Inhoud
Artikel 4 Agrarisch – Agrarisch aanverwant
Artikel 5 Agrarisch met waarden – Landschapswaarden
Artikel 6 Agrarisch met waarden – Natuur- en Landschapswaarden
Artikel 9 Bedrijf – Nutsvoorziening
Artikel 11 Groen – Landschapselement
Artikel 16 Recreatie – Recreatiewoning
Artikel 17 Recreatie – Verblijfsrecreatie
Artikel 18 Recreatie – Volkstuin
Artikel 25 Waarde – Archeologie
Artikel 26 Waarde - Beschermd dorpsgezicht
Artikel 27 Waterstaat – Attentiegebied EHS
Artikel 28 Waterstaat – Stroomvoerend winterbed
Artikel 29 Waterstaat – Waterkering
Artikel 30 Anti-dubbeltelregel
Artikel 31 Algemene bouwregels
Artikel 32 Algemene gebruiksregels
Artikel 33 Algemene aanduidingsregels
Artikel 34 Algemene afwijkingsregels
Artikel 35 Algemene wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- en
slotregels
Bijlagen:
1
Staat
van Bedrijfsactiviteiten
2
Detailkaart
‘Cultuurhistorisch waardevol gebied’
3
Detailkaart
‘Kwetsbare soorten’
In deze regels wordt verstaan onder:
plan:
het bestemmingsplan ‘Buitengebied’ van de gemeente Grave.
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0786.BPBuitengebied-va01 met de bijbehorende regels en bijlagen.
AAB:
Stichting Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen.
aanbouw:
een aan een hoofdgebouw gebouwde zelfstandige ruimte, die daaraan ruimtelijk (door zijn constructie of afmetingen) ondergeschikt is - maximaal bestaande uit één bouwlaag al dan niet met kap en die vanuit het hoofdgebouw rechtstreeks toegankelijk is.
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
aan huis verbonden beroeps- of
bedrijfsactiviteit:
een beroeps- of bedrijfsactiviteit die op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend door de hoofdbewoner van het pand, waarbij de activiteiten in hoofdzaak niet publieksaantrekkend zijn en waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie.
aardkundige waarden en kenmerken:
waarden en kenmerken van een gebied die vanwege geologische, geomorfologische, bodemkundige en (geo)hydrologische verschijnselen en processen danwel anderszins vanwege de natuurlijke ontstaansgeschiedenis van de bodem, van algemeen belang zijn vanuit aardkundig oogpunt.
afhankelijke woonruimte:
een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de (bedrijfs-)woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.
agrarisch aanverwant bedrijf:
een agrarisch – technisch hulpbedrijf of agrarisch verwant bedrijf.
agrarisch bedrijf:
een bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van producten door middel van telen van gewassen of het houden van dieren.
agrarisch
bedrijf, grondgebonden:
agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt.
agrarisch
bedrijf, intensieve veehouderij:
agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en gericht is op het houden van dieren, zoals rundveemesterij, varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, pelsdier-, geiten- of schapenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen, met uitzondering van grond-gebonden melkrundveehouderij.
agrarisch
bedrijf, intensieve kwekerij:
een agrarisch bedrijf, met uitzondering van een intensieve veehouderij, waarvan de productie niet in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde gronden in de directe omgeving van het bedrijf.
agrarisch bedrijf, niet grondgebonden:
agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt.
agrarisch-technisch hulpbedrijf:
bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten waarbij gemechaniseerd loonwerk ten behoeve van land-, tuin-, bos-, of natuurbouw wordt verricht of waarbij gebruik gemaakt wordt van het telen van gewassen, het houden van dieren of het toepassen van andere land-, tuin-, bos- of natuurbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking.
Voorbeelden van agrarisch technische hulpbedrijven zijn: grootveeklinieken, KI-stations, mestopslag- en mesthandelsbedrijven, loonwerkbedrijven (inclusief verhuurbedrijven voor landbouwwerktuigen), veetransportbedrijven, veehandelsbedrijven.
agrarisch verwant bedrijf:
bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven waarbij gebruik gemaakt wordt van het telen van gewassen, het houden van dieren of het toepassen van andere land-, bos- of natuurbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking;
Voorbeelden van agrarisch verwante bedrijven zijn: dierenasiels, dierenklinieken, groen-composteringsbedrijven, hondenkennels, hoveniersbedrijven, instellingen voor agrarisch praktijkonderwijs, proefbedrijven.
agrarische waarden:
de aan een gebied toegekende waarden die rechtstreeks verband houden met de mogelijkheden voor de uitoefening van een doelmatige, agrarische bodem- en/of bedrijfsexploitatie.
akkerdek:
humusrijk grondpakket ontstaan door grondomwerking.
archeologisch monument:
terrein dat op basis van de Monumentenwet 1988 of de Erfgoedverordening Grave 2010 is aangewezen als beschermd archeologisch monument.
archeologisch onderzoek:
onderzoek verricht door of namens de gemeente of door een dienst, bedrijf of instelling, beschikkend over een opgravingvergunning ex artikel 45 van de Monumentenwet (of voor de betreffende werkzaamheden een vergunning heeft van de minister van OCW) en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA).
archeologische verwachting:
de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten.
archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten (resten uit het verleden).
ark
een object te water op een vaste ligplaats, met een min of meer rechthoekige opbouw zonder noemenswaardige variatie in hoogte.
attentiegebied ehs:
gebied gelegen rondom en binnen de ecologische hoofdstructuur waar fysieke ingrepen een negatief effect kunnen hebben op de waterhuishouding.
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
bebouwingsconcentratie:
een kernrandzone, bebouwingslint of bebouwingscluster:
- Kernrandzone: een overgangszone tussen de bebouwde kom en het buitengebied, met daarin relatief veel bebouwing op korte afstand van elkaar met een ondergeschikte en/of afnemende agrarische functie.
- Bebouwingslint: een lijnvormige verzameling van gebouwen langs een weg in het buitengebied, doorgaans dubbelzijdig aanwezig, met geringe afstanden tussen de bouwkavels, veelal met een historisch gegroeide menging van kleinschalige buitengebied- en niet-buitengebiedfuncties.
- Bebouwingscluster: een vlakvormige verzameling van gebouwen in het buitengebied.
bebouwingspercentage:
een in de regels aangegeven percentage dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.
bed & breakfast:
het bieden van de, ten opzichte van de hoofdfunctie ondergeschikte, mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt aan een beperkt aantal personen die hun hoofdverblijf elders hebben.
bedrijf:
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.
bedrijfsbebouwing:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een gebouw en/of op een terrein die wordt gebruikt voor de uitoefening van een bedrijf, een dienstverlenend bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief (binnen)opslag, rust- en rookruimten, administratieruimten en dergelijke, uitgezonderd de bedrijfswoning met bijbehorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen.
bedrijfsgebouw:
een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten.
bedrijfsmatig:
in uitoefening van een bedrijf.
bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die kennelijk slechts is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het terrein, noodzakelijk moet worden geacht.
beplantingsplan:
plan, waarin wordt aangegeven hoe de beplanting ingericht en beheerd zal gaan worden.
bestaand(e situatie):
a bij bouwwerken: bouwwerken die op het tijdstip van ter visie legging van het ontwerpbestemmingsplan bestonden of in uitvoering waren, en gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden krachtens een verleende vergunning voor het bouwen;
b bij gebruik: gebruik dat op het tijdstip van ter visie legging van het ontwerpbestemmingsplan bestond, met uitzondering van het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met een zelfde bestemming.
bijbehorende
voorzieningen:
voorzieningen, die horen bij de betreffende bedrijfsvoering op gronden (onder andere weg- en waterbouwkundige voorzieningen) en/of bouwvlakken (onder andere opslag en energievoorziening).
bijgebouw:
een vrijstaand of aan het hoofdgebouw gebouwd gebouw, dat zowel ruimtelijk (door zijn constructie of afmetingen) als functioneel ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw maar van daaruit niet rechtstreeks toegankelijk is en ten dienste staat van dat hoofdgebouw.
blijvend omzetten van grasland:
het permanent (voor meer dan 2 jaar aaneengesloten) omzetten van grasland naar een andere bodemcultuur.
boerderijsplitsing:
het opdelen, binnen de bestaande (hoofd)bouwmassa, van een boerderij(gebouw) in niet meer dan 2 woningen.
bodemingreep:
werken of werkzaamheden, die een bodemverstorende werking kunnen hebben op het aanwezige archeologische bodemarchief.
boog- en tunnelkassen:
al dan niet verplaatsbare constructies overtrokken met en omsloten door lichtdoorlatend materiaal anders dan glas, ten behoeve van de teelt van tuinbouwgewassen, fruit of sierteelt.
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd.
bouwmassa:
een complex van aaneen gebouwde bouwwerken.
bouwvoor:
bovenste
deel van de bodem van bijvoorbeeld een akker dat door menging door ploegen of
spitten is ontstaan en humusrijker is dan de ondergrond (zie ook akkerdek). De
grondlaag waar de wortels van de planten in groeien. Doorgaans de bovenste
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
bouwperceelsgrens:
de grens van een bouwperceel.
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in
of op de grond.
café:
een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenfunctie het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid.
categorie:
zone of gebied dat op de gemeentelijke beleidskaart archeologie is opgenomen.
cultuurhistorische waarden en kenmerken:
waarden en kenmerken van een gebied of daar aanwezige zaken, verband houdend met het bouwkundig erfgoed, het stedenbouwkundig erfgoed, de historische groenwaarden, het historisch-geografisch erfgoed en de bekende en verwachte archeologische waarden.
dagrecreatie:
recreatieve activiteit, niet zijnde verblijfsrecreatie.
dagrecreatieve voorziening:
voorziening ten behoeve van dagrecreatie.
dak:
een gesloten bovenbeëindiging van een bouwwerk.
deskundige op het terrein van de
archeologische monumentenzorg:
een door het college van Burgemeester en Wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van archeologie. Deze dient in ieder geval te voldoen aan de in de KNA gestelde kwalificaties van senior archeoloog.
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
diepploegen:
het omzetten van de grond, gemeten vanaf
peil met een diepte van minimaal
diepte bodemingreep:
de diepte van de bodemverstorende ingreep, gemeten ten opzichte van het maaiveld ter plaatse (straat of terreinniveau).
dierenpension/-asiel:
een bedrijf dat is gericht op de tijdelijke opvang en verzorging van kleine huisdieren.
duurzame locatie intensieve veehouderij:
bestaand agrarisch bouwvlak met een zodanige ligging dat het zowel vanuit milieuoogpunt (ammoniak, stank en dergelijke) als vanuit ruimtelijk oogpunt (natuur, landschap en dergelijke) verantwoord is om het ter plaatse uit te breiden.
ecologische hoofdstructuur:
samenhangend netwerk van natuurgebieden van (inter)nationaal belang met als doel de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten bestaande uit de meest waardevolle natuur- en bosgebieden en andere gebieden met belangrijke aanwezige en te ontwikkelen natuurwaarden.
ecologische verbindingszone (evz):
in dit plan aangeduid langgerekt gebied waarbinnen verbindende landschapselementen zijn of worden gerealiseerd.
ecologische
waarden en kenmerken:
aanwezige en potentiële waarden, gebaseerd op de beoogde natuurkwaliteit voor het gebied, waartoe behoren de natuurdoelen en natuurkwaliteit, geomorfologische processen, de waterhuishouding, de kwaliteit van bodem, water en lucht, rust, de mate van stilte, donkerte en openheid, de landschapsstructuur en de belevingswaarde.
eenheden:
verblijfsruimte bedoeld voor recreatief nachtverblijf zoals logies en ontbijt of gastenkamers.
erf- en perceelsafscheiding:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een afbakening vormt tussen een erf of perceel en een ernaast gelegen erf of van de openbare ruimte.
escortbedrijf:
de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend zoals escortservices en bemiddelingsbureaus.
extensieve (openlucht)recreatie:
vormen van recreatief medegebruik van het agrarisch en/of natuurgebied door middel van al dan niet aangelegde en aanwezige voorzieningen, waarbij de recreatie geen sub-stantieel beslag legt op de ruimte, zoals wandel-, ruiter- en fietspaden, vis- en picknickplaatsen en strandjes.
extensief recreatief medegebruik:
een vorm van recreatief medegebruik die nauwelijks of geen invloed heeft op de in de bestemmingsomschrijving van de bestemmingen gegeven doeleinden zoals wandelen, fietsen en dergelijke.
functie:
doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
gebruiken:
gebruiken, in gebruik geven of laten gebruiken.
geluidzoneringsplichtige inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidzone moet worden vastgesteld.
gemeenschappelijke
voorzieningen:
voorzieningen ten dienste van en ondergeschikt aan de verblijfsrecreatie, zoals ruimtes voor vermaak (slechtweervoorziening) en sanitaire voorzieningen.
groenblauwe
mantel:
gebieden die grenzen aan de ecologische hoofdstructuur, de ecologische verbindingszone of het zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen, en deze verbinden, zijnde gebieden met overwegend grondgebonden agrarisch gebruik en belangrijke nevenfuncties voor natuur en water.
herbouw:
reconstructie, wederopbouw, opnieuw bouwen.
hergebruik:
gebruik van een bestaande agrarische bouwlocatie (bouwvlak) ofwel een bestaande niet-agrarische bouwlocatie (niet-agrarisch bedrijf of wonen) voor de nieuwvestiging of verplaatsing van een bedrijf.
hervestiging
van een agrarisch bedrijf:
het verplaatsen van een bestaand agrarisch bedrijf van het ene agrarisch bouwvlak naar het andere agrarisch bouwvlak, waar de agrarische activiteiten zijn gestaakt.
hoofdfunctie:
een functie waarvoor het hoofdgebouw en/of gronden als zodanig mag worden gebruikt.
hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen, danwel gelet op de bestemming, als belangrijkste gebouw valt aan te merken.
horeca:
bedrijfsmatig verstrekken van dranken of etenswaren voor gebruik ter plaatse, bedrijfsmatig bieden van hotel- of groepsaccommodatie bedrijfsmatig bieden van vermaaks- of wellnessfaciliteiten of bedrijfsmatig bieden van congres- of vergaderfaciliteiten, één en ander al dan niet in combinatie met elkaar.
houtteelt:
de bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend de functie houtproductie op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor daartoe ontheffing is verleend van de melding- en herplantplicht ex artikel 2 en 3 van de Boswet.
hoveniersbedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het kweken en verkopen van planten en siergewassen en het aanleggen en onderhouden van tuinen en andere groenvoorzieningen.
hydrologische
waarde:
gronden met een bijzondere betekenis voor het watersysteem van het plansysteem in verband met beekherstel, verdrogingsbestrijding, waterberging en/of waterkering.
kampeerboerderij:
(voormalig) agrarisch bedrijf, waarvan de gebouwen en/of gronden geheel of gedeeltelijk zijn ingericht om daarin respectievelijk daarop gelegenheid te geven tot recreatief nachtverblijf.
kampeermiddel:
a een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
b enig ander onderkomen of voertuig of gedeelte daarvan, voorzover, geen bouwwerk zijnde;
een en ander voorzover de onder a. en b. bedoelde onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht danwel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
kantoor:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in onder-geschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
karakteristiek:
herkenbaar, markant, wegens schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuur-historische waarde van belang.
kas:
agrarisch
bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dek voornamelijk bestaan uit glas of
een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen
onder geconditioneerde klimaatomstandigheden, waaronder mede begrepen een
schuurkas of een permanente tunnel- of boogkas hoger dan
kelder:
een geheel of gedeeltelijk ondergronds gelegen ruimte, die grotendeels is gesitueerd onder een bijbehorend bovengronds bouwwerk.
kennel:
een inrichting die is gericht op het fokken, het verzorgen en het africhten van honden.
kernrandzone:
een overgangszone tussen de bebouwde kom en het buitengebied, met daarin relatief veel bebouwing op korte afstand van elkaar met een ondergeschikte en/of afnemende agrarische functie.
kleinschalige horeca:
kleinschalige horeca-activiteiten op gronden met een andere hoofdfunctie, tot een in de regels aangegeven maximale oppervlakte.
kleinschalig kamperen:
kleinschalig recreatief nachtverblijf op gronden met een andere hoofdfunctie, met gebruikmaking van kampeermiddelen tot een in de regels aangegeven maximum aantal kampeermiddelen.
kunstwerk:
civieltechnisch bouwwerk, geen gebouw zijnde, voor de infrastructuur van wegen, water, spoorbanen, waterkeringen en/of leidingen.
landschapselementen:
ter plaatse gebonden ecologische en/of landschappelijk waardevolle elementen zoals bosjes, houtwallen, poelen, moerasjes en dergelijke.
landschappelijke waarden en kenmerken:
gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van het landschap, gericht op ruimtelijke, ecologische, cultuurhistorische en recreatieve aspecten.
maatschappelijke voorziening:
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorziening, met eventueel ondergeschikte horeca en/of detailhandel.
manege:
een bedrijf dat op eigen terrein binnen of buiten een gebouw gelegenheid aan eenieder geeft tot het beoefenen van de paardensport en al dan niet mogelijkheden biedt voor het verblijf en de verzorging van paarden.
mantelzorg:
het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.
mestverwerking:
toepassen van basistechnieken of combinaties daarvan met als doel de aard, samenstelling of hoedanigheid van dierlijke mest te wijzigen zoals scheiding, bezinking, toevoeging van additieven, vergisting, vergassing en verbranding.
mestbewerking:
behandeling van dierlijke mest zonder noemenswaardige veranderingen aan het product teweeg te brengen en verwijderen van vreemde objecten zoals plastic en hoeven.
natuurwaarden/natuurwetenschappelijke
waarden:
waarden in verband met de aanwezigheid van bijzondere planten, dieren en leef-gemeenschappen in onderlinge samenhang en in samenhang met hun leefomgeving (biotoop) en welke verband houden met zaken als verscheidenheid/zeldzaamheid, natuurlijkheid/ongestoordheid en kenmerkendheid voor het gebied.
natuurontwikkelingsgebied:
landbouwgronden, die bijzonder geschikt zijn voor het ontwikkelen van nieuwe natuur waardoor ruimtelijke ingrepen die natuurontwikkeling kunnen frustreren moeten worden voorkomen.
nevenfunctie:
een activiteit met een zodanige beperkte omvang dat de functie waaraan zij wordt toegevoegd qua aard, omvang en verschijningsvorm als hoofdfunctie herkenbaar blijft.
netto glas:
aantal m² kasoppervlakte.
nieuwe bedrijfswoning:
een niet reeds bestaande bedrijfswoning.
niet-agrarische functies:
functies als (statische) binnenopslag, recreatie, een bedrijf in categorie 1 of 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten (zie bijlage 1 bij deze regels) of een naar aard en invloed hiermee gelijk te stellen bedrijf, zorgboerderijen, kinderboerderijen, educatieve en sociale voorzieningen, met ondergeschikte horeca .
nieuwvestiging van een agrarisch bedrijf:
projectie van een al dan niet gekoppeld agrarisch bouwvlak op een locatie die volgens dit bestemmingsplan niet is voorzien van een bouwvlak.
omschakeling van of naar een agrarisch
bedrijf:
geheel of gedeeltelijk overstappen van de ene agrarische bedrijfsvorm naar de andere agrarische bedrijfsvorm dan wel het overstappen van een niet-agrarisch gebruik naar een agrarische bedrijfsvorm.
ondergeschikte
horeca (inclusief terras):
een horecavoorziening binnen een bestemming waarvan de functie een andere dan horeca is, waar uitsluitend ten behoeve van de hoofdfunctie een ruimte (inclusief terras) specifiek wordt ingericht voor het verstrekken van drank en etenswaren. Deze onder-geschikte horeca-activiteiten dienen ten dienste te staan van de hoofdfunctie.
onderkomen:
een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat/die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent.
openheid:
landschappelijke waarde die wordt gekenmerkt door een landschap met een bepaalde openheid.
oppervlakte bodemingreep:
Het gebied (zone) waarbinnen bodemingrepen plaatsvinden die een verstorende werking kunnen hebben op het archeologisch bodemarchief.
paardenbak:
een onoverdekte voorziening bedoeld voor het berijden, africhten en laten bewegen van paarden.
paardenhouderij (gebruiksgericht):
het bedrijfsmatig, niet op agrarische productie gericht houden en stallen van paarden en pony's, met mogelijk als nevenfunctie het fokken, africhten, trainen en berijden van paarden en pony's.
paardenhouderij (productiegericht):
paardenhouderij waar uitsluitend of in hoofdzaak handelingen aan/ met paarden worden verricht die primair gericht zijn op het voortbrengen, africhten en trainen en verhandelen van paarden.
peil:
a voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
b in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
perceelsindeling:
de omvang, vorm en situering van percelen.
perceelsgrens:
de grens van een bouwperceel.
permanente bewoning:
bewoning van een ruimte als hoofdverblijf.
plaatsgebonden risico:
risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is.
plattelandswoning:
een agrarische bedrijfswoning die tevens bewoond mag worden door personen die geen functionele binding hebben met het op hetzelfde bouwvlak gevestigde bedrijf.
productiegebonden
detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.
projectgebied:
gebied waar een (nieuwe) bestemming wordt opgelegd.
prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding.
publieksgerichte beroeps- of
bedrijfsactiviteit aan huis:
een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak publieksgericht zijn en waarvan de omvang en uitstraling zodanig is, dat de activiteit past binnen de desbetreffende woonomgeving en derhalve in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden toegestaan.
raamprostitutie:
een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee/prostitué tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen.
reconstructiewetzone:
extensiveringsgebied:
ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied met het primaat natuur of overig, waar uitbreiding, hervestiging of nieuwvestiging van in ieder geval intensieve veehouderij onmogelijk is of in het kader van de reconstructie onmogelijk zal worden gemaakt.
verwevingsgebied:
ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied, gericht op verweving van landbouw, wonen en natuur. Hervestiging of uitbreiding van intensieve veehouderij is mogelijk mits de ruimtelijke kwaliteit of functies van het gebied zich daar niet tegen verzetten.
recreatieve voorziening:
voorzieningen bedoeld voor recreatief gebruik.
recreatiewoning:
woning ten behoeve van tijdelijk recreatief verblijf, waarvan de gebruikers het hoofdverblijf elders hebben.
recreatief medegebruik:
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan.
reëel agrarisch bedrijf
een agrarisch bedrijf dat jaarrond een arbeidsbehoefte of -omvang heeft van ten minste één halve volledige arbeidskracht, met een daarbij passend jaarinkomen.
risicovolle inrichting:
a een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
b een Amvb-inrichting waarvoor krachtens artikel 8.40 Wet milieubeheer regels gelden met betrekking tot minimaal aan te houden afstanden bij de opslag en/of het gebruik van gevaarlijke stoffen;
c bedrijven waarvan de aantoonbare plaatsgebonden risicocontour is gelegen buiten de inrichtingsgrens.
ruimtelijke eenheid:
complex van bij elkaar behorende bouwwerken.
ruimtelijke kwaliteit:
kwaliteit van een gebied die bepaald wordt door de mate waarin sprake is van gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde.
seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.
Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seks-automatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
sociale
en educatieve voorzieningen:
kleinschalige voorzieningen al dan niet gekoppeld aan een agrarisch bedrijf welke is gericht op het (in groepsverband) informeren over landbouw, landschap, natuur en recreatie.
sportvoorziening:
faciliteit, bijvoorbeeld een sportveld, sporthal of soortgelijke accommodatie, waar lichamelijke activiteiten kunnen worden beoefend.
straatprostitutie:
het door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze ingaan op het aanbod van prostitutie, uitnodigen dan wel aanlokken.
statische binnenopslag
binnenopslag van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven, niet bestemd zijn voor handel en niet worden opgeslagen voor een elders gevestigd bedrijf, zoals (seizoens)stalling van (antieke) auto’s, boten, caravans, campers en dergelijke.
thomashuis
een kleinschalige woonvoorziening voor maximaal acht personen met een verstandelijke beperking.
teeltondersteunende kas:
een teeltondersteunende voorziening, bestaande uit een agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dek voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoor-latend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden.
teeltondersteunende voorzieningen:
ondersteunende voorziening die een onderdeel is van de vollegrondse bedrijfsvoering van een tuinbouwbedrijf of boomkwekerij.
teeltondersteunende voorzieningen,
permanent:
teeltondersteunende voorziening die voor onbepaalde tijd wordt gebruikt, niet zijnde een kas.
Hieronder
worden verstaan schuurkassen en permanente tunnel- of boogkassen (>
teeltondersteunende voorzieningen,
tijdelijk:
teeltondersteunende voorzieningen die op dezelfde locatie gebruikt kunnen worden zo lang de teelt dit vereist, voor aaneengesloten periode van maximum van 6 maanden. Deze tijdelijke voorzieningen hebben een directe relatie met het grondgebruik. Hieronder worden verstaan folies, insectengaas, acryldoek, wandelkappen, schaduwhallen, hagelnetten.
teeltondersteunende voorzieningen, overig
een
permanente (teelt)ondersteunende voorziening c.q. een bouwwerk in de vorm van
een hek met afrastering, met een hoogte van niet meer dan
twee-aaneen:
halfvrijstaande woning.
uitbouw:
een aan een hoofdgebouw gebouwde, en vanuit dat hoofdgebouw rechtstreeks toegankelijke ruimte, die in functioneel opzicht deel uitmaakt van het hoofdgebouw, maar daaraan ruimtelijk (door zijn constructie of afmetingen) ondergeschikt is - maximaal bestaande uit één bouwlaag al dan niet met kap – en een uitbreiding van een reeds bestaande ruimte van het hoofdgebouw is.
verblijfsrecreatie:
het totaal van mogelijkheden en voorzieningen om te recreëren op een bepaalde plaats buiten het hoofdverblijf van de gebruikers, anders dan met gebruikmaking van een hotel, pension of vaartuig of overnachting(en) bij familie of kennissen, waarbij recreatief nachtverblijf centraal staat.
verkoopvloeroppervlak:
in een detailhandelsvestiging voorkomende hoeveelheid bedrijfsvloeroppervlakte, gemeten in m² op de vloer van de bedrijfsruimte, ten behoeve van de uitstalling ten verkoop, het verkopen of leveren van goederen of het verlenen van aanverwante diensten.
voorgevel:
een naar de openbare weg en/of openbaar gebied toegekeerde, meest gezichts-bepalende, gevel van een hoofdgebouw.
voorgevelrooilijn:
de denkbeeldige lijn die strak langs de voorgevel van het hoofdgebouw wordt getrokken tot aan de zijdelingse perceelsgrenzen.
voormalige agrarische bedrijfslocatie:
een agrarisch of niet – agrarisch bouwvlak waarop in het verleden een agrarisch bedrijf werd uitgeoefend en waarvan de bedrijfsgebouwen nog geheel of gedeeltelijk aanwezig zijn.
volkstuin:
een particuliere tuin, die niet bij de eigen woning ligt en waar, anders dan ten dienste van een agrarisch bedrijf, op kleine schaal voedings- en/of siergewassen worden geteeld en voornamelijk ten eigen behoeve.
volwaardig(heid van een) bedrijf:
een
bedrijf dat jaarrond een arbeidsbehoefte of -omvang heeft van ten minste één
volledige arbeidskracht, met een daarbij passend jaarinkomen, en waarvan het
behoud ook op langere termijn in voldoende mate en op duurzame wijze is
verzekerd, dat wil zeggen zowel bedrijfseconomisch als milieuhygiënisch.
vormverandering van een bouwvlak:
wijziging van de begrenzing van een bouwvlak zonder dat dit gepaard gaat met een vergroting van de totale oppervlakte.
water:
alle water dat zichtbaar aanwezig is (oppervlaktewater) in bijvoorbeeld waterlopen, poelen, vijvers, meren en zeeën, of onzichtbaar aanwezig is (grondwater) zoals freatisch grond-water direct beneden het maaiveld.
waterhuishoudkundige voorzieningen:
voorzieningen
die nodig zijn ten behoeve van een goede waterkering, wateraanvoer,
waterafvoer, waterberging, waterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan
onder meer gedacht worden aan infiltratievoorzieningen, dijken, dammen,
grondwallen, duikers, stuwen, gemalen, inlaten etc.
werk:
een constructie geen gebouw of bouwwerk
zijnde.
windturbine: bouwwerk bedoeld voor het opwekken van elektriciteit door middel van wind(energie).
wonen:
het gebruik van een complex van ruimten voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden (geen woongroepen zijnde).
woning:
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.
woonboerderij:
een
gebouw met cultuurhistorische waarden en kenmerken dat bestaat uit één (voormalige) agrarische bedrijfswoning met in
hetzelfde gebouw opgenomen (voormalige) bedrijfsruimten, waarbij woon- en
stalgedeelte van oudsher aan elkaar verbonden zijn (bijvoorbeeld
langgevelboerderij of kortgevelboerderij), danwel na herbouw wederom de
ruimtelijke kenmerken hiervan heeft.
wooneenheid:
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, dat zich bevindt in een bouwmassa met meerdere wooneenheden.
zoekgebied voor ecologische verbindingszone
(evz):
gebied waarbinnen een ecologische verbindingszone is of wordt gerealiseerd.
zoekgebied voor behoud en herstel van
watersystemen:
gebied naast een waterloop waar maatregelen op het gebied van morfologie en inrichting nodig zijn om de doelstellingen uit het Provinciaal Waterplan 2010-2015 op het gebied van de ecologische kwaliteit van oppervlaktewateren te behalen.
zorgboerderij:
de opvang van mensen met een zorgvraag hetzij als niet-agrarische neventak, hetzij als vervolgfunctie op een agrarisch bouwperceel, waarbij het meewerken in het agrarisch bedrijf of bij het kleinschalig houden van dieren een wezenlijk onderdeel is van resociali-satie of therapie.
zorgvoorziening:
een voorziening ten behoeve van de welzijnszorg, in casu de verzorging/verpleging van mensen op het fysieke, psychische en/of sociale vlak in het kader van de verbetering van hun welzijn, met uitzondering van mantelzorg. Onder zorgvoorzieningen worden zorg-boerderijen, kinderboerderijen en educatieve voorzieningen verstaan.
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
afstand tot de weg:
de afstand van bebouwing tot de as van de weg;
afstand tot de zijdelingse/achterste
perceelgrens:
de kortste afstand tussen de zijdelingse/achterste perceelgrens(zen) van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk.
bebouwd oppervlak:
het
gezamenlijk oppervlak op een bouwperceel van de gebouwen en van uitsluitend die
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die een overdekte ruimte vormen tenminste
bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoor-stenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
de breedte van een bouwperceel:
tussen
de twee zijdelingse bouwperceelgrenzen, gemeten op een afstand van
goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
de lengte, de breedte en de diepte van een
gebouw:
tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidingsmuren);
oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
de hoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
a
De in deze regels gegeven bepalingen omtrent
plaatsing, afstanden en maten zijn niet van toepassing op goot- en
kroonlijsten, pilasters, plinten, stoeptreden, kozijnen, dorpels en
soortgelijke bouwdelen, mits de overschrijding niet meer dan
b
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van
het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen,
gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten,
balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de
overschrijding niet meer dan
c Bij toepassing van een dakkapel of dakopbouw met een breedte van meer dan 50% van de woningbreedte wordt de bovenzijde daarvan als dakvlak aangemerkt voor het meten van de goothoogte.
d Bij toepassing van een lessenaarsdak wordt de laagste snijlijn als goothoogte aangemerkt.
De voor ‘Agrarisch’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a duurzaam agrarisch grondgebruik, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen;
b grondgebonden agrarische bedrijven met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding:
1 ‘intensieve veehouderij’ tevens intensieve veehouderijen zijn toegestaan;
2 ‘glastuinbouw’ tevens glastuinbouwbedrijven zijn toegestaan;
waarbij niet meer dan één agrarisch bedrijf aanwezig mag zijn per bouwvlak;
c één bedrijfswoning per bouwvlak met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ het aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan is aangegeven.
d aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
e tevens een hoveniersbedrijf ter plaatse van de aanduiding ‘hovenier’;
f tevens een parkeerterrein ter plaatse van de aanduiding ‘parkeerterrein’;
g tevens een groepsaccommodatie ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – groepsaccommodatie’;
h tevens een plattelandswoning ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning’;
i tevens een schuilstal ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – schuilstal’;
j tevens een kleinschalig kampeerterrein ter plaatse van de aanduiding ‘verblijfs-recreatie’;
k tevens een zorgboerderij uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘zorgboerderij’;
l groenvoorzieningen in de vorm van erfbeplanting;
m (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
n water, waterhuishoudkundige en nutsvoorzieningen en poelen;
o extensief recreatief medegebruik;
p behoud, herstel en/of ontwikkeling van cultuurhistorische waardevolle gebieden ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorisch waardevol gebied’, waarbij het bepaalde in lid 33.2 van toepassing is;
q behoud en/of herstel van aanwezige cultuurhistorische en/of architectonische waarden van bebouwing en monumenten ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’, ‘specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument’ en/of de ‘specifieke bouwaanduiding – rijksmonument’, waarbij het bepaalde in lid 33.3 van toepassing is;
r een (zoekgebied voor een) ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’, waarbij het bepaalde in lid 33.2 van toepassing is;
s een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’, waarbij het bepaalde in lid 33.2 van toepassing is;
t behoud, herstel en/of ontwikkeling van de landschappelijke openheid ter plaatse van de aanduiding ‘openheid’, waarbij het bepaalde in lid 33.2 van toepassing is.
a Per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één agrarisch bedrijf toegestaan, indien tussen bouwvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven worden deze bouwvlakken aangemerkt als één bouwvlak.
b Gebouwen zijn uitsluitend binnen een bouwvlak toegestaan tenzij anders is bepaald.
c Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, met dien verstande dat:
1
de afstand tot de weg waaraan wordt gebouwd mag
niet minder bedragen dan
2
de afstand van gebouwen tot de zijdelingse en/
of achterste perceelsgrenzen niet minder mag bedragen dan
d Bouwwerken, voorzien van een dak, worden met een kap afgedekt waarvan de dakhelling niet minder mag bedragen dan 12º en niet meer mag bedragen dan 45º.
e Voor een geiten- of schapenhouderij geldt tot 1 juni 2013 dat het vergroten van de bebouwing welke op de peildatum 12 december 2009 aanwezig of in uitvoering was dan wel gebouwd mag worden krachtens een onherroepelijk verleende vergunning, niet is toegestaan.
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende voorwaarden:
a
De goothoogte mag niet meer bedragen dan
b
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan
c De gezamenlijke oppervlakte aan bebouwing ten behoeve van intensieve veehouderij ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone – extensiveringsgebied’ mag per bouwvlak niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum oppervlakte intensieve veehouderij (m²)’ is aangegeven.
d Teeltondersteunende kassen mogen worden gebouwd, met dien verstande dat:
1
De oppervlakte mag niet meer bedragen dan
2
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan
Voor het bouwen van bedrijfswoningen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende voorwaarden:
a
De goothoogte van de bedrijfswoning mag niet
meer bedragen dan
b
De bouwhoogte van de bedrijfswoning mag niet
meer bedragen dan
c
De inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer
bedragen dan
d Ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ zijn uitsluitend twee-aaneen gebouwde woningen toegestaan waarbij de inhoud niet meer mag bedragen dan bestaand.
e Ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ mag het aantal bedrijfswoningen niet meer bedragen dan is aangegeven.
f
De gezamenlijke oppervlakte aan aan- en
uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan
g
De goothoogte van bijgebouwen mag niet meer
bedragen dan
h
De bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer
bedragen dan
i Bijgebouwen mogen niet voor de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning worden gebouwd.
j
De afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de
bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan
Voor het bouwen van kassen ter plaatse van de aanduiding ‘glastuinbouw’ gelden de volgende voorwaarden:
a
De goothoogte mag niet meer bedragen dan
b
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan
c
De oppervlakte mag niet meer bedragen dan
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak gelden de volgende voorwaarden:
a
De bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen
voor de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan
b
De bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen
achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan
c
De bouwhoogte van torensilo’s mag niet meer
bedragen dan
d
De bouwhoogte van mestsilo’s mag niet meer
bedragen dan
e
De bouwhoogte van sleufsilo’s mag niet meer
bedragen dan
f
De bouwhoogte van teeltondersteunende
voorzieningen mag niet meer bedragen dan
g
Per bedrijf is niet meer dan één windturbine
toegestaan, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan
h
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, niet zijnde paardenbakken, mag niet meer bedragen dan
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak gelden de volgende voorwaarden:
a
De bouwhoogte van tijdelijke teeltondersteunende
voorzieningen mag niet meer bedragen dan
b
De bouwhoogte van overige teeltondersteunende
voorzieningen mag niet meer bedragen dan
c Permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan.
d
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:
a
lid 3.2.1 voor het bouwen van bouwwerken op een
afstand van minder dan
b
lid 3.2.1 voor het bouwen van gebouwen binnen
c lid 3.2.1 voor het bouwen van bouwwerken, voorzien van een dak, met een kap waarvan de dakhelling minder bedraagt dan 12º of een plat dak, of meer bedraagt dan 45º in geval van tentstallen en luchtwassers;
d
lid 3.2.2 voor het bouwen van bedrijfsgebouwen
met een hogere goothoogte tot maximaal
e
lid 3.2.2 voor het bouwen van
teeltondersteunende kassen met een grotere oppervlakte tot maximaal
f
lid 3.2.2 voor het bouwen van een
teeltondersteunende kas met een hogere bouwhoogte tot maximaal
g
lid 3.2.3 voor het bouwen van een bijgebouw op
een afstand van meer dan
h
lid 3.2.5 voor het bouwen van torensilo’s met
een hogere bouwhoogte tot maximaal
i
lid 3.2.5 voor het bouwen van sleufsilo’s met
een hogere bouwhoogte tot maximaal
j
lid 3.2.5 voor het bouwen van overige
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een hogere bouwhoogte, waarbij de
toegestane bouwhoogte met maximaal
k lid 3.2.5. voor het bouwen van paardenbakken, mestplaten en lichtmasten binnen het bouwvlak ten behoeve van het houden van paarden, met dien verstande dat:
1
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde bij paardenbakken niet meer bedraagt dan
2
De oppervlakte per paardenbak niet meer bedraagt
dan
3
Het bouwhoogte van lichtmasten niet meer
bedraagt dan
4 Door middel van een door de gemeente geaccordeerd lichtplan is aangetoond dat het aantal lichtmasten en de uitstraling van het licht wordt beperkt.
5 Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door de gemeente geaccordeerd beplantingsplan.
6 De uitvoering van de landschappelijke inpassing dient te worden gegarandeerd middels een overeenkomst tussen de gemeente en de initiatiefnemer.
l lid 3.2.6. voor de bouw van een dierenverblijf, met dien verstande dat:
1
Een
dierenverblijf is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘kernrandzone’.
2
De
oppervlakte van het bouwperceel bedraagt minimaal
3
De
goothoogte mag niet meer bedragen dan
4
De
bouwhoogte mag niet meer bedragen dan
5 De oppervlakte mag niet meer bedragen dan
Het gebruiken of laten gebruiken van een bedrijfswoning als plattelandswoning, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning’.
Het
gebruik van de gronden voor tijdelijke en/of overige teeltondersteunende
voorzieningen voor zover deze geen bouwwerken zijn, is toegestaan onder de
volgende voorwaarden:
a
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan
b
De oppervlakte aan overige teeltondersteunende
voorzieningen mag niet meer bedragen dan
a
Bij ieder agrarisch bedrijf is productiegebonden
detailhandel als nevenfunctie toegestaan tot een verkoopvloeroppervlakte van
b
Ter plaatse van de aanduiding ‘hovenier’ een
hoveniersbedrijf toegestaan met een oppervlakte van maximaal
c
Ter plaatse de aanduiding ‘specifieke vorm van
agrarisch – groepsaccommodatie’ is een groepsaccommodatie toegestaan met een
oppervlakte van maximaal
d Ter plaatse van de aanduiding ‘verblijfsrecreatie’ is een kleinschalig kampeerterrein toegestaan met maximaal 6 toeristische standplaatsen en een groepsaccommodatie.
e Ter plaatse van de aanduiding ‘zorgboerderij’ is een zorgboerderij toegestaan.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.1 voor het gebruik van bestaande bedrijfsgebouwen ten behoeve van de huisvesting van seizoensarbeiders, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a Huisvesting in bedrijfsgebouwen is alleen toegestaan als de huisvesting niet geregeld kan worden in de eigen bedrijfswoning.
b Huisvesting in bedrijfsgebouwen mag uitsluitend worden gebruikt voor de huisvesting van personen, wier huisvesting daar ter plaatse gelet op de bestemming van het gebouw of terrein noodzakelijk is vanwege een tijdelijk grote arbeidsbehoefte.
c Huisvesting mag maximaal 9 maanden duren.
d Per
bouwvlak mag maximaal
e Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.
a Het is verboden meer dan één bouwlaag van een gebouw te gebruiken voor het houden van dieren ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden.
b Hervestiging van, danwel omschakeling naar een geiten- en schapenhouderij is tot 1 juni 2013 niet toegestaan.
Binnen deze bestemming mogen gronden gebruikt worden ten
behoeve van (kikker en/of padden)poelen, met dien verstande dat de oppervlakte
van een poel niet meer mag bedragen dan
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.1 voor het toestaan van nevenfuncties binnen het bouwvlak bij agrarische bedrijven, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a De agrarische functie op het bouwvlak is en blijft als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar.
b Het bouwvlak mag ten behoeve van de nevenfunctie niet worden vergroot.
c De volgende nevenfuncties bij het agrarisch bedrijf zijn toegestaan per bouwvlak:
1
verblijfsrecreatie in de vorm van een
groepsaccommodatie tot een oppervlakte van maximaal
2
verblijfsrecreatie in de vorm van appartementen,
waarbij niet meer dan 5 appartementen zijn toegestaan met een totale maximale
oppervlakte van
3
verblijfsrecreatie in de vorm van kleinschalig kamperen,
waarbij niet meer dan 25 standplaatsen zijn toegestaan; standplaatsen zijn ook
in een zone van 100m aansluitend aan het bouwvlak toegestaan, gebouwen ten
behoeve van het kleinschalig kamperen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak
toegestaan tot een oppervlakte van
4
dagrecreatie tot een oppervlakte van maximaal
5
zorgboerderijen tot een oppervlakte van
6
statische binnenopslag tot een oppervlakte van
7
agrarisch technische, agrarisch verwante en
overige bedrijven in categorie 1 of 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten
(zie bijlage 1 bij deze regels) of een naar aard en invloed hiermee gelijk te
stellen bedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’
tot een oppervlakte van
d
Ondergeschikte horeca (inclusief terras), is
toegestaan bij de vormen van nevenfuncties zoals genoemd onder sub c onder 1, 4
en 5 waarbij de oppervlakte aanvullend op de genoemde oppervlakten, niet meer
mag bedragen dan
e
Bij cumulatie van meerdere vormen van
nevenfuncties bedraagt de totale oppervlakte ter plaatse van de aanduiding
‘bebouwingsconcentratie’ maximaal
f
In afwijking van het bepaalde onder e bedraagt
de totale oppervlakte met inbegrip van statische binnenopslag ter plaatse van
de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ maximaal
g Buitenopslag ten behoeve van de nevenfunctie is niet toegestaan.
h De nevenfunctie mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben. Parkeren vindt plaats op eigen terrein.
i De nevenfunctie mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfs-voering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
j Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door de gemeente geaccordeerd beplantingsplan.
k De uitvoering van de landschappelijke inpassing dient te worden gegarandeerd middels een overeenkomst tussen de gemeente en de initiatiefnemer.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.4.1 voor het gebruik van een voormalige agrarische bedrijfswoning als plattelandswoning, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a
De
woning ligt binnen het agrarisch bouwvlak.
b
Het
agrarisch bedrijf binnen het agrarisch bouwvlak is in werking.
c
De
woning ondervindt geen onevenredige milieubelemmeringen op de aspecten geluid,
trilling, fijnstof of verkeer.
d
De
activiteit belemmert geen andere activiteiten in de omgeving.
e
Er
ontstaat geen onevenredige hinder op het gebied van milieu, infrastructuur,
landschap, ecologie, hydrologie en archeologie.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vormverandering van het bouwvlak, waarbij de totale oppervlakte van het bouwvlak niet mag worden vergroot, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a Deze wijziging is niet toegestaan voor intensieve veehouderijen ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’.
b De totale oppervlakte van het bouwvlak niet mag worden vergroot.
c De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’ en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’ mag niet worden belemmerd of worden aangetast.
d Er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door de gemeente geaccordeerd beplantingsplan, deze inspanning telt mee voor de invulling van het bepaalde onder e.
e De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorische en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
f De uitvoering van de landschappelijke inpassing dient te worden gegarandeerd middels een overeenkomst tussen de gemeente en de initiatiefnemer.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bouwvlak bij grondgebonden agrarische bedrijven en overige niet-grondgebonden agrarische bedrijven, niet zijnde intensieve veehouderijen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a
Voor grondgebonden agrarische bedrijven geldt,
naast de voorwaarden genoemd onder sub c, dat vergroting van het bouwvlak is
toegestaan tot een maximum van
b
Voor overige niet-grondgebonden agrarische
bedrijven ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve kwekerij’ geldt, naast de
voorwaarden genoemd onder sub c, dat vergroting van het bouwvlak is toegestaan
tot een maximum van
c Naast de hiervoor per type agrarisch bedrijf aangegeven voorwaarden, gelden de volgende algemene voorwaarden:
1 De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak.
2 De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel bedrijf.
3 Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.
4 Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij de AAB.
5 De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’ en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’ mag niet worden belemmerd of worden aangetast.
6 Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door de gemeente geaccordeerd beplantingsplan, deze inspanning telt mee voor de invulling van het bepaalde onder 7.
7 De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorische en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
8 De uitvoering van de landschappelijke inpassing dient te worden gegarandeerd middels een overeenkomst tussen de gemeente en de initiatiefnemer.
9 De vergroting dient hydrologisch neutraal zijn. Hiervoor wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bouwvlak en door middel van het toekennen van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – permanente teeltondersteunende voorziening’ uitsluitend ten behoeve van de bouw van permanente teeltondersteunende voorzieningen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a De wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’.
b Het is niet mogelijk binnen het bestaande bouwvlak permanente teeltondersteunende voorzieningen te realiseren.
c De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak.
d
De totale oppervlakte van het bouwvlak mag niet
meer bedragen dan
e
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan
f De wijziging dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel bedrijf.
g Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij de AAB.
h De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’ en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’ mag niet worden belemmerd of worden aangetast.
i Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door de gemeente geaccordeerd beplantingsplan, deze inspanning telt mee voor de invulling van het bepaalde onder j.
j De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorische en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
k De uitvoering van de landschappelijke inpassing dient te worden gegarandeerd middels een overeenkomst tussen de gemeente en de initiatiefnemer.
l De wijziging dient hydrologisch neutraal zijn. Hiervoor wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bouwvlak en door middel van het toekennen van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – sleufsilo’s en kuilvoerplaten’ uitsluitend ten behoeve van de realisatie van sleufsilo’s en kuilvoerplaten, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a De wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’.
b Het is niet mogelijk de sleufsilo’s en/of kuilvoerplaten binnen het bestaande bouwvlak te realiseren.
c De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak.
d
Ten behoeve van de sleufsilo’s en/of kuilvoerplaten
mag het bouwvlak worden vergroot met een maximum van
e De wijziging dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel bedrijf.
f Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij de AAB.
g De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’ en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’ mag niet worden belemmerd of worden aangetast.
h Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door de gemeente geaccordeerd beplantingsplan, deze inspanning telt mee voor de invulling van het bepaalde onder i.
i De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorische en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
j De uitvoering van de landschappelijke inpassing dient te worden gegarandeerd middels een overeenkomst tussen de gemeente en de initiatiefnemer.
k De wijziging dient hydrologisch neutraal zijn. Hiervoor wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in die zin dat de aanduidingen ‘glastuinbouw’, ‘intensieve veehouderij’ met bijbehorende aanduiding ‘maximum oppervlakte intensieve veehouderij (m²)’, ‘intensieve kwekerij’ en/of ‘specifieke vorm van agrarisch – permanente teeltondersteunende voorziening’ worden verwijderd en tevens indien noodzakelijk het bouwvlak wordt verkleind indien de betreffende bedrijfsvoering ter plaatse is beëindigd en/of is omgeschakeld naar grondgebonden agrarische bedrijfsvoering.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vestiging van agrarisch aanverwante of niet-agrarische functies, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a Wijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van het bouwvlak.
b Wijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwings-concentratie’, behalve wijziging naar recreatieve, maatschappelijke en/of horeca voorzieningen welke ook buiten deze gebieden zijn toegestaan.
c Het agrarisch bedrijf, niet zijnde agrarisch aanverwant, ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk.
d
Het bouwvlak wordt verwijderd en de oppervlakte
van het bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan
e
In afwijking van het bepaalde onder d mag, met uitzondering van de gronden ter plaatse van
de aanduiding ‘groenblauwe mantel’, de omvang van het bestemmingsvlak ten
behoeve van een agrarisch aanverwant (agrarisch-technisch hulpbedrijf of agrarisch
verwant bedrijf), horeca, dagrecreatieve en/of maatschappelijke voorziening
niet meer bedragen dan
f De oppervlakte aan bebouwing ten behoeve van de agrarisch aanverwante of niet-agrarische functie per vrijgekomen agrarische bedrijfslocatie dient door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht te worden tot de onder g genoemde oppervlakte, waarbij cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en monumenten ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ gehandhaafd dienen te blijven.
g De volgende niet-agrarische functies, niet zijnde grootschalige voorzieningen, zijn toegestaan:
1
verblijfsrecreatie in de vorm van
groepsaccommodatie tot een oppervlakte van maximaal
2
verblijfsrecreatie in de vorm van appartementen,
waarbij niet meer dan 5 appartementen zijn toegestaan met een totale maximale
oppervlakte van
3
verblijfsrecreatie in de vorm van kleinschalig
kamperen, waarbij niet meer dan 25 standplaatsen zijn toegestaan; standplaatsen
zijn ook in een zone van 100m aansluitend aan het bouwvlak toegestaan, gebouwen
ten behoeve van het kleinschalig kamperen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak
toegestaan tot een oppervlakte van
4
dagrecreatie tot een oppervlakte van maximaal
5
zorgboerderijen tot een oppervlakte van
6
statische binnenopslag tot een oppervlakte van
7
agrarisch technische en overige bedrijven in
categorie 1 of 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten (zie bijlage 1 bij deze
regels) of een naar aard en invloed hiermee gelijk te stellen bedrijf,
uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ tot een
oppervlakte van
8 agrarisch aanverwante bedrijven.
h
Ondergeschikte horeca (inclusief terras), is
toegestaan bij functies zoals genoemd onder sub g onder 1, 4 en 5 waarbij de
oppervlakte aanvullend op de genoemde oppervlakten niet meer mag bedragen dan
i Buitenopslag en opslag in kassen zijn niet toegestaan.
j
Detailhandel en/of een zelfstandige
kantoorvoorziening met baliefunctie is niet toegestaan, uitgezonderd
productiegebonden detailhandel tot maximaal
k De agrarisch aanverwante of niet-agrarische functie mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
l De agrarisch aanverwant of niet-agrarische functie mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben. Parkeren vindt plaats op eigen terrein.
m De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’ en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’ mag niet worden belemmerd of worden aangetast.
n Er is sprake zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door de gemeente geaccordeerd beplantingsplan, deze inspanning telt mee voor de invulling van het bepaalde onder sub o.
o De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorische en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
p De uitvoering van de landschappelijke inpassing dient te worden gegarandeerd middels een overeenkomst tussen de gemeente en de initiatiefnemer.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Wonen’ voor zover het de voormalige agrarische bedrijfswoning betreft, eventueel met een splitsing in maximaal 2 woningen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a Wijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van het bouwvlak.
b Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk.
c Het bouwvlak wordt verwijderd en het bestemmingsvlak ‘Wonen’ bestaat uit de voormalige agrarische bedrijfswoning met bijhorende bijgebouwen, tuinen, erven en verhardingen.
d De voormalige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt waarbij geldt dat:
1
ofwel 10% van de oppervlakte van de te slopen
voormalige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de inhoud van de woning
tot een maximum van
2 cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en monumenten ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ gehandhaafd dienen te blijven.
e Splitsing is alleen toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’.
f
De inhoud van een te splitsen voormalige
bedrijfswoning mag niet minder bedragen dan
g
Bij splitsing mogen maximaal twee volwaardige
wooneenheden ontstaan, met beide een inhoud van ten minste
h Na splitsing mogen de twee wooneenheden niet worden gesloopt en worden vervangen voor twee vrijstaande woningen.
i Het bestaande architectonische karakter van de boerderij en de daaraan te onderkennen cultuurhistorische dan wel beeldbepalende waarden mogen niet worden aangetast.
j De bestaande situering van de voormalige bedrijfswoning mag niet worden gewijzigd en in geval van verbouw mag het bestaande oppervlak van de voormalige bedrijfswoning niet worden vergroot.
k De woning(en) mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfs-voering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
l De woning(en) dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.
m Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door de gemeente geaccordeerd beplantingsplan, deze inspanning telt mee voor de invulling van het bepaalde onder sub n.
n De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorische en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
o De uitvoering van de landschappelijke inpassing dient te worden gegarandeerd middels een overeenkomst tussen de gemeente en de initiatiefnemer.
De voor ‘Agrarisch – Agrarisch aanverwant’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a agrarische verwante en/of agrarisch–technische bedrijven met bijbehorende voorzieningen, zoals opgenomen in de ‘Tabel Agrarisch aanverwante bedrijven’;
b één bestaande bedrijfswoning per bestemmingsvlak;
c aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
d groenvoorzieningen in de vorm van erfbeplanting;
e (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
f water, waterhuishoudkundige en nutsvoorzieningen en poelen;
g extensief recreatief medegebruik;
h behoud en/of herstel van aanwezige cultuurhistorische en/of architectonische waarden van bebouwing en monumenten ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’, ‘specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument’ en/of de ‘specifieke bouwaanduiding – rijksmonument’, waarbij het bepaalde in lid 33.3 van toepassing is.
a Per bestemmingsvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één bedrijf toegestaan.
b Het bestemmingsvlak mag tot maximaal 60% worden bebouwd, met dien verstande dat:
1
de afstand tot de weg waaraan wordt gebouwd niet
minder mag bedragen dan
2
de afstand van gebouwen tot de zijdelingse en/
of achterste perceelsgrenzen niet minder mag bedragen dan
c Bouwwerken, voorzien van een dak, worden met een kap afgedekt waarvan de dakhelling niet minder mag bedragen dan 12º en niet meer mag bedragen dan 45º.
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende voorwaarden:
a
De goothoogte mag niet meer bedragen dan
b
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan
Voor het bouwen van bedrijfswoningen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende voorwaarden:
a
De goothoogte van de bedrijfswoning mag niet
meer bedragen dan
b
De bouwhoogte van de bedrijfswoning mag niet
meer bedragen dan
c
De inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer
bedragen dan
d
De gezamenlijke oppervlakte aan aan- en
uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan
e
De goothoogte van bijgebouwen mag niet meer
bedragen dan
f
De bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer
bedragen dan
g Bijgebouwen mogen niet voor de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning worden gebouwd.
h
De afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de
bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak gelden de volgende voorwaarden:
a
De bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen
voor de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan
b
De bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen
achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan
c
De bouwhoogte van sleufsilo’s mag niet meer
bedragen dan
d
Per bedrijf is niet meer dan één windturbine
toegestaan, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan
e
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, niet zijnde paardenbakken, mag niet meer bedragen dan
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:
a
lid 4.1.1 voor het bouwen van bouwwerken op een afstand van
minder dan
b
lid 4.1.1 voor het bouwen van gebouwen binnen
c lid 4.1.1 voor het bouwen van bouwwerken, voorzien van een dak, met een kap waarvan de dakhelling minder bedraagt dan 12º of een plat dak;
d
lid 4.1.2 voor het bouwen van bedrijfsgebouwen
met een hogere goothoogte tot maximaal
e
lid 4.1.3 voor het bouwen van een bijgebouw op
een afstand van meer dan
f
lid 4. 1.4 voor het bouwen van overige
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een hogere bouwhoogte, waarbij de
toegestane bouwhoogte met maximaal
g lid 4. 1.4. voor het bouwen van paardenbakken, mestplaten en lichtmasten binnen het bestemmingsvlak ten behoeve van het houden van paarden, met dien verstande dat:
1
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde bij paardenbakken niet meer bedraagt dan
2
De oppervlakte per paardenbak niet meer bedraagt
dan
3
Het bouwhoogte van lichtmasten niet meer
bedraagt dan
4 Door middel van een door de gemeente geaccordeerd lichtplan is aangetoond dat het aantal lichtmasten en de uitstraling van het licht wordt beperkt.
5 Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door de gemeente geaccordeerd beplantingsplan.
6 De uitvoering van de landschappelijke inpassing dient te worden gegarandeerd middels een overeenkomst tussen de gemeente en de initiatiefnemer.
Bij ieder bedrijf is productiegebonden detailhandel als
nevenfunctie toegestaan tot een verkoopvloeroppervlakte van
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.1 ten behoeve van het vestigen van een ander soort bedrijf dan is opgenomen in de ‘Tabel Agrarisch aanverwante bedrijven’, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a Alleen agrarisch – technisch hulpbedrijven of agrarisch aanverwante bedrijven, die voorkomen in categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten (zie bijlage 1 bij deze regels), of naar aard en invloed hiermee gelijk te stellen zijn, zijn toegestaan.
b Geluidzoneringsplichtige inrichtingen zijn niet toegestaan.
c Het nieuw te vestigen bedrijf mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bestaande bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
d Het nieuw te vestigen bedrijf mag geen grotere publieks- en/of verkeersaantrekkende werking hebben dan de oorspronkelijk toegestane bedrijfssoort.
e
Er mag geen uitbreiding van bestaande
detailhandel of nieuwvestiging van detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd ter
plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ en/of ‘Kernrandzone’ waar
ondergeschikte detailhandel is toegestaan tot maximaal
f De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.1 voor het toestaan van nevenfuncties, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a De agrarische aanverwante functie is en blijft als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar.
b Het bestemmingsvlak mag ten behoeve van de nevenfunctie niet worden vergroot.
c De volgende nevenfuncties bij het bedrijf zijn toegestaan:
1
verblijfsrecreatie in de vorm van een
groepsaccommodatie tot een oppervlakte van maximaal
2
verblijfsrecreatie in de vorm van appartementen,
waarbij niet meer dan 5 appartementen zijn toegestaan met een totale maximale
oppervlakte van
3
verblijfsrecreatie in de vorm van kleinschalig
kamperen, waarbij niet meer dan 25 standplaatsen zijn toegestaan; standplaatsen
zijn ook in een zone van 100m aansluitend aan het bouwvlak toegestaan, gebouwen
ten behoeve van het kleinschalig kamperen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak
toegestaan tot een oppervlakte van
4
dagrecreatie tot een oppervlakte van maximaal
5
zorgboerderijen tot een oppervlakte van
6
statische binnenopslag tot een oppervlakte van
d
Ondergeschikte horeca (inclusief terras), is
toegestaan bij de vormen van nevenfuncties zoals genoemd onder sub c onder 1, 4
en 5 waarbij de oppervlakte aanvullend op de genoemde oppervlakten, niet meer
mag bedragen dan
e
Bij cumulatie van meerdere vormen van
nevenfuncties bedraagt de totale oppervlakte ter plaatse van de aanduiding
‘bebouwingsconcentratie’ maximaal
f
In afwijking van het bepaalde onder sub e bedraagt de totale oppervlakte
met inbegrip van statische binnenopslag ter plaatse van de aanduiding
‘bebouwingsconcentratie’ maximaal
g Buitenopslag ten behoeve van de nevenfunctie is niet toegestaan.
h De nevenfunctie mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben. Parkeren vindt plaats op eigen terrein.
i De nevenfunctie mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfs-voering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
j Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door de gemeente geaccordeerd beplantingsplan.
k De uitvoering van de landschappelijke inpassing dient te worden gegarandeerd middels een overeenkomst tussen de gemeente en de initiatiefnemer.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vestiging van niet-agrarische functies, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a Wijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwings-concentratie’, behalve wijziging naar recreatieve, maatschappelijke en/of horeca voorzieningen welke ook buiten deze gebieden zijn toegestaan.
b Het agrarisch aanverwante bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk.
c
Het bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan
d
In afwijking van het bepaalde onder sub c mag, met uitzondering van de
gronden ter plaatse van de aanduiding ‘groenblauwe mantel’, de omvang van het
bestemmingsvlak ten behoeve van een agrarisch technisch hulpbedrijf, agrarisch
verwant bedrijf, horeca, dagrecreatieve en/of maatschappelijke voorziening niet
meer bedragen dan
e De oppervlakte aan bebouwing ten behoeve van de niet-agrarische functie per vrijgekomen agrarische bedrijfslocatie dient door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht te worden tot de onder sub f genoemde oppervlakte, waarbij cultuur-historisch waardevolle bebouwing en monumenten ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ gehandhaafd dienen te blijven.
f De volgende niet-agrarische functies zijn toegestaan:
1
verblijfsrecreatie in de vorm van
groepsaccommodatie tot een oppervlakte van maximaal
2
verblijfsrecreatie in de vorm van appartementen,
waarbij niet meer dan 5 appartementen zijn toegestaan met een totale maximale
oppervlakte van
3
verblijfsrecreatie in de vorm van kleinschalig
kamperen, waarbij niet meer dan 25 standplaatsen zijn toegestaan; standplaatsen
zijn ook in een zone van 100m aansluitend aan het bouwvlak toegestaan, gebouwen
ten behoeve van het kleinschalig kamperen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak
toegestaan tot een oppervlakte van
4
dagrecreatie tot een oppervlakte van maximaal
5
zorgboerderijen tot een oppervlakte van
6
statische binnenopslag tot een oppervlakte van
g
Ondergeschikte horeca (inclusief terras), is
toegestaan bij de vormen van nevenfuncties zoals genoemd onder sub f onder 1, 4
en 5 waarbij de oppervlakte aanvullend op de genoemde oppervlakten niet meer mag bedragen dan
h Buitenopslag en opslag in kassen zijn niet toegestaan.
i
Detailhandel en/of een zelfstandige
kantoorvoorziening met baliefunctie is niet toegestaan, uitgezonderd productiegebonden
detailhandel tot maximaal
j De niet-agrarische functie mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
k De niet-agrarische functie mag geen onevenredige publieks- en/of verkeers-aantrekkende werking tot gevolg hebben. Parkeren vindt plaats op eigen terrein.
l De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindings-zone’ en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’ mag niet worden belemmerd of worden aangetast.
m Er is sprake zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door de gemeente geaccordeerd beplantingsplan, deze inspanning telt mee voor de invulling van het bepaalde onder sub n.
n De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorische en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
o De uitvoering van de landschappelijke inpassing dient te worden gegarandeerd middels een overeenkomst tussen de gemeente en de initiatiefnemer.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Wonen’ voor zover het de voormalige bedrijfswoning betreft, eventueel met een splitsing in maximaal 2 woningen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a Het agrarisch aanverwante bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk.
b Het bestemmingsvlak ‘Wonen’ bestaat uit de voormalige bedrijfswoning met bijhorende bijgebouwen, tuinen, erven en verhardingen.
c De voormalige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt waarbij geldt dat:
1
ofwel 10% van de oppervlakte van de te slopen
voormalige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de inhoud van de woning
tot een maximum van
2 cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en monumenten ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ gehandhaafd dienen te blijven.
d Splitsing is alleen toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’.
e
De inhoud van een te splitsen voormalige
bedrijfswoning mag niet minder bedragen dan
f
Bij splitsing mogen maximaal twee volwaardige
wooneenheden ontstaan, met beide een inhoud van ten minste
g Na splitsing mogen de twee wooneenheden niet worden gesloopt en worden vervangen voor twee vrijstaande woningen.
h Het bestaande architectonische karakter van de boerderij en de daaraan te onderkennen cultuurhistorische dan wel beeldbepalende waarden mogen niet worden aangetast.
i De bestaande situering van de voormalige bedrijfswoning mag niet worden gewijzigd en in geval van verbouw mag het bestaande oppervlak van de voormalige bedrijfswoning niet worden vergroot.
j De woning(en) mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfs-voering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
k De woning(en) dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.
l Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door de gemeente geaccordeerd beplantingsplan, deze inspanning telt mee voor de invulling van het bepaalde onder sub m.
m De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorische en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
n De uitvoering van de landschappelijke inpassing dient te worden gegarandeerd middels een overeenkomst tussen de gemeente en de initiatiefnemer.
Tabel Agrarisch
aanverwante bedrijven
Code |
Adres |
Soort bedrijf |
‘paardenhouderij’ |
Maasveld 10 |
paardenhouderij |
‘specifieke vorm van agrarisch
- hondenkennel/ asiel’ |
Wijnruimerweg 1 |
hondenkennel/asiel |
‘specifieke vorm van agrarisch –
loonwerkbedrijf met ondergeschikte verhuur’ |
Kapellaan 12-14 |
loonwerkbedrijf met als nevenactiviteit aan het
loonwerk-bedrijf gerelateerde onderschikte verhuuractiviteiten |
De voor ‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a duurzaam agrarisch grondgebruik, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen;
b grondgebonden agrarische bedrijven met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding:
1 ‘intensieve veehouderij’ tevens intensieve veehouderijen zijn toegestaan;
2 ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – schapenhouderij’ tevens een schapenhouderij is toegestaan;
waarbij niet meer dan één agrarisch bedrijf aanwezig mag zijn per bouwvlak;
c één bedrijfswoning per bouwvlak met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ het aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan is aangegeven;
d aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
e tevens een agrarisch loonbedrijf ter plaatse van de aanduiding ‘agrarisch loonbedrijf’;
f tevens dagrecreatieve voorzieningen in de vorm van boerengolf en oud Hollandse spelen ter plaatse van de aanduiding ‘dagrecreatie’;
g tevens statische binnenopslag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘opslag’;
h tevens verkoop van eieren ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden - eierverkoop’;
i tevens een paardenbak ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – paardenbak’;
j tevens een recreatieve paardenhouderij ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – recreatieve paardenhouderij’;
k tevens een schuilstal ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – schuilstal’;
l tevens huisverkoop ter plaatse van de aanduiding ‘verkoop eigen producten’;
m tevens een voorziening ten behoeve van waterberging ter plaatse van de aanduiding ‘waterberging’;
n groenvoorzieningen in de vorm van erfbeplanting;
o (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
p water, waterhuishoudkundige en nutsvoorzieningen en poelen;
q extensief recreatief medegebruik;
r behoud en/of herstel van aanwezige cultuurhistorische en/of architectonische waarden van bebouwing en monumenten ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’, ‘specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument’ en/of de ‘specifieke bouwaanduiding – rijksmonument’, waarbij het bepaalde in lid 33.3 van toepassing is;
s een (zoekgebied voor een) ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’, waarbij het bepaalde in lid 33.2 van toepassing is;
t een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’, waarbij het bepaalde in lid 33.2 van toepassing is.
u behoud, herstel en/of ontwikkeling van:
1 aardkundig waardevolle gebieden ter plaatse van de aanduiding ‘aardkundig waardevol gebied’;
2 cultuurhistorische waardevolle gebieden ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorisch waardevol gebied’;
3 het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden ter plaatse van de aanduiding ‘groenblauwe mantel’;
4 de landschappelijke openheid ter plaatse van de aanduiding ‘openheid’;
waarbij het bepaalde in lid 33.2 van toepassing is.
a Per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één agrarisch bedrijf toegestaan, indien tussen bouwvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven worden deze bouwvlakken aangemerkt als één bouwvlak.
b Gebouwen zijn uitsluitend binnen een bouwvlak toegestaan tenzij anders is bepaald.
c Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, met dien verstande dat:
1
de afstand tot de weg waaraan wordt gebouwd mag
niet minder bedragen dan
2
de afstand van gebouwen tot de zijdelingse en/
of achterste perceelsgrenzen niet minder mag bedragen dan
d Bouwwerken, voorzien van een dak, worden met een kap afgedekt waarvan de dakhelling niet minder mag bedragen dan 12º en niet meer mag bedragen dan 45º.
e Voor een geiten- of schapenhouderij geldt tot 1 juni 2013 dat het vergroten van de bebouwing welke op de peildatum 12 december 2009 aanwezig of in uitvoering was dan wel gebouwd mag worden krachtens een onherroepelijk verleende vergunning, niet is toegestaan.
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende voorwaarden:
a
De goothoogte mag niet meer bedragen dan
b
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan
c De gezamenlijke oppervlakte aan bebouwing ten behoeve van intensieve veehouderij ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone – extensiveringsgebied’ mag per bouwvlak niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum oppervlakte intensieve veehouderij (m²)’ is aangegeven.
d Teeltondersteunende kassen mogen, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding ‘groenblauwe mantel’, worden gebouwd met dien verstande dat:
1
De oppervlakte mag niet meer bedragen dan
2
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan
Voor het bouwen van bedrijfswoningen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende voorwaarden:
a
De goothoogte van de bedrijfswoning mag niet
meer bedragen dan
b
De bouwhoogte van de bedrijfswoning mag niet
meer bedragen dan
c
De inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer
bedragen dan
d Ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ zijn uitsluitend twee-aaneen gebouwde woningen toegestaan waarbij de inhoud niet meer mag bedragen dan bestaand.
e Ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal bedrijfswoningen’ mag het aantal bedrijfswoningen niet meer bedragen dan is aangegeven.
f
De gezamenlijke oppervlakte aan aan- en
uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan
g
De goothoogte van bijgebouwen mag niet meer
bedragen dan
h
De bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer
bedragen dan
i Bijgebouwen mogen niet voor de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning worden gebouwd.
j
De afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de
bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan
Voor het bouwen van kassen ter plaatse van de aanduiding ‘glastuinbouw’ gelden de volgende voorwaarden:
a
De goothoogte mag niet meer bedragen dan
b
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan
c
De oppervlakte mag niet meer bedragen dan
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak gelden de volgende voorwaarden:
a
De bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen
voor de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan
b
De bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen
achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan
c
De bouwhoogte van torensilo’s mag niet meer
bedragen dan
d
De bouwhoogte van mestsilo’s mag niet meer
bedragen dan
e
De bouwhoogte van sleufsilo’s mag niet meer
bedragen dan
f
De bouwhoogte van teeltondersteunende
voorzieningen mag niet meer bedragen dan
g
Per bedrijf is niet meer dan één windturbine
toegestaan, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan
h
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, niet zijnde paardenbakken, mag niet meer bedragen dan
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak gelden de volgende voorwaarden:
a Teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan.
b
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:
a
lid 5.2.1 voor het bouwen van bouwwerken op een
afstand van minder dan
b
lid 5.2.1 voor het bouwen van gebouwen binnen
c lid 5.2.1 voor het bouwen van bouwwerken, voorzien van een dak, met een kap waarvan de dakhelling minder bedraagt dan 12º of een plat dak, of meer bedraagt dan 45º in geval van tentstallen en luchtwassers;
d
lid 5.2.2 voor het bouwen van bedrijfsgebouwen
met een hogere goothoogte tot maximaal
e
lid 5.2.2 voor het bouwen van teeltondersteunende
kassen met een grotere oppervlakte tot maximaal
f
lid 5.2.2 voor het bouwen van een
teeltondersteunende kas met een hogere bouwhoogte tot maximaal
g
lid 5.2.3 voor het bouwen van een bijgebouw op
een afstand van meer dan
h
lid 5.2.5 voor het bouwen van torensilo’s met
een hogere bouwhoogte tot maximaal
i
lid 5.2.5 voor het bouwen van overige
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een hogere bouwhoogte, waarbij de
toegestane bouwhoogte met maximaal
j lid 5.2.5. voor het bouwen van paardenbakken en mestplaten binnen het bouwvlak ten behoeve van het houden van paarden, met dien verstande dat:
1 De bouw niet plaatsvindt ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische hoofd-structuur (EHS)’.
2
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde bij paardenbakken niet meer bedraagt dan
3
De oppervlakte per paardenbak niet meer bedraagt
dan
4 Lichtmasten niet worden toegestaan.
5 Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door de gemeente geaccordeerd beplantingsplan.
6 De uitvoering van de landschappelijke inpassing dient te worden gegarandeerd middels een overeenkomst tussen de gemeente en de initiatiefnemer.
k lid 5.2.6. voor de bouw van een dierenverblijf, met dien verstande dat:
1
Een
dierenverblijf is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘kernrandzone’.
2
De
oppervlakte van het bouwperceel bedraagt minimaal
3
De
goothoogte mag niet meer bedragen dan
4
De
bouwhoogte mag niet meer bedragen dan
5
De
oppervlakte mag niet meer bedragen dan
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.2.6 voor het bouwen van tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan
b
De oppervlakte van overige teeltondersteunende
voorzieningen mag niet meer bedragen dan
c De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
Het
gebruiken of laten gebruiken van een bedrijfswoning als plattelandswoning.
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de gronden buiten het bouwvlak voor tijdelijke en/of overige teeltondersteunende voorzieningen, voor zover deze geen bouwwerken zijn.
Bij ieder agrarisch bedrijf is productiegebonden detailhandel
als nevenfunctie toegestaan tot een verkoopvloeroppervlakte van
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.1 voor het gebruik van bestaande bedrijfsgebouwen ten behoeve van de huisvesting van seizoensarbeiders, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a Huisvesting in bedrijfsgebouwen is alleen toegestaan als de huisvesting niet geregeld kan worden in de eigen bedrijfswoning.
b Huisvesting in bedrijfsgebouwen mag uitsluitend worden gebruikt voor de huisvesting van personen, wier huisvesting daar ter plaatse gelet op de bestemming van het gebouw of terrein noodzakelijk is vanwege een tijdelijk grote arbeidsbehoefte.
c Huisvesting mag maximaal 9 maanden duren.
d Per
bouwvlak mag maximaal
e Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.
a Het is verboden meer dan één bouwlaag van een gebouw te gebruiken voor het houden van dieren ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden.
b Hervestiging van, danwel omschakeling naar een geiten- en schapenhouderij is tot 1 juni 2013 niet toegestaan.
Binnen deze bestemming mogen gronden gebruikt worden ten
behoeve van (kikker en/of padden)poelen, met dien verstande dat de oppervlakte
van een poel niet meer mag bedragen dan
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.1 voor het toestaan van nevenfuncties binnen het bouwvlak bij agrarische bedrijven, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a De agrarische functie op het bouwvlak is en blijft als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar.
b Het bouwvlak mag ten behoeve van de nevenfunctie niet worden vergroot.
c De volgende nevenfuncties bij het agrarisch bedrijf zijn toegestaan per bouwvlak:
1
verblijfsrecreatie in de vorm van een
groepsaccommodatie tot een oppervlakte van maximaal
2
verblijfsrecreatie in de vorm van appartementen,
waarbij niet meer dan 5 appartementen zijn toegestaan met een totale maximale
oppervlakte van
3
verblijfsrecreatie in de vorm van kleinschalig
kamperen, waarbij niet meer dan 25 standplaatsen zijn toegestaan; standplaatsen
zijn ook in een zone van 100m aansluitend aan het bouwvlak toegestaan, gebouwen
ten behoeve van het kleinschalig kamperen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak
toegestaan tot een oppervlakte van
4
dagrecreatie tot een oppervlakte van maximaal
5
zorgboerderijen tot een oppervlakte van
6
statische binnenopslag tot een oppervlakte van
7
agrarisch technische en overige bedrijven in
categorie 1 of 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten (zie bijlage 1 bij deze
regels) of een naar aard en invloed hiermee gelijk te stellen bedrijf,
uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ tot een
oppervlakte van
8
agrarisch aanverwante bedrijven in categorie 1
of 2 van de Staat van bedrijfs-activiteiten (zie bijlage 1 bij deze regels) of
een naar aard en invloed hiermee gelijk te stellen bedrijf, uitsluitend ter plaatse
van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ tot een oppervlakte van
d
Ondergeschikte horeca (inclusief terras), is
toegestaan bij de vormen van nevenfuncties zoals genoemd onder sub c onder 1,4
en 5 waarbij de oppervlakte aanvullend op de genoemde oppervlakten, niet meer
mag bedragen dan
e
Bij cumulatie van meerdere vormen van
nevenfuncties bedraagt de totale oppervlakte ter plaatse van de aanduiding
‘bebouwingsconcentratie’ maximaal
f
In afwijking van het bepaalde onder sub e bedraagt de totale oppervlakte
met inbegrip van statische binnenopslag ter plaatse van de aanduiding
‘bebouwingsconcentratie’ maximaal
g Buitenopslag ten behoeve van de nevenfunctie is niet toegestaan.
h De nevenfunctie mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben. Parkeren vindt plaats op eigen terrein.
i De nevenfunctie mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfs-voering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
j Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door de gemeente geaccordeerd beplantingsplan. Indien de nevenfunctie plaatsvindt op een locatie welke gelegen is ter plaatse van de aanduiding ‘groenblauwe mantel’, dient tevens een positieve bijdrage geleverd te worden aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische, hydrologische en landschappelijke waarden en kenmerken.
k De uitvoering van de landschappelijke inpassing dient te worden gegarandeerd middels een overeenkomst tussen de gemeente en de initiatiefnemer.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.4.2 voor het gebruik van de gronden voor tijdelijke en/of overige teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak voor zover deze geen bouwwerken zijn, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan
b
De oppervlakte van overige teeltondersteunende
voorzieningen mag niet meer bedragen dan
c De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.1 voor het gebruik van bestaande bedrijfsgebouwen ten behoeve van de huisvesting van seizoensarbeiders, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a Huisvesting in bedrijfsgebouwen is alleen toegestaan als de huisvesting niet geregeld kan worden in de eigen bedrijfswoning.
b Huisvesting in bedrijfsgebouwen mag uitsluitend worden gebruikt voor de huisvesting van personen, wier huisvesting daar ter plaatse gelet op de bestemming van het gebouw of terrein noodzakelijk is vanwege een tijdelijk grote arbeidsbehoefte.
c Huisvesting mag maximaal 9 maanden duren.
d Per
bouwvlak mag maximaal
e Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.4.1 voor het gebruik van een voormalige agrarische bedrijfswoning als plattelandswoning, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a
De
woning ligt binnen het agrarisch bouwvlak.
b
Het
agrarisch bedrijf binnen het agrarisch bouwvlak is in werking.
c
De
woning ondervindt geen onevenredige milieubelemmeringen op de aspecten geluid,
trilling, fijnstof of verkeer.
d
De
activiteit belemmert geen andere activiteiten in de omgeving.
e
Er ontstaat geen onevenredige hinder op het
gebied van milieu, infrastructuur, landschap, ecologie, hydrologie en
archeologie.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vormverandering van het bouwvlak, waarbij de totale oppervlakte van het bouwvlak niet mag worden vergroot, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a Deze wijziging is niet toegestaan voor intensieve veehouderijen ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’.
b De totale oppervlakte van het bouwvlak niet mag worden vergroot.
c De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’ en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’ mag niet worden belemmerd of worden aangetast.
d Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door de gemeente geaccordeerd beplantingsplan, deze inspanning telt mee voor de invulling van het bepaalde onder sub e.
e De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorische en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
f De uitvoering van de landschappelijke inpassing dient te worden gegarandeerd middels een overeenkomst tussen de gemeente en de initiatiefnemer.
g De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bouwvlak bij grondgebonden agrarische bedrijven en overige niet-grondgebonden agrarische bedrijven, niet zijnde intensieve veehouderijen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a
Voor grondgebonden agrarische bedrijven geldt,
naast de voorwaarden genoemd onder sub c, dat vergroting van het bouwvlak is
toegestaan tot een maximum van
b
Voor overige niet-grondgebonden agrarische bedrijven
ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve kwekerij’ geldt, naast de voorwaarden
genoemd onder sub c, dat vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een
maximum van
c Naast de hiervoor per type agrarisch bedrijf aangegeven voorwaarden, gelden de volgende algemene voorwaarden:
1 De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak.
2 De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel bedrijf.
3 Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.
4 Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij de AAB.
5 De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’ en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’ mag niet worden belemmerd of worden aangetast.
6 Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door de gemeente geaccordeerd beplantingsplan, deze inspanning telt mee voor de invulling van het bepaalde onder sub 8.
7 In afwijking van het bepaalde in lid 6 dient, indien de wijziging plaatsvindt op een locatie welke gelegen is ter plaatse van de aanduiding ‘groenblauwe mantel’, tevens een positieve bijdrage geleverd te worden aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische, hydrologische en landschappelijke waarden en kenmerken door ten minste 10% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak ten behoeve van de niet-agrarische functie aan te wenden voor landschappelijke inpassing rondom de locatie danwel elders in het plangebied.
8 De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorische en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
9 De uitvoering van de landschappelijke inpassing dient te worden gegarandeerd middels een overeenkomst tussen de gemeente en de initiatiefnemer.
10 De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
11 De vergroting dient hydrologisch neutraal zijn. Hiervoor wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bouwvlak en door middel van het toekennen van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – permanente teeltondersteunende voorziening’ uitsluitend ten behoeve van de bouw van permanente teeltondersteunende voorzieningen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a De wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘groenblauwe mantel’ en ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’.
b Het is niet mogelijk binnen het bestaande bouwvlak permanente teeltondersteunende voorzieningen te realiseren.
c De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak.
d
De totale oppervlakte van het bouwvlak mag niet
meer bedragen dan
e
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan
f De wijziging dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel bedrijf.
g Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij de AAB.
h De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’ en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’ mag niet worden belemmerd of worden aangetast.
i Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door de gemeente geaccordeerd beplantingsplan, deze inspanning telt mee voor de invulling van het bepaalde onder sub j.
j De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorische en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
k De uitvoering van de landschappelijke inpassing dient te worden gegarandeerd middels een overeenkomst tussen de gemeente en de initiatiefnemer.
l De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
m De wijziging dient hydrologisch neutraal zijn. Hiervoor wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bouwvlak en door middel van het toekennen van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – sleufsilo’s en kuilvoerplaten’ uitsluitend ten behoeve van de realisatie van sleufsilo’s en kuilvoerplaten, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a De wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’.
b Het is niet mogelijk de sleufsilo’s en/of kuilvoerplaten binnen het bestaande bouwvlak te realiseren.
c De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak.
d
Ten behoeve van de sleufsilo’s en/of kuilvoerplaten
mag het bouwvlak worden vergroot met een maximum van
e De wijziging dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel bedrijf.
f Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij de AAB.
g De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’ en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’ mag niet worden belemmerd of worden aangetast.
h Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door de gemeente geaccordeerd beplantingsplan, deze inspanning telt mee voor de invulling van het bepaalde onder sub i.
i De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorische en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
j De uitvoering van de landschappelijke inpassing dient te worden gegarandeerd middels een overeenkomst tussen de gemeente en de initiatiefnemer.
k De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
l De wijziging dient hydrologisch neutraal zijn. Hiervoor wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in die zin dat de aanduidingen ‘glastuinbouw’, ‘intensieve veehouderij’ met bijbehorende aanduiding ‘maximum oppervlakte intensieve veehouderij (m²)’, ‘intensieve kwekerij’ en/of ‘specifieke vorm van agrarisch – permanente teeltondersteunende voorziening’ worden verwijderd en tevens indien noodzakelijk het bouwvlak wordt verkleind indien de betreffende bedrijfsvoering ter plaatse is beëindigd en/of is omgeschakeld naar grondgebonden agrarische bedrijfsvoering.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vestiging van agrarisch aanverwante of niet-agrarische functies, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a Wijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van het bouwvlak.
b Wijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwings-concentratie’, behalve wijziging naar recreatieve, maatschappelijke en/of horeca voorzieningen welke ook buiten deze gebieden zijn toegestaan.
c Het agrarisch bedrijf, niet zijnde agrarisch aanverwant, ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk.
d
Het bouwvlak wordt verwijderd en de oppervlakte
van het bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan
e
In afwijking van het bepaalde onder sub d mag, met uitzondering van de gronden ter plaatse van
de aanduiding ‘groenblauwe mantel’, de omvang van het bestemmingsvlak ten
behoeve van een agrarisch aanverwant (agrarisch-technisch hulpbedrijf of agrarisch
verwant bedrijf), horeca, dagrecreatieve en/of maatschappelijke voorziening
niet meer bedragen dan
f De oppervlakte aan bebouwing ten behoeve van de agrarisch aanverwante of niet-agrarische functie per vrijgekomen agrarische bedrijfslocatie dient door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht te worden tot de onder sub g genoemde oppervlakte, waarbij cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en monumenten ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ gehandhaafd dienen te blijven.
g De volgende niet-agrarische functies, niet zijnde grootschalige voorzieningen, zijn toegestaan:
1
verblijfsrecreatie in de vorm van
groepsaccommodatie tot een oppervlakte van maximaal
2
verblijfsrecreatie in de vorm van appartementen,
waarbij niet meer dan 5 appartementen zijn toegestaan met een totale maximale
oppervlakte van
3
verblijfsrecreatie in de vorm van kleinschalig
kamperen, waarbij niet meer dan 25 standplaatsen zijn toegestaan; standplaatsen
zijn ook in een zone van 100m aansluitend aan het bouwvlak toegestaan, gebouwen
ten behoeve van het kleinschalig kamperen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak
toegestaan tot een oppervlakte van
4
dagrecreatie tot een oppervlakte van maximaal
5
zorgboerderijen tot een oppervlakte van
6
statische binnenopslag tot een oppervlakte van
7
agrarisch technische en overige bedrijven in
categorie 1 of 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten (zie bijlage 1 bij deze
regels) of een naar aard en invloed hiermee gelijk te stellen bedrijf,
uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ tot een
oppervlakte van
8 agrarisch aanverwante bedrijven, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ‘groenblauwe mantel’ uitsluitend bedrijven in categorie 1 of 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten (zie bijlage 1 bij deze regels) of een naar aard en invloed hiermee gelijk te stellen bedrijf zijn toegestaan.
h
Ondergeschikte horeca (inclusief terras), is
toegestaan bij functies zoals genoemd onder sub g onder 1, 4 en 5 waarbij de
oppervlakte aanvullend op de genoemde oppervlakten niet meer mag bedragen dan
i Buitenopslag en opslag in kassen zijn niet toegestaan.
j
Detailhandel en/of een zelfstandige
kantoorvoorziening met baliefunctie is niet toegestaan, uitgezonderd
productiegebonden detailhandel tot maximaal
k De agrarisch aanverwante of niet-agrarische functie mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
l De agrarisch aanverwant of niet-agrarische functie mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben. Parkeren vindt plaats op eigen terrein.
m De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’ en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’ mag niet worden belemmerd of worden aangetast.
n Er is sprake zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door de gemeente geaccordeerd beplantingsplan, deze inspanning telt mee voor de invulling van het bepaalde onder sub o.
o In afwijking van het bepaalde onder sub n dient, indien de wijziging plaatsvindt op een locatie welke gelegen is ter plaatse van de aanduiding ‘groenblauwe mantel’, tevens een positieve bijdrage geleverd te worden aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische, hydrologische en landschappelijke waarden en kenmerken door ten minste 10% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak ten behoeve van de niet-agrarische functie aan te wenden voor landschappelijke inpassing rondom de locatie danwel elders in het plangebied.
p De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorische en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
q De uitvoering van de landschappelijke inpassing dient te worden gegarandeerd middels een overeenkomst tussen de gemeente en de initiatiefnemer.
r De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Wonen’ voor zover het de voormalige agrarische bedrijfswoning betreft, eventueel met een splitsing in maximaal 2 woningen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a Wijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van het bouwvlak.
b Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk.
c Het bouwvlak wordt verwijderd en het bestemmingsvlak ‘Wonen’ bestaat uit de voormalige agrarische bedrijfswoning met bijhorende bijgebouwen, tuinen, erven en verhardingen.
d De voormalige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt waarbij geldt dat:
1
ofwel 10% van de oppervlakte van de te slopen
voormalige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de inhoud van de woning
tot een maximum van
2 cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en monumenten ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ gehandhaafd dienen te blijven.
e Splitsing is alleen toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’.
f
De inhoud van een te splitsen voormalige
bedrijfswoning mag niet minder bedragen dan
g
Bij splitsing mogen maximaal twee volwaardige
wooneenheden ontstaan, met beide een inhoud van ten minste
h Na splitsing mogen de twee wooneenheden niet worden gesloopt en worden vervangen voor twee vrijstaande woningen.
i Het bestaande architectonische karakter van de boerderij en de daaraan te onderkennen cultuurhistorische dan wel beeldbepalende waarden mogen niet worden aangetast.
j De bestaande situering van de voormalige bedrijfswoning mag niet worden gewijzigd en in geval van verbouw mag het bestaande oppervlak van de voormalige bedrijfswoning niet worden vergroot.
k De woning(en) mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfs-voering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
l De woning(en) dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.
m Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door de gemeente geaccordeerd beplantingsplan, deze inspanning telt mee voor de invulling van het bepaalde onder sub n.
n De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorische en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
o De uitvoering van de landschappelijke inpassing dient te worden gegarandeerd middels een overeenkomst tussen de gemeente en de initiatiefnemer.
De voor ‘Agrarisch met waarden – Natuur- en Landschapswaarden’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a duurzaam agrarisch grondgebruik, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen;
b grondgebonden agrarische bedrijven met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding:
1 ‘intensieve veehouderij’ tevens intensieve veehouderijen zijn toegestaan;
waarbij niet meer dan één agrarisch bedrijf aanwezig mag zijn per bouwvlak;
c één bedrijfswoning per bouwvlak met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ het aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan is aangegeven en ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’ geen bedrijfswoning is toegestaan;
d aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
e tevens een caravanstalling uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘caravanstalling’;
f tevens een dagrecreatieve voorziening in de vorm van het bieden van workshops, vergaderingen en/of trainingen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘dag-recreatie’;
g kleinschalig kamperen ter plaatse van de aanduiding ‘kampeerterrein’;
h tevens een parkeerterrein ter plaatse van de aanduiding ‘parkeerterrein’;
i behoud en bescherming van kazematten ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – kazemat’;
j tevens een koffie- en theeschenkerij inclusief de verkoop van streekproducten uitsluitend ter plaatse de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – koffie- en theeschenkerij’;
k een paardenstal uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden - paardenstal’;
l groenvoorzieningen in de vorm van erfbeplanting;
m (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
n water, waterhuishoudkundige en nutsvoorzieningen en poelen;
o extensief recreatief medegebruik;
p behoud en/of herstel van aanwezige cultuurhistorische en/of architectonische waarden van bebouwing en monumenten ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’, ‘specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument’ en/of de ‘specifieke bouwaanduiding – rijksmonument’, waarbij het bepaalde in lid 33.3 van toepassing is;
q een (zoekgebied voor een) ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’, waarbij het bepaalde in lid 33.2 van toepassing is;
r een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’, waarbij het bepaalde in lid 33.2 van toepassing is.
s behoud, herstel en/of ontwikkeling van:
1 aardkundig waardevolle gebieden ter plaatse van de aanduiding ‘aardkundig waardevol gebied’;
2 cultuurhistorische waardevolle gebieden ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorisch waardevol gebied’;
3 het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden ter plaatse van de aanduiding ‘groenblauwe mantel’;
4 kwetsbare soorten ter plaatse van de aanduiding ‘kwetsbare soorten’;
5 natuur ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische hoofdstructuur (EHS)’;
6 struweelvogels ter plaatse van de aanduiding ‘struweelvogels’;
7 de landschappelijke openheid ter plaatse van de aanduiding ‘openheid’;
waarbij het bepaalde in lid 33.2 van toepassing is.
a Per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één agrarisch bedrijf toegestaan, indien tussen bouwvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven worden deze bouwvlakken aangemerkt als één bouwvlak.
b Gebouwen zijn uitsluitend binnen een bouwvlak toegestaan tenzij anders is bepaald.
c Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, met dien verstande dat:
1
de afstand tot de weg waaraan wordt gebouwd mag
niet minder bedragen dan
2
de afstand van gebouwen tot de zijdelingse en/
of achterste perceelsgrenzen niet minder mag bedragen dan
d Bouwwerken, voorzien van een dak, worden met een kap afgedekt waarvan de dakhelling niet minder mag bedragen dan 12º en niet meer mag bedragen dan 45º.
e Voor een geiten- of schapenhouderij geldt tot 1 juni 2013 dat het vergroten van de bebouwing welke op de peildatum 12 december 2009 aanwezig of in uitvoering was dan wel gebouwd mag worden krachtens een onherroepelijk verleende vergunning, niet is toegestaan.
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende voorwaarden:
a
De goothoogte mag niet meer bedragen dan
b
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan
c De gezamenlijke oppervlakte aan bebouwing ten behoeve van intensieve veehouderij ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone – extensiveringsgebied’ mag per bouwvlak niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum oppervlakte intensieve veehouderij (m²)’ is aangegeven.
d Teeltondersteunende kassen mogen, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding ‘groenblauwe mantel’ en ‘ecologische hoofdstructuur (EHS)’, met dien verstande dat:
1
De oppervlakte mag niet meer bedragen dan
2
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan
Voor het bouwen van bedrijfswoningen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende voorwaarden:
a
De goothoogte van de bedrijfswoning mag niet
meer bedragen dan
b
De bouwhoogte van de bedrijfswoning mag niet
meer bedragen dan
c
De inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer
bedragen dan
d Ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ zijn uitsluitend twee-aaneen gebouwde woningen toegestaan waarbij de inhoud niet meer mag bedragen dan bestaand.
e
De gezamenlijke oppervlakte aan aan- en
uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan
f
De goothoogte van bijgebouwen mag niet meer
bedragen dan
g
De bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer
bedragen dan
h Bijgebouwen mogen niet voor de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning worden gebouwd.
i
De afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de
bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan
Voor het bouwen van kassen ter plaatse van de aanduiding ‘glastuinbouw’ gelden de volgende voorwaarden:
a
De goothoogte mag niet meer bedragen dan
b
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan
c
De oppervlakte mag niet meer bedragen dan
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak gelden de volgende voorwaarden:
a
De bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen
voor de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan
b
De bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen
achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan
c
De bouwhoogte van torensilo’s mag niet meer
bedragen dan
d
De bouwhoogte van mestsilo’s mag niet meer
bedragen dan
e
De bouwhoogte van sleufsilo’s mag niet meer
bedragen dan
f
De bouwhoogte van teeltondersteunende
voorzieningen mag niet meer bedragen dan
g
Per bedrijf is niet meer dan één windturbine
toegestaan, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan
h
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, niet zijnde paardenbakken, mag niet meer bedragen dan
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak gelden de volgende voorwaarden:
a Teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan.
b
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde mag niet meer bedragen dan
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:
a
lid 6.2.1 voor het bouwen van bouwwerken op een
afstand van minder dan
b
lid 6.2.1 voor het bouwen van gebouwen binnen
c lid 6.2.1 voor het bouwen van bouwwerken, voorzien van een dak, met een kap waarvan de dakhelling minder bedraagt dan 12º of een plat dak, of meer bedraagt dan 45º in geval van tentstallen en luchtwassers;
d
lid 6.2.2 voor het bouwen van bedrijfsgebouwen
met een hogere goothoogte tot maximaal
e
lid 6.2.3 voor het bouwen van een bijgebouw op
een afstand van meer dan
f
lid 6.2.5 voor het bouwen van torensilo’s met
een hogere bouwhoogte tot maximaal
g
lid 6.2.5 voor het bouwen van overige bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, met een hogere bouwhoogte, waarbij de toegestane
bouwhoogte met maximaal
l lid 6.2.5 voor het bouwen van paardenbakken en mestplaten binnen het bouwvlak ten behoeve van het houden van paarden, met dien verstande dat:
1 De bouw niet plaatsvindt ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische hoofd-structuur (EHS)’.
2
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde bij paardenbakken niet meer bedraagt dan
3
De oppervlakte per paardenbak niet meer bedraagt
dan
4 Lichtmasten niet worden toegestaan.
5 Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door de gemeente geaccordeerd beplantingsplan.
6 De uitvoering van de landschappelijke inpassing dient te worden gegarandeerd middels een overeenkomst tussen de gemeente en de initiatiefnemer.
Het
gebruiken of laten gebruiken van een bedrijfswoning als plattelandswoning.
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de gronden buiten het bouwvlak voor tijdelijke en/of overige teeltondersteunende voorzieningen.
a
Bij ieder agrarisch bedrijf is productiegebonden
detailhandel als nevenfunctie toegestaan tot een verkoopvloeroppervlakte van
b Het aantal toeristische kampeerplaatsen ter plaatse van de aanduiding ‘kampeer-terrein’ mag niet meer bedragen dan 15.
c
Ter plaatse van de aanduiding ‘dagrecreatie’ is
een dagrecreatieve voorziening in de vorm van het bieden van workshops,
vergaderingen en/of trainingen toegestaan tot een maximum oppervlakte van
d
Ter plaatse de aanduiding ‘specifieke vorm van
agrarisch met waarden – koffie- en theeschenkerij inclusief de verkoop van
streekproducten’ is een koffie- en theeschenkerij inclusief de verkoop van
streekproducten toegestaan tot een maximale oppervlakte van
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 6.1 voor het gebruik van bestaande bedrijfsgebouwen ten behoeve van de huisvesting van seizoensarbeiders, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a Huisvesting in bedrijfsgebouwen is alleen toegestaan als de huisvesting niet geregeld kan worden in de eigen bedrijfswoning.
b Huisvesting in bedrijfsgebouwen mag uitsluitend worden gebruikt voor de huisvesting van personen, wier huisvesting daar ter plaatse gelet op de bestemming van het gebouw of terrein noodzakelijk is vanwege een tijdelijk grote arbeidsbehoefte.
c Huisvesting mag maximaal 9 maanden duren.
d Per
bouwvlak mag maximaal
e Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.
a Het is verboden meer dan één bouwlaag van een gebouw te gebruiken voor het houden van dieren ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden.
b Hervestiging van, danwel omschakeling naar een geiten- en schapenhouderij is tot 1 juni 2013 niet toegestaan.
Binnen deze bestemming mogen gronden gebruikt worden ten
behoeve van (kikker en/of padden)poelen, met dien verstande dat de oppervlakte
van een poel niet meer mag bedragen dan
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 6.1 voor het toestaan van nevenfuncties binnen het bouwvlak bij agrarische bedrijven, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a De agrarische functie op het bouwvlak is en blijft als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar.
b Het bouwvlak mag ten behoeve van de nevenfunctie niet worden vergroot.
c De volgende nevenfuncties bij het agrarisch bedrijf zijn toegestaan per bouwvlak:
1
verblijfsrecreatie in de vorm van een
groepsaccommodatie tot een oppervlakte van maximaal
2
verblijfsrecreatie in de vorm van appartementen,
waarbij niet meer dan 5 appartementen zijn toegestaan met een totale maximale
oppervlakte van
3
verblijfsrecreatie in de vorm van kleinschalig
kamperen, waarbij niet meer dan 25 standplaatsen zijn toegestaan; standplaatsen
zijn ook in een zone van 100m aansluitend aan het bouwvlak toegestaan, gebouwen
ten behoeve van het kleinschalig kamperen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak
toegestaan tot een oppervlakte van
4
dagrecreatie tot een oppervlakte van maximaal
5
zorgboerderijen tot een oppervlakte van
6
statische binnenopslag tot een oppervlakte van
7
agrarisch technische en overige bedrijven in
categorie 1 of 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten (zie bijlage 1 bij deze
regels) of een naar aard en invloed hiermee gelijk te stellen bedrijf,
uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ tot een
oppervlakte van
8
agrarisch aanverwante bedrijven in categorie 1
of 2 van de Staat van bedrijfs-activiteiten (zie bijlage 1 bij deze regels) of
een naar aard en invloed hiermee gelijk te stellen bedrijf, uitsluitend ter
plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ tot een oppervlakte van
d
Ondergeschikte horeca (inclusief terras), is
toegestaan bij de vormen van nevenfuncties zoals genoemd onder sub c onder 1,4
en 5 waarbij de oppervlakte aanvullend op de genoemde oppervlakten, niet meer
mag bedragen dan
e
Bij cumulatie van meerdere vormen van
nevenfuncties bedraagt de totale oppervlakte ter plaatse van de aanduiding
‘bebouwingsconcentratie’ maximaal
f
In afwijking van het bepaalde onder sub e bedraagt de totale oppervlakte
met inbegrip van statische binnenopslag ter plaatse van de aanduiding
‘bebouwingsconcentratie’ maximaal
g Buitenopslag ten behoeve van de nevenfunctie is niet toegestaan.
h De nevenfunctie mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben. Parkeren vindt plaats op eigen terrein.
i De nevenfunctie mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfs-voering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
j Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door de gemeente geaccordeerd beplantingsplan. Indien de nevenfunctie plaatsvindt op een locatie welke gelegen is ter plaatse van de aanduiding ‘groenblauwe mantel’, dient tevens een positieve bijdrage geleverd te worden aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische, hydrologische en landschappelijke waarden en kenmerken.
k De uitvoering van de landschappelijke inpassing dient te worden gegarandeerd middels een overeenkomst tussen de gemeente en de initiatiefnemer.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 6.4.1 voor het gebruik van een voormalige agrarische bedrijfswoning als plattelandswoning, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a
De
woning ligt binnen het agrarisch bouwvlak.
b
Het
agrarisch bedrijf binnen het agrarisch bouwvlak is in werking.
c
De
woning ondervindt geen onevenredige milieubelemmeringen op de aspecten geluid,
trilling, fijnstof of verkeer.
d
De
activiteit belemmert geen andere activiteiten in de omgeving.
e
Er
ontstaat geen onevenredige hinder op het gebied van milieu, infrastructuur,
landschap, ecologie, hydrologie en archeologie.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vormverandering van het bouwvlak, waarbij de totale oppervlakte van het bouwvlak niet mag worden vergroot, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a Deze wijziging is niet toegestaan voor intensieve veehouderijen ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’.
b Deze wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische hoofdstructuur’.
c De totale oppervlakte van het bouwvlak niet mag worden vergroot.
d De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’ en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’ mag niet worden belemmerd of worden aangetast.
e Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door de gemeente geaccordeerd beplantingsplan, deze inspanning telt mee voor de invulling van het bepaalde onder sub e.
f De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorische en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
g De uitvoering van de landschappelijke inpassing dient te worden gegarandeerd middels een overeenkomst tussen de gemeente en de initiatiefnemer.
h De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bouwvlak bij grondgebonden agrarische bedrijven en overige niet-grondgebonden agrarische bedrijven, niet zijnde intensieve veehouderijen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a Deze wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische hoofdstructuur’.
b
Voor grondgebonden agrarische bedrijven geldt,
naast de voorwaarden genoemd onder sub d, dat vergroting van het bouwvlak is
toegestaan tot een maximum van
c
Voor overige niet-grondgebonden agrarische bedrijven
ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve kwekerij’ geldt, naast de voorwaarden
genoemd onder sub d, dat vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een
maximum van
d Naast de hiervoor per type agrarisch bedrijf aangegeven voorwaarden, gelden de volgende algemene voorwaarden:
1 De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak.
2 De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel bedrijf.
3 Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.
4 Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij de AAB.
5 De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’ en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’ mag niet worden belemmerd of worden aangetast.
6 Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door de gemeente geaccordeerd beplantingsplan, deze inspanning telt mee voor de invulling van het bepaalde onder sub d 9.
7 In afwijking van het bepaalde onder sub d 6 dient, indien de wijziging plaatsvindt op een locatie welke gelegen is ter plaatse van de aanduiding ‘groenblauwe mantel’, tevens een positieve bijdrage geleverd te worden aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische, hydrologische en landschappelijke waarden en kenmerken door ten minste 10% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak ten behoeve van de niet-agrarische functie aan te wenden voor landschappelijke inpassing rondom de locatie danwel elders in het plangebied.
8 De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
9 De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorische en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
10 De uitvoering van de landschappelijke inpassing dient te worden gegarandeerd middels een overeenkomst tussen de gemeente en de initiatiefnemer.
11 De vergroting dient hydrologisch neutraal zijn. Hiervoor wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in die zin dat de aanduidingen ‘glastuinbouw’, ‘intensieve veehouderij’ met bijbehorende aanduiding ‘maximum oppervlakte intensieve veehouderij (m²)’ en/of ‘intensieve kwekerij’ worden verwijderd en tevens indien noodzakelijk het bouwvlak wordt verkleind indien de betreffende bedrijfsvoering ter plaatse is beëindigd en/of is omgeschakeld naar grondgebonden agrarische bedrijfsvoering.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vestiging van agrarisch aanverwante of niet-agrarische functies, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a Deze wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische hoofdstructuur’.
b Deze wijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van het bouwvlak.
c Deze wijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwings-concentratie’, behalve wijziging naar recreatieve, maatschappelijke en/of horeca voorzieningen welke ook buiten deze gebieden zijn toegestaan.
d Het agrarisch bedrijf, niet zijnde agrarisch aanverwant, ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk.
e
Het bouwvlak wordt verwijderd en de oppervlakte
van het bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan
f
In afwijking van het bepaalde onder sub d mag, met uitzondering van de gronden ter plaatse van
de aanduiding ‘groenblauwe mantel’, de omvang van het bestemmingsvlak ten
behoeve van een agrarisch aanverwant (agrarisch-technisch hulpbedrijf of agrarisch
verwant bedrijf), horeca, dagrecreatieve en/of maatschappelijke voorziening
niet meer bedragen dan
g De oppervlakte aan bebouwing ten behoeve van de agrarisch aanverwante of niet-agrarische functie per vrijgekomen agrarische bedrijfslocatie dient door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht te worden tot de onder sub g genoemde oppervlakte, waarbij cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en monumenten ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ gehandhaafd dienen te blijven.
h De volgende niet-agrarische functies, niet zijnde grootschalige voorzieningen, zijn toegestaan:
1
verblijfsrecreatie in de vorm van
groepsaccommodatie tot een oppervlakte van maximaal
2
verblijfsrecreatie in de vorm van appartementen,
waarbij niet meer dan 5 appartementen zijn toegestaan met een totale maximale
oppervlakte van
3
verblijfsrecreatie in de vorm van kleinschalig
kamperen, waarbij niet meer dan 25 standplaatsen zijn toegestaan; standplaatsen
zijn ook in een zone van 100m aansluitend aan het bouwvlak toegestaan, gebouwen
ten behoeve van het kleinschalig kamperen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak
toegestaan tot een oppervlakte van
4
dagrecreatie tot een oppervlakte van maximaal
5
zorgboerderijen tot een oppervlakte van
6
statische binnenopslag tot een oppervlakte van
7
agrarisch technische en overige bedrijven in
categorie 1 of 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten (zie bijlage 1 bij deze
regels) of een naar aard en invloed hiermee gelijk te stellen bedrijf,
uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ tot een
oppervlakte van
8 agrarisch aanverwante bedrijven, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ‘groenblauwe mantel’ uitsluitend bedrijven in categorie 1 of 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten (zie bijlage 1 bij deze regels) of een naar aard en invloed hiermee gelijk te stellen bedrijf zijn toegestaan.
i
Ondergeschikte horeca (inclusief terras), is
toegestaan bij functies zoals genoemd onder sub g onder 1, 4 en 5 waarbij de
oppervlakte aanvullend op de genoemde oppervlakten niet meer mag bedragen dan
j Buitenopslag en opslag in kassen zijn niet toegestaan.
k
Detailhandel en/of een zelfstandige
kantoorvoorziening met baliefunctie is niet toegestaan, uitgezonderd
productiegebonden detailhandel tot maximaal
l De agrarisch aanverwante of niet-agrarische functie mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
m De agrarisch aanverwant of niet-agrarische functie mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben. Parkeren vindt plaats op eigen terrein.
n De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindings-zone’ en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’ mag niet worden belemmerd of worden aangetast.
o Er is sprake zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door de gemeente geaccordeerd beplantingsplan, deze inspanning telt mee voor de invulling van het bepaalde onder sub o.
p In afwijking van het bepaalde in lid n dient, indien de wijziging plaatsvindt op een locatie welke gelegen is ter plaatse van de aanduiding ‘groenblauwe mantel’, tevens een positieve bijdrage geleverd te worden aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische, hydrologische en landschappelijke waarden en kenmerken door ten minste 10% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak ten behoeve van de niet-agrarische functie aan te wenden voor landschappelijke inpassing rondom de locatie danwel elders in het plangebied.
q De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorische en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
r De uitvoering van de landschappelijke inpassing dient te worden gegarandeerd middels een overeenkomst tussen de gemeente en de initiatiefnemer.
s De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Wonen’ voor zover het de voormalige agrarische bedrijfswoning betreft, eventueel met een splitsing in maximaal 2 woningen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a Wijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van het bouwvlak.
b Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk.
c Het bouwvlak wordt verwijderd en het bestemmingsvlak ‘Wonen’ bestaat uit de voormalige agrarische bedrijfswoning met bijhorende bijgebouwen, tuinen, erven en verhardingen.
d De voormalige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt waarbij geldt dat:
1
ofwel 10% van de oppervlakte van de te slopen
voormalige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de inhoud van de woning
tot een maximum van
2 cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en monumenten ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ gehandhaafd dienen te blijven.
e Splitsing is alleen toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’.
f
De inhoud van een te splitsen voormalige
bedrijfswoning mag niet minder bedragen dan
g
Bij splitsing mogen maximaal twee volwaardige
wooneenheden ontstaan, met beide een inhoud van ten minste
h Na splitsing mogen de twee wooneenheden niet worden gesloopt en worden vervangen voor twee vrijstaande woningen.
i Het bestaande architectonische karakter van de boerderij en de daaraan te onderkennen cultuurhistorische dan wel beeldbepalende waarden mogen niet worden aangetast.
j De bestaande situering van de voormalige bedrijfswoning mag niet worden gewijzigd en in geval van verbouw mag het bestaande oppervlak van de voormalige bedrijfswoning niet worden vergroot.
k De woning(en) mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfs-voering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
l De woning(en) dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.
m Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door de gemeente geaccordeerd beplantingsplan, deze inspanning telt mee voor de invulling van het bepaalde onder sub n.
n De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorische en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
o De uitvoering van de landschappelijke inpassing dient te worden gegarandeerd middels een overeenkomst tussen de gemeente en de initiatiefnemer.
De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a bedrijven met bijbehorende voorzieningen, zoals opgenomen in de ‘Tabel Bedrijf’;
b bestaande bedrijfswoningen;
c aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
d tevens landschappelijke inpassing in de vorm van erfbeplanting ter plaatse van de aanduiding ‘groen’;
e groenvoorzieningen in de vorm van erfbeplanting;
f (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
g water, waterhuishoudkundige en nutsvoorzieningen.
h behoud en/of herstel van aanwezige cultuurhistorische en/of architectonische waarden van bebouwing en monumenten ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’, ‘specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument’ en/of de ‘specifieke bouwaanduiding – rijksmonument’,waarbij het bepaalde in lid 33.3 van toepassing is.
a Per bestemmingsvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één bedrijf toegestaan, indien tussen bestemmingsvlak de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven worden deze bestemmingsvlakken aangemerkt als één bestemmingsvlak.
b
De afstand van bouwwerken tot de weg waaraan
wordt gebouwd mag niet minder bedragen dan
c
De afstand van gebouwen tot de zijdelingse en/
of achterste perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende voorwaarden:
a De gezamenlijke oppervlakte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan de bestaande gezamenlijke oppervlakte danwel is aangegeven in de ‘Tabel Bedrijf’.
b Gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd. Indien geen bouwvlak is aangegeven zijn gebouwen binnen het gehele bestemmingsvlak toegestaan.
c
De goothoogte mag niet meer bedragen dan
d
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan
e In afwijking van het bepaalde onder sub b en c geldt ter plaatse van de aanduiding:
1
‘specifieke vorm van bedrijf-
2
‘specifieke vorm van bedrijf-
Voor het bouwen van bedrijfswoningen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende voorwaarden:
a Uitsluitend bestaande bedrijfswoningen zijn toegestaan, ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’ is geen bedrijfswoning toegestaan.
b
De goothoogte van de bedrijfswoning mag niet
meer bedragen dan
c
De bouwhoogte van de bedrijfswoning mag niet
meer bedragen dan
d
De inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer
bedragen dan
e
De gezamenlijke oppervlakte van aan- en
uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan
f
De goothoogte van bijgebouwen mag niet meer
bedragen dan
g
De bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer
bedragen dan
h Bijgebouwen mogen niet voor de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning worden gebouwd.
i
De afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de
bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende voorwaarden:
a
De bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen
voor de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan
b
De bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen
achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan
c
Per bedrijf is niet meer dan één windturbine
toegestaan, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan
d
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:
a
lid 7.2.1 voor het bouwen van bouwwerken op een
afstand van minder dan
b
lid 7.2.1 voor het bouwen van gebouwen binnen
c lid 7.2.1 voor het bouwen van bouwwerken, voorzien van een dak, met een kap waarvan de dakhelling minder bedraagt dan 12º of een plat dak;
d
lid 7.2.2 voor het bouwen van bedrijfsgebouwen
met een hogere goothoogte tot maximaal
e
lid 7.2.3 voor het bouwen van een bijgebouw op
een afstand van meer dan
f
lid 7.2.4 voor het bouwen van overige
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een hogere bouwhoogte, waarbij de
toegestane bouwhoogte met maximaal
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 7.2.2 voor een eenmalige uitbreiding van de gezamenlijke oppervlakte van bedrijfsgebouwen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a De uitbreiding is noodzakelijk in verband met de continuïteit van het bedrijf.
b De milieubelasting voor de omgeving wordt minder of blijft ten hoogste gelijk.
c De uitbreiding bedraagt niet meer dan 10% van de bestaande oppervlakte aan bedrijfsbebouwing; als een uitbreiding van 10% uit bedrijfseconomisch oogpunt niet toereikend is, mag dit worden verhoogd tot maximaal 15% met dien verstande dat:
1
voor bedrijven waarvan het oppervlak aan
bebouwing nu nog geen
2
voor het bedrijf ter plaatse van de aanduiding
‘specifieke vorm van bedrijf – 5‘ de gezamenlijke oppervlakte aan
bedrijfsbebouwing in ieder geval mag worden uitgebreid tot maximaal
d Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door de gemeente geaccordeerd beplantingsplan, deze inspanning telt mee voor de invulling van het bepaalde onder sub f.
e In afwijking van het bepaalde onder sub d geldt dat indien de afwijking plaatsvindt op een locatie welke gelegen is ter plaatse van de aanduiding ‘groenblauwe mantel’, tevens een positieve bijdrage geleverd dient te worden aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische, hydrologische en landschappelijke waarden en kenmerken door ten minste 10% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak ten behoeve van het bedrijf aan te wenden voor landschappelijke inpassing rondom de locatie danwel elders in het plangebied.
f De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorische en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor:
a Geluidzoneringsplichtige inrichtingen.
b Opslag ter plaatse van de aanduiding ‘opslag uitgesloten’.
De
gronden en gebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘groen’ mogen overeenkomstig
de bestemmingsomschrijving niet eerder worden gebruikt, dan nadat de
landschappelijke inpassing ter plaatse van de aanduiding ‘groen’ is gerealiseerd
en in stand wordt gehouden.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 7.1 ten behoeve van het vestigen van een ander soort bedrijf dan is opgenomen in de ‘Tabel Bedrijven’, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
g De gezamenlijke oppervlakte van bedrijfsgebouwen mag met niet meer dan 10% worden vergroot.
h Alleen bedrijven, die voorkomen in categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfs-activiteiten (zie bijlage 1 bij deze regels), of naar aard en invloed hiermee gelijk te stellen zijn, zijn toegestaan.
i Geluidzoneringsplichtige inrichtingen zijn niet toegestaan.
j Het nieuw te vestigen bedrijf mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bestaande bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
k Het nieuw te vestigen bedrijf mag geen grotere publieks- en/of verkeersaantrekkende werking hebben dan de oorspronkelijk toegestane bedrijfssoort.
l
Er mag geen uitbreiding van bestaande
detailhandel of nieuwvestiging van detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd ter
plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ en/of ‘Kernrandzone’ waar
ondergeschikte detailhandel is toegestaan tot maximaal
m De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
Binnen deze bestemming is ter plaatse van de aanduiding ‘groen’ een omgevings-vergunning vereist om de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
a Vellen/rooien van houtgewas;
Het in lid 7.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn.
De in lid 7.6.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van het groen, de landschapselementen en de bijbehorende groeiplaats, landschappelijke waarden en natuurwaarden.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ’Wonen’ voor zover het de voormalige bedrijfswoning betreft, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a Het bedrijf ter plaatse is beëindigd en hergebruik is niet langer mogelijk.
b Het bestemmingsvlak wordt verkleind tot de voormalige bedrijfswoning met bijhorende tuinen, erven en verhardingen en de wijziging gelijktijdig plaatsvindt met wijziging van de overige gronden, waarbij deze worden bestemd overeenkomstig de aangrenzende bestemmingen.
c De voormalige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt waarbij geldt dat:
1
ofwel 10% van de oppervlakte van de te slopen
voormalige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de inhoud van de woning
tot een maximum van
2 cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en monumenten ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ gehandhaafd dienen te blijven.
d De woning mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfs-voering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
e De woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.
f Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door de gemeente geaccordeerd beplantingsplan, deze inspanning telt mee voor de invulling van het bepaalde onder sub g.
g De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorische en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
Tabel Bedrijf
Code |
Adres |
Soort bedrijf |
Maximum oppervlakte bebouwing |
specifieke vorm van bedrijf - 1 |
Bosschebaan 2a/ Elftweg |
autoreparatiebedrijf |
|
specifieke vorm van bedrijf -2 |
Bosschebaan 4a |
groothandel horeca-apparatuur |
|
specifieke vorm van bedrijf -3 |
Bosschebaan 4b |
autoreparatiebedrijf |
|
specifieke vorm van bedrijf -4 |
Bosschebaan 9a |
kantoor |
|
specifieke vorm van bedrijf -5 |
Bosschebaan 9 |
motorenhandel |
|
specifieke vorm van bedrijf -6 |
Bosschebaan 13 |
(landbouw)mechanisatiebedrijf |
|
specifieke vorm van bedrijf -7 |
Bosschebaan 19 |
installatiebedrijf |
|
specifieke vorm van bedrijf -8 |
Eksterweg 4 |
autoreparatiebedrijf |
|
specifieke vorm van bedrijf -9 |
Graafschedijk 63 |
aannemersbedrijf |
|
specifieke vorm van bedrijf -10 |
Graafschedijk 69 |
een bedrijf dat zich richt op
grondverzet- en sloopwerkzaamheden, afvalverwerking, opslag en transport van
zand, grind en teelaarde en op recycling van bouw- en sloopafval inclusief
verkoop in het klein als een niet- zelfstandig onderdeel van het bedrijf,
mits de verkoop beperkt blijft tot in het bedrijf geproduceerde bewerkte of
verwerkte goederen. |
|
specifieke vorm van bedrijf -11 |
De Hoeve 17 |
groothandel werkkleding |
|
specifieke vorm van bedrijf -12 |
De Hoeve 23-25 |
veevoederbedrijf en een
bestaande molen |
|
specifieke vorm van bedrijf -13 |
Hondsdijk 1 |
opslag van snelbouwhallen |
|
specifieke vorm van bedrijf -14 |
Hoogeweg 13 |
transportbedrijf |
|
specifieke vorm van bedrijf -15 |
Hoogeweg 19 / Hondsdijk 1a |
timmerbedrijf/installatiebedrijf |
|
specifieke vorm van bedrijf -16 |
Kapellaan 6 |
autogroothandel waarbij
detailhandel is toegestaan tot maximaal 10% van de omzet. |
|
specifieke vorm van bedrijf -17 |
Krekelberg 3 |
Spelverhuur en evenementenorganisatie |
|
specifieke vorm van bedrijf -18 |
Krekelberg 13 |
autoreparatiebedrijf |
|
specifieke vorm van bedrijf -19 |
Maasveld 19 |
verkooppunt motorbrandstoffen
(zonder LPG) |
|
specifieke vorm van bedrijf -20 |
Overlaat 1 - 3 |
aannemersbedrijf in grondwerken,
sloopwerken en bestratingen |
|
specifieke vorm van bedrijf -21 |
Pannestaartweg 2 |
autoreparatiebedrijf |
|
specifieke vorm van bedrijf -22 |
Ten Holtweg 7 |
glaszetter/ schildersbedrijf en
handel in gebruikte en ongeregelde goederen |
|
specifieke vorm van bedrijf -23 |
Torenstraat 6 |
installatiebedrijf |
|
specifieke vorm van bedrijf -24 |
Torenstraat 14 |
ambachtelijke en machinale
meubelmakerij |
|
specifieke vorm van bedrijf -25 |
Torenstraat 15 |
aannemersbedrijf |
|
specifieke vorm van bedrijf -26 |
Torenstraat 23c |
bandenopslag |
|
specifieke vorm van bedrijf -27 |
Torenstraat 23d |
orthopedisch schoenmakerij |
|
specifieke vorm van bedrijf -28 |
Voskeschedwarsstraat 1a |
oliehandel |
|
specifieke vorm van bedrijf -29 |
Wijnroemer 4/ Torenstraat 28 |
opslag/overslag |
|
specifieke vorm van bedrijf -30 |
Vegetascheweg 1 |
ambulancestation |
|
De voor ‘Bedrijf – Gemaal’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a een watergemaal met bijbehorende voorzieningen ten dienste van waterhuis-houdkundig beheer;
b één bedrijfswoning;
c aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
d groenvoorzieningen in de vorm van erfbeplanting;
e (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
f water, waterhuishoudkundige en nutsvoorzieningen;
g nutsvoorzieningen;
h behoud en/of herstel van aanwezige cultuurhistorische en/of architectonische waarden van bebouwing en monumenten ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’, ‘specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument’ en/of de ‘specifieke bouwaanduiding – rijksmonument’, waarbij het bepaalde in lid 33.3 van toepassing is.
a Per bestemmingsvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één bedrijf toegestaan.
b
De afstand van bouwwerken tot de weg waaraan
wordt gebouwd mag niet minder bedragen dan
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende voorwaarden:
a
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan
Voor het bouwen van bedrijfswoningen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende voorwaarden:
a
De goothoogte van de bedrijfswoning mag niet
meer bedragen dan
b
De bouwhoogte van de bedrijfswoning mag niet
meer bedragen dan
c
De inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer
bedragen dan
d
De gezamenlijke oppervlakte van aan- en
uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan
e
De goothoogte van bijgebouwen mag niet meer
bedragen dan
f
De bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer
bedragen dan
g Bijgebouwen mogen niet voor de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning worden gebouwd.
h
De afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de
bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende voorwaarden:
a
De bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen
voor de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan
b
De bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen
achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan
c
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:
a
lid 8.2.1 voor het bouwen van bouwwerken op een
afstand van minder dan
b
lid 8.2.2 voor het bouwen van bedrijfsgebouwen
met een hogere bouwhoogte tot maximaal
c
lid 8.2.3 voor het bouwen van een bijgebouw op
een afstand van meer dan
d
lid 8.2.4 voor het bouwen van bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, met een hogere bouwhoogte, waarbij de toegestane bouwhoogte
met maximaal
De voor ‘Bedrijf – Nutsvoorziening’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a gas-, water- en elektriciteitsvoorzieningen ten algemene nutte;
b groenvoorzieningen in de vorm van erfbeplanting;
c (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
d water, waterhuishoudkundige en nutsvoorzieningen.
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende voorwaarden:
a
De oppervlakte van een bedrijfsgebouw mag niet
meer bedragen dan
b
De goothoogte mag niet meer bedragen dan
c
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt de volgende voorwaarde:
a
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
mag niet meer bedragen dan
De voor ‘Bos’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a behoud, herstel en/of ontwikkeling van het bos en bosgroeiplaats;
b behoud, herstel en/of ontwikkeling van de landschappelijke waarden, ecologische, natuur- en/of cultuurhistorische waarden;
c een kapel uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘religie’;
d behoud en/of herstel van aanwezige cultuurhistorische en/of architectonische waarden van bebouwing en monumenten ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument’, waarbij het bepaalde in lid 33.3 van toepassing is.
e (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
f water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
g extensief recreatief medegebruik.
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende voorwaarden:
a Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
b Uitsluitend de volgende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan:
1
erf-, terrein- en perceelsafscheidingen, waarbij
de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan
2 bouwwerken ten behoeve van het beheer en bouwwerken ten behoeve van extensief recreatief medegebruik, waarbij:
a
De oppervlakte mag niet meer bedragen dan
b
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan
3 bouwwerken ter plaatse van de aanduiding ‘religie’, waarbij:
a
De oppervlakte mag niet meer bedragen dan
b De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6,5 m.
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
a Afgraven, ophogen, vergraven, egaliseren;
b Diepploegen;
c Aanleg, verbreden of verbeteren van sloten, greppels en poelen;
d Dempen van sloten en greppels;
e Dempen van kleine geïsoleerde wateren;
f Vellen/rooien van houtgewas, uitgezonderd erfbeplanting;
g Aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen en leidingen noodzakelijk voor het aansluiten van bouwwerken op het net van openbare nutsvoorzieningen;
h
Aanbrengen van oppervlakteverhardingen van meer
dan
i Aanleggen van paden.
Het in lid 10.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
b reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
De in lid 10.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden.
De voor ‘Groen – Landschapselement’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a behoud, herstel en/of ontwikkeling van landschapselementen in de vorm van houtopstanden, houtwallen en houtsingels en de bijbehorende groeiplaats met landschappelijke, natuur-, ecologische en/of cultuurhistorische waarden;
b tevens een parkeerterrein ter plaatse van de aanduiding ‘parkeerterrein’;
c (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
d water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
e extensief recreatief medegebruik.
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende voorwaarden:
a Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
b Uitsluitend de volgende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan:
1 erf-, terrein- en perceelsafscheidingen;
2 bouwwerken ten behoeve van het beheer;
3 bouwwerken ten behoeve van extensief recreatief medegebruik.
c
De bouwhoogte van erf-, terrein- en
perceelsafscheidingen en/of bouwwerken geen gebouw zijnde ten behoeve van
beheer of extensief recreatief medegebruik mag niet meer bedragen dan
Binnen deze bestemming is een omgevingsvergunning vereist om de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
a Afgraven, ophogen, vergraven, egaliseren;
b Diepploegen;
c Aanleg, verbreden of verbeteren van sloten, greppels en poelen;
d Dempen van sloten en greppels;
e Dempen van kleine geïsoleerde wateren;
f Vellen/rooien van houtgewas, uitgezonderd erfbeplanting;
g Aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen en leidingen noodzakelijk voor het aansluiten van bouwwerken op het net van openbare nutsvoorzieningen;
h
Aanbrengen van oppervlakteverhardingen van meer
dan
i Aanleggen van paden.
Het in lid 11.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
b het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
c reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
De in lid 11.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van het groen, de landschapselementen en de bijbehorende groeiplaats, landschappelijke waarden en natuurwaarden.
De voor ‘Horeca’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a horecavoorzieningen zoals opgenomen in de ‘Tabel Horeca’;
b bestaande bedrijfswoningen;
c aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
d terras, tuinen en erven;
e speelvoorzieningen;
f groenvoorzieningen in de vorm van erfbeplanting;
g (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
h water, waterhuishoudkundige en nutsvoorzieningen;
i behoud, herstel en/of ontwikkeling van natuur ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische hoofdstructuur (EHS)’.
a Per bestemmingsvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één horecabedrijf toegestaan.
b
De afstand van bouwwerken tot de weg waaraan
wordt gebouwd mag niet minder bedragen dan
c
De afstand van gebouwen tot de zijdelingse en/
of achterste perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende voorwaarden:
a De gezamenlijke oppervlakte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan de bestaande gezamenlijke oppervlakte, danwel is aangegeven in de ‘Tabel Horeca’.
b
De goothoogte mag niet meer bedragen dan
c
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan
Voor het bouwen van bedrijfswoningen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende voorwaarden:
a Uitsluitend bestaande bedrijfswoningen zijn toegestaan.
b
De goothoogte van de bedrijfswoning mag niet
meer bedragen dan
c
De bouwhoogte van de bedrijfswoning mag niet
meer bedragen dan
d
De inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer
bedragen dan
e
De gezamenlijke oppervlakte van aan- en
uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan
f
De goothoogte van bijgebouwen mag niet meer
bedragen dan
g
De bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer
bedragen dan
h Bijgebouwen mogen niet voor de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning worden gebouwd.
i
De afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de
bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende voorwaarden:
a
De bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen
voor de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan
b
De bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen
achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan
c
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:
a
lid 12.2.1 voor het bouwen van bouwwerken op een
afstand van minder dan
b
lid 12.2.1 voor het bouwen van gebouwen binnen
c lid 12.2.1 voor het bouwen van bouwwerken, voorzien van een dak, met een kap waarvan de dakhelling minder bedraagt dan 12º of een plat dak;
d lid 12.2.2 het uitbreiden van het bebouwde oppervlakte waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
1 De vergroting is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het bedrijf.
2 De vergroting vindt plaats binnen het bestaande bestemmingsvlak.
3 De vergroting bedraagt maximaal 20% van het bestaande oppervlak.
4 Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door de gemeente geaccordeerd beplantingsplan, deze inspanning telt mee voor de invulling van het bepaalde onder sub 5.
5 De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorische en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
e
lid 12.2.2 voor het bouwen van bedrijfsgebouwen
met een hogere goothoogte tot maximaal
f
lid 12.2.3 voor het bouwen van een bijgebouw op
een afstand van meer dan
g
lid 12.2.4 voor het bouwen van overige bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, met een hogere bouwhoogte, waarbij de toegestane
bouwhoogte met maximaal
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 12.1 ten behoeve van het vestigen van een ander soort horeca voorziening dan is opgenomen in de ‘Tabel Horeca’, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a De gezamenlijke oppervlakte van bedrijfsgebouwen mag met niet meer dan 10% worden vergroot.
b De nieuw te vestigen horecavoorziening mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bestaande bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
c De nieuw te vestigen horecavoorziening mag geen grotere publieks- en/of verkeersaantrekkende werking hebben dan de oorspronkelijk toegestane bedrijfssoort. Parkeren vindt plaats op eigen terrein.
d De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
Tabel Horeca
Code |
Adres |
Soort bedrijf |
Maximum oppervlakte bebouwing |
specifieke vorm van horeca -1 |
Bosschebaan 4 |
café/restaurant |
|
specifieke vorm van horeca -2 |
Heihoekseweg 4 |
café/slijterij |
|
specifieke vorm van horeca -3 |
Hoogeweg 9 |
café/restaurant |
|
De voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a maatschappelijke voorzieningen in de vorm van een klooster;
b bestaande bedrijfswoningen;
c aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
d groenvoorzieningen in de vorm van erfbeplanting;
e (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
f water, waterhuishoudkundige en nutsvoorzieningen;
g behoud, herstel en/of ontwikkeling van de landschappelijke waarden, ecologische, natuur- en/of cultuurhistorische waarden.
a
De afstand van bouwwerken tot de weg waaraan
wordt gebouwd mag niet minder bedragen dan
b
De afstand van gebouwen tot de zijdelingse en/
of achterste perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan
c
Gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het
bouwvlak tenzij anders bepaald.
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende voorwaarden:
a De gezamenlijke oppervlakte van gebouwen mag niet meer bedragen dan de bestaande gezamenlijke oppervlakte.
b
De goothoogte mag niet meer bedragen dan
Voor het bouwen van bedrijfswoningen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende voorwaarden:
a Uitsluitend bestaande bedrijfswoningen zijn toegestaan.
b
De goothoogte van de bedrijfswoning mag niet
meer bedragen dan
c
De bouwhoogte van de bedrijfswoning mag niet
meer bedragen dan
d
De inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer
bedragen dan
e
De gezamenlijke oppervlakte van aan- en
uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan
f
De goothoogte van bijgebouwen mag niet meer
bedragen dan
g
De bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer
bedragen dan
h Bijgebouwen mogen niet voor de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning worden gebouwd.
i
De afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de
bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende voorwaarden:
a
De bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen
voor de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan
b
De bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen
achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan
c
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:
a
lid 13.2.1 voor het bouwen van bouwwerken op een
afstand van minder dan
b
lid 13.2.1 voor het bouwen van gebouwen binnen
c lid 13.2.1 voor het bouwen van bouwwerken, voorzien van een dak, met een kap waarvan de dakhelling minder bedraagt dan 12º of een plat dak;
d lid 13.2.2 het uitbreiden van het bebouwde oppervlakte waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
1 De vergroting is noodzakelijk voor een doelmatige uitoefening en/of -ontwikkeling van de voorziening.
2 De vergroting vindt plaats binnen het bestaande bouwvlak.
3 De vergroting bedraagt maximaal 20% van het bestaande oppervlak.
4 Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door de gemeente geaccordeerd beplantingsplan, deze inspanning telt mee voor de invulling van het bepaalde onder sub 5.
5 De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorische en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
e
lid 13.2.2 voor het bouwen van bedrijfsgebouwen
met een hogere goothoogte tot maximaal
f
lid 13.2.3 voor het bouwen van een bijgebouw op
een afstand van meer dan
g
lid 13.2.4 voor het bouwen van overige bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, met een hogere bouwhoogte, waarbij de toegestane
bouwhoogte met maximaal
De voor ‘Natuur’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a behoud, herstel en/of ontwikkeling van de natuurwaarden en ecologische waarden;
b behoud, herstel en/of ontwikkeling van de landschappelijke waarden, ecologische, natuur- en/of cultuurhistorische waarden;
c (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
d water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
e extensief recreatief medegebruik.
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende voorwaarden:
a Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
b Uitsluitend de volgende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan:
1 erf-, terrein- en perceelsafscheidingen;
2 bouwwerken ten behoeve van het beheer;
3 bouwwerken ten behoeve van extensief recreatief medegebruik.
c
De bouwhoogte van erf-, terrein- en
perceelsafscheidingen mag niet meer bedragen dan
d Voor bouwwerken ten behoeve van het beheer en extensief recreatief medegebruik gelden de volgende voorwaarden:
1
De oppervlakte mag niet meer bedragen dan
2
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
a Afgraven, ophogen, vergraven, egaliseren;
b Diepploegen;
c Aanleg, verbreden of verbeteren van sloten, greppels en poelen;
d Dempen van sloten en greppels;
e Dempen van kleine geïsoleerde wateren;
f Vellen/rooien van houtgewas, uitgezonderd erfbeplanting;
g Aanbrengen van houtgewas, uitgezonderd erfbeplanting;
h Aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen en leidingen noodzakelijk voor het aansluiten van bouwwerken op het net van openbare nutsvoorzieningen;
i
Aanbrengen van oppervlakteverhardingen van meer
dan
j Aanleggen van paden.
Het in lid 14.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
b reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
De in lid 14.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden.
De voor ‘Recreatie’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a Recreatie voorzieningen zoals opgenomen in de ‘Tabel Recreatie’;
b
aan de in a genoemde voorzieningen
ondergeschikte horeca (inclusief terras), zoals opgenomen in de 'Tabel
Recreatie ’ met een maximale oppervlakte van
c bestaande bedrijfswoningen;
d aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
e terras, tuinen en erven;
f speelvoorzieningen;
g groenvoorzieningen in de vorm van erfbeplanting;
h (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
i water, waterhuishoudkundige en nutsvoorzieningen;
j behoud, herstel en/of ontwikkeling van ecologische waarden, natuurwaarden en/of landschappelijke waarden.
a Per bestemmingsvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één recreatie -voorziening toegestaan, indien tussen bestemmingsvlak de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven worden deze bestemmingsvlakken aangemerkt als één bestemmingsvlak.
b Gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd. Indien geen bouwvlak is aangegeven zijn gebouwen binnen het gehele bestemmingsvlak toegestaan.
c
De afstand van bouwwerken tot de weg waaraan
wordt gebouwd mag niet minder bedragen dan
d
De afstand van gebouwen tot de perceelsgrenzen
mag niet minder bedragen dan
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende voorwaarden:
a De gezamenlijke oppervlakte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven in de ‘Tabel Recreatie’.
b
De goothoogte mag niet meer bedragen dan
c
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan
Voor het bouwen van bedrijfswoningen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende voorwaarden:
a Uitsluitend bestaande bedrijfswoningen zijn toegestaan.
b
De goothoogte van de bedrijfswoning mag niet
meer bedragen dan
c
De bouwhoogte van de bedrijfswoning mag niet
meer bedragen dan
d
De inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer
bedragen dan
e
De gezamenlijke oppervlakte van aan- en
uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan
f
De goothoogte van bijgebouwen mag niet meer
bedragen dan
g
De bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer
bedragen dan
h Bijgebouwen mogen niet voor de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning worden gebouwd.
i
De afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de
bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende voorwaarden:
a
De bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen
voor de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan
b
De bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen
achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan
c
De bouwhoogte van een hekwerk als vangnet rond
een tennisbaan en een tribune mag niet meer bedragen dan
d
De bouwhoogte van terreinverlichting en
schietinstallaties mag niet meer bedragen dan
e
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:
a
lid 15.2.1 voor het bouwen van bouwwerken op een
afstand van minder dan
b
lid 15.2.1 voor het bouwen van gebouwen binnen
c
lid 15.2.2 onder sub b en/of c voor het bouwen van bedrijfsgebouwen met een hogere
goothoogte tot maximaal
d
lid 15.2.3 voor het bouwen van een bijgebouw op
een afstand van meer dan
e
lid 15.2.4 voor het bouwen van overige
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een hogere bouwhoogte, waarbij de
toegestane bouwhoogte met maximaal
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor een kleinschalig kampeerterrein.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 15.4 voor het toestaan een kleinschalig kampeerterrein ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – 10 waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a Het kleinschalig kampeerterrein dient binnen het bestemmingsvlak te worden gesitueerd.
b Er zijn maximaal 15 standplaatsen toegestaan.
c
Gebouwen ten behoeve van het kleinschalig
kamperen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan tot een oppervlakte van
d Het kleinschalig kampeerterrein dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.
e Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door de gemeente geaccordeerd beplantingsplan.
f De uitvoering van de landschappelijke inpassing dient te worden gegarandeerd middels een overeenkomst tussen de gemeente en de initiatiefnemer.
g Parkeren vindt plaats op eigen terrein.
Tabel Recreatie
Code |
Adres |
Soort bedrijf |
Maximum oppervlakte bebouwing |
specifieke vorm van recreatie - 10 |
Kapellaan 4 |
dagrecreatie met horecagelegenheid |
|
specifieke
vorm van recreatie - 11 |
Karweg ong. |
dagrecreatie (waaronder begrepen
visvijver, speel- en ligweide) |
|
De voor ‘Recreatie – Recreatiewoning’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a verblijfsrecreatie in de vorm van een recreatiewoning zoals opgenomen in de ‘Tabel Recreatie - Recreatiewoning’;
b erven en groenvoorzieningen in de vorm van erfbeplanting;
c (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
d water, waterhuishoudkundige en nutsvoorzieningen;
e behoud, herstel en/of ontwikkeling van ecologische waarden, natuurwaarden en/of landschappelijke waarden.
a Per aanduiding is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één recreatiewoning toegestaan.
b
De afstand van bouwwerken tot de weg waaraan
wordt gebouwd mag niet minder bedragen dan
c
De afstand van gebouwen tot de zijdelingse en/
of achterste perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan
d Bouwwerken, voorzien van een dak, worden met een kap afgedekt waarvan de dakhelling niet minder mag bedragen dan 12º en niet meer mag bedragen dan 45º.
Voor het bouwen van recreatiewoningen gelden de volgende voorwaarden:
a Nieuwbouw van een recreatiewoning is niet toegestaan, met uitzondering van vervangende nieuwbouw.
b
De goothoogte mag niet meer bedragen dan
c
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan
d De oppervlakte mag niet meer bedragen dan is aangegeven in de ‘Tabel Recreatie - Recreatiewoning’.
Voor het bouwen van bijgebouwen bij recreatiewoningen gelden de volgende voorwaarden:
a
De goothoogte mag niet meer bedragen dan
b
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan
c De oppervlakte mag niet meer bedragen dan is aangegeven in de ‘Tabel Recreatie- Recreatiewoning’.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende voorwaarden:
a
De bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen
voor de voorgevelrooilijn van de recreatiewoning mag niet meer bedragen dan
b
De bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen
achter de voorgevelrooilijn van de recreatiewoning mag niet meer bedragen dan
c
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:
a
lid 16.2.1 voor het bouwen van bouwwerken op een
afstand van minder dan
b
lid 16.2.1 voor het bouwen van gebouwen binnen
Permanente bewoning van recreatiewoningen is niet toegestaan.
Tabel ‘Recreatie -
Recreatiewoning’:
Code |
Adres |
Maximale oppervlakte
hoofdgebouw |
Maximale oppervlakte (vrijstaand) bijgebouw |
specifieke vorm van recreatie -
1 |
Vegetascheweg naast nr. 1 |
|
|
specifieke vorm van recreatie -
2 |
Villanovaweg ong. |
|
|
specifieke vorm van recreatie -
3 |
Villanovaweg ong. |
|
|
specifieke vorm van recreatie -
4 |
Vegetascheweg tegenover nr. 4 |
|
|
specifieke vorm van recreatie -
5 |
Vegetascheweg tegenover nr. 4 |
|
|
specifieke vorm van recreatie -
6 |
Driesenweg ong. |
|
|
specifieke vorm van recreatie -
7 |
Hogendijk tegenover nr. 6 |
|
|
specifieke vorm van recreatie -
8 |
Achter Hondsdijk 1b/ Hoogeweg 17 |
|
|
specifieke vorm van recreatie -
9 |
Molenakker 5a/ tegenover
Heidestraat 5 |
|
|
De voor ‘Recreatie – Verblijfsrecreatie’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van een kampeer- en caravanterrein met toeristische standplaatsen, stacaravans, zomerhuizen, een groepsaccommodatie;
b aan de in a genoemde voorzieningen ondergeschikte horeca (inclusief terras);
c één bedrijfswoning;
d aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
e terras, tuinen en erven;
f sport- en speelvoorzieningen;
j groenvoorzieningen in de vorm van erfbeplanting;
g (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
h water, waterhuishoudkundige en nutsvoorzieningen;
i behoud, herstel en/of ontwikkeling van natuur ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische hoofdstructuur (EHS)’ en in het algemeen behoud, herstel en/of ontwikkeling van ecologische waarden, natuurwaarden, landschappelijke waarden en/of cultuurhistorische waarden.
a
De afstand van bouwwerken tot de weg waaraan
wordt gebouwd mag niet minder bedragen dan
b
De afstand van gebouwen tot de zijdelingse of
achterste perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan
c
De afstand tussen hoofdgebouwen onderling mag
niet minder bedragen dan
Voor het bouwen van centrale voorzieningen en beheersgebouwen gelden de volgende voorwaarden:
a Centrale voorzieningen en beheersgebouwen, daaronder mede begrepen de groepsaccommodatie, dienen binnen het bouwvlak te worden opgericht.
b
De gezamenlijke oppervlakte van centrale
voorzieningen en beheersgebouwen, daaronder mede begrepen de groepsaccommodatie,
mag niet meer bedragen dan
c
De goothoogte mag niet meer bedragen dan
d
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan
Voor het bouwen van bedrijfswoningen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende voorwaarden:
a Er is maximaal 1 bedrijfswoning toegestaan.
b
De goothoogte van de bedrijfswoning mag niet
meer bedragen dan
c
De bouwhoogte van de bedrijfswoning mag niet
meer bedragen dan
d
De inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer
bedragen dan
e
De gezamenlijke oppervlakte van aan- en
uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan
f
De goothoogte van bijgebouwen mag niet meer
bedragen dan
g
De bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer
bedragen dan
h Bijgebouwen mogen niet voor de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning worden gebouwd.
i
De afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de
bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan
Voor het bouwen van stacaravans gelden de volgende voorwaarden:
a Stacaravans zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – stacaravans’.
b Het aantal stacaravans mag niet meer bedragen dan 59.
c
De goothoogte mag niet meer bedragen dan
d
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan
e
De oppervlakte mag niet meer bedragen dan
f Bij een stacaravan mag één bijgebouw worden gebouwd, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
1
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan
2
De oppervlakte mag niet meer bedragen dan
Voor het bouwen van zomerhuizen gelden de volgende voorwaarden:
a Zomerhuizen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – zomerhuisjes’.
b Het aantal zomerhuizen mag niet meer bedragen dan 7.
c
De goothoogte mag niet meer bedragen dan
d
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan
e
De inhoud, inclusief bijgebouw, mag niet meer
bedragen dan
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende voorwaarden:
a
De bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen
voor de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan
b
De bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen
achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan
c
De bouwhoogte van terreinverlichting mag niet
meer bedragen dan
d
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:
a
lid 17.2.1 voor het bouwen van bouwwerken op een
afstand van minder dan
b
lid 17.2.1 voor het bouwen van gebouwen binnen
c
lid 17.2.2 voor het bouwen van bedrijfsgebouwen
met een hogere goothoogte tot maximaal
d
lid 17.2.3 voor het bouwen van een bijgebouw op
een afstand van meer dan
e
lid 17.2.6 voor het bouwen van overige bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, met een hogere bouwhoogte, waarbij de toegestane
bouwhoogte met maximaal
a Het aantal standplaatsen voor toeristisch kamperen mag niet meer bedragen dan 25.
b Het aantal parkeerplaatsen mag niet minder bedragen dan 153.
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
a Afgraven, ophogen, vergraven, egaliseren;
b Diepploegen;
c Aanleg, verbreden of verbeteren van sloten, greppels en poelen;
d Dempen van sloten en greppels;
e Dempen van kleine geïsoleerde wateren;
f Vellen/rooien van houtgewas, uitgezonderd erfbeplanting;
g Aanbrengen van houtgewas, uitgezonderd erfbeplanting;
h Aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen en leidingen noodzakelijk voor het aansluiten van bouwwerken op het net van openbare nutsvoorzieningen;
i
Aanbrengen van oppervlakteverhardingen van meer
dan
j Aanleggen van paden.
Het in lid 17.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
b reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
De in lid 17.5.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden.
De voor ‘Recreatie – Volkstuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a een volkstuinencomplex en bijbehorende voorzieningen;
b (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
c water, waterhuishoudkundige en nutsvoorzieningen.
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende voorwaarden:
a Per volkstuincomplex is niet meer dan één gebouw toegestaan, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
1
De goothoogte mag niet meer bedragen dan
2
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan
3
De oppervlakte mag niet meer bedragen dan
b In aanvulling op het bepaalde onder sub a mag per volkstuin één hobbykas worden gebouwd, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
1
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan
2
De oppervlakte mag niet meer bedragen dan
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende voorwaarden:
a
De bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen
mag niet meer bedragen dan
b
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan
De voor ‘Sport’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a sportvoorzieningen zoals opgenomen in de ‘Tabel Sport’;
b
aan de in a genoemde voorzieningen
ondergeschikte horeca (inclusief terras), zoals opgenomen in de 'Tabel Sport’
met een maximale oppervlakte van
c een groepsaccommodatie uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van sport - groepsaccommodatie’;
d uitsluitend een parkeerterrein ter plaatse van de aanduiding ‘parkeerterrein’;
e bestaande bedrijfswoningen;
f aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
g terras, tuinen en erven;
h speelvoorzieningen;
i groenvoorzieningen in de vorm van erfbeplanting;
j (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
k water, waterhuishoudkundige en nutsvoorzieningen;
l behoud, herstel en/of ontwikkeling van ecologische waarden, natuurwaarden en/of landschappelijke waarden.
a Per bestemmingsvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één sport-voorziening toegestaan, indien tussen bestemmingsvlak de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven worden deze bestemmingsvlakken aangemerkt als één bestemmingsvlak.
b Gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd. Indien geen bouwvlak is aangegeven zijn gebouwen binnen het gehele bestemmingsvlak toegestaan.
c
De afstand van bouwwerken tot de weg waaraan
wordt gebouwd mag niet minder bedragen dan
d
De afstand van gebouwen tot de perceelsgrenzen
mag niet minder bedragen dan
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende voorwaarden:
a De gezamenlijke oppervlakte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven in de ‘Tabel Sport’.
b
De goothoogte mag niet meer bedragen dan
c
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan
Voor het bouwen van bedrijfswoningen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende voorwaarden:
a Uitsluitend bestaande bedrijfswoningen zijn toegestaan.
b
De goothoogte van de bedrijfswoning mag niet
meer bedragen dan
c
De bouwhoogte van de bedrijfswoning mag niet
meer bedragen dan
d
De inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer
bedragen dan
e
De gezamenlijke oppervlakte van aan- en
uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan
f
De goothoogte van bijgebouwen mag niet meer
bedragen dan
g
De bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer
bedragen dan
h Bijgebouwen mogen niet voor de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning worden gebouwd.
i
De afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de
bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende voorwaarden:
a
De bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen
voor de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan
b
De bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen
achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan
c
De bouwhoogte van een hekwerk als vangnet rond
een tennisbaan en een tribune mag niet meer bedragen dan
d
De bouwhoogte van terreinverlichting en
schietinstallaties mag niet meer bedragen dan
e
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:
a
lid 19.2.1 voor het bouwen van bouwwerken op een
afstand van minder dan
b
lid 19.2.1 voor het bouwen van gebouwen binnen
c lid 19.2.2 onder sub a voor het vergroten van de oppervlakte van bedrijfsgebouwen, onder de volgende voorwaarden:
1 De locatie is gelegen ter plaatse van de aanduiding ‘kernrandzone’.
2
De uitbreiding mag niet meer bedragen dan
3 Er is maximaal 1 bouwlaag toegestaan.
4 De vergroting mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben. Parkeren vindt plaats op eigen terrein.
5 Er is sprake zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door de gemeente geaccordeerd beplantingsplan.
6 De uitvoering van de landschappelijke inpassing dient te worden gegarandeerd middels een overeenkomst tussen de gemeente en de initiatiefnemer.
d
lid 19.2.2 onder sub b en/of c voor het bouwen
van bedrijfsgebouwen met een hogere goothoogte tot maximaal
e
lid 19.2.3 voor het bouwen van een bijgebouw op
een afstand van meer dan
f
lid 19.2.4 voor het bouwen van bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, met een hogere bouwhoogte, waarbij de toegestane bouwhoogte
met maximaal
De oppervlakte van de groepsaccommodatie ter plaatse van de
aanduiding ‘specifieke vorm van sport - groepsaccommodatie’ mag niet meer
bedragen dan
Tabel Sport
Code |
Adres |
Soort bedrijf |
Maximum oppervlakte bebouwing |
specifieke vorm van sport - 1 |
Beerschemaasweg |
schietterrein met ondergeschikte horeca |
|
specifieke vorm van sport - 2 |
Graafschedijk 79 |
ruitersport (binnenmanege) met ondergeschikte horeca |
|
specifieke vorm van sport - 3 |
Hoogeweg/ Beerschemaasweg |
ponysportterrein inclusief
clubhuis en manege met ondergeschikte horeca |
|
specifieke vorm van sport - 4 |
Jan van Cuykdijk |
schietterrein met schietboom |
|
specifieke vorm van sport - 5 |
Jan van Cuykdijk |
trapvelden |
|
specifieke vorm van sport - 6 |
Karweg 2 |
tennissport met ondergeschikte
horeca |
|
specifieke vorm van sport - 7 |
Karweg |
ruitersport (buitenmanege) ruitersport (rijhal) met ondergeschikte horeca |
1.625 m² |
specifieke vorm van sport - 8 |
Karweg (zijstraat) |
hondensportterrein |
|
specifieke vorm van sport - 9 |
Kranenhofscheweg |
sportveld met ondergeschikte
horeca |
|
specifieke vorm van sport - 10 |
Molenakker |
schietterrein met ondergeschikte horeca |
|
specifieke vorm van sport - 11 |
Molenakker 10/11 |
ruitersport (binnenmanege) met ondergeschikte horeca |
2.070 m² |
specifieke vorm van sport - 12 |
Ten Holtweg 10 |
veldsporten/tennissport met
ondergeschikte horeca |
|
De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a voorzieningen voor verkeer en verblijf, waaronder (on)verharde wegen, bermen, paden en parkeervoorzieningen;
b onverharde of halfverharde wegen met incidenteel gebruik als ontsluitingsweg van de daaraan gelegen gronden zonder verkeersbetekenis en met landschappelijke betekenis;
c behoud en bescherming van kazematten ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van verkeer – kazemat’;
d groenvoorzieningen, zoals wegbeplanting;
e water, waterhuishoudkundige en nutsvoorzieningen.
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende voorwaarden:
a
De bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer
bedragen dan
b
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, mag niet meer bedragen dan
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
a Het verharden van bestaande onverharde wegen en paden.
Het in lid 20.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
b reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
De in lid 20.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud van de landschappelijke waarden en het karakter van onverharde wegen.
De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
b behoud, herstel en/of ontwikkeling van de landschappelijke waarden, ecologische- en/of natuurwaarden ter plaatse van de aanduiding ‘natuur’;
c voorzieningen voor verkeer en verblijf;
d groenvoorzieningen;
e extensief recreatief medegebruik.
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende voorwaarden:
a
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, mag niet meer bedragen dan
b
De oppervlakte mag niet meer bedragen dan
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren ter plaatse van de aanduiding ‘natuur’:
a het dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit) van oppervlaktewater;
b het graven en dempen van sloten, de aanleg of het dempen van poelen, de aanleg van dammen, het aanbrengen van oeverbeschoeiing en het aanbrengen van verharding;
c het vellen of rooien van houtgewas.
Het in lid 21.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
b reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
De in lid 21.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuur- en/of landschappelijke waarden van de gronden.
De voor ‘Water – Vaarweg’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a een vaarweg met een functie voor afwikkeling van nationaal en internationaal verkeer te water;
b water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
c behoud, herstel en/of ontwikkeling van de landschappelijke waarden, ecologische- en/of natuurwaarden ter plaatse van de aanduiding ‘natuur’;
d drijvende recreatieve voorzieningen en een bestaande bedrijfswoning in de vorm van een informatie- en bezoekerscentrum met kleinschalige horecavoorziening en een bed& breakfast voorziening op een ark ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van water – rivierpleistertrekplaats’;
e voorzieningen voor verkeer en verblijf;
f groenvoorzieningen;
g extensief recreatief medegebruik.
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
De oppervlakte van de ark, inclusief bedrijfswoning, ter
plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van water – rivierpleistertrekplaats’
mag niet meer bedragen dan
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende voorwaarden:
a
De bouwhoogte van kunstwerken mag niet meer
bedragen dan
b
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan
Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van water – rivierpleistertrekplaats’ geldt:
a
De oppervlakte van de ondersteunende
horecavoorziening mag niet meer bedragen dan
b
De oppervlakte van de informatieruimte mag niet
meer bedragen dan
c
De oppervlakte van de conferentieruimte mag niet
meer bedragen dan
d Het aantal personen dat tijdelijk mag verblijven in de bed & breakfast voorziening mag niet meer bedragen dan 12.
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren ter plaatse van de aanduiding ‘natuur’:
a het dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit) van oppervlaktewater;
b het graven en dempen van sloten, de aanleg of het dempen van poelen, de aanleg van dammen, het aanbrengen van oeverbeschoeiing en het aanbrengen van verharding;
c het vellen of rooien van houtgewas.
Het in lid 22.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
b reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
De in lid 22.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuur- en/of landschappelijke waarden van de gronden.
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a wonen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding: ‘wonen uitgesloten’ geen woning is toegestaan;
b
wonen in een vrijstaande ruimte-voor-ruimte
woning ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – ruimte-voor-ruimte
c wonen in een woongroep ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – woongroep;’
d tevens tuin ter plaatse van de aanduiding ‘tuin’;
e aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
f tevens een bed&breakfast voorziening uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bed&breakfast’;
g tevens een aan huis verbonden beroep in de vorm van een kantoor ter plaatse van de aanduiding ‘beroep aan huis’;
h tevens een beeldentuin uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen - beeldentuin’;
i tevens een ruimte voor kookworkshops ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – kookworkshop’;
j tevens een thomashuis uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – thomashuis’;
k tevens een zend- en ontvangstinstallatie uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘zend- en ontvangstinstallatie’;
l erven, tuinen en groenvoorzieningen in de vorm van erfbeplanting;
m voorzieningen voor verkeer en verblijf;
n (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
o water, waterhuishoudkundige en nutsvoorzieningen;
p behoud en/of herstel van aanwezige cultuurhistorische en/of architectonische waarden van bebouwing en monumenten ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’, ‘specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument’ en/of de ‘specifieke bouwaanduiding – rijksmonument’, waarbij het bepaalde in lid 33.3 van toepassing is.
a Het bebouwingspercentage per bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan 60%, indien tussen bestemmingsvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven worden deze bestemmingsvlakken aangemerkt als één bestemmingsvlak.
b
In uitzondering op het bepaalde in lid a mag het
maximale bebouwingsoppervlak van de woning inclusief aan-, uit- en bijgebouwen
ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – ruimte-voor-ruimte
c
De afstand van een gebouw tot de zijdelingse en
achterste perceelsgrens mag niet minder bedragen dan
d
De afstand van bouwwerken tot de weg waaraan
wordt gebouwd mag niet minder bedragen dan
e Bouwwerken, voorzien van een dak, worden met een kap afgedekt waarvan de dakhelling niet minder mag bedragen dan 12º en niet meer mag bedragen dan 45º, met dien verstande dat een oppervlakte van maximaal 20% van de bebouwing met een plat dak mag worden afgedekt.
f Ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ zijn uitsluitend twee-aaneen gebouwde woningen toegestaan.
g Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – bebouwing uitgesloten’ is geen bebouwing toegestaan.
Voor het bouwen van woningen gelden de volgende voorwaarden:
a Per bestemmingsvlak mag het aantal woningen niet meer bedragen dan 1, met uitzondering van bestemmingsvlakken ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’, waar het aantal woningen niet meer mag bedragen dan is aangegeven.
b Indien een bouwvlak aanwezig is dient de woning binnen het bouwvlak te worden gesitueerd.
c Nieuwbouw van woningen is niet toegestaan, met uitzondering van vervangende nieuwbouw.
d Bij vervangende nieuwbouw dient de woning voor minimaal 30% op de bestaande funderingen te worden gesitueerd.
e
De inhoud van de woning mag niet meer bedragen
dan
f
In uitzondering op het bepaalde in lid d mag ter plaatse van de
aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – ruimte-voor-ruimte
g
De goothoogte mag niet meer bedragen dan
h
In uitzondering op het bepaalde in lid f mag de
goothoogte ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen –
ruimte-voor-ruimte
i
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan
j
In uitzondering op het bepaalde in lid h mag de
bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen –
ruimte-voor-ruimte
Voor het bouwen van bijgebouwen bij woningen gelden de volgende voorwaarden:
a Bijgebouwen mogen niet voor de voorgevelrooilijn van de woning worden gebouwd.
b
De gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen per
woning mag niet meer bedragen dan
c
In uitzondering op het bepaalde in lid b mag de
gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen buiten het bouwvlak ter plaatse van de
aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – ruimte-voor-ruimte
d
De goothoogte mag niet meer bedragen dan
e
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan
f
De afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de
woning mag niet meer bedragen dan
g In afwijking van het bepaalde onder sub a t/m f gelden voor het bouwen van bij-gebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘tuin’ de volgende voorwaarden:
1 Per woning mag niet meer dan één gebouw worden gebouwd, zoals een tuinhuisje of hobbykas.
2
De oppervlakte mag niet meer bedragen dan
3
De goothoogte mag niet meer bedragen dan
4
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende voorwaarden:
a
De bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen
voor de voorgevelrooilijn van de woning mag niet meer bedragen dan
b
De bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen
achter de voorgevelrooilijn van de woning mag niet meer bedragen dan
c
De bouwhoogte van een zend- en
ontvangstinstallatie ter plaatse van de aanduiding ‘zend- en
ontvangstinstallatie’ mag niet meer bedragen dan
d
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:
a
lid 23.2.1 voor het bouwen van bouwwerken op een
afstand van minder dan
b
lid 23.2.1 voor het bouwen van gebouwen binnen
c lid 23.2.1 voor het bouwen van bouwwerken, voorzien van een dak, met een kap waarvan de dakhelling minder bedraagt dan 12º of een plat dak;
d
lid 23.2.3 voor het bouwen van een bijgebouw op
een afstand van meer dan
e lid 23.2.3 voor het vergroten van de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen per woning met één extra bijgebouw, met dien verstande dat:
1
Het een bijgebouw betreft in de vorm van een
tuinkas, volière of dierenverblijf, met een oppervlak van niet meer dan
2 Het bijgebouw wordt gebouwd in samenhang met de reeds aanwezige bebouwing.
f
lid 23.2.3 voor het vergroten van de
gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen met maximaal
1
Het bestemmingsvlak ‘Wonen’ minimaal
2
De gezamenlijke totale oppervlakte aan
bijgebouwen per woning hierna niet meer bedraagt dan
3 Er dient sprake zijn van concentratie van bebouwing.
4 Er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door de gemeente geaccordeerd beplantingsplan.
g
lid 23.2.4 voor het bouwen van bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, met een hogere bouwhoogte, waarbij de toegestane bouwhoogte
met maximaal
h lid 23.2.4 voor het bouwen van paardenbakken, mestplaten en lichtmasten ten behoeve van het houden van paarden, met dien verstande dat:
1
Het bestemmingsvlak ‘Wonen’ minimaal
2
De oppervlakte per paardenbak niet meer bedraagt
dan
3
De oppervlakte per mestplaat niet meer bedraagt
dan
4
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde bij paardenbakken niet meer bedraagt dan
5
De bouwhoogte van lichtmasten niet meer bedraagt
dan
6 Door middel van een door de gemeente geaccordeerd lichtplan is aangetoond dat het aantal lichtmasten en de uitstraling van het licht wordt beperkt.
7
De afstand tussen de paardenbak en/of mestplaat
niet minder bedraagt dan
8 Er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door de gemeente geaccordeerd beplantingsplan.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 23.2.2 voor het herbouwen van de woning op een andere locatie, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a Een andere locatie is uit planologisch of milieuhygiënisch belang wenselijk.
b Er dient in overwegende mate gebruik te worden gemaakt van de bestaande fundering of er wordt direct daar aansluitend gebouwd.
c De herbouw dient plaats te vinden binnen het bestemmingsvlak.
d De herbouw dient op een andere locatie stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar te zijn.
e Er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door de gemeente geaccordeerd beplantingsplan.
f De herbouw van de woning mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
g De herbouw van de woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 23.2.3 voor de sloop en herbouw van bestaande bijgebouwen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a De herbouw dient plaats te vinden binnen het bestemmingsvlak.
b
Bij vervanging geldt dat 70 % van de aanwezige
oppervlakte mag worden terug gebouwd met een maximum van
c Er dient sprake zijn van concentratie van bebouwing.
d De herbouw dient op een andere locatie stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar te zijn.
e De herbouw van het bijgebouw dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.
f Er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door de gemeente geaccordeerd beplantingsplan.
a
De oppervlakte van een bed&breakfast
voorziening ter plaatse van de aanduiding ‘bed&breakfast’ mag niet meer
bedragen dan
b
De oppervlakte van een aan huis verbonden
beroep in de vorm van een kantoor ter
plaatse van de aanduiding ‘beroep aan huis’ mag niet meer bedragen dan
c Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – beeldentuin’ is de uitoefening van kunstzinnige activiteiten in de vorm van kleinschalige expositie van kunstobjecten door professionele kunstenaars toegestaan, met dien verstande dat:
1 de belangen van bestaande functies in de omgeving niet worden geschaad;
2 er voldoende parkeergelegenheid op eigen perceel wordt gerealiseerd en wel zodanig dat geen onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte ontstaat;
3 de kunstzinnige activiteiten ondergeschikt zijn en blijven aan het gebruik als tuin ten behoeve van de bijkomende woonfunctie;
4 het niet leidt tot zodanig verkeersaantrekkende activiteiten dat die niet leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer op de openbare weg. Parkeren vindt plaats op eigen terrein.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen ten behoeve van de splitsing van een woonboerderij in twee wooneenheden waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a Splitsing is alleen toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’.
b
De inhoud van de te splitsen woning mag niet
minder bedragen dan
c
Bij splitsing mogen maximaal twee volwaardige
wooneenheden ontstaan, met beide een inhoud van ten minste
d Na splitsing mogen de twee wooneenheden niet worden gesloopt en worden vervangen voor twee vrijstaande woningen.
e Het bestaande architectonische karakter van de boerderij en de daaraan te onderkennen cultuurhistorische dan wel beeldbepalende waarden mogen niet worden aangetast.
f
Voor zover de gezamenlijke oppervlakte aan aan-
en uitbouwen en bijgebouwen meer bedraagt dan
g De woning mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfs-voering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
h De woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.
i Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door de gemeente geaccordeerd beplantingsplan, deze inspanning telt mee voor de invulling van het bepaalde onder sub j.
j De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorische en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
De voor ‘Leiding’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg, instandhouding en/of bescherming van een:
a gasleiding ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding - gas’;
b een rioolleiding ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding – riool’;
c waterleiding ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding - water’.
In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald
ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden,
mogen op of in deze bestemming begrepen grond uitsluitend worden gebouwd bouwwerken
voor de aanleg en instandhouding van de in 24.1 genoemde leidingen tot een maximale bouwhoogte van
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 24.1 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a De veilige ligging en de continuïteit van de leiding dienen te zijn gewaarborgd.
b Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij de betreffende leidingbeheerder.
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
a het aanleggen van wegen of paden en/of andere oppervlakteverhardingen;
b het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem;
c het aanbrengen, vellen of rooien van diepwortelende beplanting en/of bomen;
d het ophogen, verlagen, afgraven of egaliseren van de bodem, of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte.
Het in lid 24.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
b reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan.
a De in lid 24.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de leiding zijn gewaarborgd.
b Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 24.4.1 wint het bevoegd gezag advies in bij de betreffende leidingbeheerder.
De voor Waarde – Archeologie (WR-A) aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van waardevolle archeologische informatie in de bodem.
Uitsluitend mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht ten dienste van de in 25.1 omschreven doeleinden, en voor de andere daar voorkomende bestemmingen, met dien verstande dat:
a het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders; of
b
gebouwen maximaal
c het nieuw te bebouwen oppervlak niet groter is dan:
1 ten hoogste
2 ten hoogste
3 ten hoogste
4 ten hoogste
d
het bouwplan zonder graafwerkzaamheden dieper
dan
e
het een bouwwerk betreft dat uitsluitend voor
archeologisch onderzoek is bestemd met een bouwhoogte tot
f de werkzaamheden reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
g de werkzaamheden mogen worden uitgevoerd kracht een reeds verleende vergunning.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn.
De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.
a Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van een afwijking van het bepaalde in 25.2 teneinde het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor de op deze gronden liggende andere bestemming(en) toe te staan, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende voorschriften worden verbonden:
1 de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
2 de verplichting tot het doen uitvoeren van opgravingen;
3 de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
b Indien het bepaalde onder 25.4.1.a sub 3 van toepassing is, worden aan de omgevingsvergunning voorschriften verbonden omtrent de gevolgen van vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van bouwwerkzaamheden.
a De omgevingsvergunning als bedoeld in 25.4.1 wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd op basis van de in de beroepsgroep geldende norm waarin de archeologische waarden van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, in voldoende mate is vastgesteld;
b Een onderzoek als bedoeld in 25.4.2.a is niet vereist indien naar oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld;
c Een onderzoek als bedoeld in 25.4.2.a is ook niet vereist indien door het overleggen van een overeenkomstig de eisen van het bevoegd gezag uitgevoerd onderzoek blijkt dat de verstoringsdiepte van de bouwactiviteit minder diep reikt dan de Laatmiddeleeuwse en moderne bouwvoor (akkerdek);
d Het bevoegd gezag verleent de vergunning indien naar zijn oordeel genoegzaam blijkt dat:
1 er geen archeologische waarden aanwezig zijn;
2 de betreffende archeologische waarden door de ingreep niet of niet onevenredig worden geschaad;
3 de verstoringsdiepte minder diep reikt dan het akkerdek;
4 schade door bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften.
Alvorens het bevoegd gezag kan beslissen over een omgevingsvergunning als bedoeld in 25.4.1 wint zij schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in deze bestemming bedoelde gronden de volgende werkzaamheden of andere werken uit te voeren:
a grondwerkzaamheden, zoals het afgraven, ophogen, vergraven, egaliseren, diepploegen en diepwoelen van gronden;
b het indrijven van voorwerpen in de grond zoals heipalen, damwanden, boor- en pompputten;
c waterhuishoudkundige ingrepen zoals het aanbrengen van onderbemaling;
d het aanleggen van dammen en stuwen en het aanbrengen van oeverbeschoeiing;
e het aanleggen, dempen of wijzigen (zoals het verbreden, verdiepen, wijzigen van oevers en profiel) van sloten, greppels, watergangen en overige waterpartijen;
f het aanbrengen van diepwortelende beplanting;
g het rooien van diepwortelende beplantingen voor zover daarbij stobben worden verwijderd;
h het omzetten van gras of akkerland in een teelt waarbij bodemvolume wordt afgevoerd waartoe gerekend worden boomteelt, graszodenteelt en siergewassenteelt;
i het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
j
het aanbrengen van ondergrondse transport-,
energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies,
installaties of apparatuur, waarbij de breedte van de grondwerken meer dan
k het slopen van gebouwen en verwijderen van funderingen, waarbij grondroeringplaatsvindt;
l het afplaggen van heide- of natuurgebieden;
m het aanleggen van een drainagestelsel en beregeningsinstallatie .
a Het bepaalde in 25.5.1. is niet van toepassing indien de werkzaamheden of werken:
1
maximaal
2 een verstoringsoppervlakte hebben van:
a
ten hoogste
b
ten hoogste
c
ten hoogste
d
ten hoogste
3
voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft
binnen een afstand van maximaal
4 ten dienste staan van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
5 het normale beheer en onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhoud - en vervangingswerkzaamheden van bestaande riolen, bestratingen, beplantingen en binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
6 het normale agrarisch gebruik betreffen waaronder worden verstaan grond bewerkingen ten dienste van agrarisch gebruik mits de bodem tot niet meer dan een diepte van 0,5 m onder maaiveld wordt geroerd;
7 voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft waarvoor op dat moment het van kracht worden van het bestemmingsplan een aanlegvergunning of omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden in dit kader is verleend;
8 voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft die direct samenhangen met een verleende omgevingsvergunning op grond van het bepaalde in 25.4.
b Het verbod als bedoeld in 25. 5.1 is ook niet van toepassing indien:
1 de werkzaamheden vooraf bij het bevoegd gezag zijn gemeld, voorzien van een overeenkomstig de eisen van het bevoegd gezag uitgevoerd onafhankelijk onderzoek waaruit blijkt dat de verstoringsdiepte van de werkzaamheden of werken minder diep reikt dan de diepte van het akkerdek, en voorzien van een verklaring dat in het geval van teelten zoals bedoeld onder 25.5.1 sub h het afgevoerde bodemvolume weer wordt aangevuld waarop het bevoegd gezag op basis van deze melding voorafgaand aan de uitvoering van de werkzaamheden schriftelijk te kennen heeft gegeven dat voor de betreffende werkzaamheden geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is vereist;
2 de werkzaamheden vooraf bij het bevoegd gezag zijn gemeld, voorzien van een schriftelijke verklaring met bewijsmateriaal waarbij wordt aangetoond dat de grond reeds dieper is geroerd dan de voorgestelde bewerkingsdiepte en voorzien van een verklaring dat in het geval van teelten zoals bedoeld onder 25.5.1 sub h het afgevoerde bodemvolume weer wordt aangevuld waarop het bevoegd gezag op basis van deze melding voorafgaand aan de uitvoering van de werkzaamheden schriftelijk te kennen heeft gegeven dat voor de betreffende werkzaamheden geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is vereist.
a Een vergunning als bedoeld in 25.5.1 mag alleen worden verleend indien door de uitvoering de aanwezige archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden aangetast. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende voorschriften worden verbonden:
1 de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
2 de verplichting tot het doen uitvoeren van opgravingen;
3 de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
4 Indien het bepaalde onder 25.5.3.a sub 3 van toepassing is, worden aan de omgevingsvergunning voorschriften verbonden omtrent de gevolgen van vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van bouwwerkzaamheden.
a De vergunning als bedoeld in 25.5.1 wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd op basis van de in de beroepsgroep geldende norm waarin de archeologische waarden van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, in voldoende mate is vastgesteld.
b Een onderzoek als bedoeld in 25.5.4.a is niet vereist indien naar oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
c Het bevoegd gezag verleent de vergunning indien naar zijn oordeel uit het rapport als bedoeld onder a genoegzaam blijkt dat :
1 er geen archeologische waarden aanwezig zijn;
2 de betreffende archeologische waarden door de ingreep niet of niet onevenredig worden geschaad;
3 schade door bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften.
Alvorens een besluit te nemen omtrent het verlenen van een vergunning wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door:
a De voor ‘Waarde – Archeologie’ aangewezen gronden die, bij wijze van dubbelbestemming, bestemd zijn voor bescherming en veiligstelling van archeologische waarden te wijzigen of geheel of gedeeltelijk van de verbeelding te verwijderen, indien:
1 uit nader archeologisch onderzoek is gebleken, dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn of zich op een andere plaats bevinden;
2 het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarde voorziet.
b Aan gronden de dubbelstemming ‘Waarde-Archeologie’ toe te kennen, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat op de betreffende gronden archeologische waarden aanwezig zijn die bescherming behoeven.
De
voor Waarde - Beschermd
dorpsgezicht
aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede
bestemd voor:
a de instandhouding, bescherming en herstel van de voorkomende cultuurhistorische waarden;
één
en ander met de bijbehorende voorzieningen en overeenkomstig de nadere detaillering
zoals deze is opgenomen in 26.2.
In
het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 26.1.
a Cultuurhistorische waarden
De
cultuurhistorische waarden zijn de volgende:
-
karakteristieke
kleinschaligheid en diversiteit van de bebouwing;
-
landelijke
sfeer door de ruimte rondom de woningen en de doorkijken naar het buitengebied;
-
voor
toekomstige ontwikkelingen is het van belang dat een hoge kwaliteit en een
sterke binding met de bestaande historische structuur wordt nagestreefd.
De
afstand van bouwwerken tot de weg waaraan wordt gebouwd mag niet minder
bedragen dan
Woningen
mogen uitsluitend worden afgedekt met een zadeldak al dan niet met wolfseinden,
een mansardedak of een schilddak.
Alvorens
ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en) een
omgevingsvergunning wordt verleend, wordt door het bevoegd gezag advies
gevraagd aan de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit.
Alvorens
ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en) een
omgevingsvergunning wordt verleend, wordt door het bevoegd gezag advies
gevraagd aan de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit.
Het
is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het
bevoegd gezag (omgevingsvergunning) een bouwwerk te slopen.
Het
in 26.6.1
vervatte verbod geldt niet voor:
-
sloopwerkzaamheden
waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan vergunning
is verleend;
-
sloopwerkzaamheden
van ondergeschikte betekenis binnen het op de bestemming gerichte normale
onderhoud en beheer;
-
sloopwerkzaamheden
die op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn.
De
in 26.6.1
genoemde sloopvergunning wordt slechts verleend indien en voorzover door de
sloopwerkzaamheden geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan van de
cultuurhistorische waarden als bedoeld in 26.1.2 onder sub a.
Alvorens
het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in 26.5.1 winnen zij schriftelijk advies in bij de
Commissie Ruimtelijke Kwaliteit omtrent de vraag of door het verlenen van de
vergunning geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan van de
cultuurhistorische waarden als bedoeld in 26.1.2 onder sub a.
De voor ‘Waterstaat – Attentiegebied EHS’
aangegeven gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming,
mede bestemd voor het behoud, herstel en/of ontwikkeling van de
hydrologische waarden.
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
b
het verzetten van grond van meer dan
c de aanleg van drainage ongeacht de diepte, tenzij het gaat om vervanging van een al bestaande drainage;
d het verlagen van de grondwaterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen;
e
het aanbrengen van oppervlakteverhardingen of
verharde oppervlakten van meer dan
Het in lid 27.2.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
b reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
a De in lid 27.2.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de hydrologische waarden.
b Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij het betrokken waterschapsbestuur.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen, door de begrenzing van de bestemming te wijzigen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a De beoogde ruimtelijke ingreep waarvoor wijziging van de begrenzing noodzakelijk is heeft geen invloed op de waterhuishouding ter plaatse.
b Het betrokken waterschapsbestuur is gehoord.
c Gedeputeerde Staten tot de wijziging van de begrenzing positief hebben besloten.
De voor ‘Waterstaat – Stroomvoerend winterbed’ aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de afvoer, doorstroming en berging van water.
a In of op de voor ‘Waterstaat - Stroomvoerend winterbed’ bestemde gronden mag uitsluitend ten behoeve van de onder sub b genoemde riviergebonden en de onder sub c genoemde niet-riviergebonden activiteiten worden gebouwd, mits de andere aan deze gronden gegeven bestemmingen dit toelaten.
b De riviergebonden activiteiten zijn:
1 de aanleg of wijziging van waterstaatkundige (kunst)werken;
2 de realisatie van voorzieningen voor een betere en veilige afwikkeling van de beroeps- en recreatievaart;
3 de bouw of wijziging van scheepswerven;
4 de vestiging of uitbreiding van overslagbedrijven of het realiseren van overslagfaciliteiten, uitsluitend voor zover de activiteit gekoppeld is aan het vervoer over de rivier;
5 de aanleg of wijziging van scheepswerven;
6 de realisatie van natuur;
7 de uitbreiding van bestaande steenfabrieken;
8 de realisatie van voorzieningen die onlosmakelijk met de waterrecreatie zijn verbonden, of
9 de winning van oppervlaktedelfstoffen.
c De niet-riviergebonden activiteiten betreffen:
1 een groot openbaar belang en de activiteit kan redelijkerwijs niet buiten het rivierbed worden gerealiseerd;
2 een zwaarwegend bedrijfseconomisch belang voor bestaande grondgebonden agrarische bedrijven en de activiteit kan redelijkerwijs niet buiten het rivierbed worden gerealiseerd;
3 een functieverandering binnen de bestaande bebouwing; of
4 een activiteit die per saldo meer ruimte voor de rivier oplevert op een rivierkundig bezien aanvaardbare locatie.
d De activiteiten genoemd onder sub b en c moeten voldoen aan de volgende voor-waarden:
1 er moet sprake zijn van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat het veilig functioneren va het waterstaatwerk gewaarborgd blijft;
2 er mag geen sprake zijn van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit;
3 er moet sprake zijn van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat de waterstandsverhoging of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is;
4 de resterende waterstandseffecten of de afname van het bergend vermogen dienen duurzaam te worden gecompenseerd, waarbij de financiering en tijdige realisering van de maatregelen gezekerd zijn;
5 en specifiek voor het bepaalde onder sub d onder punt 4 geldt dat de gevraagde rivierverruimingsmaatregelen genomen worden, waarbij de financiering en tijdige realisering van de maatregelen gezekerd zijn.
e In afwijking van het bepaalde onder sub a is een aantal kleine, tijdelijke of voor het rivierbeheer noodzakelijke activiteiten toegestaan. Deze betreffen:
1 een eenmalige uitbreiding van ten hoogste 10% van de bestaande bebouwing;
2 overige activiteiten van, vanuit rivierkundig opzicht, ondergeschikt belang;
3 activiteiten ten behoeve van rivierbeheer- of -verruiming;
4 tijdelijke activiteiten,
5 een en ander mits voldaan wordt aan het bepaalde onder sub d onder punt 1 tot en met 3.
f Medewerking kan slechts worden verleend na het bereiken van overeenstemming met de rivierbeheerder.
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
a het aanleggen van wegen of paden en/of andere oppervlakteverhardingen;
b het uitvoeren van graafwerkzaamheden;
c het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem;
d het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;
e het ophogen, verlagen, afgraven of egaliseren van de bodem, of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte.
Het in lid 28.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
b reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan.
a De in lid 28.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterstaatkundige functie van de gronden.
b Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 28.3.1 wint het bevoegd gezag advies in bij Rijkswaterstaat.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de grenzen van deze dubbelbestemming te wijzigen dan wel de dubbelbestemming geheel op te heffen, uitsluitend naar aanleiding van en conform door de Staatssecretaris bekrachtigde wijzigingen in de kaartbijlage van de ‘Beleidsregels grote rivieren’, Staatscourant 15 december 2009.
De voor ‘Waterstaat – Waterkering’ aangegeven gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor:
a voorzieningen voor de directe en indirecte kering van het water;
b aanleg, instandhouding en/of bescherming van een dijklichaam en de waterkering;
c behoud, herstel en/of ontwikkeling van cultuurhistorische, landschappelijke, natuur- en/of ecologische waarden in de vorm van vegetatie en beplanting;
d behoud en bescherming van de kazematten;
e water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
f verhardingen in de vorm van voorzieningen voor verkeer en verblijf;
g groenvoorzieningen.
In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald
ten aanzien van het bouwen krachtens de andere bestemmingen van deze gronden,
mogen op of in deze bestemming begrepen grond uitsluitend bouwwerken tot een
maximale bouwhoogte van
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in 29.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a De bebouwing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van het waterkerende vermogen van de waterkering.
b Het bevoegd gezag dient schriftelijk advies in te winnen bij de beheerder van de waterkering.
Binnen deze bestemming is een omgevingsvergunning vereist om de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
a Het aanleggen van wegen of paden en/of andere oppervlakteverhardingen.
b Het uitvoeren van graafwerkzaamheden.
c Het vergraven of ontgraven van het dijklichaam of dijktalud.
d Het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem.
e Het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen.
f Het ophogen, verlagen, afgraven of egaliseren van de bodem, of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte.
Het in lid 29.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn.
b Reeds in uitvoering zijn krachtens een verleende omgevingsvergunning, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
a De in lid 29.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de functie van de waterkering.
b Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij de beheerder van de waterkering
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
a Bouwwerken welke hetzij bestaan op het tijdstip van het in ontwerp ter inzage leggen van het plan, hetzij worden c.q. kunnen worden opgericht krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning voor het bouwen en die qua situering en/of maatvoering afwijken van wat in de hoofdstuk 2 voorgeschreven is, doch overigens met het plan in overeenstemming zijn, worden geacht te voldoen aan de regels van dit plan.
b Vervanging of verandering van deze bouwwerken is toegestaan, mits de bestaande afwijking niet wordt vergroot.
a Op plaatsen waar hoofd- en bijgebouwen zijn of gelijktijdig worden gebouwd mag eveneens ondergronds gebouwd worden, direct aansluitend mogen in- dan wel uitritten ten behoeve van de ondergrondse bouwwerken worden gebouwd.
b
De verticale diepte bij ondergronds bouwen mag
niet meer bedragen dan
c Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder sub a voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken op andere locaties dan onder het hoofdgebouw of bijgebouw mits hierdoor de in het gebied aanwezige waarden niet onevenredig worden aangetast.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 31.2 voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken op andere locaties dan onder het hoofdgebouw, bijgebouw, sleufsilo’s of mestbassins, mits hierdoor de in het gebied aanwezige waarden niet onevenredig worden aangetast.
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
a het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;
b het gebruik van bijgebouwen bij een (bedrijfs)woning als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
c het permanent bewonen of laten bewonen van recreatieve nachtverblijven;
d het gebruik van gronden als staanplaats voor onderkomens, alsmede voor wagens en kramen, geschikt en bestemd voor de uitoefening van detailhandel;
e het gebruik van gronden als kampeerterrein, uitgezonderd ter plaatse van de bestemming ‘Recreatie – Verblijfsrecreatie’ en de aanduiding ‘kampeerterrein’;
f het gebruik van gronden als opslag-, stort- en/of lozingsplaats;
g het gebruik van gronden als parkeerterrein of stallingsplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken rij- of voertuigen c.q. onderdelen daarvan;
h het gebruik van ruimten binnen de woning of aan- en uitbouwen en bijgebouwen voor het uitoefenen van een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
i het gebruik van gronden ten behoeve van boomteelt ter plaatse van de aanduiding ‘openheid’;
j
het binnen een afstand van
1 afgraven, ophogen, vergraven, egaliseren;
2 diepploegen;
3 vellen/rooien van houtgewas, uitgezonderd erfbeplanting;
4 aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen, uitgezonderd drainageleidingen nodig voor een normale agrarische bedrijfsvoering en leidingen noodzakelijk voor het aansluiten van bouwwerken op het net van openbare nutsvoorzieningen;
5
aanbrengen van oppervlakteverhardingen van meer
dan
6 aanleggen van paden.
Gebruik van ruimten binnen de woning en/of aan-/uitbouwen en bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een niet-publieksgerichte verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voorzover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
a
het vloeroppervlak aan bebouwing per bouwperceel
dat hiervoor gebruikt wordt mag niet meer bedragen dan 1/3 deel van dat
vloeroppervlak met een maximum van
b het gebruik mag geen ernstige c.q. onevenredige hinder opleveren voor het woon-milieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;
c de activiteiten die worden ontplooid mogen niet geluidzoneringsplichtig zijn;
d het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de afwikkeling van het verkeer;
e er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid ter plaatse;
f de activiteiten mogen niet meldings- en/of vergunningplichtig zijn ingevolge de Wet milieubeheer;
g er mogen geen detailhandelsactiviteiten plaatsvinden anders dan ondergeschikt en ten dienste van het aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
h er mogen geen reclame-uitingen (aan de woning) worden aangebracht;
i degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn.
Ter plaatse van de aanduiding ‘veiligheidszone – munitie C’, te weten de C - gevarenzone munitieopslagplaatsen, is het verboden gebouwen op te richten met vlies- of gordijn-gevelconstructies alsmede gebouwen met grote glasoppervlakten, waarin zich in de regel een groot aantal mensen bevindt.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit plan te wijzigen door de aanduiding ‘veiligheidszone – munitie C’ te wijzigen in die zin dat:
a de aanduiding vervalt, indien uit nader onderzoek is gebleken dat de risicovolle inrichting buiten werking is gesteld;
b de aanduiding wordt verkleind, indien uit onderzoek is gebleken dat door een wijziging van de bedrijfsvoering in de risicovolle inrichting de plaatsgebonden risicocontour kleiner is geworden of dat door aangepaste wet- en regelgeving, nieuwe inzichten, danwel nieuwe rekenmethoden een kleinere plaatsgebonden risicocontour geldt.
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
a Ter plaatse van de aanduiding ‘aardkundig waardevol gebied’:
1 afgraven, ophogen, vergraven, egaliseren;
2 diepploegen;
3 aanleg, verbreden of verbeteren van sloten en greppels;
4 dempen van sloten en greppels;
5 dempen van kleine geïsoleerde wateren;
6 aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen, uitgezonderd drainageleidingen nodig voor een normale agrarische bedrijfsvoering en leidingen noodzakelijk voor het aansluiten van bouwwerken op het net van openbare nutsvoorzieningen.
b Ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorisch waardevol gebied’:
1 vellen/rooien van houtgewas, uitgezonderd erfbeplanting;
2 aanbrengen van houtgewas, uitgezonderd erfbeplanting;
3
het aanbrengen van hoogopgaand houtgewas hoger
dan
4 aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen, uitgezonderd drainageleidingen nodig voor een normale agrarische bedrijfsvoering en leidingen noodzakelijk voor het aansluiten van bouwwerken op het net van openbare nutsvoorzieningen;
c In afwijking van het bepaalde onder sub b is ter plaatse van de nadere aanduiding ‘kleinschaligheid’, zoals aangegeven op de detailkaart ‘cultuurhistorisch waardevol gebied’ in bijlage 2 van deze regels, uitsluitend voor het uitvoeren van de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en van werkzaamheden een omgevingsvergunning vereist:
1 dempen van sloten en greppels;
2 vellen/rooien van houtgewas, uitgezonderd erfbeplanting.
d In afwijking van het bepaalde onder sub b is ter plaatse van de nadere aanduiding ‘bosrandligging’, zoals aangegeven op de detailkaart ‘cultuurhistorisch waardevol gebied’ in bijlage 2 van deze regels, uitsluitend voor het uitvoeren van de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en van werkzaamheden een omgevingsvergunning vereist:
1 vellen/rooien van houtgewas, uitgezonderd erfbeplanting;
2 aanbrengen van houtgewas, uitgezonderd erfbeplanting.
3 aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen, uitgezonderd drainageleidingen nodig voor een normale agrarische bedrijfsvoering en leidingen noodzakelijk voor het aansluiten van bouwwerken op het net van openbare nutsvoorzieningen.
e In afwijking van het bepaalde onder sub b is ter plaatse van de nadere aanduiding ‘kleinschaligheid’, zoals aangegeven op de detailkaart ‘cultuurhistorisch waardevol gebied’ in bijlage 2 van deze regels, uitsluitend voor het uitvoeren van de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en van werkzaamheden een omgevingsvergunning vereist:
1 dempen van sloten en greppels;
2 vellen/rooien van houtgewas, uitgezonderd erfbeplanting.
f In afwijking van het bepaalde onder sub b is ter plaatse van de nadere aanduiding ‘oude bouwlanden’, zoals aangegeven op de detailkaart ‘cultuurhistorisch waardevol gebied’ in bijlage 2 van deze regels, uitsluitend voor het uitvoeren van de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en van werkzaamheden een omgevingsvergunning vereist:
1 afgraven, ophogen, vergraven, egaliseren;
2 diepploegen;
3 aanleg, verbreden of verbeteren van sloten en greppels;
4 dempen van sloten en greppels;
5 vellen/rooien van houtgewas, uitgezonderd erfbeplanting;
6 aanbrengen van houtgewas, uitgezonderd erfbeplanting.
7 aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen, uitgezonderd drainageleidingen nodig voor een normale agrarische bedrijfsvoering en leidingen noodzakelijk voor het aansluiten van bouwwerken op het net van openbare nutsvoorzieningen.
g In afwijking van het bepaalde onder sub b is ter plaatse van de nadere aanduiding ‘oude percelering’, zoals aangegeven op de detailkaart ‘cultuurhistorisch waardevol gebied’ in bijlage 2 van deze regels, uitsluitend voor het uitvoeren van de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en van werkzaamheden een omgevingsvergunning vereist:
1 aanleg, verbreden of verbeteren van sloten en greppels;
2 dempen van sloten en greppels;
3 vellen/rooien van houtgewas, uitgezonderd erfbeplanting;
4 aanbrengen van houtgewas, uitgezonderd erfbeplanting.
h Ter bescherming van het leefgebied van dassen ter plaatse van de aanduiding ‘leefgebied dassen’:
1 afgraven, ophogen, vergraven, egaliseren;
2 aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen, uitgezonderd drainageleidingen nodig voor een normale agrarische bedrijfsvoering en leidingen noodzakelijk voor het aansluiten van bouwwerken op het net van openbare nutsvoorzieningen;
3 het blijvend omzetten van grasland in bouwland1.
i Ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische hoofdstructuur’:
1 afgraven, ophogen, vergraven, egaliseren;
2 diepploegen;
3 aanleg, verbreden of verbeteren van sloten en greppels;
4 dempen van sloten en greppels;
5 dempen van kleine geïsoleerde wateren;
6 vellen/rooien van houtgewas, uitgezonderd erfbeplanting;
7
het aanbrengen van hoogopgaand houtgewas hoger
dan
8 aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen, uitgezonderd drainageleidingen nodig voor een normale agrarische bedrijfsvoering en leidingen noodzakelijk voor het aansluiten van bouwwerken op het net van openbare nutsvoorzieningen;
9
aanbrengen van oppervlakteverhardingen van meer
dan
10 aanleggen van paden.
j Ter plaatse van de aanduiding ‘groenblauwe mantel’:
1 vellen/rooien van houtgewas, uitgezonderd erfbeplanting;
2 aanbrengen van houtgewas, uitgezonderd erfbeplanting;
3
het aanbrengen van hoogopgaand houtgewas hoger
dan
4
aanbrengen van oppervlakteverhardingen van meer
dan
5 aanleggen van paden;
k Ter plaatse van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische verbindingszone’ en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’:
1
het aanleggen en/of verharden van wegen of
paden, dan wel het aanbrengen van andere niet omkeerbare
oppervlakteverhardingen groter dan
2 het ophogen van gronden ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’.
l Ter plaatse van de aanduiding ‘kwetsbare soorten’:
1 afgraven, ophogen, vergraven, egaliseren;
2 diepploegen;
3 aanleg, verbreden of verbeteren van sloten en greppels;
4 dempen van sloten en greppels;
5 dempen van kleine geïsoleerde wateren;
6 vellen/rooien van houtgewas, uitgezonderd erfbeplanting;
7 aanbrengen van houtgewas, uitgezonderd erfbeplanting;
8
het aanbrengen van hoogopgaand houtgewas hoger
dan
9 aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen, uitgezonderd drainageleidingen nodig voor een normale agrarische bedrijfsvoering en leidingen noodzakelijk voor het aansluiten van bouwwerken op het net van openbare nutsvoorzieningen;
10 aanbrengen van oppervlakteverhardingen van
meer dan
11 aanleggen van paden.
m In afwijking van het bepaalde onder sub l is ter plaatse van de nadere aanduiding ‘amfibieën en reptielen’, zoals aangegeven op de detailkaart ‘kwetsbare soorten’ in bijlage 3 van deze regels, uitsluitend voor het uitvoeren van de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en van werkzaamheden een omgevingsvergunning vereist:
1 vellen/rooien van houtgewas, uitgezonderd erfbeplanting;
2 aanbrengen van houtgewas, uitgezonderd erfbeplanting;
3 aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen, uitgezonderd drainageleidingen nodig voor een normale agrarische bedrijfsvoering en leidingen noodzakelijk voor het aansluiten van bouwwerken op het net van openbare nutsvoorzieningen;
4
aanbrengen van oppervlakteverhardingen van meer
dan
5 aanleggen van paden;
6 aanbrengen van tijdelijke afdekfolies en/of lage tunnels.
n In afwijking van het bepaalde onder sub l is ter plaatse van de nadere aanduiding ‘dagvlinders (natte biotoop)’, zoals aangegeven op de detailkaart ‘kwetsbare soorten’ in bijlage 3 van deze regels, uitsluitend voor het uitvoeren van de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en van werkzaamheden een omgevingsvergunning vereist:
1 afgraven, ophogen, vergraven, egaliseren;
2 aanleg, verbreden of verbeteren van sloten en greppels;
3 dempen van sloten en greppels;
4 dempen van kleine geïsoleerde wateren;
5 vellen/rooien van houtgewas, uitgezonderd erfbeplanting;
6 aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen, uitgezonderd drainageleidingen nodig voor een normale agrarische bedrijfsvoering en leidingen noodzakelijk voor het aansluiten van bouwwerken op het net van openbare nutsvoorzieningen;
7
aanbrengen van oppervlakteverhardingen van
meer dan
8 aanbrengen van tijdelijke afdekfolies en/of lage tunnels.
o In afwijking van het bepaalde onder sub l is ter plaatse van de nadere aanduiding ‘dagvlinders (droge biotoop)’, zoals aangegeven op de detailkaart ‘kwetsbare soorten’ in bijlage 3 van deze regels, uitsluitend voor het uitvoeren van de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en van werkzaamheden een omgevingsvergunning vereist:
1 afgraven, ophogen, vergraven, egaliseren;
2 diepploegen;
3 vellen/rooien van houtgewas, uitgezonderd erfbeplanting;
4 aanbrengen van houtgewas, uitgezonderd erfbeplanting;
5 aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen, uitgezonderd drainageleidingen nodig voor een normale agrarische bedrijfsvoering en leidingen noodzakelijk voor het aansluiten van bouwwerken op het net van openbare nutsvoorzieningen;
6
aanbrengen van oppervlakteverhardingen van meer
dan
7 aanbrengen van tijdelijke afdekfolies en/of lage tunnels;
8 het blijvend omzetten van grasland in bouwland1.
p In afwijking van het bepaalde onder sub l is ter plaatse van de nadere aanduiding ‘moerasvogels’, zoals aangegeven op de detailkaart ‘kwetsbare soorten’ in bijlage 3 van deze regels, uitsluitend voor het uitvoeren van de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en van werkzaamheden een omgevingsvergunning vereist:
1 afgraven, ophogen, vergraven, egaliseren;
2 aanleg, verbreden of verbeteren van sloten en greppels;
3 dempen van sloten en greppels;
4 dempen van kleine geïsoleerde wateren;
5 vellen/rooien van houtgewas, uitgezonderd erfbeplanting;
6 aanbrengen van houtgewas, uitgezonderd erfbeplanting;
7 aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen, uitgezonderd drainageleidingen nodig voor een normale agrarische bedrijfsvoering en leidingen noodzakelijk voor het aansluiten van bouwwerken op het net van openbare nutsvoorzieningen;
8
aanbrengen van oppervlakteverhardingen van meer
dan
9 aanleggen van paden;
10 aanbrengen van tijdelijke afdekfolies en/of lage tunnels.
q In afwijking van het bepaalde onder sub l is ter plaatse van de nadere aanduiding ‘planten- en plantengezelschappen’, zoals aangegeven op de detailkaart ‘kwetsbare soorten’ in bijlage 3 van deze regels, uitsluitend voor het uitvoeren van de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en van werkzaamheden een omgevingsvergunning vereist:
1 afgraven, ophogen, vergraven, egaliseren;
2 diepploegen;
3 aanleg, verbreden of verbeteren van sloten en greppels;
4 dempen van sloten en greppels;
5 dempen van kleine geïsoleerde wateren;
6 vellen/rooien van houtgewas, uitgezonderd erfbeplanting;
7 aanbrengen van houtgewas, uitgezonderd erfbeplanting;
8 aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen, uitgezonderd drainageleidingen nodig voor een normale agrarische bedrijfsvoering en leidingen noodzakelijk voor het aansluiten van bouwwerken op het net van openbare nutsvoorzieningen;
9
aanbrengen van oppervlakteverhardingen van meer
dan
10 aanleggen van paden;
11 aanbrengen van tijdelijke afdekfolies en/of lage tunnels;
12 het blijvend omzetten van grasland in bouwland1.
r Ter plaatse van de aanduiding ‘openheid’:
1
het aanbrengen van hoogopgaand houtgewas hoger
dan
s Ter plaatse van de aanduiding ‘struweelvogels’:
1 afgraven, ophogen, vergraven, egaliseren;
2 diepploegen;
3 aanleg, verbreden of verbeteren van sloten en greppels;
4 dempen van sloten en greppels;
5 dempen van kleine geïsoleerde wateren;
6 vellen/rooien van houtgewas, uitgezonderd erfbeplanting;
7
het aanbrengen van hoogopgaand houtgewas hoger
dan
8 aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen, uitgezonderd drainageleidingen nodig voor een normale agrarische bedrijfsvoering en leidingen noodzakelijk voor het aansluiten van bouwwerken op het net van openbare nutsvoorzieningen;
9
aanbrengen van oppervlakteverhardingen van meer
dan
10 aanleggen van paden.
t Ter plaatse van de aanduiding ‘weidevogels’:
1 afgraven, ophogen, vergraven, egaliseren;
2 diepploegen;
3 aanleg, verbreden of verbeteren van sloten en greppels;
4 dempen van sloten en greppels;
5 aanbrengen van houtgewas, uitgezonderd erfbeplanting;
6 aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen, uitgezonderd drainageleidingen nodig voor een normale agrarische bedrijfsvoering en leidingen noodzakelijk voor het aansluiten van bouwwerken op het net van openbare nutsvoorzieningen;
7
aanbrengen van oppervlakteverhardingen van meer
dan
8 aanleggen van paden;
9 aanbrengen van tijdelijke afdekfolies en/of lage tunnels;
10 het blijvend omzetten van grasland in bouwland1.
Het in lid 33.2.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a het normale onderhoud betreffen;
b reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
c binnen het bouwvlak plaatsvinden, danwel binnen de bestemming ‘Agrarisch – Agrarisch aanverwant’, ‘Bedrijf’, ‘Bedrijf – Gemaal’, ‘Bedrijf – Nutsvoorziening’, ‘Bos’, ‘Groen – Landschapselement’, ‘Horeca’, ‘Maatschappelijk’, ‘Natuur’, ‘Recreatie’ ‘Recreatie – Recreatiewoning’, ‘Recreatie - Verblijfsrecreatie’, ‘Recreatie – Volkstuin’, ‘Sport’, ‘Verkeer’, ‘Water’ en/of ‘Wonen plaatsvinden;
d het aanleggen en/of wijzigen van (kikker en/of padden)poelen, zoals genoemd in lid 3.4.6, 5.4.6 en/of 6.4.6 betreffen.
De in lid 33.2.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden.
Ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’, ‘specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument’ en/of de ‘specifieke bouwaanduiding – rijksmonument’ zijn de gronden mede bestemd voor behoud en/of herstel van de cultuurhistorische en/of architectonische waarde van de bebouwing.
a Ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’, ‘specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument’ en/of de ‘specifieke bouwaanduiding – rijksmonument’ is het verboden bebouwing te verbouwen of uit te breiden.
b Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder sub a, mits de cultuurhistorische en/of architectonische waarde van de bebouwing niet onevenredig wordt aangetast.
c Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld onder sub b wint het bevoegd gezag advies in bij van de Boerderijcommissie van de Stichting Brabants Heem of een andere ter zake deskundige.
a Ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’, ‘specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument’ en/of de ‘specifieke bouwaanduiding – rijksmonument’ is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning bouwwerken geheel of gedeeltelijk te slopen.
b Het onder sub a vervatte verbod is niet van toepassing op sloopwerkzaamheden welke:
1 het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
2 reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
c De onder sub a genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien de cultuurhistorische en/of architectonische waarde van de bebouwing niet in onevenredige mate worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het behoud, de versterking en/of het herstel van die waarden niet worden verkleind.
d In afwijking van het bepaalde onder sub c kan een omgevingsvergunning worden verleend als op basis van technische en economische overwegingen instandhouding van het bouwwerk redelijkerwijs niet kan worden verlangd.
e Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld onder sub a wint het bevoegd gezag advies in van de Boerderijcommissie van de Stichting Brabants Heem of een andere ter zake deskundige.
De gronden ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone – molenbiotoop’ zijn naast de overige daaraan gegeven bestemmingen mede bestemd voor het beschermen van de functie van de in dit gebied voorkomende molen als werktuig en van zijn waarde als landschapsbepalend element.
In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, gelden voor het bouwen op of in de in deze bestemming begrepen gronden de volgende regels:
a
Binnen de zone van
b
Binnen de zone gemeten van
H=X/75+0,2*Z
waarin:
H = de toelaatbare bouwhoogte in meters (gemeten vanaf het peil ter plaatse van de molen)
X = de afstand in meters vanaf het bouwwerk tot de wieken van de molen
Z = askophoogte (helft van de vlucht van de wieken + belthoogte)
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 33.4.2, met dien verstande dat:
a De vrije windvang of het zicht op de molen al zijn beperkt vanwege aanwezige bebouwing en de windvang en het zicht op de molen niet verder worden beperkt vanwege de niet verder worden beperkt vanwege de nieuw op te richten bebouwing. Alvorens omgevingsvergunning te verlenen vraagt het bevoegd gezag schriftelijk advies bij de molendeskundige.
b Toepassing van de in lid 33.4.2 bedoelde afstands- en hoogtematen de belangen in verband met de nieuw op te richten bebouwing onevenredig zouden schaden.
De gronden ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone – vaarweg’ zijn, zijn naast de overige daaraan gegeven bestemmingen mede bestemd voor de bescherming van de veiligheid van het vaarverkeer.
In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald
ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen
geen nieuwe bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken geen
gebouwen zijnde ten behoeve van de bestemming met een bouwhoogte van maximaal
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 33.5.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, indien advies is verkregen van de beheerder van de vaarweg.
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone – vaarweg’ de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
a het ophogen van gronden;
b het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
c het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden.
Het in lid 33.5.4 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a het normale onderhoud en beheer betreffen;
b reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
De in lid 33.5.4 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien advies is verkregen van de beheerder van de vaarweg.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:
a het in geringe mate overschrijden van bestemmings- of bouwgrenzen, indien een meetverschil of de werkelijke toestand van het terrein daartoe aanleiding geeft;
b
het afwijken van de op de verbeelding of in de
regels gegeven maten, afmetingen en percentages, voorzover daarvoor geen
bijzondere afwijkingsbevoegdheid in deze regels is opgenomen, mits deze met
niet meer dan 10% worden veranderd; deze afwijkingsbevoegdheid is niet van
toepassing op bebouwingspercentages, oppervlaktematen boven
c het afwijken van de voorgeschreven afstandsmaat ten opzichte van zijdelingse en achterste perceelgrens ten behoeve van het bouwen tot op de perceelgrens, mits is aangetoond dat zich op het betreffende perceel geen andere reële mogelijkheden voordoen en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
d
het bouwen van voorzieningen ten dienste van het
ontvangen en zenden van radio- en televisiesignalen, voorzover deze
voorzieningen van geringe horizontale afmetingen zijn en mits de bouwhoogte
niet meer bedraagt dan
e
het bouwen van voorzieningen (masten) ten
dienste van het openbare tele-communicatieverkeer, voorzover deze voorzieningen
van geringe horizontale afmetingen
zijn en de bouwhoogte niet meer bedraagt dan
f de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:
1
ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen
zijnde, tot maximaal
2
ten behoeve van overige bouwwerken,geen gebouwen
zijnde,tot maximaal
g de bestemmingsregels ten aanzien van het bouwen buiten een bouwvlak in de bestemmingen ‘Agrarisch’ en/of ‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden’ voor het bouwen van hobbymatige dierenverblijven buiten het bouwvlak, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
1 Dierenverblijven zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘kernrandzone’.
2
De oppervlakte van het bouwperceel mag niet
minder bedragen dan
3
De oppervlakte van het dierenverblijf mag niet
meer bedragen dan
4
De goothoogte mag niet meer bedragen dan
5
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan
6 De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
h de onder sub a tot en met g genoemde omgevingsvergunningen kunnen uitsluitend verleend worden mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
1 een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
2 de verkeersveiligheid;
3 de sociale veiligheid;
4 de milieusituatie, en;
5 de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van de bestemmingsregels voor het toestaan van kleinschalig logeren in de vorm van een bed&breakfast bij (bedrijfs)woningen bij agrarische bedrijven binnen de bestemming ‘Agrarisch’, ‘Agrarisch – Agrarisch aanverwant’, ‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden’, ‘Agrarisch met waarden – Natuur- en landschapswaarden’, ‘Recreatie’, ‘Sport’ en ‘Wonen’, waarbij voldaan moet worden aan de volgende voorwaarden:
a De voorziening ten behoeve van Bed and Breakfast wordt binnen de bestaande woning of bijgebouwen gerealiseerd.
b De voorziening functioneert door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering niet als een zelfstandige woning.
c Het maximale aantal gasten dat gelijktijdig gebruik mag maken van de Bed and Breakfast is gesteld op 5.
d
De oppervlakte die gebruikt wordt ten behoeve
van de voorziening mag niet meer bedragen dan 50% van de gezamenlijke
vloeroppervlakte van de woning en bij-gebouwen tot een maximum oppervlakte van
e Parkeren vindt plaats op eigen terrein.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 32.1 en toestaan dat een bijgebouw wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a Er wordt aangetoond dat inwoning in het hoofdgebouw van de (bedrijfs-)woning of aan-, uit- of aangebouwd bijgebouw redelijkerwijs niet tot de mogelijkheden behoort.
b In afwijking van het bepaalde onder sub a is het realiseren van de afhankelijke woonruimte in het hoofdgebouw, niet zijnde de woning, toegestaan, met dien verstande dat:
1 Wordt aangetoond dat inwoning in de woning of aan-, uit- of aangebouwd bij-gebouw redelijkerwijs niet tot de mogelijkheden behoort.
2 Er wordt geen afzonderlijke hoofdingang gemaakt. Toegang tot de inwoonsituatie dient te geschieden via de oorspronkelijke woning, middels (een) niet-afsluitbare tussendeure(en).
3 Er mag alleen een achterdeur of zijdeur worden aangebracht om redenen van (brand)veiligheid ingevolge het Bouwbesluit.
4 Er is sprake van gemeenschappelijke nutsvoorzieningen.
5 Het karakter van één woning blijft ook in visueel opzicht gehandhaafd.
waarbij het bepaalde onder sub lid g en h niet van toepassing is.
c De zorgvraag dient afgeleid te kunnen worden uit een indicatie in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning.
d Er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven.
e Er wordt rekening gehouden met de milieuhygiënische aspecten (geur, geluid, veiligheid).
f
De afhankelijke woonruimte wordt ingepast binnen
de toegestane bijgebouwen, met een maximale bebouwde oppervlakte van
g
De afhankelijke woonruimte wordt gerealiseerd in
een bestaand bijgebouw dat op maximaal
h
Afwijking van het bepaalde onder sub g is slechts mogelijk indien er
op het erf en achter de voorgevel van het hoofdgebouw sprake is van reeds
aanwezige bijgebouwen die zonder ingrijpende verbouwingen geschikt kunnen
worden gemaakt voor het bieden van mantelzorg. In het geval sprake is van
nieuwbouw mag de afstand tot de achtergevel
van de (bedrijfs-)woning niet meer bedragen dan
i Het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning in, indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 32.1 en toestaan dat een publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit wordt uitgeoefend, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a
Het vloeroppervlak aan bebouwing per bouwperceel
ten behoeve van de (bedrijfs-) woning dat hiervoor gebruikt wordt mag niet meer
bedragen dan 1/3 deel van dat vloeroppervlak met een maximum van
b Het gebruik mag geen ernstige c.q. onevenredige hinder opleveren voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;
c De activiteiten die worden ontplooid mogen niet geluidzoneringsplichtig zijn.
d Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de afwikkeling van het verkeer.
e Er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid ter plaatse.
f De activiteiten mogen niet omgevingsvergunningplichtig zijn ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
g Er mogen geen detailhandelsactiviteiten plaatsvinden anders dan ondergeschikt en ten dienste van de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit.
h Er mogen geen reclame-uitingen (aan de woning) worden aangebracht.
i Degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het toestaan van evenementen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a Evenementen zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische hoofdstructuur’.
b Het evenement duurt maximaal 10 dagen, inclusief opbouwen, inrichten, afbreken en opruimen.
c Er vindt geen horeca plaats ter plaatse, anders dan ondergeschikt en inherent aan het toegestane evenement.
d Er vindt geen detailhandel ter plaatse plaats, anders dan ondergeschikt en inherent aan het toegestane evenement, met uitzondering van vlooien- en/of rommelmarkten.
e Er treden geen onomkeerbare gevolgen voor het landschap op.
f De belangen van de betreffende bestemming wordt niet onevenredig aangetast;
g Er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
h Belangen van derden worden niet onevenredig geschaad.
i Er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in de omgeving aanwezige architectonische, cultuurhistorische of natuurwaarden.
j De belangen van in de nabijheid gelegen functies verzetten zich niet tegen het gebruik van de betreffende bestemming voor het evenement.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemmingen ‘Agrarisch’, ‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden’, ‘Agrarisch met waarden – Natuur- en landschapswaarden’, een zoekgebied voor een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’ te wijzigen in de bestemming ‘Bos’, Groen – Landschapselement’, ‘Natuur’ en/of ’Water’ ten behoeve van behoud en/of ontwikkeling van bos, landschapselementen, water en/of de natuur, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a De wijziging uitsluitend plaats kan vinden ten behoeve van de realisatie van vastgesteld natuur- en landschapsbeleid, zoals het beleid voor de ecologische hoofdstructuur (EHS), een ecologische verbindingszone (EVZ), het landschappelijk raamwerk en bos-, natuur-, en/of landschapscompensatie en/of de doeleinden van de kaderrichtlijn Water.
b De wijziging pas plaatsvindt nadat de aankoop/overdracht in voldoende mate verzekerd is of al heeft plaatsgevonden of de realisatie anderszins verzekerd is.
Burgemeester en
wethouders zijn bevoegd
ter
plaatse van de aanduiding ‘wro-zone – wijzigingsgebied
a De aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
b De realisatie mag geen onevenredige aantasting van de woon- en leefmilieu van omliggende woningen tot gevolg hebben.
c De wijziging dient landschappelijk en stedenbouwkundig aanvaardbaar te zijn.
Burgemeester en
wethouders zijn bevoegd
ter
plaatse van de aanduiding ‘wro-zone – wijzigingsgebied
a De totale oppervlakte van het betreffende bouw- en/ of bestemmingsvlak mag niet worden vergroot.
b
Gelijktijdig dient de bestemming van de gronden van
de bestemming ‘Bedrijf’ met de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf –
c De wijziging dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.
d De noodzakelijke onderzoeken dienen aan te tonen dat de bedrijfsbestemming ter plaatse aanvaardbaar is (flora & fauna, archeologie, cultuurhistorie, vng-richtlijn bedrijven en milieuzonering etc.).
e Wijziging mag geen beperking opleveren voor omliggende functies.
f De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorische en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
g Er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door de gemeente geaccordeerd beplantingsplan.
h De uitvoering van de landschappelijke inpassing dient te worden gegarandeerd middels een overeenkomst tussen de gemeente en de initiatiefnemer.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de begrenzing van de aanduiding ‘groenblauwe mantel’ te wijzigen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a De wijziging leidt tot een beter resultaat voor het behoud, herstel en de ontwikkeling van de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken of doordat door een ruimtelijke ontwikkeling het behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de groenblauwe mantel niet langer zinvol is.
b De wijziging mag niet leiden tot verlies van areaal, samenhang en kwaliteit van de aangeduide gebieden met het oog op behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken.
c Gedeputeerde Staten tot de wijziging van de begrenzing positief hebben besloten.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de begrenzing van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’ te wijzigen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a Een (zoekgebied voor een) ecologische verbindingszone kan met de beoogde wijziging ten minste een vergelijkbare functie vervullen.
b Gedeputeerde Staten tot de wijziging van de begrenzing positief hebben besloten.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit plan te wijzigen door een aanduiding zoals genoemd in de bestemmingsomschrijvingen van dit bestemmingsplan te verwijderen, indien het betreffende gebruik definitief is beëindigd danwel de betreffende bebouwing en/of waarden niet meer aanwezig zijn. Deze wijziging is niet van toepassing ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische hoofdstructuur’, ‘groenblauwe mantel’, ‘reconstructiewetzone – extensiveringsgebied’, ‘reconstructiewetzone – verwevingsgebied’ ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’ en ‘zoekgebied behoud- en herstel watersystemen.
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
a de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige voorwaarden;
b de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
c de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
d het bouwen bij ondergrondse hoofdtransportleidingen;
e de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden en
f de ruimte tussen bouwwerken.
Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan.
a Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde indien dit noodzakelijk is ten behoeve van het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van de bodemkwaliteit, waterhuishouding, cultuurhistorische, ecologische, aardkundige en/of landschappelijke waarden.
b De onder sub a genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld indien zulks noodzakelijk is ten behoeve van zorgvuldig ruimtegebruik en/of ruimtelijke kwaliteit.
a Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een om-gevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
1 gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
2 na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
b Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder sub a met maximaal 10 %.
c Het bepaalde onder sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
a Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
b Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
c Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
d Het bepaalde onder sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Ter plaatse van de aanduidingen zoals opgenomen in de ‘Tabel persoonsgebonden overgangsrecht’ is het gebruik in strijd met het bestemmingsplan. Dit gebruik mag worden voortgezet door diegene(n) die het gebouw gebruikt ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan.
Zodra het gebruik door de bestaande gebruiker(s) wordt beëindigd vervalt het recht op het gebruik, zoals opgenomen in de ‘Tabel persoonsgebonden overgangsrecht’.
Met betrekking tot de illegale bewoning wordt als bestaande gebruiker aangemerkt de persoon/personen die op het moment van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan volgens de gemeentelijke basisadministratie van de gemeente als hoofdbewoner en diens partner staan ingeschreven op het adres zoals opgenomen in de ‘Tabel persoonsgebonden overgangsrecht’.
Met betrekking tot het illegaal niet- bedrijfsmatige houden van dieren wordt als bestaande gebruiker aangemerkt de rechtspersoon of de natuurlijk persoon die de inrichting drijft op het moment van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan op het adres zoals opgenomen in de ‘Tabel persoonsgebonden overgangsrecht’.
‘Tabel
Persoonsgebonden overgangsrecht’
Aanduiding |
Adres |
activiteit |
specifieke vorm van agrarisch met waarden–
persoonsgebonden overgangsrecht |
Heistraat 2 |
Burgerbewoning van de bedrijfs-woning |
specifieke vorm van agrarisch –
persoonsgebonden overgangsrecht |
Mars en Wijthdijk 5 |
Bewoning en niet- bedrijfsmatig houden van
dieren |
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan ‘Buitengebied’.
Bijlagen:
1 Staat van
Bedrijfsactiviteiten
2 Detailkaart
‘Cultuurhistorisch waardevol gebied’
3 Detailkaart
‘Kwetsbare soorten’