredig worden aangetast.

d Er dient sprake te zijn van een aanvaardbaar leefklimaat.

e Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

f Het afwijken is uitsluitend toegestaan wanneer voldaan is aan het Rapport

Akoestisch onderzoek d.d. mei 2009.

 

4.3.3 Afwijken oppervlakte bijgebouwen en overkappingen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het

bepaalde in lid 4.2.2, onder b, ten behoeve van het bouwen van bijgebouwen en overkappingen tot een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 200 m², mits:

a van de gezamenlijke oppervlakte van de bij de betreffende woning behorende,

bestaande, niet voor bewoning bestemde gebouwen ten minste 25%, doch ten minste evenveel als de met ontheffing gevraagde oppervlakte wordt gesloopt.

 

4.3.4 Afwijken herbouw andere locatie

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het

bepaalde in 4.2.1 onder b voor herbouw op een andere locatie binnen het

bestemmingsvlak indien dit noodzakelijk is op basis van het Rapport Akoestisch

onderzoek d.d. mei 2009.

 

4.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende

regels:

a Het verstrekken van logies is niet toegestaan.

b De uitoefening van een aan-huis-verbonden bedrijf is niet toegestaan.

c De uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep is niet toegestaan.

 

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

 

4.5.1 Afwijken t.b.v. aan-huis-verbonden bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van aan huis verbonden bedrijven met inachtneming van de volgende regels:

a De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de

gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van

60 m².

b In afwijking van het bepaalde onder a is ter plaatse van de aanduiding

‘cultuurhistorische waarden’ of ter plaatse van een langgevelboerderij

maximaal 40% van de gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing toegestaan.

c Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling

van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte

veroorzaken.

d Detailhandel is niet toegestaan.

e De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving

waarbij geldt dat deze past in milieucategorie 1 en 2 van de Staat van

bedrijfsactiviteiten.

f De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

 

4.5.2 Afwijken t.b.v. aan-huis-verbonden beroep

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van aan-huis-verbonden beroep met inachtneming van de volgende regels:

a De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de

gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van

30 m².

b In afwijking van het bepaalde onder a is ter plaatse van de aanduiding

‘cultuurhistorisch waardevol’ of ter plaatse van een langgevelboerderij

maximaal 30% van de gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing toegestaan.

c Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling

van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte

veroorzaken.

d Detailhandel is niet toegestaan.

e De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

 

 

Hoofdstuk 3 Dubbelbestemmingen

 

Artikel 5 Waarde – Archeologie 2

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde-Archeologie 2’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden van de gronden.

 

5.2 Bouwregels

a Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m², een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.

b Indien uit het in lid 5.2 onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische

waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende regels verbinden aan de omgevingsvergunning:

1 De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.

2 De verplichting tot het doen van opgravingen.

3 De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring,

te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

c Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.

d Het bepaalde onder a en b is niet van toepassing ter plaatse van het bouwvlak.

 

5.3 Omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden

 

5.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een

schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning)

de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

a Het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,50 m onder het maaiveld.

b Het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren

van waterlopen, sloten en greppels.

c Het aanleggen van leidingen dieper dan 0,50 m onder het maaiveld.

 

5.3.2 Uitzonderingen

Het in lid 5.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden

welke:

a Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen.

b Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning

reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden

van dit plan.

c Gelegen zijn binnen het bouwvlak.

 

5.3.3 Toelaatbaarheid

a De in lid 5.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

b Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

c Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.

 

5.4 Wijzigingsbevoegdheid

 

5.4.1. Wijziging dubbelbestemming Waarde – Archeologie 2

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door van een of meer bestemmingen de dubbelbestemming Waarde – Archeologie 2, geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien:

a Uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische

waarden aanwezig zijn.

b Het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.

 

Artikel 6 Waterstaat Natte natuurparel bufferzone

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waterstaat – Natte natuurparel bufferzone’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud, herstel en/of ontwikkeling van de hydrologische waarden van de bufferzone rondom de natte natuurparel.

 

6.2 Omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden

 

6.2.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

a Het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel wordt gewijzigd of het maaiveld zelf met meer dan 0,20 m wordt gewijzigd.

b Het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,50 m onder maaiveld.

c Het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels.

d De aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van een reeds bestaande drainage.

e Het verlagen van de waterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen.

f Het aanbrengen van niet-omkeerbare verhardingen en/of verharde oppervlakten

van meer dan 100 m² anders dan een bouwwerk.

 

6.2.2 Uitzonderingen

Het in lid 6.2.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden

welke:

a Binnen het bouwvlak plaatsvinden.

b Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte

betekenis zijn.

c Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

6.2.3 Toelaatbaarheid

De in lid 6.2.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de hydrologische waarden van de natte natuurparel.

Alvorens te beslissen over het verlenen van een vergunning winnen burgemeester en wethouders advies in bij de waterbeheerder.

 

 

Hoofdstuk 4 Algemene regels

 

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

 

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan

waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling

van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

Artikel 8 Algemene bouwregels

 

8.1 Bestaande afwijkende maatvoering

In die gevallen, dat de (goot)hoogte, de oppervlakte, de inhoud, een bebouwingspercentage en/of de afstand tot de weg of perceelsgrenzen, en andere

maten, voor in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die bestaande maatvoering in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.

 

8.2 Ondergronds bouwen

a Op plaatsen waar hoofd- en bijgebouwen zijn of gelijktijdig worden gebouwd mag eveneens ondergronds gebouwd worden, direct aansluitend mogen in- dan wel uitritten ten behoeve van de ondergrondse bouwwerken worden gebouwd.

b Binnen de bestemming 'Recreatie - recreatiewoning 1 is ondergronds bouwen niet toegestaan.

c De verticale diepte mag bij ondergronds bouwen niet meer bedragen dan 3,5 m.

d Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken op andere locaties dan onder het hoofdgebouw of bijgebouw mits hierdoor de in het gebied aanwezige waarden niet onevenredig worden aangepast.

 

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

 

9.1 Strijdig gebruik

 

Onder strijdig gebruik, als bedoeld in artikel 7.10 Wro, wordt in ieder geval

verstaan:

a Het gebruik van onbebouwde gronden als standplaats of ligplaats van

onderkomens.

b Als opslag- stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere

al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten.

c Verblijfsrecreatieve voorzieningen en voorzieningen voor tijdelijke huisvesting

van seizoenswerknemers voor permanente bewoning.

d Het bewonen van vrijstaande bijgebouwen.

 

9.2 Afwijken gebruiksregels

 

a Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.1 en toestaan dat een vrijstaand bijgebouw of bedrijfsgebouw wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte, mits:

1 Een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg.

2 De afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m².

3 Het bijgebouw of bedrijfsgebouw qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de betreffende (bedrijfs)woning. De afhankelijke woonruimte is gelegen op maximaal 10 meter afstand van het hoofdgebouw, met dien verstande dat indien de afhankelijke woonruimte binnen bestaande bebouwing kan worden gerealiseerd de afhankelijke woonruimte op maximaal 20 meter afstand van het hoofdgebouw gelegen mag zijn.

4 De afhankelijke woonruimte gelijkvloers wordt uitgevoerd. Het betreffende (deel) van het bijgebouw voldoet aan de eisen die voor woongebouwen gelden zoals het Bouwbesluit en de Bouwverordening.

5 Er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven.

6 De aanvraag geen betrekking heeft op een bedrijfswoning van een bedrijf met een milieucategorie 3 of hoger.

b Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken  van de deregels ten behoeve van het gebruik van ruimten binnen de woning en/of bijgebouwen bij de woning voor ‘bed and breakfast’ voorzieningen, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende regels:

1 Maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de gebouwen, tot een maximum van 60 m² voor ‘bed and breakfast’ wordt gebruikt.

2 Degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw zal uitvoeren dient tevens de bewoner van de woning te zijn.

3 De activiteiten dienen qua aard, milieubelasting, uitstraling en intensiteit te passen in de woonomgeving.

4 De activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken.

 

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

 

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in deze regels, ten behoeve van:

a het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen,

zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes, telefooncellen, bewaarplaatsen van huisvuilcontainers en transformatorhuisjes, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, waarvan de oppervlakte niet meer dan 30 m² en de bouwhoogte niet meer dan 4 m mag bedragen;

b indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van de ligging van bestemmings-

en bouwgrenzen en grenzen van aanduidingen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, of uit oogpunt van doelmatig gebruik van gronden en bebouwing, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen op de plankaart is aangegeven niet meer dan 2,5 m bedragen;

c voor afwijkingen van bepalingen, gesteld ten aanzien van maten en percentages,

mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages;

 

d het bouwen van kunstwerken, geen gebouw zijnde, en masten en bijbehorende

installaties voor telecommunicatie of sirenes, al of niet op of aan gebouwen of bouwwerken, geen gebouw zijnde, tot vanaf peil een bouwhoogte van 40 m, met inachtneming van de volgende regels:

1 de realisatie mag niet plaatsvinden binnen de GHS;

2 gebruik dient te worden gemaakt van bestaande masten voor telecommunicatie

of andere bestaande hoge objecten, zoals hoge gebouwen of lichtmasten, indien deze aanwezig zijn binnen een redelijke afstand van de gevraagde locatie;

3 er geen aantasting plaatsvindt van ter plaatse aanwezige waarden;

e tijdelijke huisvesting seizoenwerknemers van een agrarisch bedrijf, met inachtneming van de volgende bepalingen:

1 de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering dient te zijn aangetoond middels een AAB advies;

2 huisvesting mag uitsluitend plaatsvinden binnen het bouwvlak van het betreffende bedrijf, in daartoe verbouwde bedrijfsgebouwen, als logies binnen de bedrijfswoning of in woonunits of stacaravans;

3 de gezamenlijke brutovloeroppervlakte van ruimten voor tijdelijke huisvesting van seizoenswerknemers mag op het betreffende bedrijf niet meer dan 300 m² bedragen;

4 er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan;

5 huisvesting mag maximaal 6 maanden binnen een jaar plaatsvinden;

6 er dient een nachtregister te worden bijgehouden;

7 er mag geen hinder optreden voor aangrenzende (agrarische) bedrijven.

 

Artikel 11 Algemene wijzigingsregels

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met toepassing van Afdeling 3.4

van de Algemene wet bestuursrecht, de ligging van grenzen van bestemmings-

en bouwvlakken en aanduidingen te wijzigen, met inachtneming van de volgende regels:

a de bij wijziging betrokken grenzen mogen ten hoogste 5 m worden verschoven;

b de oppervlakte van de bij wijziging betrokken bestemmings- en bouwvlakken

en aanduidingen mag ten hoogste 5% worden verkleind of vergroot ten opzichte van de oppervlakte vóór wijziging;

c door een wijziging mogen de waarden die het plan beoogt te beschermen niet onevenredig worden aangetast

 

Artikel 12 Algemene procedureregels

 

Met betrekking tot de voorbereiding van de wijziging van het bestemmingsplan

en van het met een omgevingsvergunning afwijken van de regels is Afdeling

3.4 (Openbare voorbereidingsprocedure) van de Algemene wet bestuursrecht

van toepassing.

 

 

Hoofdstuk 5 Overgangs- en slotregels

 

Artikel 13 Overgangsrecht

 

13.1 Overgangsrecht bouwwerken

a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan

aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

1 gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

2 na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of

veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen

wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

 

b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10 %.

c. het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan

op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

13.2 Overgangsrecht gebruik

a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

 

b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan

strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang

wordt verkleind.

 

c. indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

 

d. het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was

met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

Artikel 14 Slotregel

 

Deze regels kunnen worden aangehaald als:

Regels van het ‘Partieel bestemmingsplan Buitengebied Helvoirtsestraat 1 Helvoirt’.