INHOUDSOPGAVE

HOOFDSTUK 1   INLEIDENDE REGELS  1

Artikel 1                 Begrippen  1

Artikel 2                 Wijze van meten  10

HOOFDSTUK 2   BESTEMMINGSREGELS  11

Artikel 3                 Agrarisch  11

Artikel 4                 Agrarisch met waarden – landschapswaarden 1  19

Artikel 5                 Agrarisch met waarden – landschapswaarden 2  27

Artikel 6                 Agrarisch met waarden – landschaps-   en natuurwaarden 1  36

Artikel 7                 Agrarisch met waarden - landschaps- en   natuurwaarden 2  45

Artikel 8                 Bedrijf 53

Artikel 9                 Bedrijf- nutsvoorziening  57

Artikel 10               Bos  58

Artikel 11               Gemengd - 1  60

Artikel 12               Gemengd - 2  62

Artikel 13               Groen  65

Artikel 14               Horeca  66

Artikel 15               Maatschappelijk  68

Artikel 16               Natuur 70

Artikel 17               Recreatie  72

Artikel 18               Recreatie – Recreatiewoning 1  74

Artikel 19               Recreatie – Recreatiewoning 2  76

Artikel 20               Sport 77

Artikel 21               Verkeer - Railverkeer 78

Artikel 22               Verkeer - wegen  79

Artikel 23               Verkeer - zandwegen  81

Artikel 24               Water 82

Artikel 25               Wonen  83

Artikel 26               Leiding  87

Artikel 27               Waarde - Archeologie 1  89

Artikel 28               Waarde - Archeologie 2  91

Artikel 29               Waarde - Archeologie 3  93

Artikel 30               Waarde - Archeologie 4  95

Artikel 31               Waarde - Cultuurhistorie  97

Artikel 32               Waterstaat - Natte natuurparel bufferzone  98

Artikel 33               Waterstaat - Natte natuurparel kernzone  99

Artikel 34               Waterstaat – Waterberging  100

HOOFDSTUK 3   ALGEMENE REGELS  101

Artikel 35               Anti-dubbeltelregel 101

Artikel 36               Algemene bouwregels  101

Artikel 37               Algemene gebruiksregels  102

Artikel 38               Algemene aanduidingsregels  103

Artikel 39               Algemene ontheffingsregels  105

Artikel 40               Algemene wijzigingsregels  106

Artikel 41               Algemene procedureregels  106

HOOFDSTUK 4   OVERGANGS- EN SLOTREGELS  107

Artikel 42               Overgangsrecht 107

Artikel 43               Slotregel 108

 

Bijlagen                      1          Lijst bestaande nevenactiviteiten

                                      2          Handleiding duurzame locaties

                                      3          Staat van Bedrijfsactiviteiten

 


HOOFDSTUK 1

INLEIDENDE REGELS

 

 

Artikel 1    Begrippen

 

het plan

het bestemmingsplan Buitengebied Haaren van de gemeente Haaren;

 

aan- of uitbouw

een gebouw dat aan een woning is aangebouwd en daarmee in directe verbinding staat; welk gebouw onderscheiden kan worden van de woning en daaraan in architectonisch opzicht ondergeschikt is;

 

AAB

(Stichting) Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen;

 

aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

 

aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

 

aan-huis-verbonden bedrijf

een bedrijf of het bedrijfsmatig uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid gericht op consumentenverzorging, geheel of gedeeltelijk door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van woonfunctie, kan worden uitgeoefend;

 

aan-huis-verbonden beroep

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;

 

aanlegvergunning

vergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden, geen bouwwerken of bouwwerkzaamheden zijnde;

 

agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen of het houden van dieren alsmede het bewerken en verwerken van mest van het eigen agrarisch bedrijf;

 

agrarisch bedrijf, grondgebonden

een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde gronden in de directe omgeving van het bedrijf;

 


agrarisch bedrijf, glastuinbouwbedrijf

een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf waarbij de productie geheel of overwegend gericht is op het telen van gewassen in kassen en/of hoge tunnels, welke ter plaatse (overwegend) permanent aanwezig zijn;

 

agrarisch bedrijf, intensieve veehouderij

een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf waarbij de productie geheel of overwegend gericht is op het houden van vee (mestvee, fokzeugen, mestvarkens), pluimvee of pelsdieren;

 

agrarisch technisch hulpbedrijf

een bedrijf dat is gericht op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven door middel van het telen van gewassen, het houden van dieren, of de toepassing van andere landbouwkundige methoden, met uitzondering van mestverwerking. Voorbeelden van agrarisch technische hulpbedrijven zijn: grootveeklinieken, KI-stations, mestopslag- en mesthandelsbedrijven, loonwerkbedrijven (inclusief verhuurbedrijven voor landbouwwerktuigen), veetransportbedrijven, veehandelsbedrijven;


agrarisch verwant bedrijf

een bedrijf of instelling gericht op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven door middel van het telen van gewassen, het houden van dieren of de toepassing van andere landbouwkundige methoden. Voorbeelden van agrarisch verwante bedrijven zijn: dierenasiels, dierenklinieken, paardenpension, groencomposteringsbedrijven, hondenkennels, hoveniersbedrijven, instellingen voor agrarisch praktijkonderwijs, proefbedrijven, volkstuinen;

 

bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouw zijnde;

 

bedrijfsgebouw

een niet voor bewoning bestemd gebouw ten dienste van een bedrijf, instelling of voorziening;

 

bedrijfswoning of dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein, die hoort bij en functioneel gebonden is aan een bedrijf, instelling of voorziening in dat gebouw of op dat terrein;

 

besluit glastuinbouw

besluit van 21 februari 2002, houdende regels voor glastuinbouwbedrijven en voor bepaalde akkerbouwbedrijven;

 

bestaande bouwwerk, oppervlakte, goothoogte, bouwhoogte, plaats, inhoud, afstand, object

bouwwerk, oppervlakte, goothoogte, bouwhoogte, plaats, inhoud, afstand, object, zoals dat of die rechtens bestaat of mag bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan;

 

bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

 

bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO met de bijbehorende regels en bijlagen;

 

bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

 


bijgebouw

een bij een woning behorend gebouw, zoals een garage, berging, carport of hobbyruimte, dat niet in directe verbinding staat met de woning en dat indien het vrijstaat van de woning, niet voor bewoning is bestemd en geen kelder mag bevatten;

 

boomteeltontwikkelingsgebied

een gebied waar boomteeltbedrijven kunnen doorgroeien en zich kunnen ontwikkelen;

 

bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergoten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten vernieuwen of veranderen van een standplaats;

 

bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

 

bouwlaag

een voor mensen toegankelijk deel van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen wordt begrensd, zulks met uitzondering van onderbouwen, kelders en kappen; de eerste bouwlaag is de bouwlaag op de begane grond;

 

bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachten het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

 

bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

 

bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

 

brutovloeroppervlakte

de vloeroppervlakte van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw;

 

detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

 

duurzame locatie

Een bestaand agrarisch bouwvlak met een zodanige ligging dat het zowel vanuit milieuoogpunt (ammoniak, stank en dergelijke) als vanuit ruimtelijk oogpunt (natuur, landschap en dergelijke) verantwoord is om het te laten groeien tot een bouwvlak van maximaal 2,5 hectaren voor intensieve veehouderij;

 

erfbeplanting

beplanting rondom een gebouw en/of gebouwen;

 

evenement

georganiseerde activiteit die gedurende een korte periode relatief veel bezoekers trekt;

 

gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

 

gevoelige functies

woningen, woonwagenstandplaatsen, andere geluidgevoelige gebouwen zoals onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en verpleeghuizen, verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen, medische centra, poliklinieken en medische kleuterdagverblijven en geluidsgevoelige terreinen zoals terreinen die horen bij andere gezondheidszorggebouwen dan algemene, categorale en academische ziekenhuizen, voor zover deze bestemd zijn of worden gebruikt voor de in die gebouwen verleende zorg;

 

groencentrum

groothandel in groenproducten met detailhandel in ter plaatse geteelde producten met een verkoopoppervlakte van maximaal 1.500 m²;

 

gronddepot

bewaarplaats van grond;

 

hoofdgebouw

een gebouw, dat binnen een bouwperceel door constructie of afmetingen als hét belangrijkste valt aan te merken;

 

horeca

a    restaurant, café, cafetaria, snackbar of daaraan verwante inrichting, waar tegen vergoeding dranken worden geschonken of spijzen worden bereid en verstrekt overwegend voor nuttiging ter plaatse, een en ander met uitzondering van discotheek of soortgelijke inrichting, en

b    hotel, pension of daaraan verwante inrichting waar tegen vergoeding overnachtingsgelegenheid wordt verstrekt;

 

jeugdcentrum

recreatie en educatie van jeugdgroepen met inbegrip van recreatief nachtverblijf in een gebouw met een daarbij behorend erf waarvan bouwwerken, geen gebouwen zijnde onderdeel van uit kunnen maken;

 

kas:

een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten. Voorbeelden zijn reguliere kassen en kleine teelt-ondersteunende kassen;

 

kampeerterrein

stuk grond, al dan niet met speciale voorzieningen, waarop men kan kamperen;

 

kiosk

een klein vrijstaand gebouw ten behoeve van toeristisch-recreatieve informatie, eventueel met een uitgifte van snacks;

 


kleinschalig kamperen

kleinschalig recreatief nachtverblijf op gronden met een andere hoofdfunctie, met gebruikmaking kampeermiddelen tot een in de regels aangegeven maximum aantal kampeermiddelen;

 

landbouwmechanisch bedrijf

een bedrijf dat uitsluitend of nagenoeg uitsluitend gericht is op de verkoop, onderhoud en reparatie van tractoren en andere landbouwwerktuigen;


landschapselementen

ecologische en/of landschappelijke waardevolle elementen zoals bosjes, houtwallen, poelen en moerasjes, in de regel kleiner dan 2 ha zonder een agrarische productiefunctie;

 

langgevelboerderij

een boerderij die ontstaan is uit het type hallenhuis en behoort tot de hallenhuisgroep;

 

loon- en grondwerkbedrijf

een bedrijf in het bijzonder gericht op het verrichten van grondwerkzaamheden ten dienste van derden en op het verrichten van werkzaamheden ten dienste van agrarische bedrijven, een en ander met behulp van zware machines;


maatschappelijke voorzieningen

gezondheidszorg, bejaardenzorg en andere openbare en bijzondere voorzieningen en dienstverlening;

 

manege

bedrijvigheid geheel of overwegend gericht op het houden, stallen, africhten, trainen en berijden van paarden en pony's, het ter zake lesgeven en de exploitatie van daarbij behorende voorzieningen, waaronder begrepen een kantine of soortgelijke horecavoorziening;

 

mantelzorg

het anders dan bedrijfsmatig bieden van zorg aan een of meer leden van een huidhouding, die hulpbehoevend is of zijn op het fysieke, psychische en/of sociale vlak;

 

mestverwerking

het proces om (drijf)mest af te breken door onder andere mestvergisting, om te zetten in nieuwe, bruikbare producten zoals energie uit biomassa, of te bewerken tot kwalitatief hoogwaardige meststoffen;

 

nevenfuncties

Onder nevenfuncties worden verstaan:

a    recreatieve functies;

b    agrarisch verwante functies;

c    agrarisch technische hulpfuncties;

d    statische binnenopslag;

e    verbrede landbouw;

 


niet-grondgebonden agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf waarvan de productie niet in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde grond in de directe omgeving van het bedrijf. Niet-grondgebonden bedrijven zijn in ieder geval: intensieve veehouderijen, glastuinbouwbedrijven, gebouwgebonden teeltbedrijven en kwekerijen, zoals champignonteeltbedrijven, witlofkwekerijen, nertsenkwekerijen, sommige viskwekerijen en sommige wormenkwekerijen;

 

nieuwbouw

bouw van nieuwe bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

 

onderbouw

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,2 m boven peil is gelegen;

 

ondergeschikte functie

functie die in ruimtelijk opzicht ondergeschikt is aan de hoofdfunctie op een bouwvlak;

 

ondersteunende horeca

een horecavoorziening binnen een bestemming waarvan de functie een andere dan horeca is maar waar men uitsluitend ten behoeve van de hoofdfunctie een ruimte specifiek heeft ingericht voor de consumptie van drank en etenswaren;

 

onderkomen

een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat of die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent;

 

overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak;

 

overkappingconstructies als teeltondersteunende voorziening

bouwwerken zonder wanden, overtrokken met lichtdoorlatend materiaal anders dan glas ten behoeve van de bescherming van tuinbouwgewassen tegen neerslag of zonlicht;

 

paardenbak

een niet overdekt terrein ingericht voor het africhten, trainen en berijden van paarden en pony's en het anderszins beoefenen van de paardensport;

 

paardenhouderij

het bedrijfsmatig, niet op agrarische productie gericht houden en stallen van paarden en pony's, met als ondergeschikte nevenfunctie het fokken, africhten, trainen en berijden van paarden en pony's;

 

peil

a    voor een gebouw waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst:

     de hoogte van die weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

b    voor een bouwwerk ter plaatse van de bestemming 'Verkeer - Railverkeer' : 'bovenkant spoorstaaf';

c    in andere gevallen:

     de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

 


permanente bewoning

bewoning van een ruimte als hoofdwoonverblijf, waarbij door betrokkene niet aannemelijk is of kan worden gemaakt dat elders daadwerkelijk over een hoofdwoonverblijf wordt beschikt;

 

recreatiewoning

een gebouw, uitsluitend bestemd om te dienen voor recreatief nachtverblijf door een persoon, gezin of andere groep van personen, die zijn vaste woon- of verblijfplaats elders hebben; onder recreatief nachtverblijf is in ieder geval niet begrepen permanente bewoning door eenzelfde persoon, gezin of andere groep van personen;

 

reëel agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf dat jaarrond een arbeidsbehoefte of -omvang heeft van tenminste één halve volledige arbeidskracht, met een daarbij passend jaarinkomen;

 

retentievoorziening

een voorziening waarbij in tijden van overvloedige neerslag, water dat niet afkomstig is van uit de grote rivieren, tijdelijk vastgehouden kan worden om wateroverlast op andere plaatsen te voorkomen;

 

rijhal

een gebouw uitsluitend bestemd voor het africhten van paarden en pony's, ten dienste van en behorende bij een paardenfokkerij of paardenhouderij;

 

seksinrichting

een inrichting, bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke, besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht; onder een hiervoor bedoelde inrichting wordt in elk geval verstaan een bordeel of soortgelijke inrichting;

 

silo

een bouwwerk dat dient voor het opslaan van mest, veevoeder, graan of andere bulkstoffen ten behoeve van het bijbehorende agrarische bedrijf;

 

stacaravan

een als een gebouw aan te merken caravan, uitsluitend bestemd om te dienen voor recreatief woonverblijf door een persoon, gezin of andere groep van personen, die zijn vaste woon- of verblijfplaats elders hebben; onder recreatief woonverblijf is in ieder geval niet begrepen permanente bewoning door eenzelfde persoon, gezin of andere groep van personen;

 

statische opslag

(binnen)opslag van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven, niet bestemd zijn voor handel en niet worden opgeslagen voor een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf, zoals (seizoens)stalling van (antieke) auto’s, boten, caravans, campers en dergelijke;

 

stapmolen

cirkelvormige, omheinde ruimte, waar meerdere paarden tegelijk kunnen stappen door middel van aansturing via een, al of niet computergestuurde, bedieningskast;

 


(teelt)ondersteunende voorzieningen

boog- en gaaskassen, hagelnetten, foliekassen, containervelden en overkappingsconstructies als teeltondersteunende voorziening en stellingen ten behoeve van de bescherming van plantaardige agrarische teelten en/of de voorkweek van ten behoeve van het eigen bedrijf benodigd plantmateriaal en/of de voorkoming van verspreiding van gewasbeschermingsmiddelen, ten behoeve van grondgebonden agrarische teelten;

 

(teelt)ondersteunende kas

een teeltondersteunende voorziening, bestaande uit een agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dek voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden. Hieronder vallen ook schuurkassen en permanente tunnel- of boogkassen (>1,5 meter);

 

permanente (teeltondersteunende) voorzieningen

teeltondersteunende voorzieningen die voor onbepaalde tijd worden gebruikt;

 

tijdelijke (teeltondersteunende) voorzieningen

teeltondersteunende voorzieningen die op dezelfde locatie gebruikt kunnen worden zo lang de teelt dit vereist, met een maximum van 6 maanden. Deze tijdelijke voorzieningen hebben een directe relatie met het grondgebruik. Hieronder worden verstaan folies, insectengaas, acryldoek, wandelkappen, schaduwhallen, hagelnetten;

 

overige (teelt)ondersteunende voorzieningen

een permanente (teelt)ondersteunende voorziening c.q. een bouwwerk in de vorm van een hek met afrastering, op boomteeltpercelen waarmee dieren van die percelen geweerd kunnen worden (stellages en regenkappen);

 

VAB

Vrijkomende agrarische bedrijfsbebouwing;

 

veldschuur

een vrij in het open veld staande schuur, die uitsluitend wordt gebruikt voor het onderbrengen van vee tegen weersinvloeden en/of voor de opslag van agrarische producten en/ of voor de opslag van agrarische werktuigen;

 

verbrede landbouw

het ontplooien van activiteiten op een agrarisch bouwvlak, die ruimtelijk inpasbaar zijn en verbonden zijn aan de bestaande en te behouden agrarische bedrijfsvoering;

 

verkoopvloeroppervlakte

de vloeroppervlakte van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw ten behoeve van detailhandel, onder welke ruimten niet zijn begrepen opslag-, personeels-, sanitaire en andere dienstruimten, garderobes en keukens;

 

voorgevel

de naar de weg gekeerde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel of, indien het een gebouw betreft met meerdere zodanige gevels, één van die gevels;

 

voorgevelrooilijn

de lijn die horizontaal loopt door het buitenwerks vlak van de voorgevel, tot aan de perceelsgrenzen;

waterbassin

een opslagreservoir, geen bouwwerk zijnde, voor water;

 

woning

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één afzonderlijk huishouden;

 

woonunit

een demontabel of relatief eenvoudig verwijderbaar gebouw of ruimte binnen een gebouw, dat of die geschikt en ingericht is ten dienste van woon-, dag- of nachtverblijf van een of meer personen;

 

zorgboerderij

de opvang van mensen met een zorgvraag hetzij als niet-agrarische neventak, hetzij als vervolgfunctie op een agrarisch bouwperceel, waarbij het meewerken in het agrarisch bedrijf of bij het kleinschalig houden van dieren een wezenlijk onderdeel is van resocialisatie of therapie.

 


Artikel 2    Wijze van meten

 

2.1     Algemeen

 

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

 

de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

 

de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

 

de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

de hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

 

de breedte, lengte of diepte van een gebouw:

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren.

 

de afstanden:

afstanden tussen bouwwerken onderling, alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

 


 


 

HOOFDSTUK 2

BESTEMMINGSREGELS

 

Artikel 3    Agrarisch

 

3.1     Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a    grondgebonden agrarische bedrijven;

b    en tevens voor:

1    ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’: een ‘intensieve veehouderij’;

2    ter plaatse van de aanduiding ‘glastuinbouw’: een glastuinbouwbedrijf;

3    ter plaatse van de aanduiding ‘paardenhouderij’: een paardenhouderijbedrijf;

c    bestaande nevenfuncties conform de lijst ‘Bestaande nevenfuncties’ (Bijlage 1);

d    een groencentrum, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch-groencentrum’;

e    kleinschalig kamperen ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein';

f     behoud en herstel van de aangeduide cultuurhistorische waarden;

g    behoud en herstel van de bestaande landschapselementen;

h    instandhouding als zodanig van de aldaar voorkomende zandwegen;

i      watergangen en waterpartijen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

j      voorzieningen ten behoeve van extensieve openluchtrecreatie, zoals fiets- en voetpaden en picknickplaatsen;

k     evenementen.

 

 

3.2     Bouwregels

 

3.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken, niet zijnde rijhallen, gelden de volgende bepalingen:

a    Per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één agrarisch bedrijf toegestaan; indien tussen bouwvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven worden deze bouwvlakken aangemerkt als één bouwvlak.

b    Er mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van reële agrarische bedrijven worden gebouwd.

 

3.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

a    Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met uitzondering van veldschuren die tevens toegestaan zijn ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - veldschuur’.

b    Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch- teeltondersteunende voorzieningen’ mogen teeltondersteunende voorzieningen worden gebouwd met uitzondering van teeltondersteunende kassen.

c    De hoogte van veldschuren mag niet meer bedragen dan de bestaande hoogte.

d    De hoogte van permanente teeltondersteunende voorzieningen, met uitzondering van teeltondersteunende kassen, mag niet meer bedragen dan 2,5 m.


e    De goothoogte van overige bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 7 m.

f     De bouwhoogte van overige bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 10 m.

g    Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – afwijkende hoogte’ mag de goothoogte niet meer bedragen dan 10 meter.

h    De hoogte van (teeltondersteunende) kassen mag niet meer bedragen dan 10 m bedragen.

i      De oppervlakte aan kassen per bedrijf mag ter plaatse van de aanduiding ‘glastuinbouw’ niet meer bedragen dan 30.000 m2.

j      De oppervlakte aan teeltondersteunende kassen per bedrijf, met uitzondering van bedrijven ter plaatse van de aanduiding ‘glastuinbouw’ mag niet meer bedragen dan 1.000 m².

 

3.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

a    Binnen elk bouwvlak mag het aantal bedrijfswoningen niet meer bedragen dan één of in voorkomend geval niet meer dan het aangegeven aantal, met dien verstande dat binnen een bouwvlak met de aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’ geen bedrijfswoning is toegestaan.

b    De inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m³ bedragen.

c    De goothoogte van bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 6 m.

d    De bouwhoogte van bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 10 m.

e    De gezamenlijke oppervlakte van bij eenzelfde bedrijfswoning behorende bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 100 m² bedragen.

f     De goothoogte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 m.

g    De bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

 

3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a    Bouwwerken zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van recreatieve voorzieningen.

b    De hoogte van silo’s mag niet meer bedragen dan 12 m.

c    De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’ waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 2,5 m.

d    De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 10 m.

 

 

3.3     Ontheffing van de bouwregels

 

3.3.1 Ontheffing rijhallen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 3.2.2, ten behoeve van het binnen een bouwvlak bouwen van een rijhal tot een oppervlakte van 1.200 m², een goothoogte van 8 m en een bouwhoogte van 12 m, met inachtneming van de volgende regels:

a    Per geval is de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering, bestaande uit paardenfokkerij of, indien als zodanig aangeduid, paardenhouderij, aangetoond aan de hand van een deugdelijk bedrijfsplan en een AAB-advies.

b    Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

3.3.2 Ontheffing teeltondersteunende kassen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 3.2.2, ten behoeve van het bouwen van teeltondersteunende kassen tot een grotere oppervlakte en hogere hoogte, met in achtneming van de volgende regels:

a    De noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering dient te zijn aangetoond middels een AAB-advies.

b    Binnen het betreffende bouwvlak mag de gezamenlijke oppervlakte van teeltondersteunende kassen niet meer dan 5.000 m² bedragen.

c    De hoogte mag niet meer bedragen dan 12 m.

d    In afwijking van het bepaalde onder b mag de gezamenlijke oppervlakte van kassen binnen het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'boomteeltontwikkelingsgebied' niet meer dan 15.000 m² bedragen.

e    Er moet worden voldaan aan het Besluit Glastuinbouw.

f     De gevels van de glasopstanden waarin assimilatiebelichting wordt toegepast vanaf 1:00 uur na zonsondergang tot 1:00 uur voor zonsopgang volledig zijn afgeschermd met een 100% dicht gevelschermdoek en aan de bovenzijde van de glasopstanden in diezelfde periode het licht voor minimaal 95% wordt afgeschermd.

 

3.3.3 Ontheffing bouwhoogte bedrijfsgebouwen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 3.2.2 ten behoeve van het bouwen van bedrijfsgebouwen tot een goothoogte van 9 en bouwhoogte van 14 m, met inachtneming van de volgende regels:

a    De noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering dient te zijn aangetoond middels een AAB-advies.

b    Er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.

 

3.3.4 Ontheffing bouwhoogte bouwwerken geen gebouwen zijnde

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 3.2.4, ten behoeve van het bouwen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met inachtneming van de volgende regels:

a    De hoogte van schoorstenen en silo's mag niet meer bedragen dan 15 m.

b    De hoogte van erf- en terreinafscheidingen buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 2 m.

 

3.3.5 Ontheffing tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 3.2.2 voor het bouwen van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, met inachtneming van de volgende regels:

a    De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

c    De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

 

3.3.6 Ontheffing overige teeltondersteunende voorzieningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 3.2.4, ten behoeve van het bouwen van boomteelthekken en regenkappen buiten het aangeduide bouwvlak met inachtneming van de volgende regels:

a    De noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering dient te zijn aangetoond middels een AAB-advies.

b    De hoogte van boomteelthekken mag niet meer bedragen dan 3 m.

c    De hoogte van regenkappen mag niet meer bedragen dan 3 m.

d    Er mag geen sprake zijn van onevenredige effecten op de aanwezige landschapswaarden.

 

3.4     Specifieke gebruiksregels

 

a    Als verboden gebruik artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval aangemerkt:

1    het gebruik van de gronden buiten het bouwvlak en buiten de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – teeltondersteunende voorzieningen’ ten behoeve van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen voor zover deze geen bouwwerken zijn;

2    het gebruik van de gronden buiten het bouwvlak als paardenbakken;

3    opslag van hooirollen buiten het bouwvlak.

b    De gezamenlijke brutovloeroppervlakte van nevenfuncties als bedoeld in lid 3.1, uitgezonderd standplaatsen voor kampeermiddelen mag niet meer bedragen dan 25% van de bebouwing tot een maximum van 1.000 m². Verkoop van streekeigen producten is toegestaan tot maximaal 100 m2;

c    De aanleg van retentievoorzieningen en waterbassins is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – teeltondersteunende voorzieningen’.

d    Het gebruik van gronden voor kwekerijen, zoals champignonteeltbedrijven, witlofkwekerijen, nertsenkwekerijen, viskwekerijen en wormkwekerijen is niet toegestaan.

 

 

3.5     Ontheffing van de gebruiksregels

 

3.5.1 Ontheffing nevenfuncties

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 3.1 onder a en b voor nevenfuncties, met inachtneming van de volgende regels:

a    De agrarische functie blijft op het perceel als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar.

b    Nevenfuncties zijn uitsluitend toegestaan binnen de bestaande bebouwing, met dien verstande dat herbouw – onder de voorwaarde dat de uitwendige verschijningsvorm overeenkomt met die van het oorspronkelijke gebouw – op dezelfde plaats mag plaatsvinden indien en voor zover redelijkerwijs niet verlangd mag worden dat de bestaande bebouwing - gezien de staat waarin deze verkeert – moet worden gehandhaafd.

c    Voor nevenfuncties geldt dat de volgende functies bij het agrarische bedrijf zijn toegestaan:

1    agrarisch technisch hulpbedrijven, agrarische verwante bedrijven tot een maximum gezamenlijke oppervlak van 25% van het brutovloeroppervlak tot maximaal 1.000 m²;

2    verbrede landbouw in de vorm van zorgboerderijen, kinderboerderijen, sociale en educatieve voorzieningen tot een maximum gezamenlijke oppervlak van 25% van het brutovloeroppervlak tot maximaal 1.000 m²; en Kleinschalig kamperen met maximaal 25 kampeermiddelen, met uitzondering van stacaravans, waarbij geldt dat een afstand van ten minste 100 m in acht wordt genomen ten opzichte van gevoelige functies en/of andere kleinschalige kampeergelegenheden en het terrein landschappelijk wordt ingepast;

3    recreatieve doeleinden tot een tot een maximum gezamenlijke oppervlak van 25% van het brutovloeroppervlak tot maximaal 1.000 m²;

4    mestverwerking tot een maximum van 25.000 ton;

5    statische opslag tot een maximum van 1.000 m²;

6    verbrede landbouw in de vorm van verkoop in streekeigen producten tot een maximum van 100 m2;

7    kinderdagverblijf en/of buitenschoolse opvang tot een maximum van 300 m2 vloeroppervlak, vooral gericht op opvang van kinderen uit het meest nabij gelegen dorp.

d    Ondersteunende horeca is toegestaan bij nevenfuncties zoals genoemd in onder c sub 2 en 3 waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 100 m².

e    Buitenopslag ten behoeve van de nevenfuncties is niet toegestaan.

f     De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

g    De nevenfunctie mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben, waarbij de parkeerplaatsen gerealiseerd moeten worden op eigen terrein.

h    De nevenfunctie mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.

i      De nevenfunctie in de vorm van kleinschalig kamperen mag uitsluitend plaatsvinden op of grenzend aan het bouwvlak, mits landschappelijk ingepast.

j      Nevenfuncties, met uitzondering van mestverwerking en statische opslag, zijn niet toegestaan in een landbouwontwikkelingsgebied (LOG).

 

3.5.2 Ontheffing tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 3.4 voor het gebruik van de gronden voor tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen voor zover deze geen bouwwerken zijn, met inachtneming van de volgende regels:

a    De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

 

 

3.6     Aanlegvergunning

 

3.6.1 Aanlegvergunning

Het is verboden op de in lid 3.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

a                              Het wijzigen en verharden van zandwegen.

b                              Het verwijderen van landschapselementen.

 

3.6.2 Uitzonderingen

Het in lid 3.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

a                              Binnen een bouwvlak plaatsvinden.

b                              Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen.

c                              Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

3.6.3  Toelaatbaarheid

De in lid 3.6.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.

 


3.7     Wijzigingsbevoegdheid

 

3.7.1 Wijziging vergroting bouwvlakken

Vervallen.

 

3.7.2  Wijzigingsbevoegdheid vormverandering bouwvlakken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de vorm van een bouwvlak te wijzigen, met inachtneming van de volgende regels:

a    Ter plaatse van de aanduiding ‘Reconstructiewetzone - extensiveringsgebied’ is vormverandering van het bouwvlak niet toegestaan.

b    Wijziging is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering of voor toepassing van milieuregels en/of andere wettelijke regels.

c    Wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden voor naburige agrarische bedrijven en niet-agrarische bedrijven.

d    Wijziging leidt niet tot vergroting van het oppervlak van het bouwvlak.

 

3.7.3  Wijziging naar niet-grondgebonden agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden binnen het bouwvlak van deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vestiging van een niet-grondgebonden bedrijf, met inachtneming van de volgende regels:

a           De wijziging naar ‘intensieve veehouderij’ mag uitsluitend plaatsvinden op bouwvlakken die zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding ‘Reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied’ of ‘Reconstructiewetzone -verwevingsgebied’ en het een duurzame locatie betreft conform de provinciale handleiding duurzame locaties en duurzame projectlocaties voor de intensieve veehouderij, zoals opgenomen in de bijlage 2;

b           Wijziging ten behoeve van glastuinbouw is niet toegestaan;

c           Het bouwvlak mag niet worden vergroot;

d           Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.

 

3.7.4 Wijziging naar permanente teeltondersteunende voorzieningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bouwvlak te vergroten ten behoeve van de bouw van permanente teeltondersteunende voorzieningen met inachtneming van de volgende regels:

a    De noodzaak is aangetoond middels een AAB-advies, en

b    De ter plaatse voorkomende landschaps- en natuurwaarden worden niet onevenredig aangetast.

c    De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 3 ha.

d    Wijziging dient plaats te vinden grenzend aan het bestaande bouwvlak.

e    Er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

 

3.7.5 Wijziging naar ‘paardenhouderij’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden binnen het bouwvlak van deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vestiging van een paardenhouderij mits de noodzaak daarvan voor de exploitatie van het betreffende agrarisch bedrijf als zodanig redelijkerwijs is aangetoond middels een bedrijfsplan.

 

 

 

 

 

 

 

3.7.6 Wijziging ten behoeve van bouw bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden binnen het bouwvlak van deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de bouw van een bedrijfswoning, met inachtneming van de volgende regels:

a    De wijziging is uitsluitend toegestaan op de gronden met de aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’.

b    Er dient sprake te zijn van een aanvaardbaar leefklimaat.

c    Er dient voldaan te zijn aan het Rapport Akoestisch onderzoek d.d.
mei 2009.

d    De noodzakelijkheid is aangetoond middels een AAB-advies.

e    De wijziging onder a is niet toegestaan op de gronden, die met toepassing van de wijzigingsbevoegdheid opgenomen in lid 3.7.11 zijn voorzien van de aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’, behoudens in geval middels een AAB-advies is aangetoond dat op het deel van het oorspronkelijke bouwvlak zonder de aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’ een volwaardig agrarisch bedrijf wordt uitgeoefend.

 

3.7.7 Wijziging naar ‘wonen’ na beëindiging agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden binnen het bouwvlak van deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige agrarische bedrijfswoning betreft, met inachtneming van de volgende regels:

a    De locatie is niet geschikt als hergebruik voor een agrarisch bedrijf.

b    Alle gebouwen dienen te worden gesloopt, uitgezonderd:

1    bestaande woningen;

2    bestaande gebouwen die als bijgebouw worden aangemerkt, met bij elke woning een oppervlakte van ten hoogste 100 m² vermeerderd met 25% van de te slopen bebouwing tot een maximum van 200 m²;

3    bestaande gebouwen met de aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’.

c    De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 1.500 m².

d    De overige gronden binnen het voormalig bouwvlak houden de betreffende agrarische bestemming.

e    Elke wijziging dient in elk geval alle woonruimten binnen het betreffende bouwvlak te omvatten.

f     Het aantal woningen binnen elk voormalig bouwvlak mag niet worden vergroot.

g    De agrarische gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing mogen door de wijziging niet onevenredig worden aangetast.

h    Er dient sprake te zijn van een aanvaardbaar leefklimaat.

i      Wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘Reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied’.

j      Per 500 m2 sloop mag de inhoud van de woning als bedoeld onder b worden vergroot met 50 m3 tot een maximum omvang van 850 m³, mits voldaan wordt aan het Rapport Akoestisch onderzoek d.d. mei 2009.

 

3.7.8 Wijziging naar ‘ gemengd– 2’ na beëindiging agrarisch bedrijf

Vervallen.

 

3.7.9 Wijziging naar bos of- natuur

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Bos’ of ‘Natuur’ ten behoeve van behoud en/of ontwikkeling van bos en/of natuur, met inachtneming van de volgende regels:

a    Daar natuurontwikkeling zal plaatsvinden.

b    De agrarische activiteiten zijn beëindigd.

c    De gerechtigden ten aanzien van de betreffende gronden wijziging wensen.

 

 

3.7.10   Wijziging aanduiding ‘intensieve veehouderij’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming met de aanduiding ‘intensieve veehouderij’ te wijzigen in de bestemming Agrarisch zonder aanduiding ‘intensieve veehouderij’ wanneer de activiteiten zijn beëindigd.

 

3.7.11   Wijziging splitsing bouwvlak

Vervallen.

 


 

 


 

Artikel 4      Agrarisch met waarden – landschapswaarden 1

 

4.1     Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Agrarisch met Waarden – Landschapswaarden 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a    grondgebonden agrarische bedrijven;

b    en tevens voor:

1    ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’: een ‘intensieve veehouderij’;

2    ter plaatse van de aanduiding ‘glastuinbouw’: een glastuinbouwbedrijf;

3    ter plaatse van de aanduiding ‘paardenhouderij’: een paardenhouderijbedrijf;

c    bestaande nevenfuncties conform de lijst ‘Bestaande nevenactiviteiten’ (Bijlage 1);

d    behoud en herstel van de aangeduide cultuurhistorische waarden;

e    behoud, herstel en ontwikkeling van de landschapswaarden in het algemeen en in het bijzonder voor:

-       landschappelijk open gebied, ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden – openheid´;

-       cultuurhistorisch waardevolle akker, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – cultuurhistorisch waardevolle akker’;

f     instandhouding als zodanig van de aldaar voorkomende zandwegen;

g    watergangen en waterpartijen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

h    voorzieningen ten behoeve van extensieve openluchtrecreatie, zoals fiets- en voetpaden en picknickplaatsen;

i      evenementen;

j      kampeerterrein, ter plaatse van de aanduiding ‘kampeerterrein’.

 

 

4.2     Bouwregels

 

4.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken, niet zijnde rijhallen, gelden de volgende bepalingen:

a    Per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één agrarisch bedrijf toegestaan; indien tussen bouwvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven worden deze bouwvlakken aangemerkt als één bouwvlak.

b    Er mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van reële agrarische bedrijven worden gebouwd.

 

4.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

a    Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met uitzondering van veldschuren die tevens toegestaan zijn ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden - veldschuur’.

b    Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch- teeltondersteunende voorzieningen’ mogen teeltondersteunende voorzieningen worden gebouwd met uitzondering van teeltondersteunende kassen.

c    De hoogte van veldschuren mag niet meer bedragen dan de bestaande hoogte.

d    De hoogte van permanente teeltondersteunende voorzieningen, met uitzondering van teeltondersteunende kassen, mag niet meer bedragen dan 2,5 m.

e    De goothoogte van overige bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 7 m.

f     De bouwhoogte van overige bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 10 m.

g    De hoogte van (teeltondersteunende) kassen mag niet meer dan 10 m bedragen.

h    De oppervlakte aan kassen per bedrijf mag ter plaatse van de aanduiding ‘glastuinbouw’ niet meer bedragen dan 30.000 m2.

i      De oppervlakte aan teeltondersteunende kassen per bedrijf, met uitzondering van bedrijven ter plaatse van de aanduiding ‘glastuinbouw’ mag niet meer bedragen dan 1.000 m².

 

4.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

a    Binnen elk bouwvlak mag het aantal bedrijfswoningen niet meer bedragen dan één of in voorkomend geval niet meer dan het aangegeven aantal, met dien verstande dat binnen een bouwvlak met de aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’ geen bedrijfswoning is toegestaan.

b    De inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m³ bedragen.

c    De goothoogte van bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 6 m.

d    De bouwhoogte van bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 10 m.

e    De gezamenlijke oppervlakte van bij eenzelfde bedrijfswoning behorende bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 100 m² bedragen.

f     De goothoogte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 m.

g    De bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

 

4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a    Bouwwerken zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van recreatieve voorzieningen.

b    De hoogte van silo’s mag niet meer bedragen dan 12 m.

c    De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’ waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 2,5 m.

d    De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 10 m.

 

 

4.3     Ontheffing bouwregels

 

4.3.1 Ontheffing rijhallen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 4.2.2, ten behoeve van het binnen een bouwvlak bouwen van een rijhal tot een oppervlakte van 1.200 m², een goothoogte van 8 m en een bouwhoogte van 12 m, met inachtneming van de volgende regels:

a    Per geval is de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering, bestaande uit paardenfokkerij of, indien als zodanig aangeduid, paardenhouderij, is aangetoond aan de hand van een deugdelijk bedrijfsplan en een AAB-advies.

b    Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.

 


4.3.2 Ontheffing teeltondersteunende kassen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 4.2.2, ten behoeve van het bouwen van teeltondersteunende kassen tot een grotere oppervlakte en hogere hoogte met inachtneming van de volgende regels:

a    De noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering dient te zijn aangetoond middels een AAB-advies.

b    Binnen het betreffende bouwvlak mag de gezamenlijke oppervlakte van teeltondersteunende kassen niet meer dan 5.000 m² bedragen.

c    De hoogte mag niet meer bedragen dan 12 m.

d    Er moet worden voldaan aan het Besluit Glastuinbouw.

e    De gevels van de glasopstanden waarin assimilatiebelichting wordt toegepast vanaf 1:00 uur na zonsondergang tot 1:00 uur voor zonsopgang volledig zijn afgeschermd met een 100% dicht gevelschermdoek en aan de bovenzijde van de glasopstanden in diezelfde periode het licht voor minimaal 95% wordt afgeschermd.

 

4.3.3 Ontheffing bouwhoogte bedrijfsgebouwen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 4.2.2 ten behoeve van het bouwen van bedrijfsgebouwen tot een goothoogte van 9 m en bouwhoogte van 14 m, met inachtneming van de volgende regels:

a    De noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering dient te zijn aangetoond middels een AAB-advies.

b    Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.

 

4.3.4 Ontheffing bouwhoogte bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 4.2.4, ten behoeve van het bouwen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met inachtneming van de volgende regels:

a    De hoogte van schoorstenen en silo's mag niet meer bedragen dan 15 m.

b    De hoogte van erf- en terreinafscheidingen buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 2 m.

 

4.3.5 Ontheffing tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 4.2.2 voor het bouwen van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, met inachtneming van de volgende regels:

a    De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

b    De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

 

4.3.6 Ontheffing overige teeltondersteunende voorzieningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 4.2.4, ten behoeve van het bouwen van boomteelthekken en regenkappen buiten het aangeduide bouwvlak met inachtneming van de volgende regels:

a    De noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering dient te zijn aangetoond middels een AAB-advies.

b    De hoogte van boomteelthekken mag niet meer bedragen dan 3 m.

c    De hoogte van regenkappen mag niet meer bedragen dan 3 m.

d    Er mag geen sprake zijn van onevenredige effecten op de aanwezige natuur- of landschapswaarden.

 

 


4.4     Specifieke gebruiksregels

 

a   Als verboden gebruik artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval aangemerkt:

1    het gebruik van de gronden buiten het bouwvlak en buiten de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden - teeltondersteunende voorzieningen’ ten behoeve van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen voor zover deze geen bouwwerken zijn;

2    het gebruik van de gronden buiten het bouwvlak als paardenbakken;

3    opslag van hooirollen buiten het bouwvlak.

b   De gezamenlijke brutovloeroppervlakte van nevenfuncties als bedoeld in lid 4.1, uitgezonderd standplaatsen voor kampeermiddelen mag niet meer bedragen dan 25% van de bebouwing tot een maximum van 1.000 m². Verkoop van streekeigen producten is toegestaan tot maximaal 100 m2.

c  Het gebruik van gronden voor kwekerijen, zoals champignonteeltbedrijven, witlofkwekerijen, nertsenkwekerijen, viskwekerijen en wormkwekerijen is niet toegestaan.

d   De aanleg van retentievoorzieningen en waterbassins is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – teeltondersteunende voorzieningen’.

 

4.5     Ontheffing van de gebruiksregels

 

4.5.1 Ontheffing nevenfuncties

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 4.1 onder a en b voor nevenfuncties, met inachtneming van de volgende regels:

a    De agrarische functie op het perceel blijft als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar.

b    Nevenfuncties zijn uitsluitend toegestaan binnen de bestaande bebouwing, met dien verstande dat herbouw – onder de voorwaarde dat de uitwendige verschijningsvorm overeenkomt met die van het oorspronkelijke gebouw – op dezelfde plaats mag plaatsvinden indien en voor zover redelijkerwijs niet verlangd mag worden dat de bestaande bebouwing - gezien de staat waarin deze verkeert – moet worden gehandhaafd .

c    Voor nevenfuncties geldt dat de volgende functies bij het agrarische bedrijf zijn toegestaan:

1    agrarisch technisch hulpbedrijven, agrarische verwante bedrijven tot een maximum gezamenlijke oppervlak van 25% van het brutovloeroppervlak tot maximaal 1.000 m²;

2    verbrede landbouw in de vorm van zorgboerderijen, kinderboerderijen, sociale en educatieve voorzieningen tot een maximum gezamenlijke oppervlak van 25% van het brutovloeroppervlak tot maximaal 1.000 m²; en kleinschalig kamperen met maximaal 25 kampeermiddelen, met uitzondering van stacaravans, waarbij geldt dat een afstand van te minste 100 m in acht wordt genomen ten opzichte van gevoelige functies en/of andere kleinschalige kampeergelegenheden en het terrein landschappelijk wordt ingepast;

3    recreatieve doeleinden tot een tot een maximum gezamenlijke oppervlak van 25% van het brutovloeroppervlak tot maximaal 1.000 m²;

4    mestverwerking tot een maximum van 25.000 ton;

5    statische opslag tot een maximum van 1.000 m²;

6    verbrede landbouw in de vorm van verkoop in streekeigen producten tot een maximum van 100 m².

7    kinderdagverblijf en/of buitenschoolse opvang tot een maximum van 300 vloeroppervlak, vooral gericht op opvang van kinderen uit het meest nabij gelegen dorp.

d    Ondersteunende horeca is toegestaan bij nevenfuncties zoals genoemd onder c sub 2 en 3 waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 100 m².

e    Buitenopslag ten behoeve van de nevenfuncties is niet toegestaan.

f     De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

g    De nevenfunctie mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben, waarbij de parkeerplaatsen gerealiseerd moeten worden op eigen terrein.

h    De nevenfunctie mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.

i      De nevenfunctie in de vorm van kleinschalig kamperen mag uitsluitend plaatsvinden op of grenzend aan het bouwvlak, mits landschappelijk ingepast.

 

4.5.2 Ontheffing tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 4.4 voor het gebruik van de gronden voor tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen voor zover deze geen bouwwerken zijn, met inachtneming van de volgende regels:

a    De tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen niet zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden – cultuurhistorisch waardevolle akker´.

b    De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

 

 

4.6     Aanlegvergunning

 

4.6.1 Aanlegvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

a    ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden – openheid’:

1    het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;

2    het aanleggen of aanplanten van hoger dan 1,5 m opgaand houtgewas met agrarische productiefunctie;

b    ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - cultuurhistorisch waardevolle akker':

1    het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel of met meer dan 0,50 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van een steilrand worden gewijzigd;

2    het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren;

3    het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;

4    het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;

5    het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, steilrand en het verwijderen van paden of onverharde wegen;

6    het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, voor zover groter dan 100 m² per perceel;

7    het omzetten van grasland naar boomteelt.

4.6.2 Uitzonderingen

Het in lid 4.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

a   Binnen een bouwvlak plaatsvinden.

b   Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen.

c   Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

4.6.3 Toelaatbaarheid

De in lid 4.6.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.

 

 

4.7     Wijzigingsbevoegdheid

 

4.7.1 Wijziging vergroting bouwvlakken

Vervallen.

 

4.7.2  Wijzigingsbevoegdheid vormverandering bouwvlakken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de vorm van een bouwvlak te wijzigen, met inachtneming van de volgende regels:

a    Ter plaatse van de aanduiding ‘Reconstructiewetzone - extensiveringsgebied’ is vormverandering van het bouwvlak niet toegestaan.

b    Wijziging is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering of voor toepassing van milieuregels en/of andere wettelijke regels.

c    Wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden voor naburige agrarische bedrijven en niet-agrarische bedrijven.

d    Wijziging leidt niet tot vergroting van het oppervlak van het bouwvlak.

 

4.7.3  Wijziging naar niet-grondgebonden agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden binnen het bouwvlak van deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vestiging van een niet-grondgebonden bedrijf, met inachtneming van de volgende regels.

a           De wijziging naar ‘intensieve veehouderij’ mag uitsluitend plaatsvinden op bouwvlakken die zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding ‘Reconstructiewetzone - verwevingsgebied’ en het een duurzame locatie betreft conform de provinciale handleiding duurzame locaties en duurzame projectlocaties voor de intensieve veehouderij, zoals opgenomen in bijlage 2.

b           Wijziging ten behoeve van glastuinbouw is niet toegestaan.

c           Het bouwvlak mag niet worden vergroot.

d           Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.

 

4.7.4 Wijziging naar permanente teeltondersteunende voorzieningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bouwvlak te vergroten ten behoeve van de bouw van permanente teeltondersteunende voorzieningen met inachtneming van de volgende regels:

a    De noodzaak is aangetoond middels een AAB-advies, en

b    De ter plaatse voorkomende landschaps- en natuurwaarden worden niet onevenredig aangetast.

c    De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 1,5 ha.

d    Wijziging dient plaats te vinden grenzend aan het bestaande bouwvlak.

e    Er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.

 

4.7.5  Wijziging naar ‘paardenhouderij’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden binnen het bouwvlak van deze bestemming te wijzigingen ten behoeve van de vestiging van een paardenhouderij mits de noodzaak daarvan voor de exploitatie van het betreffende agrarisch bedrijf als zodanig redelijkerwijs is aangetoond middels een bedrijfsplan.

 

4.7.6  Wijziging ten behoeve van bouw bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden binnen het bouwvlak van deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de bouw van een bedrijfswoning, met inachtneming van de volgende regels:

a    De wijziging is uitsluitend toegestaan op de gronden met de aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’.

b    Er dient sprake te zijn van een aanvaardbaar leefklimaat.

c    Er dient voldaan te zijn aan het Rapport Akoestisch onderzoek d.d.
mei 2009.

d    De noodzakelijkheid is aangetoond middels een AAB-advies.

e    De wijziging onder a is niet toegestaan op de gronden, die met toepassing van de wijzigingsbevoegdheid opgenomen in lid 4.7.11 zijn voorzien van de aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’, behoudens in geval middels een AAB-advies is aangetoond dat op het deel van het oorspronkelijke bouwvlak zonder de aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’ een volwaardig agrarisch bedrijf wordt uitgeoefend.

 

4.7.7 Wijziging naar ‘wonen’ na beëindiging agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden binnen het bouwvlak van deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige agrarische bedrijfswoning betreft en met inachtneming van de volgende regels:

a    De locatie is niet geschikt als hergebruik voor een agrarisch bedrijf.

b    Alle gebouwen dienen te worden gesloopt, uitgezonderd:

1    bestaande woningen;

2    bestaande gebouwen die als bijgebouw worden aangemerkt, met bij elke woning een oppervlakte van ten hoogste 100 m² vermeerderd met 25% van de te slopen bebouwing tot een maximum van 200 m;

3      bestaande gebouwen met aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’.

c    De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 1.500 m².

d    De overige gronden binnen het voormalig bouwvlak houden de betreffende agrarische bestemming.

e    Elke wijziging dient in elk geval alle woonruimten binnen het betreffende bouwvlak te omvatten.

f     Het aantal woningen binnen elk voormalig bouwvlak mag niet worden vergroot.

g    De agrarische gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing mogen door de wijziging niet onevenredig worden aangetast.

h    Er dient sprake te zijn van een aanvaardbaar leefklimaat.

i      Per 500 m2 sloop mag de inhoud van de woning als bedoeld onder b worden vergroot met 50 m3 tot een maximum omvang van 850 m³, mits voldaan wordt aan het Rapport Akoestisch onderzoek d.d. mei 2009.

 

4.7.8 Wijziging naar ‘gemengd – 2’ na beëindiging agrarisch bedrijf

Vervallen.

 

 

 

 

 

4.7.9     Wijziging naar bos of- natuur

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Bos’ of ‘Natuur’ ten behoeve van behoud en/of ontwikkeling van bos en/of natuur, met inachtneming van de volgende regels:

a    Daar natuurontwikkeling zal plaatsvinden.

b    De agrarische activiteiten zijn beëindigd.

c    De gerechtigden ten aanzien van de betreffende gronden wijziging wensen.

 

4.7.10   Wijziging aanduiding ‘intensieve veehouderij’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming met de aanduiding ‘intensieve veehouderij’ te wijzigen in de bestemming Agrarisch zonder aanduiding ‘intensieve veehouderij’ wanneer de activiteiten zijn beëindigd.

 

4.7.11   Wijziging splitsing bouwvlak

Vervallen.

 


Artikel 5      Agrarisch met waarden – landschapswaarden 2

 

5.1     Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Agrarisch met Waarden – Landschapswaarden 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a    grondgebonden agrarische bedrijven;

b    en tevens voor:

1    ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’: een ‘intensieve veehouderij’;

2    ter plaatse van de aanduiding ‘paardenhouderij’: een paardenhouderijbedrijf;

c    bestaande nevenfuncties conform de lijst ‘Bestaande nevenactiviteiten’ in bijlage 1;

d    behoud en herstel van de aangeduide cultuurhistorische waarden;

e    behoud, herstel en ontwikkeling van de landschapswaarden in het algemeen en in het bijzonder voor:

-      aardkundig waardevolle gebieden, ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden – aardkundig waardevol gebied´;

-      cultuurhistorisch waardevolle gebieden ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden – cultuurhistorisch waardevol gebied´;

-      dassenleefgebied, ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden – dassenleefgebied´;

-      landschappelijk open gebied, ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden – openheid´;

-      landschapsontwikkelingsgebied, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – landschapsontwikkelingsgebied’;

f     een gronddepot, ter plaatse van de aanduiding ‘gronddepot’;

g    behoud, herstel en/of ontwikkeling van de natuurwaarden in het algemeen en in het bijzonder voor:

-      natuurontwikkelingsgebieden ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden – natuurontwikkelingsgebied´;

h    instandhouding als zodanig van de aldaar voorkomende zandwegen;

i      watergangen en waterpartijen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

j      voorzieningen ten behoeve van extensieve openluchtrecreatie, zoals fiets- en voetpaden en picknickplaatsen;

k     evenementen;

l      kampeerterrein, ter plaatse van de aanduiding ‘kampeerterrein’.

 

 

5.2     Bouwregels

 

5.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken, niet zijnde rijhallen, gelden de volgende bepalingen:

a    Per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één agrarisch bedrijf toegestaan; indien tussen bouwvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven worden deze bouwvlakken aangemerkt als één bouwvlak.

b    Er mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van reële agrarische bedrijven worden gebouwd.


 

5.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

a    Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met uitzondering van veldschuren die tevens toegestaan zijn ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden - veldschuur’.

b    Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch- teeltondersteunende voorzieningen’ mogen teeltondersteunende voorzieningen worden gebouwd met uitzondering van teeltondersteunende kassen.

c    De hoogte van veldschuren mag niet meer bedragen dan de bestaande hoogte.

d    De hoogte van permanente teeltondersteunende voorzieningen, met uitzondering van teeltondersteunende kassen, mag niet meer bedragen dan 2,5 m.

e    De hoogte van (teeltondersteunende) kassen mag niet meer dan 10 m bedragen.

f     De goothoogte van overige bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 7 m.

g    De bouwhoogte van overige bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 10 m.

h    De oppervlakte aan teeltondersteunende kassen per bedrijf, mag niet meer bedragen dan 1.000 m².

 

5.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

a    Binnen elk bouwvlak mag het aantal bedrijfswoningen niet meer bedragen dan één of in voorkomend geval niet meer dan het aangegeven aantal, met dien verstande dat binnen een bouwvlak met de aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’ geen bedrijfswoning is toegestaan.

b    De inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m³ bedragen.

c    De goothoogte van bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 6 m.

d    De bouwhoogte van bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 10 m.

e    De gezamenlijke oppervlakte van bij eenzelfde bedrijfswoning behorende bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 100 m² bedragen.

f     De goothoogte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 m.

g    De bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

 

5.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a    Bouwwerken zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van recreatieve voorzieningen.

b    De hoogte van silo’s mag niet meer bedragen dan 12 m.

c    De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’ waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 2,5 m.

d    De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 10 m.

 


5.3     Ontheffing van de bouwregels

 

5.3.1 Ontheffing rijhallen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 5.2.2, ten behoeve van het binnen een bouwvlak bouwen van een rijhal tot een oppervlakte van 1.200 m², een goothoogte van 8 m en een bouwhoogte van 12 m, met inachtneming van de volgende regels:

a    Per geval de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering, bestaande uit paardenfokkerij of, indien als zodanig aangeduid, paardenhouderij, is aangetoond aan de hand van een deugdelijk bedrijfsplan en een AAB-advies.

b    Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.

 

5.3.2 Ontheffing teeltondersteunende kassen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 5.2.2, ten behoeve van het bouwen van teeltondersteunende kassen tot een grotere oppervlakte en hogere hoogte met inachtneming van de volgende regels:

a    De noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering dient te zijn aangetoond middels een AAB-advies.

b    Binnen het betreffende bouwvlak mag de gezamenlijke oppervlakte van teeltondersteunende kassen niet meer dan 5.000 m² bedragen.

c    De hoogte mag niet meer bedragen dan 12 m.

d    Er moet worden voldaan aan het Besluit Glastuinbouw.

e    De gevels van de glasopstanden waarin assimilatiebelichting wordt toegepast vanaf 1:00 uur na zonsondergang tot 1:00 uur voor zonsopgang volledig zijn afgeschermd met een 100% dicht gevelschermdoek en aan de bovenzijde van de glasopstanden in diezelfde periode het licht voor minimaal 95% wordt afgeschermd.

 

5.3.3 Ontheffing bouwhoogte bedrijfsgebouwen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 5.2.2 ten behoeve van het bouwen van bedrijfsgebouwen tot een goothoogte van 9 en bouwhoogte van 14 m, met inachtneming van de volgende regels:

a    De noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering dient te zijn aangetoond middels een AAB-advies.

b    Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.

 

5.3.4 Ontheffing bouwhoogte bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in sublid 5.2.4, ten behoeve van het bouwen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met inachtneming van de volgende regels:

a    De hoogte van schoorstenen en silo's mag niet meer bedragen dan 15 m.

b    De hoogte van erf- en terreinafscheidingen buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 2 m.

 

5.3.5 Ontheffing tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 5.2.2 voor het bouwen van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende regels:

a    De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

b    De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

 


5.3.6 Ontheffing overige teeltondersteunende voorzieningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in sublid 5.2.4, ten behoeve van het bouwen van boomteelthekken en regenkappen buiten het aangeduide bouwvlak met inachtneming van de volgende regels:

a    Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden- dassenleefgebied' zijn geen boomteelthekken of regenkappen toegestaan.

b    De noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering dient te zijn aangetoond middels een AAB-advies.

c    De hoogte van boomteelthekken mag niet meer bedragen dan 3 m.

d    De hoogte van regenkappen mag niet meer bedragen dan 3 m.

e    Er mag geen sprake zijn van onevenredige effecten op de aanwezige natuur- of landschapswaarden.

 

 

5.4     Specifieke gebruiksregels

 

a                            Als verboden gebruik artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval aangemerkt:

1    het gebruik van gronden ten behoeve van glastuinbouw, champignonteeltbedrijven, witlofkwekerijen, nertsenkwekerijen, viskwekerijen en wormenkwekerijen.

2    het gebruik van de gronden buiten het bouwvlak en buiten de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden - teeltondersteunende voorzieningen’ ten behoeve van teeltondersteunende voorzieningen voor zover deze geen bouwwerken zijn;

3    het gebruik van de gronden buiten het bouwvlak ten behoeve van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen voor zover deze geen bouwwerken zijn;

4    het gebruik van de gronden buiten het bouwvlak als paardenbakken;

5    opslag van hooirollen buiten het bouwvlak.

b   De gezamenlijke brutovloeroppervlakte van nevenfuncties als bedoeld in lid 5.1, uitgezonderd standplaatsen voor kampeermiddelen mag niet meer bedragen dan 25% van de bebouwing tot een maximum van 1.000 m². Verkoop van streekeigen producten is toegestaan tot maximaal 100 m2.

c   De aanleg van retentievoorzieningen en waterbassins is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding ‘teeltondersteunde voorzieningen’.

 

 

5.5     Ontheffing van de gebruiksregels

 

5.5.1 Ontheffing nevenfuncties

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 5.1 onder a en b voor nevenfuncties, met inachtneming van de volgende regels:

a    De agrarische functie blijft op het perceel als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar.

b    Nevenfuncties zijn uitsluitend toegestaan binnen de bestaande bebouwing, met dien verstande dat herbouw – onder de voorwaarde dat de uitwendige verschijningsvorm overeenkomt met die van het oorspronkelijke gebouw – op dezelfde plaats mag plaatsvinden indien en voor zover redelijkerwijs niet verlangd mag worden dat de bestaande bebouwing - gezien de staat waarin deze verkeert – moet worden gehandhaafd.

c    Voor nevenfuncties geldt dat de volgende functies bij het agrarische bedrijf zijn toegestaan:

1    agrarisch technisch hulpbedrijven, agrarische verwante bedrijven tot een maximum gezamenlijke oppervlak van 25% van het brutovloeroppervlak tot maximaal 1.000 m²;

2    verbrede landbouw in de vorm van zorgboerderijen, kinderboerderijen, sociale en educatieve voorzieningen tot een maximum gezamenlijke oppervlak van 25% van het brutovloeroppervlak tot maximaal 1.000 m² en kleinschalig kamperen met maximaal 25 kampeermiddelen, met uitzondering van stacaravans, waarbij geldt dat een afstand van te minste 100 m in acht wordt genomen ten opzichte van gevoelige functies en/of andere kleinschalige kampeergelegenheden en het terrein landschappelijk wordt ingepast;

3    mestverwerking tot een maximum van 25.000 ton;

4    verbrede landbouw in de vorm van verkoop in streekeigen producten tot een maximum van 100 m²;

5    statische opslag tot een maximum van 1.000 m2;

6    kinderdagverblijf en/of buitenschoolse opvang tot een maximum van 300 vloeroppervlak, vooral gericht op opvang van kinderen uit het meest nabij gelegen dorp.

d    Ondersteunende horeca is toegestaan bij nevenfuncties zoals genoemd onder c sub 2 en 3 waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 100 m².

e    Buitenopslag ten behoeve van de nevenfuncties is niet toegestaan.

f     De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

g    De nevenfunctie mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben, waarbij de parkeerplaatsen gerealiseerd moeten worden op eigen terrein.

h    De nevenfunctie mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.

i      De nevenfunctie in de vorm van kleinschalig kamperen mag uitsluitend plaatsvinden op of grenzend aan het bouwvlak, mits landschappelijk ingepast.

 

5.5.2 Ontheffing tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 5.4 voor het gebruik van de gronden voor tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen voor zover deze geen bouwwerken zijn, met inachtneming van de volgende regels:

a    De tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen niet zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden – cultuurhistorisch waardevol gebied´.

b    De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

 

 

5.6     Aanlegvergunning

 

5.6.1 Aanlegvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

a    ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - aardkundig waardevol gebied':

1    het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel of met meer dan 0,50 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van een steilrand worden gewijzigd;

2    het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,50 m onder maaiveld;

3    het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;

4    het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren.

b    ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - cultuurhistorisch waardevol gebied':

1    het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel of met meer dan 0,50 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van een steilrand worden gewijzigd;

2    het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren;

3    het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;

4    het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;

5    het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, steilrand en het verwijderen van paden of onverharde wegen;

6    het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, voor zover groter dan 100 m² per perceel;

7    het omzetten van grasland naar boomteelt.

c   ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden – dassenleefgebied’:

1    het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel of met meer dan 0.50 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van een steilrand worden gewijzigd;

2    het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,50 m onder maaiveld;

3    het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;

4    het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren;

5    het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;

6    het permanent (voor meer dan 2 jaar aaneengesloten) omzetten van grasland naar een ander bodemcultuur;

7    het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, steilrand en het verwijderen van paden of onverharde wegen;

8    het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, voor zover groter dan 100 per perceel;

d   ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden – openheid’:

1    het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;

2    het aanleggen of aanplanten van hoger dan 1,5 m opgaand houtgewas met agrarische productiefunctie;

e   ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - natuurontwikkelingsgebied’:

1    het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel of met meer dan 0,50 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van een steilrand worden gewijzigd;

2    het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,50 m onder maaiveld;

3    het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;

4    het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren;

5    het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;

6    het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, voor zover groter dan 100 per perceel;

7    het omzetten van grasland naar boomteelt.

f    ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – landschapsontwikkelingsgebied’:

1    het aanleggen of aanplanten van hoger dan 1,5 m opgaand of dieper dan 0,50 m wortelend houtgewas met agrarische productiefunctie;

2    het permanent (voor meer dan 2 jaar aaneengesloten) omzetten van grasland naar een andere bodemcultuur;

3    het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, steilrand en het verwijderen van paden of onverharde wegen;

4    het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, voor zover groter dan 100 m² per perceel.

 

5.6.2 Uitzonderingen

Het in lid 5.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

a    Binnen het bouwvlak plaatsvinden.   

b    Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen.

c    Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

5.6.3 Toelaatbaarheid

De in lid 5.6.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.

 

 

5.7     Wijzigingsbevoegdheden

 

5.7.1 Wijziging vergroting bouwvlakken

Vervallen.

 

5.7.2  Wijzigingsbevoegdheid vormverandering bouwvlakken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de vorm van een bouwvlak te wijzigen, met inachtneming van de volgende regels:

a   Ter plaatse van de aanduiding ‘Reconstructiewetzone - extensiveringsgebied’ is vormverandering van het bouwvlak niet toegestaan.

b    Wijziging is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering of voor toepassing van milieuregels en/of andere wettelijke regels.

c    Wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden voor naburige agrarische bedrijven en niet-agrarische bedrijven.

d    Wijziging leidt niet tot vergroting van het oppervlak van het bouwvlak.

 

 

 


5.7.3  Wijziging naar intensieve veehouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden binnen het bouwvlak van deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vestiging van ‘intensieve veehouderij’, met inachtneming van de volgende regels:

a                            De wijziging naar ‘intensieve veehouderij’ mag uitsluitend plaatsvinden op bouwvlakken die zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding ‘Reconstructiewetzone - verwevingsgebied’ en het een duurzame locatie betreft conform de provinciale handleiding duurzame locaties en duurzame projectlocaties voor de intensieve veehouderij, zoals opgenomen in bijlage 2.

b                            Het bouwvlak mag niet worden vergroot.

c                            Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.

d                            Er mogen geen overwegende bezwaren bestaan vanuit ruimtelijke, landschappelijke, maatschappelijke en milieuhygiënisch oogpunt.

 

5.7.4 Wijziging naar permanente teeltondersteunende voorzieningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bouwvlak te vergroten ten behoeve van de bouw van permanente teeltondersteunende voorzieningen met inachtneming van de volgende regels:

a    De noodzaak daarvan is aangetoond middels een AAB-advies, en

b    De ter plaatse voorkomende landschaps- en natuurwaarden worden niet onevenredig aangetast.

c    De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 1,5 ha.

d    Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

 

5.7.5 Wijziging naar ‘paardenhouderij’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden binnen het bouwvlak van deze bestemming te wijzigingen ten behoeve van de vestiging van een paardenhouderij mits de noodzaak daarvan voor de exploitatie van het betreffende agrarisch bedrijf als zodanig redelijkerwijs is aangetoond middels een bedrijfsplan.

 

5.7.6  Wijziging ten behoeve van bouw bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden binnen het bouwvlak van deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de bouw van een bedrijfswoning, met inachtneming van de volgende regels:

a    De wijziging is uitsluitend toegestaan op de gronden met de aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’.

b    Er dient sprake te zijn van een aanvaardbaar leefklimaat.

c    Er dient voldaan te zijn aan het Rapport Akoestisch onderzoek d.d.
mei 2009.

d    De noodzakelijkheid is aangetoond middels een AAB-advies.

e    De wijziging onder a is niet toegestaan op de gronden, die met toepassing van de wijzigingsbevoegdheid opgenomen in lid 5.7.11 zijn voorzien van de aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’, behoudens in geval middels een AAB-advies is aangetoond dat op het deel van het oorspronkelijke bouwvlak zonder de aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’ een volwaardig agrarisch bedrijf wordt uitgeoefend.

 

5.7.7 Wijziging naar ‘wonen’ na beëindiging agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden binnen het bouwvlak van deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige agrarische bedrijfswoning betreft en met inachtneming van de volgende regels:

a    De locatie is niet geschikt als hergebruik voor een agrarisch bedrijf.

b    Alle gebouwen dienen te worden gesloopt, uitgezonderd:

1    bestaande woningen;

2    bestaande gebouwen die als bijgebouw worden aangemerkt, met bij elke woning een oppervlakte van ten hoogste 100 m² vermeerderd met 25% van de te slopen bebouwing tot een maximum van 200 m²;

3    bestaande gebouwen met aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’.

c    De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 1.500 m².

d    De overige gronden binnen het voormalig bouwvlak houden de betreffende agrarische bestemming.

e    Elke wijziging dient in elk geval alle woonruimten binnen het betreffende bouwvlak te omvatten.

f     Het aantal woningen binnen elk voormalig bouwvlak mag niet worden vergroot.

g    De agrarische gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing mogen door de wijziging niet onevenredig worden aangetast.

h    Er dient sprake te zijn van een aanvaardbaar leefklimaat.

i      Per 500 m2 sloop mag de inhoud van de woning als bedoeld onder b worden vergroot met 50 m3 tot een maximum omvang van 850 m³, mits voldaan wordt aan het Rapport Akoestisch onderzoek d.d. mei 2009.

 

5.7.8 Wijziging naar ‘gemengd – 2’ na beëindiging agrarisch bedrijf

Vervallen.

 

5.7.9     Wijziging naar Bos of Natuur

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Bos’ of ‘Natuur’ ten behoeve van behoud en/of ontwikkeling van bos en/of natuur, met inachtneming van de volgende regels:

a    Daar natuurontwikkeling zal plaatsvinden.

b    De agrarische activiteiten zijn beëindigd.

c    De gerechtigden ten aanzien van de betreffende gronden wijziging wensen.

 

5.7.10   Wijziging aanduiding ‘intensieve veehouderij’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming met de aanduiding ‘intensieve veehouderij’ te wijzigen in de bestemming Agrarisch zonder aanduiding ‘intensieve veehouderij’ wanneer de activiteiten zijn beëindigd.

 

5.7.11   Wijziging splitsing bouwvlak

Vervallen.

 


Artikel 6         Agrarisch met waarden – landschaps- en natuurwaarden 1

 

6.1     Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Agrarisch met waarden – landschaps- en natuurwaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a    grondgebonden agrarische bedrijven;

b    en tevens voor:

1    ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’: een ‘intensieve veehouderij’;

2    ter plaatse van de aanduiding ‘paardenhouderij’: een paardenhouderijbedrijf;

c    bestaande nevenfuncties conform de lijst ‘Bestaande nevenactiviteiten’ in bijlage 1;

d    behoud en herstel van de aangeduide cultuurhistorische waarden;

e    behoud, herstel en ontwikkeling van de landschapswaarden in het algemeen en in het bijzonder voor:

-      cultuurhistorische waardevolle gebieden ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden – cultuurhistorisch waardevol gebied´;

-      dassenleefgebied, ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden – dassenleefgebied´;

-      landschappelijk open gebied, ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden – openheid´;

f     behoud, herstel en ontwikkeling van de natuurwaarden in het algemeen en in het bijzonder voor:

-      kwetsbare soort(en) ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden – kwetsbare soorten´;

-      natuurontwikkelingsgebied ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden – natuurontwikkelingsgebied´;

-      struweelvogels ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden – struweelvogels´;

-      weidevogels en ganzen ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden – weidevogelgebied´;

g    instandhouding als zodanig van de aldaar voorkomende zandwegen;

h    watergangen en waterpartijen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

i      voorzieningen ten behoeve van extensieve openluchtrecreatie, zoals fiets- en voetpaden en picknickplaatsen;

j      evenementen;

k     kampeerterrein, ter plaatse van de aanduiding ‘kampeerterrein’.

 

 

6.2     Bouwregels

 

6.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken, niet zijnde rijhallen, gelden de volgende bepalingen:

a    Per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één agrarisch bedrijf toegestaan; indien tussen bouwvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven worden deze bouwvlakken aangemerkt als één bouwvlak.

b    Er mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van reële agrarische bedrijven worden gebouwd.

 


6.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

a    Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met uitzondering van veldschuren die tevens toegestaan zijn ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden- veldschuur’.

b    Teeltondersteunende kassen zijn niet toegestaan.

c    Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch-met waarden - teeltondersteunende voorzieningen’ mogen uitsluitend teeltondersteunende voorzieningen worden gebouwd.

d    De hoogte van veldschuren mag niet meer bedragen dan de bestaande hoogte.

e    De hoogte van permanente teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 2,5 m.

f     De goothoogte van overige bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 7 m.

g    De bouwhoogte van overige bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 10 m.

 

6.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

a    Binnen elk bouwvlak mag het aantal bedrijfswoningen niet meer bedragen dan één of in voorkomend geval niet meer dan het aangegeven aantal, met dien verstande dat binnen een bouwvlak met de aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’ geen bedrijfswoning is toegestaan.

b    De inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m³ bedragen.

c    De goothoogte van bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 6 m.

d    De bouwhoogte van bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 10 m.

e    De gezamenlijke oppervlakte van bij eenzelfde bedrijfswoning behorende bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 100 m² bedragen.

f     De goothoogte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 m.

g    De bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

 

6.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a    Bouwwerken zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van recreatieve voorzieningen.

b    De hoogte van silo’s mag niet meer bedragen dan 12 m.

c    De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’ waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 2,5 m.

d    De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 10 m.

 

 

6.3     Ontheffing van de bouwregels

 

6.3.1 Ontheffing rijhallen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 6.2.2, ten behoeve van het binnen een bouwvlak bouwen van een rijhal tot een oppervlakte van 1.000 m², een goothoogte van 8 m en een bouwhoogte van 12 m, met inachtneming van de volgende regels:

a    Per geval is de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering, bestaande uit paardenfokkerij of, indien als zodanig aangeduid, paardenhouderij, aangetoond aan de hand van een deugdelijk bedrijfsplan en een AAB-advies.

b    Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.

 

6.3.2 Ontheffing bouwhoogte bedrijfsgebouwen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 6.2.2 ten behoeve van het bouwen van bedrijfsgebouwen tot een goothoogte van 9 en bouwhoogte van 14 m, met inachtneming van de volgende regels:

a    De noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering dient te zijn aangetoond middels een AAB-advies.

b    er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.

 

6.3.3 Ontheffing bouwhoogte bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 6.2.4, ten behoeve van het bouwen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met inachtneming van de volgende regels:

a    De hoogte van schoorstenen en silo's mag niet meer bedragen dan 15 m.

b    De hoogte van erf- en terreinafscheidingen buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 2 m.

 

6.3.4 Ontheffing tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 6.2.2 voor het bouwen van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende regels:

a    De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

b    De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

 

6.3.5 Ontheffing overige teeltondersteunende voorzieningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 6.2.4, ten behoeve van het bouwen van boomteelthekken en regenkappen buiten het aangeduide bouwvlak met inachtneming van de volgende regels:

a    Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden- dassenleefgebied' zijn geen boomteelthekken of regenkappen toegestaan.

b    De noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering dient te zijn aangetoond middels een AAB-advies.

c    De hoogte van boomteelthekken mag niet meer bedragen dan 3 m.

d    De hoogte van regenkappen mag niet meer bedragen dan 3 m.

e    Er mag geen sprake zijn van onevenredige effecten op de aanwezige natuur- of landschapswaarden.

 

 

6.4     Specifieke gebruiksregels

 

a   Als verboden gebruik artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval aangemerkt:

1    het gebruik van gronden ten behoeve van glastuinbouw, champignonteeltbedrijven, witlofkwekerijen, nertsenkwekerijen, viskwekerijen en wormenkwekerijen;

2    het gebruik van de gronden buiten het bouwvlak en buiten de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden - teeltondersteunende voorzieningen’ ten behoeve van teeltondersteunende voorzieningen voor zover deze geen bouwwerken zijn;

3    het gebruik van de gronden buiten het bouwvlak ten behoeve van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen voor zover deze geen bouwwerken zijn;

4    het gebruik van de gronden buiten het bouwvlak als paardenbakken;

5    opslag van hooirollen buiten het bouwvlak.

b   De gezamenlijke brutovloeroppervlakte van nevenfuncties als bedoeld in lid 6.1, uitgezonderd standplaatsen voor kampeermiddelen mag niet meer bedragen dan 25% van het bebouwingsoppervlak tot een maximum van 1.000 m². Verkoop van streekeigen producten is toegestaan tot maximaal 100 m2.

c   De aanleg van retentievoorzieningen en waterbassins is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding ‘teeltondersteunde voorzieningen’.

 

 

6.5     Ontheffing van de gebruiksregels

 

6.5.1 Ontheffing nevenfuncties

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 6.1 onder a en b voor nevenfuncties, met inachtneming van de volgende regels:

a    De agrarische functie op het perceel als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar blijft.

b    Nevenfuncties zijn uitsluitend toegestaan binnen de bestaande bebouwing, met dien verstande dat herbouw – onder de voorwaarde dat de uitwendige verschijningsvorm overeenkomt met die van het oorspronkelijke gebouw – op dezelfde plaats mag plaatsvinden indien en voor zover redelijkerwijs niet verlangd mag worden dat de bestaande bebouwing - gezien de staat waarin deze verkeert – moet worden gehandhaafd .

c    Voor nevenfuncties geldt dat de volgende functies bij het agrarische bedrijf zijn toegestaan:

1    verbrede landbouw in de vorm van zorgboerderijen, kinderboerderijen, sociale en educatieve voorzieningen tot een maximum gezamenlijke oppervlak van 25% van het brutovloeroppervlak tot maximaal 1.000 m²; en Kleinschalig kamperen met maximaal 25 kampeermiddelen, met uitzondering van stacaravans, waarbij geldt dat een afstand van ten minste 100 m in acht wordt genomen ten opzichte van gevoelige functies en/of andere kleinschalige kampeergelegenheden en het terrein landschappelijk wordt ingepast;

2    recreatieve doeleinden tot een tot een maximum gezamenlijke oppervlak van 25% van het brutovloeroppervlak tot maximaal 1.000 m²;

3    mestverwerking tot een maximum van 25.000 ton;

4    statische opslag tot een maximum van 1.000 m²;

5    verbrede landbouw in de vorm van verkoop in streekeigen producten tot een maximum van 100 m²;

6    kinderdagverblijf en/of buitenschoolse opvang tot een maximum van 300 vloeroppervlak, vooral gericht op opvang van kinderen uit het meest nabij gelegen dorp.

d    Ondersteunende horeca is toegestaan bij nevenfuncties zoals genoemd onder c sub 1 en 3 waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 100 m².

e    Buitenopslag ten behoeve van de nevenfuncties is niet toegestaan.

f     De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

g    De nevenfunctie mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben, waarbij de parkeerplaatsen gerealiseerd moeten worden op eigen terrein.

h    De nevenfunctie mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.

i      De nevenfunctie in de vorm van kleinschalig kamperen mag uitsluitend plaatsvinden op of grenzend aan het bouwvlak, mits landschappelijk ingepast.

 

6.5.2 Ontheffing tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 6.4 voor het gebruik van de gronden voor tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen voor zover deze geen bouwwerken zijn, met inachtneming van de volgende regels:

a    De tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen niet zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden – cultuurhistorisch waardevol gebied´.

b    De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

 

 

6.6     Aanlegvergunning

 

6.6.1 Aanlegvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

a    ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - cultuurhistorisch waardevol gebied':

1    het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel of met meer dan 0,50 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van een steilrand worden gewijzigd;

2    het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren;

3    het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;

4    het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;

5    het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, steilrand en het verwijderen van paden of onverharde wegen;

6      het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, voor zover groter dan 100 m² per perceel;

7    het omzetten van grasland naar boomteelt.

b    ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden – dassenleefgebied’:

1    het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel of met meer dan 0,50 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van een steilrand worden gewijzigd;

2    het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,50 m onder maaiveld;

3    het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;

4    het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren;

5    het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;

6    het permanent (voor meer dan 2 jaar aaneengesloten) omzetten van grasland naar een andere bodemcultuur;

7    het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, steilrand en het verwijderen van paden of onverharde wegen;

8    het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, voor groter dan 100 per perceel.

c    ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden –openheid’:

1    het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;

2    het aanleggen of aanplanten van hoger dan 1,5 m opgaand houtgewas met agrarische productiefunctie;

d    ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden – kwetsbare soorten':

1    het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel of met meer dan 0.50 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van een steilrand worden gewijzigd;

2    het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,50 m onder maaiveld;

3    het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;

4    het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren;

5    het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;

6    het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;

7    het aanleggen of aanplanten van hoger dan 1,5 m opgaand of dieper dan 0,50 m wortelend houtgewas met agrarische productiefunctie;

8        het permanent (voor meer dan 2 jaar aaneengesloten) omzetten van grasland naar een andere bodemcultuur;

9    het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, steilrand en het verwijderen van paden of onverharde wegen;

10  het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, voor zover groter dan 100 per perceel.

e    ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden – natuurontwikkelingsgebied':

1    het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel of met meer dan 0,50 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van een steilrand worden gewijzigd;

2    het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,50 m onder maaiveld;

3    het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;

4    het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren;

5    het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;

6    het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, voor zover groter dan 100 per perceel.

7    het omzetten van grasland naar boomteelt.

f     ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden – struweelvogels':

1    het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;

2    het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;

3    het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, steilrand en het verwijderen van paden of onverharde wegen;

4    het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, voor zover groter dan 100 per perceel.

g    ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden – weidevogelgebied ':

1    het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel of met meer dan 0,50 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van een steilrand worden gewijzigd;

2    het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,50 m onder maaiveld;

3    het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;

4    het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren;

5    het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;

6    het aanleggen of aanplanten van hoger dan 1,5 m opgaand of dieper dan 0,50 m wortelend houtgewas met agrarische productiefunctie;

7    het permanent (voor meer dan 2 jaar aaneengesloten) omzetten van grasland naar een andere bodemcultuur;

8    het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, voor zover groter dan 100 m² per perceel.

 

6.6.2 Uitzonderingen

Het in lid 6.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

a    Binnen het bouwvlak plaatsvinden.   

b    Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen.

c   Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

6.6.3 Toelaatbaarheid

De in lid 6.6.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.

 

 

6.7     Wijzigingsbevoegdheden

 

6.7.1 Wijziging vergroting bouwvlakken

Vervallen.

 

6.7.2  Wijzigingsbevoegdheid vormverandering bouwvlakken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de vorm van een bouwvlak te wijzigen, met inachtneming van de volgende regels:

a                                                            Ter plaatse van de aanduiding ‘Reconstructiewetzone - extensiveringsgebied’ is vormverandering van het bouwvlak niet toegestaan.

b                                                            Wijziging is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering of voor toepassing van milieuregels en/of andere wettelijke regels.

c                                                            Wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden voor naburige agrarische bedrijven en niet-agrarische bedrijven.

d                                                            Wijziging leidt niet tot vergroting van het oppervlak van het bouwvlak.

 

6.7.3 Wijziging ten behoeve van bouw bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden binnen het bouwvlak van de bestemming te wijzigen ten behoeve van de bouw van een bedrijfswoning, met inachtneming van de volgende regels:

a    De wijziging is uitsluitend toegestaan op de gronden met de aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’.

b    Er dient sprake te zijn van een aanvaardbaar leefklimaat.

c    Er dient voldaan te zijn aan het Rapport Akoestisch onderzoek d.d.
mei 2009.

d    De noodzakelijkheid is aangetoond middels een AAB-advies.

e    De wijziging onder a is niet toegestaan op de gronden, die met toepassing van de wijzigingsbevoegdheid opgenomen in lid 6.7.9 zijn voorzien van de aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’, behoudens in geval middels een AAB-advies is aangetoond dat op het deel van het oorspronkelijke bouwvlak zonder de aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’ een volwaardig agrarisch bedrijf wordt uitgeoefend.

 

6.7.4 Wijziging naar ‘wonen’ na beëindiging agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden binnen het bouwvlak van deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige agrarische bedrijfswoning betreft en met inachtneming van de volgende regels:

a    De locatie is niet geschikt als hergebruik voor een agrarisch bedrijf.

b    Alle gebouwen dienen te worden gesloopt, uitgezonderd:

1    bestaande woningen;

2    bestaande gebouwen die als bijgebouw worden aangemerkt, met bij elke woning een oppervlakte van ten hoogste 100 m² vermeerderd met 25% van de te slopen bebouwing tot een maximum van 200 m²;

3    bestaande gebouwen met aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’.

c    De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 1.500 m².

d    De overige gronden binnen het voormalig bouwvlak houden de betreffende agrarische bestemming.

e    Elke wijziging dient in elk geval alle woonruimten binnen het betreffende bouwvlak te omvatten.

f     Het aantal woningen binnen elk voormalig bouwvlak mag niet worden vergroot.

g    De agrarische gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing mogen door de wijziging niet onevenredig worden aangetast.

h    Er dient sprake te zijn van een aanvaardbaar leefklimaat.

i      Per 500 m2 sloop mag de inhoud van de woning als bedoeld onder b worden vergroot met 50 m3 tot een maximum omvang van 850 m³, mits voldaan wordt aan het Rapport Akoestisch onderzoek d.d. mei 2009

 

6.7.5 Wijziging naar permanente teeltondersteunende voorzieningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bouwvlak te vergroten ten behoeve van de bouw van permanente teeltondersteunende voorzieningen met inachtneming van de volgende regels:

a    De noodzaak daarvan is aangetoond middels een AAB-advies.

b    De ter plaatse voorkomende landschaps- en natuurwaarden worden mogen niet onevenredig aangetast.

c    De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 1,5 ha.

d    Er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.

 

6.7.6 Wijziging naar ‘gemengd – 2’ na beëindiging agrarisch bedrijf

Vervallen.

 

6.7.7 Wijziging naar Bos of Natuur

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming Bos of Natuur ten behoeve behoud en/of herstel ontwikkeling van bos en/of natuur, met inachtneming van de volgende regels:

a    Daar natuurontwikkeling zal plaatsvinden.

b    De agrarische activiteiten zijn beëindigd.

c    De gerechtigden ten aanzien van de betreffende gronden wijzigingen wensen.

 

6.7.8 Wijziging aanduiding ‘intensieve veehouderij’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming met de aanduiding ‘intensieve veehouderij’ te wijzigen in de bestemming Agrarisch zonder aanduiding ‘intensieve veehouderij’ wanneer de activiteiten zijn beëindigd.

 

6.7.9  Wijziging splitsing bouwvlak

Vervallen.

 


Artikel 7         Agrarisch met waarden - landschaps- en natuurwaarden 2

 

7.1     Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Agrarisch met Waarden – Landschaps- en Natuurwaarden 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a    grondgebonden agrarische bedrijven;

b    en tevens voor:

1    ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’: een intensieve veehouderij;

2    ter plaatse van de aanduiding ‘paardenhouderij’: een paardenhouderijbedrijf;

c    bestaande nevenactiviteiten conform de lijst ‘Bestaande nevenactiviteiten’ in bijlage 1;

d    behoud en herstel van de aangeduide cultuurhistorische waarden;

e    behoud, herstel en ontwikkeling van de landschapswaarden in het algemeen en in het bijzonder voor:

-      aardkundig waardevolle gebieden, ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden – aardkundig waardevol gebied´;

-      cultuurhistorisch waardevolle gebieden ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden – cultuurhistorisch waardevol gebied´;

-      dassenleefgebied, ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden – dassenleefgebied´;

-      landschappelijk open gebied, ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden – openheid´;

-      landschapsontwikkelingsgebied, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – landschapsontwikkelingsgebied’;

f    behoud, herstel en/of ontwikkeling van de natuurwaarden in het algemeen en in het bijzonder voor:

-      kwetsbare soort(en) ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden – kwetsbare soorten´;

-      natuurontwikkelingsgebied ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden – natuurontwikkelingsgebied´;

-      struweelvogels ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden – struweelvogels´;

-      weidevogels en ganzen ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden – weidevogelgebied´;

g   instandhouding als zodanig van de aldaar voorkomende zandwegen;

h   watergangen en waterpartijen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

i    voorzieningen ten behoeve van extensieve openluchtrecreatie, zoals fiets- en voetpaden en picknickplaatsen;

j    kampeerterrein, ter plaatse van de aanduiding ‘kampeerterrein’.


7.2     Bouwregels

 

7.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken, niet zijnde rijhallen gelden de volgende bepalingen:

a    Per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één agrarisch bedrijf toegestaan; indien tussen bouwvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven worden deze bouwvlakken aangemerkt als één bouwvlak.

b    Er mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van reële agrarische bedrijven worden gebouwd.

 

7.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

a    Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met uitzondering van veldschuren die tevens toegestaan zijn ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden- veldschuur’.

b    Teeltondersteunende kassen zijn niet toegestaan.

c    Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch-met waarden - teeltondersteunende voorzieningen’ mogen uitsluitend teeltondersteunende voorzieningen worden gebouwd.

d    De hoogte van veldschuren mag niet meer bedragen dan de bestaande hoogte.

e    De hoogte van permanente teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 2,5 m.

f     De goothoogte van overige bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 7 m.

g    De bouwhoogte van overige bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 10 m.

 

7.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

a    Binnen elk bouwvlak mag het aantal bedrijfswoningen niet meer bedragen dan één of in voorkomend geval niet meer dan het aangegeven aantal, met dien verstande dat binnen een bouwvlak met de aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’ geen bedrijfswoning is toegestaan.

b    De inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m³ bedragen.

c    De goothoogte van bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 6 m.

d    De bouwhoogte van bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 10 m.

e    De gezamenlijke oppervlakte van bij eenzelfde bedrijfswoning behorende bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 100 m² bedragen.

f     De goothoogte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 m.

g    De bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

 

7.2.4 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a    Bouwwerken zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van recreatieve voorzieningen.

b    De hoogte van silo’s mag niet meer bedragen dan 12 m.

c    De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’ waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 2,5 m.

d    De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 10 m.

 

 

7.3     Ontheffing van de bouwregels

 

7.3.1 Ontheffing bouwhoogte bedrijfsgebouwen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 7.2.2 ten behoeve van het bouwen van bedrijfsgebouwen tot een goothoogte van 9 en bouwhoogte van 14 m, met inachtneming van de volgende regels:

a    De noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering dient te zijn aangetoond middels een AAB-advies.

b    Er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.

 

7.3.2 Ontheffing bouwhoogte bouwwerken geen gebouwen zijnde

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 7.2.4, ten behoeve van het bouwen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met inachtneming van de volgende regels:

a    De hoogte van schoorstenen en silo's mag niet meer bedragen dan 15 m.

b    De hoogte van erf- en terreinafscheidingen buiten het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 2 m bedragen.

 

7.3.3 Ontheffing tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 7.2.2 voor het bouwen van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, met inachtneming van de volgende regels:

a    De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

b    De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

 

7.3.4 Ontheffing overige teeltondersteunende voorzieningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 7.2.4, ten behoeve van het bouwen van boomteelthekken en regenkappen buiten het aangeduide bouwvlak met inachtneming van de volgende regels:

a    Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden- dassenleefgebied' zijn geen boomteelthekken of regenkappen toegestaan.

b    De noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering dient te zijn aangetoond middels een AAB-advies.

c    De hoogte van boomteelthekken mag niet meer bedragen dan 3 m.

d    De hoogte van regenkappen mag niet meer bedragen dan 3 m.

e    Er mag geen sprake zijn van onevenredige effecten op de aanwezige natuur- of landschapswaarden.

 

 

7.4     Specifieke gebruiksregels

 

a    Als verboden gebruik artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval aangemerkt:

1    het gebruik van gronden ten behoeve van glastuinbouw, champignonteeltbedrijven, witlofkwekerijen, nertsenkwekerijen, viskwekerijen en wormenkwekerijen;

2    het gebruik van de gronden buiten het bouwvlak en buiten de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden - teeltondersteunende voorzieningen’ ten behoeve van teeltondersteunende voorzieningen voor zover deze geen bouwwerken zijn;

3    het gebruik van de gronden buiten het bouwvlak ten behoeve van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen voor zover deze geen bouwwerken zijn;

4    het gebruik van de gronden buiten het bouwvlak als paardenbakken;

5    opslag van hooirollen buiten het bouwvlak.

b    De gezamenlijke brutovloeroppervlakte van nevenfuncties als bedoeld in lid 7.1, uitgezonderd standplaatsen voor kampeermiddelen mag niet meer bedragen dan 25% van de bebouwing tot een maximum van 1.000 m². Verkoop van streekeigen producten is toegestaan tot maximaal 100 m2;

c   De aanleg van retentievoorzieningen en waterbassins is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding ‘teeltondersteunde voorzieningen’.

 

 

7.5     Ontheffing gebruiksregels

 

7.5.1 Ontheffing nevenfuncties

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 7.1 onder a en b voor nevenfuncties, met inachtneming van de volgende regels:

a    De agrarische functie op het perceel als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar blijft.

b    Nevenfuncties zijn uitsluitend toegestaan binnen de bestaande bebouwing, met dien verstande dat herbouw – onder de voorwaarde dat de uitwendige verschijningsvorm overeenkomt met die van het oorspronkelijke gebouw – op dezelfde plaats mag plaatsvinden indien en voor zover redelijkerwijs niet verlangd mag worden dat de bestaande bebouwing - gezien de staat waarin deze verkeert – moet worden gehandhaafd .

c    Voor nevenfuncties geldt dat de volgende functies bij het agrarische bedrijf zijn toegestaan:

1    verbrede landbouw in de vorm van zorgboerderijen, kinderboerderijen, sociale en educatieve voorzieningen tot een maximum gezamenlijke oppervlak van 25% van het brutovloeroppervlak tot maximaal 1.000 m²; en kleinschalig kamperen met maximaal 25 kampeermiddelen, met uitzondering van stacaravans, waarbij geldt dat een afstand van ten minste 100 m in acht wordt genomen ten opzichte van gevoelige functies en/of andere kleinschalige kampeergelegenheden en het terrein landschappelijk wordt ingepast;

2    recreatieve doeleinden tot een maximum gezamenlijke oppervlak van 25% van het brutovloeroppervlak tot maximaal 1.000 m²;

3    mestverwerking tot een maximum van 25.000 ton;

4    verbrede landbouw in de vorm van verkoop in streekeigen producten tot een maximum van 100 m².

d    Ondersteunende horeca is toegestaan bij de nevenfuncties zoals genoemd onder c sub 1 en 2 waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 100 m².

e    Buitenopslag ten behoeve van de nevenfuncties is niet toegestaan.

f     De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

g    De en/of nevenfunctie mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben, waarbij de parkeerplaatsen gerealiseerd moeten worden op eigen terrein.

h    De nevenfunctie mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.

i      De nevenfunctie in de vorm van kleinschalig kamperen mag uitsluitend plaatsvinden op of grenzend aan het bouwvlak, mits landschappelijk ingepast.

 

7.5.2 Ontheffing tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 7.4 voor het gebruik van de gronden voor tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen voor zover deze geen bouwwerken zijn,

met inachtneming van de volgende regels:

a    De tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen niet zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden – cultuurhistorisch waardevol gebied´.

b    De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

 

 

7.6     Aanlegvergunning

 

7.6.1 Aanlegvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

a    ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - aardkundig waardevol gebied':

1    het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel of met meer dan 0,50 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van een steilrand worden gewijzigd;

2    het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,50 m onder maaiveld;

3    het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;

4    het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren.

b    ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - cultuurhistorisch waardevol gebied':

1    het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel of met meer dan 0,50 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van een steilrand worden gewijzigd;

2    het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren;

3    het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;

4    het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;

5    het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, steilrand en het verwijderen van paden of onverharde wegen;

6    het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, voor groter dan 100 m² per perceel;

7    het omzetten van grasland naar boomteelt.

c    ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden – dassenleefgebied’:

1    het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel of met meer dan 0,50 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van een steilrand worden gewijzigd;

2    het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,50 m onder maaiveld;

3    het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;

4    het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren;

5    het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;

6    het permanent (voor meer dan 2 jaar aaneengesloten) omzetten van grasland naar een andere bodemcultuur;

7    het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, steilrand en het verwijderen van paden of onverharde wegen;

8        het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, voor zover groter dan 100 per perceel.

d    ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden – openheid’:

1    het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;

2    het aanleggen of aanplanten van hoger dan 1,5 m opgaand houtgewas met agrarische productiefunctie.

e   ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden – kwetsbare soorten':

1    het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel of met meer dan 0.50 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van een steilrand worden gewijzigd.

2    het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,50 m onder maaiveld;

3    het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;

4    het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren;

5    het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;

6    het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;

7    het aanleggen of aanplanten van hoger dan 1,5 m opgaand of dieper dan 0,50 m wortelend houtgewas met agrarische productiefunctie;

8    het permanent (voor meer dan 2 jaar aaneengesloten) omzetten van grasland naar een andere bodemcultuur;

9    het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, steilrand en het verwijderen van paden of onverharde wegen;

10  het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, voor groter dan 100 per perceel.

f    ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden - natuurontwikkelingsgebied’:

1    het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel of met meer dan 0,50 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van een steilrand worden gewijzigd;

2    het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,50 m onder maaiveld;

3    het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;

4    het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren;

5    het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;

6    het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, voor zover groter dan 100 per perceel;

7    het omzetten van grasland naar boomteelt.

g   ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden – struweelvogels':

1    het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;

2    het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;

3    het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, steilrand en het verwijderen van paden of onverharde wegen;

4    het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, voor zover groter dan 100 per perceel.

h   ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden – weidevogelgebied:

1    het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel of met meer dan 0,50 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van een steilrand worden gewijzigd;

2    het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,50 m onder maaiveld;

3    het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;

4    het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren;

5    het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;

6    het aanleggen of aanplanten van hoger dan 1,5 m opgaand of dieper dan 0,50 m wortelend houtgewas met agrarische productiefunctie;

7    het permanent (voor meer dan 2 jaar aaneengesloten) omzetten van grasland naar een andere bodemcultuur;

8    het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, voor zover groter dan 100 m² per perceel.

i    ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – landschapsontwikkelingsgebied’:

1    het aanleggen of aanplanten van hoger dan 1,5 m opgaand of dieper dan 0,50 m wortelend houtgewas met agrarische productiefunctie;

2    het permanent (voor meer dan 2 jaar aaneengesloten) omzetten van grasland naar een ander bodemcultuur;

3    het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, steilrand en het verwijderen van paden of onverharde wegen;

4    het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, voor groter dan 100 m² per perceel.

 

7.6.2 Uitzonderingen

Het in lid 7.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

a    Binnen het bouwvlak plaatsvinden.

b    Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen.

c    Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

7.6.3 Toelaatbaarheid

De in lid 7.6.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.

 

 

7.7     Wijzigingsbevoegdheden

 

7.7.1 Wijziging naar 'wonen' na beëindiging agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden binnen het bouwvlak van deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen’ voor zover het de voormalige agrarische bedrijfswoning betreft en met inachtneming van de volgende regels:

a    De locatie is niet geschikt als hergebruik voor een agrarisch bedrijf.

b    Alle gebouwen dienen te worden gesloopt, uitgezonderd:

1    bestaande woningen;

2    bestaande gebouwen die als bijgebouw worden aangemerkt, met bij elke woning een oppervlakte van ten hoogste 100 m² vermeerderd met 25% van de te slopen bebouwing tot een maximum van 200 m;

3    bestaande gebouwen met aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’.

c    De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 1.500 m².

d    De overige gronden binnen het voormalig bouwvlak houden de betreffende agrarische bestemming.

e    Elke wijziging dient in elk geval alle woonruimten binnen het betreffende bouwvlak te omvatten.

f     Het aantal woningen binnen elk voormalig bouwvlak mag niet worden vergroot.

g    De agrarische gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing mogen door de wijziging niet onevenredig worden aangetast.

h    Per 500 m2 sloop mag de inhoud van de woning als bedoeld onder b worden vergroot met 50 m3 tot een maximum omvang van 850 m³, mits voldaan wordt aan het Rapport Akoestisch onderzoek d.d. mei 2009.

i      Er dient sprake te zijn van een aanvaardbaar leefklimaat.

 

7.7.2 Wijziging naar Bos of Natuur

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Bos’ of ‘Natuur’ ten behoeve van behoud en/of ontwikkeling van bos en/of natuur, met inachtneming van de volgende regels:

a   Daar natuurontwikkeling zal plaatsvinden.

b   De agrarische activiteiten zijn beëindigd.

c   De gerechtigden ten aanzien van de betreffende gronden wijziging wensen.

 

7.7.3 Wijziging aanduiding ‘intensieve veehouderij’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming met de aanduiding ‘intensieve veehouderij’ te wijzigen in de bestemming Agrarisch zonder aanduiding ‘intensieve veehouderij’ wanneer de activiteiten zijn beëindigd.


Artikel 8         Bedrijf

 

8.1     Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a   bedrijven zoals aangegeven in de Tabel Bedrijven;

b   ondergeschikte detailhandel;

c   tuinen, groen- en parkeervoorzieningen en bij een en ander behorende overige voorzieningen;

d    aan-huis-verbonden beroepen;

e    paden en wegen en parkeervoorzieningen;

f     water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

g    groenvoorzieningen.

 

 

8.2        Bouwregels

 

8.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

a    Binnen elk bestemmingsvlak mag de gezamenlijke oppervlakte van bedrijfsgebouwen, inclusief bedrijfswoning en exclusief bijgebouwen en overkappingen, niet meer bedragen dan aangegeven in de Tabel Bedrijven.

b    Per bestemmingsvlak is niet meer dan één bedrijfswoning toegestaan, of in voorkomend geval niet meer dan het aangegeven aantal, tenzij aangegeven is ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’.

c    De inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m³ bedragen.

d    De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m, tenzij anders is aangegeven in de Tabel Bedrijven.

e    De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m, tenzij anders aangegeven in de Tabel Bedrijven.

 

8.2.2 Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

a    De gezamenlijke oppervlakte van bij eenzelfde bedrijfswoning behorende bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 100 m² bedragen.

b    De goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen.

c    De bouwhoogte mag niet meer dan 5,5 m bedragen.

 

8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a    De bouwhoogte van palen, masten en technische installaties mag niet meer bedragen dan 10 m.

b    De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,25 m, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1 m.

c    De bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer bedragen dan 5 m.

 

 


8.3     Ontheffing van de bouwregels

 

8.3.1 Ontheffing oppervlakte bedrijfsgebouwen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 8.2.1 ten behoeve van het binnen eenzelfde bestemmingsvlak bouwen van bedrijfsgebouwen, met inachtneming van de volgende regels:

a    Ontheffing is niet toegestaan indien dit is aangegeven in de Tabel Bedrijven.

b    Ontheffing is mogelijk met dien verstande dat de oppervlakte van de bestaande bedrijfsgebouwen kan worden uitgebreid met 15%.

c    Indien sprake is van een agrarisch technisch hulpbedrijf of een agrarisch verwant bedrijf , is ontheffing mogelijk met dien verstande dat de oppervlakte van de bestaande bedrijfsgebouwen kan worden uitgebreid met 25%.

d    Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.

e    Er mag geen aantasting van de omliggende landschaps- en natuurwaarden plaatsvinden.

 

 

8.4          Specifieke gebruiksregels

 

8.4.1  Verboden gebruik

Als verboden gebruik in de zin van artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval aangemerkt het gebruik van gronden voor een ander soort bedrijf dan ter plaatse aangegeven in de Tabel Bedrijven.

 

8.4.2 Omvang aan huis verbonden beroep

Binnen de bestemming ‘Bedrijf’ is de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, met inachtneming van de volgende regels:

a    De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 30 m².

b    In afwijking van het bepaalde onder a is ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorisch waardevol’ of ter plaatse van een langgevelboerderij maximaal 30% van de gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing toegestaan.

c    Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.

d    Detailhandel is niet toegestaan.

e    De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

 

 

8.5     Ontheffing gebruiksregels

 

8.5.1 Ontheffing ander soort bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn, behoudens voor zover het betreft de in de Tabel Bedrijven aangegeven agrarisch technische hulpbedrijven of agrarisch verwante bedrijven, bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 8.4.1 ten behoeve van de omschakeling naar een ander soort bedrijf, met inachtneming van de volgende regels:

a    De voorgenomen bedrijfsactiviteiten dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn en behoren volgens de Staat van Bedrijfsactiviteiten (bijlage 3) tot dezelfde of een lagere milieucategorie dan de voorheen ter plaatse van het bestemmingsvlak uitgeoefende bedrijfsactiviteiten.

b    Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.

c    Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van het verkeer veroorzaken.

 

 

8.6          Wijzigingsbevoegdheden

 

8.6.1 Wijziging naar ‘wonen’ na bedrijfsbeëindiging

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige bedrijfswoning betreft en met inachtneming van de volgende regels:

a    Alle gebouwen dienen te worden gesloopt, uitgezonderd:

1    bestaande woningen;

2    bestaande gebouwen die als bijgebouw worden aangemerkt, met bij elke woning een oppervlakte van ten hoogste 100 m² vermeerderd met 25% van de te slopen bebouwing tot een maximum van 200 m²;

3    bestaande gebouwen met de aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’.

b    Het bestemmingsvlak mag na wijziging niet meer bedragen dan 1.500 m².

c    Elke wijziging dient in elk geval alle woonruimten binnen het betreffende bouwvlak te omvatten.

d    De agrarische gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing mogen door de wijziging niet onevenredig worden aangetast.

e    Het aantal woningen binnen elk voormalig bouwvlak mag niet worden vergroot.

f     Per 500 m2 sloop mag de inhoud van de woning als bedoeld onder b worden vergroot met 50 m3 tot een maximum omvang van 850 m³, mits voldaan wordt aan het Rapport Akoestisch onderzoek d.d. mei 2009.

 

8.6.2 Wijziging splitsing bestemmingsvlak

Vervallen.

 

 


Tabel bedrijven

 

 

 


Artikel 9         Bedrijf- nutsvoorziening

 

9.1     Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Bedrijf - Nutsvoorziening’ aangewezen gronden zijn bestemd voor de volgende doeleinden:

a    voorzieningen voor het openbaar nut zoals de energie-, warmte- en telecommunicatievoorziening en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen;

b    groenvoorzieningen;

c    voorzieningen voor verkeer en verblijf waaronder wegen en paden.

 

 

9.2     Bouwregels

 

9.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

a    De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

b    De (nok)hoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

 

9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a    De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.

b    De hoogte van signalerings- en telecommunicatiemasten mag niet meer bedragen dan 40 m.

c   De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.

 

 


 


Artikel 10      Bos

 

10.1      Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a    behoud, herstel en ontwikkeling van bos en bebossing;

b    water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder voorzieningen voor waterberging, -aanvoer en -afvoer, zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen;

c    behoud, herstel en/of ontwikkeling van de natuurwaarden;

d    behoud van (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

e    extensief recreatief medegebruik.

 

 

10.2      Bouwregels

 

Op en in de gronden als bedoeld in lid 10.1, mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouw zijnde, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 2 m mag bedragen.

 

 

10.3      Aanlegvergunning

 

10.3.1   Aanlegvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

a    Het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel of met meer dan 0,50 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van een steilrand worden gewijzigd.

b    Het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,50 m onder maaiveld.

c    Het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen in de bodem.

d    Het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels.

e    Het verlagen van de waterstand anders dan door sloten/greppels of drainage met uitzondering van grondwateronttrekkingen.

f     Het vellen of rooien van bos en/of het verwijderen van houtopstanden.

g    Het verwijderen van natuur- en landschapselementen die ten tijde van het van kracht worden van het plan aanwezig waren.

h    Het verwijderen van perceelsindelingen, paden en onverharde wegen.

i      Het aanleggen en/of verharden van wegen of paden, dan wel aanbrengen van andere niet omkeerbare oppervlakteverhardingen groter dan 100 m² per perceel.

           


10.3.2   Uitzonderingen

Het in lid 10.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

a    Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen.

b    Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 


10.3.3   Toelaatbaarheid

De in lid 10.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.

 


Artikel 11      Gemengd - 1

 

11.1      Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Gemengd-1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a    wonen;

b    maatschappelijke voorzieningen;

c    kantoor;

d    recreatie, zoals ‘bed and breakfast’-appartementen;

e    horeca;

f     ter plaatse van de aanduiding ‘recreatiewoning’: recreatiewoningen;

g    tuinen, groen- en parkeervoorzieningen en bij een en ander behorende overige voorzieningen.

 

 

11.2      Bouwregels

 

11.2.1   Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

a    De gezamenlijke oppervlakte van gebouwen, niet zijnde woningen en bijgebouwen, mag niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte.

b    De goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan de bestaande hoogtes.

c    Ter plaatse van de aanduiding ‘recreatie woning’ zijn niet meer dan drie recreatiewoningen toegestaan, binnen de bestaande bebouwing.

 

11.2.2   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a    De bouwhoogte van palen, masten en technische installaties mag niet meer bedragen dan 10 m.

b    De bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,5 m, met dien verstande dat de hoogte van erf- en perceelsafscheidingen voor de voorgevel niet meer mag bedragen dan 1 m.

c    De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 5 m.

 

 

11.3   Ontheffing van de bouwregels

 

11.3.1   Extra woning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in sublid 11.2.1 onder b, ten behoeve van het realiseren van extra woningen, met inachtneming van de volgende regels:

a    Het totaal aantal woningen mag niet meer bedragen dan drie.

b    Er dient sprake te zijn van een aanvaardbaar leefklimaat.

c    De instandhouding van de bestaande cultuurhistorische waardevolle bebouwing dient te zijn gewaarborgd.

d    Er moet voldaan zijn aan het Rapport Akoestisch Onderzoek d.d.
mei 2009.

e    Alvorens de ontheffing te verlenen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

 


11.3.2    Bijgebouwen en overkappingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 11.2.1 onder a voor de bouw van een bijgebouw en/of overkapping bij gemengd-1 met inachtneming van de volgende regels:

a    De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 50 m2

b    De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 m.

c    Alvorens de ontheffing te verlenen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.


 


Artikel 12      Gemengd - 2

 

12.1      Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Gemengd-2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a    agrarisch-technische hulpbedrijven;

b    agrarisch-verwante bedrijven;

c    statische opslag- en stallingsbedrijven;

d    wonen;

e    tuinen en erven;

met dien verstande dat

f     ter plaatse van de aanduiding ‘agrarisch-technische hulpbedrijven uitgesloten’ en ‘agrarisch-verwante bedrijven uitgesloten’ geen agrarisch-technische hulpbedrijven en/of agrarisch-verwante bedrijven zijn toegestaan;

 

 

12.2      Bouwregels

 

12.2.1   Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

a    De gezamenlijke oppervlakte van bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan aangegeven in de Tabel Gemengd-2.

b    Nieuwbouw is niet toegestaan.

c    Herbouw van gebouwen, anders dan na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit, is niet toegestaan.

d    Bij herbouw van een gebouw als gevolg van een calamiteit mogen de horizontale en verticale afmetingen van de fundering en de goot- en bouwhoogte van dat gebouw niet worden vergroot.

 

12.2.2   (Bedrijfs)woningen

Voor het bouwen van (bedrijfs)woningen gelden de volgende bepalingen:

a    Het aantal (bedrijfs)woningen mag niet meer bedragen dan 1 per bestemmingsvlak, tenzij anders is aangegeven.

b    De inhoud van woningen mag niet meer bedragen dan 600 m3.

c    Woningen mogen uitsluitend op de bestaande fundering worden herbouwd met de voorgevel op niet minder dan de bestaande afstand tot de weg.

d    Bij herbouw mogen de goothoogte en bouwhoogte van (bedrijfs)wo-ningen ten hoogste 2 meter meer bedragen dan de bestaande goothoogte en bouwhoogte, tot een maximale goothoogte van 6 meter en een maximale bouwhoogte van 10 meter.

 

12.2.3   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a    De bouwhoogte van palen, masten en technische installaties mag niet meer bedragen dan 10 m.

b    De bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,5 m, met dien verstande dat de hoogte van erf- en perceelsafscheidingen voor de voorgevel niet meer mag bedragen dan 1 m.

c    De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 5 m.

 


 

12.3      Wijzigingsbevoegdheden

 

12.3.1   Wijziging naar ‘wonen’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden binnen deze bestemming te wijzigen ten behoeve van wonen, met inachtneming van de volgende regels:

a    Alle gebouwen dienen te worden gesloopt, uitgezonderd:

1    bestaande woningen;

2    bestaande gebouwen die als bijgebouw worden aangemerkt, met bij elke woning een oppervlakte van ten hoogste 100 m² vermeerderd met 25% van de te slopen bebouwing tot een maximum van 200 m²;

3    bestaande gebouwen met de aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’.

b    Ter plaatse van en aansluitend aan elke bestaande woning worden gronden tot een oppervlakte van ten hoogste 1.500 m² bestemd voor wonen.

c    Voor zover de gronden niet als ‘Wonen’ worden aangewezen, worden deze aangewezen als ‘een agrarische bestemming of ‘Bos - Natuur’ al naar gelang de eerstbedoelde gronden grotendeels grenzen aan die laatstbedoelde.

d    Elke wijziging dient in elk geval alle woonruimten binnen het betreffende bestemmingsvlak te omvatten.

e    De agrarische gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing mogen door de wijziging niet onevenredig worden aangetast.

f     Het aantal woningen binnen elk bestemmingsvlak mag niet worden vergroot.

g    Per 500 m2 sloop mag de inhoud van de woning als bedoeld onder a worden vergroot met 50 m3 tot een maximum omvang van 850 m³, mits voldaan wordt aan het Rapport Akoestisch onderzoek d.d. mei 2009.

 

12.3.2   Wijziging naar ‘Agrarisch’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden binnen deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vestiging van een grondgebonden agrarisch bedrijf met een oppervlakte van maximaal het bestaande bestemmingsvlak, met inachtneming van de volgende regels:

a    Bij wijziging dient vast te staan dat ter plaatse daadwerkelijk een agrarisch bedrijf wordt gevestigd, dat daar naar aard en omvang en gezien de daar geldende overige bepalingen van het plan toelaatbaar kan worden geacht middels een AAB-advies.

b    De omliggende agrarische bestemming wordt aangehouden.

c    Wijziging is niet toegestaan indien de gronden gelegen zijn in de bestemming Agrarisch - met waarden – landschaps- en natuurwaarden 1 en Agrarisch - met waarden – landschaps- en natuurwaarden 2.

d    De aanwezige landschaps- en natuurwaarden niet worden aangetast.

 


Tabel Gemengd – 2

 


Artikel 13      Groen

 

13.1      Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a    groenvoorzieningen;

b    behoud en herstel van de landschappelijke en natuurwaarde;

c    water, waterlopen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

d    toeristisch, recreatief en cultureel medegebruik;

e    parkeren.

 

 

13.2      Bouwregels

 

13.2.1   Gebouwen

Op de gronden binnen deze bestemming mag niet gebouwd worden.

 

13.2.2    Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a    De hoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1,5 m.

b    De hoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 5 m.

c    De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

 

 

13.3        Specifieke gebruiksregels

 

Tot een strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt gerekend het gebruik van de gronden voor evenementen.

 


 


Artikel 14      Horeca

 

14.1      Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Horeca’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a    horecabedrijven zoals aangegeven in de Tabel Horeca;

b    tuinen, groen- en parkeervoorzieningen en bij een en ander behorende overige voorzieningen.

 

 

14.2      Bouwregels

 

14.2.1   Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

a    Het gezamenlijk oppervlak van gebouwen, inclusief bedrijfswoning en exclusief bijgebouwen en overkappingen, mag niet meer bedragen dan aangegeven in de Tabel Horeca.

b    De goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven in de Tabel Horeca.

c    De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven in de Tabel Horeca.

 

14.2.2    Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

a    Binnen elk bestemmingsvlak mag het aantal bedrijfswoningen niet meer bedragen dan één of in voorkomend geval niet meer dan het aangegeven aantal.

b    De inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m3.

c    De goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 6 m.

d    De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.

 

14.2.3    Bijgebouwen

De gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen bij eenzelfde bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 100 m², de goothoogte niet meer dan 3 m en de bouwhoogte niet meer 5,5 m.

 

14.2.4    Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a    De bouwhoogte van palen, masten en technische installaties mag niet meer bedragen dan 10 m.

b    De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,5 m, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel niet meer mag bedragen dan 1 m.

c    De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 5 m.


 


14.3      Ontheffing bouwregels

 

14.3.1   Ontheffing oppervlakte bedrijfsgebouwen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 14.2.1 onder a ten behoeve van het binnen eenzelfde bestemmingsvlak bouwen van bedrijfsgebouwen, met dien verstande dat de oppervlakte van de bestaande bedrijfsgebouwen kan worden uitgebreid met maximaal 15%, mits landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan is gewaarborgd en de aanwezige landschaps- en natuurwaarden niet worden aangetast.

 

 


 

Tabel Horeca

 

 

 


 

 


Artikel 15      Maatschappelijk

 

15.1      Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a    maatschappelijke voorzieningen conform de ‘Tabel Maatschappelijke Voorzieningen’;

b    behoud van de bestaande natuurwaarden;

c    tuinen, groen- en parkeervoorzieningen en bij een en ander behorende overige voorzieningen, zoals fietsenstallingen en nutsvoorzieningen.

 

 

15.2      Bouwregels

 

15.2.1   Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

a    De oppervlakte van de bebouwing mag niet meer bedragen dan aangegeven in de ‘Tabel Maatschappelijke Voorzieningen’.

b    De goothoogte en bouwhoogte van gebouwen mogen niet meer bedragen dan de bestaande goothoogte en bouwhoogte.

 

15.2.2   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a    De bouwhoogte van palen, masten en technische installaties mag niet meer bedragen dan 10 m.

b    De bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de hoogte van erf- en perceelsafscheidingen voor de voorgevel niet meer mag bedragen dan 1 m.

c    De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 5 m.

 

 

15.3     Aanlegvergunning

 

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

a    Het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel of met meer dan 0,50 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van een steilrand worden gewijzigd.

b    Het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,50 m onder maaiveld.

c    Het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling.

d    Het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren.

e    Het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie.

f     Het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, voor zover groter dan 100 per perceel.

 


 


15.4   Uitzonderingen

 

Het in lid 15.3 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

a   het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

b   reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

 

15.5   Toelaatbaarheid

 

De in lid 15.3 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.

 

 

Tabel maatschappelijke voorzieningen

 

 

 


 


Artikel 16      Natuur

 

16.1      Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a    water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder voorzieningen voor waterberging, -aanvoer en -afvoer, zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen;

b    behoud, herstel en/of ontwikkeling van de functie van bos, natuur en de bijbehorende groeiplaats;

c    behoud van (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

d    extensief recreatief medegebruik;

e    behoud, herstel en/of ontwikkeling van landschappelijke waarden.

 

 

16.2      Bouwregels

 

16.2.1   Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

16.2.2   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming, gelden de volgende bepalingen:

a    Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van waterbeheer en natuurbeheer, waarbij de hoogte niet meer bedragen mag bedragen dan 3 m en de oppervlakte niet meer dan 20 m².

b    Eenvoudige voorzieningen in de vorm van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor extensief recreatief medegebruik, zoals informatieborden, picknickplekken, banken en afvalbakken, mits geen onevenredige schade wordt aangericht aan de aanwezige waarden en de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m.

 

 

16.3      Aanlegvergunning

 

16.3.1   Aanlegvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

a    Het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel of met meer dan 0,50 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van een steilrand worden gewijzigd.

b    Het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,50 m onder maaiveld.

c    Het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen in de bodem.

d    Het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels.

e    Het verlagen van de waterstand anders dan door sloten/greppels of drainage met uitzondering van grondwateronttrekkingen.

f     Het vellen of rooien van bos en/of het verwijderen van houtopstanden.

g    Het verwijderen van natuur- en landschapselementen die ten tijde van het van kracht worden van het plan aanwezig waren.

h    Het verwijderen van perceelsindelingen, paden en onverharde wegen.


i      Het aanleggen en/of verharden van wegen of paden, dan wel aanbrengen van andere niet omkeerbare oppervlakteverhardingen groter dan 100 m² per perceel.

 

16.3.2   Uitzonderingen

Het in lid 16.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

a    Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen.

b    Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

16.3.3   Toelaatbaarheid

De in lid 16.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de doeleinden genoemde waarden.

 

 


Artikel 17      Recreatie

 

17.1      Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Recreatie ’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a    recreatieve voorzieningen conform de ‘Tabel Recreatieve voorzieningen’;

b    ondersteunende horeca conform ‘Tabel Recreatieve voorzieningen’;

c    een intensieve veehouderij, ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’;

d    tuinen, groen- en parkeervoorzieningen en bij een en ander behorende overige voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen.

 

 

17.2      Bouwregels

 

17.2.1   Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

a    Ter plaatse van de aanduiding ‘kampeerterrein’ mogen geen gebouwen worden gebouwd.

b    Binnen elk bestemmingsvlak mag de gezamenlijke oppervlakte van bedrijfsgebouwen, inclusief bedrijfswoning en exclusief bijgebouwen, niet meer bedragen dan aangegeven in de Tabel Recreatieve voorzieningen.

c    Per bestemmingsvlak is niet meer dan één bedrijfswoning toegestaan, of in voorkomend geval niet meer dan het aangegeven aantal, tenzij aangegeven is ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’.

d    De inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m³ bedragen.

e    De goothoogte en bouwhoogte van gebouwen, niet zijnde bijgebouwen, mogen niet meer bedragen dan is aangegeven in de Tabel Recreatieve voorzieningen.

f     Bij herbouw mogen de goothoogte en bouwhoogte van (bedrijfs)wo-ningen ten hoogste 2 meter meer bedragen dan de bestaande goothoogte en bouwhoogte, tot een maximale goothoogte van 6 meter en een maximale bouwhoogte van 10 meter.

 

17.2.2   Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

a    Ter plaatse van de aanduiding ‘kampeerterrein’ mogen geen bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd.

b    De gezamenlijke oppervlakte van bij eenzelfde bedrijfswoning behorende bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 100 m² bedragen.

c    De goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen.

d    De bouwhoogte mag niet meer dan 5,5 m bedragen.

 

17.2.3    Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a    De bouwhoogte van palen, masten en technische installaties mag niet meer bedragen dan 10 m.

b    De bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de hoogte van erf- en perceelsafscheidingen voor de voorgevel niet meer mag bedragen dan 1 m.

c    De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m.

 

 



17.3      Ontheffing bouwregels

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 17.2.1 onder b ten behoeve van het binnen eenzelfde bestemmingsvlak bouwen van bedrijfsgebouwen, met dien verstande dat de oppervlakte van de bestaande bedrijfsgebouwen kan worden uitgebreid met maximaal 15%, mits landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan is gewaarborgd en de aanwezige landschaps- en natuurwaarden niet worden aangetast.

 

 

17.4      Specifieke gebruiksregels

Een verboden gebruik als bedoeld artikel 7.10 Wro is in ieder geval ook het gebruik van recreatieve voorzieningen voor permanente bewoning.

 

17.4.1 Ontheffing ondersteunende horeca

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 17.1 onder b voor het toestaan van ondersteunende horeca, met inachtneming van de volgende regels:

a    De oppervlakte ten behoeve van ondersteunende horeca mag niet meer mag bedragen dan 100 m².

b    De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de omgeving.

 

 

 

Tabel Recreatieve voorzieningen

 

 


Artikel 18      Recreatie – Recreatiewoning 1

 

18.1      Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Recreatie-Recreatiewoning 1’aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a    bosbouw;

b    instandhouding van bos ten behoeve van aldaar voorkomende dan wel daaraan eigen landschaps- en natuurwaarden, zoals geomorfologische, bodemkundige, landschapsvisuele, cultuurhistorische en ecologische waarden;

c    instandhouding van aldaar voorkomende watergangen, poelen, plassen en andere waterpartijen;

d    instandhouding als zodanig van ter plaatse voorkomende zandwegen;

e    extensieve openluchtrecreatie en voorzieningen ten behoeve daarvan, zoals fiets- en voetpaden, picknickplaatsen en bij een en ander behorende parkeervoorzieningen; en

f     agrarisch medegebruik in de vorm van beweiding;

g    verblijf in recreatiewoningen en andere recreatieverblijven; en

h    tuinen en erven.

 

 

18.2      Bouwregels

 

18.2.1   Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

a    Het totaal aantal recreatiewoningen en andere recreatieverblijven mag niet meer dan 37 bedragen.

b    Recreatiewoningen en andere recreatieverblijven mogen uitsluitend worden gebouwd op de bestaande fundering.

c    De inhoud van een recreatiewoning mag niet meer bedragen dan 200 m3.

d    De goothoogte van recreatiewoningen en andere recreatieverblijven mag niet meer dan 3 m bedragen.

e    Bergingen mogen uitsluitend worden gebouwd achter het verlengde van de voorgevel van de betreffende recreatiewoning of ander recreatieverblijf.

f     Bij eenzelfde recreatiewoning of ander recreatieverblijf mag ten hoogste één berging worden gebouwd, met een oppervlakte van maximaal 6 m² en een goothoogte van maximaal 3 m.

 

18.2.2   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

a    De bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de hoogte van erf- en perceelsafscheidingen voor de voorgevel niet meer mag bedragen dan 1 m.

b    De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 5 m.

 

 

18.3   Nadere eisen

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering van bergingen ter bevordering van een goede ruimtelijke inpassing in de omgeving.

 


18.4      Specifieke gebruiksregels

 

Een verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 Wro is in ieder geval ook het gebruik van recreatiewoningen en andere recreatieverblijven voor permanente bewoning.

 

 

18.5      Aanlegvergunning

 

18.5.1   Aanlegvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

a    Het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel of met meer dan 0,50 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van een steilrand worden gewijzigd.

b    Het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,50 m onder maaiveld.

c    Het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen in de bodem.

d    Het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels.

e    Het verlagen van de waterstand anders dan door sloten/greppels of drainage met uitzondering van grondwateronttrekkingen.

f     Het vellen of rooien van bos en/of het verwijderen van houtopstanden.

g    Het verwijderen van natuur- en landschapselementen die ten tijde van het van kracht worden van het plan aanwezig waren.

h    Het verwijderen van perceelsindelingen, paden en onverharde wegen.

i      Het aanleggen en/of verharden van wegen of paden, dan wel aanbrengen van andere niet omkeerbare oppervlakteverhardingen groter dan 100 m² per perceel.

 

18.5.2   Uitzonderingen

Het in lid 18.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

a    Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen.

b    Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

18.5.3   Toelaatbaarheid

De in lid 18.5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de doeleinden genoemde waarden.


Artikel 19      Recreatie – Recreatiewoning 2

 

19.1      Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Recreatie – Recreatiewoning 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a    verblijf in recreatiewoningen, en

b   tuinen en erven.

 

 

19.2      Bouwregels

 

19.2.1   Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

a    In elk bestemmingsvlak mag het aantal recreatiewoningen niet meer bedragen dan 1, tenzij ander is aangegeven middels de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’.

b    De voorgevels van recreatie woningen mogen op niet minder dan de bestaande afstand tot de weg worden gebouwd.

c    De oppervlakte van een recreatiewoning mag niet meer bedragen dan 60 m².

d    De goothoogte van recreatiewoningen en andere recreatieverblijven mag niet meer dan 3 m bedragen.

e    De bouwhoogte van recreatiewoningen en andere recreatieverblijven mag niet meer bedragen dan 4,5 m.

f     Bijgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend worden gebouwd achter het verlengde van de voorgevel van de betreffende recreatiewoning.

g    De gezamenlijke oppervlakte van bij eenzelfde recreatiewoning behorende bouwvergunningplichtige bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 30 m² bedragen.

h    Van bijgebouwen en overkappingen mag de goothoogte niet meer dan
3 m bedragen en de bouwhoogte niet meer dan 4,5 m;

 

19.2.2   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a    De bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de hoogte van erf- en perceelsafscheidingen voor de voorgevel niet meer mag bedragen dan 1 m.

b    De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 5 m.

 

 

19.3      Nadere eisen

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de

situering van bijgebouwen en overkappingen ter bevordering van een goede ruimtelijke inpassing in de omgeving.

 

 

19.4      Specifieke gebruiksregels

 

Een verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 Wro is in ieder geval ook het gebruik van recreatiewoningen en andere recreatieverblijven voor permanente bewoning.


 


Artikel 20      Sport

 

20.1      Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Sport’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a    sportterreinen en daarbij behorende voorzieningen;

b    groenvoorzieningen, watergangen en waterpartijen, en;

c    paden, in- en uitritten en andere ondergeschikte verhardingen.

 

 

20.2      Bouwregels

 

20.2.1   Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

a    van gebouwen mogen de oppervlakte, goothoogte en bouwhoogte niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte, goothoogte en bouwhoogte.

 

20.2.2   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

a    De hoogte van (licht)masten en ballenvangers mag niet meer bedragen dan 10 m.

b    De bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m.

 

 

20.3      Ontheffing van de bouwregels

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 20.2.1 onder a ten behoeve van het binnen eenzelfde bestemmingsvlak bouwen van bedrijfsgebouwen, met dien verstande dat de oppervlakte van de bestaande bedrijfsgebouwen kan worden uitgebreid met maximaal 15%, mits landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan is gewaarborgd en de aanwezige landschaps- en natuurwaarden niet worden aangetast.


 


Artikel 21      Verkeer - Railverkeer

 

21.1      Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Verkeer – Railverkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a    spoorwegen met daarbij behorende voorzieningen, bermen, paden en watergangen, en

b    gelijk- of ongelijkvloerse overgangen daar waar wegen de spoorweg kruisen;

c    bermen met bomen.

 

 

21.2      Bouwregels

 

21.2.1   Gebouwen

Op de gronden binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

21.2.2   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 10 m.


 


Artikel 22      Verkeer - wegen

 

22.1      Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Verkeer – Wegen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a    wegen, met inbegrip van parkeer- en opstelstroken, bushaltes en soortgelijke voorzieningen;

b    een kiosk, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van verkeer – wegen- kiosk’;

c    een faunapassage, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van verkeer-wegen – faunapassage’;

d    fiets- en voetpaden;

e    groenvoorzieningen;

f     laanbeplanting;

g    bermen en bermsloten, en

h    bij een en ander behorende bruggen, duikers en andere voorzieningen.

 

 

22.2      Bouwregels

 

22.2.1   Gebouwen

a    Op de gronden binnen deze bestemming mogen uitsluitend ondergeschikte gebouwen en andere bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals abri's en telefooncellen worden gebouwd mits de oppervlakte niet meer bedraagt dan 20 m² en de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m.

b    In afwijking van het bepaalde onder a mag ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van verkeer – wegen- kiosk’ een kiosk worden gebouwd van maximaal 100 m² en een maximale hoogte van 3,5 m.

 

22.2.2   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

a    de bouwhoogte van licht- en andere masten, informatieborden, verkeerstekens en -regelinstallaties mag niet meer dan 10 m bedragen;

b    de bouwhoogte overige andere bouwwerken mag niet meer dan 3 m bedragen.

 

 

22.3      Aanlegvergunning

 

22.3.1   Aanlegvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

a    Het vellen of rooien van struiken of bomen.

b    Het beplanten van gronden met struiken of bomen.

 

22.3.2   Uitzonderingen

Het in lid 22.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

a    het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;

b    reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.


 


22.3.3   Toelaatbaarheid

De in lid 22.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde laanbeplanting.


 


Artikel 23      Verkeer - zandwegen

 

23.1      Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Verkeer – Zandwegen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a    zandwegen en andere on- of halfverharde wegen en instandhouding daarvan als zodanig;

a    fiets- en voetpaden;

b    bermen en bermsloten;

c    parkeren;

d    bruggen, duikers en andere voorzieningen;

e    groenvoorzieningen;

f     laanbeplanting.

 

 

23.2      Bouwregels

 

23.2.1   Gebouwen

Op de gronden binnen deze bestemming mogen uitsluitend ondergeschikte gebouwen en andere bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals abri's en telefooncellen worden gebouwd mits de oppervlakte niet meer bedraagt dan 20 m² en de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m.

 

23.2.2   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

a    De bouwhoogte van licht- en andere masten, informatieborden, verkeerstekens en -regelinstallaties mag niet meer dan 10 m bedragen.

b    De bouwhoogte overige andere bouwwerken mag niet meer dan 3 m bedragen.

 

 

23.3      Aanlegvergunning

 

23.3.1   Aanlegvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

a    Het verharden van wegen.

b    Het vellen of rooien van struiken of bomen.

c    Het beplanten van gronden met struiken of bomen.

 

23.3.2   Uitzonderingen

Het in lid 23.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

a    Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen.

b    Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

23.3.3   Toelaatbaarheid

De in lid 23.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.



 


Artikel 24      Water

 

24.1      Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a    watergangen, waterpartijen en oeverstroken;

b    waterhuishouding;

c    instandhouding en ontwikkeling van ter plaatse voorkomende dan wel daaraan eigen landschaps- en natuurwaarden;

d    extensieve openluchtrecreatie;

e    bij een en ander behorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen.

 

 

24.2      Bouwregels

 

Op de gronden als bedoeld in lid 24.1 mogen uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken, behorende bij de bestemming of bij aangrenzende wegen, in- en uitritten en paden, zoals duikers, stuwen, aanlegsteigers voor recreatief medegebruik en bruggen.

De bouwhoogte van de andere bouwwerken, mag niet meer dan 3 m bedragen.

 

 

24.3      Specifiek gebruiksregels

 

Een verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 Wro is in ieder geval ook het gebruik van de gronden -water en steigers- als ligplaats voor woonboten en andere drijvende woongelegenheden.


 


Artikel 25      Wonen

 

25.1      Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a    wonen;

b    ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen - natuurtherapie en natuureducatie’: tevens natuurtherapie en natuureducatie;

c    ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen - meditatieruimte’ tevens een meditatieruimte;

d    ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – verkoop-kantoor medische hulpmiddelen’: tevens een verkoopkantoor voor medische hulpmiddelen van maximaal 114 m2 naast de bestaande bijgebouwen;

e    tuinen en erven.

 

 

25.2      Bouwregels

 

25.2.1   Gebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

a    Er mag niet meer dan één woning worden gebouwd, tenzij anders is aangegeven via de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’.

b    Woningen mogen uitsluitend op de bestaande fundering worden gebouwd met de voorgevels op niet minder dan de bestaande afstand tot de weg.

c    De inhoud van een woning mag niet meer dan 600 m³ bedragen.

d    De goothoogte en bouwhoogte van woningen mogen ten hoogste 2 m meer bedragen dan de bestaande goothoogte en bouwhoogte tot een maximale goothoogte van 6 meter en tot een maximale bouwhoogte van 10 meter.

 

25.2.2   Bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen:

a    Bijgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend worden gebouwd achter het verlengde van de voorgevel van de betreffende woning.

b    De gezamenlijke oppervlakte van bij eenzelfde woning behorende bouwvergunningplichtige bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 100 m² bedragen.

c    Van bijgebouwen en overkappingen mag de goothoogte niet meer dan 3 m bedragen en de bouwhoogte niet meer dan 5,5 m.

 

25.2.3   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

a    De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,50 m, met dien verstande dat de hoogte vóór de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1 m.

b    De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 5 m.

 


 


25.3      Ontheffing bouwregels

 

25.3.1   Ontheffing woningsplitsing langgevelboerderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 25.2.1 onder a voor het bouwen van één woning meer dan ingevolge die bepaling is toegestaan, binnen een langgevelboerderij , met inachtneming van de volgende regels;

a    Ontheffing is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘veiligheidzone – lpg’.

b    Met de ontheffing kan daardoor de instandhouding van de langgevelboerderij als zodanig worden gewaarborgd.

c    De agrarische gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing mogen door de wijziging niet onevenredig worden aangetast.

d    Er dient sprake te zijn van een aanvaardbaar leefklimaat.

e    Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

f     ontheffing is uitsluitend toegestaan wanneer voldaan is aan het Rapport Akoestische onderzoek d.d. mei 2009.

 

25.3.2   Ontheffing vergroting langgevelboerderij en woning met cultuurhistorische waarde

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 25.2.1 onder c voor het vergroten van de inhoud van de woning tot de totale inhoud van de betreffende langgevelboerderij of woning met de aanduiding ‘cultuurhistorische waarde’, met inachtneming van de volgende regels:

a    Ontheffing is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘veiligheidzone – lpg’.

b    Met de ontheffing kan daardoor de instandhouding van de langgevelboerderij dan wel de woning met de aanduiding ‘cultuurhistorische waarde’ als zodanig worden gewaarborgd.

c    De agrarische gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing mogen door de wijziging niet onevenredig worden aangetast.

d    Er dient sprake te zijn van een aanvaardbaar leefklimaat.

e    Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

f     ontheffing is uitsluitend toegestaan wanneer voldaan is aan het Rapport Akoestische onderzoek d.d. mei 2009.

 

25.3.3   Ontheffing oppervlakte bijgebouwen en overkappingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 25.2.2, onder b, ten behoeve van het bouwen van bijgebouwen en overkappingen tot een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 200 m², mits:

a    van de gezamenlijke oppervlakte van de bij de betreffende woning behorende, bestaande, niet voor bewoning bestemde gebouwen ten minste 25%, doch ten minste evenveel als de met ontheffing gevraagde oppervlakte wordt gesloopt.

 

25.3.4   Ontheffing herbouw andere locatie

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 25.2.1 onder b voor herbouw op een andere locatie binnen het bestemmingsvlak indien dit noodzakelijk is op basis van het Rapport Akoestisch onderzoek d.d. mei 2009.

 

 

25.4      Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

a    Het verstrekken van logies is niet toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de locatie Belversestraat 40 in Haaren aan maximaal 10 personen logies mag worden verstrekt.

b    De uitoefening van een aan-huis-verbonden bedrijf is niet toegestaan.

c    De uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep is niet toegestaan.

 

 

25.5      Ontheffing van de gebruiksregels

 

25.5.1   Ontheffing aan-huis-verbonden bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen ten behoeve van aan huis verbonden bedrijven met inachtneming van de volgende regels:

a    De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 60 m².

b    In afwijking van het bepaalde onder a is ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’ of ter plaatse van een langgevelboerderij maximaal 40% van de gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing toegestaan.

c    Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.

d    Detailhandel is niet toegestaan.

e    De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving waarbij geldt dat deze past in milieucategorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten.

f     De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

 

25.5.2     Ontheffing aan-huis-verbonden beroep

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen ten behoeve van aan-huis-verbonden beroep met inachtneming van de volgende regels:

a    De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 30 m².

b    In afwijking van het bepaalde onder a is ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorisch waardevol’ of ter plaatse van een langgevelboerderij maximaal 30% van de gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing toegestaan.

c    Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.

d    Detailhandel is niet toegestaan.

e    De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

 

 

25.6   Wijzigingsbevoegdheid

 

25.6.1 Wijziging naar Horeca

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming ter plaatse van de aanduiding ‘horeca’ te wijzigen in de bestemming Horeca ten behoeve van de vestiging en uitoefening van een horecabedrijf in gebouwen met een daarbij behorend erf, waarvan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, terrassen alsmede parkeergelegenheid onderdeel kunnen uitmaken, met inachtneming van de volgende regels:

a    De horecagelegenheid niet gericht is op het verstrekken van nachtverblijf en/of het exploiteren van zaalaccommodatie.


b    Niet meer dan 150 m2 mag worden gebruikt voor het verstrekken en/of nuttigen van voedsel en dranken.

c    Het bebouwingspercentage niet meer bedraagt dan 20%.

d    De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.


Artikel 26      Leiding

 

26.1      Bestemmingsomschrijving

 

De voor ’Leiding’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de volgende aangeduide leidingen:

 

nadere aanwijzing

medebestemming

Leiding - Gas

aardgastransportleiding en daarbij behorende voorzieningen

Leiding - Brandstof

olieleiding en daarbij behorende voorzieningen

Leiding - Riool

rioolpersleiding en daarbij behorende voorzieningen

Leiding - Water

hoofdwaterleiding en daarbij behorende voorzieningen

 

 

26.2      Bouwregels

 

Op en in de gronden als bedoeld in lid 26.1, mogen, in afwijking van het bepaalde ten aanzien van de andere bestemmingen, uitsluitend worden gebouwd, bouwwerken ten behoeve van de betreffende leiding, waaronder begrepen gebouwtjes met elk een oppervlakte van ten hoogste 30 m² en een bouwhoogte van ten hoogste 4 m.

 

 

26.3      Ontheffing bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 26.2, ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de betreffende andere bestemming van deze gronden, mits:

a    Hierdoor geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van en de veiligheidssituatie rond de betreffende leiding en

b    Ter zake daarvan vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.

 

 

26.4      Aanlegvergunning

 

26.4.1   Aanlegvergunning

Het is verboden zonder aanlegvergunningen de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

a    Het aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen.

b    Het uitvoeren van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk.

c    Het verlagen van de bodem en afgraven, ophogen en egaliseren van de gronden.

d    Het indrijven van voorwerpen in de bodem en het aanbrengen van diepwortelende en/of hoogopgaande beplanting waaronder bijvoorbeeld rietbeplantingen en het aanleggen of dempen van sloten.

 

26.4.2   Uitzonderingen

Het in lid 26.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:

a    Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn.

b    Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

26.4.3   Toelaatbaarheid

De in lid 26.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de leiding; zijn gewaarborgd.

Alvorens te beslissen over het verlenen van een aanlegvergunning winnen burgemeester en wethouders advies in bij de betreffende leidingbeheerder.

 


Artikel 27      Waarde - Archeologie 1

 

27.1      Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Waarde - Archeologie 1 (dubbelbestemming)’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

 

 

27.2        Bouwregels

 

a    Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een reguliere bouwvergunning, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 50 m², een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.

b    Indien uit het in onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de bouwvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende regels verbinden aan de bouwvergunning:

1    De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.

2    De verplichting tot het doen van opgravingen.

3    De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

c    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in onder a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.

d      Het bepaalde onder a en b is niet van toepassing ter plaatse van het bouwvlak.

 

27.3      Aanlegvergunning

 

27.3.1   Aanlegvergunning

Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

a    Het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,40 m onder het maaiveld.

b    Het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels.

c    Het aanleggen van leidingen dieper dan 0,40 m onder het maaiveld.

 

27.3.2   Uitzonderingen

Het in lid 27.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

a    Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen.

b    Gelegen zijn binnen het bouwvlak.


c    Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

27.3.3   Toelaatbaarheid

a    De in lid 27.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

b    Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

c    Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.

 

 


Artikel 28      Waarde - Archeologie 2

 

28.1      Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Waarde-Archeologie 2’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden van de gronden.

 

 

28.2      Bouwregels

a    Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een reguliere bouwvergunning, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m², een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.

b    Indien uit het in lid 28.2 onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de bouwvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende regels verbinden aan de bouwvergunning:

1    De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.

2    De verplichting tot het doen van opgravingen.

3    De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

c    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.

d    Het bepaalde onder a en b is niet van toepassing ter plaatse van het bouwvlak.

 

 

28.3      Aanlegvergunning

 

28.3.1   Aanlegvergunning

Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

a    Het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,50 m onder het maaiveld.

b    Het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels.

c    Het aanleggen van leidingen dieper dan 0,50 m onder het maaiveld.

 

28.3.2   Uitzonderingen

Het in lid 28.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

a    Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen.


b    Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

c    Gelegen zijn binnen het bouwvlak.

 

28.3.3   Toelaatbaarheid

a    De in lid 28.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

b    Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

c    Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.

 

 

28.4      Wijzigingsbevoegdheid

 

28.4.1. Wijziging dubbelbestemming Waarde – Archeologie 2

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door van een of meer bestemmingen de dubbelbestemming Waarde – Archeologie 2,

geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien:

a    Uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn.

b    Het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.

 


Artikel 29      Waarde - Archeologie 3

 

29.1      Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Waarde - Archeologie 3 (dubbelbestemming)’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

 

 

29.2        Bouwregels

 

a    Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een reguliere bouwvergunning een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.

b    Indien uit het in lid 29.2 onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de bouwvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgmeester en wethouders één of meerdere van de volgende regels verbinden aan de bouwvergunning:

1    De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.

2    De verplichting tot het doen van opgravingen.

3    De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

c      Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde onder a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.

 

 

29.3      Aanlegvergunning

 

29.3.1   Aanlegvergunning

Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

a    Het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,50 m onder het maaiveld.

b    Het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels.

c    Het aanleggen van leidingen dieper dan 0,50 m onder het maaiveld.

 

29.3.2 Uitzonderingen

Het in lid 29.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

a    Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen.

b    Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.


 

29.3.3 Toelaatbaarheid

a    De in lid 29.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

b    Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

c    Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.

 

 

29.4      Wijzigingsbevoegdheid

 

29.4.1. Wijziging dubbelbestemming Waarde – Archeologie 3

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door van een of meer bestemmingen de dubbelbestemming Waarde – Archeologie 3,

geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien:

a    uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;

b    het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.

 

 


Artikel 30      Waarde - Archeologie 4

 

30.1      Bestemmingsomschrijving

 

‘De voor ‘Waarde-Archeologie 4’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden van de gronden.

 

 

30.2      Bouwregels

a    Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een reguliere bouwvergunning, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m², een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.

b    Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de bouwvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende regels verbinden aan de bouwvergunning:

1    De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.

2    De verplichting tot het doen van opgravingen.

3    De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

c    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde onder a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.

d    Het bepaalde onder a en b is niet van toepassing ter plaatse van het bouwvlak.

 

 

30.3      Aanlegvergunning

 

30.3.1   Aanlegvergunning

Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

a       Het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,50 m onder het maaiveld.

b    Het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels.

c    Het aanleggen van leidingen dieper dan 0,50 m onder het maaiveld.

 

30.3.2   Uitzonderingen

Het in lid 30.3.1vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

a    Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen.


b    Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

c    Gelegen zijn binnen het bouwvlak.

 

30.3.3   Toelaatbaarheid

a    De in lid 30.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

b    Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

c    Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.


 


 

Artikel 31      Waarde - Cultuurhistorie

 

31.1      Bestemmingsomschrijving

 

‘De voor ‘Waarde - Cultuurhistorie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor

a    de paden, lanen en groenstructuur;

b    cultuurhistorische, landschappelijke en architectonische waardevolle gebouwen, zoals landhuizen en bijbehorende gebouwen zoals koetshuizen;

c    buitenplaatsen;

d    waterpartijen;

e    bijzondere landschappelijke elementen.

 

 

31.2      Aanlegvergunning

 

31.2.1   Aanlegvergunning

Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

a    Het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie.

b    Het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander opgaand houtgewas.

c    Het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, steilranden en het verwijderen van paden of onverharde wegen.

d    Het verwijderen, aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen voor zover groter dan 100 m2 per perceel.

e    Het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel van) oppervlaktewateren zoals waterpartijen, watergangen, sloten en greppels.

 

31.2.2   Uitzonderingen

Het in lid 31.2.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

a    het normale onderhoud en/of gebruik betreffen.

b    reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

31.2.3   Toelaatbaarheid

a    De in lid 31.2.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de cultuurhistorische waarden van de gronden.


 


Artikel 32      Waterstaat - Natte natuurparel bufferzone

 

32.1      Bestemmingsomschrijving

 

De voor Waterstaat – Natte natuurparel bufferzone’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud, herstel en/of ontwikkeling van de hydrologische waarden van de bufferzone rondom de natte natuurparel.

 

 

32.2      Aanlegvergunning

 

32.2.1   Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

a    Het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 per perceel wordt gewijzigd of het maaiveld zelf met meer dan 0,20 m wordt gewijzigd.

b    Het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,50 m onder maaiveld.

c    Het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels.

d    De aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van een reeds bestaande drainage.

e    Het verlagen van de waterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen.

f     Het aanbrengen van niet-omkeerbare verhardingen en/of verharde oppervlakten van meer dan 100 m² anders dan een bouwwerk.

 

32.2.2   Uitzonderingen

Het in lid 32.2.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

a   Binnen het bouwvlak plaatsvinden.

b   Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn.

c   Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

32.2.3   Toelaatbaarheid

De in lid 32.2.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de hydrologische waarden van de natte natuurparel.

Alvorens te beslissen over het verlenen van een aanlegvergunning winnen burgemeester en wethouders advies in bij de waterbeheerder.

 


 


Artikel 33      Waterstaat - Natte natuurparel kernzone

 

33.1      Bestemmingsomschrijving

 

De voor Waterstaat – Natte natuurparel kernzone’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud, herstel en/of ontwikkeling van de hydrologische waarden in de kern van de natte natuurparel.

 

 

33.2      Aanlegvergunning

 

33.2.1   Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

a    Het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 per perceel wordt gewijzigd of het maaiveld zelf met meer dan 0,20 m wordt gewijzigd.

b    Het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,50 m onder maaiveld.

c    Het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels.

d    De aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van een reeds bestaande drainage.

e    Het verlagen van de waterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen.

f     Het aanbrengen van niet-omkeerbare verhardingen en/of verharde oppervlakten van meer dan 100 m² anders dan een bouwwerk.

 

33.2.2   Uitzonderingen

Het in lid 33.2.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

a   Binnen het bouwvlak plaatsvinden.

b   Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn.

c   Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

33.2.3   Toelaatbaarheid

De in lid 33.2.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de hydrologische waarden van de natte natuurparel.

Alvorens te beslissen over het verlenen van een aanlegvergunning winnen burgemeester en wethouders advies in bij de waterbeheerder.

 


 


Artikel 34      Waterstaat – Waterberging

 

34.1      Bestemmingsomschrijving

 

De voor Waterstaat – Waterberging aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor tijdelijke opvang van water.

 

 

34.2      Bouwregels

 

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen grond tevens bouwwerken tot een maximale bouwhoogte van 3 m worden gebouwd ten behoeve van deze bestemming.

 

 

34.3      Aanlegvergunning

 

34.3.1   Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

a    Het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren.

b    Ophogen van gronden en het aanleggen en wijzigen van kaden.

 

34.3.2   Uitzonderingen

Het in lid 34.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

a   Binnen het bouwvlak plaatsvinden.

b   Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn.

c   Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

34.4.3   Toelaatbaarheid

De in lid 34.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van het waterbergend vermogen van de gronden.

Alvorens te beslissen over het verlenen van een aanlegvergunning winnen burgemeester en wethouders advies in bij de waterbeheerder.

 

 


 

 

 


HOOFDSTUK 3

ALGEMENE REGELS

 

 

Artikel 35      Anti-dubbeltelregel

 

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

 

Artikel 36      Algemene bouwregels

 

36.1      Bestaande afwijkende maatvoering

 

In die gevallen, dat de (goot)hoogte, de oppervlakte, de inhoud, een bebouwingspercentage en/of de afstand tot de weg of perceelsgrenzen, en andere maten, voor in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die bestaande maatvoering in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.

 

 

36.2         Ondergronds bouwen

 

a    Op plaatsen waar hoofd- en bijgebouwen zijn of gelijktijdig worden gebouwd mag eveneens ondergronds gebouwd worden, direct aansluitend mogen in- dan wel uitritten ten behoeve van de ondergrondse bouwwerken worden gebouwd.

b    Binnen de bestemming 'Recreatie - recreatiewoning 1 is ondergronds bouwen niet toegestaan.

c    De verticale diepte mag bij ondergronds bouwen niet meer bedragen dan 3,5 m.

d    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken op andere locaties dan onder het hoofdgebouw of bijgebouw mits hierdoor de in het gebied aanwezige waarden niet onevenredig worden aangepast.


 


Artikel 37      Algemene gebruiksregels

 

37.1      Strijdig gebruik

 

Onder strijdig gebruik, als bedoeld in artikel 7.10 Wro, wordt in ieder geval verstaan:

a    Het gebruik van onbebouwde gronden als standplaats of ligplaats van onderkomens.

b    Als opslag- stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten.

c    Verblijfsrecreatieve voorzieningen en voorzieningen voor tijdelijke huisvesting van seizoenswerknemers voor permanente bewoning.

d    Het bewonen van vrijstaande bijgebouwen.

 

 

37.2      Ontheffing gebruiksregels

 

a    Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 37.1 en toestaan dat een vrijstaand bijgebouw of bedrijfsgebouw wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte, mits:

1    Een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg.

2    De afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m².

3    Het bijgebouw of bedrijfsgebouw qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de betreffende (bedrijfs)woning. De afhankelijke woonruimte is gelegen op maximaal 10 meter afstand van het hoofdgebouw, met dien verstande dat indien de afhankelijke woonruimte binnen bestaande bebouwing kan worden gerealiseerd de afhankelijke woonruimte op maximaal 20 meter afstand van het hoofdgebouw gelegen mag zijn.

4    De afhankelijke woonruimte gelijkvloers wordt uitgevoerd. Het betreffende (deel) van het bijgebouw voldoet aan de eisen die voor woongebouwen gelden zoals het Bouwbesluit en de Bouwverordening.

5    Er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische)bedrijven.

6    De aanvraag geen betrekking heeft op een bedrijfswoning van een bedrijf met een milieucategorie 3 of hoger.

b   Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen ten behoeve van het gebruik van ruimten binnen de woning en/of bijgebouwen bij de woning voor ‘bed and breakfast’ voorzieningen, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende regels:

1    Maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de gebouwen, tot een maximum van 60 m² voor ‘bed and breakfast’ wordt gebruikt.

2    Degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw zal uitvoeren dient tevens de bewoner van de woning te zijn.

3    De activiteiten dienen qua aard, milieubelasting, uitstraling en intensiteit te passen in de woonomgeving.

4    De activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken.


 

 


Artikel 38      Algemene aanduidingsregels

 

38.1      Beekherstelgebied

 

38.1.1   Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding ‘beekherstelgebied’ is vergroting van het bouwvlak enkel mogelijk indien en voor zover daarmee het gebied voor beekherstel niet onevenredig wordt aangetast.

 

38.1.2   Aanlegvergunning

a    Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) op en in de gronden van een gebied met de aanduiding ‘beekherstelgebied’, de hierna aangegeven werken, of werkzaamheden uit te voeren:

1    Het aanleggen en verharden van wegen en paden of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zoals parkeerplaatsen en kavelpaden.

2    Het aanleggen van dammen, kades, duikers, vlonders schoeiingen of aanlegplaatsen voor recreatievaartuigen.

3    Het aanbrengen van hoogopgaande of diepwortelende beplantingen.

4    Het aanleggen van opslag-, stort- of bergplaatsen, waaronder baggerdepots.

b    Alvorens te beslissen over een aanvraag voor een aanlegvergunning als bedoeld onder a winnen burgemeester en wethouders advies in bij het ter plaatse bevoegde waterstaatsgezag.

 

38.1.3   Uitzonderingen

Het in lid 38.1.2 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

a    Binnen het bouwvlak plaatsvinden.

b    Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen.

c    Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

38.1.4   Toelaatbaarheid

De in lid 38.1.2 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheden tot beekherstel. Alvorens te beslissen over het verlenen van een aanlegvergunning winnen burgemeester en wethouders advies in bij de waterbeheerder.

 

 

38.2      milieuzone - waterwingebied

 

38.2.1   Omschrijving

De voor ‘milieuzone – waterwingebied’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de aldaar voorkomende onderliggende bestemming, mede bestemd voor grondwaterwinning in verband met de openbare drinkwatervoorziening.

 

38.2.2   Bebouwing

Ter plaatse van de aanduiding ‘milieuzone - waterwingebied’ mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die ten dienste zijn van de productie van drinkwater, mits voldaan aan de volgende regels:


a    De oppervlakte van een gebouw c.q. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen niet meer bedraagt dan 100 m².

b    De bouwhoogte van gebouwen niet meer bedraagt dan 8 m.

c    De hoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer bedraagt dan 2 m.

 

38.2.3    Aanlegvergunning

Het is verboden op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘milieuzone -waterwingebied’ zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

a    Het aanleggen of verharden van interne bedrijfsontsluitingswegen of paden of parkeergelegenheden alsmede het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen.

b    Het aanbrengen van ondergrondse leidingen en de daarmee verband houdende constructies.

c    Het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem.

d    Het vellen of rooien van houtgewas.

 

38.2.4   Uitzonderingen

Het in lid 38.2.3 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:

a   Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn.

b   Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

38.2.5   Toelaatbaarheid

De in lid 38.2.3 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien de verwachten gevolgen geen onevenredige schade aanrichten aan het waterwingebied dan wel de mogelijkheden tot het herstel van het waterwingebied niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

 

 

38.3        Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied

 

38.3.1   Omschrijving

De voor ‘milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de aldaar voorkomende onderliggende bestemming, mede bestemd voor de bescherming van de kwaliteit van de grondwaterkwaliteit ten behoeve van de openbare drinkvoorziening.

 

Voor de grondwaterbescherming is de Provinciale Milieuverordening van toepassing. De verordening bevat regels ter bescherming van de kwaliteit van het grondwater met het oog op de waterwinning in bij de verordening aangewezen gebieden.


Artikel 39      Algemene ontheffingsregels

 

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in deze regels, ten behoeve van:

a    het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes, telefooncellen, bewaarplaatsen van huisvuilcontainers en transformatorhuisjes, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, waarvan de oppervlakte niet meer dan 30 m² en de bouwhoogte niet meer dan 4 m mag bedragen;

b    indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van de ligging van bestemmings- en bouwgrenzen en grenzen van aanduidingen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, of uit oogpunt van doelmatig gebruik van gronden en bebouwing, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen op de plankaart is aangegeven niet meer dan 2,5 m bedragen;

c    voor afwijkingen van bepalingen, gesteld ten aanzien van maten en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages;

d    het bouwen van kunstwerken, geen gebouw zijnde, en masten en bijbehorende installaties voor telecommunicatie of sirenes, al of niet op of aan gebouwen of bouwwerken, geen gebouw zijnde, tot vanaf peil een bouwhoogte van 40 m, met inachtneming van de volgende regels:

1    de realisatie mag niet plaatsvinden binnen de GHS;

2    gebruik dient te worden gemaakt van bestaande masten voor telecommunicatie of andere bestaande hoge objecten, zoals hoge gebouwen of lichtmasten, indien deze aanwezig zijn binnen een redelijke afstand van de gevraagde locatie;

3    er geen aantasting plaatsvindt van ter plaatse aanwezige waarden;

e    tijdelijke huisvesting seizoenwerknemers van een agrarisch bedrijf, met inachtneming van de volgende bepalingen:

1    de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering dient te zijn aangetoond middels een AAB advies;

2    huisvesting mag uitsluitend plaatsvinden binnen het bouwvlak van het betreffende bedrijf, in daartoe verbouwde bedrijfsgebouwen, als logies binnen de bedrijfswoning of in woonunits of stacaravans;

3    de gezamenlijke brutovloeroppervlakte van ruimten voor tijdelijke huisvesting van seizoenswerknemers mag op het betreffende bedrijf niet meer dan 300 m² bedragen;

4    er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan;

5    huisvesting mag maximaal 6 maanden binnen een jaar plaatsvinden;

6    er dient een nachtregister te worden bijgehouden;

7    er mag geen hinder optreden voor aangrenzende (agrarische) bedrijven.

 


 


 

Artikel 40      Algemene wijzigingsregels

 

40.1      Algemene wijzigingen

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met toepassing van Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, de ligging van grenzen van bestemmings- en bouwvlakken en aanduidingen te wijzigen, met inachtneming van de volgende regels:

a    de bij wijziging betrokken grenzen mogen ten hoogste 5 m worden verschoven;

b    de oppervlakte van de bij wijziging betrokken bestemmings- en bouwvlakken en aanduidingen mag ten hoogste 5% worden verkleind of vergroot ten opzichte van de oppervlakte vóór wijziging;

c    door een wijziging mogen de waarden die het plan beoogt te beschermen niet onevenredig worden aangetast.

 

 

 

 

 

Artikel 41      Algemene procedureregels

 

Met betrekking tot de voorbereiding van de wijziging van het bestemmingsplan en van een ontheffing door Burgemeester en wethouders, is Afdeling 3.4 (Openbare voorbereidingsprocedure) van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

 

 


 


HOOFDSTUK 4

OVERGANGS- EN SLOTREGELS

 

Artikel 42      Overgangsrecht

 

 

42.1      Overgangsrecht bouwwerken

 

a   Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

1   gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

2   na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

b   Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.

c   Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

 

42.2   Overgangsrecht gebruik

 

a   Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

b   Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

c   Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

d   Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 


 

 


Artikel 43      Slotregel

 

Deze regels kunnen worden aangehaald onder de titel:

‘Regels van het bestemmingsplan Buitengebied Haaren’

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Rosmalen, 9 januari 2012

Croonen Adviseurs


Bijlage 1 bij de regels

 

Lijst bestaande nevenactiviteiten

 

 

 



Bijlage 2 bij de regels

 

Handleiding Duurzame Locaties; beoordelingstabel

duurzame locaties

 

 

 










Bijlage 3 bij de regels

 

Staat van Bedrijfsactiviteiten