Artikel 4 Agrarisch
met waarden – landschapswaarden 1
Artikel 5 Agrarisch
met waarden – landschapswaarden 2
Artikel 6 Agrarisch
met waarden – landschaps- en
natuurwaarden 1
Artikel 7 Agrarisch
met waarden - landschaps- en
natuurwaarden 2
Artikel 9 Bedrijf-
nutsvoorziening
Artikel 18 Recreatie
– Recreatiewoning 1
Artikel 19 Recreatie – Recreatiewoning
2
Artikel 21 Verkeer - Railverkeer
Artikel 23 Verkeer - zandwegen
Artikel 27 Waarde - Archeologie 1
Artikel 28 Waarde - Archeologie 2
Artikel 29 Waarde - Archeologie 3
Artikel 30 Waarde - Archeologie 4
Artikel 31 Waarde - Cultuurhistorie
Artikel 32 Waterstaat - Natte
natuurparel bufferzone
Artikel 33 Waterstaat - Natte
natuurparel kernzone
Artikel 34 Waterstaat – Waterberging
Artikel 35 Anti-dubbeltelregel
Artikel 36 Algemene bouwregels
Artikel 37 Algemene gebruiksregels
Artikel 38 Algemene aanduidingsregels
Artikel 39 Algemene ontheffingsregels
Artikel 40 Algemene
wijzigingsregels
Artikel 41 Algemene procedureregels
HOOFDSTUK 4
OVERGANGS- EN SLOTREGELS
Bijlagen 1
Lijst bestaande nevenactiviteiten
2 Handleiding
duurzame locaties
3 Staat van
Bedrijfsactiviteiten
HOOFDSTUK 1
INLEIDENDE REGELS
het plan
het bestemmingsplan Buitengebied
Haaren van de gemeente Haaren;
een gebouw dat aan een woning is aangebouwd
en daarmee in directe verbinding staat; welk gebouw onderscheiden kan worden
van de woning en daaraan in architectonisch opzicht ondergeschikt is;
AAB
(Stichting) Adviescommissie
Agrarische Bouwaanvragen;
aanduiding
een geometrisch bepaald
vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels
worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
de grens van een
aanduiding indien het een vlak betreft;
een bedrijf of het
bedrijfsmatig uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid gericht op
consumentenverzorging, geheel of gedeeltelijk door middel van handwerk, dat
door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud
van woonfunctie, kan worden uitgeoefend;
een beroep of het
beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch,
therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied,
dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen
met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;
vergunning voor het uitvoeren van
werken en werkzaamheden, geen bouwwerken of bouwwerkzaamheden zijnde;
een bedrijf dat is
gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van
gewassen of het houden van dieren alsmede het bewerken en verwerken van mest
van het eigen agrarisch bedrijf;
agrarisch bedrijf, grondgebonden
een agrarisch bedrijf
waarvan de productie geheel of in overwegende mate afhankelijk is van het
voortbrengend vermogen van onbebouwde gronden in de directe omgeving van het
bedrijf;
agrarisch bedrijf, glastuinbouwbedrijf
een niet-grondgebonden
agrarisch bedrijf waarbij de productie geheel of overwegend gericht is op het
telen van gewassen in kassen en/of hoge tunnels, welke ter plaatse (overwegend)
permanent aanwezig zijn;
agrarisch bedrijf, intensieve veehouderij
een niet-grondgebonden
agrarisch bedrijf waarbij de productie geheel of overwegend gericht is op het
houden van vee (mestvee, fokzeugen, mestvarkens), pluimvee of pelsdieren;
agrarisch technisch hulpbedrijf
een bedrijf dat is gericht op
het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven door middel van het telen
van gewassen, het houden van dieren, of de toepassing van andere
landbouwkundige methoden, met uitzondering van mestverwerking. Voorbeelden van agrarisch technische hulpbedrijven zijn: grootveeklinieken,
KI-stations, mestopslag- en mesthandelsbedrijven, loonwerkbedrijven (inclusief
verhuurbedrijven voor landbouwwerktuigen), veetransportbedrijven,
veehandelsbedrijven;
agrarisch verwant
bedrijf
een bedrijf of instelling gericht
op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven
door middel van het telen van gewassen, het houden van dieren of de toepassing
van andere landbouwkundige methoden. Voorbeelden van
agrarisch verwante bedrijven zijn: dierenasiels, dierenklinieken,
paardenpension, groencomposteringsbedrijven, hondenkennels, hoveniersbedrijven,
instellingen voor agrarisch praktijkonderwijs, proefbedrijven, volkstuinen;
één of meer gebouwen en/of
bouwwerken geen gebouw zijnde;
een niet voor bewoning bestemd
gebouw ten dienste van een bedrijf, instelling of voorziening;
bedrijfswoning of dienstwoning
een woning in of bij een gebouw
of op of bij een terrein, die hoort bij en functioneel gebonden is aan een bedrijf,
instelling of voorziening in dat gebouw of op dat terrein;
besluit glastuinbouw
besluit van 21
februari 2002, houdende regels voor glastuinbouwbedrijven en voor bepaalde
akkerbouwbedrijven;
bestaande bouwwerk, oppervlakte, goothoogte, bouwhoogte, plaats, inhoud,
afstand, object
bouwwerk, oppervlakte,
goothoogte, bouwhoogte, plaats, inhoud, afstand, object, zoals dat of die
rechtens bestaat of mag bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het
ontwerp van het plan;
de grens van een bestemmingsvlak;
de geometrisch
bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO met de bijbehorende
regels en bijlagen;
een geometrisch bepaald vlak met
eenzelfde bestemming;
een bij een woning behorend
gebouw, zoals een garage, berging, carport of hobbyruimte, dat niet in directe
verbinding staat met de woning en dat indien het vrijstaat van de woning, niet
voor bewoning is bestemd en geen kelder mag bevatten;
boomteeltontwikkelingsgebied
een gebied waar
boomteeltbedrijven kunnen doorgroeien en zich kunnen ontwikkelen;
het plaatsen, het geheel of
gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergoten van een
bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten vernieuwen of veranderen
van een standplaats;
de grens van een bouwvlak;
een voor mensen toegankelijk deel
van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren
of balklagen wordt begrensd, zulks met uitzondering van onderbouwen, kelders en
kappen; de eerste bouwlaag is de bouwlaag op de begane grond;
een aaneengesloten stuk grond,
waarop krachten het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is
toegelaten;
een geometrisch
bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde
gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
elke constructie van
enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct
hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun
vindt in of op de grond;
de vloeroppervlakte van alle voor
mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw;
detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden,
waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en leveren van goederen voor
gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een
beroeps- of bedrijfsactiviteit;
Een bestaand agrarisch
bouwvlak met een zodanige ligging dat het zowel vanuit milieuoogpunt (ammoniak,
stank en dergelijke) als vanuit ruimtelijk oogpunt (natuur, landschap en
dergelijke) verantwoord is om het te laten groeien tot een bouwvlak van
maximaal 2,5 hectaren voor intensieve veehouderij;
erfbeplanting
beplanting rondom een gebouw en/of gebouwen;
evenement
georganiseerde activiteit die
gedurende een korte periode relatief veel bezoekers trekt;
elk bouwwerk, dat een
voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden
omsloten ruimte vormt;
gevoelige functies
woningen,
woonwagenstandplaatsen,
andere geluidgevoelige gebouwen zoals onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en
verpleeghuizen, verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen, medische centra,
poliklinieken en medische kleuterdagverblijven en geluidsgevoelige terreinen
zoals terreinen die horen bij andere gezondheidszorggebouwen dan algemene,
categorale en academische ziekenhuizen, voor zover deze bestemd zijn of worden
gebruikt voor de in die gebouwen verleende zorg;
groencentrum
groothandel
in groenproducten met detailhandel in ter plaatse geteelde producten met een
verkoopoppervlakte van maximaal
bewaarplaats van grond;
een gebouw, dat binnen een bouwperceel
door constructie of afmetingen als hét belangrijkste valt aan te merken;
a restaurant, café,
cafetaria, snackbar of daaraan verwante inrichting, waar tegen vergoeding
dranken worden geschonken of spijzen worden bereid en verstrekt overwegend voor
nuttiging ter plaatse, een en ander met uitzondering van discotheek of
soortgelijke inrichting, en
b hotel, pension of
daaraan verwante inrichting waar tegen vergoeding overnachtingsgelegenheid
wordt verstrekt;
recreatie
en educatie van jeugdgroepen met inbegrip van recreatief nachtverblijf in een
gebouw met een daarbij behorend erf waarvan bouwwerken, geen gebouwen zijnde
onderdeel van uit kunnen maken;
kas:
een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of
grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot
het kweken van vruchten, bloemen of planten. Voorbeelden
zijn reguliere kassen en kleine teelt-ondersteunende kassen;
kampeerterrein
stuk grond, al dan niet met speciale voorzieningen, waarop
men kan kamperen;
kiosk
een klein vrijstaand gebouw ten behoeve van toeristisch-recreatieve informatie, eventueel met een uitgifte van snacks;
kleinschalig kamperen
kleinschalig
recreatief nachtverblijf op gronden met een
andere hoofdfunctie, met gebruikmaking kampeermiddelen tot een in de regels
aangegeven maximum aantal kampeermiddelen;
een bedrijf
dat uitsluitend of nagenoeg uitsluitend gericht is op de verkoop, onderhoud en
reparatie van tractoren en andere landbouwwerktuigen;
landschapselementen
ecologische en/of landschappelijke waardevolle elementen
zoals bosjes, houtwallen, poelen en moerasjes, in de regel kleiner dan
een boerderij die
ontstaan is uit het type hallenhuis en behoort
tot de hallenhuisgroep;
een
bedrijf in het bijzonder gericht op het verrichten van grondwerkzaamheden ten dienste
van derden en op het verrichten van werkzaamheden ten dienste van agrarische
bedrijven, een en ander met behulp van zware machines;
maatschappelijke voorzieningen
gezondheidszorg, bejaardenzorg en
andere openbare en bijzondere voorzieningen en dienstverlening;
bedrijvigheid geheel of
overwegend gericht op het houden, stallen, africhten, trainen en berijden van
paarden en pony's, het ter zake lesgeven en de exploitatie van daarbij behorende
voorzieningen, waaronder begrepen een kantine of soortgelijke horecavoorziening;
het anders dan bedrijfsmatig bieden van
zorg aan een of meer leden van een huidhouding, die hulpbehoevend is of zijn op
het fysieke, psychische en/of sociale vlak;
mestverwerking
het proces om
(drijf)mest af te breken door onder andere mestvergisting, om te zetten in
nieuwe, bruikbare producten zoals energie uit biomassa, of te bewerken tot
kwalitatief hoogwaardige meststoffen;
Onder nevenfuncties worden
verstaan:
a recreatieve functies;
b agrarisch verwante functies;
c agrarisch technische
hulpfuncties;
d statische binnenopslag;
e verbrede landbouw;
niet-grondgebonden agrarisch bedrijf
een agrarisch bedrijf
waarvan de productie niet in overwegende mate afhankelijk is van het
voortbrengend vermogen van onbebouwde grond in de directe omgeving van het
bedrijf. Niet-grondgebonden bedrijven zijn in ieder geval: intensieve veehouderijen,
glastuinbouwbedrijven, gebouwgebonden teeltbedrijven en kwekerijen, zoals
champignonteeltbedrijven, witlofkwekerijen, nertsenkwekerijen, sommige
viskwekerijen en sommige wormenkwekerijen;
nieuwbouw
bouw van nieuwe
bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
een gedeelte van een gebouw, dat
wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan
functie die in ruimtelijk opzicht ondergeschikt is aan de hoofdfunctie op een bouwvlak;
ondersteunende horeca
een horecavoorziening binnen een bestemming waarvan de functie een andere dan horeca is maar waar men uitsluitend ten behoeve van de hoofdfunctie een ruimte specifiek heeft ingericht voor de consumptie van drank en etenswaren;
onderkomen
een voor verblijf geschikt, al
dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan,
voor zover dat of die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent;
overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde,
voorzien van een gesloten dak;
overkappingconstructies als teeltondersteunende
voorziening
bouwwerken zonder wanden,
overtrokken met lichtdoorlatend materiaal anders dan glas ten behoeve van de
bescherming van tuinbouwgewassen tegen neerslag of zonlicht;
een niet overdekt terrein
ingericht voor het africhten, trainen en berijden van paarden en pony's en het
anderszins beoefenen van de paardensport;
het bedrijfsmatig, niet op
agrarische productie gericht houden en stallen van paarden en pony's, met als
ondergeschikte nevenfunctie het fokken, africhten, trainen en berijden van
paarden en pony's;
a voor een gebouw
waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst:
de hoogte van die weg ter plaatse van die
hoofdtoegang;
b voor een bouwwerk ter
plaatse van de bestemming 'Verkeer - Railverkeer' : 'bovenkant spoorstaaf';
c in andere gevallen:
de gemiddelde hoogte van het aansluitende
afgewerkte terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
bewoning van een ruimte als
hoofdwoonverblijf, waarbij door betrokkene niet aannemelijk is of kan worden
gemaakt dat elders daadwerkelijk over een hoofdwoonverblijf wordt beschikt;
een gebouw, uitsluitend bestemd
om te dienen voor recreatief nachtverblijf door een persoon, gezin of andere
groep van personen, die zijn vaste woon- of verblijfplaats elders hebben; onder
recreatief nachtverblijf is in ieder geval niet begrepen permanente bewoning
door eenzelfde persoon, gezin of andere groep van personen;
reëel agrarisch bedrijf
een agrarisch bedrijf dat jaarrond een arbeidsbehoefte of -omvang heeft van tenminste één halve volledige arbeidskracht, met een daarbij passend jaarinkomen;
retentievoorziening
een voorziening waarbij in tijden
van overvloedige neerslag, water dat niet afkomstig is van uit de grote
rivieren, tijdelijk vastgehouden kan worden om wateroverlast op andere plaatsen
te voorkomen;
een gebouw uitsluitend bestemd
voor het africhten van paarden en pony's, ten dienste van en behorende bij een
paardenfokkerij of paardenhouderij;
een inrichting, bestaande uit een
of meer voor publiek toegankelijke, besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of
op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht; onder
een hiervoor bedoelde inrichting wordt in elk geval verstaan een bordeel of
soortgelijke inrichting;
silo
een bouwwerk dat dient voor het
opslaan van mest, veevoeder, graan of andere bulkstoffen ten behoeve van het
bijbehorende agrarische bedrijf;
een als een gebouw aan te merken
caravan, uitsluitend bestemd om te dienen voor recreatief woonverblijf door een
persoon, gezin of andere groep van personen, die zijn vaste woon- of verblijfplaats
elders hebben; onder recreatief woonverblijf is in ieder geval niet begrepen
permanente bewoning door eenzelfde persoon, gezin of andere groep van personen;
(binnen)opslag van goederen
die geen regelmatige verplaatsing behoeven, niet bestemd zijn voor handel en
niet worden opgeslagen voor een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf, zoals
(seizoens)stalling van (antieke) auto’s, boten, caravans, campers en
dergelijke;
cirkelvormige, omheinde ruimte,
waar meerdere paarden tegelijk kunnen stappen door middel van aansturing via
een, al of niet computergestuurde, bedieningskast;
(teelt)ondersteunende voorzieningen
boog- en gaaskassen, hagelnetten,
foliekassen, containervelden en overkappingsconstructies als
teeltondersteunende voorziening en stellingen ten behoeve van de bescherming
van plantaardige agrarische teelten en/of de voorkweek van ten behoeve van het
eigen bedrijf benodigd plantmateriaal en/of de voorkoming van verspreiding van
gewasbeschermingsmiddelen, ten behoeve van grondgebonden agrarische teelten;
(teelt)ondersteunende
kas
een teeltondersteunende
voorziening, bestaande uit een agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en
het dek voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en
dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde
klimaatomstandigheden. Hieronder vallen ook schuurkassen en permanente tunnel-
of boogkassen (>
permanente (teeltondersteunende) voorzieningen
teeltondersteunende
voorzieningen die voor onbepaalde tijd worden gebruikt;
tijdelijke (teeltondersteunende) voorzieningen
teeltondersteunende
voorzieningen die op dezelfde locatie gebruikt kunnen worden zo lang de teelt
dit vereist, met een maximum van 6 maanden. Deze tijdelijke voorzieningen
hebben een directe relatie met het grondgebruik. Hieronder worden verstaan folies, insectengaas, acryldoek, wandelkappen,
schaduwhallen, hagelnetten;
overige (teelt)ondersteunende voorzieningen
een permanente
(teelt)ondersteunende voorziening c.q. een bouwwerk in de vorm van een hek met
afrastering, op boomteeltpercelen waarmee dieren van die percelen geweerd
kunnen worden (stellages en regenkappen);
VAB
Vrijkomende agrarische
bedrijfsbebouwing;
veldschuur
een vrij in het open veld staande
schuur, die uitsluitend wordt gebruikt voor het onderbrengen van vee tegen
weersinvloeden en/of voor de opslag van agrarische producten en/ of voor de
opslag van agrarische werktuigen;
verbrede landbouw
het ontplooien van activiteiten
op een agrarisch bouwvlak, die ruimtelijk inpasbaar zijn en verbonden zijn aan
de bestaande en te behouden agrarische bedrijfsvoering;
verkoopvloeroppervlakte
de vloeroppervlakte van alle voor
mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw ten behoeve van detailhandel,
onder welke ruimten niet zijn begrepen opslag-, personeels-, sanitaire en
andere dienstruimten, garderobes en keukens;
de naar de weg gekeerde of aan de
voorzijde van een gebouw gelegen gevel of, indien het een gebouw betreft met
meerdere zodanige gevels, één van die gevels;
de lijn die horizontaal loopt
door het buitenwerks vlak van de voorgevel, tot aan de perceelsgrenzen;
waterbassin
een opslagreservoir, geen
bouwwerk zijnde, voor water;
woning
een complex van
ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één
afzonderlijk huishouden;
een demontabel of relatief eenvoudig
verwijderbaar gebouw of ruimte binnen een gebouw, dat of die geschikt en
ingericht is ten dienste van woon-, dag- of nachtverblijf van een of meer
personen;
zorgboerderij
de opvang van mensen met een
zorgvraag hetzij als niet-agrarische neventak, hetzij als vervolgfunctie op een
agrarisch bouwperceel, waarbij het meewerken in het agrarisch bedrijf of bij
het kleinschalig houden van dieren een wezenlijk onderdeel is van
resocialisatie of therapie.
Bij de toepassing van
deze regels wordt als volgt gemeten:
dakhelling
langs het dakvlak ten
opzichte van het horizontale vlak.
de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot
aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee
gelijk te stellen constructiedeel.
tussen de onderzijde
van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de
scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot
aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde,
met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen,
antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de
buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts
geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter
plaatse van het bouwwerk.
vanaf het peil tot
aan de (wieken)as van de windturbine.
de breedte, lengte of diepte van
een gebouw:
tussen (de
lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de
scheidsmuren.
de afstanden:
afstanden tussen
bouwwerken onderling, alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen
worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
De voor 'Agrarisch'
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a grondgebonden
agrarische bedrijven;
b en tevens voor:
1 ter plaatse van de
aanduiding ‘intensieve veehouderij’: een ‘intensieve veehouderij’;
2 ter plaatse van de
aanduiding ‘glastuinbouw’: een glastuinbouwbedrijf;
3 ter plaatse van de
aanduiding ‘paardenhouderij’: een paardenhouderijbedrijf;
c bestaande
nevenfuncties conform de lijst ‘Bestaande nevenfuncties’ (Bijlage 1);
d een groencentrum, ter
plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch-groencentrum’;
e kleinschalig kamperen
ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein';
f behoud en herstel van
de aangeduide cultuurhistorische waarden;
g behoud en herstel van
de bestaande landschapselementen;
h instandhouding als zodanig van de
aldaar voorkomende zandwegen;
i watergangen en waterpartijen en
waterhuishoudkundige voorzieningen;
j voorzieningen ten
behoeve van extensieve openluchtrecreatie, zoals fiets- en voetpaden en
picknickplaatsen;
k evenementen.
Voor het bouwen van bouwwerken,
niet zijnde rijhallen, gelden de volgende bepalingen:
a Per bouwvlak is
bebouwing ten behoeve van niet meer dan één agrarisch bedrijf toegestaan; indien
tussen bouwvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven worden deze
bouwvlakken aangemerkt als één bouwvlak.
b Er mogen uitsluitend
bouwwerken ten behoeve van reële agrarische bedrijven worden gebouwd.
Voor het bouwen van gebouwen
gelden de volgende bepalingen:
a Gebouwen mogen
uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met uitzondering van
veldschuren die tevens toegestaan zijn ter plaatse van de aanduiding
‘specifieke vorm van agrarisch - veldschuur’.
b Ter plaatse van de
aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch- teeltondersteunende voorzieningen’
mogen teeltondersteunende voorzieningen worden gebouwd met uitzondering van
teeltondersteunende kassen.
c De hoogte van
veldschuren mag niet meer bedragen dan de bestaande hoogte.
d
De hoogte van permanente teeltondersteunende
voorzieningen, met uitzondering van teeltondersteunende kassen, mag niet meer
bedragen dan
e De goothoogte van
overige bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan
f De bouwhoogte van
overige bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan
g Ter plaatse van de
aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – afwijkende hoogte’ mag de goothoogte
niet meer bedragen dan
h De hoogte van
(teeltondersteunende) kassen mag niet meer bedragen dan
i
De oppervlakte aan kassen per bedrijf mag ter plaatse van
de aanduiding ‘glastuinbouw’ niet meer bedragen dan
j De oppervlakte aan
teeltondersteunende kassen per bedrijf, met uitzondering van bedrijven ter plaatse
van de aanduiding ‘glastuinbouw’ mag niet meer bedragen dan
Voor het bouwen van
bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
a Binnen elk bouwvlak
mag het aantal bedrijfswoningen niet meer bedragen dan één of in voorkomend
geval niet meer dan het aangegeven aantal, met dien verstande dat binnen een
bouwvlak met de aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’ geen bedrijfswoning is
toegestaan.
b De inhoud van een
bedrijfswoning mag niet meer dan
c De goothoogte van
bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan
d De bouwhoogte van
bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan
e De gezamenlijke
oppervlakte van bij eenzelfde bedrijfswoning behorende bijgebouwen en
overkappingen mag niet meer dan
f De goothoogte van
bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan
g De bouwhoogte van
bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan
3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen
zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a
Bouwwerken zijn uitsluitend binnen het bouwvlak
toegestaan, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen en bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, ten behoeve van recreatieve voorzieningen.
b De hoogte van silo’s mag
niet meer bedragen dan
c De hoogte van erf- en
terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan
d De hoogte van overige
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan
3.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 3.2.2,
ten behoeve van het binnen een bouwvlak bouwen van een rijhal tot een
oppervlakte van
a Per geval is de
noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering, bestaande uit
paardenfokkerij of, indien als zodanig aangeduid, paardenhouderij, aangetoond
aan de hand van een deugdelijk bedrijfsplan en een AAB-advies.
b Er is sprake van een zorgvuldige
landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.
3.3.2 Ontheffing teeltondersteunende
kassen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te
verlenen van het bepaalde in lid 3.2.2, ten behoeve van het bouwen van
teeltondersteunende kassen tot een grotere oppervlakte en hogere hoogte, met in
achtneming van de volgende regels:
a De noodzaak voor een
doelmatige agrarische bedrijfsvoering dient te zijn aangetoond middels een
AAB-advies.
b Binnen het
betreffende bouwvlak mag de gezamenlijke oppervlakte van teeltondersteunende
kassen niet meer dan
c De hoogte mag niet
meer bedragen dan
d
In afwijking van het bepaalde onder b mag de gezamenlijke
oppervlakte van kassen binnen het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding
'boomteeltontwikkelingsgebied' niet meer dan
e Er moet worden
voldaan aan het Besluit Glastuinbouw.
f De gevels van de
glasopstanden waarin assimilatiebelichting wordt toegepast vanaf 1:00 uur na
zonsondergang tot 1:00 uur voor zonsopgang volledig zijn afgeschermd met een 100%
dicht gevelschermdoek en aan de bovenzijde van de glasopstanden in diezelfde
periode het licht voor minimaal 95% wordt afgeschermd.
3.3.3 Ontheffing bouwhoogte
bedrijfsgebouwen
Burgemeester en wethouders zijn
bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 3.2.2 ten behoeve van
het bouwen van bedrijfsgebouwen tot een goothoogte van 9 en bouwhoogte van
a De noodzaak voor een
doelmatige agrarische bedrijfsvoering dient te zijn aangetoond middels een AAB-advies.
b Er sprake is van een zorgvuldige
landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een
erfbeplantingsplan.
3.3.4 Ontheffing bouwhoogte
bouwwerken geen gebouwen zijnde
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid
3.2.4, ten behoeve van het bouwen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met
inachtneming van de volgende regels:
a De hoogte van
schoorstenen en silo's mag niet meer bedragen dan
b De hoogte van erf- en
terreinafscheidingen buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan
3.3.5 Ontheffing tijdelijke
teeltondersteunende voorzieningen
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 3.2.2
voor het bouwen van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, met
inachtneming van de volgende regels:
a
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan
c De in de
bestemmingsomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden
aangetast.
3.3.6 Ontheffing overige
teeltondersteunende voorzieningen
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid
3.2.4, ten behoeve van het bouwen van boomteelthekken en regenkappen buiten het
aangeduide bouwvlak met inachtneming van de volgende regels:
a De noodzaak voor een
doelmatige agrarische bedrijfsvoering dient te zijn aangetoond middels een
AAB-advies.
b De hoogte van
boomteelthekken mag niet meer bedragen dan
c De hoogte van
regenkappen mag niet meer bedragen dan
d Er mag geen sprake
zijn van onevenredige effecten op de aanwezige landschapswaarden.
a Als verboden gebruik artikel 7.10
Wro wordt in ieder geval aangemerkt:
1 het gebruik van de gronden
buiten het bouwvlak en buiten de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch –
teeltondersteunende voorzieningen’ ten behoeve van tijdelijke
teeltondersteunende voorzieningen voor zover deze geen bouwwerken zijn;
2 het gebruik van de
gronden buiten het bouwvlak als paardenbakken;
3 opslag van hooirollen
buiten het bouwvlak.
b De gezamenlijke
brutovloeroppervlakte van nevenfuncties als bedoeld in lid 3.1, uitgezonderd
standplaatsen voor kampeermiddelen mag niet meer bedragen dan 25% van de
bebouwing tot een maximum van 1.000 m². Verkoop van streekeigen producten
is toegestaan tot maximaal
c De aanleg van
retentievoorzieningen en waterbassins is uitsluitend toegestaan binnen het
bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – teeltondersteunende
voorzieningen’.
d Het gebruik van gronden voor kwekerijen, zoals
champignonteeltbedrijven, witlofkwekerijen, nertsenkwekerijen, viskwekerijen en
wormkwekerijen is niet toegestaan.
3.5 Ontheffing van de
gebruiksregels
3.5.1 Ontheffing nevenfuncties
Burgemeester en
wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 3.1
onder a en b voor nevenfuncties, met inachtneming van de volgende regels:
a De agrarische functie
blijft op het perceel als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar.
b Nevenfuncties zijn uitsluitend toegestaan binnen
de bestaande bebouwing, met dien verstande dat herbouw – onder de voorwaarde
dat de uitwendige verschijningsvorm
overeenkomt met die van het oorspronkelijke gebouw – op dezelfde plaats mag
plaatsvinden indien en voor zover redelijkerwijs niet verlangd mag worden dat
de bestaande bebouwing - gezien de staat waarin deze verkeert – moet worden
gehandhaafd.
c Voor nevenfuncties
geldt dat de volgende functies bij het agrarische bedrijf zijn toegestaan:
1 agrarisch technisch
hulpbedrijven, agrarische verwante bedrijven tot een maximum gezamenlijke
oppervlak van 25% van het brutovloeroppervlak tot maximaal
2 verbrede landbouw in
de vorm van zorgboerderijen, kinderboerderijen, sociale en educatieve
voorzieningen tot een maximum gezamenlijke oppervlak van 25% van het
brutovloeroppervlak tot maximaal
3 recreatieve
doeleinden tot een tot een maximum gezamenlijke oppervlak van 25% van het
brutovloeroppervlak tot maximaal
4 mestverwerking tot
een maximum van 25.000 ton;
5 statische opslag tot een maximum
van
6 verbrede landbouw
in de vorm van verkoop in streekeigen producten tot een maximum van
7
kinderdagverblijf en/of buitenschoolse opvang tot
een maximum van
d Ondersteunende horeca
is toegestaan bij nevenfuncties zoals genoemd in onder c sub 2 en 3 waarbij de
oppervlakte niet meer mag bedragen dan
e Buitenopslag ten
behoeve van de nevenfuncties is niet toegestaan.
f De in het gebied
aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
g De nevenfunctie mag
geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg
hebben, waarbij de parkeerplaatsen gerealiseerd moeten worden op eigen terrein.
h De nevenfunctie mag
geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en
ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.
i De nevenfunctie in de
vorm van kleinschalig kamperen mag uitsluitend plaatsvinden op of grenzend aan
het bouwvlak, mits landschappelijk ingepast.
j Nevenfuncties, met uitzondering
van mestverwerking en statische opslag, zijn niet toegestaan in een
landbouwontwikkelingsgebied (LOG).
3.5.2 Ontheffing tijdelijke
teeltondersteunende voorzieningen
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 3.4
voor het gebruik van de gronden voor tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen
voor zover deze geen bouwwerken zijn, met inachtneming van de volgende regels:
a
De in de bestemmingsomschrijving
aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
3.6 Aanlegvergunning
3.6.1 Aanlegvergunning
Het
is verboden op de in lid 3.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een
schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de
volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
a
Het wijzigen en
verharden van zandwegen.
b
Het verwijderen van landschapselementen.
3.6.2 Uitzonderingen
Het
in lid 3.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden
welke:
a
Binnen een bouwvlak
plaatsvinden.
b
Het normale onderhoud
en/of gebruik betreffen.
c
Reeds in uitvoering zijn,
dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het
tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
3.6.3 Toelaatbaarheid
De
in lid 3.6.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen
onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de
ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.
3.7.1 Wijziging vergroting
bouwvlakken
Vervallen.
3.7.2 Wijzigingsbevoegdheid
vormverandering bouwvlakken
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de vorm
van een bouwvlak te wijzigen, met inachtneming van de volgende regels:
a
Ter
plaatse van de aanduiding ‘Reconstructiewetzone - extensiveringsgebied’ is
vormverandering van het bouwvlak niet toegestaan.
b Wijziging
is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering of voor toepassing van
milieuregels en/of andere wettelijke regels.
c Wijziging
leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en
ontwikkelingsmogelijkheden voor naburige agrarische bedrijven en niet-agrarische
bedrijven.
d Wijziging
leidt niet tot vergroting van het oppervlak van het bouwvlak.
3.7.3 Wijziging
naar niet-grondgebonden agrarisch bedrijf
Burgemeester en
wethouders zijn bevoegd de gronden binnen het bouwvlak van deze bestemming te wijzigen
ten behoeve van de vestiging van een niet-grondgebonden bedrijf, met
inachtneming van de volgende regels:
a
De wijziging naar
‘intensieve veehouderij’ mag uitsluitend plaatsvinden op bouwvlakken die zijn
gelegen ter plaatse van de aanduiding ‘Reconstructiewetzone -
landbouwontwikkelingsgebied’ of ‘Reconstructiewetzone -verwevingsgebied’ en het
een duurzame locatie betreft conform de provinciale handleiding duurzame locaties
en duurzame projectlocaties voor de intensieve veehouderij, zoals opgenomen in
de bijlage 2;
b
Wijziging ten
behoeve van glastuinbouw is niet toegestaan;
c
Het bouwvlak mag niet
worden vergroot;
d
Er dient sprake
te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing
op basis van een erfbeplantingsplan.
3.7.4 Wijziging naar permanente
teeltondersteunende voorzieningen
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd het bouwvlak te vergroten ten behoeve van de bouw
van permanente teeltondersteunende voorzieningen met inachtneming van de
volgende regels:
a De noodzaak is aangetoond
middels een AAB-advies, en
b De ter plaatse
voorkomende landschaps- en natuurwaarden worden niet onevenredig aangetast.
c De oppervlakte mag
niet meer bedragen dan
d Wijziging dient
plaats te vinden grenzend aan het bestaande bouwvlak.
e Er sprake is van een zorgvuldige
landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.
3.7.5 Wijziging naar
‘paardenhouderij’
Burgemeester en wethouders zijn
bevoegd de gronden binnen het bouwvlak van deze bestemming te wijzigen ten
behoeve van de vestiging van een paardenhouderij mits de noodzaak
daarvan voor de exploitatie van het betreffende agrarisch bedrijf als zodanig
redelijkerwijs is aangetoond middels een bedrijfsplan.
3.7.6 Wijziging ten behoeve van bouw
bedrijfswoning
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd de gronden binnen het bouwvlak van deze bestemming
te wijzigen ten behoeve van de bouw van een bedrijfswoning, met inachtneming
van de volgende regels:
a De wijziging is uitsluitend
toegestaan op de gronden met de aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’.
b Er dient sprake te zijn van een
aanvaardbaar leefklimaat.
c Er dient voldaan te zijn aan het
Rapport Akoestisch onderzoek d.d.
mei 2009.
d De noodzakelijkheid is aangetoond
middels een AAB-advies.
e De wijziging onder a is niet toegestaan op de
gronden, die met toepassing van de wijzigingsbevoegdheid opgenomen in lid
3.7.11 zijn voorzien van de aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’, behoudens
in geval middels een AAB-advies is aangetoond dat op het deel van het
oorspronkelijke bouwvlak zonder de aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’ een
volwaardig agrarisch bedrijf wordt uitgeoefend.
3.7.7 Wijziging naar ‘wonen’ na
beëindiging agrarisch bedrijf
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden binnen het bouwvlak
van deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de
voormalige agrarische bedrijfswoning betreft, met inachtneming van de volgende
regels:
a De locatie is niet
geschikt als hergebruik voor een agrarisch bedrijf.
b Alle gebouwen dienen
te worden gesloopt, uitgezonderd:
1 bestaande woningen;
2 bestaande gebouwen
die als bijgebouw worden aangemerkt, met bij elke woning een oppervlakte van
ten hoogste
3 bestaande gebouwen
met de aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’.
c De oppervlakte mag
niet meer bedragen dan
d De overige gronden
binnen het voormalig bouwvlak houden de betreffende agrarische bestemming.
e Elke wijziging dient
in elk geval alle woonruimten binnen het betreffende bouwvlak te omvatten.
f Het aantal woningen
binnen elk voormalig bouwvlak mag niet worden vergroot.
g De agrarische
gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing mogen door de
wijziging niet onevenredig worden aangetast.
h Er dient sprake te
zijn van een aanvaardbaar leefklimaat.
i
Wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de
aanduiding ‘Reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied’.
j Per
3.7.8 Wijziging naar ‘ gemengd–
Vervallen.
3.7.9 Wijziging naar bos of- natuur
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in
de bestemming ‘Bos’ of ‘Natuur’ ten behoeve van behoud en/of ontwikkeling van
bos en/of natuur, met inachtneming van de volgende regels:
a Daar
natuurontwikkeling zal plaatsvinden.
b De agrarische
activiteiten zijn beëindigd.
c De gerechtigden ten
aanzien van de betreffende gronden wijziging wensen.
3.7.10 Wijziging
aanduiding ‘intensieve veehouderij’
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming met de
aanduiding ‘intensieve veehouderij’ te wijzigen in de bestemming Agrarisch
zonder aanduiding ‘intensieve veehouderij’ wanneer de activiteiten zijn
beëindigd.
3.7.11 Wijziging
splitsing bouwvlak
Vervallen.
Artikel 4 Agrarisch met waarden – landschapswaarden 1
De voor 'Agrarisch met Waarden – Landschapswaarden 1' aangewezen
gronden zijn bestemd voor:
a grondgebonden
agrarische bedrijven;
b en tevens voor:
1 ter plaatse van de aanduiding
‘intensieve veehouderij’: een ‘intensieve veehouderij’;
2 ter plaatse van de
aanduiding ‘glastuinbouw’: een glastuinbouwbedrijf;
3 ter plaatse van de
aanduiding ‘paardenhouderij’: een paardenhouderijbedrijf;
c bestaande
nevenfuncties conform de lijst ‘Bestaande nevenactiviteiten’ (Bijlage 1);
d behoud en herstel van
de aangeduide cultuurhistorische waarden;
e behoud, herstel en
ontwikkeling van de landschapswaarden in het algemeen en in het bijzonder voor:
- landschappelijk open gebied,
ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden –
openheid´;
- cultuurhistorisch
waardevolle akker, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch
met waarden – cultuurhistorisch waardevolle akker’;
f instandhouding als
zodanig van de aldaar voorkomende zandwegen;
g watergangen en
waterpartijen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
h voorzieningen ten
behoeve van extensieve openluchtrecreatie, zoals fiets- en voetpaden en
picknickplaatsen;
i evenementen;
j kampeerterrein, ter
plaatse van de aanduiding ‘kampeerterrein’.
Voor
het bouwen van bouwwerken, niet zijnde rijhallen, gelden de volgende
bepalingen:
a Per bouwvlak is bebouwing
ten behoeve van niet meer dan één agrarisch bedrijf toegestaan; indien tussen
bouwvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven worden deze bouwvlakken
aangemerkt als één bouwvlak.
b Er mogen uitsluitend
bouwwerken ten behoeve van reële agrarische bedrijven worden gebouwd.
4.2.2 Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van gebouwen
gelden de volgende bepalingen:
a Gebouwen mogen
uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met uitzondering van veldschuren
die tevens toegestaan zijn ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van
agrarisch met waarden - veldschuur’.
b Ter plaatse van de
aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch- teeltondersteunende voorzieningen’
mogen teeltondersteunende voorzieningen worden gebouwd met uitzondering van
teeltondersteunende kassen.
c De hoogte van
veldschuren mag niet meer bedragen dan de bestaande hoogte.
d
De hoogte van permanente teeltondersteunende
voorzieningen, met uitzondering van teeltondersteunende kassen, mag niet meer
bedragen dan
e De goothoogte van
overige bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan
f De bouwhoogte van
overige bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan
g De hoogte van
(teeltondersteunende) kassen mag niet meer dan
h
De oppervlakte aan kassen per bedrijf mag ter plaatse van
de aanduiding ‘glastuinbouw’ niet meer bedragen dan
i De oppervlakte aan
teeltondersteunende kassen per bedrijf, met uitzondering van bedrijven ter plaatse
van de aanduiding ‘glastuinbouw’ mag niet meer bedragen dan
Voor
het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
a Binnen elk bouwvlak
mag het aantal bedrijfswoningen niet meer bedragen dan één of in voorkomend
geval niet meer dan het aangegeven aantal, met dien verstande dat binnen een
bouwvlak met de aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’ geen bedrijfswoning is
toegestaan.
b De inhoud van een
bedrijfswoning mag niet meer dan
c De goothoogte van
bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan
d De bouwhoogte van
bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan
e De gezamenlijke
oppervlakte van bij eenzelfde bedrijfswoning behorende bijgebouwen en
overkappingen mag niet meer dan
f De goothoogte van
bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan
g De bouwhoogte van
bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan
4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen
zijnde
Voor
het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a Bouwwerken zijn
uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan, met uitzondering van erf- en
terreinafscheidingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van
recreatieve voorzieningen.
b De hoogte van silo’s
mag niet meer bedragen dan
c De hoogte van erf- en
terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan
d De hoogte van overige
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 4.2.2,
ten behoeve van het binnen een bouwvlak bouwen van een rijhal tot een
oppervlakte van
a Per geval is de noodzaak voor een
doelmatige agrarische bedrijfsvoering, bestaande uit paardenfokkerij of, indien
als zodanig aangeduid, paardenhouderij, is aangetoond aan de hand van een
deugdelijk bedrijfsplan en een AAB-advies.
b Er
is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de
bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.
4.3.2 Ontheffing teeltondersteunende
kassen
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid
4.2.2, ten behoeve van het bouwen van teeltondersteunende kassen tot een
grotere oppervlakte en hogere hoogte met inachtneming van de volgende regels:
a De noodzaak voor een
doelmatige agrarische bedrijfsvoering dient te zijn aangetoond middels een
AAB-advies.
b Binnen het
betreffende bouwvlak mag de gezamenlijke oppervlakte van teeltondersteunende
kassen niet meer dan
c De hoogte mag niet
meer bedragen dan
d Er moet worden
voldaan aan het Besluit Glastuinbouw.
e De gevels van de
glasopstanden waarin assimilatiebelichting wordt toegepast vanaf 1:00 uur na
zonsondergang tot 1:00 uur voor zonsopgang volledig zijn afgeschermd met een
100% dicht gevelschermdoek en aan de bovenzijde van de glasopstanden in
diezelfde periode het licht voor minimaal 95% wordt afgeschermd.
4.3.3 Ontheffing bouwhoogte
bedrijfsgebouwen
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 4.2.2
ten behoeve van het bouwen van bedrijfsgebouwen tot een goothoogte van
a De noodzaak voor een
doelmatige agrarische bedrijfsvoering dient te zijn aangetoond middels een
AAB-advies.
b Er is sprake van een zorgvuldige
landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een
erfbeplantingsplan.
4.3.4 Ontheffing bouwhoogte bouwwerken,
geen gebouwen zijnde
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid
4.2.4, ten behoeve van het bouwen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met
inachtneming van de volgende regels:
a De hoogte van
schoorstenen en silo's mag niet meer bedragen dan
b De hoogte van erf- en
terreinafscheidingen buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan
4.3.5 Ontheffing
tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het
bepaalde in lid 4.2.2 voor het bouwen van tijdelijke teeltondersteunende
voorzieningen, met inachtneming van de volgende regels:
a
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan
b
De in de bestemmingsomschrijving
aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
4.3.6 Ontheffing overige
teeltondersteunende voorzieningen
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid
4.2.4, ten behoeve van het bouwen van boomteelthekken en regenkappen buiten het
aangeduide bouwvlak met inachtneming van de volgende regels:
a De noodzaak voor een
doelmatige agrarische bedrijfsvoering dient te zijn aangetoond middels een
AAB-advies.
b De hoogte van boomteelthekken
mag niet meer bedragen dan
c De hoogte van
regenkappen mag niet meer bedragen dan
d Er mag geen sprake
zijn van onevenredige effecten op de aanwezige natuur- of landschapswaarden.
a Als
verboden gebruik artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval aangemerkt:
1 het gebruik van de
gronden buiten het bouwvlak en buiten de aanduiding ‘specifieke vorm van
agrarisch met waarden - teeltondersteunende voorzieningen’ ten behoeve van
tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen voor zover deze geen bouwwerken
zijn;
2 het gebruik van de
gronden buiten het bouwvlak als paardenbakken;
3 opslag van hooirollen
buiten het bouwvlak.
b De gezamenlijke brutovloeroppervlakte van nevenfuncties als
bedoeld in lid 4.1, uitgezonderd standplaatsen voor kampeermiddelen mag niet
meer bedragen dan 25% van de bebouwing tot een
maximum van 1.000 m². Verkoop van streekeigen
producten is toegestaan tot maximaal
c Het
gebruik van gronden voor kwekerijen, zoals champignonteeltbedrijven,
witlofkwekerijen, nertsenkwekerijen, viskwekerijen en wormkwekerijen is niet
toegestaan.
d De
aanleg van retentievoorzieningen en waterbassins is uitsluitend toegestaan
binnen het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van
agrarisch met waarden – teeltondersteunende voorzieningen’.
4.5 Ontheffing van de
gebruiksregels
4.5.1 Ontheffing nevenfuncties
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing
te verlenen van het bepaalde in lid 4.1 onder a en b voor nevenfuncties, met
inachtneming van de volgende regels:
a De agrarische functie
op het perceel blijft als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar.
b Nevenfuncties zijn uitsluitend toegestaan binnen
de bestaande bebouwing, met dien verstande dat herbouw – onder de voorwaarde
dat de uitwendige verschijningsvorm overeenkomt met die van het oorspronkelijke
gebouw – op dezelfde plaats mag plaatsvinden indien en voor zover
redelijkerwijs niet verlangd mag worden dat de bestaande bebouwing - gezien de
staat waarin deze verkeert – moet worden gehandhaafd .
c Voor nevenfuncties
geldt dat de volgende functies bij het agrarische bedrijf zijn toegestaan:
1 agrarisch technisch
hulpbedrijven, agrarische verwante bedrijven tot een maximum gezamenlijke
oppervlak van 25% van het brutovloeroppervlak tot maximaal
2 verbrede landbouw in
de vorm van zorgboerderijen, kinderboerderijen, sociale en educatieve
voorzieningen tot een maximum gezamenlijke oppervlak van 25% van het
brutovloeroppervlak tot maximaal
3 recreatieve
doeleinden tot een tot een maximum gezamenlijke oppervlak van 25% van het
brutovloeroppervlak tot maximaal
4 mestverwerking tot een
maximum van 25.000 ton;
5 statische opslag tot een maximum van
6 verbrede landbouw in de vorm van verkoop in
streekeigen producten tot een maximum van
7
kinderdagverblijf en/of buitenschoolse opvang tot
een maximum van
d Ondersteunende horeca
is toegestaan bij nevenfuncties zoals genoemd onder c sub 2 en 3 waarbij de
oppervlakte niet meer mag bedragen dan
e Buitenopslag ten
behoeve van de nevenfuncties is niet toegestaan.
f De in het gebied
aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
g De nevenfunctie mag
geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg
hebben, waarbij de parkeerplaatsen gerealiseerd moeten worden op eigen terrein.
h De nevenfunctie mag
geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en
ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.
i De nevenfunctie in de
vorm van kleinschalig kamperen mag uitsluitend plaatsvinden op of grenzend aan
het bouwvlak, mits landschappelijk ingepast.
4.5.2 Ontheffing
tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het
bepaalde in lid 4.4 voor het gebruik van de gronden voor tijdelijke
teeltondersteunende voorzieningen voor zover deze geen bouwwerken zijn, met
inachtneming van de volgende regels:
a De tijdelijke
teeltondersteunende voorzieningen niet zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding
´specifieke vorm van agrarisch met waarden – cultuurhistorisch waardevolle
akker´.
b De in de
bestemmingsomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden
aangetast.
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke
vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken
en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
a ter plaatse van de
aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden – openheid’:
1 het aanleggen of
aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander opgaand houtgewas
zonder agrarische productiefunctie;
2 het aanleggen of
aanplanten van hoger dan
b ter plaatse van de
aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - cultuurhistorisch
waardevolle akker':
1 het verzetten of
vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan
2 het aanleggen, dempen
of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van)
oppervlaktewateren;
3 het verwijderen of
rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas
zonder agrarische productiefunctie;
4 het aanleggen of
aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander opgaand houtgewas
zonder agrarische productiefunctie;
5 het verwijderen van perceelsindelingen,
zoals tot uiting komend in greppels, sloten, steilrand en het verwijderen van paden of onverharde wegen;
6 het aanleggen en/of
verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere
oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, voor zover groter dan
7 het omzetten van
grasland naar boomteelt.
Het in lid 4.6.1 vervatte
verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a Binnen een bouwvlak plaatsvinden.
b Het normale onderhoud en/of gebruik
betreffen.
c Reeds in uitvoering zijn, dan wel
krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het
tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
De in lid 4.6.1
genoemde
vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de
ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.
4.7.1 Wijziging vergroting
bouwvlakken
Vervallen.
4.7.2 Wijzigingsbevoegdheid
vormverandering bouwvlakken
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de vorm
van een bouwvlak te wijzigen, met inachtneming van de volgende regels:
a
Ter
plaatse van de aanduiding ‘Reconstructiewetzone - extensiveringsgebied’ is
vormverandering van het bouwvlak niet toegestaan.
b Wijziging
is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering of voor toepassing van
milieuregels en/of andere wettelijke regels.
c Wijziging
leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en
ontwikkelingsmogelijkheden voor naburige agrarische bedrijven en niet-agrarische
bedrijven.
d Wijziging
leidt niet tot vergroting van het oppervlak van het bouwvlak.
4.7.3 Wijziging naar niet-grondgebonden agrarisch
bedrijf
Burgemeester en
wethouders zijn bevoegd de gronden binnen het bouwvlak van deze bestemming te
wijzigen ten behoeve van de vestiging van een niet-grondgebonden bedrijf, met
inachtneming van de volgende regels.
a
De wijziging naar
‘intensieve veehouderij’ mag uitsluitend plaatsvinden op bouwvlakken die zijn
gelegen ter plaatse van de aanduiding ‘Reconstructiewetzone - verwevingsgebied’
en het een duurzame locatie betreft conform de provinciale handleiding
duurzame locaties en duurzame projectlocaties voor de intensieve veehouderij,
zoals opgenomen in bijlage 2.
b
Wijziging ten behoeve
van glastuinbouw is niet toegestaan.
c
Het bouwvlak mag
niet worden vergroot.
d
Er dient sprake
te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing
op basis van een erfbeplantingsplan.
4.7.4 Wijziging naar permanente
teeltondersteunende voorzieningen
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd het bouwvlak te vergroten ten behoeve van de bouw
van permanente teeltondersteunende voorzieningen met
inachtneming van de volgende regels:
a De noodzaak is
aangetoond middels een AAB-advies, en
b De ter plaatse
voorkomende landschaps- en natuurwaarden worden niet onevenredig aangetast.
c De oppervlakte mag
niet meer bedragen dan
d Wijziging dient
plaats te vinden grenzend aan het bestaande bouwvlak.
e Er sprake is van een zorgvuldige
landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een
erfbeplantingsplan.
4.7.5 Wijziging naar
‘paardenhouderij’
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd de gronden binnen het bouwvlak van deze bestemming
te wijzigingen ten behoeve van de vestiging van een paardenhouderij mits de
noodzaak daarvan voor de exploitatie van het betreffende agrarisch bedrijf als
zodanig redelijkerwijs is aangetoond middels een bedrijfsplan.
4.7.6 Wijziging ten behoeve van bouw
bedrijfswoning
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd de gronden binnen het bouwvlak van deze bestemming
te wijzigen ten behoeve van de bouw van een bedrijfswoning, met inachtneming van de volgende regels:
a De wijziging is uitsluitend
toegestaan op de gronden met de aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’.
b Er dient sprake te zijn van een
aanvaardbaar leefklimaat.
c Er dient voldaan te zijn aan het
Rapport Akoestisch onderzoek d.d.
mei 2009.
d De noodzakelijkheid is aangetoond
middels een AAB-advies.
e De wijziging
onder a is niet toegestaan op de gronden, die met toepassing van de
wijzigingsbevoegdheid opgenomen in lid 4.7.11 zijn voorzien van de aanduiding
‘bedrijfswoning uitgesloten’, behoudens in geval middels een AAB-advies is
aangetoond dat op het deel van het oorspronkelijke bouwvlak zonder de
aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’ een volwaardig agrarisch bedrijf wordt
uitgeoefend.
4.7.7 Wijziging naar ‘wonen’ na
beëindiging agrarisch bedrijf
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden binnen het
bouwvlak van deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de
voormalige agrarische bedrijfswoning betreft en met inachtneming van de
volgende regels:
a De locatie is niet
geschikt als hergebruik voor een agrarisch bedrijf.
b Alle gebouwen dienen
te worden gesloopt, uitgezonderd:
1 bestaande woningen;
2 bestaande gebouwen
die als bijgebouw worden aangemerkt, met bij elke woning een oppervlakte van
ten hoogste
3
bestaande gebouwen met aanduiding ‘cultuurhistorische
waarden’.
c De oppervlakte mag
niet meer bedragen dan
d De overige gronden
binnen het voormalig bouwvlak houden de betreffende agrarische bestemming.
e Elke wijziging dient
in elk geval alle woonruimten binnen het betreffende bouwvlak te omvatten.
f Het aantal woningen
binnen elk voormalig bouwvlak mag niet worden vergroot.
g De agrarische
gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing mogen door de
wijziging niet onevenredig worden aangetast.
h Er dient sprake te
zijn van een aanvaardbaar leefklimaat.
i Per
4.7.8 Wijziging naar ‘gemengd –
Vervallen.
4.7.9 Wijziging naar bos of-
natuur
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te
wijzigen in de bestemming ‘Bos’ of ‘Natuur’ ten behoeve van behoud en/of
ontwikkeling van bos en/of natuur, met inachtneming van de volgende regels:
a Daar
natuurontwikkeling zal plaatsvinden.
b De agrarische
activiteiten zijn beëindigd.
c De gerechtigden ten
aanzien van de betreffende gronden wijziging wensen.
4.7.10 Wijziging
aanduiding ‘intensieve veehouderij’
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming met de
aanduiding ‘intensieve veehouderij’ te wijzigen in de bestemming Agrarisch
zonder aanduiding ‘intensieve veehouderij’ wanneer de activiteiten zijn
beëindigd.
4.7.11 Wijziging
splitsing bouwvlak
Vervallen.
Artikel 5
Agrarisch met waarden –
landschapswaarden 2
De voor 'Agrarisch met Waarden – Landschapswaarden 2'
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a grondgebonden
agrarische bedrijven;
b en tevens voor:
1 ter plaatse van de
aanduiding ‘intensieve veehouderij’: een ‘intensieve veehouderij’;
2 ter plaatse van de
aanduiding ‘paardenhouderij’: een paardenhouderijbedrijf;
c bestaande
nevenfuncties conform de lijst ‘Bestaande nevenactiviteiten’ in bijlage 1;
d behoud en herstel van
de aangeduide cultuurhistorische waarden;
e behoud, herstel en
ontwikkeling van de landschapswaarden in het algemeen en in het bijzonder voor:
- aardkundig
waardevolle gebieden, ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van
agrarisch met waarden – aardkundig waardevol gebied´;
- cultuurhistorisch
waardevolle gebieden ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van
agrarisch met waarden – cultuurhistorisch waardevol gebied´;
- dassenleefgebied, ter
plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden –
dassenleefgebied´;
- landschappelijk open
gebied, ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met
waarden – openheid´;
- landschapsontwikkelingsgebied,
ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – landschapsontwikkelingsgebied’;
f een gronddepot, ter
plaatse van de aanduiding ‘gronddepot’;
g behoud, herstel en/of
ontwikkeling van de natuurwaarden in het algemeen en in het bijzonder voor:
- natuurontwikkelingsgebieden
ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden –
natuurontwikkelingsgebied´;
h instandhouding als
zodanig van de aldaar voorkomende zandwegen;
i watergangen en waterpartijen
en waterhuishoudkundige voorzieningen;
j voorzieningen ten
behoeve van extensieve openluchtrecreatie, zoals fiets- en voetpaden en
picknickplaatsen;
k evenementen;
l kampeerterrein, ter
plaatse van de aanduiding ‘kampeerterrein’.
Voor
het bouwen van bouwwerken, niet zijnde rijhallen, gelden de volgende
bepalingen:
a Per bouwvlak is
bebouwing ten behoeve van niet meer dan één agrarisch bedrijf toegestaan;
indien tussen bouwvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven worden deze
bouwvlakken aangemerkt als één bouwvlak.
b Er mogen uitsluitend
bouwwerken ten behoeve van reële agrarische bedrijven worden gebouwd.
Voor
het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a Gebouwen mogen uitsluitend
binnen het bouwvlak worden gebouwd, met uitzondering van veldschuren die tevens
toegestaan zijn ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch
met waarden - veldschuur’.
b Ter plaatse van de
aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch- teeltondersteunende voorzieningen’
mogen teeltondersteunende voorzieningen worden gebouwd met uitzondering van
teeltondersteunende kassen.
c De hoogte van
veldschuren mag niet meer bedragen dan de bestaande hoogte.
d
De hoogte van permanente teeltondersteunende
voorzieningen, met uitzondering van teeltondersteunende kassen, mag niet meer
bedragen dan
e De hoogte van
(teeltondersteunende) kassen mag niet meer dan
f De goothoogte van
overige bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan
g De bouwhoogte van
overige bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan
h De oppervlakte aan
teeltondersteunende kassen per bedrijf, mag niet meer bedragen dan
Voor
het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
a Binnen elk bouwvlak
mag het aantal bedrijfswoningen niet meer bedragen dan één of in voorkomend
geval niet meer dan het aangegeven aantal, met dien verstande dat binnen een
bouwvlak met de aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’ geen bedrijfswoning is
toegestaan.
b De inhoud van een
bedrijfswoning mag niet meer dan
c De goothoogte van
bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan
d De bouwhoogte van
bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan
e De gezamenlijke
oppervlakte van bij eenzelfde bedrijfswoning behorende bijgebouwen en
overkappingen mag niet meer dan
f De goothoogte van
bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan
g De bouwhoogte van
bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan
5.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen
zijnde
Voor
het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a
Bouwwerken zijn uitsluitend binnen het bouwvlak
toegestaan, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen en bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, ten behoeve van recreatieve voorzieningen.
b De hoogte van silo’s
mag niet meer bedragen dan
c De hoogte van erf- en
terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan
d De hoogte van overige
bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan
5.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid
5.2.2, ten behoeve van het binnen een bouwvlak bouwen van een rijhal tot een oppervlakte
van
a Per geval de noodzaak
voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering, bestaande uit paardenfokkerij
of, indien als zodanig aangeduid, paardenhouderij, is aangetoond aan de hand
van een deugdelijk bedrijfsplan en een AAB-advies.
b Er is sprake van een zorgvuldige
landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een
erfbeplantingsplan.
5.3.2 Ontheffing teeltondersteunende
kassen
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid
5.2.2, ten behoeve van het bouwen van teeltondersteunende kassen tot een
grotere oppervlakte en hogere hoogte met inachtneming van de volgende regels:
a De noodzaak voor een
doelmatige agrarische bedrijfsvoering dient te zijn aangetoond middels een
AAB-advies.
b Binnen het
betreffende bouwvlak mag de gezamenlijke oppervlakte van teeltondersteunende
kassen niet meer dan
c De hoogte mag niet
meer bedragen dan
d Er moet worden
voldaan aan het Besluit Glastuinbouw.
e De gevels van de
glasopstanden waarin assimilatiebelichting wordt toegepast vanaf 1:00 uur na
zonsondergang tot 1:00 uur voor zonsopgang volledig zijn afgeschermd met een
100% dicht gevelschermdoek en aan de bovenzijde van de glasopstanden in
diezelfde periode het licht voor minimaal 95% wordt afgeschermd.
5.3.3 Ontheffing bouwhoogte
bedrijfsgebouwen
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 5.2.2
ten behoeve van het bouwen van bedrijfsgebouwen tot een goothoogte van 9 en
bouwhoogte van
a De noodzaak voor een
doelmatige agrarische bedrijfsvoering dient te zijn aangetoond middels een
AAB-advies.
b Er is sprake van een zorgvuldige
landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een
erfbeplantingsplan.
5.3.4 Ontheffing bouwhoogte
bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in sublid
5.2.4, ten behoeve van het bouwen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met
inachtneming van de volgende regels:
a De hoogte van
schoorstenen en silo's mag niet meer bedragen dan
b De hoogte van erf- en
terreinafscheidingen buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan
5.3.5 Ontheffing
tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het
bepaalde in lid 5.2.2 voor het bouwen van tijdelijke teeltondersteunende
voorzieningen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende regels:
a
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan
b
De in de bestemmingsomschrijving
aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
5.3.6 Ontheffing overige
teeltondersteunende voorzieningen
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in sublid
5.2.4, ten behoeve van het bouwen van boomteelthekken en regenkappen buiten het
aangeduide bouwvlak met inachtneming van de volgende regels:
a Ter plaatse van de
aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden- dassenleefgebied' zijn
geen boomteelthekken of regenkappen toegestaan.
b De noodzaak voor een
doelmatige agrarische bedrijfsvoering dient te zijn aangetoond middels een
AAB-advies.
c De hoogte van
boomteelthekken mag niet meer bedragen dan
d De hoogte van
regenkappen mag niet meer bedragen dan
e Er mag geen sprake
zijn van onevenredige effecten op de aanwezige natuur- of landschapswaarden.
a
Als verboden gebruik artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval aangemerkt:
1
het gebruik van gronden ten behoeve van glastuinbouw,
champignonteeltbedrijven, witlofkwekerijen, nertsenkwekerijen, viskwekerijen en
wormenkwekerijen.
2
het gebruik van de gronden buiten het bouwvlak en buiten
de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden - teeltondersteunende
voorzieningen’ ten behoeve van teeltondersteunende voorzieningen voor zover
deze geen bouwwerken zijn;
3
het gebruik van de gronden buiten het bouwvlak ten
behoeve van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen voor zover deze geen
bouwwerken zijn;
4
het gebruik van de gronden buiten het bouwvlak als
paardenbakken;
5
opslag van hooirollen buiten het bouwvlak.
b De gezamenlijke brutovloeroppervlakte van
nevenfuncties als bedoeld in lid 5.1, uitgezonderd standplaatsen voor kampeermiddelen
mag niet meer bedragen dan 25% van de bebouwing tot een maximum van
1.000 m². Verkoop van streekeigen producten is toegestaan tot maximaal
c De aanleg van retentievoorzieningen en
waterbassins is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak en ter plaatse van
de aanduiding ‘teeltondersteunde voorzieningen’.
5.5 Ontheffing van de
gebruiksregels
5.5.1 Ontheffing nevenfuncties
Burgemeester en
wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 5.1
onder a en b voor nevenfuncties, met inachtneming van de volgende regels:
a De agrarische functie
blijft op het perceel als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar.
b Nevenfuncties zijn uitsluitend toegestaan binnen
de bestaande bebouwing, met dien verstande dat herbouw – onder de voorwaarde
dat de uitwendige verschijningsvorm overeenkomt met die van het oorspronkelijke
gebouw – op dezelfde plaats mag plaatsvinden indien en voor zover
redelijkerwijs niet verlangd mag worden dat de bestaande bebouwing - gezien de
staat waarin deze verkeert – moet worden gehandhaafd.
c Voor nevenfuncties
geldt dat de volgende functies bij het agrarische bedrijf zijn toegestaan:
1 agrarisch technisch
hulpbedrijven, agrarische verwante bedrijven tot een maximum gezamenlijke
oppervlak van 25% van het brutovloeroppervlak tot maximaal
2 verbrede landbouw in
de vorm van zorgboerderijen, kinderboerderijen, sociale en educatieve voorzieningen
tot een maximum gezamenlijke oppervlak van 25% van het brutovloeroppervlak tot
maximaal
3 mestverwerking tot
een maximum van 25.000 ton;
4 verbrede landbouw in de vorm van verkoop in
streekeigen producten tot een maximum van
5 statische opslag tot een maximum van
6
kinderdagverblijf en/of buitenschoolse opvang tot
een maximum van
d Ondersteunende horeca
is toegestaan bij nevenfuncties zoals genoemd onder c sub 2 en 3 waarbij de
oppervlakte niet meer mag bedragen dan
e Buitenopslag ten
behoeve van de nevenfuncties is niet toegestaan.
f De in het gebied
aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
g De nevenfunctie mag geen
onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben,
waarbij de parkeerplaatsen gerealiseerd moeten worden op eigen terrein.
h De nevenfunctie mag geen
onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en
ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.
i De nevenfunctie in de
vorm van kleinschalig kamperen mag uitsluitend plaatsvinden op of grenzend aan
het bouwvlak, mits landschappelijk ingepast.
5.5.2 Ontheffing tijdelijke
teeltondersteunende voorzieningen
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 5.4
voor het gebruik van de gronden voor tijdelijke teeltondersteunende
voorzieningen voor zover deze geen bouwwerken zijn, met
inachtneming van de volgende regels:
a
De tijdelijke teeltondersteunende
voorzieningen niet zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding ´specifieke
vorm van agrarisch met waarden – cultuurhistorisch waardevol gebied´.
b
De in de bestemmingsomschrijving
aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van
burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en
werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
a ter plaatse van de
aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - aardkundig waardevol
gebied':
1 het verzetten of
vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan
2 het omzetten van
grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan
3 het verlagen van de
grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;
4 het aanleggen, dempen
of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van)
oppervlaktewateren.
b ter plaatse van de
aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - cultuurhistorisch
waardevol gebied':
1 het verzetten of
vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan
2 het aanleggen, dempen
of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van)
oppervlaktewateren;
3 het verwijderen of
rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas
zonder agrarische productiefunctie;
4 het aanleggen of
aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander opgaand houtgewas
zonder agrarische productiefunctie;
5 het verwijderen van
perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, steilrand en het verwijderen van paden of onverharde wegen;
6 het aanleggen en/of
verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere
oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, voor zover groter dan
7 het omzetten van
grasland naar boomteelt.
c ter plaatse van de aanduiding 'specifieke
vorm van agrarisch met waarden – dassenleefgebied’:
1 het verzetten of
vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan
2 het omzetten van
grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan
3 het verlagen van de
grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;
4 het aanleggen, dempen
of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van)
oppervlaktewateren;
5 het verwijderen of
rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas
zonder agrarische productiefunctie;
6 het permanent (voor
meer dan 2 jaar aaneengesloten) omzetten van grasland naar een ander
bodemcultuur;
7 het verwijderen van
perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, steilrand en het verwijderen van paden of onverharde wegen;
8 het aanleggen en/of
verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere
oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, voor zover groter dan
d ter plaatse van de aanduiding 'specifieke
vorm van agrarisch met waarden – openheid’:
1 het aanleggen of aanplanten
van bos-, natuur- en landschapselementen of ander opgaand houtgewas zonder
agrarische productiefunctie;
2 het aanleggen of
aanplanten van hoger dan
e ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm
van agrarisch met waarden - natuurontwikkelingsgebied’:
1
het
verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan
2
het
omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan
3
het
verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;
4
het
aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of
bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren;
5
het
verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand
houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
6
het aanleggen
en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere
oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, voor zover groter dan
7
het omzetten van
grasland naar boomteelt.
f ter
plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden –
landschapsontwikkelingsgebied’:
1 het aanleggen of aanplanten van hoger dan
2 het permanent (voor meer dan 2 jaar aaneengesloten) omzetten van grasland
naar een andere bodemcultuur;
3 het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in
greppels, sloten, steilrand en het verwijderen van paden of onverharde wegen;
4 het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het
aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, voor
zover groter dan
Het in lid 5.6.1
vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a Binnen het bouwvlak plaatsvinden.
b Het normale onderhoud
en/of gebruik betreffen.
c Reeds in uitvoering
zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd
op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
De in lid 5.6.1
genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige
afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in
de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.
5.7.1 Wijziging vergroting
bouwvlakken
Vervallen.
5.7.2 Wijzigingsbevoegdheid
vormverandering bouwvlakken
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de vorm van
een bouwvlak te wijzigen, met inachtneming van de volgende regels:
a Ter
plaatse van de aanduiding ‘Reconstructiewetzone - extensiveringsgebied’ is
vormverandering van het bouwvlak niet toegestaan.
b Wijziging
is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering of voor toepassing van
milieuregels en/of andere wettelijke regels.
c Wijziging
leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en
ontwikkelingsmogelijkheden voor naburige agrarische bedrijven en
niet-agrarische bedrijven.
d Wijziging
leidt niet tot vergroting van het oppervlak van het bouwvlak.
5.7.3 Wijziging naar intensieve veehouderij
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden binnen het
bouwvlak van deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vestiging van
‘intensieve veehouderij’, met inachtneming van de volgende regels:
a
De wijziging naar
‘intensieve veehouderij’ mag uitsluitend plaatsvinden op bouwvlakken die zijn
gelegen ter plaatse van de aanduiding ‘Reconstructiewetzone - verwevingsgebied’
en het een duurzame locatie betreft conform de provinciale handleiding
duurzame locaties en duurzame projectlocaties voor de intensieve veehouderij,
zoals opgenomen in bijlage 2.
b
Het bouwvlak mag niet
worden vergroot.
c
Er dient sprake
te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing
op basis van een erfbeplantingsplan.
d
Er
mogen geen overwegende bezwaren bestaan vanuit ruimtelijke, landschappelijke,
maatschappelijke en milieuhygiënisch oogpunt.
5.7.4 Wijziging
naar permanente teeltondersteunende voorzieningen
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd het bouwvlak te vergroten ten behoeve van de bouw
van permanente teeltondersteunende voorzieningen met
inachtneming van de volgende regels:
a De noodzaak daarvan
is aangetoond middels een AAB-advies, en
b De ter plaatse
voorkomende landschaps- en natuurwaarden worden niet onevenredig aangetast.
c De oppervlakte mag
niet meer bedragen dan
d Er is sprake van een zorgvuldige
landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.
5.7.5 Wijziging naar
‘paardenhouderij’
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd de gronden binnen het bouwvlak van deze bestemming
te wijzigingen ten behoeve van de vestiging van een paardenhouderij mits de
noodzaak daarvan voor de exploitatie van het betreffende agrarisch bedrijf als
zodanig redelijkerwijs is aangetoond middels een bedrijfsplan.
5.7.6 Wijziging ten behoeve van bouw
bedrijfswoning
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd de gronden binnen het bouwvlak van deze bestemming te
wijzigen ten behoeve van de bouw van een bedrijfswoning, met inachtneming van de volgende regels:
a De wijziging is uitsluitend
toegestaan op de gronden met de aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’.
b Er dient sprake te zijn van een
aanvaardbaar leefklimaat.
c Er dient voldaan te zijn aan het
Rapport Akoestisch onderzoek d.d.
mei 2009.
d De noodzakelijkheid is aangetoond
middels een AAB-advies.
e De wijziging onder a is niet toegestaan op de
gronden, die met toepassing van de wijzigingsbevoegdheid opgenomen in lid
5.7.11 zijn voorzien van de aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’, behoudens
in geval middels een AAB-advies is aangetoond dat op het deel van het
oorspronkelijke bouwvlak zonder de aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’ een
volwaardig agrarisch bedrijf wordt uitgeoefend.
5.7.7 Wijziging naar ‘wonen’ na
beëindiging agrarisch bedrijf
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden binnen het bouwvlak
van deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige
agrarische bedrijfswoning betreft en met inachtneming van de volgende regels:
a De locatie is niet
geschikt als hergebruik voor een agrarisch bedrijf.
b Alle gebouwen dienen
te worden gesloopt, uitgezonderd:
1 bestaande woningen;
2 bestaande gebouwen die
als bijgebouw worden aangemerkt, met bij elke woning een oppervlakte van ten
hoogste
3 bestaande gebouwen
met aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’.
c De oppervlakte mag
niet meer bedragen dan
d De overige gronden
binnen het voormalig bouwvlak houden de betreffende agrarische bestemming.
e Elke wijziging dient
in elk geval alle woonruimten binnen het betreffende bouwvlak te omvatten.
f Het aantal woningen
binnen elk voormalig bouwvlak mag niet worden vergroot.
g De agrarische
gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing mogen door de
wijziging niet onevenredig worden aangetast.
h Er dient sprake te
zijn van een aanvaardbaar leefklimaat.
i Per
5.7.8 Wijziging naar ‘gemengd –
Vervallen.
5.7.9 Wijziging naar Bos of Natuur
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te
wijzigen in de bestemming ‘Bos’ of ‘Natuur’ ten behoeve van behoud en/of
ontwikkeling van bos en/of natuur, met inachtneming van de volgende regels:
a Daar
natuurontwikkeling zal plaatsvinden.
b De agrarische
activiteiten zijn beëindigd.
c De gerechtigden ten
aanzien van de betreffende gronden wijziging wensen.
5.7.10 Wijziging
aanduiding ‘intensieve veehouderij’
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming met de
aanduiding ‘intensieve veehouderij’ te wijzigen in de bestemming Agrarisch
zonder aanduiding ‘intensieve veehouderij’ wanneer de activiteiten zijn
beëindigd.
5.7.11 Wijziging
splitsing bouwvlak
Vervallen.
Artikel 6
Agrarisch met waarden –
landschaps- en natuurwaarden 1
De voor 'Agrarisch met
waarden – landschaps- en natuurwaarden' aangewezen
gronden zijn bestemd voor:
a grondgebonden
agrarische bedrijven;
b en tevens voor:
1 ter plaatse van de
aanduiding ‘intensieve veehouderij’: een ‘intensieve veehouderij’;
2 ter plaatse van de
aanduiding ‘paardenhouderij’: een paardenhouderijbedrijf;
c bestaande
nevenfuncties conform de lijst ‘Bestaande nevenactiviteiten’ in bijlage 1;
d behoud en herstel van
de aangeduide cultuurhistorische waarden;
e behoud, herstel en
ontwikkeling van de landschapswaarden in het algemeen en in het bijzonder voor:
- cultuurhistorische
waardevolle gebieden ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van
agrarisch met waarden – cultuurhistorisch waardevol gebied´;
- dassenleefgebied, ter
plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden –
dassenleefgebied´;
- landschappelijk open gebied,
ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden –
openheid´;
f behoud, herstel en
ontwikkeling van de natuurwaarden in het algemeen en in het bijzonder voor:
- kwetsbare soort(en)
ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden –
kwetsbare soorten´;
- natuurontwikkelingsgebied
ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden –
natuurontwikkelingsgebied´;
- struweelvogels ter plaatse
van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden – struweelvogels´;
- weidevogels en ganzen
ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden –
weidevogelgebied´;
g instandhouding als
zodanig van de aldaar voorkomende zandwegen;
h watergangen en
waterpartijen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
i voorzieningen ten
behoeve van extensieve openluchtrecreatie, zoals fiets- en voetpaden en
picknickplaatsen;
j evenementen;
k kampeerterrein, ter
plaatse van de aanduiding ‘kampeerterrein’.
Voor
het bouwen van bouwwerken, niet zijnde rijhallen, gelden de volgende
bepalingen:
a Per bouwvlak is
bebouwing ten behoeve van niet meer dan één agrarisch bedrijf toegestaan; indien
tussen bouwvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven worden deze
bouwvlakken aangemerkt als één bouwvlak.
b Er mogen uitsluitend
bouwwerken ten behoeve van reële agrarische bedrijven worden gebouwd.
Voor
het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a Gebouwen mogen
uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met uitzondering van
veldschuren die tevens toegestaan zijn ter plaatse van de aanduiding
‘specifieke vorm van agrarisch met waarden- veldschuur’.
b Teeltondersteunende
kassen zijn niet toegestaan.
c Ter plaatse van de
aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch-met waarden - teeltondersteunende
voorzieningen’ mogen uitsluitend teeltondersteunende voorzieningen worden
gebouwd.
d De hoogte van veldschuren
mag niet meer bedragen dan de bestaande hoogte.
e De hoogte van
permanente teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen dan
f De goothoogte van
overige bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan
g De bouwhoogte van overige
bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan
Voor
het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
a Binnen elk bouwvlak
mag het aantal bedrijfswoningen niet meer bedragen dan één of in voorkomend
geval niet meer dan het aangegeven aantal, met dien verstande dat binnen een
bouwvlak met de aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’ geen bedrijfswoning is
toegestaan.
b De inhoud van een
bedrijfswoning mag niet meer dan
c De goothoogte van bedrijfswoningen
mag niet meer bedragen dan
d De bouwhoogte van
bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan
e De gezamenlijke
oppervlakte van bij eenzelfde bedrijfswoning behorende bijgebouwen en
overkappingen mag niet meer dan
f De goothoogte van
bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan
g De bouwhoogte van
bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan
6.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen
zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a Bouwwerken zijn
uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan, met uitzondering van erf- en
terreinafscheidingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van
recreatieve voorzieningen.
b De hoogte van silo’s mag
niet meer bedragen dan
c De hoogte van erf- en
terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan
d De hoogte van overige
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan
6.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid
6.2.2, ten behoeve van het binnen een bouwvlak bouwen van een rijhal tot een
oppervlakte van
a Per geval is de noodzaak voor een
doelmatige agrarische bedrijfsvoering, bestaande uit paardenfokkerij of, indien
als zodanig aangeduid, paardenhouderij, aangetoond aan de hand van een
deugdelijk bedrijfsplan en een AAB-advies.
b Er is sprake
van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op
basis van een erfbeplantingsplan.
6.3.2 Ontheffing bouwhoogte
bedrijfsgebouwen
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 6.2.2
ten behoeve van het bouwen van bedrijfsgebouwen tot een goothoogte van 9 en
bouwhoogte van
a De noodzaak voor een
doelmatige agrarische bedrijfsvoering dient te zijn aangetoond middels een
AAB-advies.
b er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke
inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.
6.3.3 Ontheffing bouwhoogte
bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid
6.2.4, ten behoeve van het bouwen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met
inachtneming van de volgende regels:
a De hoogte van
schoorstenen en silo's mag niet meer bedragen dan
b De hoogte van erf- en
terreinafscheidingen buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan
6.3.4 Ontheffing
tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het
bepaalde in lid 6.2.2 voor het bouwen van tijdelijke teeltondersteunende
voorzieningen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende regels:
a
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan
b
De in de bestemmingsomschrijving
aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
6.3.5 Ontheffing overige
teeltondersteunende voorzieningen
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid
6.2.4, ten behoeve van het bouwen van boomteelthekken en regenkappen buiten het
aangeduide bouwvlak met inachtneming van de volgende regels:
a Ter plaatse van de
aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden- dassenleefgebied' zijn
geen boomteelthekken of regenkappen toegestaan.
b De noodzaak voor een
doelmatige agrarische bedrijfsvoering dient te zijn aangetoond middels een
AAB-advies.
c De hoogte van
boomteelthekken mag niet meer bedragen dan
d De hoogte van
regenkappen mag niet meer bedragen dan
e Er mag geen sprake
zijn van onevenredige effecten op de aanwezige natuur- of landschapswaarden.
a Als
verboden gebruik artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval aangemerkt:
1 het gebruik van gronden ten
behoeve van glastuinbouw, champignonteeltbedrijven, witlofkwekerijen,
nertsenkwekerijen, viskwekerijen en wormenkwekerijen;
2 het gebruik van de gronden
buiten het bouwvlak en buiten de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met
waarden - teeltondersteunende voorzieningen’ ten behoeve van
teeltondersteunende voorzieningen voor zover deze geen bouwwerken zijn;
3 het gebruik van de
gronden buiten het bouwvlak ten behoeve van tijdelijke teeltondersteunende
voorzieningen voor zover deze geen bouwwerken zijn;
4 het gebruik van de
gronden buiten het bouwvlak als paardenbakken;
5 opslag van hooirollen
buiten het bouwvlak.
b De gezamenlijke brutovloeroppervlakte van
nevenfuncties als bedoeld in lid 6.1, uitgezonderd standplaatsen voor kampeermiddelen
mag niet meer bedragen dan 25% van het bebouwingsoppervlak tot een maximum van
c De aanleg van retentievoorzieningen en
waterbassins is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak en ter plaatse van
de aanduiding ‘teeltondersteunde voorzieningen’.
6.5 Ontheffing van de
gebruiksregels
6.5.1 Ontheffing nevenfuncties
Burgemeester en wethouders
zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 6.1 onder a en b
voor nevenfuncties, met inachtneming van de volgende regels:
a De agrarische functie
op het perceel als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar blijft.
b Nevenfuncties zijn uitsluitend toegestaan binnen
de bestaande bebouwing, met dien verstande dat herbouw – onder de voorwaarde
dat de uitwendige verschijningsvorm overeenkomt met die van het oorspronkelijke
gebouw – op dezelfde plaats mag plaatsvinden indien en voor zover redelijkerwijs
niet verlangd mag worden dat de bestaande bebouwing - gezien de staat waarin
deze verkeert – moet worden gehandhaafd .
c Voor nevenfuncties
geldt dat de volgende functies bij het agrarische bedrijf zijn toegestaan:
1 verbrede landbouw in de
vorm van zorgboerderijen, kinderboerderijen, sociale en educatieve
voorzieningen tot een maximum gezamenlijke oppervlak van 25% van het
brutovloeroppervlak tot maximaal 1.000 m²; en Kleinschalig kamperen met
maximaal 25 kampeermiddelen, met uitzondering van stacaravans, waarbij geldt
dat een afstand van ten minste
2 recreatieve
doeleinden tot een tot een maximum gezamenlijke oppervlak van 25% van het
brutovloeroppervlak tot maximaal
3 mestverwerking tot
een maximum van 25.000 ton;
4 statische opslag tot een maximum van
5 verbrede landbouw
in de vorm van verkoop in streekeigen producten tot een maximum van
6
kinderdagverblijf en/of buitenschoolse opvang tot
een maximum van
d Ondersteunende horeca
is toegestaan bij nevenfuncties zoals genoemd onder c sub 1 en 3 waarbij de
oppervlakte niet meer mag bedragen dan
e Buitenopslag ten
behoeve van de nevenfuncties is niet toegestaan.
f De in het gebied
aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
g De nevenfunctie mag
geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg
hebben, waarbij de parkeerplaatsen gerealiseerd moeten worden op eigen terrein.
h De nevenfunctie mag
geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en
ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.
i De nevenfunctie in de
vorm van kleinschalig kamperen mag uitsluitend plaatsvinden op of grenzend aan
het bouwvlak, mits landschappelijk ingepast.
6.5.2 Ontheffing
tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te
verlenen van het bepaalde in lid 6.4 voor het gebruik van de gronden voor
tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen voor zover deze geen bouwwerken
zijn, met inachtneming van de volgende regels:
a
De tijdelijke teeltondersteunende
voorzieningen niet zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding ´specifieke
vorm van agrarisch met waarden – cultuurhistorisch waardevol gebied´.
b
De in de bestemmingsomschrijving
aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke
vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden
uit te voeren of te laten uitvoeren:
a ter plaatse van de
aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - cultuurhistorisch
waardevol gebied':
1 het verzetten of
vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan
2 het aanleggen, dempen
of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van)
oppervlaktewateren;
3 het verwijderen of
rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas
zonder agrarische productiefunctie;
4 het aanleggen of
aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander opgaand houtgewas
zonder agrarische productiefunctie;
5 het verwijderen van
perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, steilrand en het verwijderen van paden of onverharde wegen;
6 het aanleggen en/of
verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen,
anders dan containervelden, voor zover groter dan
7 het omzetten van
grasland naar boomteelt.
b ter plaatse van de
aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden – dassenleefgebied’:
1 het verzetten of vergraven
van grond waarbij het maaiveld over meer dan
2 het omzetten van
grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan
3 het verlagen van de
grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;
4 het aanleggen, dempen
of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van)
oppervlaktewateren;
5 het verwijderen of
rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas
zonder agrarische productiefunctie;
6 het permanent (voor
meer dan 2 jaar aaneengesloten) omzetten van grasland naar een andere
bodemcultuur;
7 het verwijderen van perceelsindelingen,
zoals tot uiting komend in greppels, sloten, steilrand en het verwijderen van paden of onverharde wegen;
8 het aanleggen en/of
verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere
oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, voor groter dan
c ter plaatse van de
aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden –openheid’:
1 het aanleggen of
aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander opgaand houtgewas
zonder agrarische productiefunctie;
2 het aanleggen of
aanplanten van hoger dan
d ter plaatse van de
aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden – kwetsbare soorten':
1
het
verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan
2
het
omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan
3
het
verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;
4
het
aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of
bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren;
5
het
verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand
houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
6
het
aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander
opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
7
het
aanleggen of aanplanten van hoger dan
8
het
permanent (voor meer dan 2 jaar aaneengesloten) omzetten van grasland naar een
andere bodemcultuur;
9
het
verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels,
sloten, steilrand en het verwijderen van paden of onverharde wegen;
10
het
aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen
van andere oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, voor zover
groter dan
e ter plaatse van de
aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden –
natuurontwikkelingsgebied':
1
het
verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan
2
het
omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan
3
het
verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;
4
het
aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of
bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren;
5
het
verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand
houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
6
het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen
of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, anders dan
containervelden, voor zover groter dan
7
het
omzetten van grasland naar boomteelt.
f ter plaatse van de
aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden – struweelvogels':
1
het
verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;
2
het
verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand
houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
3
het
verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels,
sloten, steilrand en het verwijderen van paden of onverharde wegen;
4
het aanleggen
en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere
oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, voor zover groter dan
g ter plaatse van de
aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden –
weidevogelgebied ':
1
het
verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan
2
het
omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan
3
het
verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;
4
het
aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of
bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren;
5
het
aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander opgaand
houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
6
het
aanleggen of aanplanten van hoger dan
7
het
permanent (voor meer dan 2 jaar aaneengesloten) omzetten van grasland naar een
andere bodemcultuur;
8
het
aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen
van andere oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, voor zover
groter dan
6.6.2 Uitzonderingen
Het in lid 6.6.1
vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a Binnen het bouwvlak
plaatsvinden.
b Het normale onderhoud
en/of gebruik betreffen.
c Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens
een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het
van kracht worden van dit plan.
6.6.3 Toelaatbaarheid
De in lid 6.6.1 genoemde vergunning kan slechts worden
verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het
herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde
waarden.
6.7.1 Wijziging vergroting
bouwvlakken
Vervallen.
6.7.2 Wijzigingsbevoegdheid
vormverandering bouwvlakken
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de vorm
van een bouwvlak te wijzigen, met inachtneming van de volgende regels:
a
Ter
plaatse van de aanduiding ‘Reconstructiewetzone - extensiveringsgebied’ is vormverandering
van het bouwvlak niet toegestaan.
b
Wijziging is noodzakelijk voor een doelmatige
bedrijfsvoering of voor toepassing van milieuregels en/of andere wettelijke
regels.
c
Wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting
van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden voor naburige agrarische
bedrijven en niet-agrarische bedrijven.
d
Wijziging leidt niet tot vergroting van het
oppervlak van het bouwvlak.
6.7.3 Wijziging ten behoeve van bouw
bedrijfswoning
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd de gronden binnen het bouwvlak van de bestemming te
wijzigen ten behoeve van de bouw van een bedrijfswoning, met inachtneming van de volgende regels:
a De wijziging is uitsluitend
toegestaan op de gronden met de aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’.
b Er dient sprake te zijn van een
aanvaardbaar leefklimaat.
c Er dient voldaan te zijn aan het
Rapport Akoestisch onderzoek d.d.
mei 2009.
d De noodzakelijkheid is aangetoond
middels een AAB-advies.
e De wijziging onder
a is niet toegestaan op de gronden, die met toepassing van de
wijzigingsbevoegdheid opgenomen in lid 6.7.9 zijn voorzien van de aanduiding
‘bedrijfswoning uitgesloten’, behoudens in geval middels een AAB-advies is aangetoond
dat op het deel van het oorspronkelijke bouwvlak zonder de aanduiding ‘bedrijfswoning
uitgesloten’ een volwaardig agrarisch bedrijf wordt uitgeoefend.
6.7.4 Wijziging naar ‘wonen’ na
beëindiging agrarisch bedrijf
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden binnen het bouwvlak
van deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de
voormalige agrarische bedrijfswoning betreft en met inachtneming van de
volgende regels:
a De locatie is niet
geschikt als hergebruik voor een agrarisch bedrijf.
b Alle gebouwen dienen
te worden gesloopt, uitgezonderd:
1 bestaande woningen;
2 bestaande gebouwen
die als bijgebouw worden aangemerkt, met bij elke woning een oppervlakte van
ten hoogste
3 bestaande gebouwen
met aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’.
c De oppervlakte mag
niet meer bedragen dan
d De overige gronden
binnen het voormalig bouwvlak houden de betreffende agrarische bestemming.
e Elke wijziging dient
in elk geval alle woonruimten binnen het betreffende bouwvlak te omvatten.
f Het aantal woningen
binnen elk voormalig bouwvlak mag niet worden vergroot.
g De agrarische
gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing mogen door de
wijziging niet onevenredig worden aangetast.
h Er dient sprake te zijn
van een aanvaardbaar leefklimaat.
i Per
6.7.5 Wijziging
naar permanente teeltondersteunende voorzieningen
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd het bouwvlak te vergroten ten behoeve van de bouw
van permanente teeltondersteunende voorzieningen met
inachtneming van de volgende regels:
a De noodzaak daarvan
is aangetoond middels een AAB-advies.
b De ter plaatse
voorkomende landschaps- en natuurwaarden worden mogen niet onevenredig
aangetast.
c De oppervlakte mag
niet meer bedragen dan
d Er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke
inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.
6.7.6 Wijziging
naar ‘gemengd –
Vervallen.
6.7.7 Wijziging naar Bos of Natuur
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in
de bestemming Bos of Natuur ten behoeve behoud en/of herstel ontwikkeling van
bos en/of natuur, met inachtneming van de volgende regels:
a Daar
natuurontwikkeling zal plaatsvinden.
b De agrarische
activiteiten zijn beëindigd.
c De gerechtigden ten
aanzien van de betreffende gronden wijzigingen wensen.
6.7.8 Wijziging
aanduiding ‘intensieve veehouderij’
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming met de
aanduiding ‘intensieve veehouderij’ te wijzigen in de bestemming Agrarisch
zonder aanduiding ‘intensieve veehouderij’ wanneer de activiteiten zijn
beëindigd.
6.7.9 Wijziging
splitsing bouwvlak
Vervallen.
Artikel 7
Agrarisch met waarden -
landschaps- en natuurwaarden 2
De voor 'Agrarisch met Waarden – Landschaps- en Natuurwaarden
2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a grondgebonden
agrarische bedrijven;
b en tevens voor:
1 ter plaatse van de
aanduiding ‘intensieve veehouderij’: een intensieve veehouderij;
2 ter plaatse van de
aanduiding ‘paardenhouderij’: een paardenhouderijbedrijf;
c
bestaande
nevenactiviteiten conform de lijst ‘Bestaande nevenactiviteiten’ in bijlage 1;
d
behoud
en herstel van de aangeduide cultuurhistorische waarden;
e
behoud,
herstel en ontwikkeling van de landschapswaarden in het algemeen en in het
bijzonder voor:
-
aardkundig
waardevolle gebieden, ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van
agrarisch met waarden – aardkundig waardevol gebied´;
-
cultuurhistorisch
waardevolle gebieden ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van
agrarisch met waarden – cultuurhistorisch waardevol gebied´;
-
dassenleefgebied,
ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden –
dassenleefgebied´;
-
landschappelijk
open gebied, ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met
waarden – openheid´;
-
landschapsontwikkelingsgebied,
ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – landschapsontwikkelingsgebied’;
f behoud,
herstel en/of ontwikkeling van de natuurwaarden in het algemeen en in het
bijzonder voor:
-
kwetsbare
soort(en) ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met
waarden – kwetsbare soorten´;
-
natuurontwikkelingsgebied
ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden –
natuurontwikkelingsgebied´;
-
struweelvogels
ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden –
struweelvogels´;
-
weidevogels
en ganzen ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met
waarden – weidevogelgebied´;
g instandhouding
als zodanig van de aldaar voorkomende zandwegen;
h watergangen
en waterpartijen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
i voorzieningen
ten behoeve van extensieve openluchtrecreatie, zoals fiets- en voetpaden en
picknickplaatsen;
j kampeerterrein,
ter plaatse van de aanduiding ‘kampeerterrein’.
7.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken,
niet zijnde rijhallen gelden de volgende bepalingen:
a
Per
bouwvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één agrarisch bedrijf
toegestaan; indien tussen bouwvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven
worden deze bouwvlakken aangemerkt als één bouwvlak.
b
Er
mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van reële agrarische bedrijven worden
gebouwd.
Voor
het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a Gebouwen mogen
uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met uitzondering van
veldschuren die tevens toegestaan zijn ter plaatse van de aanduiding
‘specifieke vorm van agrarisch met waarden- veldschuur’.
b Teeltondersteunende
kassen zijn niet toegestaan.
c Ter plaatse van de
aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch-met waarden - teeltondersteunende
voorzieningen’ mogen uitsluitend teeltondersteunende voorzieningen worden
gebouwd.
d De hoogte van
veldschuren mag niet meer bedragen dan de bestaande hoogte.
e
De hoogte van permanente teeltondersteunende
voorzieningen mag niet meer bedragen dan
f De goothoogte van
overige bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan
g De bouwhoogte van
overige bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan
Voor het bouwen van
bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
a
Binnen
elk bouwvlak mag het aantal bedrijfswoningen niet meer bedragen dan één of in
voorkomend geval niet meer dan het aangegeven aantal, met dien verstande dat
binnen een bouwvlak met de aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’ geen
bedrijfswoning is toegestaan.
b
De
inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan
c
De
goothoogte van bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan
d
De
bouwhoogte van bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan
e
De
gezamenlijke oppervlakte van bij eenzelfde bedrijfswoning behorende bijgebouwen
en overkappingen mag niet meer dan
f
De
goothoogte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan
g
De
bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan
7.2.4 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a Bouwwerken zijn uitsluitend
binnen het bouwvlak toegestaan, met uitzondering van erf- en
terreinafscheidingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van
recreatieve voorzieningen.
b De hoogte van silo’s
mag niet meer bedragen dan
c De hoogte van erf- en
terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan
d De hoogte van overige
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan
7.3 Ontheffing van de bouwregels
7.3.1 Ontheffing bouwhoogte
bedrijfsgebouwen
Burgemeester en wethouders zijn
bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 7.2.2 ten behoeve van het
bouwen van bedrijfsgebouwen tot een goothoogte van 9 en bouwhoogte van
a De noodzaak voor een
doelmatige agrarische bedrijfsvoering dient te zijn aangetoond middels een
AAB-advies.
b Er sprake is van een zorgvuldige
landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een
erfbeplantingsplan.
7.3.2 Ontheffing bouwhoogte
bouwwerken geen gebouwen zijnde
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 7.2.4,
ten behoeve van het bouwen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met inachtneming van de volgende regels:
a De hoogte van
schoorstenen en silo's mag niet meer bedragen dan
b De hoogte van erf- en
terreinafscheidingen buiten het bouwvlak niet meer mag bedragen dan
7.3.3 Ontheffing tijdelijke
teeltondersteunende voorzieningen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te
verlenen van het bepaalde in lid 7.2.2 voor het bouwen van tijdelijke
teeltondersteunende voorzieningen, met inachtneming van de volgende regels:
a
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan
b
De in de bestemmingsomschrijving
aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
7.3.4 Ontheffing overige teeltondersteunende
voorzieningen
Burgemeester en wethouders zijn
bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 7.2.4, ten behoeve van
het bouwen van boomteelthekken en regenkappen buiten het aangeduide bouwvlak
met inachtneming van de volgende regels:
a Ter plaatse van de
aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden- dassenleefgebied' zijn
geen boomteelthekken of regenkappen toegestaan.
b De noodzaak voor een
doelmatige agrarische bedrijfsvoering dient te zijn aangetoond middels een
AAB-advies.
c De hoogte van
boomteelthekken mag niet meer bedragen dan
d De hoogte van
regenkappen mag niet meer bedragen dan
e Er mag geen sprake
zijn van onevenredige effecten op de aanwezige natuur- of landschapswaarden.
a Als verboden gebruik artikel 7.10
Wro wordt in ieder geval aangemerkt:
1 het gebruik van gronden ten behoeve
van glastuinbouw, champignonteeltbedrijven, witlofkwekerijen,
nertsenkwekerijen, viskwekerijen en wormenkwekerijen;
2 het gebruik van de
gronden buiten het bouwvlak en buiten de aanduiding ‘specifieke vorm van
agrarisch met waarden - teeltondersteunende voorzieningen’ ten behoeve van
teeltondersteunende voorzieningen voor zover deze geen bouwwerken zijn;
3 het gebruik van de
gronden buiten het bouwvlak ten behoeve van tijdelijke teeltondersteunende
voorzieningen voor zover deze geen bouwwerken zijn;
4 het gebruik van de
gronden buiten het bouwvlak als paardenbakken;
5 opslag van hooirollen
buiten het bouwvlak.
b De gezamenlijke
brutovloeroppervlakte van nevenfuncties als bedoeld in lid 7.1, uitgezonderd
standplaatsen voor kampeermiddelen mag niet meer bedragen dan 25% van de
bebouwing tot een maximum van 1.000 m². Verkoop van streekeigen producten
is toegestaan tot maximaal
c De aanleg van retentievoorzieningen en
waterbassins is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak en ter plaatse van
de aanduiding ‘teeltondersteunde voorzieningen’.
7.5.1 Ontheffing nevenfuncties
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen
van het bepaalde in lid 7.1 onder a en b voor nevenfuncties, met inachtneming
van de volgende regels:
a De agrarische functie
op het perceel als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar blijft.
b Nevenfuncties zijn uitsluitend toegestaan binnen de
bestaande bebouwing, met dien verstande dat herbouw – onder de voorwaarde dat
de uitwendige verschijningsvorm overeenkomt met die van het oorspronkelijke
gebouw – op dezelfde plaats mag plaatsvinden indien en voor zover
redelijkerwijs niet verlangd mag worden dat de bestaande bebouwing - gezien de
staat waarin deze verkeert – moet worden gehandhaafd .
c Voor nevenfuncties
geldt dat de volgende functies bij het agrarische bedrijf zijn toegestaan:
1 verbrede landbouw in
de vorm van zorgboerderijen, kinderboerderijen, sociale en educatieve
voorzieningen tot een maximum gezamenlijke oppervlak van 25% van het
brutovloeroppervlak tot maximaal
2 recreatieve
doeleinden tot een maximum gezamenlijke oppervlak van 25% van het
brutovloeroppervlak tot maximaal
3 mestverwerking tot
een maximum van 25.000 ton;
4 verbrede landbouw in
de vorm van verkoop in streekeigen producten tot een maximum van
d Ondersteunende horeca
is toegestaan bij de nevenfuncties zoals genoemd onder c sub 1 en 2 waarbij de
oppervlakte niet meer mag bedragen dan
e Buitenopslag ten
behoeve van de nevenfuncties is niet toegestaan.
f De in het gebied
aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
g De en/of nevenfunctie
mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg
hebben, waarbij de parkeerplaatsen gerealiseerd moeten worden op eigen terrein.
h De nevenfunctie mag
geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en
ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.
i De nevenfunctie in de
vorm van kleinschalig kamperen mag uitsluitend plaatsvinden op of grenzend aan
het bouwvlak, mits landschappelijk ingepast.
7.5.2 Ontheffing tijdelijke
teeltondersteunende voorzieningen
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 7.4
voor het gebruik van de gronden voor tijdelijke teeltondersteunende
voorzieningen voor zover deze geen bouwwerken zijn,
met inachtneming van de volgende regels:
a
De tijdelijke teeltondersteunende
voorzieningen niet zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding ´specifieke
vorm van agrarisch met waarden – cultuurhistorisch waardevol gebied´.
b
De in de bestemmingsomschrijving
aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
Het is verboden zonder of in afwijking van
een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de
volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
a
ter
plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden -
aardkundig waardevol gebied':
1
het
verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan
2
het
omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan
3
het
verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;
4
het
aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of
bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren.
b
ter
plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden -
cultuurhistorisch waardevol gebied':
1
het verzetten
of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan
2
het
aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of
bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren;
3
het
verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand
houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
4
het
aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander
opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
5
het
verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels,
sloten, steilrand en het verwijderen van paden of onverharde wegen;
6
het aanleggen
en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere
oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, voor groter dan
7
het omzetten van
grasland naar boomteelt.
c
ter
plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden –
dassenleefgebied’:
1
het
verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan
2
het
omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan
3
het
verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;
4
het
aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of
bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren;
5
het
verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand
houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
6
het
permanent (voor meer dan 2 jaar aaneengesloten) omzetten van grasland naar een
andere bodemcultuur;
7
het
verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels,
sloten, steilrand en het verwijderen van paden of onverharde wegen;
8
het
aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen
van andere oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, voor zover
groter dan
d
ter
plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden –
openheid’:
1
het
aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander
opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
2
het
aanleggen of aanplanten van hoger dan
e ter
plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden –
kwetsbare soorten':
1
het
verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan
2
het
omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan
3
het
verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;
4
het
aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of
bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren;
5
het
verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand
houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
6
het
aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander
opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
7
het
aanleggen of aanplanten van hoger dan
8
het
permanent (voor meer dan 2 jaar aaneengesloten) omzetten van grasland naar een
andere bodemcultuur;
9
het
verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels,
sloten, steilrand en het verwijderen van paden of onverharde wegen;
10
het
aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen
van andere oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, voor groter dan
f ter
plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden -
natuurontwikkelingsgebied’:
1
het
verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan
2
het
omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan
3
het
verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;
4
het
aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of
bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren;
5
het
verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand
houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
6
het aanleggen
en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere
oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, voor zover groter dan
7
het omzetten van
grasland naar boomteelt.
g ter
plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden –
struweelvogels':
1
het
verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;
2
het
verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand
houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
3
het
verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels,
sloten, steilrand en het verwijderen van paden of onverharde wegen;
4
het
aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen
van andere oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, voor zover
groter dan
h ter
plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden –
weidevogelgebied:
1
het
verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan
2
het
omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan
3
het
verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;
4
het
aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of
bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren;
5
het
aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander
opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
6
het
aanleggen of aanplanten van hoger dan
7
het
permanent (voor meer dan 2 jaar aaneengesloten) omzetten van grasland naar een
andere bodemcultuur;
8
het
aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen
van andere oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, voor zover
groter dan
i ter plaatse van
de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – landschapsontwikkelingsgebied’:
1 het aanleggen of aanplanten van hoger dan
2 het permanent (voor meer dan 2 jaar aaneengesloten) omzetten van grasland naar een ander bodemcultuur;
3 het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in
greppels, sloten, steilrand en het verwijderen van paden of onverharde wegen;
4 het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het
aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, voor
groter dan
Het in lid 7.6.1 vervatte verbod is niet
van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a
Binnen
het bouwvlak plaatsvinden.
b
Het
normale onderhoud en/of gebruik betreffen.
c
Reeds
in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen
worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
De in lid 7.6.1 genoemde vergunning kan slechts worden
verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het
herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde
waarden.
7.7.1 Wijziging naar 'wonen' na
beëindiging agrarisch bedrijf
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden binnen het
bouwvlak van deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen’ voor zover
het de voormalige agrarische bedrijfswoning betreft en met inachtneming van de
volgende regels:
a De locatie is niet geschikt als
hergebruik voor een agrarisch bedrijf.
b
Alle
gebouwen dienen te worden gesloopt, uitgezonderd:
1
bestaande
woningen;
2 bestaande gebouwen
die als bijgebouw worden aangemerkt, met bij elke woning een oppervlakte van
ten hoogste
3 bestaande gebouwen
met aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’.
c
De
oppervlakte mag niet meer bedragen dan
d
De
overige gronden binnen het voormalig bouwvlak houden de betreffende agrarische
bestemming.
e
Elke
wijziging dient in elk geval alle woonruimten binnen het betreffende bouwvlak
te omvatten.
f
Het
aantal woningen binnen elk voormalig bouwvlak mag niet worden vergroot.
g
De
agrarische gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing mogen
door de wijziging niet onevenredig worden aangetast.
h Per
i Er dient sprake te zijn van een aanvaardbaar
leefklimaat.
7.7.2 Wijziging naar Bos of Natuur
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen
in de bestemming ‘Bos’ of ‘Natuur’ ten behoeve van behoud en/of ontwikkeling
van bos en/of natuur, met inachtneming van de volgende regels:
a
Daar
natuurontwikkeling zal plaatsvinden.
b
De
agrarische activiteiten zijn beëindigd.
c
De
gerechtigden ten aanzien van de betreffende gronden wijziging wensen.
7.7.3 Wijziging
aanduiding ‘intensieve veehouderij’
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming met de
aanduiding ‘intensieve veehouderij’ te wijzigen in de bestemming Agrarisch
zonder aanduiding ‘intensieve veehouderij’ wanneer de activiteiten zijn
beëindigd.
De voor ‘Bedrijf’
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a bedrijven zoals aangegeven in de Tabel
Bedrijven;
b ondergeschikte detailhandel;
c tuinen, groen- en parkeervoorzieningen en bij
een en ander behorende overige voorzieningen;
d aan-huis-verbonden
beroepen;
e paden en wegen en
parkeervoorzieningen;
f water en
waterhuishoudkundige voorzieningen;
g groenvoorzieningen.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van
gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a Binnen elk bestemmingsvlak mag de gezamenlijke
oppervlakte van bedrijfsgebouwen, inclusief bedrijfswoning en exclusief
bijgebouwen en overkappingen, niet meer bedragen dan aangegeven in de Tabel
Bedrijven.
b Per bestemmingsvlak is niet meer dan één
bedrijfswoning toegestaan, of in voorkomend geval niet meer dan het aangegeven
aantal, tenzij aangegeven is ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning
uitgesloten’.
c De inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan
d De goothoogte mag niet meer bedragen
dan
e De bouwhoogte mag niet meer bedragen
dan 10 m, tenzij anders aangegeven in de Tabel Bedrijven.
8.2.2 Bijgebouwen
Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende
bepalingen:
a De gezamenlijke oppervlakte van bij eenzelfde
bedrijfswoning behorende bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan
b De goothoogte mag niet meer dan
c De bouwhoogte mag niet meer dan
8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen
zijnde
Voor het bouwen van
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a De bouwhoogte van
palen, masten en technische installaties mag niet meer bedragen dan
b De bouwhoogte van
erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan
c De bouwhoogte van overige
bouwwerken mag niet meer bedragen dan
8.3 Ontheffing van de bouwregels
8.3.1 Ontheffing oppervlakte
bedrijfsgebouwen
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 8.2.1
ten behoeve van het binnen eenzelfde bestemmingsvlak bouwen van
bedrijfsgebouwen, met inachtneming van de volgende
regels:
a Ontheffing is niet
toegestaan indien dit is aangegeven in de Tabel Bedrijven.
b Ontheffing is mogelijk
met dien verstande dat de oppervlakte van de bestaande bedrijfsgebouwen kan
worden uitgebreid met 15%.
c Indien sprake is van
een agrarisch technisch hulpbedrijf of een agrarisch verwant bedrijf , is
ontheffing mogelijk met dien verstande dat de oppervlakte van de bestaande
bedrijfsgebouwen kan worden uitgebreid met 25%.
d Er is sprake van een zorgvuldige
landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een
erfbeplantingsplan.
e Er mag geen
aantasting van de omliggende landschaps- en natuurwaarden plaatsvinden.
8.4 Specifieke
gebruiksregels
8.4.1 Verboden
gebruik
Als verboden gebruik in de zin
van artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval aangemerkt het gebruik van gronden
voor een ander soort bedrijf dan ter plaatse aangegeven in de Tabel Bedrijven.
8.4.2 Omvang
aan huis verbonden beroep
Binnen de bestemming ‘Bedrijf’ is de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, met inachtneming van de volgende regels:
a
De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan
30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van
b In afwijking van het bepaalde onder a is ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorisch waardevol’ of ter plaatse van een langgevelboerderij maximaal 30% van de gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing toegestaan.
c Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
d Detailhandel is niet toegestaan.
e De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
8.5.1 Ontheffing ander soort bedrijf
Burgemeester en wethouders zijn,
behoudens voor zover het betreft de in de Tabel Bedrijven aangegeven agrarisch technische
hulpbedrijven of agrarisch verwante bedrijven, bevoegd ontheffing te verlenen
van het bepaalde in lid 8.4.1 ten behoeve van de omschakeling naar een ander
soort bedrijf, met inachtneming van de volgende regels:
a
De
voorgenomen bedrijfsactiviteiten dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn en
behoren volgens de Staat van Bedrijfsactiviteiten (bijlage 3) tot dezelfde of
een lagere milieucategorie dan de voorheen ter plaatse van het bestemmingsvlak
uitgeoefende bedrijfsactiviteiten.
b
Er is
sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing
op basis van een erfbeplantingsplan.
c
Het
gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het
verkeer en mag geen onevenredige toename van het verkeer veroorzaken.
8.6 Wijzigingsbevoegdheden
8.6.1 Wijziging naar ‘wonen’ na
bedrijfsbeëindiging
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te
wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige bedrijfswoning
betreft en met inachtneming van de volgende regels:
a Alle gebouwen dienen
te worden gesloopt, uitgezonderd:
1 bestaande woningen;
2 bestaande gebouwen
die als bijgebouw worden aangemerkt, met bij elke woning een oppervlakte van
ten hoogste
3 bestaande gebouwen
met de aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’.
b Het bestemmingsvlak
mag na wijziging niet meer bedragen dan 1.500 m².
c Elke wijziging dient
in elk geval alle woonruimten binnen het betreffende bouwvlak te omvatten.
d De agrarische
gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing mogen door de
wijziging niet onevenredig worden aangetast.
e Het aantal woningen
binnen elk voormalig bouwvlak mag niet worden vergroot.
f Per
8.6.2 Wijziging
splitsing bestemmingsvlak
Vervallen.
Tabel bedrijven
Artikel 9
Bedrijf- nutsvoorziening
De voor ‘Bedrijf -
Nutsvoorziening’ aangewezen gronden zijn bestemd voor de volgende doeleinden:
a voorzieningen voor het
openbaar nut zoals de energie-, warmte- en telecommunicatievoorziening en naar
de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen;
b groenvoorzieningen;
c voorzieningen voor
verkeer en verblijf waaronder wegen en paden.
Voor het bouwen van
gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a De goothoogte mag
niet meer bedragen dan
b De (nok)hoogte mag
niet meer bedragen dan 5,5 m.
9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen
zijnde
Voor het bouwen van
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a De hoogte van erf- en
terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan
b De hoogte van
signalerings- en telecommunicatiemasten mag niet meer bedragen dan
c De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, mag niet meer bedragen dan
De voor 'Bos'
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a behoud, herstel en
ontwikkeling van bos en bebossing;
b water en waterhuishoudkundige
voorzieningen, waaronder voorzieningen voor waterberging, -aanvoer en -afvoer,
zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen;
c behoud, herstel en/of
ontwikkeling van de natuurwaarden;
d behoud van
(onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
e extensief recreatief medegebruik.
Op en in de gronden als bedoeld
in lid 10.1, mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouw zijnde,
waarvan de bouwhoogte niet meer dan
Het is verboden
zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en
wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren
of te laten uitvoeren:
a Het verzetten of
vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan
b Het omzetten van
grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan
c Het uitvoeren van
heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen in de bodem.
d Het graven, dempen,
dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen,
sloten en greppels.
e Het verlagen van de
waterstand anders dan door sloten/greppels of drainage met uitzondering van
grondwateronttrekkingen.
f Het vellen of rooien
van bos en/of het verwijderen van houtopstanden.
g Het verwijderen van
natuur- en landschapselementen die ten tijde van het van kracht worden van het
plan aanwezig waren.
h Het verwijderen van
perceelsindelingen, paden en onverharde wegen.
i Het aanleggen en/of
verharden van wegen of paden, dan wel aanbrengen van andere niet omkeerbare
oppervlakteverhardingen groter dan
Het in lid 10.3.1
vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a Het normale onderhoud
en/of gebruik betreffen.
b Reeds in uitvoering
zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op
het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
De in lid 10.3.1
genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige
afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in
de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.
De voor ‘Gemengd-
a wonen;
b maatschappelijke
voorzieningen;
c kantoor;
d recreatie, zoals ‘bed and
breakfast’-appartementen;
e horeca;
f ter plaatse van de aanduiding ‘recreatiewoning’:
recreatiewoningen;
g tuinen, groen- en
parkeervoorzieningen en bij een en ander behorende overige voorzieningen.
Voor het bouwen van gebouwen
gelden de volgende bepalingen:
a De gezamenlijke
oppervlakte van gebouwen, niet zijnde woningen en bijgebouwen, mag niet meer
bedragen dan de bestaande oppervlakte.
b De goot- en bouwhoogte
van gebouwen mag niet meer bedragen dan de bestaande hoogtes.
c Ter plaatse van de
aanduiding ‘recreatie woning’ zijn niet meer dan drie recreatiewoningen
toegestaan, binnen de bestaande bebouwing.
11.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen
zijnde
Voor het bouwen van
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a De bouwhoogte van
palen, masten en technische installaties mag niet meer bedragen dan
b De bouwhoogte van
erf- en perceelsafscheidingen mag niet meer bedragen dan
c De hoogte van overige
bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan
11.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in sublid
11.2.1 onder b, ten behoeve van het realiseren van extra woningen, met inachtneming van de volgende regels:
a Het totaal aantal
woningen mag niet meer bedragen dan drie.
b Er dient sprake te
zijn van een aanvaardbaar leefklimaat.
c De instandhouding van de
bestaande cultuurhistorische waardevolle bebouwing dient te zijn gewaarborgd.
d Er moet voldaan zijn aan het Rapport Akoestisch
Onderzoek d.d.
mei 2009.
e Alvorens de ontheffing te verlenen vragen
burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de Rijksdienst voor
het Cultureel Erfgoed.
11.3.2 Bijgebouwen
en overkappingen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te
verlenen van het bepaalde in lid 11.2.1 onder a voor de bouw van een bijgebouw
en/of overkapping bij gemengd-1 met inachtneming van de volgende regels:
a De oppervlakte mag niet
meer bedragen dan
b De bouwhoogte mag niet
meer bedragen dan
c
Alvorens de ontheffing te verlenen vragen
burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de Rijksdienst voor
het Cultureel Erfgoed.
De voor ‘Gemengd-
a agrarisch-technische
hulpbedrijven;
b agrarisch-verwante
bedrijven;
c statische opslag- en
stallingsbedrijven;
d wonen;
e tuinen en erven;
met dien verstande
dat
f ter plaatse van de
aanduiding ‘agrarisch-technische hulpbedrijven uitgesloten’ en ‘agrarisch-verwante
bedrijven uitgesloten’ geen agrarisch-technische hulpbedrijven en/of
agrarisch-verwante bedrijven zijn toegestaan;
Voor het bouwen van gebouwen
gelden de volgende bepalingen:
a De gezamenlijke oppervlakte
van bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan aangegeven
in de Tabel Gemengd-2.
b Nieuwbouw is niet
toegestaan.
c
Herbouw van gebouwen, anders dan na het tenietgaan ten gevolge van een
calamiteit, is niet toegestaan.
d
Bij herbouw
van een gebouw als gevolg van een calamiteit mogen de horizontale en verticale
afmetingen van de fundering en de goot- en bouwhoogte van dat gebouw niet
worden vergroot.
Voor het bouwen van
(bedrijfs)woningen gelden de volgende bepalingen:
a Het aantal
(bedrijfs)woningen mag niet meer bedragen dan 1 per bestemmingsvlak, tenzij
anders is aangegeven.
b De inhoud van
woningen mag niet meer bedragen dan
c Woningen mogen uitsluitend
op de bestaande fundering worden herbouwd met de voorgevel op niet minder dan
de bestaande afstand tot de weg.
d Bij herbouw mogen de goothoogte en bouwhoogte van
(bedrijfs)wo-ningen ten hoogste
12.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen
zijnde
Voor het bouwen van
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a De bouwhoogte van
palen, masten en technische installaties mag niet meer bedragen dan
b De bouwhoogte van
erf- en perceelsafscheidingen mag niet meer bedragen dan
c De hoogte van overige
bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd de gronden binnen deze bestemming te wijzigen ten
behoeve van wonen, met inachtneming van de volgende
regels:
a Alle gebouwen dienen
te worden gesloopt, uitgezonderd:
1 bestaande woningen;
2 bestaande gebouwen
die als bijgebouw worden aangemerkt, met bij elke woning een oppervlakte van
ten hoogste
3 bestaande gebouwen
met de aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’.
b Ter plaatse van en
aansluitend aan elke bestaande woning worden gronden tot een oppervlakte van
ten hoogste
c Voor zover de gronden
niet als ‘Wonen’ worden aangewezen, worden deze aangewezen als ‘een agrarische
bestemming of ‘Bos - Natuur’ al naar gelang de eerstbedoelde gronden
grotendeels grenzen aan die laatstbedoelde.
d Elke wijziging dient
in elk geval alle woonruimten binnen het betreffende bestemmingsvlak te
omvatten.
e De agrarische
gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing mogen door de
wijziging niet onevenredig worden aangetast.
f Het aantal woningen
binnen elk bestemmingsvlak mag niet worden vergroot.
g Per
12.3.2 Wijziging naar ‘Agrarisch’
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd de gronden binnen deze bestemming te wijzigen ten
behoeve van de vestiging van een grondgebonden agrarisch bedrijf met een
oppervlakte van maximaal het bestaande bestemmingsvlak, met inachtneming van de volgende regels:
a Bij wijziging dient
vast te staan dat ter plaatse daadwerkelijk een agrarisch bedrijf wordt
gevestigd, dat daar naar aard en omvang en gezien de daar geldende overige
bepalingen van het plan toelaatbaar kan worden geacht middels een AAB-advies.
b De omliggende
agrarische bestemming wordt aangehouden.
c Wijziging is niet
toegestaan indien de gronden gelegen zijn in de bestemming Agrarisch - met
waarden – landschaps- en natuurwaarden 1 en Agrarisch - met waarden –
landschaps- en natuurwaarden 2.
d
De aanwezige landschaps- en natuurwaarden niet worden
aangetast.
Tabel Gemengd – 2
De
voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
groenvoorzieningen;
b
behoud en herstel van de landschappelijke
en natuurwaarde;
c
water, waterlopen en
waterhuishoudkundige voorzieningen;
d
toeristisch, recreatief en cultureel
medegebruik;
e
parkeren.
13.2.1 Gebouwen
Op
de gronden binnen deze bestemming mag niet gebouwd worden.
13.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor
het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a
De hoogte van erfafscheidingen mag niet
meer bedragen dan
b
De hoogte van lichtmasten mag niet meer
bedragen dan
c
De hoogte van overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan
13.3
Specifieke
gebruiksregels
Tot
een strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt gerekend het gebruik
van de gronden voor evenementen.
De voor ‘Horeca’
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a horecabedrijven zoals
aangegeven in de Tabel Horeca;
b tuinen, groen- en
parkeervoorzieningen en bij een en ander behorende overige voorzieningen.
Voor het bouwen van gebouwen
gelden de volgende bepalingen:
a
Het gezamenlijk oppervlak van gebouwen, inclusief
bedrijfswoning en exclusief bijgebouwen en overkappingen, mag niet meer
bedragen dan aangegeven in de Tabel Horeca.
b
De goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven
in de Tabel Horeca.
c
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven
in de Tabel Horeca.
Voor het bouwen van
bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
a
Binnen elk bestemmingsvlak mag het aantal
bedrijfswoningen niet meer bedragen dan één of in voorkomend geval niet meer
dan het aangegeven aantal.
b
De inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen
dan
c
De goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer
bedragen dan
d
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan
De gezamenlijke oppervlakte van
bijgebouwen en overkappingen bij eenzelfde bedrijfswoning mag niet meer
bedragen dan
14.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a
De bouwhoogte van palen, masten en technische
installaties mag niet meer bedragen dan
b
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet
meer bedragen dan
c
De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
mag niet meer bedragen dan
14.3 Ontheffing
bouwregels
14.3.1 Ontheffing oppervlakte
bedrijfsgebouwen
Burgemeester en wethouders zijn
bevoegd, ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 14.2.1 onder a ten behoeve
van het binnen eenzelfde bestemmingsvlak bouwen van bedrijfsgebouwen, met dien
verstande dat de oppervlakte van de bestaande bedrijfsgebouwen kan worden
uitgebreid met maximaal 15%, mits landschappelijke inpassing op basis van een
erfbeplantingsplan is gewaarborgd en de aanwezige landschaps- en natuurwaarden
niet worden aangetast.
De voor ‘Maatschappelijk’
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a maatschappelijke
voorzieningen conform de ‘Tabel Maatschappelijke Voorzieningen’;
b behoud van de
bestaande natuurwaarden;
c tuinen, groen- en
parkeervoorzieningen en bij een en ander behorende overige voorzieningen, zoals
fietsenstallingen en nutsvoorzieningen.
Voor het bouwen van gebouwen
gelden de volgende bepalingen:
a De oppervlakte van de
bebouwing mag niet meer bedragen dan aangegeven in de ‘Tabel Maatschappelijke
Voorzieningen’.
b De goothoogte en
bouwhoogte van gebouwen mogen niet meer bedragen dan de bestaande goothoogte en
bouwhoogte.
15.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen
zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken
geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a De bouwhoogte van
palen, masten en technische installaties mag niet meer bedragen dan
b De bouwhoogte van
erf- en perceelsafscheidingen mag niet meer bedragen dan
c De hoogte van overige
bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan
15.3 Aanlegvergunning
Het is verboden
zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en
wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren
of te laten uitvoeren:
a
Het
verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan
b
Het
omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,50 m onder
maaiveld.
c
Het
verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling.
d
Het
aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of
bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren.
e
Het
verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand
houtgewas zonder agrarische productiefunctie.
f
Het aanleggen
en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere
oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, voor zover groter dan
15.4 Uitzonderingen
Het in lid 15.3 vervatte verbod is niet van toepassing op werken
en werkzaamheden welke:
a het normale onderhoud en/of gebruik betreffen,
dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
b reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
15.5 Toelaatbaarheid
De in lid 15.3 genoemde vergunning kan slechts worden verleend,
indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de
ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.
Tabel maatschappelijke voorzieningen
De voor 'Natuur'
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a water en
waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder voorzieningen voor waterberging,
-aanvoer en -afvoer, zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen;
b behoud, herstel en/of
ontwikkeling van de functie van bos, natuur en de bijbehorende groeiplaats;
c behoud van
(onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
d extensief recreatief
medegebruik;
e behoud, herstel en/of
ontwikkeling van landschappelijke waarden.
Op of in deze gronden
mogen geen gebouwen worden gebouwd.
16.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen
zijnde
Voor het bouwen van
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming, gelden de
volgende bepalingen:
a Bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, ten behoeve van waterbeheer en natuurbeheer, waarbij de hoogte
niet meer bedragen mag bedragen dan
b Eenvoudige
voorzieningen in de vorm van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor extensief
recreatief medegebruik, zoals informatieborden, picknickplekken, banken en
afvalbakken, mits geen onevenredige schade wordt aangericht aan de aanwezige
waarden en de hoogte niet meer bedraagt dan
Het is verboden
zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en
wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren
of te laten uitvoeren:
a Het verzetten of vergraven
van grond waarbij het maaiveld over meer dan
b Het omzetten van
grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan
c Het uitvoeren van
heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen in de bodem.
d Het graven, dempen,
dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen,
sloten en greppels.
e Het verlagen van de
waterstand anders dan door sloten/greppels of drainage met uitzondering van
grondwateronttrekkingen.
f Het vellen of rooien
van bos en/of het verwijderen van houtopstanden.
g Het verwijderen van
natuur- en landschapselementen die ten tijde van het van kracht worden van het
plan aanwezig waren.
h Het verwijderen van
perceelsindelingen, paden en onverharde wegen.
i Het aanleggen en/of
verharden van wegen of paden, dan wel aanbrengen van andere niet omkeerbare
oppervlakteverhardingen groter dan
Het in lid 16.3.1 vervatte verbod is
niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a Het normale onderhoud
en/of gebruik betreffen.
b Reeds in uitvoering
zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd
op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
De in lid 16.3.1 genoemde vergunning
kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de doeleinden genoemde
waarden.
De voor ‘Recreatie ’ aangewezen gronden
zijn bestemd voor:
a recreatieve
voorzieningen conform de ‘Tabel Recreatieve voorzieningen’;
b ondersteunende horeca
conform ‘Tabel Recreatieve voorzieningen’;
c een intensieve
veehouderij, ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’;
d tuinen, groen- en
parkeervoorzieningen en bij een en ander behorende overige voorzieningen, zoals
nutsvoorzieningen.
17.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van
gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a Ter plaatse van de aanduiding ‘kampeerterrein’ mogen
geen gebouwen worden gebouwd.
b Binnen elk bestemmingsvlak mag de gezamenlijke
oppervlakte van bedrijfsgebouwen, inclusief bedrijfswoning en exclusief
bijgebouwen, niet meer bedragen dan aangegeven in de Tabel Recreatieve
voorzieningen.
c Per bestemmingsvlak is niet meer dan één
bedrijfswoning toegestaan, of in voorkomend geval niet meer dan het aangegeven
aantal, tenzij aangegeven is ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning
uitgesloten’.
d De inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan
e De goothoogte en bouwhoogte van gebouwen, niet zijnde
bijgebouwen, mogen niet meer bedragen dan is aangegeven in de Tabel Recreatieve
voorzieningen.
f Bij herbouw mogen de goothoogte en bouwhoogte van (bedrijfs)wo-ningen
ten hoogste
17.2.2 Bijgebouwen
Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende
bepalingen:
a Ter plaatse van de aanduiding ‘kampeerterrein’ mogen
geen bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd.
b De gezamenlijke oppervlakte van bij eenzelfde
bedrijfswoning behorende bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan
c De goothoogte mag niet meer dan
d De bouwhoogte mag niet meer dan
17.2.3
Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen
van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a De bouwhoogte van palen, masten en technische
installaties mag niet meer bedragen dan
b De bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen mag
niet meer bedragen dan
c De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, mag niet meer bedragen dan
17.3 Ontheffing
bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn
bevoegd, ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 17.2.1 onder b ten behoeve
van het binnen eenzelfde bestemmingsvlak bouwen van bedrijfsgebouwen, met dien
verstande dat de oppervlakte van de bestaande bedrijfsgebouwen kan worden
uitgebreid met maximaal 15%, mits landschappelijke inpassing op basis van een
erfbeplantingsplan is gewaarborgd en de aanwezige landschaps- en natuurwaarden
niet worden aangetast.
17.4 Specifieke
gebruiksregels
Een verboden gebruik als bedoeld artikel 7.10 Wro
is in ieder geval ook het gebruik van recreatieve voorzieningen voor permanente
bewoning.
17.4.1 Ontheffing
ondersteunende horeca
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te
verlenen van het bepaalde in lid 17.1 onder b voor het toestaan van
ondersteunende horeca, met inachtneming van de volgende regels:
a De oppervlakte ten behoeve
van ondersteunende horeca mag niet meer mag bedragen dan
b De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te
zijn in de omgeving.
Tabel Recreatieve voorzieningen
Artikel 18 Recreatie – Recreatiewoning 1
De voor
‘Recreatie-Recreatiewoning 1’aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a bosbouw;
b instandhouding van bos
ten behoeve van aldaar voorkomende dan wel daaraan eigen landschaps- en
natuurwaarden, zoals geomorfologische, bodemkundige, landschapsvisuele,
cultuurhistorische en ecologische waarden;
c instandhouding van
aldaar voorkomende watergangen, poelen, plassen en andere waterpartijen;
d instandhouding als
zodanig van ter plaatse voorkomende zandwegen;
e extensieve
openluchtrecreatie en voorzieningen ten behoeve daarvan, zoals fiets- en
voetpaden, picknickplaatsen en bij een en ander behorende parkeervoorzieningen;
en
f agrarisch medegebruik
in de vorm van beweiding;
g verblijf in
recreatiewoningen en andere recreatieverblijven; en
h tuinen en erven.
18.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen
gelden de volgende bepalingen:
a Het totaal aantal recreatiewoningen
en andere recreatieverblijven mag niet meer dan 37 bedragen.
b Recreatiewoningen en
andere recreatieverblijven mogen uitsluitend worden gebouwd op de bestaande
fundering.
c De inhoud van een
recreatiewoning mag niet meer bedragen dan
d De goothoogte van
recreatiewoningen en andere recreatieverblijven mag niet meer dan
e Bergingen mogen
uitsluitend worden gebouwd achter het verlengde van de voorgevel van de
betreffende recreatiewoning of ander recreatieverblijf.
f Bij eenzelfde recreatiewoning
of ander recreatieverblijf mag ten hoogste één berging worden gebouwd, met een
oppervlakte van maximaal
18.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen
zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen
gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a De bouwhoogte van
erf- en perceelsafscheidingen mag niet meer bedragen dan
b De hoogte van overige
bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan
Burgemeester en wethouders zijn
bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering van bergingen ter bevordering van
een goede ruimtelijke inpassing in de omgeving.
18.4 Specifieke gebruiksregels
Een verboden gebruik als bedoeld
in artikel 7.10 Wro is in ieder geval ook het gebruik van recreatiewoningen en
andere recreatieverblijven voor permanente bewoning.
18.5 Aanlegvergunning
18.5.1 Aanlegvergunning
Het is verboden
zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en
wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren
of te laten uitvoeren:
a Het verzetten of
vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan
b Het omzetten van
grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan
c Het uitvoeren van
heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen in de bodem.
d Het graven, dempen,
dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen,
sloten en greppels.
e Het verlagen van de
waterstand anders dan door sloten/greppels of drainage met uitzondering van
grondwateronttrekkingen.
f Het vellen of rooien
van bos en/of het verwijderen van houtopstanden.
g Het verwijderen van
natuur- en landschapselementen die ten tijde van het van kracht worden van het
plan aanwezig waren.
h Het verwijderen van
perceelsindelingen, paden en onverharde wegen.
i Het aanleggen en/of
verharden van wegen of paden, dan wel aanbrengen van andere niet omkeerbare
oppervlakteverhardingen groter dan
18.5.2 Uitzonderingen
Het in lid 18.5.1 vervatte verbod is
niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a Het normale onderhoud
en/of gebruik betreffen.
b Reeds in uitvoering zijn,
dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het
tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
18.5.3 Toelaatbaarheid
De in lid 18.5.1 genoemde vergunning
kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de doeleinden genoemde
waarden.
Artikel
19 Recreatie – Recreatiewoning 2
De voor ‘Recreatie –
Recreatiewoning
a verblijf in
recreatiewoningen, en
b tuinen en erven.
Voor het bouwen van gebouwen
gelden de volgende bepalingen:
a In elk bestemmingsvlak
mag het aantal recreatiewoningen niet meer bedragen dan 1, tenzij ander is
aangegeven middels de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’.
b De voorgevels van
recreatie woningen mogen op niet minder dan de bestaande afstand tot de weg worden
gebouwd.
c De oppervlakte van
een recreatiewoning mag niet meer bedragen dan
d De goothoogte van
recreatiewoningen en andere recreatieverblijven mag niet meer dan
e De bouwhoogte van
recreatiewoningen en andere recreatieverblijven mag niet meer bedragen dan
f Bijgebouwen en
overkappingen mogen uitsluitend worden gebouwd achter het verlengde van de
voorgevel van de betreffende recreatiewoning.
g De gezamenlijke
oppervlakte van bij eenzelfde recreatiewoning behorende bouwvergunningplichtige
bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan
h Van bijgebouwen en
overkappingen mag de goothoogte niet meer dan
3 m bedragen en de bouwhoogte niet meer dan
19.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen
zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a De bouwhoogte van
erf- en perceelsafscheidingen mag niet meer bedragen dan
b De hoogte van overige
bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan
Burgemeester en wethouders zijn
bevoegd nadere eisen te stellen aan de
situering van bijgebouwen en overkappingen
ter bevordering van een goede ruimtelijke inpassing in de omgeving.
19.4 Specifieke gebruiksregels
Een verboden gebruik als bedoeld
in artikel 7.10 Wro is in ieder geval ook het gebruik van recreatiewoningen en
andere recreatieverblijven voor permanente bewoning.
De voor ‘Sport’ aangewezen
gronden zijn bestemd voor:
a sportterreinen en
daarbij behorende voorzieningen;
b groenvoorzieningen, watergangen
en waterpartijen, en;
c paden, in- en
uitritten en andere ondergeschikte verhardingen.
Voor het bouwen van gebouwen
gelden de volgende bepalingen:
a van gebouwen mogen de
oppervlakte, goothoogte en bouwhoogte niet meer bedragen dan de bestaande
oppervlakte, goothoogte en bouwhoogte.
20.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen
zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken,
geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a De hoogte van (licht)masten en
ballenvangers mag niet meer bedragen dan
b De bouwhoogte van overige
bouwwerken mag niet meer bedragen dan
20.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn
bevoegd, ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 20.2.1 onder a ten
behoeve van het binnen eenzelfde bestemmingsvlak bouwen van bedrijfsgebouwen,
met dien verstande dat de oppervlakte van de bestaande bedrijfsgebouwen kan
worden uitgebreid met maximaal 15%, mits landschappelijke inpassing op basis
van een erfbeplantingsplan is gewaarborgd en de aanwezige landschaps- en
natuurwaarden niet worden aangetast.
Artikel
21 Verkeer - Railverkeer
De voor ‘Verkeer – Railverkeer’ aangewezen
gronden zijn bestemd voor:
a spoorwegen met
daarbij behorende voorzieningen, bermen, paden en watergangen, en
b gelijk- of
ongelijkvloerse overgangen daar waar wegen de spoorweg kruisen;
c bermen met bomen.
Op de gronden binnen deze
bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd.
21.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen
zijnde
De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, mag niet meer bedragen dan
De voor ‘Verkeer – Wegen’
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a wegen, met inbegrip
van parkeer- en opstelstroken, bushaltes en soortgelijke voorzieningen;
b een kiosk, ter plaatse
van de aanduiding ‘specifieke vorm van verkeer – wegen- kiosk’;
c een faunapassage, ter
plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van verkeer-wegen – faunapassage’;
d fiets- en voetpaden;
e groenvoorzieningen;
f laanbeplanting;
g bermen en bermsloten,
en
h bij een en ander
behorende bruggen, duikers en andere voorzieningen.
a Op de gronden binnen deze
bestemming mogen uitsluitend ondergeschikte gebouwen en andere bouwwerken voor nutsvoorzieningen,
zoals abri's en telefooncellen worden gebouwd mits de oppervlakte niet meer
bedraagt dan
b In afwijking van het bepaalde
onder a mag ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke
vorm van verkeer – wegen- kiosk’ een kiosk worden gebouwd van maximaal
22.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen
zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken
geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a de bouwhoogte van licht-
en andere masten, informatieborden, verkeerstekens en -regelinstallaties mag
niet meer dan
b de bouwhoogte overige
andere bouwwerken mag niet meer dan
22.3 Aanlegvergunning
22.3.1 Aanlegvergunning
Het is verboden zonder
of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders
(aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te
laten uitvoeren:
a Het
vellen of rooien van
struiken of bomen.
b
Het
beplanten van gronden met struiken of bomen.
22.3.2 Uitzonderingen
Het in lid 22.3.1
vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a het normale onderhoud
en/of gebruik betreffen;
b reeds in uitvoering zijn,
dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het
tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
22.3.3 Toelaatbaarheid
De in lid 22.3.1
genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige
afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in
de bestemmingsomschrijving genoemde laanbeplanting.
Artikel 23 Verkeer - zandwegen
De voor ‘Verkeer – Zandwegen’
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a zandwegen en andere
on- of halfverharde wegen en instandhouding daarvan als zodanig;
a fiets- en voetpaden;
b bermen en bermsloten;
c parkeren;
d bruggen, duikers en
andere voorzieningen;
e groenvoorzieningen;
f laanbeplanting.
23.2 Bouwregels
23.2.1 Gebouwen
Op de gronden binnen deze
bestemming mogen uitsluitend ondergeschikte gebouwen en andere bouwwerken voor
nutsvoorzieningen, zoals abri's en telefooncellen worden gebouwd mits de oppervlakte
niet meer bedraagt dan
23.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen
zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken
geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a De bouwhoogte van licht-
en andere masten, informatieborden, verkeerstekens en -regelinstallaties mag
niet meer dan
b De bouwhoogte overige
andere bouwwerken mag niet meer dan
Het is verboden zonder
of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders
(aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te
laten uitvoeren:
a Het verharden van wegen.
b Het
vellen of rooien van struiken of bomen.
c
Het beplanten
van gronden met struiken of bomen.
Het in lid 23.3.1
vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a Het normale onderhoud
en/of gebruik betreffen.
b Reeds in uitvoering zijn,
dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het
tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
De in lid 23.3.1
genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk
wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de
bestemmingsomschrijving genoemde waarden.
De voor ‘Water’ aangewezen gronden
zijn bestemd voor:
a watergangen,
waterpartijen en oeverstroken;
b waterhuishouding;
c instandhouding en
ontwikkeling van ter plaatse voorkomende dan wel daaraan eigen landschaps- en
natuurwaarden;
d extensieve
openluchtrecreatie;
e bij een en ander behorende
voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen.
Op de gronden als bedoeld in lid
24.1 mogen uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken, behorende bij de
bestemming of bij aangrenzende wegen, in- en uitritten en paden, zoals duikers,
stuwen, aanlegsteigers voor recreatief medegebruik en bruggen.
De bouwhoogte van de andere
bouwwerken, mag niet meer dan
24.3 Specifiek gebruiksregels
Een verboden gebruik als bedoeld in
artikel 7.10 Wro is in ieder geval ook het gebruik van de gronden -water en
steigers- als ligplaats voor woonboten en andere drijvende woongelegenheden.
De voor ‘Wonen’ aangewezen
gronden zijn bestemd voor:
a wonen;
b ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke
vorm van wonen - natuurtherapie en natuureducatie’: tevens natuurtherapie en natuureducatie;
c
ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen - meditatieruimte’
tevens een meditatieruimte;
d ter plaatse van de
aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – verkoop-kantoor medische hulpmiddelen’:
tevens een verkoopkantoor voor medische hulpmiddelen van maximaal
e tuinen en erven.
25.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van
hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
a Er mag niet meer dan
één woning worden gebouwd, tenzij anders is aangegeven via de aanduiding
‘maximum aantal wooneenheden’.
b Woningen mogen
uitsluitend op de bestaande fundering worden gebouwd met de voorgevels op niet
minder dan de bestaande afstand tot de weg.
c De inhoud van een
woning mag niet meer dan
d De goothoogte en bouwhoogte van woningen mogen ten
hoogste
25.2.2 Bijgebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van
bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen:
a Bijgebouwen en overkappingen
mogen uitsluitend worden gebouwd achter het verlengde van de voorgevel van de
betreffende woning.
b De gezamenlijke
oppervlakte van bij eenzelfde woning behorende bouwvergunningplichtige
bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan
c Van bijgebouwen en
overkappingen mag de goothoogte niet meer dan
25.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen
zijnde
Voor het bouwen van
bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet
meer bedragen dan 2,50 m, met dien verstande dat de hoogte vóór de
voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan
b De hoogte van overige
bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan
25.3.1 Ontheffing woningsplitsing
langgevelboerderij
Burgemeester en wethouders zijn
bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 25.2.1 onder a voor het
bouwen van één woning meer dan ingevolge die bepaling is toegestaan, binnen een
langgevelboerderij , met inachtneming van de volgende regels;
a Ontheffing is niet
toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘veiligheidzone – lpg’.
b Met de ontheffing kan
daardoor de instandhouding van de langgevelboerderij als zodanig worden
gewaarborgd.
c De agrarische
gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing mogen door de
wijziging niet onevenredig worden aangetast.
d Er dient sprake te
zijn van een aanvaardbaar leefklimaat.
e Er mag geen sprake
zijn van milieuhygiënische belemmeringen.
f ontheffing is
uitsluitend toegestaan wanneer voldaan is aan het Rapport Akoestische onderzoek
d.d. mei 2009.
25.3.2 Ontheffing vergroting
langgevelboerderij en woning met cultuurhistorische waarde
Burgemeester en wethouders zijn
bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 25.2.1 onder c voor het
vergroten van de inhoud van de woning tot de totale inhoud van de betreffende
langgevelboerderij of woning met de aanduiding ‘cultuurhistorische waarde’, met
inachtneming van de volgende regels:
a Ontheffing is niet
toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘veiligheidzone – lpg’.
b Met de ontheffing kan
daardoor de instandhouding van de langgevelboerderij dan wel de woning met de
aanduiding ‘cultuurhistorische waarde’ als zodanig worden gewaarborgd.
c De agrarische
gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing mogen door de
wijziging niet onevenredig worden aangetast.
d Er dient sprake te
zijn van een aanvaardbaar leefklimaat.
e Er mag geen sprake
zijn van milieuhygiënische belemmeringen.
f ontheffing is
uitsluitend toegestaan wanneer voldaan is aan het Rapport Akoestische onderzoek
d.d. mei 2009.
25.3.3 Ontheffing
oppervlakte bijgebouwen en overkappingen
Burgemeester en wethouders zijn
bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 25.2.2, onder b, ten
behoeve van het bouwen van bijgebouwen en overkappingen tot een gezamenlijke
oppervlakte van maximaal
a van de gezamenlijke
oppervlakte van de bij de betreffende woning behorende, bestaande, niet voor
bewoning bestemde gebouwen ten minste 25%, doch ten minste evenveel als de met
ontheffing gevraagde oppervlakte wordt gesloopt.
25.3.4 Ontheffing
herbouw andere locatie
Burgemeester en
wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 25.2.1 onder
b voor herbouw op een andere locatie binnen het bestemmingsvlak indien dit noodzakelijk is op basis van het Rapport Akoestisch onderzoek d.d. mei
2009.
25.4 Specifieke gebruiksregels
Met
betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
a
Het
verstrekken van logies is niet toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse
van de locatie Belversestraat
b
De
uitoefening van een aan-huis-verbonden bedrijf is niet toegestaan.
c
De
uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep is niet toegestaan.
25.5 Ontheffing
van de gebruiksregels
25.5.1 Ontheffing aan-huis-verbonden
bedrijf
Burgemeester en wethouders kunnen
ontheffing verlenen ten behoeve van aan huis verbonden bedrijven met inachtneming van de volgende regels:
a
De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan
40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van
b In afwijking van het bepaalde onder a is ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’ of ter plaatse van een langgevelboerderij maximaal 40% van de gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing toegestaan.
c Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
d Detailhandel is niet toegestaan.
e De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving waarbij geldt dat deze past in milieucategorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten.
f De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
25.5.2 Ontheffing aan-huis-verbonden beroep
Burgemeester
en wethouders kunnen ontheffing verlenen ten behoeve van aan-huis-verbonden
beroep met inachtneming van de volgende regels:
a
De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan
30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van
b In afwijking van het bepaalde onder a is ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorisch waardevol’ of ter plaatse van een langgevelboerderij maximaal 30% van de gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing toegestaan.
c Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
d Detailhandel is niet toegestaan.
e De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming ter plaatse van
de aanduiding ‘horeca’ te wijzigen in de bestemming Horeca ten behoeve van de
vestiging en uitoefening van een horecabedrijf in gebouwen met een daarbij behorend
erf, waarvan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, terrassen alsmede
parkeergelegenheid onderdeel kunnen uitmaken, met inachtneming van de volgende
regels:
a
De horecagelegenheid niet gericht is op het verstrekken
van nachtverblijf en/of het exploiteren van zaalaccommodatie.
b
Niet meer dan
De voor ’Leiding’
aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en),
mede bestemd voor de bescherming van de volgende aangeduide leidingen:
nadere aanwijzing |
medebestemming |
Leiding
- Gas |
aardgastransportleiding
en daarbij behorende voorzieningen |
Leiding
- Brandstof |
olieleiding
en daarbij behorende voorzieningen |
Leiding
- Riool |
rioolpersleiding
en daarbij behorende voorzieningen |
Leiding
- Water |
hoofdwaterleiding
en daarbij behorende voorzieningen |
Op en in de gronden als bedoeld
in lid 26.1, mogen, in afwijking
van het bepaalde ten aanzien van de andere bestemmingen, uitsluitend worden
gebouwd, bouwwerken ten behoeve van de betreffende leiding, waaronder begrepen
gebouwtjes met elk een oppervlakte van ten hoogste
26.3 Ontheffing bouwen
overeenkomstig de andere bestemmingen
Burgemeester en wethouders zijn
bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 26.2, ten behoeve van het
bouwen overeenkomstig de betreffende andere bestemming van deze gronden, mits:
a Hierdoor geen
blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van en de
veiligheidssituatie rond de betreffende leiding en
b Ter zake daarvan
vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.
26.4.1 Aanlegvergunning
Het is verboden zonder
aanlegvergunningen de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:
a Het aanleggen en verharden
van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere
oppervlakteverhardingen.
b Het uitvoeren van
graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk.
c Het verlagen van de
bodem en afgraven, ophogen en egaliseren van de gronden.
d Het indrijven van
voorwerpen in de bodem en het aanbrengen van diepwortelende en/of hoogopgaande
beplanting waaronder bijvoorbeeld rietbeplantingen en het aanleggen of dempen
van sloten.
Het in lid 26.4.1 vervatte verbod
geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:
a Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn.
b Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
26.4.3 Toelaatbaarheid
De in lid 26.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de leiding; zijn gewaarborgd.
Alvorens te beslissen over het verlenen van een aanlegvergunning winnen burgemeester en wethouders advies in bij de betreffende leidingbeheerder.
Artikel
27 Waarde - Archeologie 1
27.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde -
Archeologie 1 (dubbelbestemming)’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de
andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming
van de archeologische waarden van de gronden.
a Voor het bouwen
overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende
bestemmingen dient de aanvrager van een reguliere bouwvergunning, voor
bouwwerken met een oppervlakte groter dan
b Indien uit het in
onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden
door het verlenen van de bouwvergunning zullen of kunnen worden verstoord,
kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende regels
verbinden aan de bouwvergunning:
1 De verplichting tot
het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de
bodem kunnen worden behouden.
2 De verplichting tot
het doen van opgravingen.
3 De verplichting de werken
of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door
een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan
door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
c Burgemeester en wethouders zijn
bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde
in onder a indien de archeologische waarde van het terrein in andere
beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
d Het bepaalde
onder a en b is niet van toepassing ter plaatse van het bouwvlak.
Het is binnen deze
bestemming verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van
burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden
uit te voeren of te laten uitvoeren:
a Het uitvoeren van
grondbewerkingen dieper dan
b Het graven, dempen,
dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten
en greppels.
c Het aanleggen van leidingen
dieper dan
Het in lid 27.3.1 vervatte verbod is
niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a Het normale onderhoud
en/of gebruik betreffen.
b Gelegen zijn binnen
het bouwvlak.
c Reeds in uitvoering
zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd
op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
a De in lid 27.3.1 genoemde vergunning
kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan
het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
b Alvorens over de
aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de
archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden
verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is
vastgesteld.
c Een rapport is niet
noodzakelijk indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de
archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende
is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
Artikel 28 Waarde
- Archeologie 2
De voor
‘Waarde-Archeologie
a Voor het bouwen
overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende
bestemmingen dient de aanvrager van een reguliere bouwvergunning, voor
bouwwerken met een oppervlakte groter dan
b Indien uit het in lid
28.2 onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de
gronden door het verlenen van de bouwvergunning zullen of kunnen worden
verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende
regels verbinden aan de bouwvergunning:
1 De verplichting tot
het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de
bodem kunnen worden behouden.
2 De verplichting tot
het doen van opgravingen.
3 De verplichting de
werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden
door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die
voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen
kwalificaties.
c Burgemeester en
wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid a indien
de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie
afdoende is vastgesteld.
d Het bepaalde
onder a en b is niet van toepassing ter plaatse van het bouwvlak.
Het is binnen deze
bestemming verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van
burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden
uit te voeren of te laten uitvoeren:
a Het uitvoeren van
grondbewerkingen dieper dan
b Het graven, dempen,
dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten
en greppels.
c Het aanleggen van leidingen
dieper dan
Het in lid 28.3.1 vervatte verbod is
niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a Het normale onderhoud
en/of gebruik betreffen.
b Reeds in uitvoering
zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd
op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
c Gelegen zijn binnen
het bouwvlak.
a De in lid 28.3.1 genoemde vergunning
kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan
het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
b Alvorens over de
aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de
archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden
verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is
vastgesteld.
c Een rapport is niet
noodzakelijk indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de
archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende
is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
28.4 Wijzigingsbevoegdheid
28.4.1. Wijziging
dubbelbestemming Waarde – Archeologie 2
Burgemeester en
wethouders kunnen het plan wijzigen door van een of meer bestemmingen de
dubbelbestemming Waarde – Archeologie 2,
geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien:
a
Uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter
plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn.
b
Het op
grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat
het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van
archeologische waarden voorziet.
Artikel
29 Waarde - Archeologie 3
De
voor ‘Waarde - Archeologie 3 (dubbelbestemming)’ aangewezen gronden zijn, behalve
voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de
bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
29.2
Bouwregels
a Voor het bouwen
overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen
dient de aanvrager van een reguliere bouwvergunning een rapport te overleggen
waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen
worden verstoord, naar oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate
zijn vastgesteld.
b Indien uit het in lid
29.2 onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de
gronden door het verlenen van de bouwvergunning zullen of kunnen worden
verstoord, kunnen burgmeester en wethouders één of meerdere van de volgende
regels verbinden aan de bouwvergunning:
1 De verplichting tot
het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de
bodem kunnen worden behouden.
2 De verplichting tot
het doen van opgravingen.
3 De verplichting de werken
of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door
een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan
door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
c Burgemeester en wethouders
zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde onder a indien de
archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende
is vastgesteld.
Het is binnen deze bestemming
verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van
burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en
werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
a Het uitvoeren van
grondbewerkingen dieper dan
b Het graven, dempen,
dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten
en greppels.
c Het aanleggen van
leidingen dieper dan
Het in lid 29.3.1 vervatte verbod is
niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a Het normale onderhoud
en/of gebruik betreffen.
b Reeds in uitvoering zijn,
dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het
tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
a De in lid 29.3.1
genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige
afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische
waarden van de gronden.
b Alvorens over de
aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de
archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden
verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is
vastgesteld.
c Een rapport is niet
noodzakelijk indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de
archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende
is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
29.4 Wijzigingsbevoegdheid
29.4.1. Wijziging dubbelbestemming Waarde – Archeologie 3
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door
van een of meer bestemmingen de dubbelbestemming Waarde – Archeologie 3,
geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien:
a
uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter
plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
b het op grond van nader archeologisch onderzoek
niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in
bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
Artikel
30 Waarde - Archeologie 4
30.1 Bestemmingsomschrijving
‘De voor
‘Waarde-Archeologie
30.2 Bouwregels
a Voor het bouwen
overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende
bestemmingen dient de aanvrager van een reguliere bouwvergunning, voor
bouwwerken met een oppervlakte groter dan
b Indien uit het onder
a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het
verlenen van de bouwvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen
burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende regels verbinden aan
de bouwvergunning:
1 De verplichting tot
het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de
bodem kunnen worden behouden.
2 De verplichting tot
het doen van opgravingen.
3 De verplichting de
werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden
door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die
voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen
kwalificaties.
c Burgemeester en
wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde onder a indien
de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie
afdoende is vastgesteld.
d Het bepaalde onder a
en b is niet van toepassing ter plaatse van het bouwvlak.
30.3 Aanlegvergunning
30.3.1 Aanlegvergunning
Het is binnen deze bestemming
verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van
burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en
werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
a Het uitvoeren van
grondbewerkingen dieper dan
b Het graven, dempen,
dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten
en greppels.
c Het aanleggen van
leidingen dieper dan
30.3.2 Uitzonderingen
Het in lid 30.3.1vervatte
verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a Het normale onderhoud
en/of gebruik betreffen.
b Reeds in uitvoering
zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd
op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
c Gelegen zijn binnen
het bouwvlak.
30.3.3 Toelaatbaarheid
a De in lid 30.3.1
genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk
wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van
de gronden.
b Alvorens over de
aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de
archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden
verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is
vastgesteld.
c Een rapport is niet
noodzakelijk indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de
archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende
is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
Artikel 31 Waarde - Cultuurhistorie
‘De voor ‘Waarde - Cultuurhistorie’
aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende
bestemming(en), mede bestemd voor
a de paden, lanen en
groenstructuur;
b cultuurhistorische,
landschappelijke en architectonische waardevolle gebouwen, zoals landhuizen en
bijbehorende gebouwen zoals koetshuizen;
c buitenplaatsen;
d waterpartijen;
e bijzondere
landschappelijke elementen.
Het is binnen deze
bestemming verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van
burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en
werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
a
Het verwijderen of
rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas
zonder agrarische productiefunctie.
b Het aanleggen of aanplanten
van bos-, natuur- en landschapselementen of ander opgaand houtgewas.
c
Het verwijderen van
perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, steilranden
en het verwijderen van paden of onverharde wegen.
d
Het verwijderen, aanleggen en/of verharden van wegen,
paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen
voor zover groter dan
e
Het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel
van) oppervlaktewateren zoals waterpartijen, watergangen, sloten en greppels.
Het in lid 31.2.1
vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a het normale onderhoud
en/of gebruik betreffen.
b reeds in uitvoering zijn,
dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het
tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
a De in lid 31.2.1
genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk
wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de cultuurhistorische waarden
van de gronden.
Artikel
32 Waterstaat - Natte natuurparel
bufferzone
32.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waterstaat – Natte natuurparel
bufferzone’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming,
mede bestemd voor het behoud, herstel en/of ontwikkeling van de hydrologische
waarden van de bufferzone rondom de natte natuurparel.
32.2.1
Werken en werkzaamheden
Het is verboden zonder of in
afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders
(aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te
laten uitvoeren:
a
Het verzetten of vergraven van grond waarbij het
maaiveld over meer dan
b
Het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen
dieper dan
c Het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels.
d
De aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het
gaat om vervanging van een reeds bestaande drainage.
e
Het verlagen van de waterstand anders dan door middel
van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met
uitzondering van grondwateronttrekkingen.
f
Het aanbrengen van niet-omkeerbare verhardingen en/of
verharde oppervlakten van meer dan
32.2.2 Uitzonderingen
Het in lid 32.2.1 vervatte verbod
is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a Binnen het bouwvlak
plaatsvinden.
b Het normale onderhoud
en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn.
c Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
32.2.3 Toelaatbaarheid
De in lid 32.2.1 genoemde
vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt
gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de hydrologische
waarden van de natte natuurparel.
Alvorens te beslissen over het
verlenen van een aanlegvergunning winnen burgemeester en wethouders advies in
bij de waterbeheerder.
Artikel 33 Waterstaat - Natte natuurparel kernzone
33.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waterstaat – Natte
natuurparel kernzone’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende
bestemming, mede bestemd voor het behoud, herstel en/of ontwikkeling van de
hydrologische waarden in de kern van de natte natuurparel.
33.2.1
Werken en werkzaamheden
Het is verboden zonder of in
afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders
(aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te
laten uitvoeren:
a
Het verzetten of vergraven van grond waarbij het
maaiveld over meer dan
b
Het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen
dieper dan
c Het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels.
d
De aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het
gaat om vervanging van een reeds bestaande drainage.
e
Het verlagen van de waterstand anders dan door middel
van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met
uitzondering van grondwateronttrekkingen.
f
Het aanbrengen van niet-omkeerbare verhardingen en/of
verharde oppervlakten van meer dan
33.2.2 Uitzonderingen
Het in lid 33.2.1 vervatte verbod
is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a Binnen het bouwvlak
plaatsvinden.
b Het normale onderhoud
en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn.
c Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
33.2.3 Toelaatbaarheid
De in lid 33.2.1 genoemde
vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt
gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de hydrologische
waarden van de natte natuurparel.
Alvorens te beslissen over het
verlenen van een aanlegvergunning winnen burgemeester en wethouders advies in
bij de waterbeheerder.
Artikel 34 Waterstaat – Waterberging
De voor Waterstaat – Waterberging aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor tijdelijke opvang van water.
34.2 Bouwregels
In
afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen
krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in deze
bestemming begrepen grond tevens bouwwerken tot een maximale bouwhoogte van
34.3 Aanlegvergunning
34.3.1 Werken en werkzaamheden
Het is verboden zonder of in
afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders
(aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te
laten uitvoeren:
a
Het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel,
doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren.
b
Ophogen van gronden en het aanleggen en wijzigen van
kaden.
34.3.2 Uitzonderingen
Het in lid 34.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a Binnen het bouwvlak
plaatsvinden.
b Het normale onderhoud
en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn.
c Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
34.4.3
Toelaatbaarheid
De in lid 34.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van het waterbergend vermogen van de gronden.
Alvorens te beslissen over het verlenen van een aanlegvergunning winnen burgemeester en wethouders advies in bij de waterbeheerder.
Artikel
35 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen
bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan
worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten
beschouwing.
Artikel
36 Algemene bouwregels
36.1 Bestaande afwijkende
maatvoering
In die gevallen, dat
de (goot)hoogte, de oppervlakte, de inhoud, een bebouwingspercentage en/of de
afstand tot de weg of perceelsgrenzen, en andere maten, voor in overeenstemming
met het bepaalde in de Woningwet tot stand gekomen, op het tijdstip van
terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder dan wel meer bedraagt dan
in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven
respectievelijk toegestaan, geldt die bestaande maatvoering in afwijking
daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.
a Op plaatsen waar hoofd- en
bijgebouwen zijn of gelijktijdig worden gebouwd mag eveneens ondergronds
gebouwd worden, direct aansluitend mogen in- dan wel uitritten ten behoeve van
de ondergrondse bouwwerken worden gebouwd.
b Binnen de bestemming
'Recreatie - recreatiewoning 1 is ondergronds bouwen niet toegestaan.
c De verticale diepte mag bij
ondergronds bouwen niet meer bedragen dan
d Burgemeester en wethouders zijn
bevoegd ontheffing te verlenen voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken op andere
locaties dan onder het hoofdgebouw of bijgebouw mits hierdoor de in het gebied
aanwezige waarden niet onevenredig worden aangepast.
Artikel
37 Algemene gebruiksregels
Onder strijdig
gebruik, als bedoeld in artikel 7.10 Wro, wordt in ieder geval verstaan:
a Het gebruik van
onbebouwde gronden als standplaats of ligplaats van onderkomens.
b Als opslag- stort- of
bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al dan niet afgedankte
stoffen, voorwerpen en producten.
c Verblijfsrecreatieve
voorzieningen en voorzieningen voor tijdelijke huisvesting van
seizoenswerknemers voor permanente bewoning.
d Het bewonen van
vrijstaande bijgebouwen.
37.2 Ontheffing gebruiksregels
a
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen
van het bepaalde in 37.1 en toestaan dat een vrijstaand bijgebouw of
bedrijfsgebouw wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte, mits:
1
Een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het
oogpunt van mantelzorg.
2
De afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling
inzake bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van
3
Het bijgebouw of bedrijfsgebouw qua ligging een ruimtelijke
eenheid vormt met de betreffende (bedrijfs)woning. De afhankelijke woonruimte
is gelegen op maximaal
4
De afhankelijke woonruimte gelijkvloers wordt
uitgevoerd. Het betreffende (deel) van het bijgebouw voldoet aan de eisen die
voor woongebouwen gelden zoals het Bouwbesluit en de Bouwverordening.
5
Er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in
het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en
(agrarische)bedrijven.
6
De aanvraag geen betrekking heeft op een bedrijfswoning
van een bedrijf met een milieucategorie 3 of hoger.
b Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen
ten behoeve van het gebruik van ruimten binnen de woning en/of bijgebouwen bij
de woning voor ‘bed and breakfast’ voorzieningen, voor zover dit gebruik
ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende
regels:
1
Maximaal
40% van de vloeroppervlakte van de gebouwen, tot een maximum van
2
Degene
die de activiteiten in de woning of het bijgebouw zal uitvoeren dient tevens de
bewoner van de woning te zijn.
3
De
activiteiten dienen qua aard, milieubelasting, uitstraling en intensiteit te
passen in de woonomgeving.
4
De
activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van
het verkeer en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken.
Artikel
38 Algemene aanduidingsregels
38.1 Beekherstelgebied
38.1.1 Bouwregels
Ter plaatse van de aanduiding
‘beekherstelgebied’ is vergroting van het bouwvlak enkel mogelijk indien en
voor zover daarmee het gebied voor beekherstel niet onevenredig wordt
aangetast.
38.1.2 Aanlegvergunning
a Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) op en in de gronden van een gebied met de aanduiding ‘beekherstelgebied’, de hierna aangegeven werken, of werkzaamheden uit te voeren:
1 Het aanleggen en verharden van wegen en paden of aanbrengen van andere
oppervlakteverhardingen, zoals parkeerplaatsen en kavelpaden.
2 Het aanleggen
van dammen, kades, duikers, vlonders schoeiingen of aanlegplaatsen voor
recreatievaartuigen.
3 Het aanbrengen
van hoogopgaande of diepwortelende beplantingen.
4 Het aanleggen van opslag-, stort- of bergplaatsen,
waaronder baggerdepots.
b
Alvorens te beslissen over een aanvraag voor een
aanlegvergunning als bedoeld onder a winnen burgemeester en wethouders advies
in bij het ter plaatse bevoegde waterstaatsgezag.
38.1.3 Uitzonderingen
Het in lid 38.1.2 vervatte
verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a Binnen het
bouwvlak plaatsvinden.
b Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen.
c Reeds in uitvoering
zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd
op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
38.1.4 Toelaatbaarheid
De in lid 38.1.2 genoemde
vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt
gedaan aan de mogelijkheden tot beekherstel. Alvorens te beslissen over het
verlenen van een aanlegvergunning winnen burgemeester en wethouders advies in
bij de waterbeheerder.
38.2 milieuzone
- waterwingebied
38.2.1 Omschrijving
De voor
‘milieuzone – waterwingebied’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de aldaar
voorkomende onderliggende bestemming, mede bestemd voor grondwaterwinning in
verband met de openbare drinkwatervoorziening.
38.2.2 Bebouwing
Ter plaatse
van de aanduiding ‘milieuzone - waterwingebied’ mogen uitsluitend gebouwen en
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die ten dienste zijn van de
productie van drinkwater, mits voldaan aan de volgende regels:
a De oppervlakte
van een gebouw c.q. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen niet meer bedraagt
dan
b De bouwhoogte van
gebouwen niet meer bedraagt dan
c De hoogte van erf- en
terreinafscheidingen niet meer bedraagt dan
38.2.3
Aanlegvergunning
Het is verboden op de
gronden ter plaatse van de aanduiding ‘milieuzone -waterwingebied’ zonder of in
afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders
(aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:
a Het aanleggen of verharden
van interne bedrijfsontsluitingswegen of paden of parkeergelegenheden alsmede
het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen.
b Het aanbrengen van
ondergrondse leidingen en de daarmee verband houdende constructies.
c Het verlagen,
vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem.
d Het vellen of rooien
van houtgewas.
38.2.4 Uitzonderingen
Het in lid 38.2.3 vervatte
verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:
a Het normale onderhoud en/of
gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn.
b Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
38.2.5 Toelaatbaarheid
De in lid 38.2.3 genoemde vergunning kan slechts
worden verleend, indien de
verwachten gevolgen geen onevenredige schade aanrichten aan het waterwingebied
dan wel de mogelijkheden tot het herstel van het waterwingebied niet onevenredig
worden of kunnen worden verkleind.
38.3 Milieuzone -
grondwaterbeschermingsgebied
38.3.1 Omschrijving
De voor ‘milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied’
aangewezen gronden zijn, behalve voor de aldaar voorkomende onderliggende bestemming,
mede bestemd voor de bescherming van de kwaliteit van de grondwaterkwaliteit
ten behoeve van de openbare drinkvoorziening.
Voor de grondwaterbescherming is de Provinciale
Milieuverordening van toepassing. De verordening bevat regels ter bescherming
van de kwaliteit van het grondwater met het oog op de waterwinning in bij de
verordening aangewezen gebieden.
Artikel 39 Algemene ontheffingsregels
Burgemeester en wethouders
kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in deze regels, ten behoeve van:
a het bouwen van niet
voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals
gasdrukregelstations, wachthuisjes, telefooncellen, bewaarplaatsen van
huisvuilcontainers en transformatorhuisjes, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen,
waarvan de oppervlakte niet meer dan
b indien en voor zover
afwijkingen ten aanzien van de ligging van bestemmings- en bouwgrenzen en
grenzen van aanduidingen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de
bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, of uit oogpunt van
doelmatig gebruik van gronden en bebouwing, mits die afwijkingen ten opzichte
van hetgeen op de plankaart is aangegeven niet meer dan
c voor afwijkingen van
bepalingen, gesteld ten aanzien van maten en percentages, mits die afwijkingen
beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en
percentages;
d het bouwen van
kunstwerken, geen gebouw zijnde, en masten en bijbehorende installaties voor
telecommunicatie of sirenes, al of niet op of aan gebouwen of bouwwerken, geen
gebouw zijnde, tot vanaf peil een bouwhoogte van
1 de realisatie mag
niet plaatsvinden binnen de GHS;
2 gebruik dient te
worden gemaakt van bestaande masten voor telecommunicatie of andere bestaande
hoge objecten, zoals hoge gebouwen of lichtmasten, indien deze aanwezig zijn
binnen een redelijke afstand van de gevraagde locatie;
3 er geen aantasting
plaatsvindt van ter plaatse aanwezige waarden;
e tijdelijke
huisvesting seizoenwerknemers van een agrarisch bedrijf, met inachtneming van
de volgende bepalingen:
1 de noodzaak voor een
doelmatige agrarische bedrijfsvoering dient te zijn aangetoond middels een AAB
advies;
2 huisvesting mag
uitsluitend plaatsvinden binnen het bouwvlak van het betreffende bedrijf, in
daartoe verbouwde bedrijfsgebouwen, als logies binnen de bedrijfswoning of in woonunits
of stacaravans;
3 de gezamenlijke
brutovloeroppervlakte van ruimten voor tijdelijke huisvesting van
seizoenswerknemers mag op het betreffende bedrijf niet meer dan
4 er sprake is
van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een
erfbeplantingsplan;
5 huisvesting mag
maximaal 6 maanden binnen een jaar plaatsvinden;
6 er dient een
nachtregister te worden bijgehouden;
7 er mag geen hinder
optreden voor aangrenzende (agrarische) bedrijven.
Artikel
40 Algemene wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders zijn
bevoegd, met toepassing van Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, de
ligging van grenzen van bestemmings- en bouwvlakken en aanduidingen te wijzigen,
met inachtneming van de volgende regels:
a de bij wijziging
betrokken grenzen mogen ten hoogste
b de oppervlakte van de
bij wijziging betrokken bestemmings- en bouwvlakken en aanduidingen mag ten
hoogste 5% worden verkleind of vergroot ten opzichte van de oppervlakte vóór
wijziging;
c door een wijziging
mogen de waarden die het plan beoogt te beschermen niet onevenredig worden
aangetast.
Artikel
41 Algemene procedureregels
Met betrekking tot de
voorbereiding van de wijziging van het bestemmingsplan en van een ontheffing
door Burgemeester en wethouders, is Afdeling 3.4 (Openbare
voorbereidingsprocedure) van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
HOOFDSTUK
4
OVERGANGS- EN SLOTREGELS
42.1 Overgangsrecht bouwwerken
a Een bouwwerk dat op het tijdstip van
inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd
kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits
deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
1 gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
2 na het teniet gaan ten gevolge van een
calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de
bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is
teniet gegaan.
b Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig
ontheffing verlenen van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud
van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.
c Het bepaalde onder a is niet van toepassing op
bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het
plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor
geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
a Het gebruik van grond en bouwwerken dat
bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee
in strijd is, mag worden voortgezet.
b Het is verboden het met het bestemmingsplan
strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten
veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze
verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
c Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde
onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer
dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten
of te laten hervatten.
d Het bepaalde onder a is niet van toepassing op
het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan,
daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Deze regels kunnen
worden aangehaald onder de titel:
‘Regels van het
bestemmingsplan Buitengebied Haaren’
Rosmalen, 9 januari
2012
Croonen Adviseurs