Artikel 4                  Agrarisch – Agrarisch aanverwant

De voor ‘Agrarisch – Agrarisch aanverwant’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      agrarische verwante en/of agrarisch–technische bedrijven met bijbehorende voorzieningen, zoals opgenomen in de ‘Tabel Agrarisch aanverwante bedrijven’;

b      één bestaande bedrijfswoning per bestemmingsvlak;

c       aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;

d      groenvoorzieningen in de vorm van erfbeplanting;

e      (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

f        water,  waterhuishoudkundige en nutsvoorzieningen en poelen;

g       extensief recreatief medegebruik;

h      behoud en/of herstel van aanwezige cultuurhistorische en/of architectoni­sche waarden van bebouwing en monumenten ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’, ‘specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument’ en/of de ‘specifieke bouwaanduiding – rijksmonument’, waarbij het bepaalde in lid 33.3 van toepassing is.

 

4.1            Bouwregels

 

4.1.1        Algemeen

a      Per bestemmingsvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één bedrijf toegestaan.

b      Het bestemmingsvlak mag tot maximaal 60% worden bebouwd, met dien verstande dat:

1      de afstand tot de weg waaraan wordt gebouwd niet minder mag bedragen dan 10 m tot de voor die weg aangegeven bestemmingsgrens, met uitzondering van erf- en perceelsafscheidingen en soortgelijke bouwwerken tot een bouwhoogte van 1 m;

2      de afstand van gebouwen tot de zijdelingse en/ of achterste perceelsgrenzen niet minder mag bedragen dan 3 m.

c       Bouwwerken, voorzien van een dak, worden met een kap afgedekt waarvan de dakhelling niet minder mag bedragen dan 12º en niet meer mag bedragen dan 45º.

 

4.1.2        Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende voorwaarden:

a      De goothoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

b      De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.

 

4.1.3        Bedrijfswoningen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende voorwaarden:

a      De goothoogte van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

b      De bouwhoogte van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 10 m.

c       De inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m3.

d      De gezamenlijke oppervlakte aan aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 100 m² per bedrijfswoning.

e      De goothoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m.

f        De bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

g       Bijgebouwen mogen niet voor de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning worden gebouwd.

h      De afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 20 m.

 

4.1.4        Bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak gelden de volgende voorwaarden:

a      De bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen voor de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 1 m.

b      De bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 2 m.

c       De bouwhoogte van sleufsilo’s mag niet meer bedragen dan 2,5 m.

d      Per bedrijf is niet meer dan één windturbine toegestaan, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 15 m.

e      De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde paardenbakken, mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

 

 

4.2            Afwijken van de bouwregels

 

4.2.1        Algemeen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

a      lid 4.1.1 voor het bouwen van bouwwerken op een afstand van minder dan 10 m tot de voor die weg aangegeven bestemmingsgrens mits het verkeersbelang niet onevenredig wordt aangetast en vooraf advies is ingewonnen van de beheersinstantie van de betreffende weg;

b      lid 4.1.1 voor het bouwen van gebouwen binnen 3 m van of in de zijdelingse en/ of achterste perceelsgrenzen, mits de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad en het verkeersbelang en het stedenbouwkundig/ruimtelijk beeld niet onevenredig wordt aangetast;

c       lid 4.1.1 voor het bouwen van bouwwerken, voorzien van een dak, met een kap waarvan de dakhelling minder bedraagt dan 12º of een plat dak;

d      lid 4.1.2 voor het bouwen van bedrijfsgebouwen met een hogere goothoogte tot maximaal 7,5 m en/of een hogere bouwhoogte tot maximaal 12 m, indien dit noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en voor zover dit stedenbouwkundig en landschappelijk inpasbaar is;

e      lid 4.1.3 voor het bouwen van een bijgebouw op een afstand van meer dan 20 m van de bedrijfswoning indien dit noodzakelijk is in verband met een doelmatige inrichting van het perceel;

f        lid 4. 1.4 voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een hogere bouwhoogte, waarbij de toegestane bouwhoogte met maximaal 2 m mag worden verhoogd, mits hierdoor het stedenbouwkundig/ruimtelijk beeld en de verkeers-veiligheid niet wordt aangetast.

g       lid 4. 1.4. voor het bouwen van paardenbakken, mestplaten en lichtmasten binnen het bestemmingsvlak ten behoeve van het houden van paarden, met dien verstande dat:

1      De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bij paardenbakken niet meer bedraagt dan 2 m.

2      De oppervlakte per paardenbak niet meer bedraagt dan 800 m².

3      Het bouwhoogte van lichtmasten niet meer bedraagt dan 6 m.

4      Door middel van een door de gemeente geaccordeerd lichtplan is aangetoond dat het aantal lichtmasten en de uitstraling van het licht wordt beperkt.

5      Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door de gemeente geaccordeerd beplantingsplan.

6      De uitvoering van de landschappelijke inpassing dient te worden gegarandeerd middels een overeenkomst tussen de gemeente en de initiatiefnemer.

 

 

4.3            Specifieke gebruiksregels

 

4.3.1        Productiegebonden detailhandel

Bij ieder bedrijf is productiegebonden detailhandel als nevenfunctie toegestaan tot een verkoopvloeroppervlakte van 25 m², met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ een maximale verkoopvloeroppervlakte van 50 m² geldt.

 

 

4.4            Afwijken van de gebruiksregels

 

4.4.1        Andere bedrijfsactiviteiten

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.1 ten behoeve van het vestigen van een ander soort bedrijf dan is opgenomen in de ‘Tabel Agrarisch aanverwante bedrijven’, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

a      Alleen agrarisch – technisch hulpbedrijven of agrarisch aanverwante bedrijven, die voorkomen in categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten (zie bijlage 1 bij deze regels), of naar aard en invloed hiermee gelijk te stellen zijn, zijn toegestaan.

b      Geluidzoneringsplichtige inrichtingen zijn niet toegestaan.

c       Het nieuw te vestigen bedrijf mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bestaande bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

d      Het nieuw te vestigen bedrijf mag geen grotere publieks- en/of verkeersaantrekkende werking hebben dan de oorspronkelijk toegestane bedrijfssoort.

e      Er mag geen uitbreiding van bestaande detailhandel of nieuwvestiging van detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ en/of ‘Kernrandzone’ waar ondergeschikte detailhandel is toegestaan tot maximaal 50 m² .

f        De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

 

4.4.2        Nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.1 voor het toestaan van nevenfuncties, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

a      De agrarische aanverwante functie is en blijft als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar.

b      Het bestemmingsvlak mag ten behoeve van de nevenfunctie niet worden vergroot.

c       De volgende nevenfuncties bij het bedrijf zijn toegestaan:

1      verblijfsrecreatie in de vorm van een groepsaccommodatie tot een oppervlakte van maximaal 500 m²;

2      verblijfsrecreatie in de vorm van appartementen, waarbij niet meer dan 5 appartementen zijn toegestaan met een totale maximale oppervlakte van 250 m²;

3      verblijfsrecreatie in de vorm van kleinschalig kamperen, waarbij niet meer dan 25 standplaatsen zijn toegestaan; standplaatsen zijn ook in een zone van 100m aansluitend aan het bouwvlak toegestaan, gebouwen ten behoeve van het kleinschalig kamperen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan tot een oppervlakte van 50 m²;

4      dagrecreatie tot een oppervlakte van maximaal 500 m²;

5      zorgboerderijen tot een oppervlakte van 250 m², met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ een maximale oppervlakte van 375 m² geldt;

6      statische binnenopslag tot een oppervlakte van 1.000 m², met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ een maximale oppervlakte van 2.000 m² geldt;

d      Ondergeschikte horeca (inclusief terras), is toegestaan bij de vormen van nevenfuncties zoals genoemd onder sub c onder 1, 4 en 5 waarbij de oppervlakte aanvullend op de genoemde oppervlakten, niet meer mag bedragen dan 125 m².

e      Bij cumulatie van meerdere vormen van nevenfuncties bedraagt de totale oppervlakte ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ maximaal 1.250 m² en voor het overige maximaal 1.000 m².

f        In afwijking van het bepaalde onder sub e bedraagt de totale oppervlakte met inbegrip van statische binnenopslag ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ maximaal 2.250 m² en voor het overige maximaal 2.000 m².

g       Buitenopslag ten behoeve van de nevenfunctie is niet toegestaan.

h      De nevenfunctie mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben. Parkeren vindt plaats op eigen terrein.

i        De nevenfunctie mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfs-voering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

j        Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door de gemeente geaccordeerd beplantingsplan.

k      De uitvoering van de landschappelijke inpassing dient te worden gegarandeerd middels een overeenkomst tussen de gemeente en de initiatiefnemer.

 

 

4.5            Wijzigingsbevoegdheden

 

4.5.1        Wijziging ten behoeve van niet-agrarische functies

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vestiging van niet-agrarische functies, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

a      Wijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwings-concentratie’, behalve wijziging naar recreatieve, maatschappelijke en/of horeca voorzieningen welke ook buiten deze gebieden zijn toegestaan.

b      Het agrarisch aanverwante bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk.

c       Het bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan 5.000 m² waarbinnen de voormalige bedrijfswoning met bijhorende verhardingen en bebouwing ten behoeve de niet-agrarische functie is gesitueerd.

d      In afwijking van het bepaalde onder sub c mag, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘groenblauwe mantel’, de omvang van het bestemmingsvlak ten behoeve van een agrarisch technisch hulpbedrijf, agrarisch verwant bedrijf, horeca, dagrecreatieve en/of maatschappelijke voorziening niet meer bedragen dan 1,5 ha.

e      De oppervlakte aan bebouwing ten behoeve van de niet-agrarische functie per vrijgekomen agrarische bedrijfslocatie dient door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht te worden tot de onder sub f genoemde oppervlakte, waarbij cultuur-historisch waardevolle bebouwing en monumenten ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ gehandhaafd dienen te blijven.

f        De volgende niet-agrarische functies zijn toegestaan:

1      verblijfsrecreatie in de vorm van groepsaccommodatie tot een oppervlakte van maximaal 500 m²;

2      verblijfsrecreatie in de vorm van appartementen, waarbij niet meer dan 5 appartementen zijn toegestaan met een totale maximale oppervlakte van 250 m²;

3      verblijfsrecreatie in de vorm van kleinschalig kamperen, waarbij niet meer dan 25 standplaatsen zijn toegestaan; standplaatsen zijn ook in een zone van 100m aansluitend aan het bouwvlak toegestaan, gebouwen ten behoeve van het kleinschalig kamperen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan tot een oppervlakte van 50 m²;

4      dagrecreatie tot een oppervlakte van maximaal 500 m²;

5      zorgboerderijen tot een oppervlakte van 250 m², met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ een maximale oppervlakte van 375 m² geldt;

6      statische binnenopslag tot een oppervlakte van 1.000 m², met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ een maximale oppervlakte van 2.000 m² geldt;

g       Ondergeschikte horeca (inclusief terras), is toegestaan bij de vormen van nevenfuncties zoals genoemd onder sub f onder 1, 4 en 5 waarbij de oppervlakte aanvullend op de genoemde oppervlakten  niet meer mag bedragen dan 125 m².

h      Buitenopslag en opslag in kassen zijn niet toegestaan.

i        Detailhandel en/of een zelfstandige kantoorvoorziening met baliefunctie is niet toegestaan, uitgezonderd productiegebonden detailhandel tot maximaal 50 m² ten behoeve van de activiteiten zoals genoemd onder sub f.

j        De niet-agrarische functie mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

k      De niet-agrarische functie mag geen onevenredige publieks- en/of verkeers-aantrekkende werking tot gevolg hebben. Parkeren vindt plaats op eigen terrein.

l        De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindings-zone’ en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’ mag niet worden belemmerd of worden aangetast.

m    Er is sprake zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door de gemeente geaccordeerd beplantingsplan, deze inspanning telt mee voor de invulling van het bepaalde onder sub n.

n      De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorische en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

o      De uitvoering van de landschappelijke inpassing dient te worden gegarandeerd middels een overeenkomst tussen de gemeente en de initiatiefnemer.

 


4.5.2        Wijzigen naar Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Wonen’ voor zover het de voormalige bedrijfswoning betreft, eventueel met een splitsing in maximaal 2 woningen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

a      Het agrarisch aanverwante bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk.

b      Het bestemmingsvlak ‘Wonen’ bestaat uit de voormalige bedrijfswoning met bijhorende bijgebouwen, tuinen, erven en verhardingen.

c       De voormalige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt waarbij geldt dat:

1      ofwel 10% van de oppervlakte van de te slopen voormalige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de inhoud van de woning tot een maximum van 900 m³, ofwel 10% van de oppervlakte van de te slopen voormalige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de oppervlakte aan bijgebouwen tot een maximum van 200 m².

2      cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en monumenten ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ gehandhaafd dienen te blijven.

d      Splitsing is alleen toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’.

e      De inhoud van een te splitsen voormalige bedrijfswoning mag niet minder bedragen dan 900 m³.

f        Bij splitsing mogen maximaal twee volwaardige wooneenheden ontstaan, met beide een inhoud van ten minste 450 m3.

g       Na splitsing mogen de twee wooneenheden niet worden gesloopt en worden vervangen voor twee vrijstaande woningen.

h      Het bestaande architectonische karakter van de boerderij en de daaraan te onderkennen cultuurhistorische dan wel beeldbepalende waarden mogen niet worden aangetast.

i        De bestaande situering van de voormalige bedrijfswoning mag niet worden gewijzigd en in geval van verbouw mag het bestaande oppervlak van de voormalige bedrijfswoning niet worden vergroot.

j        De woning(en) mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfs-voering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

k      De woning(en) dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

l        Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door de gemeente geaccordeerd beplantingsplan, deze inspanning telt mee voor de invulling van het bepaalde onder sub m.

m    De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorische en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

n       De uitvoering van de landschappelijke inpassing dient te worden gegarandeerd middels een overeenkomst tussen de gemeente en de initiatiefnemer.

 

Tabel Agrarisch aanverwante bedrijven

Code

Adres

Soort bedrijf

‘paardenhouderij’

Maasveld 10

paardenhouderij

‘specifieke vorm van agrarisch -  hondenkennel/ asiel’

 Wijnruimerweg 1

hondenkennel/asiel

‘specifieke vorm van agrarisch – loonwerkbedrijf met ondergeschikte verhuur’

Kapellaan 12-14

loonwerkbedrijf met als nevenactiviteit aan het loonwerk-bedrijf gerelateerde onderschikte verhuuractiviteiten