De voor ‘Water – Vaarweg’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a een vaarweg met een functie voor afwikkeling van nationaal en internationaal verkeer te water;
b water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
c behoud, herstel en/of ontwikkeling van de landschappelijke waarden, ecologische- en/of natuurwaarden ter plaatse van de aanduiding ‘natuur’;
d drijvende recreatieve voorzieningen en een bestaande bedrijfswoning in de vorm van een informatie- en bezoekerscentrum met kleinschalige horecavoorziening en een bed& breakfast voorziening op een ark ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van water – rivierpleistertrekplaats’;
e voorzieningen voor verkeer en verblijf;
f groenvoorzieningen;
g extensief recreatief medegebruik.
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
De oppervlakte van de ark, inclusief bedrijfswoning, ter
plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van water – rivierpleistertrekplaats’
mag niet meer bedragen dan
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende voorwaarden:
a
De bouwhoogte van kunstwerken mag niet meer
bedragen dan
b
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan
Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van water – rivierpleistertrekplaats’ geldt:
a
De oppervlakte van de ondersteunende
horecavoorziening mag niet meer bedragen dan
b
De oppervlakte van de informatieruimte mag niet
meer bedragen dan
c
De oppervlakte van de conferentieruimte mag niet
meer bedragen dan
d Het aantal personen dat tijdelijk mag verblijven in de bed & breakfast voorziening mag niet meer bedragen dan 12.
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren ter plaatse van de aanduiding ‘natuur’:
a het dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit) van oppervlaktewater;
b het graven en dempen van sloten, de aanleg of het dempen van poelen, de aanleg van dammen, het aanbrengen van oeverbeschoeiing en het aanbrengen van verharding;
c het vellen of rooien van houtgewas.
Het in lid 22.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
b reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
De in lid 22.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuur- en/of landschappelijke waarden van de gronden.