I Park Forum West (noordwesthoek)    

Toelichting     

Hoofdstuk 1 Inleiding     

1.1 Aanleiding     

In Meerhoven wordt gewerkt aan de verdere ontwikkeling van het bedrijventerrein Park Forum West. Hiervoor is het nodig om de indeling van de bedrijfskavels en de ligging van de infrastructuur in de noordwesthoek te wijzigen. Daarnaast is het wenselijk om de bedrijfsfunctie van een deel van het gebied uit te breiden om de vestiging van een verkeersschool en een daarbij behorend trainingscentrum mogelijk te maken. Gelijktijdig met de hierboven genoemde bestemmingsplanwijzigingen wordt het beeldkwaliteitsplan voor het gehele terrein van Park Forum West gewijzigd c.q. geactualiseerd. Op de verbeelding hieronder van het nu nog geldende bestemmingsplan 'Park Forum West (infrastructuur)' is met donkerrode lijnen globaal de ligging en de omvang van het plangebied aangeduid.

verplicht

Figuur 1.1: Verbeelding bestemmingsplan 'Park Forum West (infrastructuur)', met daarop met de donkerrode lijnen globaal aangeduid de ligging en de omvang van het plangebied van voorliggend bestemmingsplan.

Het bestemmingsplan "I Park Forum West (noordwesthoek)" bestaat uit een digitale en analoge verbeelding met de daarbij behorende regels. Bij het bestemmingsplan is een toelichting gevoegd. In de toelichting wordt aangegeven waarom het bestemmingsplan is opgesteld en welke afwegingen hebben plaatsgevonden in het kader van een goede ruimtelijke ordening. Naast de digitale versie is er tevens een papieren versie van het bestemmingsplan beschikbaar. De digitale versie is juridisch bindend.

1.2 Het plangebied     

Het plangebied ligt in het westelijk deel van de gemeente Eindhoven en omvat de noordwesthoek van Park Forum West. Park Forum West vormt tezamen met het cluster Park Forum Zuid het bedrijventerrein Park Forum (Park Forum Oost wordt geen bedrijventerrein meer). Park Forum ligt in het noordwesten van Meerhoven, alsmede ten westen en in het verlengde van het bedrijventerrein Flight Forum.

Het perceel van het huidige aanwezige bouwstoffen en transportbedrijf is niet opgenomen in voorliggend plangebied omdat de regels voor dit perceel en de situering van dit perceel niet wijzigen. Voor dit perceel en het resterende deel van Park Forum West blijft het bestemmingsplan 'Park Forum West (infrastructuur)' gelden.

Aan de noord- en westzijde wordt het plangebied begrensd door gronden van de Staat (Defensie). Aan de zuid- en oostzijde grenst het plangebied aan gronden met een bedrijvenbestemming in het overige deel van Park Forum West.

verplicht

Luchtfoto plangebied rood omlijnd.

1.3 Voorgaande plannen     

Het bestemmingsplan "I Park Forum West (noordwesthoek)" vervangt een deel van het bestemmingsplan 'Park Forum West (infrastructuur)', vastgesteld door de raad op 10 september 2019, inwerking getreden en onherroepelijk geworden op 8 november 2019.

1.4 Leeswijzer     

Deze toelichting bestaat uit 9 hoofdstukken. Na deze inleiding volgt hoofdstuk 2. Hierin is een beschrijving van het plangebied gegeven. Hoofdstuk 3 bevat de uitgangspunten bij, de randvoorwaarden en de beleidskaders voor het opstellen van het bestemmingsplan. Hoofdstuk 4 geeft inzicht in en een verantwoording van alle relevante milieuaspecten. Hoofdstuk 5 bevat de waterparagraaf. In deze paragraaf is beschreven op welke wijze rekening wordt gehouden met de gevolgen van het bestemmingsplan voor de waterhuishouding. De juridische vormgeving van het bestemmingsplan is verwoord in hoofdstuk 6. In hoofdstuk 7 wordt ingegaan op de handhaving van het bestemmingsplan. De financiële uitvoerbaarheid is verantwoord in hoofdstuk 8. Hoofdstuk 9 gaat ten slotte in op de gevolgde procedure, inclusief een paragraaf over de maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Beschrijving plangebied     

2.1 Historisch perspectief     

De gronden in het plangebied werden, voordat deze gronden voor bedrijfsdoeleinden konden worden ingezet, met name gebruikt voor agrarische doeleinden. Het bedrijventerrein Park Forum West is bestemd voor reguliere gemengde bedrijvigheid. Het terrein is vooral geschikt voor middelgrote en grootschalige bedrijven. Het terrein is niet ingedeeld in kavels met vaste kaveloppervlaktes. De kavelgroottes variëren tussen de circa +/- 2.000 m² en +/- 10.000 m². De clusterrondweg en de doorsnijdingswegen van Park Forum West zijn gedeeltelijk gerealiseerd. Een deel van de gronden in de noordwesthoek van voorliggend plangebied worden ingezet voor waterberging van geheel Park Forum West.

2.2 Stedenbouwkundige structuur     

2.2.1 Stedenbouwkundige structuur Park Forum West     

Het plangebied ligt in de noordwesthoek van Park Forum West. Binnen het plangebied wijzigt de ligging van de bedrijfskavels en de infrastructuur ten opzichte van het bestemmingsplan 'Park Forum West (infrastructuur)'. Door deze wijzigingen is het vanuit stedenbouwkundig oogpunt nodig om sommige bouwregels in het plangebied te wijzigen. Die wijzigingen zijn vermeld in paragraaf 2.2.3.

2.2.2 Wijzigingen infrastructuur     

verplicht

Afbeelding 2.2: Fragment verbeelding bestemmingsplan 'Park Forum West (infrastructuur)', met daarop de wijzigingen van de infrastructuur zoals mogelijk gemaakt in voorliggend bestemmingsplan.

De wijzigingen van de verkaveling en ligging van de infrastructuur in dit bestemmingsplan betekenen het volgende:

  1. De bestaande weg ten noorden van het perceel van een bouwstoffen- en transportbedrijf vervalt c.q. wordt verwijderd (zie gele lijn in afbeelding 2.2);
  2. De geplande en volgens het vigerende bestemmingsplan 'Park Forum West (infrastructuur)' mogelijk gemaakte wegen ten noorden en ten westen van het perceel van het bouwstoffen- en transportbedrijf vervallen (zie rode lijnen in afbeelding 2.2);
  3. Er worden nieuwe wegen geprojecteerd ten noordoosten en zuidwesten van het perceel van het bouwstoffen- en transportbedrijf (zie groene lijnen in afbeelding 2.2).
  4. De wegen binnen het plangebied worden ingericht voor tweerichtingsverkeer. Hiervoor wordt de bestemming 'Verkeer' ter plaatse van de reeds aangelegde weg ten oosten en ten zuiden van het perceel van een bouwstoffen- en transportbedrijf verbreed en verschuiven de grenzen van het bouwvlak en de 'gevellijn' in de aangrenzende bestemming 'Bedrijf - 3'.
  5. In de regels wordt gesproken over een clusterrondweg en een doorsnijdingsweg. De nieuwe wegen, die zijn geprojecteerd ten noordoosten en zuidwesten van het perceel van het bouwstoffen- en transportbedrijf, worden aangemerkt als doorsnijdingsweg (zie rode lijnen in afbeelding 2.3).

verplicht

Afbeelding 2.3: Verbeelding bestemmingsplan 'I Park Forum West (noordwesthoek)'. De wegen met daarin een rode lijn op deze verbeelding worden aangemerkt als (nieuwe) doorsnijdingswegen.

2.2.3 Wijzigingen bouwregels kavels     

verplicht

Afbeelding 2.4: Afbeelding plangebied van voorliggend bestemmingsplan met daarop de gebieden waarvoor de verschillende bouwregels gelden. Rode stippellijn is de B-zone van de munitieopslagplaats Vliegbasis Eindhoven.

Door de wijziging van de indeling van de bedrijfskavels en de gewijzigde ligging van de infrastructuur is het vanuit stedenbouwkundig oogpunt nodig om sommige bouwregels in het plangebied te wijzigen ten opzichte van de bouwregels in het vigerende bestemmingsplan 'Park Forum West (infrastructuur)'.

Met uitzondering van een verschuiving van de rooilijn worden de bouwregels voor de kavels in gebied A en B niet gewijzigd. Ter plaatse van gebied B wordt aanvullend ook de gevellijn op de verbeelding verwijderd. De bouwregels voor de kavels in gebied C (aangeduid als 'specifieke bouwaanduiding - 5') worden op de onderstaande onderdelen gewijzigd.

  • Tenzij het risicovolle inrichtingen betreft kan het merendeel van de kavels in gebied C niet worden bebouwd omdat deze in de B-zone van de munitieopslagplaats Vliegbasis Eindhoven liggen (zie paragraaf 3.2.5). Een minimaal bebouwingspercentage voor deze kavels is daarom niet reëel.
  • Gelet op de B-zone van de munitieopslagplaats Vliegbasis Eindhoven is het tevens niet haalbaar om op de noordelijke zijdelingse perceelsgrens te bouwen zoals dat moet bij andere kavels in de nabijheid van dit gebied. Bebouwing moet per bouwperceel daarom worden gerealiseerd in de meest zuidelijke grens van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 5' en in het bouwvlak.
  • 50% van de kavelbreedte moet worden bebouwd. Dit geldt ter hoogte van de grens van het bouwvlak die het dichtst bij de bestemming 'Verkeer' ligt of ter hoogte van de gevellijn. Vanwege de specifieke vorm van deze bouwkavels is de mogelijkheid opgenomen hiervan af te wijken tot een bebouwingspercentage van 35 van de kavelbreedte.
  • reclame-objecten mogen uitsluitend op de daken van de gebouwen worden gerealiseerd aan de zijde van het gebouw die het dichtst ligt bij de bestemming 'Verkeer', met dien verstande dat:
  1. de reclameobjecten moeten worden gerealiseerd vanaf de zuidelijke zijde van het bouwperceel;
  2. de verhouding bouwhoogte van een reclame-object en bouwhoogte van een gebouw is 1:5.

De bouwregels voor het kavel in gebied D (aangeduid als 'specifieke bouwaanduiding - 6') worden op de onderstaande onderdelen gewijzigd.

  • Gebouwen moeten per bouwperceel worden gerealiseerd in de meest westelijke grens van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 6' en in het bouwvlak.
  • Het minimale bebouwingspercentage bedraagt 35 voor het deel van het kavel dat buiten de B-zone van de munitieopslagplaats Vliegbasis Eindhoven ligt (en dus binnen de bestemming 'Bedrijf - 3');
  • reclame-objecten mogen uitsluitend op de daken van de gebouwen worden gerealiseerd aan de zijde die het dichtst ligt bij de bestemming 'Verkeer', met dien verstande dat:
    1. de reclameobjecten moeten worden gerealiseerd vanaf de westelijke zijde van het bouwperceel;
    2. de verhouding bouwhoogte van een reclame-object en bouwhoogte van een gebouw is 1:5.

2.2.4 Wijzigingen beeldkwaliteitsplan Park Forum West     

Vanwege de gewijzigde indeling van de bedrijfskavels en de ligging van de infrastructuur in het plangebied van dit bestemmingsplan is het ook nodig het beeldkwaliteitsplan Park Forum West (d.d. 01-09-2004, van MVRDV. Deze is als bijlage 5 bij de regels van het bestemmingsplan 'Park Forum West (infrastructuur)' opgenomen) en de aanvulling daarop (Park Forum, Aanvulling beeldkwaliteitsplan, d.d. oktober 2006) te wijzigen. De procedure tot vaststelling van het nieuwe beeldkwaliteitsplan voor het gehele terrein van Park Forum West zal gelijk lopen met de procedure tot vaststelling van voorliggend bestemmingsplan.

Het beeldkwaliteitsplan wordt op de onderstaande onderdelen gewijzigd.

  • De bouwhoogte in het beeldkwaliteitsplan Park Forum West (d.d. 01-09-2004, van MVRDV) wordt aangepast van 20 naar 19 meter. Dit is conform het vigerende bestemmingsplan 'Park Forum West (infrastructuur)' en conform de aanvulling beeldkwaliteitsplan, d.d. oktober 2006.
  • De verkavelingssuggestie in het beeldkwaliteitsplan Park Forum West (d.d. 01-09-2004, van MVRDV) wordt gewijzigd voor de percelen binnen het plangebied ten noorden en westen van het perceel van het bouwstoffen- en transportbedrijf.
  • De positie van de bebouwing, zoals die is weergegeven in het beeldkwaliteitsplan, wordt gewijzigd ter plaatse van het merendeel van het plangebied van voorliggend bestemmingsplan. Daarnaast wordt de kaart en de uitleg over de positie van de bebouwing aangepast aan de regels zoals die zijn opgenomen in het bestemmingsplan 'Park Forum West (infrastructuur)'.
  • De hieronder genoemde onderdelen worden in het beeldkwaliteitsplan Park Forum West (d.d. 01-09-2004, van MVRDV) en de aanvulling beeldkwaliteitsplan (d.d. oktober 2006) gewijzigd voor de percelen binnen het plangebied ten noorden en westen van het perceel van het bouwstoffen- en transportbedrijf:
    1. het minimale bebouwingspercentage van het bouwperceel;
    2. het minimale bebouwingspercentage van de kavelbreedte;
    3. situeren van de bebouwing in de rooilijn of de gevellijn;
    4. situering van de bebouwing in de zijdelingse perceelsgrens;
    5. situering van reclame-objecten op de daken van de gebouwen.
  • De regel in het beeldkwaliteitsplan Park Forum West (d.d. 01-09-2004, MVRDV) over het aangeven van de huisnummering op een inritband wordt verwijderd. Dit is namelijk niet uitgevoerd.
  • De regel in het beeldkwaliteitsplan Park Forum West (d.d. 01-09-2004, MVRDV) dat maximaal 3 kavels met dezelfde rooilijn naast elkaar zijn toegestaan wordt verwijderd. Dit wordt gewijzigd vanwege ervaringen uit de praktijk.
  • Toevoeging van een toelichtende kaart over de (nieuwe) verkeersstructuur (doorsnijdingswegen en de clusterrondweg) van Park Forum West.
  • In aanvulling op de regels van het bestemmingsplan wordt er een paragraaf over de positie van logo's van bedrijven en reclame uitingen toegevoegd.
  • Er wordt een paragraaf over groen toegevoegd.

Hoofdstuk 3 Uitgangspunten, randvoorwaarden en beleidskader     

3.1 Inleiding     

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de ruimtelijke beleidskaders op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau. Verantwoord wordt dat de voorgenomen ontwikkeling past in het (toekomstig) ruimtelijk beleid. Er wordt geen complete samenvatting gegeven van alle beleidsaspecten. Uitsluitend de relevante beleidskaders voor het plangebied zijn in dit hoofdstuk weergegeven en verantwoord.

3.2 Rijksbeleid     

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte     

In de definitieve Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) schetst het Rijk ambities van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid voor Nederland in 2040. Het Rijk zet twee zaken helder neer: een kader voor prioritering van investeringen om Nederland in beweging te krijgen en een selectief ruimtelijk beleid dat meer loslaat en overlaat aan provincies en gemeenten.

Het is de uitdaging om Nederland in de wereldeconomie van de toekomst concurrerend te houden. Dat betekent dat onze stedelijke regio's en netwerken versterkt moeten worden door de kwaliteit voor de leefomgeving te verbeteren, hoogwaardige en klimaatbestendige woon- en werkmilieus te realiseren, de bereikbaarheid te verbeteren en de mobiliteit te verduurzamen, maatregelen te treffen ten behoeve van waterveiligheid, zoetwatervoorziening en ruimte te maken voor de noodzakelijke transitie naar duurzame energie.

Het Rijk onderscheidt 13 nationale belangen in de SVIR. Daarnaast kiest ze nadrukkelijk voor een vereenvoudiging van de regelgeving en brengt de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij degenen die het aangaat: burgers en bedrijven. Zo beëindigt het Rijk zijn rol bij nationale landschappen, rijksbufferzones, binnenstedelijk bouwen, landsbrede verstedelijkingsafspraken, sport- en recreatievoorzieningen.

Het Rijk vindt de stedelijke regio's rond de Mainports (Rotterdam en Amsterdam), de Brainport, greenports en de valleys van nationaal belang (nationaal belang 1).

De gebiedsontwikkeling Brainport Avenue is van nationaal belang. In de SVIR wordt Brainport Zuid-Oost Nederland beschouwd als de belangrijkste toptechnologieregio van ons land. Het centrum van deze Brainport is gelegen in Eindhoven met o.a. High-tech systemen, medische technologie en automotive als belangrijkste thema's. Daarnaast zijn Chemelot in Sittard-Geleen als belangrijk chemie-cluster, het medische cluster in Maastricht en de greenport Venlo als cluster van agro-food, tuinbouw en logistiek belangrijk.

3.2.2 Ladder voor duurzame verstedelijking     

Een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten is vereist. Dit moet met behulp van de ladder voor duurzame verstedelijking worden onderbouwd. Bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen (bijvoorbeeld kantoorlocaties, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen) moet in het bestemmingsplan worden gemotiveerd hoe een zorgvuldige afweging is gemaakt van het ruimtegebruik.



De ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen in artikel 3.1.6 lid 2 Bro. Daarin staat: De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Onder een stedelijke ontwikkeling wordt volgens artikel 1.1.1 Bro het volgende verstaan: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'.

Met artikel 3.1.6 lid 2 Bro is beoogd vanuit een oogpunt van ruimtelijke ordening ongewenste leegstand te vermijden en zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren. Voorliggend bestemmingsplan maakt het mogelijk om de indeling van de bedrijfskavels en de ligging van de infrastructuur binnen het plangebied te wijzigen. Daarnaast behelst dit bestemmingsplan een specifieke uitbreiding van de bedrijfsfunctie voor een deel van het plangebied.

Bij de beantwoording van de vraag of een ontwikkeling een nieuwe stedelijke ontwikkeling in de zin van artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro behelst, moet volgens vaste rechtspraak in onderlinge samenhang worden beoordeeld in hoeverre het plan, in vergelijking met het voorgaande bestemmingsplan, voorziet in een functiewijziging en welk planologische ruimtebeslag het nieuwe plan mogelijk maakt in vergelijking met het voorgaande bestemmingsplan (uitspraken van 6 april 2016, ECLI:NL:RVS:2016:915 (Oldenzaal), en van 20 april 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1064 (Waalre)).

Een bestemmingsplan dat bij recht een stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, maar ten opzichte van het voorgaande planologische regime géén nieuw planologisch ruimtebeslag mogelijk maakt, maar alleen een planologische functiewijziging, voorziet in beginsel niet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 3.1.6, lid 2, Bro. Van dit uitgangspunt wordt afgeweken indien die planologische functiewijziging een zodanige aard en omvang heeft dat desalniettemin sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Hierbij komt betekenis toe aan de ruimtelijke uitstraling van de in het nieuwe plan voorziene functie en die van hetgeen onder het vorige plan mogelijk was. (AbRvS 22 november 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3210.)

Dit bestemmingsplan voorziet nauwelijk in een uitbreiding van de maximaal toegelaten oppervlakte aan bedrijfsbebouwing, maar slechts een geringe planologische functiewijziging. Ten opzichte van het huidige bestemmingsplan wordt de situering van wegen en bedrijfskavels gewijzigd en worden de gebruiksmogelijkheden van de bedrijfsfunctie voor een deel van het plangebied enigszins uitgebreid. Dit is geen stedelijke ontwikkeling in de zin van artikel 3.1.6 lid 2 Bro.

3.2.3 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)     

De NOVI biedt een langetermijnperspectief op de ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland tot 2050. Met de NOVI geeft het kabinet richting aan de grote opgaven die het aanzien van Nederland de komende dertig jaar ingrijpend zullen veranderen. Denk aan het bouwen van nieuwe woningen, ruimte voor opwekking van duurzame energie, aanpassing aan een veranderend klimaat, ontwikkeling van een circulaire economie en omschakeling naar kringlooplandbouw. Alles met zorg voor een gezonde bodem, schoon water, behoud van biodiversiteit en een aantrekkelijke leefomgeving.

In de NOVI zijn deze maatschappelijke opgaven samengevat in vier prioriteiten:

  • ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie
  • duurzaam economisch groeipotentieel
  • sterke en gezonde steden en regio’s
  • toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Met de NOVI benoemt het Rijk nationale belangen, geeft het richting op de vier prioriteiten en helpt keuzes maken waar dat moet. Want niet alles kan overal. De NOVI is op 9 september 2020 vastgesteld op grond van de geldende regelgeving omdat de Omgevingswet nog niet in werking is. De NOVI voldoet tevens aan de eisen die de Omgevingswet stelt aan een omgevingsvisie. Zodra de Omgevingswet in werking is getreden, zal deze omgevingsvisie dan ook gelden als de Nationale Omgevingsvisie in de zin van deze wet.

In dit bestemmingsplan zijn geen strijdigheden met de uitgangspunten uit de NOVI opgenomen.

3.2.4 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening     

Naast de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) van toepassing. Het besluit bevat regels ter borging van een aantal nationale belangen. Het gaat onder meer over rijksbelangen zoals rijksvaarwegen, zones buisleidingen, zones van hoogspanningsleidingen en militaire objecten.

Voor Eindhoven is de 380 Kv hoogspanningsleiding van belang. Deze is gelegen in Eindhoven Noord en (deels) Oost. Verder is in het Barro opgenomen dat de provinciale begrenzing van het Nationaal NatuurNetwerk (NNN) direct doorwerkt naar het bestemmingsplan. De gebieden die het NNN vormen worden bij provinciale Interim Omgevingsverordening aangewezen (zie ook paragraaf 3.3.3) waarmee het NNN een provinciaal belang is geworden. Tot slot worden de belangen van luchthaven Eindhoven via het Barro geborgd.

3.2.5 Regeling algemene regels ruimtelijke ordening     

In de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) zijn de terreinen, gebieden en installaties zoals bedoeld in het Barro, aangewezen. Voor onderhavig gebied zijn de munitieopslagplaats, geluidszone en het obstakelbeheergebied behorende bij het luchtvaartterrein relevant. De geluidszone en het obstakelbeheergebied zijn op onderstaande afbeelding 3.1 aangegeven. In paragraaf 4.3 wordt nader ingegaan op geluid en in paragraaf 3.2.6 op de beperkingengebieden.

verplicht

Afbeelding 3.1: kaart militair luchtvaartterrein – Vliegbasis Eindhoven (bijlage 3.4 Rarro)

Bron: http://wetten.overheid.nl

Munitieopslagplaats Vliegbasis Eindhoven

Het plangebied van voorliggend bestemmingsplan ligt binnen de veiligheidszones (zogenoemde B- en C-zones) van het militaire munitiecomplex (zie afbeelding 3.2 hieronder). Dit betekent voor wat betreft de gronden die liggen in de B-zone (dit zijn de gronden binnen de bestemming 'Bedrijf - 4') dat deze niet mogen worden gebruikt voor kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Binnen de gronden die zijn gelegen in de C-zone (aangeduid op de verbeelding als 'veiligheidszone - munitie') mogen geen bouwwerken met vlies- of gordijngevelconstructies of met grote glasoppervlakten gerealiseerd worden en mogen zich doorgaans geen groot aantal personen bevinden.

verplicht

Afbeelding 3.2: Kaart munitieopslagplaats Vliegbasis Eindhoven. Bijlage 12.33 bij Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro).

3.2.6 Luchthavenbesluit     

In 2009 is de Wet luchtvaart gewijzigd. Naar aanleiding hiervan is een nieuw luchthavenbesluit voor Eindhoven vastgesteld en met ingang van 1 november 2014 in werking getreden. In het luchthavenbesluit is het luchthavengebied, de gebruiksmogelijkheden en het beperkingengebied vastgelegd. Voor het bestemmingsplan is vooral het beperkingengebied van belang.

Het beperkingengebied bestaat uit:

  1. de geluidszone: dit is de weergave van de geluidsbelasting van het gezamenlijke luchtverkeer (hier wordt in paragrafen 4.3.3 en 4.3.4 op ingegaan). Binnen deze zone gelden regels voor het bouwen van woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen.
  2. de obstakelbeheergebieden: hier gelden maximaal toelaatbare hoogtes voor objecten.
  3. het vogelbeheersgebied: binnen dit gebied gelden regels voor een bestemming of gebruik dat vogels aantrekt.

Hieronder wordt nader ingegaan op het obstakelbeheergebied en het vogelbeheersgebied.

verplicht Afbeelding 3.3: Kaart beperkingengebied, bijlage 2 van het Luchthavenbesluit luchthaven Eindhoven

De obstakelbeheergebieden

Met de obstakelbeheergebieden wordt geregeld tot welke hoogte gebouwen en bouwwerken gebouwd mogen worden. Dit is om gevaar voor het vliegverkeer op en rondom de luchthaven te voorkomen. De toegestane hoogten worden bepaald door de vliegfunnel, de IHCS en de ILS.

IHCS

Het IHCS (Inner Horizontal and Conical Surface) is bedoeld om vliegtuigen die in het circuit vliegen (circuitverkeer), voorafgaand aan de landing, te beschermen tegen hoge objecten. Het betreft een zone van 4 km rond de landingsbaan waar maximaal 44 meter hoog mag worden gebouwd. Buiten deze zone gaat de maximaal toegestane bouwhoogte geleidelijk omhoog.

Het plangebied ligt binnen het IHCS. Aangezien het peil binnen het plangebied op 21,5 boven NAP ligt en de bebouwingshoogte voor gebouwen ten hoogste 19 meter bedraagt, werkt het IHCS niet belemmerend.

verplicht

Afbeelding 3.4: Kaart obstakelbeheergebieden voor de vliegfunnel en IHCS, bijlage 4 van het Luchthavenbesluit luchthaven Eindhoven

ILS Naast het IHCS beschikt de luchthaven Eindhoven over een Instrument Landing System (ILS). Dit wordt gebruikt om een landing in verminderde weersomstandigheden mogelijk te maken. Voor een goed functioneren van het ILS geldt dat een gebied rondom de start- en landingsbaan geen verstoring mag opleveren. Daarom gelden ook in dit gebied beperkingen ten aanzien van de bouwhoogten van gebouwen en bouwwerken (zie onderstaande afbeelding).

verplicht

Afbeelding 3.5: Kaart ILS-verstoringsgebied, bijlage 5 van het Luchthavenbesluit luchthaven Eindhoven

Het bedrijventerrein Park Forum West ligt ongeveer tot halverwege het horizontale vlak met een hoogtebeperking oplopend van 40.3 meter tot 42,4 meter + NAP. Binnen het plangebied ligt de kruin van de weg op 21,5 meter +NAP. Zoals in de meeste bestemmingsplannen binnen de gemeente Eindhoven, ligt het peil binnen het plangebied 0,30 meter boven de kruin van de weg. Het peil binnen het plangebied ligt derhalve op ca. 21, 80 meter +NAP. In de regels is opgenomen dat de bebouwingshoogten van gebouwen maximaal 19 meter (= 40,8 m.+NAP) mag bedragen. Dit is inclusief uitsteeksel zoals reclame-objecten, liftopbouwen ed. Deze bouwwerken beïnvloeden het ILS derhalve niet in onaanvaardbare mate.

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit plan voor de bouw van kunstwerken en van zend-, ontvang- en/of sirenemasten tot een hoogte van 25 meter, mits bij de beheerder van het Instrument Landing System (ILS), te weten het Rijksvastgoedbedrijf van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, schriftelijk advies is ingewonnen waaruit kan worden opgemaakt dat de ILS niet in onaanvaardbare mate negatief wordt beïnvloed. Tevens kan het bevoegd gezag met een omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit plan ten aanzien van de maatvoering van de bebouwing, mits deze afwijking niet meer bedraagt dan 10% van de in het plan voorgeschreven maten. Als deze afwijking de bouwhoogte van gebouwen betreft, moet bij de beheerder van het ILS, te weten het Rijksvastgoedbedrijf van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, schriftelijk advies zijn ingewonnen waaruit kan worden opgemaakt dat de ILS niet in onaanvaardbare mate negatief wordt beïnvloed.

De regels die in het voorheen geldende bestemmingsplan van toepassig waren in dit kader, zijn in dit bestemmingsplan overgenomen. Dit bestemmingsplan ziet op dit punt niet op een aanpassing in de bedrijfsbestemmingen, maar alleen de opschuiving van de rooilijnen en bouwvlakken als gevolg van de wijzigingen in de ligging van de bedrijfskavels en de infrastructuur.

Het vogelbeheersgebied

Binnen het vogelbeheersgebied gelden regels voor een bestemming of gebruik dat vogels aantrekt. In beginsel is een grondgebruik of bestemming binnen de volgende categorieën niet toegestaan:

  • oppervlaktewateren met een oppervlakte van meer dan 3 hectare;
  • natuurbeschermingsgebieden en vogelbeschermingsgebieden;
  • vishouderijen met extramurale bassins;
  • extramurale opslag of verwerking van organisch materiaal;
  • afvalwaterzuiveringsinstallaties.

Vanwege dit luchthavenbesluit is in de regels van de bestemmingen 'Bedrijf - 3', 'Bedrijf - 4' en 'Water' opgenomen dat bovenstaand gebruik als strijdig wordt aangemerkt.

3.2.7 Bakens luchthaven Eindhoven en radarverstoringsgebied vliegbasis Volkel     

Bij het bepalen van de maximaal toegestane bouwhoogte in het bestemmingsplan moet rekening worden gehouden met de bakens van luchthaven Eindhoven en het radarverstoringsgebied van vliegbasis Volkel.

Bakens luchthaven Eindhoven

Op en nabij de luchthaven Eindhoven is een baken (zie afbeelding 3.6) aanwezig om de richting van het vliegverkeer (zowel horizontaal als verticaal) te kunnen volgen:

  • een VDF baken: Vertical Directional Finder. Dit is een hulpmiddel voor de luchtverkeersleiding om de richting te kunnen bepalen van het vliegtuig waarmee op dat moment wordt gecommuniceerd.

De toetsingsgebieden voor VDF liggen geheel over het plangebied, maar hebben gezien de maximaal toegestane bouwhoogte geen consequenties.

verplicht

Afbeelding 3.6: Afbeelding hoogtebelemmeringen baken nabij luchthaven Eindhoven. Blauwe lijnen= VDF.

Radarverstoringsgebied Volkel

Om het ongestoord functioneren van radar- en communicatie-apparatuur op de vliegbasis Volkel te waarborgen ligt er rond deze vliegbasis een cirkel met een straal van 50 nautische mijl (=27,8 km), gemeten vanaf de positie van de radar. Binnen dit radarverstoringsgebied moet voor ieder obstakel hoger dan 65 meter worden berekend of er verstoring van de radar optreedt. Onderhavig plangebied ligt niet binnen dit radarverstoringsgebied.

verplicht

Afbeeldiing 3.7: Uitsnede uit kaart hoogtebelemmeringen als gevolg van luchthaven Eindhoven. Blauwe lijnen- arcering= radarverstoringsgebied van vliegbasis Volkel.

3.2.8 Outer-horizontal     

Met de “outer-horizontal” moet rekening worden gehouden bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Hoge objecten door de “outer-horizontal” kunnen leiden tot aanpassing van de vliegprocedures wat het, bijvoorbeeld, minder goed mogelijk maakt om het vliegverkeer van- en naar Eindhoven te spreiden. Deze “outer-horizontal” heeft een radius van 15 km rondom het midden van de start- en landingsbaan en ligt op een hoogte van 150 meter boven maaiveld (gerelateerd aan de baan). Objecten hoger dan 150 meter zijn toelaatbaar indien aangetoond is dat deze geen impact hebben op het vliegverkeer. Op de hieronder ingevoegde kaart is aangegeven binnen welke gebieden hoogbouw/windturbines kansrijk (=groen gekleurd), kansarm (= oranje gekleurd) of onmogelijk (=rood gekleurd) zijn. In de oranje gekleurde gebieden kan vooraf advies worden gevraagd bij de luchtverkeersleiding van de vliegbasis of de hoogbouw/winturbines op die locatie mogelijk worden geacht.

Het voorliggend plangebied ligt geheel binnen een rood gekleurd gebied van de "outer-horizontal", maar heeft gezien de maximaal toegestane bouwhoogte geen consequenties.

verplicht

Afbeelding 3.8: Uitsnede uit kaart Outer horizontals luchthavens Oost Brabant. Oranje= gebied kansarm voor hoge obstakels. Groen= gebied kansrijk voor hoge obstakels. Rood= gebied ongeschikt voor hoge obstakel

3.3 Provinciaal beleid     

3.3.1 Omgevingsvisie     

De Brabantse Omgevingsvisie bevat de belangrijkste ambities voor de fysieke leefomgeving voor de komende jaren. Op 14 december 2018 is de omgevingsvisie vastgesteld. Daarna volgt een doorvertaling in een Omgevingsverordening en programma's. Tot die zijn vastgesteld blijven bestaande beleidsplannen voor natuur, ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer en milieu en water van kracht. Daarmee wil Brabant op tijd klaar zijn voor de Omgevingswet wanneer deze in 2022 wordt ingevoerd.

In de Omgevingswet staan waarden als veiligheid, gezondheid en duurzame omgevingskwaliteit centraal. De Brabantse Omgevingsvisie voegt daar ambities aan toe voor vier hoofdopgaven: de energietransitie, een klimaatproof Brabant, Brabant als slimme netwerkstad en een concurrerende, duurzame economie. Voor ieder van deze opgaven geeft de omgevingsvisie aan wat de ambities op lange termijn zijn: wat is er nodig om Brabant in 2050 een gezonde, veilige en prettige leefomgeving te laten zijn? Maar ook een concreet tussendoel: waar moeten we in 2030 op zijn minst staan om dat langetermijndoel te halen? De omgevingsvisie geeft ook aan op welke nieuwe manieren de provincie met betrokkenen wil samenwerken aan omgevingsvraagstukken en welke waarden daarbij centraal staan.

3.3.2 Structuurvisie     

Op 19 maart 2014 is de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening 2014 in werking getreden. Deze structuurvisie is een actualisatie van de visie die in 2010 werd vastgesteld. De structuurvisie bestaat uit twee delen (A en B) en een uitwerking.

Deel A

Deel A bevat de hoofdlijnen van het beleid. Hierin heeft de provincie haar belangen gedefinieerd en ruimtelijke keuzes gemaakt. De ruimtelijke visie van de provincie bestaat op hoofdlijnen uit een robuust en veerkrachtig natuur- en watersysteem, met aandacht voor bescherming tegen hoogwater, droogte en biodiversiteit. Een multifunctioneel landelijk gebied, waar de functies landbouw, recreatie en natuur in relatie tot elkaar ruimte krijgen en een gevarieerd en aantrekkelijk stedelijk gebied met sterke steden, groene geledingszones en uitloopgebieden (intensieve recreatie, stadslandbouw). Aandacht wordt gevraagd voor sterke regionale economische clusters, (inter)nationale bereikbaarheid en knooppuntontwikkeling (zowel in de centra als aan de randen van de steden). De provincie realiseert haar doelen door regionaal samen te werken, te ontwikkelen, te beschermen en te stimuleren.

verplicht

Deel B

De ruimtelijke belangen en keuzes zijn in vier ruimtelijke structuren geordend. Deze vier ruimtelijke structuren worden in deel B beschreven en zijn:

1. de groenblauwe structuur

De groenblauwe structuur bestaat uit bestaande natuur, watersystemen en nieuwe natuur in hiervoor kansrijke gebieden. Het behoud en de ontwikkeling van natuurwaarden is hier belangrijk. Daarnaast biedt de groenblauwe structuur ruimte aan een natuurlijk en robuust watersysteem. Dit is nodig voor een goed waterbeheer en biedt mogelijkheden om in te spelen op de effecten van klimaatverandering.

2. het landelijk gebied

Het landelijk gebied ligt buiten de groenblauwe structuur en de stedelijke structuur. Het landelijk gebied biedt een multifunctionele gebruiksruimte voor land- en tuinbouw, natuur, water, recreatie, toerisme en kleinschalige stedelijke functies. Land- en tuinbouw zijn de grootste ruimtegebruikers. De provincie streeft hier naar een multifunctionele gebruiksruimte, met behoud van agrarische productieruimte in die delen van het landelijk gebied waar de landbouw leidend is voor nieuwe ontwikkelingen.

3. de stedelijke structuur

De stedelijke structuur bestaat uit de steden en dorpen in Noord-Brabant. De provincie kiest hier voor twee perspectieven. Ten eerste stedelijke concentratiegebieden waar de groei van de verstedelijking wordt opgevangen. De provincie wil de verstedelijking op goed ontsloten plekken concentreren en de groene ruimte tussen steden openhouden. Ten tweede dienen kernen in het landelijk gebied zoveel mogelijk te worden ontzien van verdere verstedelijking. Alleen de eigen verstedelijkingsbehoefte wordt daar opgevangen.

4. de infrastructuur

Het infrastructuurnetwerk bestaat uit een fijnmazig en samenhangend netwerk van wegen, spoorlijnen, vaarwegen, luchthavens en buisleidingen. De Brabantse infrastructuur maakt deel uit van het internationale netwerk van infrastructuur in noordwest Europa. De provincie kiest hier voor een goede bereikbaarheid van BrabantStad en de economische clusters van Noord-Brabant. Voor het personenvervoer zijn het hoofdwegennet en het OV-netwerk BrabantStad de dragers. Het goederenvervoer wordt zoveel mogelijk via de te ontwikkelen Goederenruit (spoor en waterwegen) geleid. Zo wordt ruimte gemaakt voor het versterken van de (inter)nationale ontsluiting (weg, water, spoor en lucht) van de Brabantse steden.

Uitwerking structuurvisie

De provincie heeft geen aparte ruimtelijke visie op het landschap ontwikkeld, maar geeft haar visie op het landschap vorm in de zogenaamde 'gebiedspaspoorten'. Daarin beschrijft de provincie welke landschapskenmerken zij op regionaal niveau van belang vindt en hoe deze kunnen worden versterkt. Er zijn ook deelstructuurvisies opgesteld voor specifieke onderwerpen. Zo is voor het gebied ten oosten van Eindhoven de deelstructuurvisie Brainport Oost opgesteld. Deze bevat keuzes voor wonen, werken en bereikbaarheid ten oosten van Eindhoven.

Eindhoven vormt samen met de provincie en met de steden Breda, Helmond, 's-Hertogenbosch en Tilburg het stedelijk netwerk BrabantStad. Dit samenwerkingsverband vervult een voortrekkersrol bij de ruimtelijke en economische ontwikkeling van Noord-Brabant. Sterke steden zijn een voorwaarde voor de toekomst van Noord-Brabant. Vooral in deze steden is de dynamiek van Noord-Brabant goed zichtbaar. De provincie ziet deze steden als het brandpunt van de verstedelijking. Hier wordt geïnvesteerd in de binnensteden (stationsgebieden, kanaal- en snelwegzones) en worden hoogstedelijke functies, zoals bovenregionale voorzieningen, geconcentreerd. Daardoor wordt de centrale positie van de steden versterkt en het draagvlak voor hoogwaardig openbaar vervoer en stedelijke- en culturele voorzieningen op peil gehouden. Dat draagt bij een hoogwaardig leef- en vestigingsklimaat in Noord-Brabant.

3.3.3 Interim omgevingsverordening     

De Interim omgevingsverordening is vastgesteld door Provinciale Staten op 25 oktober 2019 en vervangt een aantal provinciale verordeningen:

  • provinciale milieuverordening
  • verordenring natuurbescherming
  • verordening ontgrondingen
  • verordening ruimte
  • verordening water
  • verordening wegen

Om straks klaar te zijn als de Omgevingswet in werking treedt, heeft de provincie eerst een Interim omgevingsverordening vastgesteld. Het is een ‘Interim’ omgevingsverordening om zo te benadrukken dat dit een tussenstap is naar de ‘definitieve’ omgevingsverordening gebaseerd op de Omgevingswet.

De Interim omgevingsverordening is gebaseerd op de huidige wetgeving en moet aan de wettelijke bepalingen van die wetgeving voldoen. Dat betekent dat nieuwe mogelijkheden uit de Omgevingswet nog niet zijn verwerkt. Er is wel zo veel als mogelijk aansluiting gezocht bij de Omgevingswet en de voorwaarden voor een omgevingsverordening (bijvoorbeeld bij de opbouw en de digitale vormgeving). Deze Interim omgevingsverordening voegt de bestaande regels over de fysieke leefomgeving zoveel mogelijk samen in één verordening en is beleidsneutraal. Alleen aanpassingen die nodig zijn vanwege de samenvoeging of vanwege al vastgesteld beleid, zoals de omgevingsvisie, worden meegenomen.

In de Interim omgevingsverordening staan regels voor:

  • Burgers en bedrijven: dit zijn zogenaamde rechtstreeks werkende regels voor activiteiten. Deze regels bevatten voorwaarden om zo’n activiteit te verrichten en geven ook aan of je bijvoorbeeld eerst een melding moet doen voordat je mag beginnen.
  • Bestuursorganen van de overheid: dit zijn zogenaamde instructieregels. Met deze regels kan de provincie een opdracht geven aan gemeenten over onderwerpen die zij in het bestemmingsplan moeten opnemen of aan het waterschap over de manier waarop ze hun taken uitvoeren.

Rechtstreeks werkende regels voor burgers en bedrijven

Het gaat hier om regels die naast een eventuele vergunningplicht gelden. Er zijn in de Interim Omgevingsverordening voor de volgende thema’s rechtsreekse regels opgenomen: grondwaterbescherming, grondwateronttrekking, bodemsanering, stortplaatsen, ontgrondingen, varend ontgassen, stiltegebied, wegen, natuur en landbouw. De meeste van deze regels waren eerst opgenomen in de Provinciale milieuverordening, de Verordening wegen, de Verordening ontgrondingen en de Verordening natuurbescherming.

Binnen het plangebied zijn geen werkingsgebieden aanwezig waarvoor rechtstreekse regels van toepassing zijn.

Instructieregels

Dit zijn de regels die tot voor kort waren opgenomen in de Verordening ruimte Noord-Brabant. Voor het onderhavige plangebied is het thema stedelijke ontwikkeling van belang. Op deze themakaart staan o.a. het stedelijk gebied met daarbinnen het concentratiegebied of landelijke kern. Het plangebied is aangeduid als 'concentratiegebied'. Het provinciale beleid is er al decennia lang op gericht om stedelijke ontwikkeling in stedelijke concentratiegebieden te bundelen. Het doel daarvan is om voldoende draagvlak voor de steden als economische en culturele motor te creëren en om het dichtslibben van het landelijk gebied tegen te gaan. Op provinciale schaal betekent dit dat het merendeel van de woningbouw, de bedrijventerreinen, voorzieningen en bijbehorende infrastructuur moet plaatsvinden in of aansluitend op de stedelijke concentratiegebieden. .verplicht

Afbeelding 3.9 Fragment Interim omgevingsverordening Noord-Brabant.

Park Forum West is een bestaand, in ontwikkeling zijnd bedrijventerrein dat gedeeltelijk is ingevuld. Voor de verdere ontwikkeling van het bedrijventerrein Park Forum West is het nodig om de indeling van de bedrijfskavels en de ligging van de infrastructuur in de noordwesthoek van dit cluster te wijzigen. Daarnaast is het wenselijk om de bedrijfsfunctie van een deel van het gebied uit te breiden om de vestiging van een verkeersschool en trainingscentrum mogelijk te maken. Door deze wijzigingen is het vanuit stedenbouwkundig oogpunt nodig om sommige regels in het plangebied te wijzigen (zie hiervoor paragraaf 2.2.3). Dit bestemmingsplan voorziet nauwelijk in een uitbreiding van de maximaal toegelaten oppervlakte aan bedrijfsbebouwing en slechts een geringe functiewijziging. Op basis van het voorheen geldende bestemmingsplan was reeds geprobeerd het zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik op dit bedrijventerrein te stimuleren. Dit is weer overgenomen in de regels van dit bestemmingsplan voor zover dit redelijkerwijs mogelijk is.

  • Er geldt een minimum bebouwingspercentage van 50 of 35, met uitzondering van de noordwesthoek van het plangebied ter plaatse van de bestemming 'Bedrijf - 4' en ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 5'. Vanwege de nabijheid van de militaire munitieopslagplaats mogen er geen beperkt kwetsbare en kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) worden gerealiseerd binnen de bestemming 'Bedrijf - 4'. Omdat binnen deze bestemming meestal geen gebouwen mogen worden gerealiseerd geldt geen bebouwingspercentage. Verder kan het merendeel van het perceel ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 5' niet worden bebouwd vanwege de nabijheid van de munitieopslagplaats Vliegbasis Eindhoven (zie paragraaf 3.2.5). Een minimaal bebouwingspercentage voor dit perceel is daarom ook niet reëel.
  • Er is binnen het plangebied uitsluitend keuze uit twee rooilijnen – op 6 of 18 meter uit de perceelsgrens – afhankelijk van de parkeerbehoefte.

Verder wordt oneigenlijk ruimtegebruik zoveel mogelijk voorkomen door het niet toestaan van:

  • bedrijfswoningen;
  • vestigingen van detailhandel. Op basis van gemeentelijk beleid wordt productiegebonden detailhandel op bedrijventerreinen wel toegestaan, mits het ondergeschikte verkoop c.q. levering van goederen betreft in een ter plaatse gevestigd bedrijf voor zover deze goederen in dat bedrijf zijn vervaardigd, bewerkt of hersteld. Detailhandel in voedings- en genotmiddelen zijn hiervan uitgezonderd;
  • zelfstandige kantoorvestigingen, horeca, maatschappelijke voorzieningen en leisurevoorzieningen.
  • Bedrijven behorend tot milieucategorie 2 waren in het voorheen geldende bestemmingsplan onder voorwaarden toegestaan, gebaseerd op voormalig provinciaal beleid (Verordening ruimte 2012). Ook deze regeling is in dit bestemmingsplan overgenomen vanwege bestaande rechten.

Thema specifieke gebieden voor agrarische ontwikkeling.

Op deze kaart staan de structuren en aanduidingen rond landbouw. Het plangebied is aangeduid als stalderingsgebied. In dit bestemmingsplan worden geen veehouderijen mogelijk gemaakt en is dit aspect niet aan de orde.

3.3.4 Ontwerp omgevingsverordening Noord-Brabant     

De provincie heeft als eerste stap een Interim omgevingsverordening vastgesteld waarin de bestaande regels zijn samengevoegd. Voordat de Omgevingswet in werking treedt, wordt de definitieve omgevingsverordening vastgesteld. Deze definitieve verordening wordt tegelijk met de Omgevingswet van kracht. In de definitieve verordening worden, in tegenstelling tot de interim verordening, ook beleidswijzigingen verwerkt. De huidige regels in de Interim omgevingsverordening zijn gehanteerd als uitgangspunt. De belangrijkste wijzigingen zijn:

  • Er is aansluiting gezocht bij de opbouw van de rijksregels. Diverse nadere regelingen zijn in de Omgevingsverordening verwerkt.
  • Vanwege het vervallen van de Wet bodembescherming zijn nieuwe regels opgenomen om verontreiniging van het grondwater te voorkomen. Het voorstel is om daarvoor ook voorbeschermingsregels vast te stellen.
  • De aanwijzing van voor verzuring gevoelige kwetsbare gebieden (Wav-kaarten) is vervallen.
  • De rechtstreeks werkende regels voor de ontwikkeling van veehouderij en mestbewerking vervallen. Het voorstel is om die te vervangen door voorbeschermingsregels.
  • Er is een attentiezone geluid opgenomen langs provinciale wegen waarbinnen aandacht wordt gevraagd voor het oprichten van geluidgevoelige bebouwing.

Gedeputeerde Staten hebben op 23 maart 2021 het ontwerp van de Omgevingsverordening vastgesteld. Deze heeft vanaf 9 april 2021 ter inzage gelegen voor de duur van zes weken.

In het ontwerp van de omgevingsverordenig Noord-Brabant zijn geen wijzigingen doorgevoerd ten opzichte van de interim omgevingsverordening die relevant zijn voor onderhavig plangebied.

3.4 Gemeentelijk beleid     

3.4.1 Programmering werklocaties Stedelijk Gebied Eindhoven     

In het Stedelijk Gebied Eindhoven (SGE) werken de negen gemeenten samen op de thema’s Economie, Wonen, Voorzieningen & Evenementen en Ruimte. In 2016 zijn in het SGE afspraken gemaakt over de programmering van nieuwe bedrijventerreinen en er is afgesproken om iedere vier jaar de programmering werklocaties te actualiseren. In de Samenwerkingsagenda 2018-2025 hebben de gemeenten binnen het thema Economie afgesproken dat de volgende stap wordt gezet in de programmering van werklocaties. Vervolgens is in het najaar van 2021 door de gemeenteraden van de verschillende gemeenten van de SGE ingestemd met de ‘Programmering werklocaties Stedelijk Gebied Eindhoven 2021’. Dit betekent ondere andere dat de uitgangspunten van de programmering uit 2016 worden herbevestigd en een extra licht wordt toegevoegd aan het stoplichtenmodel, te weten lichtgroen. De lichtgroene gronden zijn regionaal akkoord, maar nog niet direct uitgeefbaar. Donkergroene gronden zijn regionaal akkoord en die kunnen direct uitgegeven worden.

Voor Park Forum West betekent deze nieuwe programmering dat Park Forum West A (functioneel werkmilieu kleinschalig; 6,5 ha.) van groen op donkergroen is gezet. Park Forum West B (functioneel grootschalig, excl. grootschalige logistiek; 15 ha.) is van oranje op donkergroen gezet. Hierdoor kunnen de gronden na het vaststellen van de programmering direct worden uitgegeven.

3.4.2 Omgevingsvisie Eindhoven     

Samen met de stad heeft de gemeente Eindhoven een omgevingsvisie opgesteld. Met ons hebben meegedacht: inwoners, ondernemers, belangenorganisaties, GGD, Veiligheidsregio, Omgevingsdienst, woningcorporaties, projectontwikkelaars, investeerders en andere overheden (buurgemeentes, provincie, rijk). Op 16 juni 2020 is de omgevingsvisie vastgesteld door de gemeenteraad.

De omgevingsvisie is een integraal verbindende visie voor de fysieke leefomgeving die focus aanbrengt bij het inrichten van onze stad en stimuleert om samen te werken aan de stedelijke opgaven. De omgevingsvisie is gebaseerd op bestaand beleid. Het hebben van een omgevingsvisie is onder de nieuwe Omgevingswet verplicht. Omdat een omgevingsvisie allesomvattend is, willen we die lerende wijs ontwikkelen. Dat betekent concreet dat we, eerder dan wettelijk verplicht, met een omgevingsvisie komen. Maar dan wel een 'light-variant' (versie 1.0), die we één of twee jaar later gaan aanvullen en verfijnen.

Deze omgevingsvisie (versie 1.0) is gebaseerd op het bestaand beleid. Het document vervangt niet de bestaande beleidsdocumenten, maar is een aanvullend beleidsdocument. De interim structuurvisie blijft daarom nog steeds van kracht. Bij het opstellen van een omgevingsvisie versie 2.0 wordt de interim structuurvisie wel ingetrokken.

Brainportregio

De Brainportregio is een technologische topregio en één van de belangrijkste pijlers van de Nederlandse economie. De sleutel tot dit succes is samenwerking. Het is een regio van contrasten en dat maakt ons uniek: een hecht netwerk van steden, stedelijke buurgemeenten, dorpen en bewoond landelijk gebied. Je bent snel in de stad of juist in het groen, er is cultuur én natuur. We zijn sterk in high tech, design en innovaties en kennen een dynamische economie en een gastvrije bourgondische levensstijl. De strategie van de regio is gericht op het sterker maken van deze kwaliteiten door aan te haken op de eigen kracht en identiteit van de deelgebieden.

Ambitie

Als centrumstad vervult Eindhoven een cruciale rol bij de versterking van Brainport Eindhoven als economische wereldspeler op het gebied van kennisintensieve maakindustrie en design. Om internationaal concurrerend te blijven, streeft Eindhoven samen met de regio naar een excellent woon- en werkklimaat. Eindhoven zet daarom in op gezonde en duurzame verstedelijking met behoud van stedelijke en dorpse kwaliteiten en met bijzondere aandacht voor sociale cohesie en inclusie. Eindhoven is in staat om zich snel aan te passen aan de steeds veranderende vraag naar geschikte en betaalbare ruimte om te wonen, werken, verblijven en recreëren. Deze ambitie vertaalt zich naar vier deelambities. Eindhoven als:

  • economische wereldspeler;
  • gezonde en toekomstbestendige stad;
  • een sociale, inclusieve en gastvrije stad en
  • een authentieke stad met sterke gebieden.

Van ambitie naar stedelijke opgaven

Als we onze ambities leggen naast de huidige kwaliteiten en structuren van de stad en de actuele trends en ontwikkelingen, zien we een aantal stedelijke opgaven voor de stad. Brainport Eindhoven blijft groeien, mede door de sterke economische positie.

De ambities en groei vragen om ruimte voor nieuwe woningen, bedrijven en voorzieningen. Ruimte die we bieden door te verdichten in het gebied binnen de Ring en door te verdichten nabij voorzieningen als HOV en winkelcentra. Met name binnen de Ring is voldoende ruimte om te verdichten, omdat er nog relatief weinig mensen wonen. Met de keuze voor verdichten binnen de Ring gaan we duurzaam om met de (groene) ruimte die de stad heeft. We behouden hiermee de kwaliteit van de groenstedelijke woonwijken, de landschapsparken en het buitengebied. De keuze voor een compact stedelijke woonmilieu gaat gepaard met forse investeringen in o.a. bereikbaarheid, luchtkwaliteit, groen en voorzieningen.

Eindhoven wil een leefbare en een inclusieve stad zijn waar iedereen kan profiteren van het succes van de Brainport. Dat vraagt om keuzes ten aanzien van het woning- en voorzieningenaanbod. Het verschil tussen de ambitie en de huidige stand van zaken in Eindhoven leidt tot zes concrete stedelijke opgaven:

  • Werken aan een gezonde groei van de stad
  • Werken aan een aantrekkelijk en hoogstedelijk centrum
  • Werken aan leefbare, sociale wijken met een sterke identiteit
  • Werken aan een duurzame en concurrerende economie
  • Werken aan de energietransitie van de stad
  • Werken aan een goede stedelijke bereikbaarheid

Samen werken aan de stedelijke opgaven

Dit zijn de opgaven waar we als gemeente de komende jaren samen met onze partners aan werken. Wij werken zelf aan deze opgaven, maar stimuleren ook andere partijen in de stad om dit te doen. We bepalen samen met de stad en regio wat kansrijke initiatieven en locaties zijn. We geven prioriteit aan initiatieven die bijdragen aan meerdere stedelijke opgaven tegelijkertijd en kwaliteit toevoegen aan de stad. Hiernaast zetten we in op het beschermen en versterken van de stedelijke en groene hoofdstructuur van de stad. De gemeente organiseert het werken aan de stedelijke opgaven met thematische en gebiedsprogramma's en stimuleert o.a. via regels en uitgangspunten zoals opgenomen in de omgevingsvisie dat ook andere initiatiefnemers bijdragen aan het realiseren van de opgaven.

Plangebied

Dit bestemmingsplan is gericht op de (door)ontwikkeling van een deel van een bedrijventerrein en draagt daardoor bij aan het bereiken van de doelen uit de omgevingsvisie. Daarnaast wordt in het plangebied van dit bestemmingsplan een waterberging gerealiseerd voor het gehele cluster van Park Forum West. Dit draagt bij aan een beter functionerend watersysteem. Het bestemmingsplan is dus in lijn met de uitgangspunten van de omgevingsvisie.

3.4.3 Interimstructuurvisie 2009     

In december 2009 is de Interimstructuurvisie 2009 door de gemeenteraad vastgesteld. Met de Interimstructuurvisie 2009 geeft de gemeenteraad invulling aan de ambitie om Eindhoven door te ontwikkelen in zijn kwalitatief hoogwaardige combinatie van wonen, werken en groen. De nadruk ligt daarbij ook op leefbaarheid en bereikbaarheid. Als kerngemeente van Brainport Zuidoost Brabant stuurt Eindhoven aan op het bieden van ruimte aan een krachtige ontwikkeling van deze economische kernzone, een hoge kwaliteit van de leefomgeving en aandacht voor sociale betrokkenheid en ondernemend burgerschap tot op buurtniveau. Op deze wijze geeft de raad invulling aan het begrip duurzame ruimtelijke kwaliteit.

De Interimstructuurvisie is het resultaat van de integratie van de ruimtelijk relevante raadsprogramma's die tot medio 2009 zijn vastgesteld. Dit is onder andere verbeeld in een kaart die inzicht biedt in de ontwikkelingen ten opzichte van de ruimtelijke hoofdstructuur.

verplicht

Afbeelding 3.10: Gebruik van de ruimte Interimstructuurvisie Eindhoven 2009

Onderhavig plangebied is op de kaart 'Gebruik van de ruimte' uit de Interimstructuurvisie geheel aangeduid als 'werken'. Hieronder vallen werk gerelateerde functies: industrie, research en ontwikkeling, handel, kantoren, grootschalige en perifere detailhandel, transport, bouwnijverheid, dienstverlening. Tevens alle productieactiviteiten van kunst en design en ook alle voorzieningen die bij een functioneel en modern bedrijventerrein horen (o.a. parkmanagement).

3.5 Archeologische en cultuurhistorische waarden     

3.5.1 Archeologie     

Het Verdrag van Valletta (Malta) verplicht de Europese overheden tot het beschermen van archeologisch erfgoed. Hierbij wordt als uitgangspunt gehanteerd dat archeologische waarden in situ bewaard moeten blijven. Dat wil zeggen, dat er naar gestreefd moet worden om de waarden op de locatie te behouden. Als dit niet mogelijk blijkt, bijvoorbeeld bij bouwplannen, dan moeten de waarden worden opgegraven en ex situ worden bewaard. Het Verdrag van Valletta is doorvertaald in de Monumentenwet 1988, zoals deze gewijzigd is in september 2007. Sinds deze wijziging van september 2007 is de gemeente bevoegd gezag op het gebied van cultuurhistorie en archeologie. Per 1 juli 2016 is de Erfgoedwet van kracht. De uitgangspunten uit het Verdrag van Valletta (Malta) blijven in de Erfgoedwet de basis van de omgang met archeologie. Gemeenten houden een belangrijke rol in het archeologische stelsel. In bestemmingsplannen houden ze rekening met (te verwachten) archeologische waarden. Dit wordt samen met de andere onderdelen rond de omgang met archeologie in de fysieke leefomgeving overgeheveld naar de toekomstige Omgevingswet.

Gemeentelijk beleid

De gemeente Eindhoven heeft eigen archeologiebeleid, als uitwerking van het nationale en provinciale beleid. Dit beleid staat in het 'Beleidsplan archeologie Eindhoven en Helmond 2008-2012', dat de raad in september 2008 heeft vastgesteld. De gemeente neemt de verantwoordelijkheid voor het bodemarchief zelf ter hand door te investeren in kerntaken en opbouw van expertise.

De gemeente kent archeologische waarden daterend uit de prehistorie en de Romeinse tijd.

Het gemeentelijk bodemarchief herbergt tevens fundamentele gegevens over de geschiedenis van stad en platteland gedurende en na de middeleeuwen. Deze gegevens zijn van groot belang voor de reconstructie van het verleden, temeer omdat archivalische bronnen in Eindhoven nagenoeg ontbreken.

De archeologische gebieden binnen de gemeente Eindhoven staan aangegeven op de gemeentelijke archeologische waardenkaart, onderdeel van de gemeentelijke cultuurhistorische waardenkaart. Het beleid is om bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening te houden met de archeologische waarden en verwachtingen in de ondergrond en daarbij uit te gaan van de gemeentelijke archeologische waardenkaart.

Volgens de Archeologische Waardenkaart kent onderhavig plangebied geen archeologisch waardevolle gebieden of archeologische verwachtingsgebieden. Binnen het bestemmingsplan hoeft dan ook geen rekening te worden gehouden met archeologische waarden of verwachtingen. Wel geldt ten aanzien van archeologie een meldingsplicht voor archeologische toevalsvondsten. Mochten tijdens eventuele grondwerkzaamheden archeologische resten worden aangetroffen, dan dienen deze (op grond van de meldingsplicht ingevolge art. 5.10 Erfgoedwet 2016) direct gemeld te worden aan de Minister van OCW en de afdeling Omgevingskwaliteit van de gemeente Eindhoven. Vervolgens zal bepaald worden of, en zo ja welke, aanvullende maatregelen getroffen dienen te worden.

Geactualiseerde Erfgoedverordening met archeologische verwachtingen- en waardenkaart

Sinds 2008 zijn er vele archeologische onderzoeken uitgevoerd die nieuwe inzichten geven in de bewoningsgeschiedenis en daarmee de archeologische verwachtingen. Actualiseren van de archeologische verwachtingen- en waardenkaart was noodzakelijk vanwege ontwikkelingen in de ruimtelijke ordening en de komst van de nieuwe Omgevingswet.

Het streven is om voor medio 2022 de geactualiseerde Erfgoedverordening ter vaststelling aan de gemeenteraad aan te bieden. De archeologische verwachtingen- en waardenkaart maakt onderdeel uit van deze verordening. Tot de vaststelling van de erfgoedverordening geldt de oude archeologische waardenkaart uit 2008. Vanaf de vaststelling geldt de nieuwe kaart als onderlegger van bestemmingsplannen tot inwerkingtreding van de Omgevingswet. Vanaf inwerkingtreding van de Omgevingswet geldt de kaart via voorrangsregels als onderlegger voor het omgevingsplan van rechtswege.

Op de nieuwe archeologische verwachtingen- en waardenkaart zijn verschillende gebieden/zones aangegeven waarvoor per zone verschillende vrijstellings- of ondergrenzen kunnen gelden ten aanzien van archeologie in relatie tot geplande bodemingrepen. De vrijstellingsgrenzen zijn bepaald voor zowel de diepte-ingreep als de oppervlakte-ingreep. Archeologisch onderzoek wordt in het kader van de aan te vragen omgevingsvergunning en afwijking of wijziging van het bestemmingsplan/omgevingsplan noodzakelijk geacht, zodra beide vrijstellingsgrenzen worden overschreden. De archeologische verwachtingen- en waardenkaart bevat gebieden die overgenomen kunnen worden in de bestemmings-/ omgevingsplannen (middels de dubbelbestemming Waarde-Archeologie en gekoppelde (maatwerk)regels). Op basis van het ontwikkelde verwachtingsmodel worden binnen het grondgebied van de gemeente Eindhoven acht zones van archeologische verwachtingen of waarden onderscheiden. Omdat de archeologische verwachtingszones zijn aangepast, evenals de archeologisch waardevolle gebieden, is kritisch gekeken naar de eerder vastgestelde oppervlakte- en dieptegrenzen per categorie verwachting en waarde. Voor de acht verschillende beleidscategorieën worden onderstaande bijgestelde ondergrenzen gehanteerd. Binnen voorliggend plangebied geldt categorie 7.

verplicht

Afbeelding 3.11: Archeologische categorieën in de geactualiseerde verwachtingen- en waardenkaart (Berkvens en Arts 2020)

verplicht

Afbeelding 3.12: Uitsnede van de geactualiseerde verwachtingen- en waardenkaart ter plaatse van Park Forum West

3.5.2 Cultuurhistorie     

Op 18 maart 2008 is de cultuurhistorische waardenkaart van Eindhoven vastgesteld. De kaart dient als beleidskader om bij ruimtelijke ontwikkelingen in de stad rekening te kunnen houden met de cultuurhistorie van Eindhoven. De kaart geeft, naast rijks- en gemeentelijke monumenten een overzicht van de historische structuur van wegen en waterlopen, historisch waardevolle stedenbouwkundige en landschappelijke- en groenstructuren, beschermde stads- en dorpsgezichten en monumentale bomen. Bij de samenstelling van de kaart is onder andere gebruik gemaakt van de gegevens van de provinciale cultuurhistorische waardenkaart.

In onderhavig plangebied zijn geen cultuurhistorische waarden of karakteristieke panden aanwezig. Hiermee hoeft bij de planontwikkeling dan ook geen rekening mee te worden gehouden.

3.6 Verkeer en parkeren     

De mobiliteitsvisie 'Eindhoven op Weg' is in 2013 door de gemeenteraad vastgesteld. Hierin is het verkeersbeleid voor de komende decennia (planhorizon 2040) vastgelegd. Deze visie vormt het bestuurlijke beleidskader voor alle verkeers- en mobiliteitsopgaven. In de volgende paragrafen zijn de essentiële elementen voor het gebied Park Forum West beschreven.



Wegenstructuur

De bedrijventerreinen in Meerhoven worden vanaf de A2 ontsloten via een doorgetrokken Anthony Fokkerweg, die wordt doorgezet als 'Flight Forum', daarna als 'Park Forum' en uiteindelijk als de 'Meerhovendreef'. Vanuit 'Park Forum' is er een verbinding met Veldhoven via de 'Oersebaan'.

De hoofdwegenstructuur kenmerkt zich door eenrichtingswegen waarbij geen traditionele kruisingen voorkomen. Er is gekozen voor het weefprincipe waarbij wegen 'samenkomen' Direct grenzend aan het bedrijventerrein Park Forum West is de route Park Forum- Oersebaan / Meerhovendreef aangewezen als gebiedsontsluitingsweg. Alle wegen binnen het plangebied zijn als erftoegangsweg gecategoriseerd en maken onderdeel uit van het verblijfsgebied. Bij bedrijventerreinen wordt dit, in tegenstelling tot woongebieden, niet ingericht als 30 km/u gebied.

Op het bedrijventerrein Park Forum West was in eerste instantie gekozen voor een eenrichtingscircuit, waarbij twee ingangen en slechts één uitgang waren voorzien. Dit leidde tot tekortkomingen ten aanzien van verkeerscirculatie, routering, ontsluiting, vindbaarheid en de veiligheid voor fietsers bij de hoofdontsluitingen. In 2021 is de infrastructuur van bedrijventerrein Park Forum West heringericht. De juridische basis hiervoor is vastgelegd in het geldende bestemmingsplan 'Park Forum West (infrastructuur)'. De noordoostelijke in-/uitgang is verplaatst en aan de zuidzijde is aan de Oersebaan een volwaardige nieuwe ontsluiting gerealiseerd in de vorm van een rotonde. Daarnaast is op alle wegen op het bedrijventerrein twee-richtingenverkeer ingesteld.

Fietsverkeer

De gemeente Eindhoven wil het gebruik van de fiets stimuleren. In de mobiliteitsvisie 'Eindhoven op Weg' is een fietsnetwerk opgenomen dat bestaat drie soorten fietsroutes. In volgorde van belangrijkheid; snelfietsroutes, primaire fietsroutes en secundaire fietsroutes.

De route langs de oostzijde van Park Forum West is in "Eindhoven op Weg" aangewezen als secundaire fietsroute; langs de Oersebaan loopt een primaire fietsroute.

Nieuw bestemmingsplan

verplicht

Afbeelding 3.13: Fragment verbeelding bestemmingsplan 'Park Forum West (infrastructuur)', met daarop de wijzigingen van de infrastructuur zoals mogelijk gemaakt in voorliggend bestemmingsplan.

De wijzigingen - van de verkaveling en ligging van de infrastructuur in dit bestemmingsplan betekenen het volgende:

  1. De bestaande weg ten noorden van het perceel van het bouwstoffen- en transportbedrijf vervalt c.q. wordt verwijderd (zie gele lijn in afbeelding 3.13);
  2. De geplande en volgens het vigerende bestemmingsplan 'Park Forum West (infrastructuur)' mogelijk gemaakte wegen ten noorden en ten westen van het perceel van het bouwstoffen- en transportbedrijf vervallen (zie rode lijnen in afbeelding 3.13);
  3. Er worden nieuwe wegen geprojecteerd ten noordoosten en zuidwesten van het perceel van het bouwstoffen- en transportbedrijf (zie groene lijnen in afbeelding 3.13).
  4. De wegen binnen het plangebied worden ingericht voor tweerichtingsverkeer. Hiervoor wordt de bestemming 'Verkeer' ter plaatse van de reeds aangelegde weg ten oosten en ten zuiden van het bouwstoffen- en transportbedrijf verbreed en verschuiven de grenzen van het bouwvlak en de 'gevellijn' in de aangrenzende bestemming 'Bedrijf - 3'.

Autoparkeren

De ruimte in de stad is beperkt en kostbaar. De gemeente moet dan ook de schaarse ruimte efficiënt gebruiken. Daarom worden bij een bouwplan eisen aan het aantal te realiseren parkeerplaatsen gesteld. Bij besluit van 17 mei 2016 heeft het college van burgemeester en wethouders de Nota Parkeernormen 2016 vastgesteld. Hierin zijn normen vastgelegd voor parkeren. Deze nota is inmiddels geactualiseerd door de Actualisatie Nota Parkeernormen 2019.

De Actualisatie Nota Parkeernormen 2019 is vanaf 4 oktober 2019 van kracht en past in de ontwikkeling naar een groenere, bereikbare en duurzame stad. We hebben te maken met een grote verdichtingsopgave in Eindhoven en tegelijk moeten we het centrum van Eindhoven goed bereikbaar houden. Er is straks minder plaats voor autoverkeer en parkeren in en om het autoluwe centrum. Daarom streven we nu naar het aanleggen van zo min mogelijk nieuwe parkeerplaatsen en we zetten zoveel mogelijk in op duurzame alternatieve vervoerswijzen: lopen, fietsen en openbaar vervoer. Verder is opgenomen dat aan de 'Kwaliteitseisen inpandige fietsenstallingen' moet worden voldaan.

Voor het plangebied geldt de norm voor 'restgebied'. De parkeerbehoefte wordt geheel op het eigen terrein opgevangen. Er is geen openbare parkeergelegenheid langs de openbare wegen.

Fietsparkeren

In de Actualisatie Nota Parkeernormen (2019) zijn eveneens de fietsparkeernormen geactualiseerd, waarop uitgebreider zal worden getoetst en gehandhaafd. Bij besluit van 20 april 2021 heeft het college van burgemeester en wethouders als uitwerking van de Actualisatie Nota Parkeernormen (2019) de Kwaliteitseisen inpandige fietsenstallingen vastgesteld.

Het succes van een fietsenstalling hangt sterk af van de kwaliteit, de bruikbaarheid, sociale veiligheid en het comfort ervan. Er zijn voorbeelden van stallingen waar fietsers onvoldoende gebruik van maken, terwijl er in de omgeving toch grote behoefte aan fietsparkeerplaatsen is. De aanwezigheid van een fietsenstalling op zich is nog geen garantie dat hij goed wordt gebruikt. De belangrijkste kwaliteitseisen voor toegankelijkheid, inrichting en bruikbaarheid zijn om die reden vastgesteld.

3.7 Groen     

3.7.1 Groenbeleidsplan     

Begin 2017 is een actualisatie van Groenbeleidsplan door de gemeenteraad vastgesteld. Dit Groenbeleidsplan 2017 is gemaakt met de veranderende rol van de overheid in het achterhoofd. Het voorziet in vier sporen "het verhaal van de stad", wat de waarde van groen is (functies als uitgangspunt), welke ambitie de gemeente daarmee heeft en het daadwerkelijke groenbeleid. Het groenbeleidsplan heeft als doel het duurzaam veiligstellen en ontwikkelen van een kwalitatief hoogwaardige groenstructuur met daarin passende functies. Hiermee levert de toepassing van het groenbeleid een wezenlijke bijdrage aan een aantrekkelijke en gezonde woon- en werkomgeving als karakteristieke kwaliteit van Eindhoven. Een omgeving die leefbaar en klimaatadaptief is en een volwaardig vestigingsklimaat biedt voor Brainport.

Het groenbeleid sluit aan op de geomorfologische structuur van de stad: de structuur van dekzandruggen en beken (Dommel en Gender) die Eindhoven hebben gevormd. Op basis van de tuinstad gedachte is bij de verdere ontwikkeling van Eindhoven sterk ingezet op het behoud van de groene ruimten tussen de voormalige dorpen. Genneper Parken (tussen Stratum en Gestel), Brainport Park (tussen Strijp en Woensel) en De Karpen (tussen Woensel en Tongelre) vormen nog altijd imposante, groene wiggen, die tot diep in de stad reiken. Het behoud van de robuuste groenstructuur, die vanuit het buitengebied, via de wiggen tot aan de bomen bij de voordeur reikt, is een belangrijk uitgangspunt van het groenbeleidsplan.

Het Groenbeleidsplan heeft in principe betrekking op al het groen van Eindhoven, dus niet alleen het groen in eigendom van de gemeente. Omdat niet al het groen bescherming krijgt door een specifieke groenbestemming en de gemeente enkel directe invloed heeft op haar eigen eigendommen, is niet al het groen automatisch beschermd.

In het Groenbeleidsplan 2017 zijn onder andere procesafspraken genoemd die een relatie hebben met een ruimtelijke procedure. Het betreft een procesafspraak over groenplannen bij ontwikkeling van gebouwen of gebieden en de procesafspraak over de groenregelingen voor bomen (Verordening Bomen en Nadere regels bomen) en de Regeling Groencompensatiefonds. De genoemde groenplannen dienen een toelichting van de groene inrichting van een ontwikkeling te geven. Behoud van het bestaande groen is het uitgangspunt, evenals het (door)ontwikkelen van de groene kwaliteiten waar nodig. Het Groenbeleidsplan 2017 geeft in een kaart met zes ruimtelijke strategieën de kaders voor de ruimtelijke ontwikkeling in relatie tot groen.

verplicht

Afbeelding 3.14: Ruimtelijke Strategieënkaart

verplicht

Afbeelding 3.15: Uitsnede ruimtelijke strategieënkaart Groenbeleidsplan 2017

Onderhavig plangebied is in het Groenbeleidsplan 2017 aangeduid als 'stad, rood beeldbepalend'. In deze gebieden heeft groen een ondersteunende functie aan de stedelijke identiteit ('aankledingsgroen') of een recreatieve functie voor de woonomgeving (parken). Het beleid is gericht op behoud en ontwikkelen van deze groene elementen of functies. Het oppervlak groen binnen deze categorie zou niet verder af moeten nemen. Binnen de aangeduide groenarme buurten wordt gestreefd naar uitbreiding van het groenareaal.

Beleidsregel groencompensatie

Op 13 maart 2018 is de 'Regeling Groencompensatiefonds' vastgesteld. Bij deze regeling hoort de 'Beleidsregel Groencompensatie'. Deze beleidsregel is bedoeld als afwegingskader bij aanvragen voor (ruimtelijke) ontwikkelingen die kunnen leiden tot aantasting van groen. Bij aantasting en verlies van groen is compensatie vereist. De Beleidsregel geeft hiervoor de richtlijnen.

In deze beleidsregel wordt aangesloten bij het begrip ‘ruimtelijke ontwikkeling’ uit de provinciale Interim omgevingsverordening. Een ruimtelijke ontwikkeling is een bouwactiviteit en/of planologische gebruiksactiviteit waarvoor op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en het Besluit omgevingsrecht (Bor) een omgevingsvergunning is vereist. Het kan ook gaan om een gebruiksactiviteit waarvoor geen omgevingsvergunning nodig is, zoals de aanleg van parkeerplaatsen. Het betreft dus een bestemmingswijziging of afwijking van het planologisch gebruik voor een perceel (semi) openbaar groen, waarbij wordt uitgegaan van een ‘rode ontwikkeling’.

De Beleidsregel Groencompensatie is direct van toepassing op:

  • openbaar groen in eigendom van gemeente;
  • groen in eigendom van derden met een groene bestemming in het geldende bestemmingsplan.

Voor de overige groene gronden zet de gemeente Eindhoven in op het stimuleren van en inspireren tot het zorgvuldig omgaan met groen.

Er is een aantal uitzonderingen op de compensatievereisten uit deze beleidsregel. Ten eerste is de beleidsregel niet van toepassing op bomen. Voor bomen is namelijk een andere juridische regeling van toepassing: de Bomenverordening en Nadere Regels. Ten tweede geldt de beleidsregel niet bij locaties buiten het stedelijk gebied, zoals aangegeven in de kaart behorend bij de provinciale Interim omgevingsverordening. In dat gebied is de Interim omgevingsverordening leidend voor natuurcompensatie. Ten derde geldt deze beleidsregel niet voor bestaande economische ontwikkelgebieden. Economische ontwikkelgebieden zijn in dit verband:

  • lopende projecten of toekomstige ontwikkellocaties waar al juridisch bindende afspraken over gemaakt zijn op papier in een anterieure overeenkomst, koopovereenkomst of collegebesluit, of waar al een vorm van compensatie heeft plaatsgevonden;
  • braakliggende terreinen (op grond van vigerende bestemmingsplan);
  • gebieden met in Groenbeleidsplan 2017 de strategie ‘Integrale ontwikkeling groen-rood’ (op grond van vastgestelde verhouding 40% rood en 60% groen);
  • aanleg van zeer beperkte verharding in het groen rond wegen/kanalen, ten behoeve van de publieke toegankelijkheid of het verkeerstechnisch functioneren (bijvoorbeeld voetpad naar bushalte).

In het huidige bestemmingsplan 'Park Forum West (infrastructuur)' is het plangebied van voorliggend bestemmingsplan geheel bestemd voor verkeers- of bedrijfsbestemmingen. Daarnaast bevat het de bestemming 'Water' voor het deel van het gebied dat wordt ingericht als wadi voor de waterberging van geheel Park Forum West. Binnen het plangebied van voorliggend bestemmingsplan wijzigt de ligging van de bedrijfskavels en de infrastructuur ten opzichte van het bestemmingsplan 'Park Forum West (infrastructuur)'. Onderhavig plangebied is aan te merken als een economisch ontwikkelgebied als bedoeld in de 'Beleidsregel Groencompensatie'.

3.7.2 Beleid Bomen     

Het gemeentelijk beleid ten aanzien van bomen is vastgelegd in de Verordening Bomen 2021. Deze is op 6 april 2021 door de gemeenteraad vastgesteld en op 4 mei 2021 in werking getreden. De Verordening en (uitwerking daarvan in) Nadere regels voor compensatie Verordening bomen 2021 is van toepassing op bomen die niet vallen onder de regelgeving van de Wet natuurbescherming (Wnb). De Wet natuurbescherming is van toepassing op:

- bossen die buiten de 'bebouwde kom Wnb' liggen;

- alle beplantingen van bomen die groter zijn dan 10 are;

- bomen in een rijbeplanting, als de rij uit meer dan 20 bomen bestaat.

Voor bomen geldt dus of de Wet natuurbescherming of de Verordening Bomen 2021. Voor het vellen van bomen dient, behoudens een aantal vrijstellingen, een melding te worden gedaan bij de Provincie Noord Brabant. Er is een herplantplicht van toepassing.

Het plangebied

Bij de start van de ontwikkeling van Meerhoven is de beplanting van het projectgebied door de gemeente Eindhoven als één bosgebied aangemerkt en in behandeling genomen. Met de behandeling van alle bomen als één bosgebied werd gebruik gemaakt van de vrijstelling van het kapverbod. Een gefaseerde uitvoering van de werkzaamheden in Meerhoven heeft hierop geen invloed.

Op 26 augustus 1997 heeft Gedeputeerde Staten de “Notitie toepassing compensatiebeginsel Noord-Brabant 1997” vastgesteld. Op grond van deze Notitie moet voor het plangebied Meerhoven, op basis van de gehanteerde omrekenfactoren, circa 47 ha bos gecompenseerd worden. Op basis daarvan heeft de gemeente Eindhoven een bestuurlijke intentieverklaring met betrekking tot de boscompensatie aan het bestuur van Provincie Noord-Brabant kenbaar gemaakt. Met het Samenwerkingsverband Regio Eindhoven, gemeente Nuenen c.a. en gemeente Mierlo is een bestuursovereenkomsten getekend voor de feitelijke boscompensatie.

De gemeente Eindhoven compenseert circa 7 ha binnen het plangebied Meerhoven. De resterende 40 ha wordt gecompenseerd in het Vaarlese Bos, vastgelegd in het rapport “Bosplan Vaarle” d.d. 15 februari 2001, zoals in opdracht van SRE opgesteld.

Met ingang van 27 november 2018 is door de gemeenteraad van Eindhoven een nieuwe begrenzing van de Wet Natuurbescherming (Wnb) vastgesteld. Geheel bedrijventerrein Park Forum ligt buiten de bebouwde komgrens ingevolge de Wnb. Voor de gebieden waar in het kader van de ontwikkeling van Meerhoven in de toekomst nog bomen worden gekapt gelden de eerder gemaakte afspraken aangezien deze gebieden voorlopig nog vallen onder de Wnb.

De Wet natuurbescherming vervangt sinds 1 januari 2017 drie wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en Faunawet. Deze verandering maakt dat procedures zijn veranderd. Waar voorheen de kapmelding bij het ministerie moest worden gedaan moet deze sinds genoemde datum bij de provincie worden gedaan. De eerder genoemde vrijstelling blijft van kracht.

3.8 Detailhandel     

Leegstaande winkelpanden en borden met ‘opheffingsuitverkoop’ en ‘leegverkoop’ sieren de Nederlandse winkelstraten. Door onder meer de economische crisis en de toenemende invloed van internetverkopen heeft de retail-sector het erg moeilijk. Tegelijkertijd bieden de veranderingen in de sector ook nieuwe uitdagingen en mogelijkheden voor innovatieve concepten. Duidelijk is in ieder geval dat regionale afstemming steeds meer noodzakelijk wordt. Bovendien vraagt de provincie in de Interim omgevingsverordening om regionale afstemming en zijn regionale afspraken van belang voor de Ladder voor duurzame verstedelijking.

Naar aanleiding hiervan heeft de Metropoolregio Eindhoven een detailhandelsvisie opgesteld. Hierin zijn de verschillende trends en ontwikkelingen en de gevolgen daarvan beschreven. Vervolgens is er een visie opgesteld, op basis waarvan concrete afspraken geformuleerd zijn. In de subregio’s is vervolgens gewerkt aan subregionale detailhandelsvisies. Deze visies bieden een kader, maar vragen wel nog om lokale verankering. Dat is gebeurd in de gemeentelijke Detailhandelsnota. In deze paragraaf wordt ingegaan op de verschillende visies. De gemeenteraad heeft op 15 december 2015 ingestemd met de regionale en subregionale visies. In diezelfde raadsvergadering is ook de gemeentelijke detailhandelsnota vastgesteld. Deze is op 2 november 2016 gepubliceerd.

3.8.1 Regionale detailhandelsvisie Metropoolregio Eindhoven     

De detailhandelswereld is de laatste jaren sterk veranderd. Er is een aantal belangrijke trends en ontwikkelingen die daaraan ten grondslag liggen: de economische crisis, toename internetdetailhandel, vergrijzing, huishoudenssamenstelling, veranderend consumentengedrag, het verdwijnen van supermarkten en andere voorzieningen (zoals banken, bibliotheken etc.) in centra en branchevervaging. Deze trends en ontwikkelingen hebben grote gevolgen voor het winkellandschap.

Goed voorzieningenniveau

Het doel van de regionale detaihandelsvisie is om een goed voorzieningenniveau voor de inwoners van de regio te creëren. De detailhandelsstructuur in de regio is opgebouwd uit verschillende lagen. Het centrum van Eindhoven en Ekkersrijt vormen de top van de piramide. Beiden hebben een bovenregionaal verzorgingsgebied. De tweede laag van de piramide bestaat uit regionaal en bovenlokaal verzorgende centra. Deze centra hebben een belangrijke functie in de subregio of voor de omliggende gemeenten. Daarna volgen de grote en kleine kernverzorgende centra, de belangrijkste winkelcentra in de kernen met een lokaal verzorgingsgebied. De onderste laag van de piramide zijn de wijk- en buurtcentra (inclusief kerkdorpen). Naast alle centra zijn er in de regio diverse PDV-locaties. Op Ekkersrijt en de Engelseweg na hebben deze locaties veelal een lokaal verzorgingsgebied.

verplicht

Detailhandelsstructuur Metropoolregio Eindhoven

Specifieke thema's

Op drie regionale thema’s is specifiek ingezoomd. Het gaat om supermarkten, internetdetailhandel en marketing. Supermarkten zelf hebben de voorkeur voor een vestigingsplaats aan de rand van een centrum of net buiten het centrum. Echter, een gevarieerd aanbod in een centrum is van groot belang voor de levensvatbaarheid van het centrum. Daarom is het essentieel om supermarkten zoveel mogelijk in centra te vestigen of te behouden. Daarbij is het wel van belang dat de overheid de supermarkten zo goed mogelijk faciliteert (bijvoorbeeld bij parkeren, goede bereikbaarheid of een slimme oplossing voor een uitbreidingsvraag).

Internetdetailhandel kent allerlei (verschijnings)vormen met verschillende ruimtelijke consequenties. In de visie wordt ingegaan op deze vormen en aangegeven waar deze het beste gevestigd kunnen worden (zie de regionale afspraken die hieronder zijn beschreven).

Tot slot het thema marketing. Gemeenten moeten niet allemaal hetzelfde willen zijn, maar een statement maken en dat ook met trots uitdragen. Vervolgens is het goed om evenementen en activiteiten aan te bieden die passen bij het profiel en het ook kunnen versterken.

Regionale afspraken

Op basis van de trends en ontwikkelingen en de visie, zijn in de detailhandelsvisie regionale afspraken geformuleerd. In de subregionale detailhandelsvisies worden deze afspraken nader uitgewerkt.

  • Detailhandel wordt geconcentreerd in bestaande winkelgebieden (ruimtelijke concentratie) om zo de hoofdstructuur te behouden en te versterken;
  • Nieuwe detailhandelsontwikkelingen moeten passen bij het verzorgingsgebied en aantoonbaar kwaliteit toevoegen en de structuur versterken;
  • Nieuwe detailhandelsontwikkelingen vinden in principe alleen plaats in de concentratiegebieden of op plekken waar dat voor de leefbaarheid noodzakelijk is;
  • Supermarkten worden gerealiseerd in of aan de rand van bestaande winkelgebieden;
  • Solitaire supermarkten op bedrijventerreinen of perifere detailhandelslocaties zijn niet toegestaan;
  • Perifere detailhandel (PDV) met een bovenlokale impact wordt geclusterd op bestaande locaties. Er worden in principe geen nieuwe PDV-locaties met een bovenlokale functie toegevoegd;
  • Er komt geen Retail Park of mega mall in de regio;
  • Internetwinkels zonder fysieke bezoekmogelijkheid voor de consument zijn toegestaan op bedrijventerreinen (passen in reguliere bestemming);
  • Zuivere afhaalpunten (pick-up points) worden geconcentreerd op bestaande detailhandelslocaties of op een kruispunt van passanten;
  • Internetwinkels met een fysieke bezoekmogelijkheid en een showroom worden gezien als reguliere winkels en worden gerealiseerd op een bestaande detailhandelslocatie;
  • Ontwikkelingen met een bovenlokale impact worden subregionaal afgestemd (nader gespecificeerd in subregionale detailhandelvisies), ontwikkelingen met een regionale impact worden regionaal afgestemd.

3.8.2 Detailhandelsvisie Stedelijk Gebied Eindhoven     

In de detailhandelsvisie van de subregio Stedelijk Gebied Eindhoven wordt gestreefd naar een sterke, vitale en dynamische detailhandelsstructuur. Het beleid is gericht op het versterken van de bestaande detailhandelsstructuur. Nieuwe vestigingslocaties voor detailhandel mogen niet ten koste gaan van de bestaande (perspectiefrijke) winkelgebieden.

verplicht Detailhandelsstructuur Stedelijk Gebied Eindhoven

Het regionaal detailhandelsbeleid streeft naar een heldere en evenwichtige voorzieningenstructuur, waarbij onderscheid en complementariteit van winkelgebieden centraal staan. Dit houdt in dat detailhandel zoveel mogelijk wordt geclusterd in winkelgebieden en verspreide bewinkeling wordt afgebouwd. Dit geldt ook voor grootschalige winkels zoals tuincentra en bouwmarkten. Indien deze ruimtelijk niet inpasbaar zijn, dan is vestiging buiten de aangewezen winkelgebieden in regionaal verband bespreekbaar. De afwegingen voor het al dan niet toestaan van nieuwvestiging van een tuincentrum of bouwmarkt is gericht op de consumentenverzorging in het verzorgingsgebied.

De hoofdwinkelgebieden hebben allemaal een eigen functie in de structuur. Aard, omvang en samenstelling van het aanbod zijn afgestemd op de verzorgingsfunctie. De binnenstad van Eindhoven moet streven naar het toevoegen van het topsegment om haar positie te verstevigen.

Perifere concentraties hebben een complementair en aanvullend aanbod ten opzichte van de centrumvoorzieningen en buurt- en wijkvoorzieningen. Verbreding van het aanbod is niet het uitgangspunt. Uitzondering hierop is de locatie Ekkersrijt. De consument verwacht in dit winkelgebied een compleet aanbod op het gebied van ‘in en om het huis’. Ekkersrijt dient uit te groeien tot één van de leidende perifere winkelconcentraties in Nederland.

De komst van een Retail Park (Mega Mall) in de regio is niet wenselijk. Een dergelijke ontwikkeling heeft een verstorend effect op de bestaande structuur en ondermijnt de ontwikkelingskansen van andere clusters.

Internetafhaalpunten voor consumenten (met of zonder showroom) kunnen bestaande winkelgebieden versterken en worden daarom zoveel mogelijk in of aansluitend aan deze gebieden gesitueerd.

Nieuwe initiatieven

Het Rijk heeft de "Ladder voor duurzame verstedelijking" in het leven geroepen om nieuwe stedelijke ontwikkelingen aan te toetsen. In de regionale detailhandelsvisie is ook een soort 'ladder' opgenomen voor nieuwe initiatieven. Aan nieuwe winkelontwikkelingen wordt in principe meegewerkt als:

  1. de initiatiefnemer kan aantonen dat het initiatief een meerwaarde heeft voor de lokale en/of regionale detailhandelsstructuur.
  2. aangetoond kan worden dat het initiatief resulteert in een versterking van de bestaande detailhandelslocaties. Wanneer dit niet het geval is, dient nadrukkelijk beargumenteerd te worden of er sprake is van meerwaarde en waarom het initiatief niet in- of aangrenzend aan een bestaand winkelgebied kan worden gefaciliteerd. De argumenten dienen van ruimtelijke aard te zijn, bijvoorbeeld grootschaligheid/ ruimtelijke inpassing, bereikbaarheid en parkeren en bevoorrading.
  3. aangetoond kan worden dat het initiatief geen (blijvende) negatieve effecten heeft op de bestaande detailhandelsstructuur en/of in het beleid aangegeven ontwikkeling daarvan.

Wanneer er op provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau ingestemd wordt met een initiatief, dient het initiatief onderbouwd te worden op basis van ruimtelijke ordening relevante criteria (in de ruimtelijke onderbouwing). De ladder en de criteria zijn in regionale detailhandelsvisie uitgebreid beschreven.

3.8.3 Detailhandelsnota gemeente Eindhoven     

Op 15 december 2015 is de Eindhovense detailhandelsnota “Wie kiest, wordt gekozen” vastgesteld. Zoals hiervoor beschreven heeft de detailhandelssector te maken met veel veranderingen. De veranderingen raken de consument, de ondernemer en de vastgoedeigenaar. Het is zaak om uit deze veranderingen een positieve impuls te halen. De veranderende markt zorgt immers ook voor nieuwe kansen die goede winkelgebieden verder kunnen versterken. Zeker voor een stad als Eindhoven is het belangrijk om gewenste initiatieven een plek te geven binnen de structuur. In de detailhandelsnota worden duidelijke keuzes gemaakt over waar welke vormen van detailhandel zijn toegestaan en waar niet.

Voor dit plangebied, de noordwesthoek van Park Forum West, is het onderdeel 'detailhandel op bedrijventerrein' van belang. Volledigheidshalve wordt hier opgemerkt dat dit bestemmingsplan slechts voorziet in de aanpassing van de ligging van de bedrijfskavels en de wegenstructuur. Daarnaast wordt de bedrijfsfunctie van een deel van voorliggend plangebied in zeer geringe mate uitgebreid.

Detailhandel op bedrijventerreinen

Vanuit het bedrijventerreinenbeleid is het 'zuiver' houden van bedrijventerreinen van belang. Bedrijventerreinen zijn bestemd voor bedrijfsactiviteiten die niet in woon- en/of centrumgebieden gewenst zijn vanwege hun impact op de omgeving. In principe is detailhandel op bedrijventerreinen niet toegestaan. Wel is productiegebonden detailhandel toegestaan. Dit sluit aan bij de ambitie van Eindhoven om ruimte te bieden aan experimenten en ondernemerschap. Het gaat daarbij om ondergeschikte verkoop c.q. levering van goederen in een ter plaatse gevestigd bedrijf voor zover deze goederen in dat bedrijf zijn vervaardigd, bewerkt of hersteld. Detailhandel in voedings- en genotmiddelen zijn hiervan uitgezonderd.

3.9 Bedrijvigheid     

Op 15 maart 2016 heeft de gemeenteraad de Bedrijventerreinennota met de titel 'Aan de slag voor waardevolle locaties' vastgesteld. Deze is gepubliceerd op 2 november 2016. Met deze nota wordt richting gegeven aan het beleid voor en de ontwikkelingsrichting van de bedrijventerreinen. De nota heeft betrekking op de 16 grootste (>5 ha) bedrijventerreinen van Eindhoven, inclusief campussen. De helft van de werkgelegenheid in Eindhoven en de regio hangt samen met deze 16 bedrijventerreinen. Daarmee zijn de terreinen een heel belangrijke pijler onder Brainport, de tweede economische motor van Nederland en een van de meest prominente hightech centra van Europa. Veel Brainport (gerelateerde) bedrijvigheid en economische clusters zijn op deze bedrijventerreinen - en die in de regio - gevestigd.

Doel van de nota is de grote waarde die de terreinen hebben naar de toekomst toe te borgen en verder te vergroten. Dit in het belang van het functioneren van de bedrijven en de welvaart en het welzijn van de inwoners in Eindhoven en Brainport. Daarbij wordt nadrukkelijk rekening gehouden met het brede palet aan economische activiteiten en daarmee samenhangende wensen en eisen die aan de bedrijventerreinen in Eindhoven worden gesteld.

Het plangebied

In de nota worden de bedrijventerreinen van Eindhoven verdeeld in vier typen terreinen. Onderhavig plangebied is aangewezen als 'Modern gemengd'. Dit type terreinen kenmerkt zich door moderner en hoogwaardiger vastgoed en een verzorgde openbare ruimte. Deze bedrijventerreinen functioneren doorgaans goed en kennen over het algemeen een lager leegstandspercentage. Het zijn gewilde locaties vanwege de goede ligging en bereikbaarheid. Er vestigen zich veel industriële-, maak-, bouw- en groothandelsbedrijven.

3.10 Kabels, leidingen en straalpaden     

Langs de westgrens van het plangebied en ten noorden van het perceel van het bouwstoffen- en transportbedrijf liggen rioleringsleidingen. Het is niet wenselijk dat over deze leidingen heen wordt gebouwd, maar verharding is wel toegestaan. Ter plaatse van deze leidingen is daarom een dubbelbestemming opgenomen ('Leiding - Leidingstrook'). Ter plaatse van deze dubbelbestemming zijn uitsluitend bouwwerken ten dienste van deze leidingen toegestaan, zoals afsluitputten.

Hoofdstuk 4 Milieuparagraaf     

4.1 Milieueffectrapportage     

4.1.1 Wettelijk kader     

Met een milieueffectrapportage (m.e.r.) worden de milieugevolgen van een plan in beeld gebracht. De m.e.r. is gebaseerd op Europese regelgeving. In Nederland is de m.e.r. geregeld in de Wet milieubeheer (Wm) en in het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). De Wm gaat vooral in op de procedure en de inhoudsvereisten. In het Besluit m.e.r. is geregeld in welke gevallen een m.e.r. moet worden doorlopen.

Bij het Besluit m.e.r. is een bijlage opgenomen waarin de criteria voor een m.e.r.-plicht (onderdeel C) en een m.e.r.-beoordelingsplicht (onderdeel D) staan. Een beoordelingsplicht houdt in dat moet worden nagegaan of er sprake is van (mogelijke) belangrijke milieugevolgen. Als deze niet kunnen worden uitgesloten, dan geldt een m.e.r.-plicht.

De onderdelen C en D zijn onderverdeeld in 4 kolommen:

  • Kolom 1: de activiteit zelf
  • Kolom 2: drempelwaarden activiteit
  • Kolom 3: de kaderstellende plannen (zoals een bestemmingsplan)
  • Kolom 4: de besluiten

De drempelwaarden van activiteiten die zijn opgenomen in onderdeel D zijn indicatief. Indien een activiteit wordt genoemd in onderdeel D, maar beneden de drempelwaarde van kolom 2 valt, moet een vormvrije m.e.r.-beoordeling plaatsvinden. Dit geldt zowel voor kaderstellende plannen, zoals een bestemmingsplan, als voor besluiten.

In dit kader is met name 11.3 van onderdeel D van de bijlage van het Besluit m.e.r. van belang. Het gaat daarbij om: D 11.3: de aanleg, wijziging of uitbreiding van een industrieterrein.

Vanwege de milieubelasting is het niet wenselijk inrichtingen en/of installaties als bedoeld in bijlage C of D van het Besluit m.e.r. toe te staan binnen het plangebied.

Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Bij een vormvrije m.e.r.-beoordeling moet aan de hand van de volgende aspecten worden beoordeeld of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben:

  1. de kenmerken van de activiteit (aard, omvang, cumulatie met andere ontwikkelingen);
  2. de locatie van de activiteit (kenmerken van het plangebied en de kwetsbaarheid van de omgeving);
  3. de mogelijke gevolgen van de activiteit.

4.1.2 Conclusie     

In voorliggend bestemmingsplan wordt, ten opzichte van het voorgaande bestemmingsplan 'Park Forum West (infrastructuur)', de indeling van de bedrijfskavels en de ligging van de infrastructuur gewijzigd. Door deze wijzigingen worden de bestemmingen 'Bedrijf - 3', 'Bedrijf - 4' en 'Water' in zeer geringe mate uitgebreid ten opzichte van het voorgaande bestemmingsplan. Daarnaast wordt de bedrijfsfunctie van een deel van het gebied uitgebreid waardoor de vestiging van een verkeersschool en trainingscentrum mogelijk is. Bij dit bestemmingsplan is daarom sprake van uitbreiding van een industrieterrein als bedoeld in 11.3 van onderdeel D van de bijlage van het Besluit m.e.r.

Voor dit plan is door de Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant een (vormvrije) m.e.r. beoordelingsnotitie opgesteld ("Vormvrije m.e.r.-beoordeling Park Forum West Noordwesthoek", d.d. 3 november 2021). Deze notitie maakt als Bijlage 1 onderdeel uit van het bestemmingsplan. De conclusie van deze notitie is dat de activiteiten die mogelijk worden gemaakt met de voorliggende ontwikkeling zijn, gelet op de kenmerken en de plaats van de activiteiten en de kenmerken van de potentiële effecten, niet zodanig van invloed op het milieu dat er sprake is van belangrijke nadelige milieugevolgen.

4.2 Bedrijven en milieuzonering     

Op basis van milieuzonering wordt bepaald welke categorieën bedrijven en/of inrichtingen in het plangebied zijn toegestaan. Dit houdt in dat er voldoende ruimtelijke scheiding moet zijn tussen milieubelastende bedrijven/inrichtingen en woongebieden. Hoe zwaarder de toegestane milieucategorie, hoe groter de afstand. Bij het bepalen van deze afstand wordt gebruik gemaakt van de VNG - brochure 'Bedrijven en milieuzonering', editie 2009.

In deze brochure worden richtafstanden gegeven tot de omgevingstypen rustige woonwijk en gemengd gebied. Bij een gemengd gebied geldt een kortere afstand dan bij een rustige woonwijk. Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor. Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren ook tot gemengd gebied.

Dit bestemmingsplan voorziet, ten opzichte van het voorgaande bestemmingsplan 'Park Forum West (infrastructuur)', in de wijziging van de indeling van de bedrijfskavels en de ligging van de infrastructuur. Daarnaast wordt de bedrijfsfunctie van een deel van het gebied uitgebreid om de vestiging van een verkeersschool en trainingscentrum mogelijk te maken. Inherent aan deze ontwikkeling is de aanpassing van de rooilijnen c.q. bouwvlakken van de bedrijfsbestemmingen. Om de stikstofdepositie van de mogelijk gemaakte ontwikkelingen binnen het voorliggende plangebied te beperken zijn uitsluitend milieucategorie 2 bedrijven direct toegestaan. Behalve bovenstaande wijzigingen verandert er niets aan de reeds geldende planologische situatie. Ook de planologische situatie grenzend aan voorliggend plangebied is niet gewijzigd. Onderstaande milieuzonering van Park Forum West, zoals die is opgenomen in het bestemmingsplan 'Park Forum West (infrastructuur)', is dan ook in dit bestemmingsplan overgenomen.

4.2.1 Milieuzonering Park Forum West     

Er is voor Park Forum West milieuzonering bepaald op basis van de gevoelige objecten in de directe omgeving van dit cluster. (zie onderstaande afbeelding).

verplicht

Afbeelding 4.1: milieuzonering Park Forum West.

Ten zuiden van Park Forum West ligt eerst de Oersebaan/Strijpsebaan (hoofdinfrastructuur), dan - in zuidelijke richting - het bedrijventerrein Zandven en vervolgens een woonwijk. Op het kleinschalige woonvriendelijke bedrijventerrein Zandven in Veldhoven zijn bedrijfswoningen voorzien. Voor het bestemmingsplan 'Park Forum West (infrastructuur)' is bij deze bedrijfswoningen, in het kader van de milieuzonering, niet uitgegaan van het omgevingstype 'rustige woonwijk' maar van het omgevingstype 'gemengd gebied'. De percelen waar deze bedrijfswoningen zijn voorzien liggen op ca. 110 meter hemelsbreed vanaf de grens van het bouwvlak bestemming 'Bedrijf - 2' in bovengenoemd bestemmingsplan. Naast bovengenoemd bedrijventerrein Zandven, in westelijke richting, liggen zogenoemde woonwagenwoningen. Deze woonwagenwoningen worden door de Oersebaan/Strijpsebaan gescheiden van het bestemmingsplan 'Park Forum West (infrastructuur)'. Daarom wordt ook bij deze woonwagenwoningen uitgegaan van 'gemengd gebied'. Ten zuidwesten van het bestemmingsplan 'Park Forum West (infrastructuur)' aan de Vooraard in Veldhoven ligt een drietal bedrijfswoningen en een tweetal (burger)woningen. Deze liggen op ca. 125 meter hemelsbreed vanaf de grens van het bouwvlak bestemming 'Bedrijf - 1' in het bestemmingsplan 'Park Forum West (infrastructuur)'. Bij deze bedrijfswoningen wordt uitgegaan van 'gemengd gebied' en bij de burgerwoningen van het omgevingstype 'rustige woonwijk'.

Op Park Forum Zuid, dat ten zuidoosten van Park Forum West ligt, wordt een combinatie van wonen en bedrijvigheid ontwikkeld. Binnen dit bedrijventerrein zijn bedrijfswoningen en woonvriendelijke bedrijven (milieucategorie 1+2) toegestaan. Bij deze bedrijfswoningen is ook uitgegaan van het omgevingstype 'gemengd gebied'. De percelen waar deze bedrijfswoningen zijn voorzien liggen op ca. 130 meter hemelsbreed vanaf de grens van het bouwvlak bestemming 'Bedrijf - 2' in het bestemmingsplan 'Park Forum West (infrastructuur)'.

Vestiging van bedrijven, behorend tot een lagere en/of hogere milieucategorie dan toegestaan conform de milieuzonering, is uitsluitend mogelijk met een omgevingsvergunning (voor de activiteit afwijken van het bestemmingsplan). Bij de daarbij te maken afweging wordt voornoemde VNG brochure gebruikt, de op dat moment geldende relevante milieuwet- en regelgeving en het lokale milieubeleid.

Milieuzonering binnen plangebied

Om de stikstofdeposities van de mogelijk gemaakte ontwikkelingen binnen het voorliggende plangebied te beperken worden bedrijven, die naar verwachting meer stikstofemissies veroorzaken dan reguliere milieucategorie 2 bedrijven, uitgesloten in de bedrijvenlijst. Een meer uitgebreide onderbouwing hiervoor in opgenomen in paragraaf 4.8.1.

4.3 Geluid     

4.3.1 Wettelijk kader     

De normstelling voor geluid is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh), de Wet milieubeheer en de Wet luchtvaart. Het betreft normen voor industrielawaai, weg- en railverkeerslawaai en luchtvaartlawaai. Er wordt uitgegaan van voorkeursgrenswaarden, waarvan in een aantal gevallen met ontheffing tot een bepaalde maximum hoogte, mag worden afgeweken.

De normstelling heeft tot doel nieuwe geluidhindersituaties en daarmee gezondheidsschade te voorkomen. Om dit doel te bereiken worden zones gedefinieerd, waarbinnen plannen met geluidgevoelige bestemmingen moeten worden getoetst aan de normen. Volgens de Wet geluidhinder gelden er voorkeursgrenswaarden en maximale ontheffingswaarden. Bij de voorkeursgrenswaarde mag worden verondersteld dat het percentage gehinderden beperkt is. Wanneer een maximale ontheffingswaarde wordt overschreden dan is er sprake van een locatie die in beginsel niet geschikt is voor de vestiging van een geluidgevoelige bestemming.

Bij plannen met geluidbelastingen in de bandbreedte tussen voorkeursgrenswaarde en maximale ontheffingswaarde moet er een nadere afweging worden gemaakt in hoeverre bron- en/of overdrachtmaatregelen kunnen worden getroffen om de geluidbelastingen te beperken. Voorbeelden van bronmaatregelen zijn een stiller wegdek en een verlaging van de snelheid bij auto's. Geluidschermen en geluidwallen zijn voorbeelden van overdrachtsmaatregelen.

In het voorliggende bestemmingsplan worden geen geluidgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt. Voor een deel van het plangebied wordt de bedrijfsfunctie uitgebreid waardoor de vestiging van een verkeersschool en trainingscentrum mogelijk is. De ruimten waar theoriecursussen, trainingen e.d. worden gegeven binnen deze bedrijfsfunctie worden niet aangemerkt als leslokalen, theorielokalen of theorievaklokalen van een onderwijsgebouw in de zin van het Besluit geluidhinder. Het gebouw en de ruimten voor deze bedrijfsfunctie zijn daarom niet aan te merken als een 'ander geluidsgevoelig gebouw' in de zin van artikel 1.2 Besluit geluidhinder.

4.3.2 Wegverkeerslawaai     

Langs alle wegen bevinden zich als gevolg van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidzones, met uitzondering van woonerven en 30 km/h-gebieden. Binnen de geluidzone van een weg moet de geluidsbelasting aan de gevel van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen aan bepaalde wettelijke normen voldoen. Binnen dit bestemmingsplan wordt onder andere een nieuwe weg aangelegd (zie paragraaf 2.2.2). Dit betreft een nieuwe weg ten noordoosten en zuidwesten van het perceel van het bouwstoffen- en transportbedrijf (zie groene lijnen in afbeelding 4.2 hieronder). Daarnaast worden de wegen binnen het plangebied verbreed omdat deze tweerichtingsverkeer worden. Alle wegen van Park Forum West, dus ook binnen onderhavig plangebied, vallen binnen het 30 km/h regime. Dit geldt ook voor de nieuwe weg binnen voorliggend plangebied. Deze wegen hebben volgens de Wet geluidhinder geen zone, zodat deze verder buiten beschouwing kunnen blijven.

verplicht

Afbeelding 4.2: Fragment verbeelding bestemmingsplan 'Park Forum West (infrastructuur)', met daarop de wijzigingen van de infrastructuur zoals mogelijk gemaakt in voorliggend bestemmingsplan.

4.3.3 Industrielawaai     

Het bedrijventerrein Park Forum West is niet bestemd als gezoneerd industrieterrein zoals bedoeld in de Wet geluidhinder. Zoneringsplichtige bedrijven (grote lawaaimakers) zijn in het plangebied niet aanwezig en in het voorliggend bestemmingsplan niet toegestaan.

verplicht

Afbeelding 4.3: kaart dB(A) geluidszone militair luchtvaartterrein – Vliegbasis Eindhoven (bijlage 3.4 Rarro). Bron: http://wetten.overheid.nl

Het plangebied ligt in de geluidszone van luchthaven Eindhoven. Dit is een grondgebonden geluidcontour van de proefdraaifaciliteit van de luchthaven. De luchthaven is een industrieterrein in de zin van de Wet geluidhinder waarop de vestiging van zogenaamde grote lawaaimakers is toegestaan. Ter plaatse van het plangebied wordt de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) overschreden. De maximale ontheffingswaarde van 55 dB(A) wordt niet overschreden. Omdat binnen dit plangebied geen geluidsgevoelige bestemmingen zijn toegestaan werken deze geluidszones niet belemmerend voor de uitvoering van dit bedrijventerrein.

4.3.4 Luchtvaartlawaai     

Het plangebied ligt op enige afstand van de luchthaven Eindhoven. Dit is een militaire luchthaven met medegebruik door de burgerluchtvaart (Eindhoven Airport). De Wet luchtvaart regelt het gebruik van luchtvaartuigen en luchtvaartterreinen in Nederland. De wet voorziet in regels over besluitvorming en normen voor alle luchthavens. Op basis van deze wet is voor luchthaven Eindhoven een luchthavenbesluit vastgesteld.

De Wet luchtvaart regelt onder andere dat grenswaarden moeten worden vastgesteld voor de maximaal toegelaten geluidbelasting door landende en opstijgende luchtvaartuigen. Deze geluidsbelasting wordt uitgedrukt in Kosteneenheden (Ke). De nadere regelgeving over de geluidsbelasting staat in het Besluit militaire luchthavens. De grenswaarde voor de maximaal toelaatbare geluidsbelasting voor het burgerluchtverkeer en voor het militaire luchtverkeer is in beginsel 35 Ke. Deze grenswaarde geldt voor woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen (art. 1 Besluit militaire luchthavens jo artikel 1.1 Bouwbesluit 2012) en voor standplaatsen en ligplaatsen.

De ligging van de Ke contouren is opgenomen in het luchthavenbesluit Eindhoven. In bijlage 7 is de 35 Ke contour voor het militaire luchtverkeer aangewezen en in bijlage 8 de contour van het commercieel burgerluchtverkeer. De cumulatieve Ke contouren staan in bijlage 3. De 35 Ke contour is tevens in het Barro en Rarro verwerkt. Hierbinnen zijn geen geluidsgevoelige objecten (woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen, alsmede standplaatsen en ligplaatsen) toegestaan. Omdat binnen dit plangebied geen geluidgevoelige bestemmingen zijn toegestaan werken deze geluidszones niet belemmerend voor de uitvoering van dit bedrijventerrein.

verplicht

Afbeelding 4.4: Cumulatieve Ke-contouren luchthaven Eindhoven zoals opgenomen in het luchthavenbesluit Eindhoven.

4.4 Luchtkwaliteit     

4.4.1 Wettelijk kader     

Hoofdstuk 5 (met name onder titel 5.2) van de Wet milieubeheer bevat bepalingen over luchtkwaliteit. Dit hoofdstuk voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het Rijk, provincies en gemeenten werken in het NSL-programma samen aan maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren. Dit gebeurt zodanig dat voldaan wordt aan de daartoe gestelde normen, ook in gebieden waar nu de normen voor luchtkwaliteit niet worden gehaald (overschrijdingsgebieden). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Hierdoor kunnen ruimtelijke ontwikkelingen doorgang vinden, terwijl ondertussen maatregelen ter verbetering van de luchtkwaliteit worden uitgevoerd.

Sinds 1 januari 2015 moet voldaan worden aan de Europese grenswaarden: voor stikstofdioxide (NO2) geldt een jaargemiddelde van 40 microgram/m3, voor fijnstof (PM10) geldt een jaargemiddelde van 40 microgram/m3 en een daggemiddelde van 50 microgram/m3. Het daggemiddelde mag jaarlijks maximaal 35 keer worden overschreden. Voor zwevende deeltjes (PM2,5) geldt met ingang van 1 januari 2015 een blootstellings-concentratieverplichting van ten hoogste 20 microgram per m3, gedefinieerd als gemiddelde blootstellingsindex.

4.4.2 Besluit niet in betekenende mate bijdragen     

In artikel 4 van het 'Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' en de bijlagen van de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' zijn voor bepaalde categorieën projecten grenzen vastgesteld. Op grond daarvan kan worden gesteld dat deze een 'niet in betekenende mate bijdragen' (NIBM) leveren aan de luchtverontreiniging. Deze projecten mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Dit geldt onder andere voor:

  • woningbouwlocaties die niet meer dan 1500 nieuwe woningen omvatten in de situatie met 1 ontsluitingsweg;
  • woningbouwlocaties die niet meer dan 3000 nieuwe woningen omvatten in de situatie met 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling;
  • kantoorlocaties die niet meer dan 100.000 m2 bruto vloeroppervlakte omvatten bij minimaal 1 ontsluitingsweg en
  • kantoorlocaties die niet meer dan 200.000 m2 bruto vloeroppervlakte omvatten bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling.

Wanneer projecten wel in betekenende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit, dient luchtonderzoek uitgevoerd te worden en moet worden getoetst aan de normen.

Samengevat

Kort samengevat dienen nieuwe plannen te worden beoordeeld op basis van artikel 5.16 van de Wet milieubeheer. Luchtkwaliteitseisen vormen geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen mits:

  • er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde
  • een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt
  • een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging
  • een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL.

4.4.3 Besluit gevoelige bestemmingen     

Met deze Algemene Maatregel van Bestuur wordt de vestiging van zogeheten 'gevoelige bestemmingen' in de nabijheid van provinciale en rijkswegen beperkt. Dit heeft consequenties voor de ruimtelijke ordening. Het 'Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)' is gebaseerd op artikel 5.16a van de Wet milieubeheer. Onderhavig plangebied ligt niet binnen een zone van een provinciale of rijksweg als bedoeld in dit besluit en in onderhavig plangebied zijn geen gevoelige bestemmingen zoals bedoeld in dit besluit toegestaan.

4.4.4 Goede ruimtelijke ordening     

Naast toetsing aan de 'Wet luchtkwaliteit' en het 'Besluit gevoelige bestemmingen' dient altijd te worden onderzocht of sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Het principe van een 'goede ruimtelijke ordening' blijft naast toetsing aan de 'Wet luchtkwaliteit' en het 'Besluit gevoelige bestemmingen' onverkort gelden. De Wet ruimtelijke ordening (Wro), art. 3.1, schrijft voor dat een bestemmingsplan moet voldoen aan de criteria voor goede ruimtelijke ordening. Die verplichting heeft in dit verband betrekking op situaties waarop het Besluit gevoelige bestemmingen niet ziet, maar die vanuit het oogpunt van goede ruimtelijke ordening onwenselijk zijn, bijvoorbeeld de bouw van woningen langs een snelweg, of de bouw van een school langs een drukke binnenstedelijke weg. In het algemeen is het verstandig om terughoudend te zijn met de vestiging van gevoelige bestemmingen nabij drukke (snel)wegen. De Gezondheidsraad concludeert niet voor niets dat ook bij concentraties beneden de grenswaarden gezondheidsschade kan optreden.

4.4.5 Planbeschrijving en toetsing     

In voorliggend bestemmingsplan wordt, ten opzichte van het voorgaande bestemmingsplan 'Park Forum West (infrastructuur)', de indeling van de bedrijfskavels en de ligging van de infrastructuur gewijzigd. Door deze wijzigingen worden de bestemmingen 'Bedrijf - 3' en 'Bedrijf - 4' in zeer geringe mate uitgebreid ten opzichte van het voorgaande bestemmingsplan. Daarnaast wordt de bedrijfsfunctie van een deel van het gebied uitgebreid waardoor de vestiging van een verkeersschool en trainingscentrum mogelijk is. Door de wijziging van de infrastructuur in voorliggend bestemmingplan is er ruim 5.400 m² minder bestemming 'Verkeer' aanwezig binnen het plangebied.

Bovenstaande wijzigingen leveren nauwelijks (extra) verkeersbewegingen op de wegen binnen Park Forum West ten opzichte van hetgeen op basis van het voorgaande bestemmingsplan Park Forum West (infrastructuur) was toegestaan.

Conclusie

Aangezien met dit plan wordt voorzien in een zeer geringe uitbreiding van het oppervlak bedrijventerrein kan worden gesteld dat de ontwikkelingen ingevolge dit plan niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit. Op basis van artikel 5.16, lid 1, aanhef en onder c Wet milieubeheer kan het bestemmingsplan zonder nader onderzoek doorgang vinden. Luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor dit plan.

4.5 Externe veiligheid     

Externe veiligheid gaat over het beperken en beheersen van risico's en effecten van calamiteiten, en over het bevorderen van de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten met gevaarlijke stoffen (inrichtingen, transportroutes en buisleidingen). Dat gebeurt door te voorkomen dat te dicht bij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden, door de zelfredzaamheid te bevorderen en door de calamiteitenbestrijding te optimaliseren.

4.5.1 Wettelijk kader     

Op nationaal niveau zijn verschillende wetten en regels ten aanzien van externe veiligheid. Voor bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI; oktober 2004). Voor transport is het Besluit externe veiligheid transportroutes van toepassing (Bevt; april 2015). Voor buisleidingen moet worden getoetst aan het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb; januari 2011). Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen het Plaatsgebonden risico en het Groepsrisico.

Plaatsgebonden Risico (PR)

Dit is een maat voor de kans dat iemand dodelijk getroffen kan worden door een calamiteit met een gevaarlijke stof. De gestelde norm is een ten minste in acht te nemen grenswaarde (PR 10-6/jr) die niet mag worden overschreden ten aanzien van 'kwetsbare objecten', alsmede een zoveel mogelijk te bereiken richtwaarde (PR 10-6/jr) ten aanzien van 'beperkt kwetsbare objecten';

Groepsrisico (GR)

Dit is een maat voor de kans dat een grotere groep tegelijkertijd dodelijk getroffen kan worden door een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Voor het groepsrisico geldt een verantwoordingsplicht.

De gemeenteraad van Eindhoven heeft de Visie Externe Veiligheid: 'Risico's de maat genomen' op 19 mei 2009 vastgesteld.

4.5.2 Conclusie     

In en rondom het plangebied bevinden zich geen risicovolle inrichtingen, transportroutes of buisleidingen die van invloed kunnen zijn op het plan op basis van de beschreven besluiten in paragraaf 4.5.1. Bovendien is geen sprake van een invloedsgebied of plaatsgebonden risicocontour die reikt over de plangrenzen. Wel is het plan gelegen binnen de B- en C-zone van de munitieopslagplaats van vliegbasis Eindhoven. In paragraaf 3.2.5 is dit aspect behandeld. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor onderhavig plan.

4.6 Duurzaamheid     

De ambities van de gemeente op het gebied van duurzaamheid zijn vastgelegd in het raadsprogramma Duurzaamheid. Een duurzame stad is een stad die rekening houdt met de behoeften van de huidige generatie zonder die van toekomstige generaties in gevaar te brengen. Onderstaande tekst legt concreet uit wat we als stad willen en waar dat op gebaseerd is.

  1. CO2 reductie

Het klimaat verandert door de toegenomen uitstoot van CO2. Dat gaat sneller dan we gedacht hadden. De temperatuur op aarde neemt toe waardoor de weersomstandigheden extremer worden: meer hitte, meer droogte, hevigere neerslag, meer stormen enz. Om de gevolgen van de klimaatverandering beperkt te houden, moet de CO2 uitstoot drastisch dalen. Wereldwijd zijn eind 2015 afspraken gemaakt om te pogen het probleem van klimaatverandering zoveel mogelijk te beperken: het klimaatakkoord van Parijs. Eindhoven onderschrijft dat akkoord door de in 2016 vastgestelde Klimaatverordening040. Hierin is vastgelegd dat de CO2 emissie van de stad teruggedrongen moet worden met 55% in 2030 en 95% in 2050. Referentiepunt daarbij is de emissie in het jaar 1990. De gemeenteraad heeft in het Klimaatplan 2021-2025 de doelstellingen van de klimaatverordening uitgewerkt.

1A) Aardgasloze verwarming

Om de vereiste 95% reductie in CO2 uitstoot te realiseren is op termijn een volledig aardgasloze verwarming van de gebouwde omgeving noodzakelijk. We zetten daar als gemeente op in en dit is nadrukkelijk ook het Rijksbeleid. Per 1 juli 2018 is de Wet voortgang energietransitie in werking getreden. Te bouwen bouwwerken (in gewone taal: nieuwbouw) voor kleinverbruikers – woningen, winkels, kantoren – mogen niet langer worden aangesloten op aardgasnetten. Daarnaast streeft de gemeente er nadrukkelijk naar te voorkomen dat ALLE nieuwe ontwikkelingen nog op aardgas worden aangesloten.

In het Klimaatplan 2021-2025 heeft de gemeenteraad vastgelegd dat 'zoveel mogelijk voorkomen moet worden dat nieuwbouw nog wordt aangesloten op aardgas'. Het is voor bouwers en ontwikkelaars verstandig om zich te realiseren dat aardgas uitgefaseerd zal gaan worden en ook daar waar het nog niet wettelijk is bepaald nu al aardgasloos te bouwen of in ieder geval zodanig dat een alternatieve warmtevoorziening in de toekomst zonder grote ingrepen mogelijk is.

1B) Duurzame mobiliteit

Om de vereiste 95% reductie in CO2 uitstoot in 2050 te bereiken, is een volledig CO2-emissievrije mobiliteit noodzakelijk. Dit betekent dat op termijn voertuigen op fossiele brandstoffen (benzine, diesel en LPG) volledig zullen verdwijnen en vervangen zullen worden door emissievrije voertuigen (elektrisch, waterstof of anderszins). Naast emissievrije voertuigen, willen we ook minder voertuigen in het centrum van de stad om daarmee de leefbaarheid in onze groeiende stad overeind te houden. Dat betekent meer ruimte voor fietsen, wandelen smart mobility concepten, met een belangrijke rol voor autodelen, autonoom rijden en slimme openbaar vervoerconcepten.

1C) warmte- en energiebesparing

Om tot een reductie van 95% CO2 uitstoot te komen in 2050 moeten we naast het dichtdraaien van de aardgaskraan, het overgaan op emissievrije mobiliteit en het zoveel mogelijk duurzaam opwekken, ook naar grote besparingen in energie en warmte. Dit kan door isolatie, mogelijkheden voor opslag, innovatieve technieken enz.

1D) duurzame energie opwekking

Naast de reductie in CO2, willen we als stad ook graag in 2045 energieneutraal zijn. Dat betekent dat de hoeveelheid energie die we dan als stad gebruiken, bij voorkeur binnen de grenzen van stad of regio duurzaam opgewekt wordt. Om dit te realiseren is het noodzakelijk dat alle kansen voor duurzame opwekking genomen worden. Met name op gebied van zonne-energie zijn er kansen in Eindhoven.

2 Circulaire Economie

Circulaire economie is een economisch systeem dat bedoeld is om de herbruikbaarheid van producten en grondstoffen te maximaliseren en waardevernietiging te minimaliseren. We willen een afvalloze stad worden waar producten in gesloten technologische en biologische kringlopen gebruikt worden. (Grond)stoffen, materialen en producten die we gebruiken hebben geen negatieve effecten op mens en milieu, niet bij winning of productie, niet bij transport of gebruik en dus ook niet aan het einde van de levensduur. In ons plan van aanpak CE 2018-2020 hebben we de rijksambitie om in 2050 een circulaire economie te hebben onderschreven net als de ambitie om in 2030 50% minder primaire grondstoffen te gebruiken.

2A) duurzame materialen

Materialen die in gesloten kringlopen steeds weer opnieuw gebruikt kunnen worden zonder schadelijke gevolgen voor mens of natuur, of die biologisch afbreekbaar zijn, zijn duurzame materialen.

2B) geen afval

In 2020 willen we 0% restafval hebben. In eerste instantie geldt deze ambitie voor het huishoudelijk afval maar uiteindelijk voor alle afval.

2C) flexibel en demontabel bouwen

Om te voorkomen dat gebouwen afgebroken moeten worden, moet bij het ontwerp al rekening gehouden worden met de flexibiliteit en demonteerbaarheid van het gebouw.

2D) deeleconomie/ as a service concepten

De deeleconomie biedt een nieuw model voor consumptie en bezit. In plaats van telkens nieuwe goederen aan te schaffen, kunnen we de spullen die we al bezitten delen en zo beter benutten.

Betalen voor vervoer, verlichting, werkruimte enz. voorkomt dat we zelf voertuigen, lampen, stoelen enz. moeten bezitten. Door diensten als een service aan te bieden en niet als een product, kunnen ze efficiënter gebruikt worden en blijft de verantwoordelijkheid voor het (hergebruik van het) product bij de leverancier.

3) Natuur

Eindhoven de groenste! Groene daken en gevels, biodiversiteit, klimaatadaptatie (het wordt steeds warmer en natter), stadslandbouw en aantrekkelijk groen voor recreatie, ontspanning en bewegen. Hoe dragen nieuwe en herontwikkelingen in Eindhoven hieraan bij? Brengt het schade toe aan bestaande natuur of biedt het kansen voor toevoeging/uitbreiding?

3A) biodiversiteit

Om biodiversiteit te behouden wordt op Europees niveau gewerkt aan een duurzaam ecologisch netwerk van grote natuurgebieden met goede verbindingen. Ook in Eindhoven willen we ecologische versnippering in onze stad tegen gaan.

3B) oppervlakte groen

We willen geen verlies van groen in de openbare ruimte en daar waar mogelijk het groen versterken, ook op of aan onze gebouwen.

4. Sociale basisbehoeften

The Natural Step neemt de 9 menselijke behoefte van Manfred Max Neef als uitgangspunt. Omdat het hier om ruimtelijke projecten en activiteiten gaat, richten wij ons op de ruimtelijke component van deze basisbehoeften. We hebben het dan over klimaatadaptatie; gezonde lucht, bodem en water; beperkte geluidsoverlast; externe veiligheid; openbare ruimte om te ontmoeten en bewegen; bereikbaarheid van voorzieningen en het betrekken van bewoners bij projecten. Daarnaast spelen de sociale menselijke basisbehoeften wel een rol bij de aanschaf van materialen en diensten (we willen dat er maatschappelijk verantwoord ingekocht wordt).

4A) Klimaatadaptatie

Extreme regen en onweersbuien, hittegolven en droogte komen steeds vaker voor. Met de beleidsregel 'Klimaatrobuust' beogen we in Eindhoven risico op schade in de nabije toekomst te beperken. Nieuwe (her)inrichtingen en ruimtelijke ontwikkelingen in de openbare en de private ruimte, waarbij de gemeente een rol heeft, worden voortaan aan de hand van deze beleidsregel ontwikkeld. We hanteren als uitgangspunt de voorkeursvolgorde gebruiken, vasthouden (infiltreren), vertragen en afvoeren van hemelwater. Groene maatregelen worden hierbij beloond met een lagere bergingsnorm en dragen tevens bij aan het voorkomen van hittestress.

4B) gezonde verstedelijking

Hieronder verstaan we: gezonde lucht, bodem en water; beperkte geluidsoverlast; externe veiligheid en mogelijkheden om te bewegen en ontmoeten in de openbare ruimte

4C) participatieve stad, betrokkenheid van burgers en bereikbare voorzieningen

We betrekken onze inwoners graag bij de ontwikkelingen en veranderingen die hen aangaan. Dit leidt tot meer draagvlak en betere eindresultaten. Onze ambities op gebied van duurzame mobiliteit mogen niet leiden tot een geringere bereikbaarheid van belangrijke voorzieningen.

Specifiek Eindhovens

Daarnaast is er nog een aantal factoren die we specifiek op dit moment en in deze stad belangrijk vinden en die we extra waarderen. Het gaat dan om de zichtbaarheid van de duurzame successen, de duurzaamheid van de betrokken partijen zelf (hun MVO beleid) en het aansluiten bij het DNA van Eindhoven: TDK (technologie, design en kennis). Wat dat laatste betreft sluit innovatie daar dus goed bij aan.

Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen

MVO is een integrale visie op een duurzame bedrijfsvoering. Een bedrijf dat maatschappelijk verantwoord onderneemt, maakt bij iedere bedrijfsbeslissing een afweging tussen de verschillende maatschappelijke en economische effecten hiervan, en houdt hierbij rekening met stakeholderbelangen. Elke bedrijfsbeslissing heeft immers invloed op de stakeholders (belanghebbenden) van een bedrijf. Dat kunnen medewerkers of klanten zijn, maar bijvoorbeeld ook omwonenden, leveranciers, investeerders en ook 'de maatschappij' in algemene zin.

4.6.1 Planbeschrijving     

Het uitgangspunt voor Park Forum West is dat er een industriële sfeer heerst door de continuïteit van het asfalt-karakter en door de gebouwen die als een verzameling containers staan opgesteld. Het West-cluster is als een stenig terrein in een groene robuuste contramal ingericht. Voorliggend bestemmingsplan omvat slechts de noordwesthoek van het West-cluster. Bovendien behelst deze bestemmingsplanherziening slechts een geringe wijziging van de regels omdat het vooral de indeling van de bedrijfskavels en de ligging van de infrastructuur in de noordwesthoek wijzigt. De overige uitgangspunten voor dit gebied blijven nagenoeg gelijk. Er worden, ten opzichte van de bestemmingsplanregels voor de rest van het West-cluster, in voorliggend bestemmingsplan geen aanvullende regels gesteld rondom groen, natuur en klimaatadaptatie.

Gelijktijdig met onder andere deze bestemmingsplanwijziging moet het beeldkwaliteitsplan voor Park Forum West worden geactualiseerd. In het geactualiseerde beeldkwaliteitsplan is een paragraaf over groen toegevoegd. Daarin wordt vermeld dat het eigen terrein onder voorwaarden kan worden vergroend. Het groen kan een wezenlijke bijdrage leveren in een versteende omgeving omringd door grootschalige bebouwing. Verder is aangegeven dat het toepassen van een groen dak zeer wenselijk is. De grote dakoppervlakken lenen zich hier goed voor en een groen dak draagt bij aan het reduceren van hittestress in een versteende omgeving.

In beginsel wordt de nieuwbouw van bedrijven niet meer aangesloten op het gas. De grootschalige bedrijven hebben grootschalige dakoppervlakktes die zeer geschikt zijn om te vergroenen en te voorzien van zonnepanelen. De bebouwing moet constructief een dergelijk dakpakket kunnen dragen. Het toepassen van een groendak draagt bij aan het reduceren van hittestress en daarnaast is het goed te combineren met zonnepanelen.

Bij de infrastructuur van Park Forum West worden bovendien zoveel mogelijk duurzame materialen toegepast en wordt zo veel mogelijk gebruik gemaakt van bestaande materialen en constructies.

4.7 Bodem     

Voor het plangebied is bodemonderzoek verricht ("Milieutechnisch onderzoek Park Forum West Eindhoven”, d.d. 12 juli 2017, documentnr. 1701/084/ML-01, van Tritium advies). Uit dit bodemonderzoek blijkt dat de onderzoeksresultaten geen beperkingen opleveren ten aanzien van het voorgenomen gebruik van de locatie en vormen daarom geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkelingen van de betreffende locatie.

PFAS

Voor het plangebied is tevens een bodemonderzoek naar PFAS uitgevoerd (“PFAS onderzoek Park Forum West te Eindhoven”, d.d. 10 mei 2021, documentnr. 2103/112/CB-01, van Tritium advies). Uit het bodemonderzoek blijkt dat het gehalte aan PFAS op sommige plaatsen verhoogd aanwezig is. Dit geeft beperkingen in het hergebruik van de grond indien grond moet worden afgevoerd naar een andere locatie. Voor het voorgenomen gebruik en de herontwikkeling van de locatie vormen de onderzoeksresultaten geen belemmering.

NGE's

Gemeente Eindhoven beschikt over kaarten met de gebieden die verdacht zijn op het voorkomen van nge’s (niet gesprongen explosieven). In deze gebieden dient voorafgaand aan grondverzet explosieven onderzoek uitgevoerd te worden, in de vorm van een projectgebonden risicoanalyse (PRA) of een detectie onderzoek. Wanneer op basis van onderzoek nge’s worden aangetroffen worden deze geruimd. Het gehele terrein is onderzocht op explosieven en vrijgegeven voor ontwikkeling.

4.8 Natuur     

De Wet Natuurbescherming (Wnb) biedt bescherming aan Natura 2000-gebieden, beschermde soorten en houtopstanden, hout en houtproducten. Aanwezigheid van beschermde gebieden of beschermde soorten en/of hun beschermde leefomgeving kan van invloed zijn op de uitwerking van bestemmingen.

4.8.1 Gebiedsbescherming     

Het plangebied maakt geen deel uit van beschermde gebieden onder het Natuur Netwerk Brabant (hierna NNB). Ten westen van het plangebied, ter plaatse van luchthaven Eindhoven, liggen gronden die deel uitmaken van het NNB.

In voorliggend bestemmingsplan wordt, ten opzichte van het voorgaande bestemmingsplan 'Park Forum West (infrastructuur)', de indeling van de bedrijfskavels en de ligging van de infrastructuur gewijzigd. Door deze wijzigingen worden de bestemmingen 'Bedrijf - 3', 'Bedrijf - 4' en 'Water' in zeer geringe mate uitgebreid ten opzichte van het voorgaande bestemmingsplan. Daarnaast wordt de bedrijfsfunctie van een deel van het gebied uitgebreid waardoor de vestiging van een verkeersschool en trainingscentrum mogelijk is. Deze wijzigingen hebben geen directe effecten op het NNB ten opzichte van hetgeen in het voorgaande bestemmingsplan is toegestaan.

verplicht

Afbeelding 4.5: Ligging plangebied (rode punt) ten opzichte van natura 2000-gebieden. 

Ook maakt het plangebied geen onderdeel uit van Natura 2000-gebieden. Het meest dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied ligt op circa 3,8 kilometer afstand van het plangebied en betreft Kempenland West. Het gebied Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux ligt op ongeveer 5,6 kilometer hemelsbreed. Het plangebied ligt op circa 5,6 kilometer ten noordwesten van de Strabrechtse Heide en op circa 14,3 kilometer ten zuidoosten van het Natura 2000-gebied Kempenland. Gezien de afstand tot het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied (3,8 km) zijn andere dan stikstof vast te stellen negatieve effecten op Natura 2000-gebieden (zoals lichtverstoring, geluidsverstoring, verdroging etc.) uit te sluiten. Deze hoeven daarom ook niet bij de planvorming te worden meegenomen.

Met de AERIUS Calculator 2020 is voor een aantal scenario's berekend hoeveel stikstofdepositie deze ontwikkeling veroorzaakt in de gebruiksfase. Dit om te beoordelen of significant negatieve effecten op de omliggende Natura 2000-gebieden ten gevolge van de beoogde ontwikkeling op voorhand zijn uitgesloten en het aspect stikstofdepositie daarmee geen belemmering vormt voor de beoogde ontwikkeling. Volgens deze berekeningen leidt elk scenario tot depositiebijdragen op Natura 2000-gebieden (zie Bijlage 2 van deze toelichting). Voor de scenario's waarbij uitsluitend lichtere bedrijvigheid (die naar verwachting niet meer stikstofemissies veroorzaken dan reguliere milieucategorie 2 bedrijven) wordt toegestaan, worden de laagste depositiebijdragen berekend: maximaal 0,01 mol N/ha/jr. Voor dit scenario (scenario 1) is met een ecologische voortoets nagegaan of significant negatieve effecten op Natura 2000-gebieden te verwachten zijn bij deze depositiebijdragen. Uit deze ecologische voortoets ("Voortoets en ecologische beoordeling Park Forum West Eindhoven, van Sweco, d.d. 02-11-2021, projectnummer 51007125; bijlage 3 van deze toelichting) blijkt dat significante negatieve gevolgen door het voorgenomen plan zijn uitgesloten.

Gelet op de hiervoor genoemde aeriusberekeningen en ecologische voortoets worden in het voorliggende bestemmingsplan bepaalde regels gewijzigd ten opzichte van het voorgaande bestemmingsplan 'Park Forum West (infrastructuur)'. Om de stikstofdeposities van de mogelijk gemaakte ontwikkelingen binnen het voorliggende plangebied te beperken worden daarom bedrijven, die naar verwachting meer stikstofemissies veroorzaken dan reguliere milieucategorie 2 bedrijven, uitgesloten in de bedrijvenlijst. De bedrijvenlijst in Bijlage 1 bij de regels en de regels zijn hierop aangepast.

4.8.2 Houtopstanden     

De regeling zoals die was vervat in de voormalige Boswet is grotendeels ongewijzigd overgenomen in de Wnb en is gericht op het behoud van het bosareaal. Deze is van toepassing op alle bossen en houtopstanden buiten de door de gemeenteraad in dat kader vastgestelde grenzen van de bebouwde kom die een grotere oppervlakte beslaan dan 1.000 m2 en op rijbeplantingen van meer dan 20 bomen. Onderhavig plangebied ligt buiten de grens van de bebouwde kom Wnb.

verplicht

Kaart: grens bebouwde kom als bedoeld in artikel 4.1, lid a Wnb zoals vastgesteld d.d. 27 november 2018 door de gemeenteraad. Bekend gemaakt d.d. 25 februari 2019, gemeenteblad 2019, nr. 44385.

De Wnb (artikel 4.1) is niet van toepassing als het gaat om onder andere:

  • houtopstanden op erven en tuinen
  • windschermen langs boomgaarden
  • wegbeplantingen en eenrijige beplanting van populier of wilg op of langs landbouwgronden en waterwegen
  • fruitbomen
  • naaldbomen (bedoeld als kerstbomen niet ouder dan 20 jaar)
  • kweekgoed.

Voor het (doen) vellen van een houtopstand (geheel of gedeeltelijk) die onder de Wnb valt, moet eerst een melding bij gedeputeerde staten worden ingediend. Verder moet de eigenaar (of degene die een beperkt genotsrecht heeft op de grond) er voor zorgdragen dat binnen drie jaar nadat tot velling is overgegaan het betreffende perceel opnieuw en op bosbouwkundig verantwoorde wijze is herplant. Gedeputeerde staten kunnen ontheffing verlenen teneinde de herplantplicht uit te voeren op een ander perceel dan het perceel waar de velling heeft plaatsgevonden.

4.8.3 Soortenbescherming     

De Wet natuurbescherming heeft, voor wat betreft soortenbescherming, betrekking op alle in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, (trek)vogels, reptielen en amfibieën, een aantal vissen, libellen en vlinders, enkele bijzondere en min of meer zeldzame ongewervelde dierensoorten en een aantal vaatplanten. De beschermde soorten zijn ingedeeld in drie categorieën:

  • Vogels (artikel 3.1 Wet natuurbescherming)
  • Europees beschermde soorten (artikel 3.5 Wnb)
  • Nationaal beschermde soorten (artikel 3.10 Wnb)

De drie beschermingsregimes kennen elk hun eigen verbodsbepalingen. De Wet natuurbescherming regelt dat de provincie bevoegd gezag is en de lijst met te beschermen soorten kan afstemmen op de situatie in de provincie. In het algemeen gelden voor alle drie de categorieën de zogenoemde verbodsregels. Een ontheffing hierop wordt voor de Nationaal beschermde soorten (art. 3.10 Wnb) met een lichte toets verleend. Voor de vogels en Europees beschermde soorten geldt een zware toetsing.

Voor alle soorten, dus ook voor de soorten die niet onder de aangewezen bescherming vallen, of die zijn vrijgesteld van de ontheffingsplicht, geldt de zogenaamde ‘algemene zorgplicht’ (art. 1.11 Wnb). Deze zorgplicht houdt kort gezegd in dat een ieder die weet dat zijn handelen of nalaten negatieve gevolgen zal hebben voor flora en fauna, verplicht is dit handelen achterwege te laten of maatregelen te nemen die de negatieve gevolgen kunnen voorkomen, beperken of ongedaan maken. Dat betekent voornamelijk dat de werkzaamheden plaats dienen te vinden buiten kwetsbare perioden van de verschillende soortengroepen.

Quickscan flora en fauna Meerhoven

In 2020 is door BRO voor alle ontwikkellocaties in Meerhoven een verkennend flora- en fauna onderzoek uitgevoerd. In dit rapport (“Quickscan flora en fauna 'Meerhoven' te 'Eindhoven”) van BRO (d.d. 23-09-2020, projectnr: P03379) in hoofdstuk 5 (Toetsing soortbescherming per deelgebied) is bij het deelgebied Park Forum West het volgende vermeld:

Bij 'Vogels': “De aanwezigheid van jaarrond beschermde nesten binnen dit deelgebied is redelijkerwijs uitgesloten. Vervolgonderzoek of het aanvragen van een ontheffing is niet nodig.”

Bij 'Vleermuizen': “Binnen dit deelgebied zijn geen vaste rust- of verblijfplaatsen, vliegroutes of foerageergebied voor vleermuizen aanwezig. Werkzaamheden zullen geen negatieve effecten hebben op vleermuizen. Vervolgonderzoek of het aanvragen van een ontheffing is niet nodig.”

Bij 'Grondgebonden zoogdieren': ”Met werkzaamheden binnen dit deelgebied gaan geen verblijfplaatsen of (essentieel) leefgebied van niet-vrijgestelde soorten verloren. Inbreuk op de gunstige staat van instandhouding van lokale populaties van soorten en overtreding van de Wnb is niet aan de orde. Vervolgonderzoek of het aanvragen van een ontheffing is niet nodig.”

Bij 'Reptielen of amfibieën': “Het plangebied zelf en de directe omgeving biedt geen geschikt habitat voor reptielen, noch amfibieën. De aanwezige oppervlaktewateren bieden geen geschikt habitat voor niet-vrijgestelde amfibiesoorten. Vervolgonderzoek of het aanvragen van een ontheffing is niet nodig.”

Bij 'Vissen, ongewervelden of vaatplanten': “De aanwezigheid van beschermde vissen, ongewervelden of vaatplanten binnen dit deelgebied kan redelijkerwijs worden uitgesloten. Vervolgonderzoek of het aanvragen van een ontheffing is niet nodig.”

Conclusie

Gelet op het voorgaande vormt het aspect natuur geen belemmering voor onderhavig plan.

Hoofdstuk 5 Waterparagraaf     

5.1 Inleiding     

Doel van de waterparagraaf is de component water in een zo vroeg mogelijk stadium een plaats te geven in het besluitvormingsproces voor ruimtelijke plannen. Daarin zijn zowel de actuele waterhuishouding in het plangebied beschreven als de watereisen waaraan ontwikkelingen (binnen de gestelde randvoorwaarden van het bestemmingsplan) moeten voldoen. Ruimtelijke plannen moeten onder meer worden getoetst aan het criterium "hydrologisch neutraal" conform het landelijke en lokale waterbeleid.

Het bestemmingsplan 'I Park Forum West (noordwesthoek)' maakt het mogelijk om de indeling van de bedrijfskavels en de ligging van de infrastructuur in de noordwesthoek van dit cluster te wijzigen ten opzichte van het bestemmingsplan 'Park Forum West (infrastructuur)'. Daarnaast is het wenselijk om de bedrijfsfunctie van een deel van het gebied uit te breiden om de vestiging van een verkeersschool en trainingscentrum mogelijk te maken. Net zoals dat is geregeld in het bestemmingsplan 'Park Forum West (infrastructuur)' worden de gronden in de noordwesthoek van voorliggend plangebied (bestemming 'Water') ingezet voor waterberging van geheel Park Forum West.

Met deze waterparagraaf wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 3.1.6, lid 1, onder b en c van het Besluit ruimtelijke ordening.

5.2 Beleid     

5.2.1 Rijksbeleid     

In 2009 is de Waterwet in werking getreden. Deze wet regelt het beheer van oppervlakte- en grondwater en is gericht op de samenhang met de ruimtelijke ordening. De wet kent een vergunningstelsel (watervergunning).

5.2.1.1 Nationaal Waterplan 2016 - 2021     

Op 10 december 2015 is het Nationaal Waterplan 2016 - 2021 vastgesteld door de minister van Infrastructuur en milieu. Voor wat de ruimtelijke aspecten betreft moet dit plan worden gezien als een structuurvisie en is het bindend voor het Rijk. Het Rijk is verantwoordelijk voor het hoofdwatersysteem. Het waterplan beschrijft de strategische doelen voor het waterbeheer. De condities en maatregelen voor het bereiken van deze doelen staan beschreven in het 'Beheer- en ontwikkelplan voor de rijkswateren' van Rijkswaterstaat. Lagere overheden dienen het Nationaal Waterplan 2016 - 2021 in hun beleid te verwerken.

5.2.2 Provinciaal beleid     

5.2.2.1 Provinciaal Milieu- en Waterplan 2016 - 2021     

Het Provinciaal Milieu- en Waterplan 2016 - 2021 (hierna: PMWP) is op 18 december 2015 door Provinciale Staten vastgesteld. Het plan staat voor het samen werken aan een provincie waar iedereen prettig woont, werkt en leeft in een veilige en gezonde leefomgeving en waarin de zorg voor een duurzaam schone en veilige fysieke leefomgeving centraal staat. De agenda van Brabant plaatst provinciaal beleid in dienst van gezondheid, biodiversiteit, sociale ontwikkeling en een innovatieve, duurzame economie. Het PMWP integreert de milieu- en de wateropgave en het zet de nieuwe koers uit voor de provinciale inzet met betrekking tot water, bodem, lucht en de overige milieuaspecten. Behalve het PMWP is er een provinciaal natuurbeleidsplan (Brabant Uitnodigend Groen), een energieplan (Energieagenda) en is er beleid om de Brabantse agrofoodsector duurzaam te maken (Uitvoeringsagenda Brabantse Agrofood). Het PMWP vult deze plannen aan daar waar er grote raakvlakken zijn met het milieu- en waterbeleid. Gedacht kan dan worden aan de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS). Op deze manier wordt gewerkt aan een integrale benadering van de duurzame fysieke leefomgeving.

Wettelijke taken

De wettelijke taken op het gebied van milieu en water worden zorgvuldig uitgevoerd. Voor de vergunningverlening, toezicht en handhaving binnen het omgevingsrecht besteedt de provincie de uitvoering van taken uit aan de drie Brabantse omgevingsdiensten. De gemeente Eindhoven valt onder het werkgebied van de Omgevingsdienst Oost Brabant (ODZOB). Afstemming vindt plaats in het Bestuurlijk Platform Omgevingsrecht. De provincie bereidt zich voor op de inwerkingtreding van de Omgevingswet.

Integrale en gezamenlijke aanpak

Provincie en partners blijven samenwerken (lokaal, regionaal, nationaal en internationaal). De provinciale rol hangt af van het onderwerp en van de onzekerheid die er is over doel en route. De provincie werkt waar mogelijk gebiedsgericht samen en dat moet uiteindelijk vanzelfsprekend worden. Daarbij worden alle belangen zoveel mogelijk meegenomen. De provincie nodigt de Brabantse partners (gemeenten, waterschappen, terreinbeheerders, bedrijven en maatschappelijke organisaties) uit om een gezamenlijke klimaatagenda voor Brabant op te stellen. De provincie heeft daarbij de rol van kennismakelaar en verbinder (integratie van projecten en uitrol van goede voorbeelden. In de klimaatagenda worden gezamenlijke ambities en maatregelen vastgelegd. Ook op Europees niveau blijft de provincie samenwerken aan de milieu- en wateropgaven.

Bij grote ruimtelijke en infrastructurele werken wordt gezocht naar oplossingen met minder milieueffecten, bijvoorbeeld door de hoogwaardige inzet van secundaire materialen. Groene inpassing krijgt veel aandacht. De gronden en provinciale wegen die bij de provincie in bezit zijn worden beheerd op een natuur- en milieuvriendelijke manier. De provincie brengt de duurzaamheidsaspecten van nieuwe grote projecten en programma's bij aanvang in beeld middels een duurzaamheidsscan.

De provincie gaat verder met het Programma DuurzaamDoor. Provincie en partners kijken samen wie welke rol kan oppakken bij het stimuleren van gedrag dat bijdraagt aan gezondheid, veiligheid en groene groei in relatie tot milieu en water.

5.2.3 Beleid Waterschap     

5.2.3.1 Waterbeheerplan 'Waardevol Water'     

Waterschap de Dommel heeft op 29 september 2015 het Waterbeheerplan “Waardevol Water” vastgesteld. Dit strategisch document dat op 1 januari 2016 in werking getreden beschrijft de doelstellingen voor de periode 2016-2021 en op welke wijze zij die wil bereiken. Het plan is afgestemd op de ontwikkeling van het Stroomgebiedbeheerplan de Dommel, het Nationaal en het Provinciaal Milieu- en Waterplan.

Dit plan biedt ruimte voor initiatieven van derden en speelt in op kansen die zich in het waterschapgebied voordoen, waarbij de in het plan beschreven doelen leidend zijn. In de projecten zelf worden de doelen van het Waterbeheerplan uitgewerkt in concrete maatregelen. Het waterschap heeft de volgende uitgangspunten geformuleerd die richtinggevend zijn voor de plannen en oplossingen.

  • Beekdalbenadering: ook al zijn de verschillen tussen stad en buitengebied groot toch maken zij deel uit van hetzelfde beekdal waar logische natuurwetten gelden. Door dit beekdal als groter geheel steeds voor ogen te houden, kan integraler en effectiever worden gewerkt. wel is samenwerking met andere overheden, waterpartners en inwoners daarbij essentieel. Water verbindt de stad met het buitgebied.
  • De gebruiker centraal: de omgeving wordt op heel veel verschillende manieren gebruikt en de behoeften en belangen van de gebruikers veranderen continu. Ook de waarde van water verandert mee en daarop moet worden ingespeeld.
  • Samen sterker: door samen te werken met andere overheden en waterpartners, boeren en bedrijven en door samen oplossingen te zoeken en uitvoering te geven wordt het meest bereikt. Het waterschap wil daarin een inspirerende rol spelen en partijen daartoe de ruimte bieden. Door flexibel te zijn in de samenwerking met en rekening te houden met de inbreng en ideeën van andere partijen wordt de uitvoeringskracht versterkt.
  • Gezonde toekomst: ook toekomstige generaties moeten over voldoende, veilig en schoon water. Ook in de maatschappij is het streven naar duurzaamheid steeds actueler en de kringloopgedachte sluit hierop aan. Het waterschap ziet dit als een inspirerende uitdaging en wil mensen bewust maken van de waarde van water en het belang van een duurzaam gebruik ervan.

5.2.3.2 Keur Waterschap De Dommel 2015     

De 'Keur Waterschap De Dommel 2015' bevat regels met daarin verboden en verplichtingen ten aanzien van oppervlaktewater en grondwater die gelden voor iedereen die woont of werkt binnen het gebied van Waterschap De Dommel. Hierin wordt het beheer en het onderhoud van watergangen geregeld (bijvoorbeeld betreffende onderhoudsstroken) en is aangegeven wanneer een vergunning of algemene regels van toepassing zijn voor ingrepen in de waterhuishouding. Verder zijn er beleidsregels voor het beschermingsbeleid van gebieden. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen beschermde gebieden waterhuishouding, attentiegebieden, beekdalen en overige gebieden. Met deze beleidsregels wordt aangegeven op welke wijze gebiedsgericht wordt omgegaan met vergunning verlening.

5.2.3.3 Hydrologosch neutraal bouwen     

Hydrologisch neutraal bouwen is opgenomen in de Keur. In de Algemene Regels en in de Beleidsregels wordt nader beschreven en uitgewerkt waar dit voor staat en welke maatregelen er nodig zijn om daaraan te kunnen voldoen. Hieronder is een samenvatting voor Hydrologisch neutraal bouwen opgenomen.

Neerslag die op een onverharde bodem valt infiltreert voor een (belangrijk) deel in de bodem en komt dan uiteindelijk in het grondwater of via ondergrondse afstroming in een oppervlaktewaterlichaam terecht. Ter plaatsen van verhard oppervlak zal de neerslag niet of nauwelijks in de bodem dringen. Als het verhard oppervlak niet is aangesloten op de riolering, stroomt vrijwel al het water direct af naar het oppervlaktewatersysteem. Dit betekent dat het oppervlaktewatersysteem bij een flinke regenbui een grote afvoerpiek moet kunnen opvangen en dat infiltratie in de bodem niet of slechts beperkt kan plaatsvinden.

Bij het afkoppelen van verhard oppervlak zal de neerslag die valt op de verharding niet meer worden afgevoerd naar de rioolwaterzuivering maar rechtstreeks op de ontvangende waterloop worden geloosd. Ook dit zorgt voor een versnelde en/of extra afvoer richting het ontvangende oppervlaktewater.

Realisatie van nieuw verhard oppervlak en het afkoppelen van verhard oppervlak moet daarom zoveel mogelijk hydrologisch neutraal worden uitgevoerd en optimaal worden ingepast in het bestaande watersysteem. Dit houdt in dat de aanvrager/initiatiefnemer voldoende compenserende maatregelen moet nemen, zodat het oppervlaktewatersysteem na realisatie van de verharding voldoende robuust blijft. Hierbij wordt getoetst aan de trits “vasthouden-bergen-afvoeren”. Wateroverlast door versneld afvoeren van verhard oppervlak moet zoveel mogelijk worden voorkomen. Dit kan op twee manieren waarbij de voorkeur uitgaat naar zoveel mogelijk vasthouden aan de bron. Vasthouden kan door hergebruik of door het infiltreren van water in de bodem. Dit past het meest bij het principe hydrologisch neutraal ontwikkelen, zowel voor het ontvangend oppervlaktewatersysteem als het grondwatersysteem. Ingeval niet of onvoldoende kan worden geïnfiltreerd is een aanvullende voorziening die het water tijdelijk bergt noodzakelijk. Het gaat hier dan om een voorziening die er voor zorgt dat water in ieder geval niet versneld wordt afgevoerd.

5.2.4 Gemeentelijk beleid     

5.2.4.1 Gemeentelijk Rioleringsplan (2019-2022)     

Het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) verantwoordt aan de inwoners van Eindhoven de ambities en bijbehorende maatregelen en middelen op watergebied. Met het GRP geeft de gemeente invulling aan de gemeentelijke zorgplicht op het gebied van het afval- en oppervlakte- en grondwater. Het GRP bevat de geplande activiteiten gericht op het beheer en onderhoud van het rioolstelsel en bevat maatregelen ter verbetering van de oppervlaktewaterkwaliteit en het hydraulisch functioneren van het rioolstelsel. Deze maatregelen bestaan vooral uit het afkoppelen van verhard oppervlak. Daarbij wordt regenwater gescheiden van afvalwater ingezameld en afgevoerd naar het oppervlaktewater. Waar mogelijk dient regenwater eerst te worden geborgen binnen het plangebied waarna alsnog vertraagd kan worden afgevoerd.

5.2.5 Waterplan     

Het Waterplan is een plan dat is opgesteld door de gemeente Eindhoven, Waterschap De Dommel, de provincie Noord-Brabant en het (drink)waterleidingbedrijf Brabant Water. Het plan omvat drie delen. Het "Visiedocument" (vastgesteld door de gemeenteraad op 26 januari 2004) geeft het gezamenlijke streefbeeld van de waterpartijen weer. De onderdelen "Taken en Bevoegdheden" en "Maatregelen" zijn achterhaald.

5.3 Beschrijving watersysteem plangebied     

5.3.1 Checklist watersysteem     

Checklist Watersysteem
A-wateren binnen geheel Park Forum West Ja, RG2
B-wateren binnen geheel Park Forum West Nee, wel nabij Veldhoven
Park Forum West beschermde keurgebieden? Nee
Park Forum West binnen 25-100 jaarszone? Nee
Park Forum West binnen boringsvrije zone? Ja, oostelijk deel van Park Forum West in Welschap. Dus buiten voorliggend plangebied .
Park Forum West binnen ecologische verbindingszone? Nee
Park Forum West binnen reserveringsgebied waterberging ? Nee
Park Forum West binnen attentiegebied NNB? Nee
Rioolwatertransportleiding binnen Park Forum West? Nee
Waterschap gemaal binnen Park Forum West? Nee
Verdachte/verontreinigde locaties binnen Park Forum West? Toegelicht in de bodemparagraaf
Infiltratie praktisch mogelijk binnen Park Forum West? Nee, tenzij infiltratieonderzoek anders uitwijst
Wijzigingsbevoegdheid binnen Park Forum West? Ja

5.3.2 Gebied specifieke eigenschappen m.b.t. water     

Park Forum West is een in aanbouw zijnd bedrijventerrein dat onderdeel uitmaakt van de buurt Park Forum in Meerhoven. Buiten het plangebied, ten zuidoosten van Park Forum West, ligt een A-watergang RG2. A-watergangen vormen een wezenlijk onderdeel voor de afwatering van Eindhoven en vallen onder de keur van Waterschap De Dommel. Het oostelijk deel van Park Forum West bevindt zich binnen de boringsvrije zone van waterwingebied Welschap, maar het plangebied bevindt zich niet binnen de boringsvrije zone van dit waterwingebied. Binnen de boringsvrije zone mogen (diepliggende) beschermende kleilagen niet zonder meer doorboord worden. Behoudens een beschikking van Geduputeerde Staten is het verboden in boringsvrije zones de grond te roeren, inclusief het verrichten van grondboringen dieper dan 3 meter onder het maaiveld. Deze verbodsbepaling beperkt zich uitsluitend tot de boringsvrije zone en is gericht op het tegengaan van bodemaantastingen dieper dan 3 meter onder het maaiveld. Voor inrichtingen die vallen onder de Wet milieubeheer en gelegen zijn binnen de boringsvrije zone worden voor ingrepen op of in de bodem door het bevoegd gezag voorschriften aan de vergunning verbonden.

5.3.3 Oppervlaktewater     

Ten zuidoosten van het bedrijventerrein Park Forum West bevindt zich de A-watergang RG2 (genaamd Ecosloot). De watergang RG2 maakt onderdeel uit van de ecologische verbindingszone en voert regenwater af tijdens natte periode en valt bij gebrek aan neerslag droog. De watergang mondt uit in de bovenstroomse vennen in Meerland.

5.3.4 Verharding     

Park Forum West bevat zowel verharde oppervlakten als water met groen. Verharding bestaat hoofdzakelijk uit bedrijfspanden, terreinverharding en openbare wegen. In de noordwesthoek van het plangebied wordt een wadi gerealiseerd ten behoeve van de waterberging van het gehele bedrijvencluster Park Forum West. Aan de oost- en zuidzijde van Park Forum West ligt een groene bufferzone die een scheiding vormt met de overige delen van Park Forum en bestaand stedelijk gebied van Veldhoven.

5.3.5 Bodemopbouw     

Voor de ontwikkeling van Park Forum West is het bedrijfterrein maximaal 0,58 meter opgehoogd. De hoeveelheid opgehoogde grond op Park Forum West is circa 200.000 m3. De samenstelling van de opgehoogde grond bestaat uit zandige leem en fijn zand.

De bodemopbouw in dit deel van Eindhoven is te typeren als slecht doorlatend. Het nemen van bodem verbeterende maatregelen is noodzakelijk om infiltratie van hemelwater binnen het plangebied mogelijk te maken. Eventueel bekende bodemverontreiniging zijn toegelicht in de bodemparagraaf van dit bestemmingsplan. Toekomstige ontwikkelingen mogen niet bijdragen aan een verdere verspreiding van de verontreiniging.

5.3.6 Grondwater     

Binnen Park Forum West zijn er geen peilbuizen aanwezig. Net buiten Park Forum West, in Waterrijk, bevindt zich een peilbuis. Het grondwater fluctueert tussen de 17,50 m +NAP en 19,00 m +NAP. De bodem van de watergang ligt ongeveer op 19,50 m+ NAP. Slechts hogere grondwaterstanden worden lokaal beïnvloed door de aanleg van de watergang. De grondwater stand wordt sterk beïnvloed door de bodemopbouw. In het gebied komen leemlagen voor die tot gevolg hebben dat er een schrijngrondwaterstand op kan treden.

5.3.7 Regenwater     

Park Forum West ligt niet in de 25-jaarszone van drinkwaterwinning Welschap. Dat betekent dat hemelwater afkomstig van daken en wegen wel mag worden geïnfiltreerd. Door de bodemopbouw is infiltratie slecht in beperkte maat mogelijk tenzij infiltratie onderzoek anders uitwijst. Het reeds verharde deel stroomt af naar de riolering welke, via een verbeterd gescheiden stelsel afvoert naar het oppervlaktewater dat vervolgens vertraagd afvoert naar het Beatrixkanaal.

5.3.8 Afvalwater     

Alle panden in Park Forum West zijn en worden aangesloten op het vuilwaterriool dat afvoert naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie aan de van Oldenbarneveltlaan in Eindhoven.

5.3.9 Waterkwaliteit     

Bij het afkoppelen, en duurzame watersystemen in het algemeen, verdient de waterkwaliteit van het afstromend regenwater bijzondere aandacht. Sommige af te koppelen of nieuw aan te sluiten verharde oppervlakken kunnen de waterkwaliteit nadelig beïnvloeden (bv. olie van parkeerterrein, en uitloogbare bouwmaterialen zoals zink, lood en koper verwerkt in daken). In het kader van duurzaamheid worden initiatiefnemers gestimuleerd om alleen met niet uitloogbare bouwmaterialen te werken conform de handreiking "afkoppelen & niet aankoppelen".

5.3.10 Berging     

In het bestemingsplan van 2013 is afgesproken met het waterschap dat in Park Forum West 25 mm hemelwaterberging wordt aangelegd. Deze berging bevindt zich op openbaar terrein (gemeentegrond) in de vorm van wadi's en sloten.

Conform de afspraak met het waterschap wordt in Park Forum West 25 mm hemelwaterberging aangelegd. Deze bergingsopgave is geheel op gemeentegrond gerealiseerd. Daarnaast wordt in het kader van klimaatdoelstellingen 6.560 m3 hemelwaterberging aangelegd op openbaar terrein. Dit betekent in praktische zin dat voor iedere m2 verhard oppervlak, er geen extra waterberging gecreëerd moet worden op privaat terrein. In Park Forum West dient in totaal een collectieve waterberging van circa 12.560 m3 nog gerealiseerd te worden. Dit gebeurt in de wadi in de noordwesthoek van voorliggend plangebied.

5.3.11 Boringsvrije zone     

Het oostelijk deel van Park Forum West bevindt zich binnen de boringsvrije zone van waterwingebied Welschap, maar het plangebied bevindt zich niet binnen de boringsvrije zone van dit waterwingebied. Een bestemmingsplan dat is gelegen in een 'boringvrije zone' strekt mede tot het behoud van de beschermende kleilaag in de bodem. Het is niet noodzakelijk om inhoudelijke bescherming via het ruimtelijke spoor op te nemen omdat in de Provincie milieuverordening (PMV) al is voorzien in een systeem van melding van dergelijke activiteiten. Van opname in het bestemmingsplan van de boringvrije zone gaat dan ook vooral een signalerende functie uit.

5.4 Toekomstige situatie van het watersysteem     

5.4.1 Verharding     

Park Forum is een bedrijfsterrein met vier verschillende soorten bedrijven. In Park Forum West komt voornamelijk reguliere gemengde bedrijvigheid. Voor Park Forum West is een stedenbouwkundig plan gemaakt volgens welk het gebied wordt bebouwd. Park Forum West wordt geheel voorzien van een verbeterd gescheiden riolering.

Voor alle nieuwe ontwikkelingen wordt voldaan aan de klimaatdoelstellingen zoals benoemd in het GRP2019-2022. Om initiatiefnemers te ondersteunen is informatie te vinden op www.eindhovenduurzaam.nl/klimaat.

Regenwater van verharde oppervlakten dienen (na het voldoen aan de opgelegde wateropgave) conform 5.4.2. gescheiden te worden aangesloten. Voor enkele activiteiten (zoals bijvoorbeeld het laden en lossen van gevaarlijke stoffen) kan een uitzondering gelden. Voor het verkrijgen van een sluitende grondbalans voor Meerhoven is het besloten Park Forum West op te hogen tot 21,50 m +NAP.

5.4.2 Berging     

Conform de afspraak met het waterschap wordt in Park Forum West 25 mm hemelwaterberging aangelegd. Deze bergingsopgave is geheel op gemeentegrond gerealiseerd. Daarnaast wordt in het kader van klimaatdoelstellingen 6.560 m3 hemelwaterberging aangelegd op openbaar terrein. Dit betekent in praktische zin dat voor iedere m2 verhard oppervlak, er geen extra waterberging gecreëerd moet worden op privaat terrein. In Park Forum West dient in totaal een collectieve waterberging van circa 12.560 m3 nog gerealiseerd te worden. Dit gebeurt in de wadi in de noordwesthoek van voorliggend plangebied. Op de verbeelding geldt ter plaatse van deze wadi de bestemming 'Water'. In de regels (artikelen 3.4.1 en 4.4.1) is een voorwaardelijke verplichting opgenomen voor de realisatie en instandhouding van een waterberging van tenminste 12.560 m³.

verplicht

Kaart met ontwerp en inrichting van de wadi in de noordwesthoek van het plangebied ter plaatse van de bestemming 'Water'.

De wadi wordt ingepast op de manier zoals hierboven weergegeven op de kaart. De capaciteit van de wadi is 12.828 m³. De oppervlakte van het bodemvlak is 9.679 m² x 1.20 meter diep= 11.615 m³. De oppervlakte van de talud: 2021 x 1.20 meter diepte/2= 1.213 m³. Bij deze inrichting is rekening gehouden met de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) van minimaal 2,5 meter onder het huidige maaiveld (+ 21,50 m NAP) in een echte natte periode. Zodat de bodem van de wadi kan worden aangelegd op +19,20 m NAP.

5.4.3 Oppervlaktewater     

In Park forum West wordt een deel van de bestaande watergangen verbonden met een ecoduiker. De watergangen staan droog als het niet regent. Park Forum West wordt tevens voorzien van een poel en is onderdeel van de buffer.

Om voldoende berging in Park Forum West te realiseren wordt een ontwerp opgesteld dat voorziet in regenwater buffers. Deze buffers bevinden zich in verschillende locaties en hebben een afmeting van 1,047 ha en kunnen ongeveer 12.560 m3 water bergen. De buffers stromen tijdens regenbuien vol met regenwater waarna het water als het niet meer regent geleidelijk vertraagd afgevoerd richting Beatrixkanaal.

5.4.4 Advies / overleg Waterschap     

Op 10 april 2019 is met Waterschap de Dommel gestart met overleg over het plan voor geheel Park Forum West. Naar aanleiding van de beschreven ontwikkelingen zijn de volgende intenties vastgelegd ten aanzien van de waterhuishouding:

  • Hemelwater afkomstig van nieuw te ontwikkelen oppervlakken zal gescheiden van het huishoudelijke afvalwater worden ingezameld.
  • Om nadelige effecten door mogelijk verontreinigd hemelwater op de waterkwaliteit te beperken, wordt afhankelijk van het type oppervlak gekeken of deze wel of niet afgekoppeld moeten worden.
  • Ontwikkelingen die invloed hebben op de waterhuishouding van Park Forum West dienen altijd aan het waterschap te worden voorgelegd.
  • Bij nog nader uit te werken plannen dienen de wateraspecten te worden meegenomen in de randvoorwaarden en uitgangspunten. Het waterschap wenst in de concretisering van de grote (> 5.000 m2) bouwplannen betrokken te worden.

Het Waterschap de Dommel heeft positief gereageerd op deze waterparagraaf voor geheel Park Forum West.

Ten aanzien van voorliggend bestemmingsplan geeft het waterschap aan geen bezwaar te hebben. Er worden twee opmerkingen gemaakt over het conceptplan.

- Het bestemmingsvlak van de bestemming 'Water' is kleiner dan het vlak waarvoor in het huidige bestemmingsplan Park Forum West (infrastructuur) de dubbelbestemming 'Waterstaat – Waterbergingsgebied' geldt. De plantoelichting toont niet aan dat de bergingsopgave van 12.560 m³ past binnen dit kleinere bestemmingsvlak. Gevraagd wordt om dit nog uit te werken.

Reactie gemeente:

Dit is uitgewerkt in paragraaf 5.4.2 van deze toelichting en afgestemd met het waterschap.

- De planregels van de huidige dubbelbestemming 'Waterstaat – Waterberging' borgen dat minimaal 12.560 m³ waterberging wordt aangelegd. In de regels van de bestemming 'Water' van het conceptplan is deze verplichting niet overgenomen. Gevraagd wordt om dit alsnog te doen.

Reactie gemeente:

In de artikelen 3 en 4 (leden 3.4.1 en 4.4.1) is een voorwaardelijke verplichting opgenomen voor de realisatie en instandhouding van een waterberging van tenminste 12.560 m³.

Hoofdstuk 6 Juridische vormgeving     

6.1 Algemeen     

Het bestemmingsplan "I Park Forum West (noordwesthoek)" is te typeren als een gedetailleerd plan. De methodiek van het bestemmingsplan is gebaseerd op de SVBP2012. Waar dat noodzakelijk is wordt afgeweken van de standaard en is specifiek ingespeeld op de situatie binnen het onderhavige plangebied.

6.2 Planmethodiek     

Er is, conform de Wro, gekozen voor een analoge en digitale verbeelding van het plan. Aan de bestemmingen zijn bouw- en gebruiksregels gekoppeld die direct inzichtelijk maken welke ontwikkelingen zijn toegestaan. Verbeelding en regels bieden een directe bouwtitel voor bebouwing en gebruik. Al dan niet in combinatie met een nadere - eisen - regeling.

6.3 Verbeelding     

Op de analoge en digitale verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. Deze aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien en voor zover hier in de regels naar wordt verwezen. In verband met de leesbaarheid is het plan op een topografische ondergrond getekend. De bestemmingen en de aanduidingen zijn ingedeeld in hoofdgroepen volgens de SVBP2012 en zijn op de verbeelding opgenomen in het renvooi. Opgemerkt wordt dat de analoge en digitale verbeelding qua verschijning van elkaar verschillen. Dit heeft ermee te maken dat de manier van raadplegen anders is. De digitale verbeelding is juridisch bindend.

6.4 Planregels     

De planregels zijn ondergebracht in inleidende regels, bestemmingsregels, algemene regels en overgangs- en slotregels. De  Inleidende regels bestaan uit begrippen en de wijze van meten. Dit is om te voorkomen dat er discussie ontstaat over de interpretatie van de regels. In  Hoofdstuk 1 wordt een omschrijving gegeven van de in de regels gehanteerde begrippen. Als in de regels begrippen voorkomen die niet in dit artikel zijn opgenomen, dan geldt hiervoor de uitleg/interpretatie conform het normale taalgebruik. In Hoofdstuk 2 zijn de te gebruiken meetmethodes opgenomen. De regels bij de bestemmingen worden hierna afzonderlijk toegelicht.

Bestemming “Bedrijf - 3” (Artikel 3)

Er is een onderscheid gemaakt in de verschillende bedrijfsbestemmingen op basis van 2 aspecten, te weten:

Ter plaatse van de bestemming 'Bedrijf - 4' zijn geen beperkt kwetsbare en kwetsbare objecten zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) toegestaan. Binnen de overige bedrijfsbestemmingen zijn deze niet zonder meer uitgesloten.

Bij het bepalen van de maximale milieucategorie zijn de richtafstanden aangehouden uit de VNG -brochure “Bedrijven en milieuzonering” (editie 2009) (zie paragraaf 4.2 van deze toelichting). De in de regels gehanteerde Lijst van bedrijfsactiviteiten is ook gebaseerd op deze VNG -brochure. In de nu voorliggende bestemmingsplanwijziging wordt de maximale milieucategorie van de bedrijven binnen het plangebied naar beneden bijgesteld vanwege de te verwachten stikstofdepositie. Bedrijven die naar verwachting meer stikstofemissies veroorzaken dan reguliere milieucategorie 2 bedrijven, worden uitgesloten in dit bestemmingsplan. De Lijst van bedrijfsactiviteiten is hierop aangepast.

Binnen de bestemming 'Bedrijf - 3' zijn bedrijven toegestaan die zijn genoemd in de 'Lijst van bedrijfsactiviteiten' in Bijlage 1 bij deze regels en die behoren tot:

  • milieucategorie 2, uitsluitend voor zover het betreft groothandelsbedrijven of bedrijven in een bedrijfsverzamelgebouw of bedrijven op een bouwperceel van tenminste 1.000 m²;
  • milieucategorieën 3.1 en 3.2.

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 5' is tevens toegestaan een functie gericht op het geven van instructies (praktijk- en theorie) aan personen voor deelname aan het wegverkeer.

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

- de voorwaarde dat bedrijven moeten voorkomen op de Lijst van bedrijfsactiviteiten, mits die bedrijven naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die wel zijn genoemd op deze lijst en het niet betreft geluidzoneringsplichtige inrichtingen of zelfstandige kantoorvestigingen.

- de maximaal toegestane milieucategorie, mits het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die wel direct zijn toegestaan en het niet betreft geluidzoneringsplichtige inrichtingen of zelfstandige kantoorvestigingen.

- de voorwaarde dat bedrijven in milieucategorie 2 op een bouwperceel van minder dan 1.000 m² niet zijn toegestaan, mits de vestiging van deze bedrijven op een bedrijventerrein uit milieuhygiënisch oogpunt noodzakelijk wordt geacht.

Nieuwe zelfstandige kantoorvestigingen en geluidzoneringsplichtige inrichtingen zijn uitgesloten binnen de bedrijfsbestemmingen. Praktijkruimten zijn niet toegestaan met uitzondering van praktijkruimten behorende bij een functie gericht op het geven van instructies (praktijk- en theorie) aan personen voor deelname aan het wegverkeer. Detailhandel is niet toegestaan met uitzondering van productiegebonden detailhandel, voor zover dit deel uitmaakt van het ter plaatse gevestigde bedrijf, met uitzondering van detailhandel in voedings – en genotmiddelen.

Bedrijventerrein Park Forum West is een bedrijventerrein waar nieuwe en bestaande risicovolle bedrijven zich onder voorwaarden mogen vestigen en uitbreiden. Er zijn regels opgenomen om het plaatsgebonden risico en het groepsrisico in het kader van de externe veiligheid binnen het plangebied te reguleren.

Binnen deze bestemming zijn ook nutsvoorzieningenen en voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie toegestaan.

Bouwregels:

De stedenbouwkundige uitgangspunten voor het gebied Park Forum West waren vastgelegd in het beeldkwaliteitsplan Park Forum West en de aanvulling Beeldkwaliteitsplan Park Forum. Deze uitgangspunten zijn vertaald in de verschillende bestemmingsplannen voor Park Forum West. Vanwege de wijziging van de indeling van de bedrijfskavel en de infrastructuur binnen voorliggend plangebied zijn de bouwregels ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - 5' en 'specifieke bouwaanduiding - 6' gewijzigd ten opzichte de bouwregels van het voorgaande bestemmingsplan (zie paragraaf 2.2.3). Verder wordt het beeldkwaliteitsplan voor het gehele terrein van Park Forum West gelijktijdig met onderhavige bestemmingsplanwijziging geactualiseerd c.q. gewijzigd.

Rooilijnen

Zoals in paragraaf 2.2 van de toelichting van het bestemmingsplan 'Park Forum West (infrastructuur)' is vermeld, kan in verband met de regionale programmering van bedrijventerreinen aan de westzijde van Park Forum West de invulling van gemengd verschuiven naar logistieke bedrijven. Over het algemeen kan dit prima opgelost worden binnen de kaders van het bestemmingsplan en het beeldkwaliteitsplan omdat er sprake is van twee rooilijnen in het gebied (6 en 18 meter vanuit de openbare ruimte). Maar volgens het bestemmingsplan 'Park Forum West (infrastructuur)' is aan de buitenrand van het bedrijventerrein sprake van een enkele rooilijn van 6 meter. Dit is gedaan om het bedrijventerrein een heldere gebouwde contour te geven. Hierdoor krijgt het bedrijventerrein een alzijdig karakter en een duidelijke ruimtelijke samenhang. Vanuit een stedenbouwkundig oogpunt was het behoud van een uniforme rooilijn aan de buitenrand van Park Forum West nog steeds een belangrijk uitgangspunt, alleen kon dit in de praktijk op gespannen voet komen te staan met de vestiging van logistieke bedrijven.

Gelet op het bovenstaande is in het bestemmingsplan 'Park Forum West (infrastructuur)' voor een gedeelte van de westelijke buitenzijde van Park Forum West (zie onderstaande afbeelding 2.1) het onder voorwaarden mogelijk om af te wijken van de vaste rooilijn van 6 meter.

verplicht

Afbeelding 2.1 'toepassingsbereik' voor het kunnen afwijken van de rooilijn van 6 meter uit het bestemmingsplan 'Park Forum West (infrastructuur)'.

Een deel van de gronden, waarvoor een dergelijke afwijking mogelijk was, is gesitueerd binnen voorliggend plangebied. Omdat ter plaatse van deze gronden in voorliggend bestemmingsplan andere bouwregels gelden vervalt deze mogelijkheid om af te wijken van de rooilijn van 6 meter. Deze mogelijkheid om af te wijken blijft wel gelden voor de resterende gronden aan de westzijde van Park Forum West die liggen buiten voorliggend plangebied. Voor het zeer geringe deel van deze gronden in de zuidwesthoek binnen voorliggend plangebied, waar deze afwijkingmogelijkheid behouden blijft, is de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 7' opgenomen.

Vanwege de, in de nabijheid gelegen, militaire munitieopslagplaats zijn binnen onderhavig plangebied c.q. binnen de zogenoemde C-zone (op de verbeelding aangeduid als 'veiligheidszone - munitie') niet toegelaten:

a. gebouwen met een vlies- of gordijngevelconstructie;

b. gebouwen met meer dan 25% glasoppervlakten.

Dit is in de bouwregels opgenomen en in artikel 10 (in de Algemene aanduidingsregels) in Hoofdstuk 3 Algemene regels.

In Artikel 11 van Hoofdstuk 3 (Algemene regels) is de mogelijkheid opgenomen om bij omgevingsvergunning af te wijken van de regels met het oog op de realisering van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van kunstwerken en van zend-, ontvangst- en/of sirenemasten en een bouwhoogte maximaal 25 meter is. Hiervan kan uitsluitend gebruik worden gemaakt als bij de beheerder van het Instrument Landing System (ILS), te weten het Rijksvastgoedbedrijf van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, schriftelijk advies is ingewonnen waaruit kan worden opgemaakt dat de ILS niet in onaanvaardbare mate negatief wordt beïnvloed.

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn in principe niet toegestaan met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen op de perceelsgrens, lichtmasten, voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut of voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie.

Gebruiksregels

Er is een voorwaardelijke verplichting opgenomen om een waterberging van tenminste 12.560 m³ te realiseren en in stand te houden ter plaatse van de bestemming 'Water' binnen 3 jaar na het onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan. Verder zijn er specifieke gebruiksregels opgenomen vanwege externe veiligheid.

Wijziging van het bestemmingsplan: Er is een bevoegdheid opgenomen om het bestemmingsplan te wijzigen door de gehele PR10-6/jaar contour van een risicovolle inrichting op de verbeelding aan te duiden. Deze wijzigingsbevoegdheid geldt als de PR10-6/jaar contour van een risicovolle inrichting gedeeltelijk buiten de eigen bouwperceelsgrenzen ligt en voor zover de contour buiten de eigen bouwperceelsgrens niet uitsluitend over water, infrastructuur of openbaar groen ligt.

Er is ook een bevoegdheid opgenomen om het bestemmingsplan te wijzigen door de aanduiding van de PR10-6/jaar contour van een risicovolle inrichting op de verbeelding te wijzigen en/of te verwijderen.

Bestemming 'Bedrijf - 4' (Artikel 4

Voor deze bestemming geldt hetzelfde als bij bestemming 'Bedrijf - 3', met uitzondering van het volgende. Vanwege de militaire munitieopslagplaats zijn binnen deze bestemming beperkt kwetsbare en kwetsbare objecten, zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), niet toegestaan. Dit betekent dat uitsluitend gebouwen behorende tot een risicovolle inrichting ter plaatse van deze bestemming zijn toegestaan. Ter plaatse kunnen de gronden wel gebruikt worden voor reguliere bedrijfsactiviteiten die zijn toegestaan binnen 'Bedrijf - 3' voorzover dit geen gebouwen voor (beperkt) kwetsbare objecten betreft.

Bouwregels

Omdat binnen deze bestemming meestal uitsluitend buitenopslag of iets dergelijks kan plaatsvinden, geldt geen minimum bebouwingspercentage.

Bestemming `Verkeer” (Artikel 5)

Deze bestemming is geprojecteerd op de wegen die primair gericht zijn op de afwikkeling van het doorgaande verkeer. Ook is deze bestemming bedoeld voor voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, groenstrookjes die een onderdeel zijn van de straatinrichting, geluidwerende voorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen en voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie.

Bestemming 'Water' (Artikel 6)

Binnen deze bestemming vallen de grotere oppervlaktewateren c.q. die oppervlaktewateren die een functie hebben in het watersysteem en voor waterberging. Binnen deze bestemming wordt de vereiste waterberging gerealiseerd.



Bestemming 'Leiding - Leidingstrook' (Artikel 7)

Deze dubbelbestemming rust op ondergrondse leidingen. De hierop betrekking hebbende regels hebben tot doel de leidingen te beschermen.

In de Algemene regels zijn opgenomen de Anti-dubbeltelregel , de Algemene gebruiksregels, de  Algemene afwijkingsregels en de Overige regels.

Bij nieuwbouw moeten parkeerplaatsen worden gerealiseerd conform de geldende Actualisatie nota parkeernormen 2019. In de Overige regels wordt verwezen naar deze nota. Dit betreft een dynamische verwijzing.

In de Overgangs- en slotregels zijn het Overgangsrecht en de  Slotregel opgenomen.

Hoofdstuk 7 Handhaving     

Handhavingsnota Leefomgeving 2018-2021

In Eindhoven streven we naar een aantrekkelijke stad waar inwoners en bezoekers zich welkom, thuis en veilig voelen. Voor het behoud van een prettige leefomgeving zijn regels nodig. Het voorkomen van overtredingen en de bereidheid om regels na te leven heeft een hoge prioriteit. Hoe dit wordt vormgegeven staat in de 'nota Handhaving Leefomgeving 2018-2021'. De nota is op 27 februari 2018 door het college vastgesteld. Het is een integraal beleidsplan waarin op hoofdlijnen de keuzes voor het handhaven van de fysieke leefomgeving staan beschreven. Op basis van de nota wordt jaarlijks een uitvoeringsplan opgesteld waarin de aanpak wordt geconcretiseerd.

Uitgangspunten

Bij de vertaling van dit beleidskader naar een concreet, jaarlijks uitvoeringsplan worden een aantal uitgangspunten in acht genomen. De belangrijkste uitgangspunten zijn:

  • Informatie gestuurd

    De gemeente Eindhoven ziet informatie gestuurde handhaving als een belangrijke pijler. Er zijn ontwikkelingen op het gebied van ICT en data analyse. Door gemeentelijke en andere informatiebronnen te ontsluiten, te analyseren en te combineren kunnen we een problematiek eerder (of preventief) en gerichter aanpakken.

  • Gebiedsgericht

    Om optimaal in te kunnen spelen op vraagstukken van inwoners zet de gemeente Eindhoven binnen het ruimtelijk domein al geruime tijd in op gebiedsgericht toezicht. Dit doen we door - vanuit een actieve samenwerking met wijkteams - te kijken naar naleefgedrag, oorzaken en oplossingen gerelateerd aan geografische gebieden. Er zijn verschillende vragen, doelgroepen en belangen. Kennis wordt gedeeld en ervaringen van inwoners en bedrijven worden verzameld. Deze input is van invloed op de prioriteiten in het jaarlijkse uitvoeringsplan, waar mogelijk toegespitst op een specifieke wijk. Per wijk kunnen er dus op basis van gebiedsanalyses en bijvoorbeeld buurtcontracten verschillende bouwstenen zijn voor het uitvoeringsplan.

  • Risico- en oplossingsgerichte benadering

    De gemeente Eindhoven benadert toezicht en handhaving risico- en oplossingsgericht. De prioriteiten worden in beginsel gebaseerd op een inschatting van de veiligheids- en gezondheidsrisico's voor inwoners. Ook aspecten als leefbaarheid, duurzaamheid en omgevingskwaliteit wegen in belangrijke mate mee. Daarnaast worden prioriteiten mede gebaseerd op wat inwoners en bedrijven belangrijk vinden. Eindhoven hecht eraan om vraagstukken waar mogelijk gezamenlijk op te lossen.

    Er zijn onderwerpen die in algemene zin aandacht vragen. Brandveilig gebruik van woongebouwen verdient (nog) meer aandacht, in de context van kwetsbare groepen die langer zelfstandig blijven wonen. Ook aanpak van jeugdoverlast, duurzaamheid en de bestaande bouw zijn voorbeelden. Er wordt gezocht naar de beste oplossing die nodig is voor het versterken van de veiligheid in de leefomgeving van onze inwoners. Hiermee ontstaat een risicoanalyse op basis waarvan vervolgens de prioriteiten binnen het toezicht worden gesteld.

  • Consequent en doelmatig

    Uitvoeringsplannen en jaarverslagen bevatten een overzicht van de inzet en capaciteit voor handhaving. In het verlengde van informatie gestuurde en oplossingsgerichte handhaving vergt doelmatige handhaving een analyse van resultaten. Meetbare doelen om te beoordelen of de beschikbare capaciteit zo doelmatig mogelijk wordt ingezet. We beogen in de komende jaren een ontwikkeling door te maken in de vierslag capaciteit – prioriteit – risicoanalyse - nalevingsniveau. Dit moet onder andere leiden tot meer inzicht in de relatie tussen handhavingsinspanningen en het nalevingsniveau (effect).

Prioritering

De gemeente Eindhoven maakt keuzes om ervoor te zorgen dat de beschikbare capaciteit zo adequaat mogelijk wordt ingezet. Om goede prioriteiten te stellen is inzicht noodzakelijk in mogelijke problemen, de risico's en negatieve effecten. Hierdoor kan beter ingespeeld worden op de grootste ergernissen en notoire overtreders en draagt handhaving bij aan een verhoogd gevoel van veiligheid. Met inachtneming van de uitgangspunten zijn in de nota prioriteiten gesteld. Aan de hand van deze prioriteiten, het budget uit de programmabegroting, incidentele bestuurlijke prioriteiten en het naleefgedrag van burgers en bedrijven, wordt jaarlijks het uitvoeringsplan voor toezicht en handhavingsprogramma opgesteld.

Uitvoeringsplan

In het uitvoeringsplan wordt op hoofdlijnen opgenomen waar de capaciteit dat jaar wordt ingezet. Daarbij is een onderverdeling gemaakt in:

  • Object en informatiegericht

    - Bouwen en Wonen

    - Openbare leefomgeving

    - Bedrijven

  • Gebiedsgericht

    - Pilot Veiligheid en leefbaarheid

    - Actiegebieden

  • Themagericht

    Bij ieder onderdeel worden jaarlijks een aantal belangrijke ontwikkelingen op het gebied van toezicht en handhaving opgenomen. Dat kan bijvoorbeeld gaan om woonoverlast bij de Activiteiten Bouwen & Wonen. Of duurzaamheid en energiebesparing bij de Activiteiten Bedrijven.

Bovengenoemde onderverdeling komt in elk uitvoeringsplan terug. Per jaar wordt aangegeven welke prioriteit een onderdeel heeft en hoeveel capaciteit er wordt ingezet.

Duidelijke regels

Om overtredingen te voorkomen en goed te kunnen handhaven is het belangrijk dat regels duidelijk zijn. Het moet duidelijk zijn wat wel en niet mag. Regels dienen niet voor verschillende uitleg vatbaar te zijn. Bij het opstellen van bestemmingsplannen is daarom gekozen voor een zo helder mogelijke juridische methodiek. De regels zijn zo geschreven, dat deze in de praktijk goed toetsbaar zijn. De juridische toelichting op het bestemmingsplan en de begrippenlijst geven nadere uitleg over de regels en over de begrippen die gebruikt worden.

Hoofdstuk 8 Financiële aspecten     

Bij de vaststelling van een bestemmingsplan, waarin ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, dient de gemeenteraad eveneens een exploitatieplan vast te stellen. Dit heeft te maken met de wettelijke verplichting om de kosten, die de gemeente moet maken om deze ontwikkeling mogelijk te maken, te verhalen op de eigenaar/ontwikkelaar.

Van deze verplichting tot het vaststellen van een exploitatieplan kan worden afgezien indien het kostenverhaal op een andere manier is geregeld. Dit kan bijvoorbeeld door middel van gemeentelijke gronduitgifte of door het afsluiten van een overeenkomst.

In dit geval zijn de gronden die nog uitgegeven moeten worden in eigendom van de gemeente. De herinrichting van de infrastructuur van Park Forum West wordt gedekt uit de exploitatie Meerhoven. Hierbij wordt nog opgemerkt dat het vervallen van een bouwmogelijkheid binnen de veiligheidszone mogelijk kan leiden tot (grond)opbrengstderving. Daarbij leidt de aanleg van een waterberging tot extra kosten. Beiden kunnen worden opgevangen binnnen de vastgestelde grondexploitatie Meerhoven, waarvan het gebied Park Forum West onderdeel uit maakt.

Hoofdstuk 9 Procedure en maatschappelijke uitvoerbaarheid     

9.1 Bekendmaking ex artikel 1.3.1 Bro     

Op grond van artikel 1.3.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moet van het voornemen een bestemmingsplan voor te bereiden, kennis worden gegeven. De kennisgeving van de voorbereiding van onderhavig bestemmingsplan is geplaatst in Groot Eindhoven op 10 maart 2021. De kennisgeving is tevens bij de officiële publicaties op de gemeentelijke website www.eindhoven.nl geplaatst. Er zijn geen stukken betreffende het voornemen ter inzage gelegd, noch de mogelijkheid open gesteld om zienswijzen tegen het voornemen in te dienen of instanties om advies te vragen.

9.2 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro     

Op grond van artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moeten burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met de rijks- en provinciale diensten die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Bij de voorbereiding is overleg geweest met gemeente Veldhoven, Defensie, het waterschap, de provincie en Trefpunt Groen Eindhoven (TGE). Voor zover relevant zijn hieronder de reacties vermeld en het gemeentelijk standpunt daarover.

  1. Waterschap De Dommel:

Het waterschap geeft aan geen bezwaar te hebben tegen de nu voorliggende bestemmingsplanwijziging. Er worden twee opmerkingen gemaakt over het conceptplan.

- Het bestemmingsvlak van de bestemming 'Water' is kleiner dan het vlak waarvoor in het huidige bestemmingsplan Park Forum West (infrastructuur) de dubbelbestemming 'Waterstaat – Waterbergingsgebied' geldt. De plantoelichting toont niet aan dat de bergingsopgave van 12.560 m³ past binnen dit kleinere bestemmingsvlak. Gevraagd wordt om dit nog uit te werken.

Reactie gemeente: Dit is uitgewerkt in paragraaf 5.4.2 van deze toelichting.

- De planregels van de huidige dubbelbestemming 'Waterstaat – Waterberging' borgen dat minimaal 12.560 m³ waterberging wordt aangelegd. In de regels van de bestemming 'Water' van het conceptplan is deze verplichting niet overgenomen. Gevraagd wordt om dit alsnog te doen.

Reactie gemeente: In de artikelen 3 en 4 (leden 3.4.1 en 4.4.1) is een voorwaardelijke verplichting opgenomen voor de realisatie en instandhouding van een waterberging van tenminste 12.560 m³.

  1. Gemeente Veldhoven:

Gevraagd wordt in hoeverre het toestaan van een verkeersschool in de noordwesthoek van Park Forum West past in de afgesproken regionale programmering voor werklocaties. 

Reactie gemeente:

Deze verplaatsing van de verkeersschool is besproken in het overleg over de regionale programmering voor werklocaties en er zijn geen alternatieve locaties voor handen binnen het SGE. 

3. Trefpunt Groen Eindhoven:

TGE merkt op dat het een ontwikkeling betreft van een deel van een bedrijventerrein waar in het bestemmingsplan geen randvoorwaarden zijn gesteld rondom groen, natuur en klimaatadaptatie. De verantwoordelijkheid om te ontwikkelen binnen de groene ambities van de gemeente, provincie en het rijk worden daarom doorgeschoven naar de toekomstige ontwikkelaar van de grond volgens TGE. TGE gaat akkoord met deze bestemmingsplan- wijziging onder de voorwaarde dat de verantwoordelijkheid voor verduurzaming en kansen voor natuurontwikkeling in combinatie met bedrijfsontwikkeling duidelijk is richting de toekomstige ontwikkelaars. Juist op bedrijventerreinen liggen grote kansen voor natuurontwikkeling in combinatie met bedrijfsontwikkeling. En juist op bedrijventerreinen liggen kansen voor verduurzaming. Dit moet aangekaart worden in de verdere ontwikkeling.

Reactie gemeente:

Het oorspronkelijke ontwerp voor Park Forum bestaat uit drie clusters; oost, west en zuid, die elk op verschillende wijze, en voor verschillende bedrijfstypologieen worden ingevuld. Het West-cluster biedt ruimte aan reguliere gemengde bedrijvigheid en logistieke bedrijven. Uitgangspunt is dat hier een industriële sfeer heerst door de continuïteit van het asfalt-karakter en door de gebouwen die als een verzameling containers staan opgesteld.

Park Forum West is een bestaand, in ontwikkeling zijnd bedrijventerrein waarvan een wezenlijk deel al volgens dit principe (een stenig terrein in een groene robuuste contramal) is ingericht. Voor de verdere ontwikkeling van het bedrijventerrein Park Forum West is het nodig om de indeling van de bedrijfskavels en de ligging van de infrastructuur in de noordwesthoek van dit cluster te wijzigen. Daarnaast is het wenselijk om de bedrijfsfunctie van een deel van het gebied uit te breiden om de vestiging van een verkeersschool en een daarbij behorend trainingscentrum mogelijk te maken. Door deze wijzigingen is het vanuit stedenbouwkundig oogpunt nodig om sommige regels in het plangebied te wijzigen.

Voorliggende bestemmingsplanwijziging behelst dus slechts de noordwesthoek van het West-cluster. Bovendien omvat deze bestemmingsplanherziening slechts een geringe wijziging van de regels omdat het vooral de indeling van de bedrijfskavels en de ligging van de infrastructuur in de noordwesthoek wijzigt. De overige uitgangspunten voor dit gebied blijven nagenoeg gelijk. Er worden, ten opzichte van de bestemmingsplanregels voor de rest van het West-cluster, in voorliggend bestemmingsplan geen aanvullende regels gesteld rondom groen, natuur en klimaatadaptatie.

Gelijktijdig met de eerder genoemde wijzigingen en het instellen van tweerichtingsverkeer wordt het beeldkwaliteitsplan voor het gehele terrein van Park Forum West geactualiseerd. Nadat het (geactualiseerde) beeldkwaliteitsplan is vastgesteld door de gemeenteraad van Eindhoven vormt dit een toetsingskader voor de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit voor de bouwplannen in het West-cluster. In het geactualiseerde beeldkwaliteitsplan is een paragraaf over groen toegevoegd. Vermeld wordt dat het eigen terrein onder voorwaarden kan worden vergroend. Het groen kan een wezenlijke bijdrage leveren in een versteende omgeving omringd door grootschalige bebouwing. Verder is aangegeven dat het toepassen van een groen dak zeer wenselijk is. De grote dakoppervlakken lenen zich hier goed voor en een groen dak draagt bij aan het reduceren van hittestress in een versteende omgeving.

Ambtshalve wijzigingen:

Verbeelding:

  • de gevellijn ten oosten van het perceel van het bouwstoffen- en transportbedrijf vervalt.

Regels:

  • artikel 3, lid 1, sub a, onder 2 wordt gewijzigd in onderstaande zin: "de milieucategorieën 3.1 en 3.2;" .
  • artikel 4, lid 1, sub a, onder 2 wordt gewijzigd in onderstaande zin: "de milieucategorieën 3.1 en 3.2;".
  • bijlage 1 bij de regels (Lijst van bedrijfsactiviteiten) is aangepast in die zin dat bedrijven die naar verwachting meer stikstofemissies veroorzaken dan reguliere milieucategorie 2 bedrijven zijn uitgesloten.

9.3 Samenspraak     

De plannen zijn meerdere keren besproken met stichting parkmanagement Park Forum West. Bedrijven die zijn gevestigd in Park Forum West en stichting parkmanagement Park Forum West zijn vervolgens in juni 2021 middels een wijkinfo geïnformeerd over deze bestemmingsplanwijziging in de noordwesthoek van Park Forum West. Daarbij is vermeld wat deze wijziging van het bestemmingsplan behelst en is de mogelijkheid geboden daarover vragen te stellen en opmerkingen te maken.

9.4 Zienswijzen     

Het ontwerpbestemmingsplan heeft, tezamen met het ontwerp beeldkwaliteitsplan Park Forum West, september 2021 en het vormvrije m.e.r.-beoordelingsbesluit, voor de duur van zes weken (02-12-2021 t/m 12-01-2022) op de gebruikelijke wijze ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn is iedereen in de gelegenheid om digitaal, schriftelijk of mondeling een zienswijze ten aanzien van het ontwerpbestemmingsplan kenbaar te maken. Ook was het mogelijk om een inspraakreactie in te dienen over het ontwerp beeldkwaliteitsplan Park Forum West, d.d. september 2021.

Kennisgeving van de terinzagelegging en de mogelijkheid om een zienswijze en inspraakreactie in te dienen zijn bekendgemaakt in het weekblad Groot Eindhoven, het gemeenteblad en digitaal via de gemeentelijke website en de landelijke website www.ruimtelijkeplannen.nl.

Er zijn geen zienswijzen of inspraakreacties ontvangen.

Regels     

Hoofdstuk 1 Inleidende regels     

Artikel 1 Begrippen     

1.1 Plan     

het bestemmingsplan I Park Forum West (noordwesthoek) met identificatienummer NL.IMRO.0772.80402-0301 van de gemeente Eindhoven.

1.2 Bestemmingsplan     

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 Aanbouw     

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.4 Aanduiding     

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 Aanduidingsgrens     

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 Actualisatie nota parkeernormen 2019     

parkeernormen gepubliceerd op 3 oktober 2019 (gemeenteblad van Eindhoven 2019, nr. 240213) en in werking getreden op 4 oktober 2019.

1.7 Bebouwing     

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.8 Bebouwingspercentage     

het percentage van een bouwperceel dat bebouwd moet worden.

1.9 Bedrijfsgebouw     

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.10 Beeldkwaliteitsplan Park Forum West     

het beeldkwaliteitsplan Park Forum West van juni 2021.

1.11 Beperkt kwetsbaar object     

  1. verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens, voor zover zij niet behoren tot een risicovolle inrichting zoals genoemd in artikel 2 van het Bevi en met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare;
  2. bedrijfswoningen, voor zover zij niet behoren tot een risicovolle inrichting zoals genoemd in artikel 2 van het Bevi;
  3. kantoorgebouwen, hotels en restaurants, winkels en bedrijfsgebouwen voor zover zij niet onder het begrip kwetsbaar object vallen en voor zover zij niet behoren tot een risicovolle inrichting zoals genoemd in artikel 2 van het Bevi;
  4. sporthallen, sportterreinen, zwembaden en speeltuinen;
  5. kampeerterreinen en andere terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet onder het begrip kwetsbaar object vallen;
  6. objecten die met het onder a tot en met f en h genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin meestal aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn;
  7. objecten met hoge infrastructurele waarde, waaronder in ieder geval telefoon- en elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.

1.12 Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)     

Besluit van 27 mei 2004, Stb. 250, houdende regels inzake milieukwaliteitseisen op het gebied van de externe veiligheid zoals deze luidde op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

1.13 Besluit milieueffectrapportage     

Besluit van 4 juli 1994, houdende uitvoering van het hoofdstuk Milieu-effectrapportage van de Wet milieubeheer, zoals deze luidde op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

1.14 Bestaande situatie (bebouwing en gebruik)     

bij bouwwerken: legale bouwwerken die aanwezig of in uitvoering zijn op het tijdstip van ter visie legging van het ontwerp van het bestemmingsplan, dan wel bouwwerken zoals die mogen worden gebouwd krachtens een vergunning;

bij gebruik: legaal gebruik van grond en opstallen zoals aanwezig tijdens de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.15 Bestemmingsgrens     

de grens van een bestemmingsvlak.

1.16 Bestemmingsvlak     

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.17 Bijgebouw     

een op zichzelf staand al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.18 Bouwen     

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.19 Bouwgrens     

de grens van een bouwvlak.

1.20 Bouwperceel     

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.21 Bouwperceelgrens     

een grens van een bouwperceel.

1.22 Bouwvlak     

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.23 Bouwwerk     

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.24 Bouwwerk met een vlies- of gordijngevelconstructie     

Hieronder wordt verstaan een bouwwerk:

  1. met vliesgevels, of;
  2. met gevels in de vorm van stalen sandwichpanelen, of;
  3. met gevels opgebouwd uit binnendozen met damwandbekleding.

Stalen gevels opgebouwd uit binnendozen met damwandbekleding, waarbij de binnendozen onderdeel uitmaken van de stabiliteitsconstructie, worden niet beschouwd als vliesgevels of gordijngevlconstructie.

1.25 Clusterrondweg     

De weg die het gehele bedrijventerrein Park Forum West omringt, met dien verstande dat de nieuwe wegen in dit bestemmingsplan, die zijn geprojecteerd ten noordoosten en zuidwesten van het perceel van Van Berkel (Bouwstoffen & Transport), worden aangemerkt als doorsnijdingsweg (zie rode lijnen in figuur 2.3 van paragraaf 2.2.2 van de toelichting). De clusterrondweg geeft toegang tot de kavels aan de randen van Park Forum West en geeft toegang tot de doorsnijdingswegen van Park Forum West.

1.26 Dak     

iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.27 Detailhandel     

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop), verkopen en leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Onder detailhandel wordt ook begrepen grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum, internetwinkel en supermarkt.

1.28 Dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling     

bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van diensten aan derden, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder zijn begrepen kapperszaken, belwinkels, internetcafé, schoonheidsinstituten, fotostudio´s en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting.

1.29 Dienstverlening     

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.

1.30 Erotisch getinte vermaaksfunctie     

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal.

1.31 Extensief gebruikte bouwwerken     

bouwwerken waar een zeer gering aantal personen gedurende een langere periode van de dag in/op verblijven, zoals magazijnen of loodsen. Dus de personendichtheid van deze bouwwerken is lager dan 5 personen per hectare.

1.32 Extensief recreatief medegebruik     

die vormen van recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen en fietsen.

1.33 Gebouw     

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.34 Gebruiken     

het gebruiken, in gebruik geven of laten gebruiken.

1.35 Geluidzoneringsplichtige inrichting     

een inrichting bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.

1.36 Gevaarlijke stoffen     

gevaarlijke stoffen zijn stoffen waarvan het gebruik, het transport of de opslag (overslag e.d.), risico's met zich meebrengt. Het kan gaan om explosiegevaar, brand, giftigheid of radioactiviteit.

1.37 Groepsrisico (GR)     

een maat voor de kans, dat door een ramp bij een activiteit met gevaarlijke stoffen of met een vliegtuig, een (grote) groep mensen, die niet rechtstreeks bij de activiteit betrokken is, tegelijkertijd omkomt. Het GR kan toenemen door uitbreiding van risicovolle activiteiten enerzijds en door het verhogen van de personendichtheid anderzijds.

1.38 Groothandel     

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of afleveren van goederen aan wederverkopers, dan wel instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.

1.39 Hoofdgebouw     

een gebouw dat, op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt..

1.40 Internetwinkel     

Internetwinkels worden in het kader van dit bestemmingsplan aangemerkt als een specifieke vorm van detailhandel waarbij:

  • de transactie via internet of andere media tot stand komt, en;
  • de goederen ter plaatse kunnen worden afgehaald; en/of
  • de goederen ter plaatse kunnen worden afgerekend; en/of
  • de goederen ter plaatse kunnen worden bekeken of geprobeerd.

1.41 Intensief gebruikte bouwwerken     

bouwwerken waar meerdere personen gedurende een langere periode van de dag in/op verblijven, zoals kantoren, fabrieken of werkplaatsen. Dus de personendichtheid van deze bouwwerken is hoger dan 5 personen per hectare.

1.42 Invloedsgebied     

gebied waarin, volgens de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi), personen worden meegeteld voor de berekening van het groepsrisico. De grens van het invloedsgebied is gelijk aan de 1% letaliteitsgrens, bepaald bij weertype F 1.5, tenzij in de bij het Revi behorende uitvoeringsregeling voor een specifieke stof of activiteit een ander invloedsgebied is gedefinieerd.

1.43 Kantoor     

een gebouw dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen.

1.44 Kunstobject     

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, of onderdelen van bouwwerken die worden aangemerkt als uitingen van één der beeldende kunsten.

1.45 Kunstwerk     

bouwwerk, geen gebouw zijnde ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct, een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening.

1.46 Kwetsbaar object     

  1. woningen, woonschepen en woonwagens, niet zijnde:
    1. verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens met een dichtheid van maximaal twee objecten per hectare en voor zover die objecten niet behoren tot een risicovolle inrichting zoals genoemd in artikel 2 van het Bevi;
    2. bedrijfswoningen;
  2. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, waartoe in ieder geval behoren:
    1. (psychiatrische) ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    2. scholen;
    3. sociale werkplaatsen, of;
    4. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
  3. gebouwen waarin meestal grote aantallen personen (> 50 pers.) gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, waartoe in ieder geval behoren:
    1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m² per object, voor zover zij niet behoren tot een risicovolle inrichting zoals genoemd in artikel 2 van het Bevi of;
    2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m² bedraagt, voor zover zij niet behoren tot een risicovolle inrichting, en winkels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd en voor zover zij niet behoren tot een risicovolle inrichting zoals genoemd in artikel 2 van het Bevi;
  4. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen, voor zover zij niet behoren tot een risicovolle inrichting zoals genoemd in artikel 2 van het Bevi.

1.47 Landschappelijke waarden     

het geheel van waarden in verband met bijzondere waarneembare landschappelijke kenmerken van een gebied of object, in de zin van karakteristieke verschijningsvorm, herkenbaarheid/identiteit en diversiteit, dat bestaat uit aardkundige, archeologische, cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke waarden die wordt bepaald door de onderliggende samenhang en beïnvloeding van levende en niet levende (abiotische) natuur.

1.48 Lijst van bedrijfsactiviteiten     

de bedrijvenlijst ontleend aan de brochure Bedrijven en Milieuzonering van de VNG zoals deze gold ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp bestemmingsplan en opgenomen in 'Lijst van bedrijfsactiviteiten' behorende bij deze regels.

1.49 Natuurwaarde     

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologisch, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;

1.50 Nota Parkeernormen 2016     

parkeernormen vastgesteld op 17 mei 2016, gepubliceerd en in werking getreden op 10 juni 2016 (gemeenteblad van Eindhoven 2016, nr. 41).

1.51 Nutsvoorzieningen     

voorzieningen ten behoeve van algemeen nut in ruime zin zoals: voorzieningen / installaties ten behoeve van gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing, waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen e.d.

1.52 Peil     

0.30 m' boven de kruin van de weg.

1.53 Permanente bulkopslag     

Opslag langer dan 2 jaar op hetzelfde perceel van meer dan 1 m³.

1.54 Plaatsgebonden risico (PR)     

risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel is betrokken.

1.55 Productiegebonden detailhandel     

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, bewerkt of hersteld, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.56 Prostitutiebedrijf     

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin tegen vergoeding seksuele handelingen worden verricht.

1.57 PR10-6/jaar contour     

een contour die het plaatsgebonden risico aanduidt, en waarbinnen de kans bestaat van 1 op de 1.000.000 per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een plaats buiten een inrichting zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel is betrokken.

1.58 Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi)     

regeling van de Staatssecretaris van VROM van 8 september 2004, houdende regels met betrekking tot afstanden en de wijze van berekening van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico ter uitvoering van het Besluit externe veiligheid inrichtingen zoals deze luidde op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

1.59 Rijstrook     

gemarkeerd gedeelte van de rijweg dat voldoende plaats biedt aan een enkele rij motorvoertuigen op meer dan twee wielen met uitzondering van in- en uitvoegstroken, voorsorteerstroken en fietspaden.

1.60 Risicovolle inrichting     

  1. inrichtingen zoals genoemd in artikel 2 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) (Bijlage 2 van de regels) respectievelijk artikel 1b van de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) (Bijlage 3 van de regels);
  2. inrichtingen die zijn genoemd in bijlage I van de regeling provinciale risicokaart (Bijlage 4 van de regels) of onder het Registratiebesluit Externe Veiligheid;
  3. inrichtingen met toxische gassen;
  4. inrichtingen met een brandbaar gas in een drukhouder met een inhoud van meer dan 1 m3.

1.61 Seksinrichting     

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden.

Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.62 Uitbouw     

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.63 Verminderd zelfredzame functies     

Functies voor verminderd zelfredzame personen, zoals kinderdagverblijf, gastouderopvang, basisschool, bejaardenhuis, verpleeghuis, ziekenhuis.

1.64 Verminderd zelfredzame personen     

Personen die in het algemeen uitsluitend met individuele begeleiding een onveilige zone kunnen verlaten.

1.65 Vlies- of gordijngevelconstructie     

Gevels in de vorm van stalen sandwichpanelen én gevels opgebouwd uit binnendozen met damwandbekleding worden beschouwd als vliesgevels. Uitzondering hierop vormen stalen gevels opgebouwd uit binnendozen met damwandbekleding waarbij de binnendozen onderdeel uitmaken van de stabiliteitsconstructie.

1.66 Water     

al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen.

1.67 Waterhuishoudkundige voorzieningen     

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit (zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten, sloten, greppels en vijvers, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen etc.).

1.68 Wet geluidhinder     

Wet van 16 februari 1979 (Stb. 99) houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van dit bestemmingsplan.

1.69 Wet milieubeheer     

Wet van 13 juni 1979, Stb. 442, houdende regelen met betrekking tot een aantal algemene onderwerpen op het gebied van de milieuhygiëne, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan.

1.70 Wet ruimtelijke ordening     

Wet van 20 oktober 2006, (Stb. 2006, nr. 566), houdende nieuwe regels omtrent de ruimtelijke ordening, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan.

Artikel 2 Wijze van meten     

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 De bouwhoogte van een bouwwerk:     

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, inclusief ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, liftopbouwen, installatieruimten, reclame-objecten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 De hoogte van een windturbine:     

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.3 Ondergeschikte bouwonderdelen     

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen wordt de overschrijding van de bouwgrens door ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, reclameaanduidingen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken e.d. buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bouwgrens niet meer dan 1 meter bedraagt.

2.4 Peil     

0,30 meter boven de kruin van de weg.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels     

Artikel 3 Bedrijf - 3     

3.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor `Bedrijf - 3´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijven genoemd in de Lijst van bedrijfsactiviteiten' in Bijlage 1 bij deze regels en behorende tot:
    1. de milieucategorie 2, uitsluitend voor zover het betreft groothandelsbedrijven of bedrijven in een bedrijfsverzamelgebouw of bedrijven op een bouwperceel van tenminste 1.000 m²;
    2. de milieucategorieën 3.1 en 3.2;
  2. productiegebonden detailhandel deel uitmakend van bedrijven vermeld onder a, met uitzondering van detailhandel in voedings – en genotmiddelen;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 5' tevens een functie gericht op:
    1. het geven van instructies (praktijk- en theorie) aan personen voor deelname aan het wegverkeer;
    2. heftruck- en reachtruckopleidingen;
  4. nutsvoorzieningen en voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie;
  5. wegen;
  6. waterhuishoudkundige voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. erven en terreinen;
  2. parkeervoorzieningen;
  3. infrastructurele voorzieningen;
  4. groenvoorzieningen;
  5. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

met inachtneming van het volgende:

  1. geluidzoneringsplichtige inrichtingen en zelfstandige kantoorvestigingen zijn niet toegestaan;
  2. praktijkruimten zijn niet toegestaan met uitzondering van praktijkruimten behorende bij een functie zoals genoemd in artikel 3.1, lid c;
  3. detailhandel is niet toegestaan met uitzondering van produktiegebonden detailhandel zoals genoemd in artikel 3.1, lid b.

3.2 Bouwregels     

3.2.1 Bedrijfsgebouwen     

Met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - 5' en 'specifieke bouwaanduiding - 6' gelden voor het bouwen van bedrijfsgebouwen de volgende regels:

  1. gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding `bouwvlak' worden gebouwd;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - munitie' zijn geen gebouwen toegestaan:
    1. met een vlies- of gordijngevelconstructie;
    2. met meer dan 25% glasoppervlakten;
  3. gebouwen moeten in de grenzen van het bouwvlak, die het dichtst bij de bestemming 'Verkeer' liggen, worden gebouwd;
  4. het bepaalde in sub c is niet van toepassing als ter plaatse van het betreffende bouwperceel ook een gevellijn ligt. In laatstgenoemde situaties moeten gebouwen of in de grens van het bouwvlak, die het dichtst bij de bestemming 'Verkeer' ligt, worden gebouwd of parallel daaraan in de grens van de gevellijn worden gebouwd;
  5. de minimale en maximale bouwhoogte van een gebouw bedraagt 4 meter respectievelijk 19 meter;
  6. het minimale bebouwingspercentage bedraagt 50;
  7. de hellingshoek van de daken van de gebouwen bedraagt maximaal 5°;
  8. indien twee of meer bouwvolumes per bouwperceel worden gebouwd, dan moet het verschil in bebouwingshoogte van deze bouwvolumes tenminste 1,5 meter bedragen;
  9. per bouwperceel moet tenminste 6 meter uit de zuidelijke zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd;
  10. bij bouwpercelen die liggen op een hoek moet een gebouw tenminste 1 meter uit de achterperceelsgrens worden gebouwd;
  11. per bouwperceel moet tenminste 70% van de totale perceelbreedte worden bebouwd. Dit geldt ter hoogte van de grens van het bouwvlak die het dichtst bij de bestemming 'Verkeer' ligt of ter hoogte van de gevellijn zoals bedoeld in sub d;
  12. reclame-objecten mogen uitsluitend op de daken van de gebouwen worden gerealiseerd aan de zijde van het gebouw die het dichtst ligt bij de bestemming 'Verkeer', met dien verstande dat:
    1. de reclameobjecten moeten worden gerealiseerd vanaf de noordelijke zijde van het perceel;
    2. bij bouwpercelen die liggen op een hoek van de clusterrondweg en een doorsnijdingsweg moeten de reclame-objecten zich primair richten op de clusterrondweg;
    3. de verhouding bouwhoogte van een reclame-object en bouwhoogte van een gebouw is 1:5.

 

3.2.2 Specifieke bouwaanduiding - 5     

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 5' gelden voor het bouwen van bedrijfsgebouwen de volgende regels:

  1. gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding `bouwvlak' worden gebouwd;
  2. gebouwen moeten of in de grens van de aanduiding 'bouwvlak', die het dichtst bij de bestemming 'Verkeer' ligt, worden gebouwd of parallel daaraan in de grens van de gevellijn worden gebouwd;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - munitie' zijn geen gebouwen toegestaan:
    1. met een vlies- of gordijngevelconstructie;
    2. met meer dan 25% glasoppervlakten;
  4. de minimale en maximale bouwhoogte van een gebouw bedraagt 4 meter respectievelijk 19 meter;
  5. de hellingshoek van de daken van de gebouwen bedraagt maximaal 5°;
  6. indien twee of meer bouwvolumes per bouwperceel worden gebouwd, dan moet het verschil in bebouwingshoogte van deze bouwvolumes tenminste 1,5 meter bedragen;
  7. gebouwen moeten per bouwperceel in de meest zuidelijke grens van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 5' en in het bouwvlak worden gebouwd;
  8. per bouwperceel moet tenminste 50% van de totale perceelbreedte worden bebouwd. Dit geldt ter hoogte van de grens van het bouwvlak die het dichtst bij de bestemming 'Verkeer' ligt of ter hoogte van de gevellijn zoals bedoeld in sub b;
  9. reclame-objecten mogen uitsluitend op de daken van de gebouwen worden gerealiseerd aan de zijde van het gebouw die het dichtst ligt bij de bestemming 'Verkeer', met dien verstande dat:
    1. de reclameobjecten moeten worden gerealiseerd vanaf de zuidelijke zijde van het bouwperceel;
    2. de verhouding bouwhoogte van een reclame-object en bouwhoogte van een gebouw is 1:5.

3.2.3 Specifieke bouwaanduiding - 6     

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 6' gelden voor het bouwen van bedrijfsgebouwen de volgende regels:

  1. gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding `bouwvlak' worden gebouwd;
  2. gebouwen moeten of in de grens van de aanduiding 'bouwvlak', die het dichtst bij de bestemming 'Verkeer' ligt, worden gebouwd of parallel daaraan in de grens van de gevellijn worden gebouwd;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - munitie' zijn geen gebouwen toegestaan:
    1. met een vlies- of gordijngevelconstructie;
    2. met meer dan 25% glasoppervlakten;
  4. de minimale en maximale bouwhoogte van een gebouw bedraagt 4 meter respectievelijk 19 meter;
  5. de hellingshoek van de daken van de gebouwen bedraagt maximaal 5°;
  6. indien twee of meer bouwvolumes per bouwperceel worden gebouwd, dan moet het verschil in bebouwingshoogte van deze bouwvolumes tenminste 1,5 meter bedragen;
  7. gebouwen moeten per bouwperceel in de meest westelijke grens van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 6' en in het bouwvlak worden gebouwd;
  8. per bouwperceel moet tenminste 70% van de totale perceelbreedte worden bebouwd. Dit geldt ter hoogte van de grens van het bouwvlak die het dichtst bij de bestemming 'Verkeer' ligt of ter hoogte van de gevellijn zoals bedoeld in sub b;
  9. het minimale bebouwingspercentage bedraagt 35;
  10. reclame-objecten mogen uitsluitend op de daken van de gebouwen worden gerealiseerd aan de zijde van het gebouw die het dichtst ligt bij de bestemming 'Verkeer', met dien verstande dat:
    1. de reclameobjecten moeten worden gerealiseerd vanaf de westelijke zijde van het perceel;
    2. de verhouding bouwhoogte van een reclame-object en bouwhoogte van een gebouw is 1:5.

3.2.4 Nutsvoorzieningen en voorzieningen voor duurzame energie     

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie gelden de volgende regels:

  1. de maximale bouwhoogte is 3 meter;
  2. de maximale oppervlakte is 15 m2;
  3. gebouwen moeten op 6 meter uit de bestemming 'Verkeer' of in de grens van de gevellijn worden gebouwd.

 

3.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet zijn toegestaan met uitzondering van:

  1. erf- en terreinafscheidingen op de perceelsgrens, met dien verstande dat:
    1. op de perceelsgrens aan de openbare weg mogen erf- en terreinafscheidingen uitsluitend in de grenzen van het 'bouwvlak' of de gevellijn en het verlengde daarvan worden gebouwd;
    2. de maximale bouwhoogte van een erf- en terreinafscheiding is 2 meter;
  2. lichtmasten, waarbij de maximale hoogte van lichtmasten 10 meter bedraagt;
  3. voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut of voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie, waarbij de maximale bouwhoogte van deze voorzieningen 5 meter bedraagt;
  4. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor de buitenopslag van goederen mits dit noodzakelijk is vanwege sectorale (milieu)regelgeving en met dien verstande dat deze bouwwerken, geen gebouwen zijnde moeten voldoen aan het beeldkwaliteitsplan van Park Forum West. Dit betekent dat voor deze bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de volgende regels gelden:
    1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding `bouwvlak' worden gebouwd;
    2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, moeten vier gevels/wanden hebben in de vorm van een 'doos'. Een dak is niet noodzakelijk;
    3. De minimale bouwhoogte bedraagt 4 meter en de maximale bouwhoogte bedraagt 19 meter, met dien verstande dat de buitenopslag volledig aan het zicht moet zijn onttrokken vanaf het aansluitende terrein;
    4. indien twee of meer bouwvolumes per bouwperceel worden gebouwd, dan moet het verschil in bebouwingshoogte van deze bouwvolumes tenminste 1,5 meter bedragen;
    5. met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - 5' en 'specifieke bouwaanduiding - 6' moet per bouwperceel tenminste 6 meter uit de zuidelijke zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd;
    6. met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - 5' en 'specifieke bouwaanduiding - 6' moet, bij bouwpercelen die liggen op een hoek, een bouwwerk tenminste 1 meter uit de achterperceelsgrens worden gebouwd;
    7. met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 5' moet per bouwperceel tenminste 70% van de totale perceelbreedte worden bebouwd. Dit geldt ter hoogte van de grens van het 'bouwvlak' die het dichtst bij de bestemming 'Verkeer' ligt of ter hoogte van de gevellijn;
    8. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 5' moet per bouwperceel tenminste 50% van de totale perceelbreedte worden bebouwd. Dit geldt ter hoogte van de grens van het 'bouwvlak' die het dichtst bij de bestemming 'Verkeer' ligt of ter hoogte van de gevellijn;
    9. ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - munitie' zijn geen bouwwerken toegestaan:
  1. ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - munitie' zijn geen bouwwerken toegestaan:
    1. met een vlies- of gordijngevelconstructie;
    2. met meer dan 25% glasoppervlakten;

 

3.3 Afwijken van de bouwregels     

3.3.1 Bouwgrens     

In de zuidwesthoek van het plangebied ter plaats van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 7' kan het bevoegd gezag bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1, sub c, en toestaan dat in de grens van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 7' wordt gebouwd, mits:

  1. het een grootschalig logistiek bedrijf betreft;
  2. de noodzakelijkheid van deze afwijking is aangetoond;
  3. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de stedenbouwkundige uitgangspunten in dit plangebied.

3.3.2 Achterperceelsgrens     

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 3.2.1, sub j, bepaalde en toestaan dat bij bouwpercelen die liggen op een hoek een gebouw op de achterperceelsgrens wordt gebouwd.

3.3.3 Bebouwingspercentage kavelbreedte     

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 3.2.2, sub h, bepaalde en toestaan dat per bouwperceel tenminste 35% van de totale perceelbreedte wordt bebouwd. Dit bebouwingspercentage geldt ter hoogte van de grens van het bouwvlak die het dichtst bij de bestemming 'Verkeer' ligt of ter hoogte van de gevellijn.

3.3.4 Bouwwerk, geen gebouwen zijnde     

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 3.2.5 bepaalde en toestaan dat er bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:

  1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. de verkeersveiligheid;
    3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  2. als de hoogte meer dan 19 meter bedraagt, moet bij de beheerder van het Instrument Landing System (ILS), te weten het Rijksvastgoedbedrijf van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, schriftelijk advies zijn ingewonnen waaruit kan worden opgemaakt dat de ILS niet in onaanvaardbare mate negatief wordt beïnvloed.

3.4 Specifieke gebruiksregels     

3.4.1 Voorwaardelijke verplichting waterberging     

Het gebruik van de gronden, gebouwen en bouwwerken voor bedrijfsactiviteiten zoals bedoeld onder lid 3.1 is uitsluitend toegestaan als binnen 3 jaar na het onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan een waterberging van tenminste 12.560 m³ is gerealiseerd en in stand gehouden ter plaatse van de bestemming 'Water'.

3.4.2 Risicovolle inrichtingen     
  1. een risicovolle inrichting is uitsluitend toegestaan voor zover de PR10-6/jaar contour van die inrichting binnen de eigen bouwperceelsgrenzen ligt. In afwijking hiervan mag de PR10-6/jaar contour buiten de eigen bouwperceelsgrens liggen voor zover de contour over water, infrastructuur of openbaar groen ligt;
  2. binnen een PR10-6/jaar contour zijn geen nieuwe kwetsbare objecten toegestaan;
  3. permanente bulkopslag van meer dan 1 m3 van tot vloeistof verdichte brandbare gassen moet ondergronds plaatsvinden;
  4. het invloedsgebied van een risicovolle inrichting moet binnen de plangrens liggen, tenzij het invloedsgebied buiten de plangrens over water, infrastructuur, openbaar groen of het aangrenzende deel van bedrijventerrein Park Forum West ligt.

3.4.3 Strijdig gebruik     

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals vermeld in lid 3.1 wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van bedrijfsgebouwen voor bewoning;
  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan vermeld in lid 3.1 sub b;
  3. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  4. gebruik van bedrijfsgebouwen voor kantoordoeleinden, anders dan ten dienste van het aldaar gevestigde bedrijf;
  5. het gebruik van gronden voor opslag van goederen. Het gebruik van gronden voor buitenopslag van goederen is toegestaan als deze buitenopslag noodzakelijk is vanwege sectorale (milieu)regelgeving en voldoet aan het beeldkwaliteitsplan van Park Forum West. Dit betekent dat de bouwregels gelden zoals opgenomen in artikel 3.2.5, lid d;
  6. conform het luchthavenbesluit Eindhoven oppervlaktewateren met een oppervlakte van meer dan 3 hectare, natuurbeschermingsgebieden en vogelbeschermingsgebieden, vishouderijen met extramurale bassins, extramurale opslag of verwerking van organisch materiaal en afvalwaterzuiveringsinstallaties;
  7. oprichting, uitbreiding en wijziging van inrichtingen en/of installaties als bedoeld in bijlage C of D van het Besluit milieueffectrapportage, zoals deze luidde op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan, waarbij de betreffende drempelwaarde genoemd in kolom 2 van de betreffende onderdelen worden overschreden.

 

3.5 Afwijken van de gebruiksregels     

3.5.1 Lijst van bedrijfsactiviteiten en hogere categorie     

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1, onder a, en tevens bedrijven toestaan die niet voorkomen in de 'Lijst van bedrijfsactiviteiten' in Bijlage 1 bij deze regels of bedrijven in een hogere categorie toestaan, mits:

  1. het betrokken bedrijf naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen is met bedrijven die ter plaatse zijn toegestaan, en;
  2. het niet betreft geluidszoneringsplichtige inrichtingen of zelfstandige kantoorvestigingen, en;
  3. voor het overige het bepaalde in deze bestemming van toepassing blijft.

3.5.2 Categorie 2     

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1, onder a, en tevens bedrijven toestaan die voorkomen in de 'Lijst van bedrijfsactiviteiten' in Bijlage 1 bij deze regels in categorie 2 en het bedrijven betreft op een bouwperceel van minder dan 1.000 m², mits:

  1. de vestiging van deze bedrijven op een bedrijventerrein uit milieuhygiënisch oogpunt noodzakelijk wordt geacht;
  2. voor het overige het bepaalde in deze bestemming van toepassing blijft.

3.5.3 Risicovolle inrichtingen     

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.4.2, sub d, en toestaan dat het invloedsgebied van een risicovolle inrichting buiten de grens van het bedrijventerrein Park Forum West ligt, mits het groepsrisico wordt verantwoord conform artikel 13 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).

3.6 Wijzigingsbevoegdheid     

3.6.1 Wijziging voor opnemen PR10-6/jaar contour van risicovolle inrichting     

Het bevoegd gezag is bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen, overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 3.6 jo. 3.9a Wro, door de gehele PR10-6/jaar contour van een risicovolle inrichting op de verbeelding aan te duiden. Deze wijzigingsbevoegdheid geldt als de PR10-6/jaar contour van een risicovolle inrichting gedeeltelijk buiten de eigen bouwperceelsgrenzen ligt en voor zover de contour buiten de eigen bouwperceelsgrens niet uitsluitend over water, infrastructuur of openbaar groen ligt. Het bevoegd gezag kan deze wijzigingsbevoegdheid gebruiken, mits:

  1. de PR10-6/jaar contour niet buiten het bedrijventerrein Park Forum West ligt. Deze contour mag wel buiten het bedrijventerrein Park Forum West liggen, voor zover deze contour buiten het bedrijventerrein Park Forum West uitsluitend over water, openbaar groen of infrastructuur ligt;
  2. de PR10-6/jaar contour niet over kwetsbare objecten ligt;
  3. de PR10-6/jaar contour niet over beperkt kwetsbare objecten ligt, tenzij deze beperkt kwetsbare objecten extensief worden gebruikt zoals magazijnen, loodsen, e.d. Beperkt kwetsbare objecten die intensief worden gebruikt, zoals kantoren, fabrieken en werkplaatsen, zijn niet toegestaan binnen een PR10-6/jaar contour;
  4. de PR10-6/jaar contour niet over gebouwen/terreinen ligt die zijn bestemd voor 'verminderd zelfredzame functies';
  5. de warmtestraling door brand op de perceelsgrens, behoudens de perceelsgrens die direct grenst aan openbaar groen, water of infrastructuur, niet hoger is dan 15 kW/m2.

3.6.2 Wijziging aanduiding PR 10-6/jaar contour van risicovolle inrichting     

Het bevoegd gezag is bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen, overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 3.6 jo. 3.9a Wro, door de aanduiding van de PR10-6/jaar contour van een risicovolle inrichting op de verbeelding te wijzigen en/of te verwijderen. Deze wijzigingsbevoegdheid geldt als de op de verbeelding aangegeven PR10-6/jaar contour die buiten de eigen bouwperceelsgrens ligt:

  1. vervalt en/of binnen de eigen bouwperceelsgrenzen komt te liggen. In deze situaties kan de aanduiding van de PR10-6/jaar contour van een risicovolle inrichting op de verbeelding helemaal worden verwijderd;
  2. verkleint en/of verplaatst, mits:
    1. de PR10-6/jaar contour als gevolg van deze wijziging niet buiten het bedrijventerrein Park Forum West ligt, tenzij deze contour buiten het bedrijventerrein Park Forum West uitsluitend over water, openbaar groen of infrastructuur ligt;
    2. de PR10-6/jaar contour niet over kwetsbare objecten ligt;
    3. de PR10-6/jaar contour als gevolg van deze wijziging niet over beperkt kwetsbare objecten ligt, tenzij deze beperkt kwetsbare objecten extensief worden gebruikt zoals magazijnen, loodsen e.d. Beperkt kwetsbare objecten die intensief worden gebruikt, zoals kantoren, fabrieken en werkplaatsen, zijn niet toegestaan binnen een plaatsgebonden risicocontour (10-6/jaar);
    4. de PR10-6/jaar contour niet over gebouwen/terreinen ligt die zijn bestemd voor 'verminderd zelfredzame functies';
    5. de warmtestraling door brand op de perceelsgrens, behoudens de perceelsgrens die direct grenst aan openbaar groen, water of infrastructuur, niet hoger is dan 15 kW/m2.

 

Artikel 4 Bedrijf - 4     

4.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor `Bedrijf - 4´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijven genoemd in de 'Lijst van bedrijfsactiviteiten' in Bijlage 1 bij deze regels en behorende tot:
    1. de milieucategorie 2, uitsluitend voor zover het betreft groothandelsbedrijven of bedrijven in een bedrijfsverzamelgebouw of bedrijven op een bouwperceel van tenminste 1.000 m²;
    2. de milieucategorieën 3.1 en 3.2;
  2. productiegebonden detailhandel deel uitmakend van bedrijven vermeld onder sub a met uitzondering van detailhandel in voedings – en genotmiddelen;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 5' tevens een functie gericht op:
    1. het geven van instructies (praktijk- en theorie) aan personen voor deelname aan het wegverkeer;
    2. heftruck- en reachtruckopleidingen;
  4. voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie;
  5. wegen;
  6. waterhuishoudkundige voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. erven en terreinen;
  2. parkeervoorzieningen;
  3. infrastructurele voorzieningen;
  4. groenvoorzieningen;
  5. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

met inachtneming van het volgende:

  1. geluidzoneringsplichtige inrichtingen en zelfstandige kantoorvestigingen zijn niet toegestaan;
  2. praktijkruimten zijn niet toegestaan met uitzondering van praktijkruimten behorende bij een functie zoals genoemd in artikel 4.1, lid c;
  3. detailhandel is niet toegestaan met uitzondering van produktiegebonden detailhandel zoals genoemd in artikel 4.1, lid b.
  4. beperkt kwetsbare en kwetsbare objecten zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zijn niet toegestaan.

4.2 Bouwregels     

4.2.1 Gebouwen     

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding `bouwvlak' worden gebouwd;
  2. de minimale en maximale bouwhoogte van een gebouw bedraagt 4 meter respectievelijk 19 meter;
  3. de hellingshoek van de daken van de gebouwen bedraagt maximaal 5°;
  4. indien twee of meer bouwvolumes per bouwperceel worden gebouwd, dan moet het verschil in bebouwingshoogte van deze bouwvolumes tenminste 1,5 meter bedragen;

4.2.2 Voorzieningen voor duurzame energie     

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie de volgende regels:

  1. de maximale bouwhoogte is 3 meter;
  2. de maximale oppervlakte is 15 m2.

4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan met uitzondering van:

  1. erf- en terreinafscheidingen op de perceelsgrens, waarbij de maximale bouwhoogte van deze erf- en terreinafscheidingen 2 meter bedraagt;
  2. lichtmasten, waarbij de maximale hoogte van lichtmasten 10 meter bedraagt;
  3. voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie, waarbij de maximale bouwhoogte van deze voorzieningen 5 meter bedraagt.

 

4.3 Afwijken van de bouwregels     

4.3.1 Bouwwerk, geen gebouw zijnde     

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 4.2.3 bepaalde en toestaan dat er bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:

  1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. de verkeersveiligheid;
    3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  2. als de hoogte meer dan 19 meter bedraagt moet bij de beheerder van het Instrument Landing System (ILS), te weten het Rijksvastgoedbedrijf van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, schriftelijk advies zijn ingewonnen waaruit kan worden opgemaakt dat de ILS niet in onaanvaardbare mate negatief wordt beïnvloed.

4.4 Specifieke gebruiksregels     

4.4.1 Voorwaardelijke verplichting waterberging     

Het gebruik van de gronden, gebouwen en bouwwerken voor bedrijfsactiviteiten zoals bedoeld onder lid 4.1 is uitsluitend toegestaan als binnen 3 jaar na het onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan een waterberging van tenminste 12.560 m³ is gerealiseerd en in stand gehouden ter plaatse van de bestemming 'Water'.

4.4.2 Risicovolle inrichtingen     
  1. een risicovolle inrichting is uitsluitend toegestaan voor zover de PR10-6/jaar contour van die inrichting binnen de eigen bouwperceelsgrenzen ligt. In afwijking hiervan mag de PR10-6/jaar contour buiten de eigen bouwperceelsgrens liggen voor zover de contour over water, infrastructuur of openbaar groen ligt;
  2. binnen een PR10-6/jaar contour zijn geen (beperkt) kwetsbare objecten toegestaan;
  3. permanente bulkopslag van meer dan 1 m3 van tot vloeistof verdichte brandbare gassen moet ondergronds plaatsvinden;
  4. het invloedsgebied van een risicovolle inrichting moet binnen de plangrens liggen, tenzij het invloedsgebied buiten de plangrens over water, infrastructuur, openbaar groen of het aangrenzende bedrijventerrein Park Forum West ligt.

4.4.3 Strijdig gebruik     

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals vermeld in lid 4.1 wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van bedrijfsgebouwen voor bewoning;
  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan vermeld in lid 4.1 sub b;
  3. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  4. gebruik van bedrijfsgebouwen voor kantoordoeleinden, anders dan ten dienste van het aldaar gevestigde bedrijf;
  5. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor beperkt kwetsbare en kwetsbare objecten zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
  6. conform het luchthavenbesluit Eindhoven oppervlaktewateren met een oppervlakte van meer dan 3 hectare, natuurbeschermingsgebieden en vogelbeschermingsgebieden, vishouderijen met extramurale bassins, extramurale opslag of verwerking van organisch materiaal en afvalwaterzuiveringsinstallaties;
  7. oprichting, uitbreiding en wijziging van inrichtingen en/of installaties als bedoeld in bijlage C of D van het Besluit milieueffectrapportage, zoals deze luidde op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan, waarbij de betreffende drempelwaarde genoemd in kolom 2 van de betreffende onderdelen worden overschreden.

 

4.5 Afwijken van de gebruiksregels     

4.5.1 Lijst van bedrijfsactiviteiten en hogere categorie     

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1, onder a, en tevens bedrijven toestaan die niet voorkomen in de 'Lijst van bedrijfsactiviteiten' in Bijlage 1 bij deze regels of bedrijven in een hogere categorie toestaan, mits:

  1. het betrokken bedrijf naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen is met bedrijven die ter plaatse zijn toegestaan, en;
  2. het niet betreft geluidszoneringsplichtige inrichtingen, beperkt kwetsbare en kwetsbare objecten zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) of zelfstandige kantoorvestigingen, en;
  3. voor het overige het bepaalde in deze bestemming van toepassing blijft.

4.5.2 Categorie 2     

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1, onder a, en tevens bedrijven toestaan die voorkomen in de 'Lijst van bedrijfsactiviteiten' in Bijlage 1 bij deze regels in categorie 2 en het bedrijven betreft op een bouwperceel van minder dan 1.000 m², mits:

  1. de vestiging van deze bedrijven op een bedrijventerrein uit milieuhygiënisch oogpunt noodzakelijk wordt geacht;
  2. het niet betreft geluidszoneringsplichtige inrichtingen, beperkt kwetsbare en kwetsbare objecten zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) of zelfstandige kantoorvestigingen, en;
  3. voor het overige het bepaalde in deze bestemming van toepassing blijft.

4.5.3 Risicovolle inrichtingen     

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.4.2, sub d, en toestaan dat het invloedsgebied van een risicovolle inrichting buiten de plangrens van het bedrijventerrein Park Forum West ligt, mits het groepsrisico wordt verantwoord conform artikel 13 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).

4.6 Wijzigingsbevoegdheid     

4.6.1 Wijziging voor opnemen PR10-6/jaar contour van risicovolle inrichting     

Het bevoegd gezag is bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen, overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 3.6 jo. 3.9a Wro, door de gehele PR10-6/jaar contour van een risicovolle inrichting op de verbeelding aan te duiden. Deze wijzigingsbevoegdheid geldt als de PR10-6/jaar contour van een risicovolle inrichting gedeeltelijk buiten de eigen bouwperceelsgrenzen ligt en voor zover de contour buiten de eigen bouwperceelsgrens niet uitsluitend over water, infrastructuur of openbaar groen ligt. Het bevoegd gezag kan deze wijzigingsbevoegdheid gebruiken, mits:

  1. de PR10-6/jaar contour niet buiten het bedrijventerrein Park Forum West ligt. Deze contour mag wel buiten het bedrijventerrein Park Forum West liggen, voor zover deze contour buiten het bedrijventerrein Park Forum West uitsluitend over water, openbaar groen of infrastructuur ligt;
  2. de PR10-6/jaar contour niet over (beperkt) kwetsbare objecten ligt;
  3. de PR10-6/jaar contour niet over beperkt kwetsbare objecten ligt, tenzij deze beperkt kwetsbare objecten extensief worden gebruikt zoals magazijnen, loodsen, e.d. Beperkt kwetsbare objecten die intensief worden gebruikt, zoals kantoren, fabrieken en werkplaatsen, zijn niet toegestaan binnen een PR10-6/jaar contour;
  4. de PR10-6/jaar contour niet over gebouwen/terreinen ligt die zijn bestemd voor verminderd zelfredzame functies;
  5. de warmtestraling door brand op de perceelsgrens, behoudens de perceelsgrens die direct grenst aan openbaar groen, water of infrastructuur, niet hoger is dan 15 kW/m2. 

4.6.2 Wijziging aanduiding PR 10-6/jaar contour van risicovolle inrichting     

Het bevoegd gezag is bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen, overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 3.6 jo. 3.9a Wro, door de aanduiding van de PR10-6/jaar contour van een risicovolle inrichting op de verbeelding te wijzigen en/of te verwijderen. Deze wijzigingsbevoegdheid geldt als de op de verbeelding aangegeven PR10-6/jaar contour die buiten de eigen bouwperceelsgrens ligt:

  1. vervalt en/of binnen de eigen bouwperceelsgrenzen komt te liggen. In deze situaties kan de aanduiding van de PR10-6/jaar contour van een risicovolle inrichting op de verbeelding helemaal worden verwijderd;
  2. verkleint en/of verplaatst, mits:
    1. de PR10-6/jaar contour als gevolg van deze wijziging niet buiten het bedrijventerrein Park Forum West ligt, tenzij deze contour buiten het bedrijventerrein Park Forum West uitsluitend over water, openbaar groen of infrastructuur ligt;
    2. de PR10-6/jaar contour niet over kwetsbare objecten ligt;
    3. de PR10-6/jaar contour als gevolg van deze wijziging niet over beperkt kwetsbare objecten ligt, tenzij deze beperkt kwetsbare objecten extensief worden gebruikt zoals magazijnen, loodsen e.d. Beperkt kwetsbare objecten die intensief worden gebruikt, zoals kantoren, fabrieken en werkplaatsen, zijn niet toegestaan binnen een plaatsgebonden risicocontour (10-6/jaar);
    4. de PR10-6/jaar contour niet over gebouwen/terreinen ligt die zijn bestemd voor verminderd zelfredzame functies;
    5. de warmtestraling door brand op de perceelsgrens, behoudens de perceelsgrens die direct grenst aan openbaar groen, water of infrastructuur, niet hoger is dan 15 kW/m2.

Artikel 5 Verkeer     

5.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor `Verkeer´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wegen en straten, bestaande uit maximaal 2 rijstroken;
  2. voet- en fietspaden;
  3. groenvoorzieningen;
  4. parkeervoorzieningen;

met daarbij behorende:

  1. nutsvoorzieningen en voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie;
  2. geluidwerende voorzieningen;
  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2 Bouwregels     

5.2.1 Gebouwen     

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks voor de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer geldt een maximum bouwhoogte van 5 meter.

Artikel 6 Water     

6.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor `Water´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. alle oppervlaktewateren, zoals kanalen, rivieren, beken en andere waterlopen, alsmede sloten, greppels, (infiltratie)vijvers ook als deze incidenteel of structureel droogvallen;
  2. waterberging;
  3. waterhuishoudkundige voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. oevers en taluds;
  2. groenvoorzieningen;
  3. andere voorzieningen voor de waterhuishouding;
  4. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

6.2 Bouwregels     

6.2.1 Gebouwen     

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt een maximum bouwhoogte van 5 meter.

6.3 Specifieke gebruiksregels     

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 6.1 wordt in ieder geval gerekend:

  1. het aanleggen van woonschepen;
  2. het opslaan, storten of bergen van voorwerpen, stoffen, materialen of chemicaliën en soortgelijke producten, behoudens voor zover zulks nodig is voor het op de bestemming gerichte gebruik;
  3. conform het luchthavenbesluit Eindhoven oppervlaktewateren met een oppervlakte van meer dan 3 hectare, natuurbeschermingsgebieden en vogelbeschermingsgebieden, vishouderijen met extramurale bassins, extramurale opslag of verwerking van organisch materiaal en afvalwaterzuiveringsinstallaties.

Artikel 7 Leiding - Leidingstrook     

7.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor ' Leiding - Leidingstrook' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en bescherming van leidingen. In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

7.2 Bouwregels     

Op of in deze dubbelbestemming begrepen gronden zijn uitsluitend toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de ondergrondse leidingen.

7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

7.3.1 Vergunningvereiste     

Het is verboden op de tot Leiding - Leidingstrook bestemde grond, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren, die de leidingen kunnen schaden:

  1. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  2. het uitvoeren van graafwerkzaamheden;
  3. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen;
  4. het aanbrengen van diepgewortelde beplanting en of bomen;
  5. het vellen of rooien van houtgewas.

7.3.2 Uitzonderingen     

Het onder 7.3.1 vervatte verbod geldt niet voor de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden:

  1. welke betreffen het normale onderhoud en beheer van de leidingen;
  2. waarvoor ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden is verleend;
  3. welke ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan in uitvoering zijn.

7.3.3 Toelaatbaarheid     
  1. De werken en werkzaamheden als bedoeld onder 7.3.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken en werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de belangen van de leidingen ontstaat of kan ontstaan.
  2. Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden als bedoeld onder 7.3.1 wordt het advies ingewonnen van de leiding beheerder.

Hoofdstuk 3 Algemene regels     

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel     

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene gebruiksregels     

9.1 Gebruik overeenkomstig de bestemming     

Al dan niet in afwijking van het bepaalde in de bestemmingsregels van Hoofdstuk 2 wordt ter plaatse van een functie-aanduiding het gebruik van gronden en opstallen in overeenstemming met die functie-aanduiding aangemerkt als gebruik overeenkomstig die bestemming.

Artikel 10 Algemene aanduidingsregels     

10.1 Veiligheidszone - munitie     

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - munitie' zijn niet toegestaan:

  1. bouwwerken met een vlies- of gordijngevelconstructie;
  2. bouwwerken met meer dan 25% glasoppervlakten.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels     

11.1 Binnenplans afwijken     

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10 % van die maten, afmetingen en percentages. Als deze afwijking de bouwhoogte van gebouwen betreft moet bij de beheerder van het Instrument Landing System (ILS), te weten het Rijksvastgoedbedrijf van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, schriftelijk advies zijn ingewonnen waaruit kan worden opgemaakt dat de ILS niet in onaanvaardbare mate negatief wordt beïnvloed;
  2. de regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de maximum hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot 10 meter, met dien verstande dat de maximum bouwhoogte van erfafscheidingen 2 meter is;
  3. de regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken en van zend-, ontvangst- en/of sirenemasten 25 meter is, mits bij de beheerder van het Instrument Landing System (ILS), te weten het Rijksvastgoedbedrijf van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, schriftelijk advies is ingewonnen waaruit kan worden opgemaakt dat de ILS niet in onaanvaardbare mate negatief wordt beïnvloed;
  4. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat de aanduiding 'bouwvlak' wordt overschreden met maximaal 40 cm ten behoeve van gevelisolatie om energie te besparen;
  5. de regels met het oog op de realisering van nutsvoorzieningen en/of voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer tot maximaal 150 m2 (bvo) en een bouwhoogte van maximaal 5 meter.

Artikel 12 Overige regels     

12.1 Bouwregel parkeren     

  1. bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, met dien verstande dat aan de hand van de beleidsregeling 'Actualisatie nota parkeernormen 2019' en de beleidsregeling 'Kwaliteitseisen inpandige fietsenstallingen' wordt bepaald of hieraan is voldaan;
  2. als de onder a. genoemde beleidsregelingen worden gewijzigd, wordt aan de hand van de nieuwe beleidsregeling(en) bepaald of sprake is van voldoende parkeergelegenheid.

12.2 Afwijken     

Bij omgevingsvergunning kan in bijzondere gebieden of situaties worden afgeweken van het bepaalde in lid 12.1, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bereikbaarheid en/of ruimtelijke situatie.

12.3 Nadere eisen     

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning nadere eisen stellen ten aanzien van de maatvoering van de (fiets)parkeervoorzieningen, zoals bedoeld in lid 12.1 indien dit, gelet op de feitelijke omstandigheden, noodzakelijk is.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels     

Artikel 13 Overgangsrecht     

13.1 Overgangsrecht bouwwerken     

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

13.2 Afwijken     

het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 13.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 13.1 met maximaal 10%.

13.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken     

Lid 13.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

13.4 Overgangsrecht gebruik     

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

13.5 Strijdig gebruik     

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 13.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

13.6 Verboden gebruik     

Indien het gebruik, bedoeld in lid 13.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

13.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik     

Lid 13.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel     

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan I Park Forum West (noordwesthoek).

Bijlagen bij de regels     

Bijlage 1 Lijst van bedrijfsactiviteiten     

Lijst van bedrijfsactiviteiten bij de regels van het bestemmingsplan I Park Forum West (noordwesthoek)

SBI-

code
Nr Omschrijving Afstanden in meters Cate-gorie
geur

stof geluid gevaar

grootste

afstand
01 - LANDBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. DE LANDBOUW
016 2 - algemeen (o.a. loonbedrijven): b.o. <= 500 m2 30 10 30 10 30 2
016 4 - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven:

b.o. <= 500 m2
30 10 30 10 30 2
0162 KI-stations 30 10 30 C 0 30 2
10, 11 - VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN
1052 2 - consumptie-ijsfabrieken: p.o. <= 200 m2 10 0 30 0 30 2
1071 1 - v.c. < 7500 kg meel/week 30 10 30 C 10 30 2
10821 3 - cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. <= 200 m2 30 10 30 10 30 2
10821 6 - suikerwerkfabrieken zonder suiker branden:

p.o. <= 200 m2
30 10 30 10 30 2
1102 t/m 1104 Vervaardiging van wijn, cider e.d. 10 0 30 C 0 30 2
14 - VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT
141 Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer) 10 10 30 10 30 2
16 - HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D.
162902 Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken 10 10 30 0 30 2
17 - VERVAARDIGING VAN PAPIER, KARTON EN PAPIER- EN KARTONWAREN
1811 Drukkerijen van dagbladen 30 0 100 C 10 100 3.2
1812 Drukkerijen (vlak- en rotatie-diepdrukkerijen) 30 0 100 10 100 3.2
18129 Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen 10 0 30 0 30 2
1814 B Binderijen 30 0 30 0 30 2
1813 Grafische reproductie en zetten 30 0 10 10 30 2
1814 Overige grafische aktiviteiten 30 0 30 10 30D 2
20 - VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUCTEN
2120 2 - verbandmiddelenfabrieken 10 10 30 10 30 2
22 - VERVAARDIGING VAN PRODUCTEN VAN RUBBER

EN KUNSTSTOF
221102 0 Loopvlakvernieuwingsbedrijven:
221102 1 - vloeropp. < 100 m2 50 10 30 30 50 3.1
23 - VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUCTEN
232, 234 0 Aardewerkfabrieken:
232, 234 1 - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW 10 10 30 10 30 2
2391 Slijp- en polijstmiddelenfabrieken 10 30 50 10 50 D 3.1
25, 31 - VERVAARDIGING VAN PRODUCTEN VAN METAAL (EXCL. MACH./TRANSPORTMIDDELEN)
2562, 3311 1 Overige metaalbewerkende industrie 10 30 100 30 100 D 3.2
2562, 3311 2 Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. < 200 m2 10 30 50 10 50 D 3.1
269, 331 B Overige metaalwarenfabrieken n.e.g. 30 30 100 30 100 3.2
259, 331 B Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig p.o. < 200 m2 30 30 50 10 50 3.1
27, 28, 33 - VERVAARDIGING VAN MACHINES EN APPARATEN
27, 28, 33 0 Machine- en apparatenfabrieken:
27, 28, 33 1 - p.o. < 2.000 m2 30 30 100 30 100 D 3.2
26, 28, 33 - VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS
26, 28, 33 A Kantoormachines- en computerfabrieken 30 10 30 10 30 2
26, 27, 33 - VERVAARDIGING VAN OVERIGE ELEKTR. MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDHEDEN
293 Elektrotechnische industrie n.e.g. 30 10 30 10 30 2
26, 33 - VERVAARDIGING VAN AUDIO-, VIDEO-, TELECOM-APPARATEN EN BENODIGDHEDEN
261, 263, 264, 331 Vervaardiging van audio-, video- en telecom-apparatuur e.d. 30 0 50 30 50 D 3.1
2612 Fabrieken voor gedrukte bedrading 50 10 50 30 50 3.1
26, 32, 33 - VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN
26, 32, 33 A Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. 30 0 30 0 30 2
31 - VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G.
310 1 Meubelfabrieken 50 50 100 30 100 D 3.2
321 Fabricage van munten, sieraden e.d. 30 10 10 10 30 2
322 Muziekinstrumentenfabrieken 30 10 30 10 30 2
323 Sportartikelenfabrieken 30 10 50 30 50 3.1
324 Speelgoedartikelenfabrieken 30 10 50 30 50 3.1
32991 Sociale werkvoorziening 0 30 30 0 30 2
35 - PRODUCTIE EN DISTRIB. VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER
35 C0 Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen:
35 C1 - < 10 MVA 0 0 30 C 10 30 2
35 D3 - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinstallaties, cat. A 0 0 10 C 10 10 1
35 D4 - gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), cat. B en C 0 0 30 C 10 30 2
35 E2 - blokverwarming 10 0 30 C 10 30 2
36 - WINNING EN DISTRIBUTIE VAN WATER
36 B0 Waterdistributiebedrijven met pompvermogen:
36 B1 - < 1 MW 0 0 30 C 10 30 2
41, 42, 43 - BOUWNIJVERHEID
41, 42, 43 0 Bouwbedrijven algemeen: b.o. > 2.000 m2 10 30 100 10 100 3.2
41, 42, 43 1 - bouwbedrijven algemeen: b.o <= 2.000 m2 10 30 50 10 50 3.1
41, 42, 43 2 Aannemersbedrijven met werkplaats:

b.o. > 1000 m2
10 30 50 10 50 3.1
41, 42, 43 3 - aannemersbedrijven met werkplaats:

b.o. < 1000 m2
0 10 30 10 30 2
45, 47 - HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTOR- FIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS
451, 452, 454 Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven 10 0 30 10 30 2
45205 Autowasserijen 10 0 30 0 30 2
453 Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accesoires 0 0 30 10 30 2
473 0 Benzineservicestations:
473 3 - zonder LPG 30 0 30 10 30 2
46 - GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING
461 Handelsbemiddeling (kantoren) 0 0 10 0 10 1
4622 Groothandel in bloemen en planten 10 10 30 0 30 2
46217, 4631 Groothandel in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptie-aardappelen 30 10 30 50 R 50 3.1
4632, 4633 Groothandel in vlees, vleeswaren, zuivelproducten, eieren, spijsolieën 10 0 30 50 R 50 3.1
4634 Groothandel in dranken 0 0 30 0 30 2
4635 Groothandel in tabaksproducten 10 0 30 0 30 2
4636 Groothandel in suiker, chocolade en suikerwerk 10 10 30 0 30 2
4637 Groothandel in koffie, thee, cacao en specerijen 30 10 30 0 30 2
4638, 4639 Groothandel in overige voedings- en genotmiddelen 10 10 30 10 30 2
464, 46733 Groothandel in overige consumentenartikelen 10 10 30 10 30 2
46499 0 Groothandel in vuurwerk en munitie:
46499 1 - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton 10 0 30 10 V 30 2
46499 2 - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag 10 tot 50 ton 10 0 30 50 V 50 3.1
46499 5 - munitie 0 0 30 30 30 2
46711 0 Groothandel in vaste brandstoffen:
46711 1 - klein, lokaal verzorgingsgebied 10 50 50 30 50 3.1
46722, 46723 Groothandel in metalen en -halffabrikaten 0 10 100 10 100 3.2
4673 0 Groothandel in hout en bouwmaterialen:
4673 1 - algemeen: b.o. > 2.000 m2 0 10 50 10 50 3.1
4673 2 - algemeen: b.o. <= 2.000 m2 0 10 30 10 30 2
46735 4 zand en grind:
46735 5 - algemeen: b.o. > 200 m2 0 30 100 0 100 3.2
46735 6 - algemeen: b.o. <= 200 m2 0 10 30 0 30 2
4674 0 Groothandel in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur:
4674 1 - algemeen: b.o. > 2.000 m2 0 0 50 10 50 3.1
4674 2 - algemeen: b.o. < = 2.000 m2 0 0 30 0 30 2
46751 Groothandel in chemische producten 50 10 30 100 R 100 D 3.2
46752 Groothandel in kunstmeststoffen 30 30 30 30 R 30 2
4676 Groothandel in overige intermediaire goederen 10 10 30 10 30 2
466, 469 Overige groothandel (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d.) 0 0 30 0 30 2
47 - DETAILHANDEL EN REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN
4791 Postorderbedrijven 0 0 50 0 50 3.1
55 - LOGIES, MAALTIJDEN- EN DRANKENVERSTREKKING
562 Cateringbedrijven 10 0 30 C 10 30 2
49 - VERVOER OVER LAND
493 Taxibedrijven 0 0 30 C 0 30 2
495 Pomp- en compressorstations van pijpleidingen 0 0 30 C 10 30 D 2
52 - DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER
52102, 52109 A Distributiecentra, pak- en koelhuizen 30 10 50 C 50 R 50 D 3.1
52109 B Opslaggebouwen (verhuur opslagruimte) 0 0 30 C 10 30 2
5221 1 Autoparkeerterreinen, parkeergarages 10 0 30 C 0 30 2
5221 2 Stalling van vrachtwagens (met koelinstallaties) 10 0 100 C 30 100 3.2
53 - POST EN TELECOMMUNICATIE
531, 532 Post- en koeriersdiensten 0 0 30 C 0 30 2
61 B0 Zendinstallaties:
61 B1 - LG en MG, zendervermogen < 100 kW (bij groter vermogen: onderzoek!) 0 0 0 C 100 100 3.2
77 - VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN
7711 Personenautoverhuurbedrijven 10 0 30 10 30 2
7712, 7739 Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's) 10 0 50 10 50 D 3.1
773 Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen 10 0 50 10 50 D 3.1
772 Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. 10 10 30 10 30 D 2
58, 63 B Datacentra 0 0 30 C 0 30 2
72 - SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK
721 Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk 30 10 30 30 R 30 2
63, 69 t/m 71, 73, 74, 77, 78, 80 t/m 82 - OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING
812 Reinigingsbedrijven voor gebouwen 50 10 30 30 50 D 3.1
74203 Foto- en filmontwikkelcentrales 10 0 30 C 10 30 2
84 - OPENBAAR BESTUUR, OVERHEIDSDIENSTEN, SOCIALE VERZEKERINGEN
8425 Brandweerkazernes 0 0 50 C 0 50 3.1
37, 38, 39 - MILIEUDIENSTVERLENING
3700 B rioolgemalen 30 0 10 C 0 30 2
381 A Vuilophaal-, straatreinigingsbedrijven e.d. 50 30 50 10 50 3.1
381 B Gemeentewerven (afval-inzameldepots) 30 30 50 30 R 50 3.1
382 A7 - verwerking fotochemisch en galvano-afval 10 10 30 30 R 30 2
59 - CULTUUR, SPORT EN RECREATIE
591, 592, 601, 602 Studio's (film, TV, radio, geluid) 0 0 30 C 10 30 2
96 - OVERIGE DIENSTVERLENING
96011 A Wasserijen en strijkinrichtingen 30 0 50 C 30 50 3.1
96011 B Tapijtreinigingsbedrijven 30 0 50 30 50 3.1
96012 Chemische wasserijen en ververijen 30 0 30 30 R 30 2
96013 A Wasverzendinrichtingen 0 0 30 0 30 2