De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a tuinen, erven en verhardingen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.
Op of in deze gronden mogen, met uitzondering van het bepaalde in artikel 12, lid 12.2.4, geen gebouwen worden gebouwd.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a Voor erf- en perceelsafscheidingen gelden de volgende bepalingen:
1 De
bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel
mag niet meer bedragen dan
2 Bij
hoekwoningen mag de bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen op de
zijdelingse perceelsgrens niet meer dan
3 De
bouwhoogte van overige erf- en perceelsafscheidingen mag niet meer bedragen dan
b De
bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van
overkappingen, mag niet meer bedragen dan