Artikel 7
Agrarisch met waarden -
landschaps- en natuurwaarden 2
De voor 'Agrarisch met Waarden – Landschaps- en Natuurwaarden
2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a grondgebonden
agrarische bedrijven;
b en tevens voor:
1 ter plaatse van de
aanduiding ‘intensieve veehouderij’: een intensieve veehouderij;
2 ter plaatse van de
aanduiding ‘paardenhouderij’: een paardenhouderijbedrijf;
c
bestaande
nevenactiviteiten conform de lijst ‘Bestaande nevenactiviteiten’ in bijlage 1;
d
behoud
en herstel van de aangeduide cultuurhistorische waarden;
e
behoud,
herstel en ontwikkeling van de landschapswaarden in het algemeen en in het
bijzonder voor:
-
aardkundig
waardevolle gebieden, ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van
agrarisch met waarden – aardkundig waardevol gebied´;
-
cultuurhistorisch
waardevolle gebieden ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van
agrarisch met waarden – cultuurhistorisch waardevol gebied´;
-
dassenleefgebied,
ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden –
dassenleefgebied´;
-
landschappelijk
open gebied, ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met
waarden – openheid´;
-
landschapsontwikkelingsgebied,
ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden –
landschapsontwikkelingsgebied’;
f behoud,
herstel en/of ontwikkeling van de natuurwaarden in het algemeen en in het
bijzonder voor:
-
kwetsbare
soort(en) ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met
waarden – kwetsbare soorten´;
-
natuurontwikkelingsgebied
ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden –
natuurontwikkelingsgebied´;
-
struweelvogels
ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden –
struweelvogels´;
-
weidevogels
en ganzen ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met
waarden – weidevogelgebied´;
g instandhouding
als zodanig van de aldaar voorkomende zandwegen;
h watergangen
en waterpartijen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
i voorzieningen
ten behoeve van extensieve openluchtrecreatie, zoals fiets- en voetpaden en
picknickplaatsen;
j kampeerterrein,
ter plaatse van de aanduiding ‘kampeerterrein’.
7.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken,
niet zijnde rijhallen gelden de volgende bepalingen:
a
Per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één
agrarisch bedrijf toegestaan; indien tussen bouwvlakken de aanduiding ‘relatie’
is aangegeven worden deze bouwvlakken aangemerkt als één bouwvlak.
b
Er
mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van reële agrarische bedrijven worden
gebouwd.
Voor
het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a Gebouwen mogen
uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met
uitzondering van veldschuren die tevens toegestaan zijn ter plaatse van de
aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden- veldschuur’.
b Teeltondersteunende kassen zijn niet
toegestaan.
c Ter plaatse van de
aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch-met waarden - teeltondersteunende
voorzieningen’ mogen uitsluitend teeltondersteunende
voorzieningen worden gebouwd.
d De hoogte van veldschuren
mag niet meer bedragen dan de bestaande hoogte.
e
De hoogte van permanente teeltondersteunende
voorzieningen mag niet meer bedragen dan
f De goothoogte van
overige bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan
g De bouwhoogte van
overige bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan
Voor het bouwen van
bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
a
Binnen
elk bouwvlak mag het aantal bedrijfswoningen niet
meer bedragen dan één of in voorkomend geval niet meer dan het aangegeven
aantal, met dien verstande dat binnen een bouwvlak
met de aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’ geen bedrijfswoning is
toegestaan.
b
De
inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan
c
De
goothoogte van bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan
d
De
bouwhoogte van bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan
e
De
gezamenlijke oppervlakte van bij eenzelfde bedrijfswoning behorende bijgebouwen
en overkappingen mag niet meer dan
f
De
goothoogte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan
g
De
bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan
7.2.4 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a Bouwwerken zijn
uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan, met
uitzondering van erf- en terreinafscheidingen en bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, ten behoeve van recreatieve voorzieningen.
b De hoogte van silo’s
mag niet meer bedragen dan
c De hoogte van erf- en
terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan
d De hoogte van overige
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan
7.3 Ontheffing van de bouwregels
7.3.1 Ontheffing bouwhoogte
bedrijfsgebouwen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd
ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 7.2.2 ten behoeve van het bouwen
van bedrijfsgebouwen tot een goothoogte van 9 en bouwhoogte van
a De noodzaak voor een
doelmatige agrarische bedrijfsvoering dient te zijn aangetoond middels een
AAB-advies.
b Er sprake is van een zorgvuldige
landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een
erfbeplantingsplan.
7.3.2 Ontheffing bouwhoogte
bouwwerken geen gebouwen zijnde
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid
7.2.4, ten behoeve van het bouwen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met inachtneming van de volgende regels:
a De hoogte van
schoorstenen en silo's mag niet meer bedragen dan
b De hoogte van erf- en
terreinafscheidingen buiten het bouwvlak niet meer
mag bedragen dan
7.3.3 Ontheffing tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te
verlenen van het bepaalde in lid 7.2.2 voor het bouwen van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, met inachtneming van de
volgende regels:
a
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan
b
De in de bestemmingsomschrijving
aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
7.3.4 Ontheffing overige teeltondersteunende voorzieningen
Burgemeester en wethouders zijn
bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 7.2.4, ten behoeve van
het bouwen van boomteelthekken en regenkappen buiten het aangeduide bouwvlak met inachtneming van de volgende regels:
a Ter plaatse van de
aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden- dassenleefgebied' zijn
geen boomteelthekken of regenkappen toegestaan.
b De noodzaak voor een
doelmatige agrarische bedrijfsvoering dient te zijn aangetoond middels een
AAB-advies.
c De hoogte van
boomteelthekken mag niet meer bedragen dan
d De hoogte van
regenkappen mag niet meer bedragen dan
e Er mag geen sprake
zijn van onevenredige effecten op de aanwezige natuur- of landschapswaarden.
a Als verboden gebruik artikel 7.10
Wro wordt in ieder geval aangemerkt:
1 het gebruik van gronden ten behoeve
van glastuinbouw, champignonteeltbedrijven, witlofkwekerijen,
nertsenkwekerijen, viskwekerijen en wormenkwekerijen;
2 het gebruik van de
gronden buiten het bouwvlak en buiten de aanduiding
‘specifieke vorm van agrarisch met waarden - teeltondersteunende
voorzieningen’ ten behoeve van teeltondersteunende
voorzieningen voor zover deze geen bouwwerken zijn;
3 het gebruik van de
gronden buiten het bouwvlak ten behoeve van
tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen voor
zover deze geen bouwwerken zijn;
4 het gebruik van de
gronden buiten het bouwvlak als paardenbakken;
5 opslag van hooirollen
buiten het bouwvlak.
b De gezamenlijke brutovloeroppervlakte van nevenfuncties als bedoeld in lid
7.1, uitgezonderd standplaatsen voor kampeermiddelen mag niet meer bedragen dan
25% van de bebouwing tot een maximum van 1.000 m². Verkoop van streekeigen
producten is toegestaan tot maximaal
c De aanleg van retentievoorzieningen en
waterbassins is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak
en ter plaatse van de aanduiding ‘teeltondersteunde
voorzieningen’.
7.5.1 Ontheffing nevenfuncties
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te
verlenen van het bepaalde in lid 7.1 onder a en b voor nevenfuncties, met
inachtneming van de volgende regels:
a De agrarische functie
op het perceel als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar blijft.
b Nevenfuncties zijn uitsluitend toegestaan binnen
de bestaande bebouwing, met dien verstande dat herbouw – onder de voorwaarde
dat de uitwendige verschijningsvorm overeenkomt met die van het oorspronkelijke
gebouw – op dezelfde plaats mag plaatsvinden indien en voor zover
redelijkerwijs niet verlangd mag worden dat de bestaande bebouwing - gezien de
staat waarin deze verkeert – moet worden gehandhaafd .
c Voor nevenfuncties
geldt dat de volgende functies bij het agrarische bedrijf zijn toegestaan:
1 verbrede landbouw in
de vorm van zorgboerderijen, kinderboerderijen, sociale en educatieve
voorzieningen tot een maximum gezamenlijke oppervlak van 25% van het brutovloeroppervlak tot maximaal
2 recreatieve
doeleinden tot een maximum gezamenlijke oppervlak van 25% van het brutovloeroppervlak tot maximaal
3 mestverwerking tot
een maximum van 25.000 ton;
4 verbrede landbouw in
de vorm van verkoop in streekeigen producten tot een maximum van
d Ondersteunende horeca
is toegestaan bij de nevenfuncties zoals genoemd onder c sub 1 en 2 waarbij de
oppervlakte niet meer mag bedragen dan
e Buitenopslag ten
behoeve van de nevenfuncties is niet toegestaan.
f De in het gebied
aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
g De en/of nevenfunctie
mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende
werking tot gevolg hebben, waarbij de parkeerplaatsen gerealiseerd moeten
worden op eigen terrein.
h De nevenfunctie mag
geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en
ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.
i De nevenfunctie in de
vorm van kleinschalig kamperen mag uitsluitend plaatsvinden op of grenzend aan
het bouwvlak, mits landschappelijk ingepast.
7.5.2 Ontheffing tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 7.4
voor het gebruik van de gronden voor tijdelijke teeltondersteunende
voorzieningen voor zover deze geen bouwwerken zijn,
met inachtneming van de volgende regels:
a
De tijdelijke teeltondersteunende
voorzieningen niet zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding ´specifieke
vorm van agrarisch met waarden – cultuurhistorisch waardevol gebied´.
b
De in de bestemmingsomschrijving
aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
Het is verboden zonder of in afwijking van
een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de
volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
a
ter
plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden -
aardkundig waardevol gebied':
1
het
verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan
2
het
omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan
3
het
verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;
4
het
aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of
bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren.
b
ter
plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden -
cultuurhistorisch waardevol gebied':
1
het verzetten
of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan
2
het
aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of
bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren;
3
het
verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand
houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
4
het
aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander
opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
5
het
verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting
komend in greppels, sloten, steilrand en
het verwijderen van paden of
onverharde wegen;
6
het aanleggen
en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere
oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, voor groter dan
7
het omzetten van
grasland naar boomteelt.
c
ter
plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden –
dassenleefgebied’:
1
het
verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan
2
het
omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan
3
het
verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;
4
het
aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of
bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren;
5
het
verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand
houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
6
het
permanent (voor meer dan 2 jaar aaneengesloten) omzetten van grasland naar een
andere bodemcultuur;
7
het
verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting
komend in greppels, sloten, steilrand en
het verwijderen van paden of
onverharde wegen;
8
het
aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen
van andere oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, voor zover
groter dan
d
ter
plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden –
openheid’:
1
het
aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander
opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
2
het
aanleggen of aanplanten van hoger dan
e ter
plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden –
kwetsbare soorten':
1
het
verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan
2
het
omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan
3
het
verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;
4
het
aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of
bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren;
5
het
verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand
houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
6
het
aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander
opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
7
het
aanleggen of aanplanten van hoger dan
8
het
permanent (voor meer dan 2 jaar aaneengesloten) omzetten van grasland naar een
andere bodemcultuur;
9
het
verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting
komend in greppels, sloten, steilrand en
het verwijderen van paden of
onverharde wegen;
10
het
aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen
van andere oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, voor groter dan
f ter
plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden -
natuurontwikkelingsgebied’:
1
het
verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan
2
het
omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan
3
het
verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;
4
het
aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of
bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren;
5
het
verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand
houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
6
het aanleggen
en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere
oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, voor zover groter dan
7
het omzetten van
grasland naar boomteelt.
g ter
plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden –
struweelvogels':
1
het
verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;
2
het
verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand
houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
3
het
verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting
komend in greppels, sloten, steilrand en
het verwijderen van paden of
onverharde wegen;
4
het
aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen
van andere oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, voor zover
groter dan
h ter
plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden –
weidevogelgebied:
1
het
verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan
2
het
omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan
3
het
verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;
4
het
aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of
bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren;
5
het
aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander
opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
6
het
aanleggen of aanplanten van hoger dan
7
het
permanent (voor meer dan 2 jaar aaneengesloten) omzetten van grasland naar een
andere bodemcultuur;
8
het
aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen
van andere oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, voor zover
groter dan
i ter plaatse van
de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – landschapsontwikkelingsgebied’:
1 het aanleggen of aanplanten van hoger dan
2 het permanent (voor meer dan 2 jaar aaneengesloten) omzetten van grasland naar een ander bodemcultuur;
3 het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot
uiting komend in greppels, sloten, steilrand en het
verwijderen van paden of onverharde wegen;
4 het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het
aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, voor
groter dan
Het in lid 7.6.1 vervatte verbod is niet
van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a
Binnen
het bouwvlak plaatsvinden.
b
Het
normale onderhoud en/of gebruik betreffen.
c
Reeds
in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen
worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
De in lid 7.6.1 genoemde vergunning kan slechts worden
verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het
herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde
waarden.
7.7.1 Wijziging naar 'wonen' na
beëindiging agrarisch bedrijf
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden binnen het
bouwvlak van deze bestemming te wijzigen in de
bestemming 'Wonen’ voor zover het de voormalige agrarische bedrijfswoning
betreft en met inachtneming van de volgende regels:
a De locatie is niet geschikt als
hergebruik voor een agrarisch bedrijf.
b
Alle
gebouwen dienen te worden gesloopt, uitgezonderd:
1
bestaande
woningen;
2 bestaande gebouwen
die als bijgebouw worden aangemerkt, met bij elke woning een oppervlakte van
ten hoogste
3 bestaande gebouwen
met aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’.
c
De
oppervlakte mag niet meer bedragen dan
d
De
overige gronden binnen het voormalig bouwvlak houden
de betreffende agrarische bestemming.
e
Elke
wijziging dient in elk geval alle woonruimten binnen het betreffende bouwvlak te omvatten.
f
Het
aantal woningen binnen elk voormalig bouwvlak mag
niet worden vergroot.
g
De
agrarische gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing mogen
door de wijziging niet onevenredig worden aangetast.
h Per
i Er dient sprake te zijn van een aanvaardbaar
leefklimaat.
7.7.2 Wijziging naar Bos of Natuur
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen
in de bestemming ‘Bos’ of ‘Natuur’ ten behoeve van behoud en/of ontwikkeling
van bos en/of natuur, met inachtneming van de volgende regels:
a
Daar
natuurontwikkeling zal plaatsvinden.
b
De
agrarische activiteiten zijn beëindigd.
c
De
gerechtigden ten aanzien van de betreffende gronden wijziging wensen.
7.7.3 Wijziging
aanduiding ‘intensieve veehouderij’
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming met de
aanduiding ‘intensieve veehouderij’ te wijzigen in de bestemming Agrarisch
zonder aanduiding ‘intensieve veehouderij’ wanneer de activiteiten zijn
beëindigd.