20.1 Bestemmingsomschrijving
20.1.1 Algemeen
De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. woningen, al dan niet in combinatie met aan huis verbonden beroepen en/of mantelzorg;
b. recreatieve voorzieningen in de vorm van kleinschalig kamperen of bed & breakfast;
c. ter plaatse van de aanduiding "cultuurhistorische waarden" het behoud, beheer en/of herstel van de cultuurhistorisch waardevolle (woon)boerderijen;
d. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
een en ander met de bijbehorende voorzieningen, zoals tuinen en erven en overeenkomstig de in 20.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemming.
20.1.2 Nadere detaillering van de bestemming
In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 20.1.1:
a Niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit
In een woning en bijbehorende bijgebouwen mag ook een niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit worden uitgeoefend als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woonbebouwing tot een maximum van 80 m2.
2. De bed&breakfast mag bestaan uit maximaal twee kamers met elk maximaal 2 bedden.
3. Wanneer bed&breakfast plaatsvindt in een vrijstaand bijgebouw, dan is hierin geen keuken of soortgelijke voorziening toegestaan.
4. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer.
5. Parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.
6. Opslag vindt uitsluitend inpandig plaats.
7. Detailhandel mag alleen plaatsvinden ondergeschikt aan en in direct verband met het aan huis verbonden beroep.
8. De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving.
9. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
10. De activiteit mag uitsluitend worden uitgeoefend in bedrijfscategorie 1 of 2 van de in de bijlage opgenomen Staat van inrichtingen of een daarmee qua milieuhinder en uitstraling vergelijkbare activiteit.
b Nevenactiviteiten
Afhankelijk van de opgenomen aanduiding zijn ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" voorts uitsluitend de volgende nevenactiviteiten naast de woonfunctie toegestaan met de daarbij behorende voorzieningen, waarbij voor de betreffende activiteit maximaal de bestaande gebruiksoppervlakte is toegestaan en uitsluitend in bestaande gebouwen:
Afkorting |
Aanduiding |
Nevenactiviteit |
Adres |
(sw-1) |
specifieke vorm van wonen - 1 |
minicamping |
't
Dekske 1 |
(sw-3) |
specifieke vorm van wonen - 3 |
tegelzetbedrijf |
Eerselseweg 17a |
(sw-4) |
specifieke vorm van wonen - 4 |
oesterkwekerij |
Hoek 6 |
(sw-5) |
specifieke vorm van wonen - 5 |
opslag |
Hoogeloonseweg 6 |
(sw-6) |
specifieke vorm van wonen - 6 |
veldwerkcentrum |
Meerven 10 |
(sw-7) |
specifieke vorm van wonen - 7 |
opslag |
Wolfshoek 1 |
(sw-8) |
specifieke vorm van wonen - 8 |
opslag |
Hazenstraat 11/11a |
(sw-9) |
specifieke vorm van wonen - 9 |
opslag |
Heibloem 5 |
(sw-10) |
specifieke vorm van wonen - 10 |
opslag |
Kekkeneind 8a |
(sw-12) |
specifieke vorm van wonen - 12 |
hoveniersbedrijf |
Boksheide 27 |
(sw-13) |
specifieke vorm van wonen - 13 |
hoveniersbedrijf |
Ganzestaartsedijk 13 |
(sw-14) |
specifieke vorm van wonen - 14 |
statische opslag |
Oeyenbos 4 |
(sw-15) |
specifieke vorm van wonen - 15 |
opslag en dierenpension |
Kreiel 12 |
(sw-16) |
specifieke vorm van wonen - 16 |
atelier/lesruimte en
beeldentuin/theetuin met daarbij behorend het aanbieden van lunch en buffet |
Meerven 3 |
(sw-17) |
specifieke vorm van wonen - 17 |
statische opslag caravans |
Postelseweg 179 |
(sw-18) |
specifieke vorm van wonen - 18 |
opslag |
Schadewijk 4 |
c Aantal woningen
Voor het aantal woningen geldt het volgende:
1. Per bestemmingsvlak is maximaal één woning toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal wooneenheden" het aangegeven maximale aantal wooneenheden het toegestane maximale aantal woningen is.
2. In afwijking van het bepaalde onder 1. geldt ter plaatse van de aanduiding "geen wonen toegestaan" dat er geen woning is toegestaan.
d Minicamping
Gebruik van gronden en bouwwerken voor een minicamping is uitsluitend toegestaan via ontheffing als bedoeld in 20.6.2.
e Bed & breakfast
Gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bed & breakfast in een grotere omvang dan genoemd onder a, is uitsluitend toegestaan via ontheffing als bedoeld in 20.6.3.
f Landschapselementen
De bestemming is mede gericht op behoud van landschapselementen ter plaatse van de aanduiding "landschapswaarden".
g Waterhuishoudkundige doeleinden
De gronden binnen een strook van 5 m aan weerszijden vanaf de insteek van de als Water bestemde watergangen zijn tevens bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden.
20.2 Bouwregels
20.2.1 Toegestane bebouwing
Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken ten dienste van de bestemming, zoals woningen met bijgebouwen en bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
20.2.2 Inhoud
Met betrekking tot de inhoud van de woningen gelden de volgende regels:
a. de inhoud van een woning mag maximaal 650 m3 bedragen, exclusief aangebouwde bijgebouwen;
b. indien de bestaande inhoud van een woning meer bedraagt dan 650 m3, mag de inhoud van de woning niet meer bedragen dan de bestaande inhoud;
c. voorzover het een gesplitste woning betreft, geldt de inhoud van vóór de splitsing voor de gesplitste woningen gezamenlijk als totale maximale inhoud;
d. in afwijking van het voorgaande: indien het een bestaande (woon)boerderij betreft, dan geldt de inhoud van het hele bestaande boerderijlichaam/bouwmassa daarvan als maximum.
20.2.3 Maatvoering en situering
Met betrekking tot de maatvoering en situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dient aan het volgende te worden voldaan:
Gebouwen algemeen |
Min. |
afstand tot bouwperceelgrens |
3 m |
afstand tot de as van de als
“specifieke vorm van verkeer - stroomweg” aangeduide weg |
100 m |
afstand tot de as van de als “specifieke
vorm van verkeer - gebiedsontsluitingsweg” aangeduide weg |
20 m |
afstand tot de as van de als
“specifieke vorm van verkeer - erftoegangsweg” aangeduide weg |
15 m |
afstand tot de as van de als “specifieke
vorm van verkeer - onverharde weg” aangeduide weg |
10 m |
bestaande kleinere afstanden van
legaal opgerichte gebouwen zijn toegestaan |
|
Woning |
Min. |
Max. |
goothoogte, de maximale goothoogte geldt
voor minimaal 60% van de lengte van de goot |
n.v.t. |
3,5 m, tenzij de bestaande
goothoogte meer bedraagt, dan geldt de bestaande goothoogte als maximum |
bouwhoogte |
n.v.t. |
9 m, tenzij de bestaande bouwhoogte
meer bedraagt, dan geldt de bestaande bouwhoogte als maximum |
inhoud |
zie 20.2.2 |
|
dakhelling |
0º |
60º |
Bijgebouwen bij woning |
Min. |
Max. |
gezamenlijke oppervlakte per
bouwvlak |
n.v.t. |
80 m2. na ontheffing als opgenomen
in 20.4.4 kunnen monumentale bijgebouwen worden herbouwd. |
goothoogte |
n.v.t. |
3 m |
bouwhoogte |
n.v.t. |
6 m |
afstand vrijstaande bijgebouwen tot
woning |
n.v.t. |
15 m, tenzij de bestaande afstand meer
bedraagt, dan geldt de bestaande afstand als maximum |
dakhelling |
0° |
45° |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde |
Max. |
bouwhoogte erfafscheidingen |
2 m |
bouwhoogte van carports c.q.
overkappingen |
3 m |
oppervlakte van een carport c.q.
overkapping |
20 m2 |
bouwhoogte overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde |
4 m |
de oppervlakte van paardenbakken |
800 m2 tezamen met het
deel dat eventueel binnen de agrarische bestemming is gesitueerd |
20.2.4 Herbouw
Aanvullend gelden voor herbouw van bestaande woningen de volgende voorwaarden:
a. de herbouw vindt grotendeels plaats op de plaats van de (voor zover aanwezige) bestaande fundamenten van de woning;
b. de voorgevel van de te herbouwen woning wordt geplaatst in de (voormalige) voorgevelrooilijn van de woning;
c. de bouwwijze (d.w.z. vrijstaand, halfvrijstaand of aaneengebouwd) van de te herbouwen woning(en) wijkt niet af van de bouwwijze van de oorspronkelijke woning(en).
20.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bebouwing. Deze nadere eisen mogen slechts worden gesteld voor het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en hun omgeving en ten behoeve van het behoud en herstel van de waardevolle elementen en structuren en de bestaande ruimtelijke karakteristiek.
20.4 Ontheffing van de bouwregels
20.4.1 Ontheffing bebouwde oppervlakte bijgebouwen
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 20.2.3 teneinde de toegestane bebouwde oppervlakte van de bijgebouwen te vergroten, mits voormalige bedrijfsgebouwen worden gesloopt. Hierbij dient aan het volgende te worden voldaan:
a. indien sprake is van sloop van voormalige, legale bedrijfsgebouwen, kan een bebouwde oppervlakte van bijgebouwen worden toegestaan van 80 m2 vermeerderd met maximaal 25% van het meerdere van de bebouwde oppervlakte van de (voormalige) (bedrijfs)gebouwen, tot een totaal maximum van 200 m2; hierbij dient in ieder geval het meerdere dan wat ingevolge deze regeling is toegestaan, te worden gesloopt;
b. sloop van cultuurhistorisch waardevolle en monumentale panden is niet toegestaan;
c. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
d. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
e. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
f. bij monumentale panden is een positief advies van de monumentencommissie vereist.
20.4.2 Ontheffing voor vergroting inhoud woning
Ten behoeve van het stimuleren van sloop van overtollige bebouwing kunnen burgemeester en wethouders ontheffing verlenen van de maximale inhoud voor een burgerwoning tot een maximum van 850 m3 onder de volgende voorwaarden:
a. per 50 m3 vergroting van de woning dient telkens minimaal 500 m2 aan legaal opgerichte bebouwing te worden gesloopt;
b. het surplus (alle aanwezige bebouwing boven de standaard maximaal toegestane oppervlakte aan bijgebouwen van 80 m2) moet in één keer worden gesloopt en deze sloop moet als voorwaarde aan de ontheffing en bouwvergunning worden verbonden;
c. geen ontheffing kan worden verleend indien:
1. op deze locatie sloop van de bebouwing al heeft plaatsgevonden,
2. sloop kan plaatsvinden in het kader van de ruimte-voor-ruimteregeling,
3. sloopsubsidie is verkregen op basis van de Regeling beëindiging veehouderijtakken,
4. of de sloop al op andere wijze is verzekerd;
d. de gesloopte oppervlakte mag slechts éénmaal ten behoeve van nieuwe bebouwing in aanmerking worden genomen;
e. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
f. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
g. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving.
20.4.3 Ontheffing m.b.t. herbouw
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde onder 20.2.4 onder b teneinde de voorgevel te kunnen plaatsen buiten de (voormalige) voorgevelrooilijn, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. de nieuwe situering van de woning is stedenbouwkundig, verkeerskundig en milieukundig aanvaardbaar;
b. er dient sprake te zijn van (zekerheidsstelling omtrent de) sloop van de bestaande woning;
c. herbouw van gesplitste boerderij(woningen) is niet toegestaan;
d. door de herbouw wordt het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig aangetast;
e. de nieuwe situering van de woning leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit milieuregelgeving;
f. er moet voldaan worden aan de Wet geluidhinder;
g. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
h. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
20.4.4 Ontheffing herbouw monumentale bijgebouwen
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen als bedoeld in 20.2.3 teneinde herbouw van monumentale bijgebouwen mogelijk te maken, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. de bebouwde oppervlakte, goot- en bouwhoogte bedraagt niet meer dan de bestaande oppervlakte, goot- en bouwhoogte;
b. er is een positief advies van de monumentencommissie vereist;
c. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
20.4.5 Ontheffing minimum afstand van gebouwen tot de weg
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 20.2.3 teneinde de voorgeschreven minimum afstand van bebouwing tot de weg te verkleinen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
a. de noodzaak vanuit een doelmatige bedrijfsvoering moet aanwezig zijn;
b. de afstand van nieuwe bebouwing tot de as van de weg mag niet minder bedragen dan van bestaande reeds dichter bij die weg gelegen bebouwing; in afwijking hiervan behoeft indien het een bouwperceel betreft dat aan 2 of meer zijden direct grenst aan een weg, slechts tot 1 weg die afstand te worden aangehouden;
c. er mogen geen onevenredige verkeerskundige belemmeringen plaatsvinden;
d. er dient voldoende parkeerruimte op het eigen erf aanwezig te blijven;
e. de wegbeheerder dient te worden gehoord;
f. de stedenbouwkundige structuur mag niet onevenredig worden aangetast;
g. indien het een woning of ander geluidgevoelig object betreft, moet voldaan worden aan de Wet geluidhinder;
h. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
20.4.6 Ontheffing minimum afstand zijdelingse bouwperceelsgrens bijgebouwen
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 20.2.3 teneinde de minimum afstand van gebouwen tot de zijdelingse bouwperceelgrens te verkleinen voor bijgebouwen. Hierbij dient aan het volgende te worden voldaan:
a. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
b. de stedenbouwkundige kwaliteit wordt niet onevenredig aangetast;
c. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
d. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
e. bij monumentale panden is een positief advies van de monumentencommissie vereist.
20.5 Specifieke gebruiksregels
20.5.1 Strijdig gebruik
In aanvulling op het bepaalde van artikel 7.10 Wro wordt onder gebruik strijdig met de bestemming in ieder geval begrepen gebruik van gronden en/of opstallen voor:
a. vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
b. een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, anders dan genoemd in de in 20.1.2 onder a opgenomen tabel.
20.6 Ontheffing van de gebruiksregels
20.6.1 Ontheffing vergelijkbare activiteit aan huis
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 20.1.2 onder a teneinde bedrijven toe te staan, die qua aard en omvang en invloed op het milieu en de omgeving gelijk te stellen zijn met de in 20.1.2 onder a toegestane bedrijven maar die niet zijn genoemd in de in de bijlage opgenomen Staat van inrichtingen, mits:
a. omtrent de vergelijkbaarheid van de invloed op het milieu en de omgeving advies wordt gevraagd aan een onafhankelijke terzake deskundige;
b. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
20.6.2 Ontheffing minicamping
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen als bedoeld in 20.1.2 onder d. teneinde kleinschalig kamperen en de daarvoor noodzakelijke voorzieningen, zoals sanitaire voorzieningen, toe te staan binnen de reguliere bebouwingsmogelijkheden, waarbij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. de ontheffing vindt niet plaats ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied primair" of ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied secundair";
b. kampeermiddelen zijn uitsluitend toegestaan op een afstand van minimaal 25 m van de bestemming Wonen van derden;
c. slechts kampeermiddelen zijn toegestaan met een niet-permanent karakter (tenten, tentwagens, kampeerauto's, campers en toercaravans), alsmede maximaal 5 trekkershutten per agrarisch bedrijf;
d. de bebouwde oppervlakte van de trekkershutten mag max. 30 m2 bedragen, de goothoogte max. 2,20 m en de bouwhoogte: max. 3,5 m;
e. maximaal 25 kampeermiddelen zijn toegestaan;
f. het bouwperceel, waarvoor de ontheffing wordt verleend, mag niet kleiner zijn dan 3000 m2;
g. gebouwde voorzieningen ten behoeve van kleinschalig kamperen zoals sanitaire voorzieningen, zijn uitsluitend toegestaan binnen het bestemmingsvlak;
h. de bebouwing vindt plaats binnen de voor deze bestemming geldende bouwmogelijkheden, met dien verstande dat de oppervlakte van bouwwerken ten behoeve van kleinschalig kamperen maximaal 50 m2 mag bedragen;
i. ondergeschikte en ondersteunende horeca, met een inpandige oppervlakte van maximaal 30 m2 en een buitenpandige oppervlakte van maximaal 70 m2;
j. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
k. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
l. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
m. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving.
20.6.3 Ontheffing bed & breakfast
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen als bedoeld in 20.1.2 e teneinde als nevenactiviteit bij een woning, bed & breakfast voorzieningen e.d., in een grotere omvang toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. deze nevenactiviteit is in de woning en de daarbij behorende aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen toegestaan;
b. wanneer bed&breakfast plaatsvindt in een vrijstaand bijgebouw, dan is hierin geen keuken of soortgelijke voorziening toegestaan;
c. de nevenactiviteit is ondergeschikt van aard;
d. er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;
e. de gebruiksoppervlakte niet meer mag bedragen dan 300 m2;
f. ten behoeve van de bed & breakfast voorzieningen zijn maximaal 10 (éénpersoons)bedden toegestaan; permanente bewoning of huisvesting van tijdelijke werknemers is niet toegestaan;
g. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
h. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
i. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving.
20.6.4 Ontheffing mantelzorg in afhankelijke woonruimte
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 20.5.1 onder a en toestaan dat een bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. een dergelijke bewoning is noodzakelijk vanuit een oogpunt van mantelzorg. Hiertoe wordt een verklaring van een arts of specialist overlegd;
b. de afhankelijke woonruimte is uitsluitend toegestaan voor mantelzorg die wordt verleend aan een familielid in de 1e of 2e graad;
c. de afhankelijke woonruimte wordt ingepast binnen de toegestane bijgebouwen, waarbij ten behoeve van mantelzorg niet meer dan 80 m2 mag worden gebruikt;
d. de afstand van het bijgebouw tot de woning bedraagt niet meer dan 15 m;
e. er vindt geen belemmering plaats voor de ontwikkeling van (agrarische) bedrijven in de omgeving;
f. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
g. indien sprake is van een geurgevoelig object wordt er voldaan aan de geurnormen krachtens de Wet geurhinder en veehouderij, dan wel krachtens een op deze wet gebaseerde verordening.
20.7 Aanlegvergunning
20.7.1 Aanlegvergunningplicht
Het is verboden ter plaatse van de aanduiding "landschapswaarden" zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de in het schema onder 20.7.4. opgenomen aanlegvergunningplichtige werken en werkzaamheden uit te voeren.
20.7.2 Uitzonderingen vergunningenplicht
Het onder 20.7.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
a. welke plaatshebben ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";
b. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning is verleend;
c. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
d. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer.
20.7.3 Toetsing aan aanwezige waarden
De in 20.7.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 3.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 20.7.4 de toetsingscriteria weergegeven.
20.7.4 Schema aanlegvergunningen
Aanlegvergunningplichtige
werken/werkzaamheden |
Criteria voor verlening van de
aanlegvergunning |
het aanleggen van wegen en het
aanbrengen van overige verhardingen |
1. de wegen en overige verhardingen
moeten noodzakelijk zijn; |
het verwijderen van houtopstanden |
1. het verwijderen moet noodzakelijk
zijn; |
het aanbrengen van ondergrondse
leidingen |
1. er mag geen blijvende aantasting
plaatsvinden van het landschapselement; |
20.8 Sloopvergunning
20.8.1 Sloopvergunningplichtige activiteiten
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (sloopvergunning) een (woon)boerderij, ter plaatse van de aanduiding "cultuurhistorische waarden" geheel of gedeeltelijk te slopen.
20.8.2 Uitzonderingen vergunningplicht
Het in 20.8.1. vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning is verleend;
b. die het normale onderhoud betreffen;
c. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
20.8.3 Verlening
De in 20.8.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend:
a. indien de instandhouding van het (woon)boerderij geen bijdrage meer levert aan de culuurhistorische waarde van het (woon)boerderij en de omgeving; en/of
b. indien het (woon)boerderij niet meer beschikt over de eigenschappen die het (woon)boerderij de cultuurhistorische waarden heeft verschaft.
20.8.4 Advies deskundige
Alvorens een besluit te nemen omtrent het verlenen van een sloopvergunning winnen burgemeester en wethouders advies in van de Boerderijen Stichting en de monumentencommissie omtrent de vraag of door het verlenen van de sloopvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de cultuurhistorische waarden van het (woon)boerderij en de omgeving.
20.9 Wijzigingsbevoegdheid
20.9.1 Wijziging t.b.v. woningsplitsing
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van deze gronden wijzigen teneinde toevoeging van woningen door bouwkundige aanpassingen (splitsing) van bestaande (woon)boerderijen mogelijk te maken. Een en ander mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. woningsplitsing is uitsluitend toegestaan bij:
1. cultuurhistorisch waardevolle panden ter plaatse van de aanduiding "cultuurhistorische waarden"; of
2. (voormalige) (woon)boerderijen;
b. splitsing is toegestaan indien de inhoud van het hoofdgebouw vóór splitsing minimaal 700 m3 bedraagt;
c. de bestemmingswijziging vindt niet plaats ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied primair" of ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied secundair";
d. de bebouwde oppervlakte van de voormalige bedrijfswoning of (woon)boerderij (inclusief de inpandige stal/ het inpandig deel) mag niet worden vergroot;
e. de agrarische verschijningsvorm van de voormalige boerderij mag niet worden aangetast;
f. de bestaande situering van de bebouwing mag niet worden gewijzigd;
g. bij woningsplitsing mag in maximaal 2 woningen worden gesplitst;
h.
de bebouwde oppervlakte van de vrijstaande bijgebouwen
mag niet meer bedragen dan 80 m2 per woning;
indien sprake is van sloop van voormalige bedrijfsgebouwen, kan een bebouwde
oppervlakte van vrijstaande bijgebouwen worden toegestaan van 80 m2
vermeerderd met maximaal 25% van het meerdere van de bebouwde oppervlakte van
de voormalige bedrijfsgebouwen, tot een totaal maximum van 200 m2
per woning; hierbij dient in ieder geval het meerdere dan wat ingevolge deze
regeling is toegestaan, te worden gesloopt;
sloop van cultuurhistorisch waardevolle panden en monumentale panden is niet
toegestaan;
i. voldaan wordt aan de bepalingen bij of krachtens de Wet geluidhinder;
j. er wordt voldaan aan de geurnormen krachtens de Wet geurhinder en veehouderij, dan wel krachtens een op deze wet gebaseerde verordening;
k. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
l. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Hiertoe kan de bestemming Artikel 10 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen;
m. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
n. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
o. de regels van Artikel 20 Wonen worden van overeenkomstige toepassing verklaard.
20.9.2 Wijziging t.b.v. intensieve veehouderij
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen ten behoeve van het opnemen van de bestemming met bijbehorende regels als opgenomen in Artikel 3 Agrarisch of Artikel 4 Agrarisch met waarden - Landschap teneinde ter plaatse van het bestemmingsvlak Wonen, een aanduiding "bouwvlak" op te nemen ten behoeve van een intensieve veehouderij, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. het vindt uitsluitend plaats binnen de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied primair" of ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied secundair";
b. het betreft uitsluitend een intensieve veehouderij;
c. er dient sprake te zijn van een volwaardig agrarisch bedrijf dan wel een agrarisch bedrijf dat na verwachting binnen redelijke termijn zal uitgroeien tot een volwaardig agrarisch bedrijf; dienaangaande kan advies van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen worden ingewonnen;
d. op de locatie heeft geen sloop van bedrijfsgebouwen plaatsgevonden met gebruikmaking van de regeling “Ruimte-voor-ruimte”;
e. de bedrijfswoning wordt gevestigd in de bestaande woning;
f. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie.
g. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodemhuishoudkundige of milieuhygiënische kwaliteiten van het gebied;
h. bebouwing die niet noodzakelijk is voor de nieuwe bestemming (overtollige bebouwing) dient te worden gesloopt, tenzij het cultuurhistorisch waardevolle bebouwing is;
i. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
j. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
k. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
l. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Hiertoe kan de bestemming Artikel 10 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen;
m. het nieuwe bestemmingsvlak wordt ingetekend in het wijzigingsplan.