Plan: | I Woensel Noord-Oost 2007 (reparatie) |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0772.80069-0301 |
Het bestemmingsplan "I Woensel Noord-Oost 2007 (reparatie)" betreft een herziening van het geldend bestemmingsplan Woensel Noord-Oost 2007, dat in het kader van de actualisatie van bestemmingsplannen voor het stedelijk gebied van Eindhoven is gemaakt. De herziening heeft betrekking op de percelen Pegasusweg 2 (achter Orionstraat 28), Orionstraat 20A, 22, 24, 26 en Luytelaer 13, 17, 21, 25.
Bij Pegasusweg 2, Orionstraat 20A en het achter gedeelte van de percelen met huisnummers 22, 24 en 26 is de herziening specifiek gericht op de bestemming van het perceel. In het bestemmingsplan Woensel Noord-Oost 2007 is een woonbestemming opgenomen met een aanduiding 'P', praktijk voor Pegasusweg 2 en voor de andere percelen alleen een woonbestemming. In de Regels is verzuimd op te nemen dat bedrijven, behorende tot de milieucategorie 1 of 2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten, kantoren, vrije- en maatschappelijke beroepen, showrooms en dienstverlening zich daar mogen vestigen ter plaatse van de aanduiding 'gemengd'.
Gedeputeerde Staten heeft op 19 mei 2009 goedkeuring onthouden aan de percelen Luytelaer 13, 17, 21 en 25. Een gegronde zienswijze was de aanleiding om de verbeelding aan te passen. De toezegging is niet uitgevoerd. Vervolgens werd een bedenking ingediend. Op grond van de ingediende bedenking werd goedkeuring onthouden aan vier panden aan de Luytelaer. De verbeelding is aangepast conform de afdruk van de plankaart die was toegevoegd bij het ambtsbericht van 26 januari 2009, gericht aan Gedeputeerde Staten,
Het bestemmingsplan "I Woensel Noord-Oost 2007 (reparatie)" bestaat uit een digitale en analoge verbeelding (plankaart) met de daarbij behorende regels waaraan een toelichting is toevoegd. Naast de digitale versie is er tevens een papieren versie van het bestemmingsplan beschikbaar. De digitale versie is juridisch bindend.
Het plangebied ligt in het noord-oosten van Eindhoven, bestaat uit twee kleine gebieden die verspreid in het plangebied van het voorheen geldend bestemmingsplan Woensel Noord-Oost 2007 zijn gesitueerd. Het plangebied betreft de volgende locaties:
De locatie aan de Orionstraat wordt aan de westzijde begrensd door de Pegasusweg, aan de noordzijde door de percelen Zuiderkruispad 5 tot en met 25, aan de oostzijde door Orionstraat 8,10 en aan de zuidzijde door winkelcentrum Eckart aan de Orionstraat.
De locatie aan de Luytelaer wordt aan de westzijde begrensd door de waterpartij Oude Gracht, een groene bestemming vormt de noordzijde, aan de oostzijde door Luytelaer 4, 6 en aan de zuidzijde door Luytelaer 11, 15, 19, 23.
Het bestemmingsplan "I Woensel Noord-Oost 2007 (reparatie)" vervangt:
-een gedeelte van het bestemmingsplan "Woensel Noord-Oost 2007" vastgesteld door de raad op 21 oktober 2008; besluit van Gedeputeerde Staten omtrent goedkeuring d.d. 19 mei 2009.
- een gedeelte van het bestemmingsplan "Woensel Noord-Oost", vastgesteld door de raad op 4 september 1997; besluit van Gedeputeerde Staten omtrent goedkeuring d.d 30 oktober 1997.
Deze toelichting bestaat uit de volgende delen.
Na deze inleiding volgt hoofdstuk 2 met de beschrijving van de bestaande situatie van het plangebied. Hoofdstuk 3 geeft inzicht in de relevante milieuaspecten. Hoofdstuk 4 bevat de waterparagraaf. De juridische vormgeving van het bestemmingsplan is verwoord in hoofdstuk 5. In hoofdstuk 6 wordt aandacht besteed aan de handhaving van het bestemmingsplan. De financiële uitvoerbaarheid is verantwoord in hoofdstuk 7. Hoofdstuk 8 gaat ten slotte in op de gevolgde procedure.
Het plangebied van dit bestemmingsplan betreft een tweetal verspreid liggende locaties in het plangebied van het bestemmingsplan Woensel Noord-Oost 2007. Hierna wordt van deze locaties een beschrijving gegeven van de bestaande situatie ter plaatse.
Locatie Pegasusweg 2 (achter Orionstraat 28), Orionstraat 20A, 22, 24 en 26.
oude situatie
nieuwe situatie
De percelen
De percelen plaatstelijk bekend Pegasusweg 2, Orionstraat 20A en de vrijstaande woonhuizen met huisnummer 22, 24 en 26 ingevolge het bestemmingsplan 'Woensel Noord-Oost 2007' de bestemming 'Wonen'. In het vigerend bestemmingsplan 'Woensel Noord- Oost' zijn de percelen bestemd als 'Wonen met de mogelijkheid voor bedrijfsactiviteiten'. De percelen zijn aan de achterzijde over de volle breedte bebouwd en doen dienst als bedrijfsruimte.
Locatie Luytelaer 13, 17, 21 en 25.
oude situatie
nieuwe situatie
De percelen hebben ingevolge het vigerend bestemmingsplan 'Woensel Noord-Oost 2007' de bestemming 'Wonen'.
De percelen plaatselijk bekend Lyutelaer 13, 17, 21 en 25 zijn vrijstaande bungalows. Het bouwvlak gaf in het bestemmingsplan Woensel Noord-Oost 2007 aan de oostzijde geen perspectief voor toekomstige uitbreiding zoals bij huisnummer 13. Dit bestemmingsplan maakt uitbreiding mogelijk.
Op basis van milieuzonering wordt bepaald welke categorieën bedrijfsvestigingen en/of inrichtingen mogelijk kunnen worden gemaakt. Dit houdt in dat er een voldoende ruimtelijke scheiding aanwezig dient te zijn tussen milieubelastende bedrijven en/of inrichtingen en woongebieden. Hoe zwaarder de toegestane milieucategorie, hoe groter de afstand.
Bij het bepalen van deze afstand wordt gebruik gemaakt van de VNG - brochure 'Bedrijven en milieuzonering', editie 2009.
In deze brochure worden onder meer richtafstanden aangegeven tot de omgevingstypen rustige woonwijk en gemengd gebied.
Bij een gemengd gebied geldt een kortere afstand dan bij een rustige woonwijk.
Een rustige woonwijk is als volgt gedefinieerd: Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor.
Een gemengd gebied is als volgt geformuleerd: Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren tot gemengd gebied.
Het plangebied van onderhavig bestemmingsplan betreft een gebied met een matige functiemenging waarbij de woonfunctie de hoofdmoot vormt. Binnen het plangebied is voorzien in bedrijfsfuncties met bedriijfsactiviteiten die voor de woonfunctie geen of beperkte hinder opleveren die acceptabel is.
De indeling van de bedrijven c.q. bedrijfsactiviteiten is vastgelegd in de Staat van bedrijfsactiviteiten. Deze staat is gebaseerd op bovengenoemde VNG circulaire. In deze staat worden bedrijfsactiviteiten ingedeeld in een zestal categorieën met potentiële milieuemissies. Op grond van deze staat wordt een beleidsmatige selectie gemaakt van die bedrijfsactiviteiten die in het plangebied toe worden gestaan. De bedrijven zijn op basis van de Standaard Bedrijfs Indeling (SBI -codes) in deze staat gerangschikt. Per bedrijfsactiviteit is voor elk ruimtelijk relevante milieucomponent (geur, stof, geluid en gevaar) een richtafstand aangegeven die in beginsel moet worden aangehouden tussen een bedrijf en milieugevoelige objecten (veelal woningen) om hinder en schade aan mensen binnen aanvaardbare normen te houden. Bij het bepalen van deze richtafstanden zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:
De grootste afstand van de milieucomponenten vormt de indicatie voor de aan te houden afstand van de bedrijfsactiviteit tot een milieugevoelig object. Elk bedrijf c.q. bedrijfsactiviteit wordt in een bepaalde milieucategorie ingedeeld. De milieucategorie is direct afgeleid van de grootste afstand.
Voor dit bestemmingsplan is de staat van bedrijfsactiviteiten van de VNG aangepast door de bedrijventypen die in het algemeen vanwege de aard van de activiteiten niet toelaatbaar worden geacht op een bedrijventerrein niet in de staat van bedrijfsactiviteiten op te nemen (bv. bioscopen, dierentuinen, sporthallen, kantoren, etc.).
Daarnaast worden bedrijfstypen uitgesloten waarvan gesteld mag worden dat zij - gezien hun aard - niet in onderhavig plangebied thuishoren en/of niet voor kunnen komen (bv. visserij- en visteeltbedrijven, aardolie- en gaswinning, etc.).
Vervolgens is een selectie gemaakt van de bedrijven behorende tot de voor het plangebied, al dan niet met vrijstelling, toegelaten milieucategorie 1 en 2.
Voor wat betreft het aspect geluid zijn railverkeerslawaai, industrielawaai hier niet aan de orde. De betreffende locaties liggen niet binnen de zone van een spoorweg, industrieterrein of luchthaven.
Wegverkeerslawaai is voor wat betreft de locaties aan de Orionstraat en Luyteaer niet aan de orde omdat in deze situatie geen nieuwe geluidsgevoelige bestemming wordt geprojecteerd.
De wijzigingen in het bestemmingsplan geven geen aanleiding tot het instellen van een akoestisch rapport en betreffen geen geluidvoelige bestemmingen.
Onderhavig bestemmingsplan betreft een partiële herziening van het bestemmingsplan 'Woensel Noord-Oost 2007' en het bestemmingsplan Woensel Noord-Oost. Een aanleiding hiervoor is de gedeeltelijke onthouding van goedkeuring aan eerstgenoemd genoemd bestemmingsplan voor wat betreft ter plaatse van de percelen Luytelaer 13, 17, 21 en 25. Bebouwingsmogelijkheden aan de oostkant van de percelen waren niet opgenomen op de verbeelding. Een andere aanleiding is de reparatie van de in het plan opgenomen bestemming ter plaatse van de percelen Pegasusweg 2, Orionstraat 20A, 22, 24 en 26. In de Regels was verzuimd op te nemen dat bedrijven, behorende tot de milieucategorie 1 of 2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten, kantoren, vrije- en maatschappelijke beroepen, showrooms en dienstverlening zich daar mogen vestigen ter plaatse van de aanduiding 'gemengd'.
Er wordt aldus geen nieuwe ontwikkeling mogelijk gemaakt. Luchtkwaliteit is hier dan ook niet aan de orde.
De gemeente Eindhoven heeft de visie Externe Veiligheid:'Risico's de maat genomen' opgesteld. De gemeenteraad heeft de visie op 19 mei 2009 vastgesteld waardoor het een kaderstellend beleidsstuk is geworden. Dit betekent dat locale ruimtelijke besluiten en milieubeheervergunningen vanuit de visie kunnen worden gemotiveerd.
Met de visie Externe Veiligheid wordt richting en uitwerking gegeven aan een verantwoorde veilige, integrale invulling van duurzame ruimtelijke ontwikkeling passend binnen de Brainportontwikkelingen en het Programma Brabant veiliger. In de visie wordt aangegeven waar ruimte bestaat voor nieuwe risicovolle bedrijvigheid en onder welke veiligheidsverhogende condities dat mogelijk is. Tevens wordt aangegeven waar in de stad geïnvesteerd dient te worden in een beter niveau van beheersbaarheid. Tot slot wordt beschreven waar de veiligheid in de bestaande woonomgeving door het 'aanpakken' van bestaande knelpunten kan worden verbeterd.
De locaties c.q. het plangebied waarop deze planherziening betrekking heeft liggen niet binnen de invloedsfeer van risicovolle inrichtingen en niet binnen de invloedsgebied van het vliegveld. Het plangebied ligt eveneens niet binnen het invloedsgebied van wegen, spoor-, waterwegen of buisleidingen waarover gevaarlijke stoffen worden getransporteerd.
De wijzigingen in het bestemmingsplan 'I Woensel Noord-Oost 2007 (reparatie)' hebben geen invloed op de waterhuishoudkundige situatie. In het vigerend bestemmingsplan 'Woensel Noord-Oost 2007' heeft Gedeputeerde Staten goedkeuring onthouden aan de Luytelaer 13, 17, 21 en 25. Daarnaast is voor Pegasusweg 2, Orionstraat 20A, 22, 24 en 26 in de regels aan de woonbestemming toegevoegd dat bedrijven zich daar mogen vestigen behorende tot de milieucategorie 1 of 2 van de lijst van bedrijfsactiviteiten; kantoren, vrije - en maatschappelijke beroepen ter plaatse van de aanduiding 'gemengd'.
In mei 2013 is met Waterschap De Dommel gestart met overleg over deze wijzigingen. Naar aanleiding van dit overleg is afgesproken geen waterhuishoudkundige maatregelen noodzakelijk te achten aangezien het waterbelang ontbreekt. Op 17 mei 2013 heeft Waterschap De Dommel hiermee ingestemd en is het wateradvies afgedaan.
Het bestemmingsplan "I Woensel Noord-Oost 2007 (reparatie)" is te typeren als een gedetailleerd bestemmingsplan. Het betreft een planherziening specifiek gericht op de reparatie van de omissie in het vigerend bestemmingsplan 'Woensel Noord- Oost 2007'. De planherziening behelst tevens het gedeelte waaraan door Gedeputeerde Staten van Noord Brabant goedkeuring is onthouden en waar dus het bestemmingsplan 'Woensel Noord-Oost' vigeert. In het bestemmingsplan is de bestaande situatie vastgelegd met de standaard gebruiks- en bouwmogelijkheden.
Er is, volgens de Wro, gekozen voor een analoge en digitale verbeelding van het plan. Aan de bestemmingen zijn bouw- en gebruiksregels gekoppeld die direct inzichtelijk maken welke ontwikkelingen zijn toegestaan. Verbeelding en regels bieden een directe bouwtitel voor bebouwing en gebruik. Al dan niet in combinatie met een nadere - eisen - regeling.
In de analoge en digitale verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. Deze aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien en voor zover hier in de regels naar wordt gegeven.
Ten behoeve van de leesbaarheid is het plan op een topografische ondergrond getekend. De bestemmingen en de aanduidingen zijn ingedeeld in de hoofdgroepen volgens de SVBP2012 en zijn op de verbeelding opgenomen in het renvooi.
Opgemerkt wordt dat de analoge en digitale verbeelding qua verschijning van elkaar verschillen omdat de manier van raadplegen verschillend. De digitale verbeelding is juridisch bindend.
De planregels zijn ondergebracht in inleidende regels, in bestemmingsregels, in algemene regels en in overgangs- en slotregels.
De Inleidende regels bestaan uit begrippen en de wijze van meten, teneinde te voorkomen dat discussie ontstaat over de interpretatie van de regels.
In Artikel 1 Begrippen wordt een omschrijving gegeven van de in de regels gehanteerde begrippen. Als in de regels gebruikte begrippen niet in dit artikel voorkomen, dan geldt de uitleg/interpretatie conform het normale taalgebruik.
In "Artikel 2 Wijze van meten" worden de te gebruiken meetmethodes vastgelegd.
De regels bij de bestemmingen worden hierna afzonderlijk toegelicht.
Bestemming `Wonen” ( Artikel 3 Wonen )
Deze bestemming is gelegd op de in het plangebied gelegen gronden met woningen en de bijbehorende voor- en achtererven .
In de regels is onderscheid gemaakt tussen hoofdgebouwen en bijgebouwen, aanbouwen en uitbouwen. Het gebouw dat door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken, wordt beschouwd als het hoofdgebouw. Bijgebouwen, aanbouwen en uitbouwen zijn in architectonisch opzicht te onderscheiden van, en ondergeschikt aan, het hoofdgebouw.
Hoofdgebouwen moeten binnen de bouwvlakken worden gebouwd waarbij de bouwvlakken volledig mogen worden bebouwd. Bij "grondgebonden woningen" is in beginsel uitgegaan van een diepte van het bouwvlak van 12 m, gemeten vanaf de voorgevel(rooilijn). Daarbij dient de resterende achtertuin een diepte van minimaal 10 m te hebben. Indien deze minimum diepte in de gegeven situatie niet mogelijk is, is voor het bouwvlak een diepte van 10 m aangehouden. Indien ook dan een ontoereikende diepte van de achtertuin resteert, is een diepte van het bouwvlak overeenkomstig de bestaande situatie aangegeven.
Er is gekozen voor standaardisering van de diepte van het bouwvlak met het oog op rechtsgelijkheid. Veel "grondgebonden woningen" hebben een bestaande diepte van 8 tot 10 m. Mogelijkheden tot uitbreiding van hoofdbebouwing naar 12 m is substantieel en praktisch. Bij de bepaling van de minimaal te behouden tuindiepte worden reeds in de tuin gerealiseerde bijgebouwen buiten beschouwing gelaten.
Door het bepalen van de diepte van het bouwvlak vervalt de noodzaak om de achtergevelrooilijn vast te leggen.
Het bestemmingsplan maakt geen uitbreidingen mogelijk aan voorgevel.
De voorzijde van woningen bepaalt namelijk in hoge mate het straatbeeld, evenals de onderlinge samenhang van de gevels.
Een rommelig gevelbeeld doet afbreuk aan de belevingswaarde van het straatbeeld. Daarom wordt bij een goed stedenbouwkundig plan uitgegaan van een helder en evenwichtig gevelbeeld waarbij de gevels van de afzonderlijke woningen een aantrekkelijk ensemble opleveren. Daarbij dient ook samenhang te ontstaan tussen de afmetingen van het profiel van de openbare ruimte en de gevelhoogten en gevelbreedten.
Uitbreidingen aan de voorzijde zijn enkel mogelijk indien dit o.a. vanuit stedenbouwkundig en verkeerskundig geen bezwaren oplevert. Omdat dit nagenoeg altijd “ maatwerk “ is, is hiervoor gekozen voor beleidsregels, genaamd "ontheffingen aan- uit- en bijgebouwen bij woningen”.
In deze beleidsregels zijn ook uitbreidingsmogelijkheden aangegeven voor aan-, uit- en bijgebouwen.
Ook zijn in deze beleidsregels mogelijkheden opgenomen voor het realiseren van mantelzorgwoningen.
Aan huis-verbonden-beroepen
Het gebruik van ruimten voor aan huis verbonden beroepen is binnen de woonbestemming toegestaan (tot maximaal 50 m2). Onder bepaalde voorwaarden is mogelijk om maximaal 75 m² vloeroppervlak te benutten voor aan huis gebonden beroepen.
Tevens is het onder bepaalde voorwaarden mogelijk om maximaal 30 m2 te benutten voor kleinschalige bedrijvigheid.
Onder de Algemene regels zijn opgenomen de Anti-dubbeltelregel in artikel 4, de Algemene gebruiksregels in artikel 5, de Algemene afwijkingsregels in artikel 6.
In de Overgangs- en slotregels zijn het Overgangsrecht en de Slotregel opgenomen.
De gemeente heeft in maart 2009 het toezicht- en handhavingsprogramma 2009 vastgesteld.
In dit handhavingsprogramma is aangegeven dat de gemeente zich inzet om van Eindhoven een sterke stad met een levendige economie te maken. Veiligheid en leefbaarheid staan daarbij voorop.
Het gemeentebestuur heeft een gemeente voor ogen die maximaal dienstverlenend is, maar die ook de grenzen aangeeft en de spelregels bewaakt. Zij treedt, waar dat nodig is, daadkrachtig op in het algemeen belang voor de bescherming van de rechtszekerheid van individuele belangen.
De gemeente handhaaft consequent, werkt in belangrijke mate stadsdeel- en gebiedsgericht en programmatisch en staat dicht bij de burger.
Goed toezicht en handhaving zijn van cruciaal belang om de leefbaarheid, de rechtszekerheid, de veiligheid, bedrijvigheid en het milieu in Eindhoven te bevorderen. Overlast en vervuiling dienen te worden teruggedrongen en naleving van voorschriften van bijvoorbeeld ruimtelijke ordening , bouw-, milieu- en gebruiksvergunningen is hierbij noodzakelijk.
De wet- en regelgeving blijft het uitgangspunt voor toezicht en handhaving. Cruciaal is evenwel dat de gemeente zich vanuit toezicht en handhaving als partner opstelt en daarbij de nodige dynamiek toont en helder communiceert over wat wel en niet kan.
Er is een handhavingsmodel voor toezicht en handhaving en dit model wordt gekenmerkt door 7 basisprincipes:
Op basis van dit toezicht- en handhavingsprogramma is een gemeentelijk werkplan opgesteld waarin per aandachtsveld de toezicht- en handhavingsactiviteiten SMART zijn vorm gegeven.
Voor het aandachtsveld Bouwen, wonen en ruimtelijke ordening (strijdigheid met het bestemmingsplan) zijn op ruimtelijke ordeningsgebied onder meer de volgende activiteiten benoemd:
Bij illegale bouw en illegaal gebruik worden gemelde misstanden aangepakt waarbij zaken waar veiligheid, monumentale panden en welstand in het geding is.
Een eerste vereiste om goed te kunnen handhaving zijn duidelijk regels. Bij het ontwikkelen van de standaardregels voor het stedelijk gebied van Eindhoven is daarom gekozen voor een zo helder mogelijke juridische methodiek. De regels zijn zo geredigeerd, dat deze in de toetsingspraktijk goed hanteerbaar zijn. Planregels dienen duidelijke normen te bevatten die niet voor verschillende uitleg vatbaar zijn en tevens actueel en controleerbaar zijn. Teneinde hieraan te voldoen zijn de regels aangepast aan de meest recente jurisprudentie en wetgeving (bijv. Woningwet en de SVBP2008). Dit biedt voldoende garanties voor de rechtszekerheid en de flexibiliteit van de nieuwe bestemmingsplannen.
In het voorliggende bestemmingsplan is het actuele ruimtelijk beleid van Eindhoven vastgelegd, toegespitst op het plangebied. Het bestemmingsplan bevat een juridisch toetsingskader voor het behoud en de ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit. Om deze kwaliteit voor de planperiode te kunnen garanderen is vereist, dat in de praktijk de planregels strikt worden toegepast en gehandhaafd. Goede voorlichting en informatievoorziening dragen bij aan een verbetering in de naleving van de bestemmingsplannen.
De handhavingscapaciteit is beperkt zodat het college jaarlijks de handhavingsprioriteiten vastlegt in een werkprogramma handhaving.
Leidend motief bij de toekenning van de bestemmingen is het antwoord op de vraag of de desbetreffende functie ter plaatse in ruimtelijk opzicht acceptabel is (ongeacht of een en ander in overeenstemming is met de voorgaande (nu nog vigerende) bestemmingsplannen en/of een en ander functioneert in overeenstemming met andere regelgeving, bijvoorbeeld milieuwetgeving, winkelsluitingswet, bouwverordening, algemene plaatselijk verordening etc.) Er zal dus in een aantal gevallen sprake kunnen zijn van het met het voorliggende plan legaliseren van situaties die niet conform de nu nog geldende bestemmingsplannen zijn, maar uit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening aanvaardbaar zijn. Dit zal betekenen dat in deze situaties te zijner tijd niet meer zal kunnen worden opgetreden op basis van het voorliggende bestemmingsplan. Opgemerkt kan worden dat het in nagenoeg alle gevallen bedrijven betreft waarvan het bestaan bij de gemeente bekend is. De plicht tot handhaving van andere regelgeving (bijvoorbeeld milieuwetgeving) ter zake blijft uiteraard onverkort van kracht.
Er is in het voorliggende plan slechts aandacht voor handhaving in geval van het met dit bestemmingsplan wegbestemmen van momenteel bestaande functies, dus als er sprake is van het om redenen van een de goede ruimtelijke ordening toekennen van een bestemming die niet conform de bestaande situatie is. Dergelijke gevallen doen zich – voorzover uit onderzoek gebleken – met het voorliggende plan niet voor.
Het bestemmingsplan 'I Woensel Noord-Oost 2007 (reparatie)' is een gedeeltelijke herziening van het bestemmingsplan 'Woensel Noord-Oost 2007' en het bestemmingsplan 'Woensel Noord-Oost'. Op basis van artikel 6.12 Wro is het verplicht een exploitatieplan vast te stellen. Deze gedeeltelijke herziening betreft echter slechts een reparatie en actualisatie van deze plannen. Nieuwe ontwikkelingen zijn er niet opgenomen. Het opstellen van een exploitatieplan is in deze gevallen niet aan de orde. Voor het overige zijn er evenmin financiële consequenties verbonden aan voorliggende herziening.
Op grond van artikel 1.3.1. van het Besluit ruimtelijke ordening moet van het voornemen een bestemmingsplan voor te bereiden kennis worden gegeven. De kennisgeving van de voorbereiding van onderhavig bestemmingsplan is geplaatst in Groot Eindhoven op 22 mei 2013. De kennisgeving is tevens bij de officiële publicaties op de gemeentelijke website www.bestemmingsplannen.eindhoven.nl geplaatst. Er zijn geen stukken betreffende het voornemen ter inzage gelegd, noch de mogelijkheid open gesteld om zienswijzen tegen het voornemen in te dienen of instanties om advies te vragen.
Op grond van artikel 3.1.1. Bro pleegt het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
Aangezien het in dit geval gaat om een bestemmingsplanherziening van geringe omvang dan wel van in planologisch opzicht ondergeschikt belang heeft het college afgezien van (voor)overleg met de betrokken diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening.
Gelet op het gegeven dat er alleen sprake is van het vastleggen van de bestaande en legale situatie wordt geen invulling gegeven aan de Verordening Samenspraak en Inspraak gemeente Eindhoven 2008. Er is sprake van een ondergeschikte herziening van een eerder vastgesteld beleid (artikel 4, lid 3, sub a van de Verordening Samenspraak en Inspraak gemeente Eindhoven 2008).