De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a tuinen, erven en verhardingen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
b parkeren.
a Op of in deze gronden mogen, met uitzondering van het bepaalde in artikel 13, lid 13.2.4, geen gebouwen worden gebouwd.
b In afwijking van het bepaalde onder a mogen ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouw’ bijgebouwen worden gebouwd onder de volgende bepalingen:
1
De oppervlakte van een bijgebouw mag niet meer
bedragen dan
2
De goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen
dan
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a Voor erf- en perceelsafscheidingen gelden de volgende bepalingen:
1
De bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen
vóór de naar de weg gekeerde gevel mag niet meer bedragen dan
2
Bij hoekwoningen mag de bouwhoogte van erf- en
perceelsafscheidingen op de zijdelingse perceelsgrens niet meer dan
3
De bouwhoogte van overige erf- en
perceelsafscheidingen mag niet meer bedragen dan
b
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan
a Op de gronden als bedoeld in lid 9.1 is het parkeren van auto’s voor hoofdgebouwen niet toegestaan.
b In afwijking van het bepaalde onder a is ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouw‘ het parkeren van auto’s voor hoofdgebouwen wel toegestaan.