Planregels
behorende
bij het bestemmingsplan “Vier Kwartieren III” van de gemeente Goirle
In deze
regels wordt verstaan onder:
1.
plan
het
bestemmingsplan “Vier Kwartieren III” van de gemeente Goirle;
2.
bestemmingsplan
de geometrisch
bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand
NL.IMRO.0785.BP2010009Kwartier-vg01 met de bijbehorende regels;
3.
aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of
figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden
gesteld ten aanzien van het gebruik en/of bebouwen van deze gronden;
4.
aan huis verbonden bedrijf
het
verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke –geheel of
overwegend door middel van handwerk uit te oefenen- bedrijvigheid dat door de
gebruiker van een woning in die woning en/of een bijbehorend aangebouwd bijgebouw
wordt uitgeoefend, waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn, dat de
activiteit in de woning of de daarbij behorende aangebouwde bijgebouwen past,
waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie, in ruimtelijke en visuele zin
blijft behouden, en de activiteit ter plaatse kan worden uitgeoefend, waaronder
een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit in verband met de aan huis
verbonden bedrijfsactiviteit behoort, met dien verstande dat de activiteit niet
vergunningplichtig is ingevolge de Wet milieubeheer en is vermeld in categorie
A van de Staat van bedrijfsactiviteiten (bijlage bij deze regels) of voor wat
betreft de aard en omvang in relatie tot de milieuhinder die de bedrijfsactiviteit
veroorzaakt, gelijk gesteld kan worden met een bedrijf dat behoort tot deze
categorie;
5.
aan huis verbonden beroep
een beroep
op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, ontwerptechnisch, kunstzinnig
of hiermee te vergelijken gebied –
niet zijnde detailhandel, dat door de
gebruiker van een woning in die woning en/of een bijbehorend aangebouwd bijgebouw
wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie blijft
behouden, en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke en visuele
uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie;
6.
achtergevel
het meest achterwaarts gelegen deel van een
gebouw;
7.
afgewerkt bouwterrein
de gemiddelde hoogte van de gebouwen
en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, omringende grond;
8.
afhankelijke woonruimte
een bijgebouw, dat qua ligging een
ruimtelijke eenheid vormt met de woning, waarbij dit bijgebouw hoort, en waarin
een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg is gehuisvest;
9.
afwijking
een afwijking als bedoeld in artikel
2.1, lid 1, sub c juncto artikel 2.12, lid 1, sub a, sub 1 Wabo, zoals deze
luidt op het moment van vaststelling van het plan;
10.
bebouwing
één of meer gebouwen en/of andere
bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
11.
bedrijf
een inrichting of instelling,
gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan,
installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen
van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.;
12.
bestaand
a. bij
bouwwerken: zoals ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan
aanwezig;
b. bij gebruik: bestaand ten tijde van het van kracht
worden van het plan;
één en ander behoudens voor zover in deze regels anders is
aangegeven;
13.
bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
14.
bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met
eenzelfde bestemming;
15.
bijgebouw
een al dan niet vrijstaand gebouw,
dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op het zelfde bouwperceel gelegen
hoofdgebouw;
16.
bouwen
het plaatsen, het geheel of
gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een
bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen
van een standplaats;
17.
bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
18.
bouwlaag
een boven het peil gelegen en
doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering
gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip
van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
19.
bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond,
waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is
toegelaten;
20.
bouwperceelsgrens
de grens van een bouwperceel;
21.
bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak,
waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
22.
bouwwerk
elke constructie van enige omvang
van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met
de grond verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
23.
carport
een op de grond staande overkapping
van één bouwlaag bij een bestaande woning of een bestaand woongebouw, die
bedoeld is als een overdekte stallingsruimte voor personenauto’s, die geen
eigen wanden of deuren heeft en waarvan de begrenzing wordt gevormd door de
woning of daarbij behorende bijgebouwen en/of ondersteuningen van de overkapping;
24.
detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden,
waaronder de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan
personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders
dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
25.
dienstverlening
het verlenen van economische en
maatschappelijke diensten aan derden, bijvoorbeeld kapper, schoonheidssalon of
tandartspraktijk;
26.
erf
al dan niet omheind stuk grond dat
in ruimtelijk opzicht direct behoort bij, in functioneel opzicht ten dienste
staat van, en in feitelijk opzicht direct aansluit aan een gebouw en dat,
blijkens de kadastrale gegevens behoort tot het bouwperceel waarop dat gebouw
is geplaatst;
27.
erf- of terreinafscheiding
bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat
dient als afscheiding van een erf of terrein en is geplaatst in of rondom een
erf of terrein;
28.
evenementen
publieke
gebeurtenissen, met name op het gebied van kunst, sport en cultuur, waaronder
in ieder geval een kermis wordt verstaan;
29.
functieaanduiding
een geometrisch bepaald vlak,
waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld
ten aanzien van de functie;
30.
gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen
toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
31.
gebruiken
het gebruiken, doen of laten gebruiken;
32.
hoofdgebouw
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of afmetingen
dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk is aan te merken;
33.
Inrichtingen- en vergunningenbesluit
milieubeheer
besluit van 5 januari 1993 (Stb. 50)
houdende de uitvoering van de hoofdstukken 1 en 8 van de Wet milieubeheer en
hoofdstuk V van de Wet geluidhinder, zoals deze luidde op het moment van
terinzagelegging van het plan;
34.
kantoor
een
gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden
die verband houden met het doen functioneren van (semi) overheidsinstellingen,
het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen;
35.
mantelzorg
het bieden van zorg aan eenieder die
hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige
basis en buiten organisatorisch verband;
36.
nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van de
telecommunicatie en de gas-, water- en electriciteitsdistributie, alsmede
soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden
begrepen transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, waterhuishoudkundige
voorzieningen, telefooncellen en abri’s en voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse)
afvalinzameling;
37.
omgevingsvergunning
vergunning
als bedoeld in artikel 2.1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
38.
ondergeschikte bouwdelen / bouwdelen
van ondergeschikt belang
bouwdelen
van beperkte afmetingen, die buiten de hoofdmassa van het gebouw uitsteken,
zoals bijvoorbeeld schoorstenen, antennemasten, windvanen, vlaggenmasten,
wolfseinden, dakkapellen en andere ondergeschikte dakopbouwen;
39.
ondergronds
beneden het peil;
40.
overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde,
voorzien van een gesloten dak;
a.
voor
een bouwwerk op een bouwperceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg
grenst: de bouwhoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
b.
voor
een bouwwerk op een bouwperceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg
grenst: de bouwhoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang bij
voltooiing van de bouw;
42.
Staat van bedrijfsactiviteiten
een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel
uitmakende lijst van bedrijven en installaties;
43.
straatmeubilair
de op een weg behorende bouwwerken, zoals verkeerstekens, wegafbakingen,
bewegwijzeringen, verlichting, halteaanduidingen, parkeerregulerende
constructies, afvalcontainers, brandkranen, informatie- en reclame
constructies, rijwielstandaard, papier- en plantenbakken, zitbanken,
communicatievoorzieningen, gedenktekens, speelvoorzieningen en abri’s;
44.
uitvoeren
het uitvoeren, doen
uitvoeren en laten uitvoeren;
45.
verharden van wegen
het aanbrengen van een dichte deklaag in de vorm van bijvoorbeeld
klinkers, asfalt of beton;
46.
vloeroppervlak
de totale oppervlakte, buitenwerks gemeten, van alle ruimten op de
begane grond, de verdiepingen, de zolder en de aangebouwde bijgebouwen;
47.
voorgevel
het meest voorwaarts gelegen
deel van een gebouw;
48.
Wabo
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, zoals deze luidt op het moment
van vaststelling van het plan;
49.
weg
als bedoeld in artikel 1, lid 1, sub
b van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze luidt op het moment van vaststelling
van het plan;
50.
woning
een (gedeelte van een) gebouw, dat bestaat uit een complex van ruimten,
uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van niet meer dan één afzonderlijk huishouden:
a.
vrijstaande
woning: een woning, die als woning niet aan een andere woning is aangebouwd en
die zich op een zekere afstand van beide zijdelingse bouwperceelsgrenzen
bevindt;
b.
twee-aaneengebouwde
woning: een woning, die deel uitmaakt van een blok van twee als woning aan
elkaar gebouwde woningen (twee-onder-één-kap) of twee door middel van een
bijgebouw geschakelde woningen (één-aan-één), en die met één zijgevel in de
zijdelingse bouwperceelsgrens is gebouwd en zich op een zekere afstand tot de
andere zijdelingse bouwperceelsgrens bevindt;
c.
aaneengebouwde
woning: een woning, die deel uitmaakt van een blok van meer dan twee als woning
aan elkaar gebouwde woningen en die met minimaal één zijgevel in de zijdelingse
bouwperceelsgrens is gebouwd.
51.
Wro
Wet ruimtelijke ordening, zoals
deze luidt op het moment van vaststelling van het plan.
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
1.
de afstand van een bouwwerk tot de
zijdelingse grens van het bouwperceel
tussen de
zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk,
waar die afstand het kortst is;
2.
de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van
het horizontale vlak;
3.
de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil
tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde,
met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes,
en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
4.
de goothoogte van een bouwwerk
vanaf
het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of
een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
5.
de horizontale diepte van een
bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken
van de voorgevel en de achtergevel;
6.
de verticale diepte van een bouwwerk
van het peil tot het laagste punt
van het bouwwerk, fundering niet meegerekend;
7.
de inhoud van een bouwwerk
tussen
de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het
hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
8.
de oppervlakte van een bouwwerk
tussen
de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd
op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Bij de
toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen, worden ondergeschikte
bouwdelen van beperkte afmetingen, die buiten de hoofdmassa van het gebouw uitsteken, als plinten, pilasters, kozijnen,
gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, antennemasten, windvanen,
wolfseinden, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, portalen, balkons,
dakkapellen, liftschachten, andere ondergeschikte dakopbouwen en overige
overstekende daken, buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van
bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan
3.1
Bestemmingsomschrijving
De voor
'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. bedrijven
uit de categorie A en B van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen
in de bijlage, evenals het gebruik van daarbij behorende installaties in dezelfde
bedrijfscategorieën;
b. opslag
ten behoeve van bedrijfsactiviteiten, zoals bedoeld onder a, met dien verstande
dat uitsluitend buitenopslag is toegestaan ten behoeve van het eigen bedrijf,
tot een maximale bouwhoogte van
c. kantoren,
uitsluitend ten dienste van en als functie ondergeschikt aan de ter plaatse
uitgeoefende bedrijfsactiviteiten;
d. parkeer-,
nuts- en groenvoorzieningen.
3.2
Bouwregels
3.2.1 Algemeen
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten
dienste van de in lid 3.1. omschreven doeleinden en met inachtneming van de
volgende regels:
a.
toegestaan
zijn:
§
bedrijfsgebouwen;
§
bouwwerken,
geen gebouwen zijnde;
b.
buiten
het bouwvlak mogen geen gebouwen worden gebouwd;
c.
ondergronds
bouwen is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, tot een verticale diepte
van maximaal
3.2.2 Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen
gelden naast het bepaalde in lid 3.2.1 de volgende regels:
a.
een
bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
b.
de
goothoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan in het bouwvlak is
aangegeven;
c.
de
bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet
meer bedragen dan in het bouwvlak is aangegeven.
3.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, gelden naast het bepaalde in lid 3.2.1 de volgende regels:
a. de bouwhoogte van erf- en
terreinafscheidingen mag niet meer dan
b. de bouwhoogte van antenne-
en vlaggenmasten mag niet meer dan
c. de bouwhoogte van overige
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan
3.3
Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met deze
bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a.
het
gebruik van bedrijfsgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke
woonruimte;
b.
het
gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven en bijbehorende
installaties, anders dan die welke zijn genoemd in de Staat van bedrijfsactiviteiten
onder de categorieën A en B;
c.
inrichtingen
als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer;
d.
de
inrichting van opslag-, tap- of verkooppunten voor motorbrandstoffen of LPG;
e.
detailhandel;
f.
een
gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een prostitutiebedrijf of een
seksinrichting.
3.3.2
Eén bedrijf
Binnen een bestemmingsvlak is per
bouwperceel één bedrijf toegestaan.
3.4
Afwijking van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders zijn
bevoegd ingevolge artikel 2.1, lid 1, sub c juncto artikel 2.12, lid 1, sub a,
sub 1 Wabo een omgevingsvergunning tot
afwijking te verlenen van het bepaalde in lid 3.1, onder a:
4.1 Bestemmingsomschrijving
De als “Verkeer – Verblijfsgebied”
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
wegen,
straten en paden met hoofdzakelijk een verblijfsfunctie;
b.
speel-,
groen-, nuts- en parkeervoorzieningen;
c.
ter
plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van verkeer – langzaam verkeer”:
uitsluitend voor een langzaamverkeerbinding, calamiteiten-ontsluiting en bereikbaarheid
van parkeergelegenheid;
d.
in-
en uitritten, voetpaden en rijwielpaden;
e.
bermen
en bermsloten;
f.
voorwerpen
van beeldende kunst of kunstuitingen en gedenktekens;
g.
evenementen;
h.
water
en waterhuishoudkundige voorzieningen alsmede kunstwerken ten behoeve van
waterhuishoudkundige voorzieningen;
i.
straatmeubilair.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen
Op gronden bedoeld in
lid 4.1 zijn uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming toegestaan,
met uitzondering van de opslag van of de inrichting van verkoop- of tappunten
voor motorbrandstoffen, daaronder begrepen LPG.
4.2.2
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden naast het
bepaalde in lid 4.2.1 de volgende regels:
a.
de
bouwhoogte van speelvoorzieningen mag niet meer dan
b.
de
bouwhoogte van nutsvoorzieningen mag niet meer dan
c.
de
oppervlakte van nutsvoorzieningen mag niet meer dan
d.
de
bouwhoogte van voorwerpen van beeldende kunst of kunstuitingen en gedenktekens
mag niet meer dan
e.
de
bouwhoogte van (licht- en vlaggen)masten mag niet meer dan
f.
de
bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan
4.3 Specifieke
gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval
gerekend het gebruik van gronden voor de inrichting van opslag-, tap- of verkooppunten
voor motorbrandstoffen of LPG.
5.1 Bestemmingsomschrijving
De als ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
wonen;
b.
erven,
tuin en verhardingen;
c.
parkeervoorzieningen;
d.
water
en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede kunstwerken ten behoeve van
waterhuishoudkundige voorzieningen;
e.
nutsvoorzieningen;
f.
de
instandhouding van waardevolle bomen ter plaatse van de op de verbeelding
voorkomende aanduiding “waardevolle boom” (wm);
g.
de
instandhouding van de groenzone ter plaatse van de op de verbeelding voorkomende
aanduiding “houtsingel” (hs);
met dien verstande dat:
h.
de
woning en/of daarbij behorende aangebouwde bijgebouwen tevens mogen worden
gebruikt voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep, met dien
verstande dat maximaal 30% van het bestaande vloeroppervlak van de woning en/of
aangebouwde bijgebouwen tot een oppervlakte van maximaal
i.
de
woning en/of daarbij behorende aangebouwde bijgebouwen tevens mogen worden
gebruikt voor de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf, met dien
verstande dat maximaal 30% van het bestaande vloeroppervlak van de woning en/of
aangebouwde bijgebouwen tot een oppervlakte van maximaal
j.
aangebouwde
bijgebouwen mogen worden gebruikt voor wonen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen
Bouwen
is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 5.1 omschreven doeleinden
en met inachtneming van de volgende regels:
a. toegestaan zijn:
1. woningen;
2. daarbij
behorende bijgebouwen;
3. bouwwerken,
geen gebouwen zijnde;
b. buiten het bouwvlak, buiten
het gebied met de aanduiding “erf” en buiten het gebied met de aanduiding “nutsvoorziening”
mogen geen gebouwen worden gebouwd;
c. nutsvoorzieningen ter
plaatse van de aanduiding “nutsvoorziening”;
d. ondergronds bouwen is
uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, tot een verticale diepte van
maximaal
e. een bouwperceel mag voor
niet meer dan 60% worden bebouwd;
f. ter plaatse van de op de
verbeelding voorkomende aanduiding “waardevolle boom” (wm) zijn geen bouwwerken
toegestaan;
g. ter plaatse van de op de
verbeelding voorkomende aanduiding “houtsingel” (hs) zijn geen bouwwerken toegestaan.
5.2.2. De woning
Voor het bouwen van het hoofdgebouw, de woning, gelden naast het
bepaalde in lid 5.2.1 de volgende regels:
a.
als
hoofdgebouw zijn uitsluitend toegestaan:
1.
ter
plaatse van de aanduiding “vrijstaand”: vrijstaande woningen;
2.
ter
plaatse van de aanduiding “twee-aaneen”: vrijstaande en twee-aaneengebouwde
woningen;
3.
ter
plaatse van de aanduiding “aaneengebouwd”: aaneengebouwde woningen;
b.
woningen
zijn uitsluitend toegestaan binnen een bouwvlak;
c.
indien
dit op de kaart is aangeduid, mag het aantal woningen binnen het bouwvlak niet
meer bedragen dan is aangegeven;
d.
ter
plaatse van de gronden waar de nadere aanduidingen “vrijstaand” en “twee-aaneen”
gelijktijdig gelden, mag ofwel één vrijstaande ofwel twee twee-aaneengebouwde
woningen worden gerealiseerd;
e.
het
bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
f.
de
goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan in het bouwvlak is
aangegeven;
g.
de
bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan in het bouwvlak is
aangegeven;
h.
ter
plaatse van de gronden met de nadere aanduiding “vrijstaand” dienen de woningen
met de voorgevel in of achter de gevellijn van het bouwvlak te worden gebouwd;
i.
ter
plaatse van de gronden met de nadere aanduidingen “aaneengebouwd” dienen de
woningen met de voorgevel in of achter de gevellijn van het bouwvlak te worden
gebouwd;
j.
ter
plaatse van de gronden met de nadere aanduiding “twee-aaneen” dienen de
woningen met de voorgevel in of achter de gevellijn van het bouwvlak te worden
gebouwd;
k.
de afstand tussen het hoofdgebouw – een aan- of
uitbouw en/of bijgebouw als genoemd in lid 5.2.3 meegerekend – en één van de
zijdelingse bouwperceelsgrenzen bedraagt ter plaatse van de nadere aanduiding
“vrijstaand” minimaal
Voor het bouwen van bijgebouwen gelden naast het bepaalde in lid 5.2.1
de volgende regels:
a.
bijgebouwen
mogen worden gebouwd binnen het bouwvlak en ter plaatse van de gronden met de
aanduiding "erf";
b.
ter
plaatse van de op de verbeelding aangegeven gronden met de aanduiding “erf” mag
de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen per bouwperceel niet meer bedragen
dan in de tabel is aangegeven:
Oppervlakte perceel |
Maximaal toegestane
oppervlakte aan bijgebouwen* |
tot |
|
150 tot |
|
200 tot |
|
250 tot |
|
meer dan |
|
* een bouwperceel mag voor niet
meer dan 60% worden bebouwd. |
c.
de
goothoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 3,25 meter bedragen;
d.
de
bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer dan
5.2.4
Carports
Voor
het bouwen van carports gelden naast het bepaalde in lid 5.2.1 de volgende regels:
a.
de
oppervlakte van een carport mag niet meer dan
b.
de
carport dient ten minste
c.
carports
moeten grotendeels worden opgericht naast de zijgevel van de woning;
d.
op een
bouwperceel mag maximaal 1 carport worden opgericht;
e.
de
bouwhoogte van een carport mag niet meer dan
5.2.5
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen
gebouw zijnde, gelden naast het bepaalde in lid 5.2.1 de volgende regels:
a.
de
bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan
b.
de
bouwhoogte van antenne- en vlaggenmasten mag niet meer dan
c.
de
bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan
1,5 meter bedragen;
d.
zwembaden
mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak en ter plaatse van gronden
met de aanduiding "erf".
5.2.6
Nutsvoorzieningen
Voor het bouwen van nutsvoorzieningen gelden naast het bepaalde in
lid 5.2.1 de volgende regels:
a.
de
gezamenlijke oppervlakte aan gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen mag
niet meer dan
b.
ter
plaatse van de aanduiding “nutsvoorziening” (nv) mag één gebouw worden gebouwd;
c.
de
bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan
d.
de
bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van
nutsvoorzieningen mag niet meer dan
5.3.1 Strijdig gebruik
Tot een
gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van vrijstaande en aangebouwde bijgebouwen als zelfstandige
woning en als afhankelijke woonruimte.
5.3.2 Indicatieve toegang
achtererven
De aanduiding “pad” (pd) geeft indicatief de toegang tot de achtererven
aan.
5.3.3 Parkeren
Met uitzondering van de bouwpercelen met de aanduiding “aaneengebouwd”
biedt elke woning parkeergelegenheid op het eigen bouwperceel, minimaal volgens
de normen van CROW/ASVV, publicatie 182.
5.4 Omgevingsvergunning
5.4.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van
een vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning artikel 2.1,
lid 1, sub b Wabo) op of in de gronden ter plaatse van de aanduidingen “waardevolle
boom” (wm) en/of “houtsingel” (hs) de volgende werken, voor zover geen
bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te (laten) voeren:
a. aanleggen
en verharden van interne beheersontsluitingswegen of –paden of parkeergelegenheden
alsmede het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
b. het
ontginnen, verlagen, afgraven, ophogen en egaliseren van de bodem;
c. het
vellen en rooien van houtgewas;
d. aanbrengen
van ondergrondse leidingen.
5.4.2
Criteria
a.
De
in lid 5.4.1 bedoelde vergunning kan slechts worden verleend indien wordt
aangetoond dat door het gebruik van de gronden als hiervoor aangegeven, de
conditie, levensverwachting, groeiplaats en (beeld)kwaliteit van de bomen en/of
de groenzone niet wordt aangetast;
b.
Alvorens
te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in lid 5.4.1 kunnen burgemeester
en wethouders een onderzoek verlangen, waaruit blijkt dat de werken en/of
werkzaamheden geen onevenredige gevolgen hebben voor de levensvatbaarheid en de
ruimtelijke, monumentale of ecologische betekenis van de bomen en/of voor de
groenzone;
c.
Burgemeester
en wethouders zijn tevens bevoegd bij het verlenen van deze omgevingsvergunning
nadere eisen te stellen ten aanzien van de aard en de verhardingen.
5.4.3
Uitzonderingen
Een omgevingsvergunning als bedoeld
in lid 5.4.1 is niet vereist voor:
a.
werken
en werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen;
b.
werken
en werkzaamheden, die op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt,
in uitvoering zijn.
Grond die eenmaal in aanmerking is
genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of
alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen
buiten beschouwing.
7.1 Bestaande afwijkende maatvoering
In die gevallen, dat de
(goot)bouwhoogte, de oppervlakte, de inhoud, de dakhelling, een
bebouwingspercentage en/of de afstand tot enige op de verbeelding aangegeven
lijn van bouwwerken en andere maten, voor zover in overeenstemming met het
bepaalde in de Woningwet tot stand gekomen, op het tijdstip van
terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder dan wel meer bedraagt dan
in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven
respectievelijk toegestaan, geldt die bestaande maatvoering in afwijking
daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.
7.2 Overschrijding
van bouwgrenzen
Bouwgrenzen, niet zijnde
bestemmingsgrenzen, mogen, in afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 van
deze regels, worden overschreden ten behoeve van tot gebouwen behorende stoepen,
stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons,
erkers, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits:
a.
de
overschrijding niet meer bedraagt dan
b.
de
bouwhoogte van erkers, entreeportalen en veranda's niet meer bedraagt dan de
bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het betreffende gebouw;
c.
de
breedte van erkers, entreeportalen en veranda's niet meer bedraagt dan 50% van
de breedte van de betreffende gevel van het gebouw;
d.
de
afstand van deze bouwdelen tot de bestemmingsgrens minimaal
Tot een gebruik, strijdig met deze
bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a.
een
gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met
uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte
gebruik en onderhoud;
b.
een
gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het
gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van
een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
c.
de
vestiging van inrichtingen als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en
vergunningenbesluit milieubeheer;
d.
een
gebruik van gronden en bouwwerken voor (detail)handel, met uitzondering van een
zodanig gebruik dat uitdrukkelijk is toegestaan in of krachtens deze regels.
9.1
Vrijwaringszone - Straalpad
Op gronden binnen de aanduiding
“Vrijwaringszone - straalpad” geldt dat de bouwhoogte van de betreffende bouwwerken
niet meer mag bedragen dan
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, mits geen onevenredige afbreuk
wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de
milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden
van de aangrenzende gronden, af te wijken van de regels en een
omgevingsvergunning artikel 2.1, lid 1, sub c juncto artikel 2.12, lid 1, sub
a, sub 1 Wabo te verlenen ten behoeve van:
a.
het
gebruik van een vrijstaand of aangebouwd bijgebouw als afhankelijke woonruimte,
mits:
1. het een vrijstaand of aangebouwd
bijgebouw betreft behorende bij een woning binnen een bestemming waarbinnen een
permanente (bedrijfs)woning is toegestaan;
2. een dergelijke bewoning noodzakelijk
is vanuit een oogpunt van mantelzorg, hetgeen blijkt uit een schriftelijke
verklaring van in ieder geval de behandelende huisarts;
3. er geen onevenredige aantasting
plaatsvindt van de in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden
en (agrarische) bedrijven;
4. de afhankelijke woonruimte binnen de
vigerende regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast met een oppervlakte van
niet meer dan
5. het bijgebouw een onlosmakelijk
geheel vormt met de woning van waaruit de mantelzorg wordt verleend;
6. burgemeester en wethouders verlenen
bedoelde omgevingsvergunning tot afwijking zowel op naam van de
mantelzorgverlener als de mantelzorgontvanger onder de voorwaarden dat binnen
vier weken na beëindiging van het gebruik van het vrijstaand of aangebouwd
bijgebouw als afhankelijke woonruimte ten behoeve van mantelzorg hiervan
schriftelijk melding wordt gemaakt bij burgemeester en wethouders en het vrijstaand
of aangebouwd bijgebouw binnen twaalf weken na beëindiging van het gebruik als
afhankelijke woonruimte ten behoeve van mantelzorg ongedaan wordt gemaakt voor
bewoning;
b.
het
afwijken van de voorgeschreven maten voor de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte,
inhoud en afstand van bouwwerken, dan wel een voorgeschreven bebouwingspercentage,
eventueel met overschrijding van de bouwgrenzen binnen een bestemmingsvlak,
mits de afwijking niet meer bedraagt dan 10% van de in deze regels
voorgeschreven maten;
c.
het
afwijken van bouwgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak op de
verbeelding, niet zijnde bestemmingsgrenzen, indien en voor zover afwijking
noodzakelijk is uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de grond, mits de
afwijking ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is aangegeven niet meer
dan 2,5 meter bedraagt;
d.
de
bouw van hogere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dan toegestaan ingevolge deze
regels, met dien verstande dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, mag worden vergroot tot niet meer dan
e.
het
oprichten van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot een bouwhoogte van niet
meer dan
f.
het
oprichten van zend-, ontvangst- en sirenemasten en masten ten behoeve van telecommunicatie,
al dan niet op of aan gebouwen of andere bouwwerken, met een oppervlakte van
niet meer dan
11.1 Overgangsrecht bouwwerken
a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van de
inwerkingtreding van het plan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan
worden krachtens een omgevingsvergunning tot bouwen zoals bedoeld in artikel
2.1, lid 1, sub a Wabo, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar
aard en omvang niet wordt vergroot,
1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
2. na het teniet gaan ten gevolge van een
calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de
omgevingsvergunning tot bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop
het bouwwerk is teniet gegaan.
b. burgemeester en wethouders kunnen eenmalig
via een omgevingsvergunning artikel 2.1, lid 1, sub c juncto artikel 2.12, lid
1, sub a, sub 1 Wabo afwijken van lid 11.1, sub a voor het vergroten van de inhoud
van een bouwwerk als bedoeld in lid 11.1, sub a met maximaal 10%;
c. lid 11.1, sub a is niet van toepassing op
bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van de inwerkingtreding van
het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende
plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat
bestond op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan en hiermee in
strijd is, mag worden voortgezet;
b. het is verboden het met het plan strijdige
gebruik, bedoeld in lid 11.2, sub a, te veranderen of te laten veranderen in
een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de
afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
c. indien het gebruik, bedoeld in lid 11.2,
sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar
wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten
hervatten;
d. lid 11.2, sub a is niet van toepassing op
het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende plan, daaronder
begrepen de overgangsregels van dat plan.
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan “Vier
Kwartieren III”.
Aldus vastgesteld in de
raadsvergadering van 20 september 2011.