Artikel 5
Agrarisch met waarden –
landschapswaarden 2
De voor 'Agrarisch met Waarden – Landschapswaarden 2'
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a grondgebonden
agrarische bedrijven;
b en tevens voor:
1 ter plaatse van de
aanduiding ‘intensieve veehouderij’: een ‘intensieve veehouderij’;
2 ter plaatse van de
aanduiding ‘paardenhouderij’: een paardenhouderijbedrijf;
c bestaande nevenfuncties
conform de lijst ‘Bestaande nevenactiviteiten’ in bijlage 1;
d behoud en herstel van
de aangeduide cultuurhistorische waarden;
e behoud, herstel en
ontwikkeling van de landschapswaarden in het algemeen en in het bijzonder voor:
- aardkundig waardevolle
gebieden, ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met
waarden – aardkundig waardevol gebied´;
- cultuurhistorisch
waardevolle gebieden ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van
agrarisch met waarden – cultuurhistorisch waardevol gebied´;
- dassenleefgebied, ter
plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden –
dassenleefgebied´;
- landschappelijk open
gebied, ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met
waarden – openheid´;
- landschapsontwikkelingsgebied,
ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden –
landschapsontwikkelingsgebied’;
f een gronddepot, ter
plaatse van de aanduiding ‘gronddepot’;
g behoud, herstel en/of
ontwikkeling van de natuurwaarden in het algemeen en in het bijzonder voor:
- natuurontwikkelingsgebieden
ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden –
natuurontwikkelingsgebied´;
h instandhouding als
zodanig van de aldaar voorkomende zandwegen;
i watergangen en waterpartijen
en waterhuishoudkundige voorzieningen;
j voorzieningen ten
behoeve van extensieve openluchtrecreatie, zoals fiets- en voetpaden en
picknickplaatsen;
k evenementen;
l kampeerterrein, ter
plaatse van de aanduiding ‘kampeerterrein’.
Voor
het bouwen van bouwwerken, niet zijnde rijhallen, gelden de volgende
bepalingen:
a Per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één
agrarisch bedrijf toegestaan; indien tussen bouwvlakken de aanduiding ‘relatie’
is aangegeven worden deze bouwvlakken aangemerkt als één bouwvlak.
b Er mogen uitsluitend
bouwwerken ten behoeve van reële agrarische bedrijven worden gebouwd.
Voor
het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a Gebouwen mogen uitsluitend
binnen het bouwvlak worden gebouwd, met uitzondering
van veldschuren die tevens toegestaan zijn ter plaatse van de aanduiding
‘specifieke vorm van agrarisch met waarden - veldschuur’.
b Ter plaatse van de
aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch- teeltondersteunende
voorzieningen’ mogen teeltondersteunende
voorzieningen worden gebouwd met uitzondering van teeltondersteunende
kassen.
c De hoogte van
veldschuren mag niet meer bedragen dan de bestaande hoogte.
d
De hoogte van permanente teeltondersteunende
voorzieningen, met uitzondering van teeltondersteunende
kassen, mag niet meer bedragen dan
e De hoogte van (teeltondersteunende) kassen mag niet meer dan
f De goothoogte van
overige bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan
g De bouwhoogte van
overige bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan
h De oppervlakte aan teeltondersteunende kassen per bedrijf, mag niet meer
bedragen dan
Voor
het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
a Binnen elk bouwvlak mag het aantal bedrijfswoningen niet meer bedragen
dan één of in voorkomend geval niet meer dan het aangegeven aantal, met dien
verstande dat binnen een bouwvlak met de aanduiding
‘bedrijfswoning uitgesloten’ geen bedrijfswoning is toegestaan.
b De inhoud van een
bedrijfswoning mag niet meer dan
c De goothoogte van
bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan
d De bouwhoogte van
bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan
e De gezamenlijke
oppervlakte van bij eenzelfde bedrijfswoning behorende bijgebouwen en
overkappingen mag niet meer dan
f De goothoogte van
bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan
g De bouwhoogte van
bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan
5.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen
zijnde
Voor
het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a
Bouwwerken zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan, met uitzondering van erf- en
terreinafscheidingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van
recreatieve voorzieningen.
b De hoogte van silo’s
mag niet meer bedragen dan
c De hoogte van erf- en
terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan
d De hoogte van overige
bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan
5.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid
5.2.2, ten behoeve van het binnen een bouwvlak bouwen
van een rijhal tot een oppervlakte van
a Per geval de noodzaak
voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering, bestaande uit paardenfokkerij
of, indien als zodanig aangeduid, paardenhouderij, is
aangetoond aan de hand van een deugdelijk bedrijfsplan en een AAB-advies.
b Er is sprake van een zorgvuldige
landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een
erfbeplantingsplan.
5.3.2 Ontheffing teeltondersteunende
kassen
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid
5.2.2, ten behoeve van het bouwen van teeltondersteunende
kassen tot een grotere oppervlakte en hogere hoogte met inachtneming van de
volgende regels:
a De noodzaak voor een
doelmatige agrarische bedrijfsvoering dient te zijn aangetoond middels een
AAB-advies.
b Binnen het
betreffende bouwvlak mag de gezamenlijke oppervlakte
van teeltondersteunende kassen niet meer dan
c De hoogte mag niet
meer bedragen dan
d Er moet worden
voldaan aan het Besluit Glastuinbouw.
e De gevels van de
glasopstanden waarin assimilatiebelichting wordt toegepast vanaf 1:00 uur na
zonsondergang tot 1:00 uur voor zonsopgang volledig zijn afgeschermd met een
100% dicht gevelschermdoek en aan de bovenzijde van de glasopstanden in
diezelfde periode het licht voor minimaal 95% wordt afgeschermd.
5.3.3 Ontheffing bouwhoogte
bedrijfsgebouwen
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 5.2.2
ten behoeve van het bouwen van bedrijfsgebouwen tot een goothoogte van 9 en
bouwhoogte van
a De noodzaak voor een
doelmatige agrarische bedrijfsvoering dient te zijn aangetoond middels een
AAB-advies.
b Er is sprake van een zorgvuldige
landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een
erfbeplantingsplan.
5.3.4 Ontheffing bouwhoogte
bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in sublid 5.2.4, ten behoeve van het bouwen bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, met inachtneming van de volgende regels:
a De hoogte van
schoorstenen en silo's mag niet meer bedragen dan
b De hoogte van erf- en
terreinafscheidingen buiten het bouwvlak mag niet
meer bedragen dan
5.3.5 Ontheffing
tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het
bepaalde in lid 5.2.2 voor het bouwen van tijdelijke teeltondersteunende
voorzieningen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende regels:
a
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan
b
De in de bestemmingsomschrijving
aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
5.3.6 Ontheffing overige teeltondersteunende voorzieningen
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in sublid 5.2.4, ten behoeve van het bouwen van
boomteelthekken en regenkappen buiten het aangeduide bouwvlak
met inachtneming van de volgende regels:
a Ter plaatse van de
aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden- dassenleefgebied' zijn
geen boomteelthekken of regenkappen toegestaan.
b De noodzaak voor een
doelmatige agrarische bedrijfsvoering dient te zijn aangetoond middels een
AAB-advies.
c De hoogte van
boomteelthekken mag niet meer bedragen dan
d De hoogte van
regenkappen mag niet meer bedragen dan
e Er mag geen sprake
zijn van onevenredige effecten op de aanwezige natuur- of landschapswaarden.
a
Als verboden gebruik artikel 7.10 Wro wordt in
ieder geval aangemerkt:
1
het gebruik van gronden ten behoeve van glastuinbouw,
champignonteeltbedrijven, witlofkwekerijen, nertsenkwekerijen, viskwekerijen en
wormenkwekerijen.
2
het gebruik van de gronden buiten het bouwvlak
en buiten de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden - teeltondersteunende voorzieningen’ ten behoeve van teeltondersteunende voorzieningen voor zover deze geen
bouwwerken zijn;
3
het gebruik van de gronden buiten het bouwvlak
ten behoeve van tijdelijke teeltondersteunende
voorzieningen voor zover deze geen bouwwerken zijn;
4
het gebruik van de gronden buiten het bouwvlak
als paardenbakken;
5
opslag van hooirollen buiten het bouwvlak.
b De gezamenlijke brutovloeroppervlakte
van nevenfuncties als bedoeld in lid 5.1, uitgezonderd standplaatsen voor
kampeermiddelen mag niet meer bedragen dan 25% van de bebouwing tot een maximum
van 1.000 m². Verkoop van streekeigen producten is toegestaan tot maximaal
c De aanleg van retentievoorzieningen en
waterbassins is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak
en ter plaatse van de aanduiding ‘teeltondersteunde
voorzieningen’.
5.5 Ontheffing van de
gebruiksregels
5.5.1 Ontheffing nevenfuncties
Burgemeester en
wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 5.1
onder a en b voor nevenfuncties, met inachtneming van de volgende regels:
a De agrarische functie
blijft op het perceel als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar.
b Nevenfuncties zijn uitsluitend toegestaan binnen
de bestaande bebouwing, met dien verstande dat herbouw – onder de voorwaarde
dat de uitwendige verschijningsvorm overeenkomt met die van het oorspronkelijke
gebouw – op dezelfde plaats mag plaatsvinden indien en voor zover
redelijkerwijs niet verlangd mag worden dat de bestaande bebouwing - gezien de
staat waarin deze verkeert – moet worden gehandhaafd.
c Voor nevenfuncties
geldt dat de volgende functies bij het agrarische bedrijf zijn toegestaan:
1 agrarisch technisch
hulpbedrijven, agrarische verwante bedrijven tot een maximum gezamenlijke
oppervlak van 25% van het brutovloeroppervlak tot
maximaal
2 verbrede landbouw in
de vorm van zorgboerderijen, kinderboerderijen, sociale en educatieve voorzieningen
tot een maximum gezamenlijke oppervlak van 25% van het brutovloeroppervlak
tot maximaal
3 mestverwerking tot
een maximum van 25.000 ton;
4 verbrede landbouw in de vorm van verkoop in
streekeigen producten tot een maximum van
5 statische opslag tot een maximum van
6
kinderdagverblijf en/of buitenschoolse opvang tot
een maximum van
d Ondersteunende horeca
is toegestaan bij nevenfuncties zoals genoemd onder c sub 2 en 3 waarbij de
oppervlakte niet meer mag bedragen dan
e Buitenopslag ten
behoeve van de nevenfuncties is niet toegestaan.
f De in het gebied
aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
g De nevenfunctie mag geen
onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende
werking tot gevolg hebben, waarbij de parkeerplaatsen gerealiseerd moeten
worden op eigen terrein.
h De nevenfunctie mag geen
onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en
ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.
i De nevenfunctie in de
vorm van kleinschalig kamperen mag uitsluitend plaatsvinden op of grenzend aan
het bouwvlak, mits landschappelijk ingepast.
5.5.2 Ontheffing tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 5.4
voor het gebruik van de gronden voor tijdelijke teeltondersteunende
voorzieningen voor zover deze geen bouwwerken zijn, met
inachtneming van de volgende regels:
a
De tijdelijke teeltondersteunende
voorzieningen niet zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding ´specifieke
vorm van agrarisch met waarden – cultuurhistorisch waardevol gebied´.
b
De in de bestemmingsomschrijving
aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van
burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en
werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
a ter plaatse van de
aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - aardkundig waardevol
gebied':
1 het verzetten of vergraven
van grond waarbij het maaiveld over meer dan
2 het omzetten van
grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan
3 het verlagen van de
grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;
4 het aanleggen, dempen
of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van)
oppervlaktewateren.
b ter plaatse van de
aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - cultuurhistorisch
waardevol gebied':
1 het verzetten of
vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan
2 het aanleggen, dempen
of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van)
oppervlaktewateren;
3 het verwijderen of
rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas
zonder agrarische productiefunctie;
4 het aanleggen of
aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander opgaand houtgewas
zonder agrarische productiefunctie;
5 het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels,
sloten, steilrand en het
verwijderen van paden of onverharde wegen;
6 het aanleggen en/of
verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere
oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, voor zover groter dan
7 het omzetten van
grasland naar boomteelt.
c ter plaatse van de aanduiding 'specifieke
vorm van agrarisch met waarden – dassenleefgebied’:
1 het verzetten of
vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan
2 het omzetten van
grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan
3 het verlagen van de
grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;
4 het aanleggen, dempen
of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van)
oppervlaktewateren;
5 het verwijderen of
rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas
zonder agrarische productiefunctie;
6 het permanent (voor
meer dan 2 jaar aaneengesloten) omzetten van grasland naar een ander
bodemcultuur;
7 het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels,
sloten, steilrand en het
verwijderen van paden of onverharde wegen;
8 het aanleggen en/of
verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere
oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, voor zover groter dan
d ter plaatse van de aanduiding 'specifieke
vorm van agrarisch met waarden – openheid’:
1 het aanleggen of aanplanten
van bos-, natuur- en landschapselementen of ander opgaand houtgewas zonder
agrarische productiefunctie;
2 het aanleggen of
aanplanten van hoger dan
e ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm
van agrarisch met waarden - natuurontwikkelingsgebied’:
1
het
verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan
2
het
omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan
3
het
verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;
4
het
aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of
bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren;
5
het
verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand
houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
6
het aanleggen
en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere
oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, voor zover groter dan
7
het omzetten van
grasland naar boomteelt.
f ter
plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden –
landschapsontwikkelingsgebied’:
1 het aanleggen of aanplanten van hoger dan
2 het permanent (voor meer dan 2 jaar aaneengesloten) omzetten van grasland
naar een andere bodemcultuur;
3 het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot
uiting komend in greppels, sloten, steilrand en het
verwijderen van paden of onverharde wegen;
4 het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het
aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, voor
zover groter dan
Het in lid 5.6.1
vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a Binnen het bouwvlak plaatsvinden.
b Het normale onderhoud
en/of gebruik betreffen.
c Reeds in uitvoering
zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd
op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
De in lid 5.6.1
genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige
afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in
de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.
5.7.1 Wijziging vergroting
bouwvlakken
Vervallen.
5.7.2 Wijzigingsbevoegdheid
vormverandering bouwvlakken
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de vorm van
een bouwvlak te wijzigen, met inachtneming van de
volgende regels:
a Ter
plaatse van de aanduiding ‘Reconstructiewetzone - extensiveringsgebied’ is
vormverandering van het bouwvlak niet
toegestaan.
b Wijziging
is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering of voor toepassing van
milieuregels en/of andere wettelijke regels.
c Wijziging
leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en
ontwikkelingsmogelijkheden voor naburige agrarische bedrijven en
niet-agrarische bedrijven.
d Wijziging
leidt niet tot vergroting van het oppervlak van het bouwvlak.
5.7.3 Wijziging naar intensieve veehouderij
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden binnen het
bouwvlak van deze bestemming te wijzigen ten behoeve
van de vestiging van ‘intensieve veehouderij’, met inachtneming van de volgende
regels:
a
De wijziging naar
‘intensieve veehouderij’ mag uitsluitend plaatsvinden op bouwvlakken die zijn
gelegen ter plaatse van de aanduiding ‘Reconstructiewetzone - verwevingsgebied’
en het een duurzame locatie betreft conform de provinciale handleiding
duurzame locaties en duurzame projectlocaties voor de intensieve veehouderij,
zoals opgenomen in bijlage 2.
b
Het bouwvlak
mag niet worden vergroot.
c
Er dient sprake
te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing
op basis van een erfbeplantingsplan.
d
Er
mogen geen overwegende bezwaren bestaan vanuit ruimtelijke, landschappelijke,
maatschappelijke en milieuhygiënisch oogpunt.
5.7.4 Wijziging
naar permanente teeltondersteunende voorzieningen
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd het bouwvlak te vergroten
ten behoeve van de bouw van permanente teeltondersteunende
voorzieningen met inachtneming van de volgende
regels:
a De noodzaak daarvan
is aangetoond middels een AAB-advies, en
b De ter plaatse
voorkomende landschaps- en natuurwaarden worden niet onevenredig aangetast.
c De oppervlakte mag
niet meer bedragen dan
d Er is sprake van een zorgvuldige
landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.
5.7.5 Wijziging naar ‘paardenhouderij’
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd de gronden binnen het bouwvlak
van deze bestemming te wijzigingen ten behoeve van de vestiging van een paardenhouderij mits de noodzaak daarvan voor de exploitatie
van het betreffende agrarisch bedrijf als zodanig redelijkerwijs is aangetoond
middels een bedrijfsplan.
5.7.6 Wijziging ten behoeve van bouw
bedrijfswoning
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd de gronden binnen het bouwvlak
van deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de bouw van een bedrijfswoning,
met inachtneming van de volgende regels:
a De wijziging is uitsluitend
toegestaan op de gronden met de aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’.
b Er dient sprake te zijn van een
aanvaardbaar leefklimaat.
c Er dient voldaan te zijn aan het
Rapport Akoestisch onderzoek d.d.
mei 2009.
d De noodzakelijkheid is aangetoond
middels een AAB-advies.
e De wijziging onder a is niet toegestaan op de
gronden, die met toepassing van de wijzigingsbevoegdheid opgenomen in lid
5.7.11 zijn voorzien van de aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’, behoudens
in geval middels een AAB-advies is aangetoond dat op het deel van het
oorspronkelijke bouwvlak zonder de aanduiding
‘bedrijfswoning uitgesloten’ een volwaardig agrarisch bedrijf wordt
uitgeoefend.
5.7.7 Wijziging naar ‘wonen’ na
beëindiging agrarisch bedrijf
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden binnen het bouwvlak van deze bestemming te wijzigen in de bestemming
'Wonen' voor zover het de voormalige agrarische bedrijfswoning betreft en met
inachtneming van de volgende regels:
a De locatie is niet
geschikt als hergebruik voor een agrarisch bedrijf.
b Alle gebouwen dienen
te worden gesloopt, uitgezonderd:
1 bestaande woningen;
2 bestaande gebouwen die
als bijgebouw worden aangemerkt, met bij elke woning een oppervlakte van ten
hoogste
3 bestaande gebouwen
met aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’.
c De oppervlakte mag niet
meer bedragen dan
d De overige gronden
binnen het voormalig bouwvlak houden de betreffende
agrarische bestemming.
e Elke wijziging dient
in elk geval alle woonruimten binnen het betreffende bouwvlak
te omvatten.
f Het aantal woningen
binnen elk voormalig bouwvlak mag niet worden
vergroot.
g De agrarische
gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing mogen door de
wijziging niet onevenredig worden aangetast.
h Er dient sprake te
zijn van een aanvaardbaar leefklimaat.
i Per
5.7.8 Wijziging naar ‘gemengd –
Vervallen.
5.7.9 Wijziging naar Bos of Natuur
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te
wijzigen in de bestemming ‘Bos’ of ‘Natuur’ ten behoeve van behoud en/of
ontwikkeling van bos en/of natuur, met inachtneming van de volgende regels:
a Daar
natuurontwikkeling zal plaatsvinden.
b De agrarische
activiteiten zijn beëindigd.
c De gerechtigden ten
aanzien van de betreffende gronden wijziging wensen.
5.7.10 Wijziging
aanduiding ‘intensieve veehouderij’
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming met de
aanduiding ‘intensieve veehouderij’ te wijzigen in de bestemming Agrarisch
zonder aanduiding ‘intensieve veehouderij’ wanneer de activiteiten zijn
beëindigd.
5.7.11 Wijziging
splitsing bouwvlak
Vervallen.