Inhoud
 
Gemeente:
Etten-Leur
PlanNaam:
Egelhof
Status:
Vastgesteld
Datum:
10-05-2010

HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSREGELS 

Artikel 3 Groen 

3.1 Bestemmingsomschrijving 

De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

                1. plantsoen, bermen en overige groenvoorzieningen;

                2. bermsloten en waterpartijen en overige waterhuishoudkundige voorzieningen;

                3. fiets- en voetpaden en overige verhardingen;

                4. geluidwerende voorzieningen;

                5. nutsvoorzieningen;

                6. speelvoorzieningen;

                7. straatmeubilair.

 

3.2 Bouwregels 

Op deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in 3.1. bedoelde bestemmingsomschrijving de volgende bouwwerken worden gebouwd:

 

3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

a. de oppervlakte van gebouwen bedraagt maximaal 30,00 m²;

 

b. de bouwhoogte bedraagt maximaal 4,00 m.

 

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a. de totale bouwhoogte bedraagt maximaal:

    • antennes: 5,00 m;

    • openbare nuts- en/of geluidwerende voorzieningen: 3,00 m;

    • (licht)masten: 8,00 m;

    • kunstobjecten: 8,00 m;

b. de totale bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt

maximaal 2,00 m. 

3.3 Nadere eisen 

a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van de voorgaande regels bij het verlenen van een bouwvergunning nadere eisen te stellen ten aanzien van de plaatsing en vormgeving van de bouwwerken.

 

b. De regel in sub a. mag slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden onevenredig worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan of met het oog op de bereikbaarheid van bouwwerken in verband met calamiteiten. 

3.4 Wijzigingsbevoegdheid

Hierbij wordt verwezen naar artikel 12 van hoofdstuk 3 Algemene regels.  

Artikel 4 Tuin 

4.1 Bestemmingsomschrijving 

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. tuinen behorende bij de aangrenzende gronden;

 

Alsmede voor (bijbehorende):

 

b. verhardingen. 

 

4.2 Bouwregels


Op deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in artikel 4.1 bedoelde bestemmingsomschrijving de volgende bouwwerken worden gebouwd: 

4.2.1 Aan- en uitbouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:

a. Bij iedere woonwagen mogen binnen deze bestemming aan- en uitbouwen worden opgericht in de vorm van erkers, tochtportalen of entreepartijen;

 

b. de maximale oppervlakte niet meer dan 6,00 m² bedraagt;

 

c. de bouwhoogte maximaal 3,25 m bedraagt. 

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a. de bouwhoogte van een pergola bedraagt maximaal 2,50 m;

 

b. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal

1,00 m. 

4.3 Specifiek gebruiksverbod

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval gerekend:

 

a. het gebruik van gronden als opstelplaats voor een of meer tourcaravans;

 

b. het gebruik van gronden ten behoeve van statische opslag.  

Artikel 5 Verkeer 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. wegen, straten en paden die gericht zijn op de afwikkeling van het doorgaande verkeer;

b. parkeervoorzieningen;

c. geluidwerende voorzieningen;

 

Alsmede voor (bijbehorende):

d. groenvoorzieningen;

e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

f. nutsvoorzieningen;

g. straatmeubilair;

h. kunstobjecten. 

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in artikel 5.1 bedoelde bestemmingsomschrijving de volgende bouwwerken worden gebouwd:

5.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

a. de oppervlakte per gebouw bedraagt maximaal 30,00 m²; 

b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 5,00 m. 

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a. De bouwhoogte van specifieke bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal:

    • antennes: 5,00 m;

    • openbare nuts- en/of geluidwerende voorzieningen: 3,00 m;

    • (licht)masten: 8,00 m;

    • kunstobjecten: 8,00 m.

 

b. De bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal

2,00 m. 

5.3 Nadere eisen 

a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van de voorgaande regels bij het verlenen van een bouwvergunning nadere eisen te stellen ten aanzien van de plaatsing en vormgeving van de bouwwerken. 

b. De regel in sub a. mag slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden onevenredig worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan of met het oog op de bereikbaarheid van bouwwerken in verband met calamiteiten. 

5.4 Ontheffing van de bouwregels 

5.4.1 Ontheffingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde onder:

a. artikel 5.2.2 sub b tot een bouwhoogte van maximaal 4,00 m. 

5.4.2 Procedure

Bij het verlenen van ontheffing worden de procedureregels in acht genomen zoals deze zijn opgenomen in 12 van dit bestemmingsplan. 

Artikel 6 Verkeer - Verblijf 

6.1 Bestemmingsomschrijving 

De voor Verkeer-Verblijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

a. wegen, woonstraten en erven;

b. fiets- en voetpaden;

c. parkeervoorzieningen; 

Alsmede voor (bijbehorende):

d. groenvoorzieningen;

e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

f. nutsvoorzieningen;

g. straatmeubilair;

h. speelvoorzieningen;

i. kunstobjecten. 

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in artikel 6.1 bedoelde bestemmingsomschrijving de volgende bouwwerken worden gebouwd:

 

6.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

a. De oppervlakte van gebouwen bedraagt maximaal 30,00 m²;

 

b. De goothoogte is gelijk aan de totale bouwhoogte en bedraagt maximaal 3,25 m. 

6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a. De bouwhoogte van specifieke bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal:

    • antennes: 5,00 m;

    • openbare nuts- en/of geluidwerende voorzieningen: 3,00 m;

    • (licht)masten: 8,00 m;

    • kunstobjecten: 8,00 m.

 

b. De bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 2,00 m. 

6.3 Nadere eisen 

a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van de voorgaande regels bij het verlenen van een bouwvergunning nadere eisen te stellen ten aanzien van de plaatsing en vormgeving van gebouwen en andere bouwwerken.

 

b. De in lid a. bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden onevenredig worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan of met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, andere bouwwerken en gronden in verband met calamiteiten.  

6.4 Ontheffing van de bouwregels 

6.4.1 Ontheffingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde onder:

a. 6.2.2 sub b. tot een bouwhoogte van maximaal 4,00 m. 

6.4.2 Procedure

Bij het verlenen van ontheffing worden de procedureregels in acht genomen zoals deze zijn opgenomen in hoofdstuk 3, artikel 12 /a>van dit bestemmingsplan. 

Artikel 7 Wonen - Woonwagens 

7.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Wonen-Woonwagens’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: 

  1. standplaatsen voor woonwagens;

  2. tuinen, erven behorende bij de woonwagens en bijbehorende verhardingen;

  3. parkeervoorzieningen.

 

7.2 Bouwregels 

Op deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in artikel 7.1 bedoelde bestemmingsomschrijving de volgende bouwwerken worden gebouwd: 

7.2.1 Woonwagens

Voor het bouwen van woonwagens gelden de volgende regels:

a. woonwagens mogen uitsluitend binnen de aangegeven bouwvlakken worden gebouwd;

 

b. per bouwperceel mag slechts één woonwagen worden geplaatst;

 

c. ten aanzien van de maximale goothoogte en bouwhoogte gelden de aanduidingen. 

7.2.2 Aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen

Bij iedere woonwagen mogen aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen worden opgericht, waarbij de volgende regels gelden:

a. aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mogen alleen binnen het bouwvlak

worden opgericht;

 

b. aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen dienen minimaal 1,50 m achter (het

verlengde van) de zijde van de woonwagen die naar de gevellijn toegekeerd is, te worden gebouwd;

 

c. ten aanzien van de maximale goothoogte en bouwhoogte gelden de aanduidingen. 

7.2.3 Vrijstaande bijgebouwen

Bij iedere woonwagen mogen vrijstaande bijgebouwen worden opgericht, waarbij de volgende regels gelden:

a. bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden opgericht, met uitzondering van de bouwaanduiding 'bijgebouwen uitgesloten';

 

b. op de gronden buiten het bouwvlak mogen per bouwperceel bijgebouwen worden gebouwd met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 36,00 m², met dien verstande dat per bouwperceel niet meer dan 50% van de oppervlakte van deze gronden buiten het bouwvlak bebouwd mag worden;

 

c. bijgebouwen dienen minimaal 2,00 m achter het verlengde van de zijde van de woonwagen die naar de gevellijn toegekeerd is, te worden gebouwd;

 

d. de goothoogte en bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen bedraagt maximaal 3,60 meter. 

7.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. bouwwerken geen gebouwen zijnde mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden opgericht;

 

  1. indien een bouwwerk geen gebouw zijnde gebouwd wordt direct grenzend aan gronden met de bestemming ‘Tuin’ bedraagt de hoogte van dit bouwwerk maximaal 1,00 m;

 

  1. de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 2,00 m.

 

7.3 Nadere eisen 

a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van de voorgaande regels bij het verlenen van een bouwvergunning nadere eisen te stellen ten aanzien van de plaatsing en vormgeving van de bouwwerken;

 

b. De regel in sub a. mag slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan, met het oog op de bereikbaarheid van bouwwerken in verband met calamiteiten en/of met het oog op brandveiligheid.

 

c. Per standplaats dient minimaal één parkeerplaats op eigen terrein te worden opgericht.  

7.4 Specifieke gebruiksregels 

7.4.1 Specifieke gebruiksregel

Het gebruik van een praktijkruimte ten behoeve van een aan-huis-gebonden-beroep is niet strijdig met artikel 7.1 mits: 

  • het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden en naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming is;

  • de praktijkruimte in het hoofdgebouw maximaal 1/3 (eenderde) van het gebruiksoppervlak van het hoofdgebouw beslaat;

  • het gebruik de woonfunctie ondersteunt, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in de woonwagen, aan- of uitbouw, of bijgebouw uitvoert tevens gebruiker van de woonwagen is;

  • het geen verkeersaantrekkende activiteit betreft die kan leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;

  • er geen uitoefening van detailhandel plaatsvindt, met uitzondering van ter plaatse vervaardigde producten.

 

7.4.2 Specifiek gebruiksverbod

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval gerekend:

 

a. het gebruik van aan- en uitbouwen en bijgebouwen als zelfstandige woning; 

b. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen als afhankelijke woonruimte;

 

c. het gebruik van gronden als opstelplaats voor een of meer tourcaravans. 

Artikel 8 Leiding - Gas 

8.1 Bestemmingsomschrijving

De op de planverbeelding voor “Leiding - Gas” aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), tevens bestemd voor de instandhouding en bescherming van de ondergrondse gastransportleiding (4 inch-23 bar en 4 inch-40 bar) inclusief de beschermingszone.

8.2 Bouwregels 

Op deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in artikel 8.1 bedoelde bestemmingsomschrijving de volgende bouwwerken worden gebouwd: 

8.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels: 

a. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 2,00 meter. 

8.3 Aanlegvergunning 

8.3.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden als bedoeld in artikel 8.1, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de bovengrondse hoogspanningsleiding, ter plaatse van de zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of uit te laten voeren:

 

  1. het aanbrengen van hoogopgaand en/of diepwortelende beplanting, waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting;

 

  1. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;

  2. het verrichten van grondroeractiviteiten (b.v. het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage) anders dan normaal spit- en ploegwerk;

 

  1. diepploegen;

 

  1. het indrijven van voorwerpen in de bodem;

 

  1. het aanbrengen van gesloten verhardingen;

 

  1. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van
    afvalstoffen;

 

  1. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;

 

  1. het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair. 

 

8.3.2 Uitzonderingen

Het in artikel 8.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

a. het normale onderhoud betreffen;

 

b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan. 

8.3.3 Toelaatbaarheid

De in artikel 8.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het belang van de leiding in de zin van behoud en het herstel van de leidingen. 

8.3.4 Procedure

Alvorens te beslissen omtrent een aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 8.3.1 wordt advies ingewonnen bij de leidingbeheerder.