|
Gemeente Haaren
Partieel bestemmingsplan Buitengebied
Helvoirtsestraat 1 te Helvoirt
Initiatiefnemer: de heer A.C.M. Verhulst, Helvoirtsestraat 1, 5168 BA Helvoirt
Baarle-Nassau
28 februari 2012
R. van Laarhoven, Postbus 139, 5110 AC Baarle-Nassau
Tel.
013-5077742. Mob. 06-20475649. E-mail: laarhoven60@hetnet.nl
Rabobank rek.nr. 1285.51.798. Kamer van Koophandel Tilburg, nr.18085626
Algemene voorwaarden gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel
Midden-Brabant te Tilburg onder nr. 18085626
Regels
Titel Partieel bestemmingsplan Buitengebied
Helvoirtsestraat 1 te Helvoirt
Status Vastgesteld bestemmingsplan
d.d. 16 februari 2012
Auteur M.R.M. van Laarhoven
E-mail adres
laarhoven60@hetnet.nl
Contact Postbus 139
5110 AC Baarle Nassau
Mobiel: 06 2047 5649
Inhoudsopgave Pagina
Hoofdstuk 1 Inleidende regels 4
Artikel 1 Begrippen 4
Artikel 2 Wijze van meten 8
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels 9
Artikel 3 Bedrijf 9
Artikel 4 Wonen 12
Hoofdstuk 3 Dubbelbestemmingen 15
Artikel 5 Waarde – Archeologie 2 15
Artikel 6 Waterstaat Natte natuurparel bufferzone 17
Hoofdstuk 4 Algemene regels 18
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel 18
Artikel 8 Algemene bouwregels 18
Artikel 9 Algemene gebruiksregels 18
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels 19
Artikel 11 Algemene wijzigingsregels 20
Artikel 12 Algemene procedureregels 20
Hoofdstuk 5 Overgangs- en slotregels 21
Artikel 13 Overgangsrecht 21
Artikel 14 Slotregel 21
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
het bestemmingsplan 'Partieel bestemmingsplan Buitengebied Helvoirtsestraat 1 Helvoirt';
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0788.BP1201BGHVTSTRP104-OH01 met de bijbehorende regels en bijlagen;
1.3 aan- of uitbouw
een gebouw dat aan een woning is aangebouwd en daarmee in directe verbinding
staat; welk gebouw onderscheiden kan worden van de woning en
daaraan in architectonisch opzicht ondergeschikt is;
1.4 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid,
waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik
en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 aan-huis-verbonden bedrijf
een bedrijf of het bedrijfsmatig uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid
gericht op consumentenverzorging, geheel of gedeeltelijk door middel van
handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende
gebouwen, met behoud van woonfunctie, kan worden uitgeoefend;
1.7 aan-huis-verbonden beroep
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch,
medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee
gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en
daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden
uitgeoefend;
1.8 achtergevel
een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw die parallel of nagenoeg parallel loopt aan de voorgevel;
1.9 achtergevelrooilijn
de achterste grens van een bouwvlak, gezien vanaf de weg waarop het hoofdgebouw is
georiënteerd. Indien er geen sprake is van een achterste grens van een bouwvlak dan
wel geen bouwvlak is aangegeven: de denkbeeldige lijn die wordt getrokken langs de
achtergevel van het hoofdgebouw –zonder aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen– alsmede het verlengde daarvan;
1.10 afhankelijke woonruimte
een bijgebouw bij een woning, die qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met die
woning en waar een gedeelte van de huishouden, zoals gehuisvest in die woning, uit
een oogpunt van mantelzorg is ondergebracht;
1.11 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouw zijnde;
1.12 bedrijfsgebouw
een niet voor bewoning bestemd gebouw ten dienste van een bedrijf, instelling
of voorziening;
1.13 bedrijfswoning of dienstwoning
een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein, die hoort bij en functioneel
gebonden is aan een bedrijf, instelling of voorziening in dat gebouw
of op dat terrein;
1.14 bestaande bouwwerk, oppervlakte, goothoogte, bouwhoogte, plaats,
inhoud, afstand, object
bouwwerk, oppervlakte, goothoogte, bouwhoogte, plaats, inhoud, afstand,
object, zoals dat of die rechtens bestaat of mag bestaan op het tijdstip van
terinzagelegging van het ontwerp van het plan;
1.15 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.16 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.17 bijgebouw
een bij een woning behorend gebouw, zoals een garage, berging, carport of
hobbyruimte, dat niet in directe verbinding staat met de woning en dat indien
het vrijstaat van de woning, niet voor bewoning is bestemd en geen kelder
mag bevatten;
1.18 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke
hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd; zulks met inbegrip van de begane
grond en met uitsluiting van kelder (ruimte onder peil) en zolder (ruimten onder de kap) voor zover deze zonder ingrijpende voorzieningen geschikt kan worden gemaakt voor woonfuncties en daarmee gelijke gebruiksmogelijkheden biedt als de daaronder gelegen bouwlagen;
1.19 bouwmassa
een verzameling gebouwen bestaande uit een vrijstaand hoofdgebouw, dan wel twee of meer aaneengebouwde hoofdgebouwen inclusief aan- en uitbouwen;
1.20 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel;
1.21 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen
en het vergoten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten
vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.22 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.23 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachten het plan een zelfstandige,
bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.24 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge
de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen
zijnde zijn toegelaten;
1.25 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal,
die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of
indirect steun vindt in of op de grond;
1.26 brutovloeroppervlakte
de vloeroppervlakte van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een
gebouw;
1.27 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.28 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop,
het verkopen en leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending
overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.29 eerste bouwlaag
de bouwlaag op de begane grond;
1.30 erfbeplanting
beplanting rondom een gebouw en/of gebouwen;
1.31 functie
doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan;
1.32 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk
met wanden omsloten ruimte vormt;
1.33 gevoelige functies
woningen, woonwagenstandplaatsen, andere geluidgevoelige gebouwen
zoals onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en verpleeghuizen, verzorgingstehuizen,
psychiatrische inrichtingen, medische centra, poliklinieken en medische
kleuterdagverblijven en geluidsgevoelige terreinen zoals terreinen die
horen bij andere gezondheidszorggebouwen dan algemene, categorale en
academische ziekenhuizen, voor zover deze bestemd zijn of worden gebruikt
voor de in die gebouwen verleende zorg;
1.34 hoofdgebouw
een gebouw, dat binnen een bouwperceel door constructie of afmetingen als
hét belangrijkste valt aan te merken;
1.35 huishouden
een persoon of groep personen die een huishouding voert waarbij sprake is van continuïteit in de samenstelling en voor zover het een groep personen betreft van onderlinge verbondenheid;
1.36 landschapselementen
ecologische en/of landschappelijke waardevolle elementen zoals bosjes,
houtwallen, poelen en moerasjes, in de regel kleiner dan 2 ha zonder een
agrarische productiefunctie;
1.37 langgevelboerderij
een boerderij die ontstaan is uit het type hallenhuis en behoort tot de hallenhuisgroep;
1.38 mantelzorg
het anders dan bedrijfsmatig bieden van zorg aan een of meer leden van
een huidhouding, die hulpbehoevend is of zijn op het fysieke, psychische
en/of sociale vlak;
1.39 nieuwbouw
bouw van nieuwe bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.40 onderbouw
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan
de bovenkant minder dan 1,2 m boven peil is gelegen;
1.41 ondergeschikte bouwdelen
ondergeschikte delen aan een gebouw zoals, trappen, bordessen, funderingen, kelderingangen, overstekende daken, goten, luifels, balkons, balkonhekken, schoorstenen, liftopbouwen en andere ondergeschikte (dak)opbouwen;
1.42 ondergeschikte functie
functie die in ruimtelijk opzicht ondergeschikt is aan de hoofdfunctie op een
bouwvlak;
1.43 onderkomen
een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaarof
voertuig, ark of caravan, voor zover dat of die niet als een bouwwerk is
aan te merken, alsook een tent;
1.44 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak;
1.45 peil
a voor een gebouw waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst:
de hoogte van die weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
b voor een bouwwerk ter plaatse van de bestemming 'Verkeer - Railverkeer'
: 'bovenkant spoorstaaf';
c in andere gevallen:
de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter hoogte
van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
1.46 perceelsgrens
de grens van een perceel;
1.47 ruimtelijke eenheid
complex van bij elkaar behorende bouwwerken;
1.48 ruimtelijke kwaliteit
de kwaliteit van de ruimte als bepaald door de gebruikswaarde, de belevingswaarde en de toekomstwaarde van die ruimte;
1.49 stedenbouwkundig beeld
het door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa’s bepaalde beeld inclusief de ter plaatse door de infrastructuur, de begroeiing en andere door de mens
aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormde ruimte(n);
1.50 uitbouw
de vergroting van een bestaande ruimte in een hoofdgebouw, die qua afmetingen
en/of in visueel opzicht (onder meer wat betreft (goot)hoogte, dakhelling en/of dakvorm), ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.51 voorgevel
de naar de weg gekeerde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel
of, indien het een gebouw betreft met meerdere zodanige gevels, één
van die gevels;
1.52 voorgevellijn
de lijn waarin de voorgevel van het hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde
daarvan;
1.53 voorgevelrooilijn
de lijn die horizontaal loopt door het buitenwerks vlak van de voorgevel, tot
aan de perceelsgrenzen;
1.54 woning
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet
meer dan één afzonderlijk huishouden;
1.55 zijstrook
de strook grond gelegen naast het hoofdgebouw, waarvan de breedte wordt bepaald
door de afstand tussen de zijdelingse perceelsgrens en de zijgevel van het hoofdgebouw over de volledige diepte van het bouwperceel, behorende bij het hoofdgebouw;
Artikel 2 Wijze van meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord,
of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels
(en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en
dakkapellen.
de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk,
geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen,
zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te
stellen bouwonderdelen.
de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren,
neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte
bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
de hoogte van een windturbine
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
de breedte, lengte of diepte van een gebouw:
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of het hart
van de scheidsmuren.
de afstanden:
afstanden tussen bouwwerken onderling, alsmede afstanden van bouwwerken
tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het
kleinst zijn.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a bedrijven zoals aangegeven in de Tabel Bedrijven en maximaal behorend tot categorie 1 als aangegeven in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, als bijlage 3 behorende bij het bestemmingsplan “Buitengebied Haaren”;
b ondergeschikte detailhandel;
c tuinen, groen- en parkeervoorzieningen en bij een en ander behorende
overige voorzieningen;
d aan-huis-verbonden beroepen;
e paden en wegen en parkeervoorzieningen;
f water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
g groenvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a Binnen elk bestemmingsvlak mag de gezamenlijke oppervlakte van bedrijfsgebouwen, inclusief bedrijfswoning en exclusief bijgebouwen en
overkappingen, niet meer bedragen dan aangegeven in de Tabel Bedrijven.
b Per bestemmingsvlak is niet meer dan één bedrijfswoning toegestaan, of
in voorkomend geval niet meer dan het aangegeven aantal, tenzij aangegeven
is ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’.
c De inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m³ bedragen.
d De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m, tenzij anders is aangegeven
in de Tabel Bedrijven.
e De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m, tenzij anders aangegeven
in de Tabel Bedrijven.
3.2.2 Bijgebouwen
Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:
a De gezamenlijke oppervlakte van bij eenzelfde bedrijfswoning behorende
bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 100 m² bedragen.
b De goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen.
c De bouwhoogte mag niet meer dan 5,5 m bedragen.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende
bepalingen:
a De bouwhoogte van palen, masten en technische installaties mag niet
meer bedragen dan 10 m.
b De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen
dan 2,25 m, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen
vóór de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1 m.
c De bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer bedragen dan
5 m.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Afwijken oppervlakte bedrijfsgebouwen
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het
bepaalde in lid 3.2.1 ten behoeve van het binnen eenzelfde bestemmingsvlak
bouwen van bedrijfsgebouwen, met inachtneming van de volgende regels:
a Het afwijken is niet toegestaan indien dit is aangegeven in de Tabel Bedrijven.
b Het afwijken is mogelijk met dien verstande dat de oppervlakte van de bestaande
bedrijfsgebouwen kan worden uitgebreid met 15%.
c Indien sprake is van een agrarisch technisch hulpbedrijf of een agrarisch
verwant bedrijf , is het afwijken mogelijk met dien verstande dat de oppervlakte
van de bestaande bedrijfsgebouwen kan worden uitgebreid met 25%.
d Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.
e Er mag geen aantasting van de omliggende landschaps- en natuurwaarden
plaatsvinden.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Verboden gebruik
Als verboden gebruik in de zin van artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval
aangemerkt het gebruik van gronden voor een ander soort bedrijf dan ter
plaatse aangegeven in de Tabel Bedrijven.
3.4.2 Omvang aan huis verbonden beroep
Binnen de bestemming ‘Bedrijf’ is de uitoefening van aan-huis-verbonden
beroepen toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, met
inachtneming van de volgende regels:
a De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de
gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van
30 m².
b In afwijking van het bepaalde onder a is ter plaatse van de aanduiding
‘cultuurhistorisch waardevol’ of ter plaatse van een langgevelboerderij
maximaal 30% van de gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing toegestaan.
c Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling
van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte
veroorzaken.
d Detailhandel is niet toegestaan.
e De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
3.5 Afwijken gebruiksregels
3.5.1 Afwijken ander soort bedrijf
Burgemeester en wethouders kunnen, behoudens voor zover het betreft de in de
Tabel Bedrijven aangegeven agrarisch technische hulpbedrijven of agrarisch
verwante bedrijven, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid
3.4.1 ten behoeve van de omschakeling naar een ander soort bedrijf, met
inachtneming van de volgende regels:
a De voorgenomen bedrijfsactiviteiten dienen milieuhygiënisch inpasbaar te
zijn en behoren volgens de Staat van Bedrijfsactiviteiten, als bijlage 3 behorende bij het bestemmingsplan “Buitengebied Haaren” tot de milieucategorie 1 of 2.
B Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.
c Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling
van het verkeer en mag geen onevenredige toename van het verkeer
veroorzaken.
3.6 Wijzigingsbevoegdheden
3.6.1 Wijziging naar ‘wonen’ na bedrijfsbeëindiging
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in
de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige bedrijfswoning betreft
en met inachtneming van de volgende regels:
a Alle gebouwen dienen te worden gesloopt, uitgezonderd:
1 bestaande woningen;
2 bestaande gebouwen die als bijgebouw worden aangemerkt, met bij
elke woning een oppervlakte van ten hoogste 100 m² vermeerderd
met 25% van de te slopen bebouwing tot een maximum van 200 m²;
3 bestaande gebouwen met de aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’.
b Het bestemmingsvlak mag na wijziging niet meer bedragen dan
1.500 m².
c Elke wijziging dient in elk geval alle woonruimten binnen het betreffende
bouwvlak te omvatten.
d De agrarische gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing
mogen door de wijziging niet onevenredig worden aangetast.
e Het aantal woningen binnen elk voormalig bouwvlak mag niet worden
vergroot.
f Per 500 m2 sloop mag de inhoud van de woning als bedoeld onder b
worden vergroot met 50 m3 tot een maximum omvang van 850 m³, mits
voldaan wordt aan het Rapport Akoestisch onderzoek d.d. mei 2009.
Tabel Bedrijven.
Code |
Adres |
Plaats |
Nadere bestemming |
Toegestaan oppervlakte bedrijfsgebouwen (incl. bedrijfswoning |
Geen uitbreiding toegestaan |
Sb-09 |
Helvoirtsestraat 1 |
Helvoirt |
opslagbedrijf |
470 m² |
|
Artikel 4 Wonen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a wonen;
b tuinen en erven.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
a Er mag niet meer dan één woning worden gebouwd, tenzij anders is
aangegeven via de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’.
b Woningen mogen uitsluitend op de bestaande fundering worden gebouwd
met de voorgevels op niet minder dan de bestaande afstand tot
de weg.
c De inhoud van een woning mag niet meer dan 600 m³ bedragen.
d De goothoogte en bouwhoogte van woningen mogen ten hoogste 2 m
meer bedragen dan de bestaande goothoogte en bouwhoogte tot een
maximale goothoogte van 6 meter en tot een maximale bouwhoogte van
10 meter.
4.2.2 Bijgebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende
bepalingen:
a Bijgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend worden gebouwd achter
het verlengde van de voorgevel van de betreffende woning.
b De gezamenlijke oppervlakte van bij eenzelfde woning behorende omgevingsvergunningplichtige bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan
100 m² bedragen.
c Van bijgebouwen en overkappingen mag de goothoogte niet meer dan 3
m bedragen en de bouwhoogte niet meer dan 5,5 m.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende
bepalingen:
a De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen
dan 2,50 m, met dien verstande dat de hoogte vóór de voorgevelrooilijn
niet meer mag bedragen dan 1 m.
b De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet
meer bedragen dan 5 m.
4.3 Afwijken bouwregels
4.3.1 Afwijken t.b.v. woningsplitsing langgevelboerderij
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het
bepaalde in lid 4.2.1 onder a voor het bouwen van één woning meer dan ingevolge die bepaling is toegestaan, binnen een langgevelboerderij , met inachtneming van de volgende regels;
a Het afwijken is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘veiligheidzone
– lpg’.
b Door het afwijken kan de instandhouding van de langgevelboerderij als zodanig worden gewaarborgd.
c De agrarische gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing
mogen door het afwijken niet onevenredig worden aangetast.
d Er dient sprake te zijn van een aanvaardbaar leefklimaat.
e Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.
f Het afwijken is uitsluitend toegestaan wanneer voldaan is aan het Rapport
Akoestisch onderzoek d.d. mei 2009.
4.3.2 Afwijken vergroting langgevelboerderij en woning met cultuurhistorische waarde
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het
bepaalde in lid 4.2.1 onder c voor het vergroten van de inhoud van de woning
tot de totale inhoud van de betreffende langgevelboerderij of woning met de aanduiding ‘cultuurhistorische waarde’, met inachtneming van de volgende regels:
a Het afwijken is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘veiligheidzone
– lpg’.
b Door het afwijken kan de instandhouding van de langgevelboerderij dan wel de woning met de aanduiding ‘cultuurhistorische waarde’ als zodanig worden gewaarborgd.
c De agrarische gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing
mogen door het afwijken niet onevenredig worden aangetast.
d Er dient sprake te zijn van een aanvaardbaar leefklimaat.
e Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.
f Het afwijken is uitsluitend toegestaan wanneer voldaan is aan het Rapport
Akoestisch onderzoek d.d. mei 2009.
4.3.3 Afwijken oppervlakte bijgebouwen en overkappingen
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het
bepaalde in lid 4.2.2, onder b, ten behoeve van het bouwen van bijgebouwen en overkappingen tot een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 200 m², mits:
a van de gezamenlijke oppervlakte van de bij de betreffende woning behorende,
bestaande, niet voor bewoning bestemde gebouwen ten minste 25%, doch ten minste evenveel als de met ontheffing gevraagde oppervlakte wordt gesloopt.
4.3.4 Afwijken herbouw andere locatie
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het
bepaalde in 4.2.1 onder b voor herbouw op een andere locatie binnen het
bestemmingsvlak indien dit noodzakelijk is op basis van het Rapport Akoestisch
onderzoek d.d. mei 2009.
4.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende
regels:
a Het verstrekken van logies is niet toegestaan.
b De uitoefening van een aan-huis-verbonden bedrijf is niet toegestaan.
c De uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep is niet toegestaan.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Afwijken t.b.v. aan-huis-verbonden bedrijf
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van aan huis verbonden bedrijven met inachtneming van de volgende regels:
a De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de
gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van
60 m².
b In afwijking van het bepaalde onder a is ter plaatse van de aanduiding
‘cultuurhistorische waarden’ of ter plaatse van een langgevelboerderij
maximaal 40% van de gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing toegestaan.
c Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling
van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte
veroorzaken.
d Detailhandel is niet toegestaan.
e De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving
waarbij geldt dat deze past in milieucategorie 1 en 2 van de Staat van
bedrijfsactiviteiten.
f De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
4.5.2 Afwijken t.b.v. aan-huis-verbonden beroep
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van aan-huis-verbonden beroep met inachtneming van de volgende regels:
a De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de
gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van
30 m².
b In afwijking van het bepaalde onder a is ter plaatse van de aanduiding
‘cultuurhistorisch waardevol’ of ter plaatse van een langgevelboerderij
maximaal 30% van de gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing toegestaan.
c Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling
van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte
veroorzaken.
d Detailhandel is niet toegestaan.
e De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
Hoofdstuk 3 Dubbelbestemmingen
Artikel 5 Waarde – Archeologie 2
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde-Archeologie 2’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden van de gronden.
5.2 Bouwregels
a Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m², een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
b Indien uit het in lid 5.2 onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische
waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende regels verbinden aan de omgevingsvergunning:
1 De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.
2 De verplichting tot het doen van opgravingen.
3 De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring,
te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
c Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
d Het bepaalde onder a en b is niet van toepassing ter plaatse van het bouwvlak.
5.3 Omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden
5.3.1 Werken en werkzaamheden
Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een
schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning)
de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
a Het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,50 m onder het maaiveld.
b Het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren
van waterlopen, sloten en greppels.
c Het aanleggen van leidingen dieper dan 0,50 m onder het maaiveld.
5.3.2 Uitzonderingen
Het in lid 5.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden
welke:
a Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen.
b Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning
reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden
van dit plan.
c Gelegen zijn binnen het bouwvlak.
5.3.3 Toelaatbaarheid
a De in lid 5.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
b Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
c Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
5.4 Wijzigingsbevoegdheid
5.4.1. Wijziging dubbelbestemming Waarde – Archeologie 2
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door van een of meer bestemmingen de dubbelbestemming Waarde – Archeologie 2, geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien:
a Uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische
waarden aanwezig zijn.
b Het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
Artikel 6 Waterstaat Natte natuurparel bufferzone
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waterstaat – Natte natuurparel bufferzone’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud, herstel en/of ontwikkeling van de hydrologische waarden van de bufferzone rondom de natte natuurparel.
6.2 Omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden
6.2.1 Werken en werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
a Het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel wordt gewijzigd of het maaiveld zelf met meer dan 0,20 m wordt gewijzigd.
b Het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,50 m onder maaiveld.
c Het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels.
d De aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van een reeds bestaande drainage.
e Het verlagen van de waterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen.
f Het aanbrengen van niet-omkeerbare verhardingen en/of verharde oppervlakten
van meer dan 100 m² anders dan een bouwwerk.
6.2.2 Uitzonderingen
Het in lid 6.2.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden
welke:
a Binnen het bouwvlak plaatsvinden.
b Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte
betekenis zijn.
c Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
6.2.3 Toelaatbaarheid
De in lid 6.2.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de hydrologische waarden van de natte natuurparel.
Alvorens te beslissen over het verlenen van een vergunning winnen burgemeester en wethouders advies in bij de waterbeheerder.
Hoofdstuk 4 Algemene regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan
waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling
van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene bouwregels
8.1 Bestaande afwijkende maatvoering
In die gevallen, dat de (goot)hoogte, de oppervlakte, de inhoud, een bebouwingspercentage en/of de afstand tot de weg of perceelsgrenzen, en andere
maten, voor in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die bestaande maatvoering in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.
8.2 Ondergronds bouwen
a Op plaatsen waar hoofd- en bijgebouwen zijn of gelijktijdig worden gebouwd mag eveneens ondergronds gebouwd worden, direct aansluitend mogen in- dan wel uitritten ten behoeve van de ondergrondse bouwwerken worden gebouwd.
b Binnen de bestemming 'Recreatie - recreatiewoning 1 is ondergronds bouwen niet toegestaan.
c De verticale diepte mag bij ondergronds bouwen niet meer bedragen dan 3,5 m.
d Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken op andere locaties dan onder het hoofdgebouw of bijgebouw mits hierdoor de in het gebied aanwezige waarden niet onevenredig worden aangepast.
Artikel 9 Algemene gebruiksregels
9.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik, als bedoeld in artikel 7.10 Wro, wordt in ieder geval
verstaan:
a Het gebruik van onbebouwde gronden als standplaats of ligplaats van
onderkomens.
b Als opslag- stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere
al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten.
c Verblijfsrecreatieve voorzieningen en voorzieningen voor tijdelijke huisvesting
van seizoenswerknemers voor permanente bewoning.
d Het bewonen van vrijstaande bijgebouwen.
9.2 Afwijken gebruiksregels
a Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.1 en toestaan dat een vrijstaand bijgebouw of bedrijfsgebouw wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte, mits:
1 Een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg.
2 De afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m².
3 Het bijgebouw of bedrijfsgebouw qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de betreffende (bedrijfs)woning. De afhankelijke woonruimte is gelegen op maximaal 10 meter afstand van het hoofdgebouw, met dien verstande dat indien de afhankelijke woonruimte binnen bestaande bebouwing kan worden gerealiseerd de afhankelijke woonruimte op maximaal 20 meter afstand van het hoofdgebouw gelegen mag zijn.
4 De afhankelijke woonruimte gelijkvloers wordt uitgevoerd. Het betreffende (deel) van het bijgebouw voldoet aan de eisen die voor woongebouwen gelden zoals het Bouwbesluit en de Bouwverordening.
5 Er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven.
6 De aanvraag geen betrekking heeft op een bedrijfswoning van een bedrijf met een milieucategorie 3 of hoger.
b Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de deregels ten behoeve van het gebruik van ruimten binnen de woning en/of bijgebouwen bij de woning voor ‘bed and breakfast’ voorzieningen, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende regels:
1 Maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de gebouwen, tot een maximum van 60 m² voor ‘bed and breakfast’ wordt gebruikt.
2 Degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw zal uitvoeren dient tevens de bewoner van de woning te zijn.
3 De activiteiten dienen qua aard, milieubelasting, uitstraling en intensiteit te passen in de woonomgeving.
4 De activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken.
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in deze regels, ten behoeve van:
a het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen,
zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes, telefooncellen, bewaarplaatsen van huisvuilcontainers en transformatorhuisjes, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, waarvan de oppervlakte niet meer dan 30 m² en de bouwhoogte niet meer dan 4 m mag bedragen;
b indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van de ligging van bestemmings-
en bouwgrenzen en grenzen van aanduidingen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, of uit oogpunt van doelmatig gebruik van gronden en bebouwing, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen op de plankaart is aangegeven niet meer dan 2,5 m bedragen;
c voor afwijkingen van bepalingen, gesteld ten aanzien van maten en percentages,
mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages;
d het bouwen van kunstwerken, geen gebouw zijnde, en masten en bijbehorende
installaties voor telecommunicatie of sirenes, al of niet op of aan gebouwen of bouwwerken, geen gebouw zijnde, tot vanaf peil een bouwhoogte van 40 m, met inachtneming van de volgende regels:
1 de realisatie mag niet plaatsvinden binnen de GHS;
2 gebruik dient te worden gemaakt van bestaande masten voor telecommunicatie
of andere bestaande hoge objecten, zoals hoge gebouwen of lichtmasten, indien deze aanwezig zijn binnen een redelijke afstand van de gevraagde locatie;
3 er geen aantasting plaatsvindt van ter plaatse aanwezige waarden;
e tijdelijke huisvesting seizoenwerknemers van een agrarisch bedrijf, met inachtneming van de volgende bepalingen:
1 de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering dient te zijn aangetoond middels een AAB advies;
2 huisvesting mag uitsluitend plaatsvinden binnen het bouwvlak van het betreffende bedrijf, in daartoe verbouwde bedrijfsgebouwen, als logies binnen de bedrijfswoning of in woonunits of stacaravans;
3 de gezamenlijke brutovloeroppervlakte van ruimten voor tijdelijke huisvesting van seizoenswerknemers mag op het betreffende bedrijf niet meer dan 300 m² bedragen;
4 er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan;
5 huisvesting mag maximaal 6 maanden binnen een jaar plaatsvinden;
6 er dient een nachtregister te worden bijgehouden;
7 er mag geen hinder optreden voor aangrenzende (agrarische) bedrijven.
Artikel 11 Algemene wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met toepassing van Afdeling 3.4
van de Algemene wet bestuursrecht, de ligging van grenzen van bestemmings-
en bouwvlakken en aanduidingen te wijzigen, met inachtneming van de volgende regels:
a de bij wijziging betrokken grenzen mogen ten hoogste 5 m worden verschoven;
b de oppervlakte van de bij wijziging betrokken bestemmings- en bouwvlakken
en aanduidingen mag ten hoogste 5% worden verkleind of vergroot ten opzichte van de oppervlakte vóór wijziging;
c door een wijziging mogen de waarden die het plan beoogt te beschermen niet onevenredig worden aangetast
Artikel 12 Algemene procedureregels
Met betrekking tot de voorbereiding van de wijziging van het bestemmingsplan
en van het met een omgevingsvergunning afwijken van de regels is Afdeling
3.4 (Openbare voorbereidingsprocedure) van de Algemene wet bestuursrecht
van toepassing.
Hoofdstuk 5 Overgangs- en slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
13.1 Overgangsrecht bouwwerken
a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan
aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
1 gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
2 na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of
veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen
wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10 %.
c. het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan
op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan
strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang
wordt verkleind.
c. indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
d. het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was
met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 14 Slotregel
Deze regels kunnen worden aangehaald als:
Regels
van het ‘Partieel bestemmingsplan Buitengebied Helvoirtsestraat
1 Helvoirt’.