Artikel
3 Agrarisch met waarden – Agrarische functie met landschapswaarden
Artikel
9 Waarde – Archeologie 1
Artikel
10 Waarde – Archeologie 2
Artikel
11 Waarde – Archeologie 3
Artikel
12 Anti-dubbeltelregel
Artikel
13 Algemene aanduidingsregels
Artikel
14 Algemene afwijkingsregels
Bijlage: Inrichtingsplan Landgoed Schuitvaart
In deze regels wordt verstaan onder:
plan:
het bestemmingsplan ‘Landgoed De Schuitvaart’ van de gemeente Etten-Leur en de gemeente Zundert.
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0777.0037SCHUITVAART-3001 (Etten–Leur) en
NL.IMRO.0879.Bpschuitvaart-CS01 (Zundert) met de bijbehorende regels en eventuele bijlagen.
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
aan huis gebonden beroep:
het uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of ontwerp-technisch gebied of hiermee gelijk te stellen dienstverlenende beroepen en ambachtelijke en verzorgende bedrijven, zoals bijvoorbeeld een architect, tandarts, kunstenaar, edelsmid, adviseur en dergelijke. Hieronder worden eveneens kleine ateliers en kleine galeries verstaan.
achtergevellijn:
de lijn waarin de achtergevel van het hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan.
afhankelijke woonruimte:
een bijgebouw dat qua ligging hoort tot het perceel van de woning en waarin uit een oogpunt van mantelzorg een gedeelte van de huishouding gehuisvest is.
ambachtelijk en verzorgend bedrijf:
het bedrijfsmatig geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken, herstellen of installeren van goederen die verband houden met het ambacht.
archeologisch deskundige:
de regionale (beleids)archeoloog of een andere door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van archeologie.
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
bestaand(e situatie):
a t.a.v. bebouwing:
bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip verleende omgevingsvergunning;
b t.a.v. gebruik:
het gebruik van grond en
opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan in werking is getreden.
bijgebouw:
een gebouw, dat in zowel bouwkundig als functioneel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en dat al dan niet in directe verbinding staat met het hoofdgebouw.
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
bouwlaag:
een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte
liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitzondering van zolder en
onderbouw.
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolgde de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct hetzij indirect steun vindt in of op de grond.
functie:
doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen
delen daarvan is toegestaan.
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
grootschalige kapitaalintensieve functies:
ontwikkelingen of functies met een relatief groot ruimtebeslag, zoals stedelijke
ontwikkeling, nieuwvestiging van en omschakeling naar
intensieve veehouderij, nieuwvestiging van en
omschakeling naar een glastuinbouwbedrijf en vestiging
en uitbreiding van grote recreatiecomplexen.
hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken en waarin de hoofdfunctie ingevolge de bestemming is ondergebracht.
landschapselementen:
ecologische en/of landschappelijk waardevolle elementen zoals bosjes, houtwallen,
poelen en moerasjes, in de regel kleiner dan
mantelzorg:
zorg, die niet in het kader van een
hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een hulpbehoevende door één of meerdere
leden van diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening voortvloeit uit de
sociale relatie. Het gaat om zorg die meer is dan in een persoonlijke relatie
gebruikelijk is.
voorgevellijn:
de grens van het bouwvlak die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd.
tijdelijke woonunit:
een tijdelijke woonunit voor
huisvesting ten behoeve van mantelzorg bestaande uit een demontabel en/of
relatief eenvoudig verwijderbaar gebouw, onder welke benaming ook aangeduid,
doch in het spraakgebruik als woonunit wordt aangemerkt, bestaande uit één bouwlaag,
geschikt en ingericht ten dienste van woon-, dag-
en/of nachtverblijf.
werk:
een constructie geen gebouw of
bouwwerk zijnde.
woning:
een complex van ruimten, geschikt en
bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
de bebouwde oppervlakte van een bouwperceel:
de oppervlakten van alle op een
bouwperceel/terrein gelegen gebouwen en overkappingen bij elkaar opgeteld,
tenzij in de planregels anders is bepaald.
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil verticaal tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
het peil:
voor bouwwerken, waarvan de
hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse
van de hoofdtoegang vermeerderd met 0,20 m;
in andere gevallen: de gemiddelde
hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein vermeerderd
met 0,20 m.
De voor ‘Agrarisch met waarden - Agrarische functie met landschapswaarden’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
b het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschapswaarden van de gronden;
c onverharde paden;
d extensief recreatief medegebruik.
Op of in de gronden mag niet worden gebouwd.
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
a
het verlagen, vergraven, ophogen
en/of egaliseren van de bodem (inclusief sloten en leidingen), zodanig dat er
een verschil in hoogte c.q. diepte ten opzichte van het bestaande maaiveld
ontstaat van meer dan
b het verwijderen van houtgewas en het vellen of rooien van houtopstanden alsmede het verwijderen van kleine natuurelementen zoals poelen, moerasjes en verwilderde terreintjes;
c het aanleggen van foliebassins of daarmee gelijk te stellen werken, geen bouwwerken zijnde;
d
het aanbrengen van
oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van meer dan
Het in lid 3.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden, die:
a het normale onderhoud betreffen dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
b reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan;
c geheel conform het inrichtingsplan van het project Landgoed De Schuitvaart, zoals opgenomen in bijlage 1, zijn en waartoe dit bestemmingsplan is opgesteld.
De in lid 3.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden van de gronden.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Natuur’ ten behoeve van behoud en/of ontwikkeling van bos, landschapselementen en/of de natuur, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarde:
a De wijziging kan uitsluitend plaatsvinden ten behoeve van de realisatie van een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische verbindingszone’.
De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a de aanleg en instandhouding van bos;
b de aanleg en instandhouding van de landschappelijke waarden en natuurwaarden;
c water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
d onverharde paden;
e extensief recreatief medegebruik.
Op of in de gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd.
Het bevoegd gezag kan een
omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.2 voor
het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van en noodzakelijk
voor deze bestemming waarbij de hoogte niet meer dan
Binnen de bestemming ‘Bos’ wordt onder strijdig
gebruik in ieder geval gerekend:
a
het diepwoelen
of diepploegen van gronden, dieper dan
b het omzetten in bouwland.
Het is verboden zonder of in
afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken,
geen bouwwerken zijnde, en/of
werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
1
het verlagen, vergraven, ophogen
en/of egaliseren van de bodem (inclusief sloten en leidingen), zodanig dat er
een verschil in hoogte c.q. diepte ten opzichte van het bestaande maaiveld
ontstaat van meer dan
2
het aanbrengen, verbreden of verharden van paden/wegen en
het aanbrengen van verhardingen van meer dan
3 het verwijderen van houtgewas en het vellen of rooien van houtopstanden alsmede het verwijderen van kleine natuurelementen zoals poelen, moerasjes en verwilderde terreintjes.
4.5.2 Uitzonderingen
Het in lid 4.5.1 vervatte verbod is niet
van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
a het
normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis
zijn;
b reeds
in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning
reeds mogen worden
uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
c geheel
conform het inrichtingsplan van het project Landgoed De Schuitvaart, zoals
opgenomen in bijlage 1, zijn en waartoe dit bestemmingsplan is opgesteld.
4.5.3 Toelaatbaarheid
De in lid 4.5.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt
gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van het bos, de
landschappelijke waarden en natuurwaarden van de gronden.
De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a groenvoorzieningen;
b bermen en beplantingen;
c water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Op of in de gronden mag niet worden gebouwd.
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a de aanleg en instandhouding van landschappelijke waarden en de natuurwaarden;
b water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
c onverharde paden;
d extensief recreatief medegebruik.
Op of in de gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken
van het bepaalde in lid 6.2 voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde ten dienste van en noodzakelijk voor deze bestemming waarbij de hoogte
niet meer dan
Binnen de
bestemming ‘Natuur’ wordt onder strijdig gebruik in ieder geval gerekend:
a
het diepwoelen
of diepploegen van gronden, dieper dan
b het omzetten in bouwland.
6.5.1 Omgevingsvergunning
Het is verboden zonder of in
afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken,
geen bouwwerken zijnde, en/of
werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
a
het verlagen, vergraven, ophogen en/of
egaliseren van de bodem (inclusief sloten en leidingen), zodanig dat er een
verschil in hoogte c.q. diepte ten opzichte van het bestaande maaiveld ontstaat
van meer dan
b
het aanbrengen, verbreden of verharden van paden/wegen en
het aanbrengen van verhardingen van meer dan
c het verwijderen van houtgewas en het vellen of rooien van houtopstanden alsmede het verwijderen van kleine natuurelementen zoals poelen, moerasjes en verwilderde terreintjes.
6.5.2 Uitzonderingen
Het in lid 6.5.1 vervatte verbod is
niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
a het
normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis
zijn;
b reeds
in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op
het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
c geheel
conform het inrichtingsplan van het project Landgoed De Schuitvaart, zoals
opgenomen in bijlage 1, zijn en waartoe dit bestemmingsplan is opgesteld.
6.5.3 Toelaatbaarheid
De in lid 6.5.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van landschappelijke waarden en de natuurwaarden van de gronden.
De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a voorzieningen voor verkeer en verblijf;
b parkeervoorzieningen;
c water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Op of in de gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:
a
De bouwhoogte van bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan
De voor 'Wonen‘ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a wonen;
alsmede voor:
b tuinen, erven en verhardingen;
c water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
d nutsvoorzieningen;
e andere voorzieningen ten dienste van deze bestemming.
8.2.1 Algemeen
Voor het bouwen gelden in het algemeen de volgende bepalingen:
a Binnen het plangebied mogen niet meer dan 7 woningen aanwezig zijn.
b Per bouwvlak mag slechts één hoofdgebouw worden gebouwd.
c Het plaatsen van een tijdelijke woonunit is niet toegestaan.
d Een garage mag niet ondergronds worden gebouwd.
e Een kelder mag niet buiten de contouren van het hoofdgebouw worden gebouwd.
8.2.2 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
a Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
b De voorgevel van het hoofdgebouw moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn.
c
De inhoud van het hoofdgebouw, waarbij
de kelder niet wordt meegerekend mag niet meer bedragen dan
d
De goothoogte van het hoofdgebouw
mag niet meer bedragen dan
e
De
bouwhoogte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan
f Hoofdgebouwen hebben een zadeldak met een hellingshoek van 47°30’.
8.2.3 Bijgebouwen
Voor het bouwen van vrijstaande bijgebouwen gelden de volgende
bepalingen:
a Vrijstaande bijgebouwen mogen uitsluitend binnen de aanduiding ‘bijgebouwen’ worden gebouwd.
b
De goothoogte van vrijstaande
bijgebouwen mag niet meer dan
c
De bouwhoogte van vrijstaande
bijgebouwen mag niet meer dan
d
De gezamenlijke oppervlakte van
vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan
e Vrijstaande hoofdgebouwen hebben een zadeldak met een hellingshoek van 47°30’.
f
Vrijstaande bijgebouwen mogen
alleen ge- of verbouwd worden als afhankelijke woonruimte, nadat en voor zover
een omgevingsvergunning
op basis van artikel 8.5.1 is verleend.
8.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.
b
De bouwhoogte van bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan
c
Bouwwerken geen gebouwen zijnde mogen uitsluitend
achter de achtergevellijn worden opgericht.
d
De
afstand tot de perceelsgrens mag niet minder bedragen dan
8.3.1 Plaatsen tijdelijke woonunit
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 8.2.1 sub c ten behoeve van het plaatsen van een tijdelijke woonunit, met dien verstande dat:
a de woonunit noodzakelijk is ten behoeve van huisvesting in het kader van mantelzorg;
b er sprake is van een zorgbehoefte welke tijdelijk van aard is;
c door het plaatsen van de woonunit mag het maximaal toegestane aantal m² aan bijgebouwen bij een woning, genoemd in lid 8.2.3 sub d niet worden overschreden;
d de zorgbehoefte is aangetoond door een deskundige adviesinstantie;
e
de bouwhoogte mag niet meer
bedragen dan
f
de woonunit dient op een afstand
van ten minste
g het bouwvlak dient voor minimaal 50% onbebouwd te blijven;
h de woonunit mag ook vrij van de woning geplaatst worden;
i de woonunit dient te worden verwijderd zodra de zorgbehoefte niet meer aanwezig is;
j het bevoegd gezag de omgevingsvergunning intrekt, indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
8.3.2 Hogere bouwwerken geen gebouwen zijnde
Het bevoegd gezag
kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid
8.2.4 sub b voor het toestaan van hogere bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot
een bouwhoogte van
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
a het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning;
b het gebruik van bijgebouwen als afhankelijke woonruimte.
Het gebruik van de woning of een bijgebouw ten behoeve van een aan huis gebonden beroep is niet strijdig met artikel 8.1 mits:
a het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden en naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming is;
b
de daarvoor te benutten ruimte in
het hoofdgebouw maximaal 1/3 van het gebruiksoppervlak van het hoofdgebouw, of
maximaal
c het gebruik de woonfunctie ondersteunt, dat wil zeggen dat diegene die de activiteit in de woning of in een bijgebouw uitvoert tevens hoofdbewoner van de woning is;
d het niet betreft zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer, dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
e er geen uitoefening van detailhandel plaatsvindt, met uitzondering van ter plaatse vervaardigde producten.
a Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 8.4.1 en toe te staan dat een bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:
1 een dergelijke bewoning noodzakelijk is in het kader van mantelzorg;
2 er sprake is van een zorgbehoefte welke tijdelijk van aard is;
3 de zorgbehoefte is aangetoond door een deskundige adviesinstantie;
4 de afhankelijke woonruimte moet passen binnen de vigerende bouw-regels inzake bijgebouwen, waaronder het maximaal toegestane aantal m² aan bijgebouwen, genoemd in lid 8.2.3 onder d;
5 zodra de zorgbehoefte niet meer aanwezig is, is het bepaalde in artikel 8.4.1 van toepassing.
b Het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning in, indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
9.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ’Waarde - Archeologie
Waar een hoofdbestemming samenvalt met de dubbelbestemming ‘Waarde -
Archeologie
9.2
Bouwregels
Bij het aanvragen van een omgevingsvergunning voor het bouwen
overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende
bestemmingen, waarbij het te verstoren gebied, dat wil zeggen de daadwerkelijke
bodemingrepen, groter is dan
Het bovenstaande is niet van toepassing indien en voor zover door de aanvrager kan worden aangetoond dat in het gebied reeds in relevante mate verstoring heeft plaatsgevonden die dieper reikt dan de te verwachten archeologische vondstlaag. Het is niet toegestaan oppervlaktes op te knippen met de kennelijke bedoeling om zo onder de gestelde ondergrens van 1.000 m² te blijven. Aan de omgevingsvergunning kunnen in ieder geval de volgende regels worden verbonden:
a het doen van nader archeologisch onderzoek;
b de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
c de verplichting tot het doen van opgravingen;
d de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk
zijnde, of van werkzaamheden
9.3.1 Werken, geen bouwwerk
zijnde, en werkzaamheden
Bij het aanvragen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren of
laten uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, waarbij
het te verstoren gebied, dat wil zeggen de daadwerkelijke bodemingrepen, groter
is dan
Het bovenstaande is niet van toepassing indien en voor zover door de aanvrager kan worden aangetoond dat in het gebied reeds in relevante mate verstoring heeft plaatsgevonden die dieper reikt dan de te verwachten archeologische vondstlaag.
Het is niet toegestaan oppervlaktes op te knippen met de kennelijke
bedoeling om zo onder de gestelde ondergrens van
a het doen van nader archeologisch onderzoek;
b de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
c de verplichting tot het doen van opgravingen;
d de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
9.3.2 Uitzonderingen
Het aanvragen van een omgevingsvergunning zoals bedoeld in lid 9.3.1 is niet vereist voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
a
het normale onderhoud en beheer
betreffen, tenzij er sprake is van een daadwerkelijke bodemingreep van meer dan
b reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan;
c mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
d geheel conform het inrichtingsplan van het project Landgoed De Schuitvaart, zoals opgenomen in bijlage 1, zijn en waarvoor reeds archeologisch onderzoek is uitgevoerd en waartoe dit bestemmingsplan is opgesteld.
9.3.3 Toelaatbaarheid
De in lid 9.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden van de gronden. Alvorens te beslissen wint het bevoegd gezag advies in bij de ter zake deskundige instantie.
9.4
Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen om de
bestemming ‘Waarde - Archeologie
10.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ’Waarde - Archeologie
Waar een hoofdbestemming samenvalt met de dubbelbestemming ‘Waarde -
Archeologie
10.2
Bouwregels
Bij het aanvragen van een omgevingsvergunning voor het bouwen
overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen,
waarbij het te verstoren gebied, dat wil zeggen de daadwerkelijke
bodemingrepen, groter is dan
a het doen van nader archeologisch onderzoek;
b de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
c de verplichting tot het doen van opgravingen;
d de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
10.3 Omgevingsvergunning voor
het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.3.1 Werken, geen bouwwerk
zijnde, en
werkzaamheden
Bij het aanvragen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren of
laten uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, waarbij
het te verstoren gebied, dat wil zeggen de daadwerkelijke bodemingrepen, groter
is dan
Het is niet toegestaan oppervlaktes op te knippen met de kennelijke
bedoeling om zo onder de gestelde ondergrens van
a het doen van nader archeologisch onderzoek;
b de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
c de verplichting tot het doen van opgravingen;
d de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
10.3.2 Uitzonderingen
Het aanvragen van een omgevingsvergunning zoals bedoeld in lid 10.3.1 is niet vereist voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
a
het normale onderhoud en beheer
betreffen, tenzij er sprake is van een daadwerkelijke bodemingreep van meer dan
b reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan;
c mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
d geheel conform het inrichtingsplan van het project Landgoed De Schuitvaart, zoals opgenomen in bijlage 1, zijn en waarvoor reeds archeologisch onderzoek is uitgevoerd en waartoe dit bestemmingsplan is opgesteld.
10.3.3 Toelaatbaarheid
De in lid 10.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden
verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming
van de te verwachten archeologische waarden van de gronden. Alvorens te
beslissen wint het bevoegd gezag advies in bij de ter zake deskundige
instantie.
10.4
Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen om de
bestemming ‘Waarde - Archeologie
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ’Waarde - Archeologie
Waar een hoofdbestemming samenvalt met de dubbelbestemming ‘Waarde -
Archeologie
11.2 Bouwregels
Bij het aanvragen van een omgevingsvergunning voor het bouwen
overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende
bestemmingen, waarbij het te verstoren gebied, dat wil zeggen de daadwerkelijke
bodemingrepen, groter is dan
a het doen van nader archeologisch onderzoek;
b de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
c de verplichting tot het doen van opgravingen;
d de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
11.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk
zijnde, of van werkzaamheden
11.3.1 Werken, geen bouwwerk
zijnde, en
werkzaamheden
Bij het aanvragen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren of
laten uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, waarbij
het te verstoren gebied, dat wil zeggen de daadwerkelijke bodemingrepen, groter
is dan
Het is niet toegestaan oppervlaktes op te knippen met de kennelijke
bedoeling om zo onder de gestelde ondergrens van
a het doen van nader archeologisch onderzoek;
b de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
c de verplichting tot het doen van opgravingen;
d de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
11.3.2 Uitzonderingen
Het aanvragen van een omgevingsvergunning zoals bedoeld in lid 11.3.1 is niet vereist voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
a
het normale onderhoud en beheer
betreffen, tenzij er sprake is van een daadwerkelijke bodemingreep van meer dan
b reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan;
c mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
d geheel conform het inrichtingsplan van het project Landgoed De Schuitvaart, zoals opgenomen in bijlage 1, zijn en waarvoor reeds archeologisch onderzoek is uitgevoerd en waartoe dit bestemmingsplan is opgesteld.
11.3.3 Toelaatbaarheid
De in lid 11.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden
verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de
bescherming van de te verwachten archeologische waarden van de gronden.
Alvorens te beslissen wint het bevoegd gezag advies in bij de ter zake
deskundige instantie.
11.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen om de
bestemming ‘Waarde - Archeologie
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een
bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij
de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
13.1 Reserveringsgebied
waterberging
Ter plaatse van de aanduiding ‘reserveringsgebied waterberging’ gelden de volgende bepalingen:
a Het waterbergend vermogen van het plangebied dient behouden te blijven.
b Ruimtebeslag of uitbreiding of wijziging van bestaand ruimtebeslag ten behoeve van grootschalige kapitaalintensieve functies zijn niet toegestaan.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:
a de in de planregels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
b de planregels en toestaan dat het bouwvlak in geringe mate wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
c
de
planregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt
vergroot:
1
ten behoeve van overige
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal
15.1 Overgangsrecht
bouwwerken
a Een bouwwerk dat op het tijdstip van
inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel
kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en
afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt
vergroot,
1 gedeeltelijk
worden vernieuwd of veranderd;
2 na het teniet gaan ten gevolge
van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van
de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag
waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
b Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking
van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten
van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10 %.
c Het bepaalde onder a is niet van toepassing
op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van
het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor
geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
a Het gebruik van grond en bouwwerken dat
bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee
in strijd is, mag worden voortgezet.
b Het is verboden het met het bestemmingsplan
strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten
veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze
verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
c Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde
onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode
langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te
hervatten of te laten hervatten.
d Het bepaalde onder a is niet van toepassing op
het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan,
daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan ‘Landgoed De Schuitvaart’.
Rosmalen, december 2010 Vastgesteld: 7 december 2010
Croonen Adviseurs b.v.