Hoofdstuk 1 Inleidende regels 3
Artikel 1 Begrippen 3
Artikel 2 Wijze van meten 16
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels 17
Artikel 3 Agrarisch 17
Artikel 4 Agrarisch met waarden - Landschap 41
Artikel 5 Agrarisch met waarden - Landschap en natuur 70
Artikel 6 Bedrijf 94
Artikel 7 Bedrijf - Agrarisch verwant en technisch
hulpbedrijf 108
Artikel 8 Bedrijf - Nutsbedrijf 119
Artikel 9 Bos 126
Artikel 10 Groen - Landschappelijke inpassing 129
Artikel 11 Groen - Landschapselement 131
Artikel 12 Horeca 133
Artikel 13 Maatschappelijk 138
Artikel 14 Natuur 145
Artikel 15 Recreatie 148
Artikel 16 Recreatie -
Recreatiewoning 158
Artikel 17 Sport 160
Artikel 18 Verkeer 168
Artikel 19 Water 171
Artikel 20 Wonen 172
Artikel 21 Leiding - Brandbare vloeistof 184
Artikel 22 Leiding - Brandstof 185
Artikel 23 Leiding - Gas 186
Artikel 24 Leiding - Hoogspanningsverbinding 188
Artikel 25 Leiding - Riool 189
Artikel 26 Leiding - Water 190
Artikel 27 Waarde - Archeologie aandachtsgebied 191
Artikel 28 Waarde - Archeologie waardevol gebied 194
Artikel 29 Waarde - Beschermingszone natte natuurparel 197
Artikel 30 Waarde - Natura 2000 198
Artikel 31 Waterstaat - Waterbergingsgebied 200
Hoofdstuk 3 Algemene regels 203
Artikel 32 Sloopregeling cultuurhistorisch waardevolle
panden 203
Artikel 33 Anti-dubbeltelbepaling 203
Artikel 34 Algemene bouwregels 203
Artikel 35 Algemene aanduidingsregels 204
Artikel 36 Algemene procedureregels 210
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels 211
Artikel 37 Overgangsrecht 211
Artikel 38 Slotregel 212
Bijlagen 213
Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten 214
1.1 plan:
het bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Eersel;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0770.BPB200900001-vast (blad 1 t/m 9), met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 aardkundige waarde:
gebieden met waardevolle aardkundige elementen met betrekking tot reliëf en bodem die een bepaalde (beperkte) mate van bescherming genieten;
1.6 afhankelijke woonruimte:
een bijgebouw bij een woning, dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met die woning en waar een gedeelte van de huishouding, zoals gehuisvest in die woning, uit een oogpunt van mantelzorg is ondergebracht;
1.7 agrarisch bedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of door middel van het houden van landbouwdieren; onder agrarische bedrijven worden tevens begrepen boomteeltbedrijven, sierteeltbedrijven en paardenhouderijen;
1.8 agararisch bouwvlak:
een aanduiding "bouwvlak" binnen de bestemming Agrarisch, Agrarisch met waarden - Landschap of Agrarisch met waarden - Landschap en natuur;
1.9 agrarisch technisch hulpbedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven door middel van het telen van gewassen, het houden en/of (medisch) verzorgen van dieren, of de toepassing van andere landbouwkundige methoden, met uitzondering van mestverwerking, zoals: grootveeklinieken, KI-stations, mestopslag- en mesthandelsbedrijven, loonwerkbedrijven (inclusief verhuurbedrijven voor landbouwwerktuigen), veetransportbedrijven en veehandelsbedrijven;
1.10 agrarisch verwant bedrijf
een bedrijf of instelling gericht op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven door middel van het telen van gewassen, het houden van dieren of de toepassing van andere landbouwkundige methoden zoals dierenasiels, dierenklinieken, groencomposteringsbedrijven, hondenkennels, hoveniersbedrijven, stalhouderijen, instellingen voor agrarische praktijkonderwijs, proefbedrijven en volkstuinen;
1.11 archeologische waarden:
cultuurhistorische waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigd;
1.12 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.13 bebouwingsconcentratie:
een lijnvormige verzameling van gebouwen langs een weg, doorgaans dubbelzijdig aanwezig, dan wel een vlakvormige verzameling van gebouwen bij een kruispunt van wegen in het buitengebied, veelal met een historisch gegroeide menging van kleinschalige buitengebied- en niet-buitengebiedfuncties;
1.14 bebouwingspercentage:
een in de regels opgenomen of aangeduid percentage, dat de grootte van het deel van een terrein (bouwvlak, bestemmingsvlak, bouwperceel etc.) aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd;
1.15 bed & breakfast:
een nevenactiviteit met als doel het verstrekken van logies en ontbijt aan steeds wisselend publiek, dat voor een korte periode, namelijk één tot enkele nachten, ter plaatse verblijft; onder bed & breakfast wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid;
1.16 bedrijfsactiviteiten:
handelingen en werkzaamheden die plaatsvinden in het kader van de uitoefening van een bedrijf;
1.17 bedrijfsgebouw:
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.18 bedrijfsmatige exploitatie:
het via een bedrijf, stichting of ander rechtspersoon voeren van een zodanig beheer/ exploitatie, dat in de recreatieverblijven daadwerkelijk recreatief gebruik plaatsvindt;
1.19 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bedrijfsvoering noodzakelijk moet worden geacht;
1.20 beperkt kwetsbaar gebouw:
een gebouw met een kantoor-, cel-, industrie-, sport- of logiesfunctie als bedoeld in artikel 1.1 van het Bouwbesluit;
1.21 beperkt kwetsbaar object:
de definitie als opgenomen in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
1.22 Besluit externe veiligheid inrichtingen:
Besluit van 27 mei 2004, houdende milieukwaliteitseisen voor externe veiligheid van inrichtingen milieubeheer;
1.23 bestaand:
Ÿ t.a.v. bebouwing: bebouwing, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan, dan wel die mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
Ÿ t.a.v. gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals legaal aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen;
1.24 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.25 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.26 bijgebouw:
een op zichtzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.27 bos:
elk terrein waarop bosbouw wordt uitgeoefend, zijnde het geheel van bedrijfsmatig handelen en activiteiten gericht op de duurzame instandhouding en ontwikkeling van bestaande en nieuwe bossen ten behoeve van (een of meerdere van de functies) natuur, houtproductie, landschap, milieu (waaronder begrepen waterhuishouding) en recreatie;
1.28 Bouwbesluit 2003:
besluit van 7 augustus 2001, houdende vaststelling van voorschriften met betrekking tot het bouwen van bouwwerken uit het oogpunt van veiligheid, gezondheid, bruikbaarheid, energiezuinigheid en milieu;
1.29 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.30 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.31 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.32 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.33 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.34 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.35 cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied, zoals dat ondermeer tot uitdrukking komt in de beplanting, het reliëf, de verkaveling, het sloten- of wegenpatroon en/of de architectuur;
1.36 dagrecreatie:
activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting niet is toegestaan; huifkarren worden hier mede onder begrepen;
1.37 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan degene die deze goederen kopen voor eigen gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.38 duurzame locatie intensieve veehouderij:
een bestaand agrarisch bouwvlak met een zodanige ligging dat het zowel vanuit milieu-oogpunt (ammoniak, stank en dergelijke) als vanuit ruimtelijk oogpunt (natuur, landschap en dergelijke) verantwoord is om te laten groeien tot een aanduiding "bouwvlak" van maximaal 2,5 hectare voor een intensieve veehouderij;
1.39 ecologische verbindingszone:
zone die dienst doet als verspreidingsgebied respectievelijk migratieroute voor planten en dieren tussen verschillende natuurgebieden. Aanleg van verbindingszones heeft als doel barrières tussen deze gebieden op te heffen;
1.40 erftoegangsweg:
een weg die in de Nederlandse wegcategorisering wordt aangemerkt als het meest lokale wegtype, waarbij langzaam verkeer en gemotoriseerd verkeer gemengd is, zonder rijrichtingscheiding en meestal zonder gescheiden fietspaden;
1.41 extensief recreatief medegebruik:
die vormen van natuurvriendelijke recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen, fietsen, picknicken, kanoën, survivaltochten en natuurgerichte recreatie zoals vogelobservatie;
1.42 extensieve dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen:
dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen die aansluiten bij het agrarisch bedrijf of bij de natuur- en landschapsbeleving van het landelijk gebied;
1.43 extensiveringsgebied:
een aangeduid ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied met het primaat wonen of natuur, waar uitbreiding, hervestiging of nieuwvestiging van in ieder geval intensieve veehouderij onmogelijk is;
1.44 gebiedsontsluitingsweg:
een weg die in de Nederlandse wegcategorisering wordt aangemerkt als een weg met gelijkvloerse kruisingen welke is bedoeld om landelijk of stedelijk gebied te ontsluiten. De wegvakken hebben hierbij een doorstroomfunctie, terwijl de gelijkvloerse kruispunten uitwisseling van verkeer mogelijk maken met lagere orde wegen;
1.45 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.46 geluidsgevoelige objecten
woningen, scholen voor basisonderwijs, voortgezet onderwijs, beroepsonderwijs, hoger onderwijs en gezondheidszorggebouwen;
1.47 geluidsgevoelige terreinen:
terreinen die behoren bij andere gezondheidszorggebouwen dan algemene, categorale en academische ziekenhuizen, alsmede verpleeghuizen, voor zover deze bestemd zijn of worden gebruikt voor de in die gebouwen verleende zorg, of woonwagenstandplaatsen;
1.48 geluidzoneringsplichtige inrichting:
bedrijven welke vallen onder artikel 2.4. van Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer;
1.49 gemengde bedrijven:
agrarische bedrijven met een grondgebonden bedrijfstak en een intensieve veehouderijtak;
1.50 geomorfologisch:
de vorm van het landschap, ontstaan door geologische processen en beïnvloedt door menselijk handelen;
1.51 geurgevoelige objecten:
gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt;
1.52 glastuinbouwbedrijf:
een bedrijf, dat is gericht op het telen van gewassen door in hoofdzaak gebruik te maken van permanente kassen of tunnels;
1.53 groepsaccommodatie/logeergebouw:
een gebouw bestemd voor verblijfsrecreatie door meerdere personen in groepsverband;
1.54 grondgebonden agrarisch bedrijf:
een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of hoofdzakelijk afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde grond in de directe omgeving van het bedrijf. Afhankelijkheid van de grond kent hierbij de volgende aspecten: voedervoorziening, mestafzet of het bieden van een natuurlijk substraat voor plantaardige teelten.Grondgebonden bedrijven zijn in ieder geval: akkerbouw-, fruitteelt- en vollegrondstuinbouwbedrijven en boomteeltbedrijven, waarvan de bomen rechtstreeks in de grond zijn geplant. Melkveebedrijven worden ook aangemerkt als een grondgebonden agrarisch bedrijf;
1.55 hervestiging agrarisch bedrijf:
het verplaatsen van een bestaand agrarisch bedrijf van het ene agrarisch bouwvlak naar een ander agrarisch bouwvlak;
1.56 hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwperceel, door zijn constructie, bouwmasse, ruimtelijke uitstraling en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk is aan te merken;
1.57 houtproductie:
het voortbrengen van hout op bedrijfsmatige wijze door een mede daarop afgestemd duurzaam beheer van bos;
1.58 hoveniersbedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het kweken en verkopen van planten en siergewassen en het aanleggen en onderhouden van tuinen en andere groenvoorzieningen;
1.59 inpandige statische opslag:
het in een gebouw bergen van goederen, die geen regelmatige verplaatsing behoeven, zoals (antieke) auto's, boten en caravans. De opslag mag niet bestemd zijn voor de handel danwel worden opgeslagen voor een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf;
1.60 insteek van de watergang:
het begin van het sloottalud;
1.61 intensieve veehouderij:
een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf waarin het houden van vee of pluimvee de hoofdzaak is. Onder intensieve veehouderijen worden tevens pelsdierhouderijen verstaan;
1.62 kampeerboerderij:
het gelegenheid geven tot het houden van recreatief nachtverblijf in gebouwen deel uitmakend van een agrarische bedrijf dan wel een voormalig agrarisch bedrijf;
1.63 kampeermiddel:
tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge artikel 40 van de Woningwet een bouwvergunning vereist is; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.64 kampeerplaats:
standplaats voor één of een aantal bij elkaar behorende kampeermiddelen;
1.65 kampeerterrein:
terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief verblijf;
1.66 kassen:
gebouwen waarvan de wanden en het dak voornamelijk bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden, zoals het kweken, trekken, vermeerderen, opkweken, of verzorgen van vruchten, bloemen, groenten, planten of bomen, alsmede in voorkomende gevallen tot bescherming van de omgeving tegen milieubelastende stoffen;
1.67 kwetsbaar gebouw bij een vliegveld:
een gebouw met een onderwijs- of gezondheidsfunctie als bedoeld in artikel 1.1. van het Bouwbesluit 2003;
1.68 kwetsbaar object:
de definitie als opgenomen in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
1.69 landbouwdieren:
rundvee, pluimvee (kippen, eenden, ganzen, kalkoenen, parelhoenders, struisvogels e.d.), varkens, schapen, geiten, pelsdieren, konijnen, paarden, wormen e.d., consumptievissen (meerval, forel, paling, zeebaars, zeebrasem, tilapia e.d.);
1.70 landbouwontwikkelingsgebied:
een op de verbeelding ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied met het primaat landbouw dat geheel of gedeeltelijk voorziet, in de mogelijkheid tot uitbreiding, hervestiging of nieuwvestiging van intensieve veehouderij;
1.71 landschappelijke inpassing:
1.72 landschappelijke waarde:
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur;
1.73 landschapselement:
groenelementen met lanschappelijke waarden die bepalend zijn voor het om liggende landschap en in hoofdzaak bestaan uit met name inheemse beplanting in de vorm van struiken, bomen en kruidenlaag;
1.74 lawaaisport:
een sportactiviteit al dan niet individueel of in groepsverband, professioneel of hobbymatig waarbij motorisch of mechanisch geluid wordt geproduceerd dat zodanig is dat het omgevingslawaai wordt overschreden, waaronder in ieder geval begrepen de rallysport, motorsport, (model)vliegsport; de jachtsport wordt hier niet onder begrepen;
1.75 legaal:
gebouwd in overeenstemming met de Woningwet;
1.76 loon(werk)bedrijf:
een bedrijf dat – voornamelijk met behulp van verplaatsbare werktuigen- diensten verleent aan agrarische bedrijven, hetzij in verband met de bodemcultuur, hetzij ter uitvoering van grondwerkzaamheden;
1.77 manege:
een sportbedrijf dat hoofdzakelijk op eigen terrein binnen of buiten een gebouw gelegenheid geeft tot het beoefenen van de paardensport en al dan niet mogelijkheden biedt voor het verblijf en de verzorging van paarden;
1.78 mantelzorg:
het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychisch en/of sociaal vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;
1.79 mestbewerking:
behandeling van dierlijke mest zonder noemenswaardige veranderingen aan het product teweeg te brengen;
1.80 mestverwerking:
de toepassing van basistechnieken of combinaties daarvan met als doel de aard, samenstelling of hoedanigheid van dierlijke mest te wijzigingen;
1.81 minicamping:
een kleinschalig kampeerterrein als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf of een burgerwoning;
1.82 natuurwaarde:
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologisch, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;
Nevenactiviteiten: Het ontplooien van activiteiten op een agrarisch bouwvlak die niet rechtstreeks de uitoefening van de agrarische bedrijfsvoering betreffen;
1.83 niet-grondgebonden agrarisch bedrijf:
een agrarisch bedrijf waarvan de productie niet in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengendvermogen van onbebouwde grond in de directe omgeving van het bedrijf. Niet-grondgebonden bedrijven zijn in ieder geval: intensieve veehouderijen, glastuinbouwbedrijven en gebouwgebonden teeltbedrijven en kwekerijen, zoals champignonteeltbedrijven, witlofkwekerijen, nertsenfokkerijen, viskwekerijen en wormenkwekerijen;
1.84 nevenactiviteiten:
het ontplooien van activiteiten bij een agrarisch bedrijf, die niet rechtstreeks de uitoefening van de agrarische bedrijfsvoering betreffen;
1.85 niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit:
een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten niet specifiek publiekgericht zijn, en dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse;
1.86 nieuwvestiging agrarisch bedrijf:
de vestiging van een agrarisch bedrijf op een nieuw bouwvlak daar waar nog geen bouwmogelijkheden aanwezig zijn, als gevolg van het oprichten van een nieuw agrarisch bedrijf, dan wel het splitsen van een bestaand agrarisch bedrijf;
1.87 omschakeling agrarisch bedrijf:
het geheel, danwel in overwegende mate overstappen van een van de volgende agrarische bedrijfsvormen in een andere, ook in de opsomming genoemde bedrijfsvorm:
1. een grondgebonden agrarisch bedrijf;
2. een intensieve veehouderij;
3. een gemengd bedrijf;
4. een glastuinbouwbedrijf;
5. een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf, niet zijnde een intensieve veehouderij of glastuinbouwbedrijf;
1.88 ondersteunende horeca:
een horecavoorziening binnen een bestemming waarvan de functie een andere dan horeca is maar waar men uitsluitend ten behoeve van de hoofdfunctie een ruimte specifiek heeft ingericht voor de consumptie van drank en etenswaren;
1.89 overkapping/ carport:
een dakconstructie vrijstaand zonder wanden dan wel aan maximaal drie zijden begrensd door de gevels van belendende gebouwen, die niet wordt aangemerkt als een gebouw;
1.90 paardenhouderij:
een uit bedrijfseconomisch oogmerk opgezette houderij voor paarden die uitsluitend of in hoofdzaak is gericht op het fokken, trainen, africhten en verhandelen van paarden, waarbij tevens als ondergeschikte nevenactiviteit is toegestaan het geven van instructie aan ruiter en paard; hierbij zijn publieks- en/of verkeersaantrekkende activiteiten niet toegestaan;
1.91 pension:
een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan logerende gasten;
1.92 pensionstalling:
het stallen van paarden van derden;
1.93 publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis:
een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak publieksgericht zijn en waarvan de omvang en uitstraling zodanig is, dat de activiteit past binnen de desbetreffende woonomgeving en derhalve in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden toegestaan;
1.94 recreatief medegebruik:
die vormen van openluchtrecreatie, die plaats hebben in een omgeving met een niet-recreatieve hoofdfunctie, waarbij het medegebruik ondergeschikt is aan de hoofdfunctie en het hoofdgebruik;
1.95 recreatiewoning:
een gebouw dat dient als recreatiewoonverblijf voor gebruikers die hun hoofdverblijf elders hebben;
1.96 recreatiewoningencomplex:
een terrein voor het plaatsen en geplaatst houden van recreatiewoningen;
1.97 risicovolle inrichting:
een inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
1.98 seksinrichting
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof hij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub en (raam) prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.99 stacaravan:
een kampeermiddel in de vorm van een caravan, die ook als hij als een bouwwerk valt aan te merken, niet bouwvergunningsplichtig is;
1.100 statische opslag:
opslag van goederen, die geen regelmatige verplaatsing behoeven (zoals antieke auto's, boten, caravans en dergelijke) en die niet bedoeld is voor de handel of een elders gevestigd bedrijf;
1.101 streekgebonden producten:
producten, gemaakt met grondstoffen die als streekeigen worden beschouwd en/of volgens streektraditie geteelde producten, en/of producten die volgens een specifieke bereidingswijze of receptuur van een bepaalde regio wordt geproduceerd;
1.102 stroomweg:
een weg die in de Nederlandse wegcategorisering wordt aangemerkt als een weg waarop gemotoriseerd verkeer zo veel mogelijk ononderbroken kan doorstromen;
1.103 teeltondersteunende kassen:
teeltondersteunende voorziening, bestaande uit een kas, voor een vollegrondstuinbouwbedrijf of boomteeltbedrijf. Hieronder worden ook schuurkassen, permanente tunnel- of boogkassen begrepen;
1.104 teeltondersteunende voorzieningen:
voorzieningen in, op of boven de grond, die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten worden gebruikt om de productie onder meer gecontroleerde omstandigheden te laten plaatsvinden; te onderscheiden zijn de volgende categorieën:
Ÿ laag/ tijdelijk: teeltondersteunende voorzieningen met een bouwhoogte van maximaal 1,5 m, uitsluitend toegestaan zolang de teelt het vereist met een maximum van 6 maanden, bijvoorbeeld insectengaas, afdekfolies, acryldoek, lage tunnels;
Ÿ laag/ permanent: teeltondersteunende voorzieningen met een bouwhoogte van maximaal 1,5 m en met een permanent karakter, bijvoorbeeld containervelden;
Ÿ hoog/ tijdelijk: teeltondersteunende voorzieningen met een bouwhoogte van minimaal 1,5 m, uitsluitend toegestaan zolang de teelt het vereist met een maximum van 6 maanden, bijvoorbeeld menstoegankelijke wandelkappen, schaduwhallen en hagelnetten;
Ÿ hoog/ permanent: teeltondersteunende voorzieningen met een bouwhoogte van minimaal 1,5 m en met een permanent karakter, bijvoorbeeld stellingenteelt (bakken in stellingen, regenkappen) en teeltondersteunende kassen;
Ÿ overig: vraatnetten, boomteelthekken;
1.105 tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers:
het huisvesten van werknemers, die in een periode van grote arbeidsbehoefte gedurende enkele maanden op een agrarisch bedrijf werkzaam zijn om naar de aard kortdurend werk te verrichten, voorzover noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering;
1.106 trekkershut:
een klein vrijstaand gebouw, zonder eigen sanitaire voorzieningen, bestemd voor verhuur voor recreatievedoeleinden in de vorm van verblijfsrecreatie aan steeds wisselende wandelaars, fietsers, ruiters, kanoërsof autogebruikers, waarbij verhuur aan dezelfde personen maximaal 3 dagen/nachten mag zijn;
1.107 tuincentrum:
een kwekerij en een verkoopplaats waar dode en levende artikelen voor verwerking/gebruik in tuin en huis, daaronder ook begrepen dierbenodigdheden voor huisdieren, direct aan particulieren ter verkoop worden aangeboden, van welke verkoopplaats een koffiehoek deel uitmaakt ter ondersteuning van de tuincentrumfunctie; ." een bedrijf dat is gericht op het telen en voornamelijk verkopen van planten en siergewassen, alsmedehet verkopen en leveren van andere goederen en materialen voor het aanleggen, onderhouden en verfraaien van tuinen;
1.108 tunnel(kas):
een werk of bouwwerk voorzien van een bedekking van lichtdoorlatend materiaal en dienend tot het kweken, trekken, vermeerderen, opkweken of verzorgen van vruchten, bloemen, groenten, planten of bomen, alsmede in voorkomende gevallen tot bescherming van de omgeving tegen milieubelastende stoffen;
1.109 verblijfsrecreatie:
recreatie in ruimten welke zijn bestemd of opgericht voor recreatief nachtverblijf, zoals een recreatiewoning, groepsaccommodatie/logeergebouw, pension, bed & breakfast, kampeermiddel of trekkershut door personen die hun hoofdwoonverblijf elders hebben;
1.110 verkoopvloeroppervlak:
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;
1.111 verwevingsgebied:
een aangeduid ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied, gericht op verweving van landbouw, wonen en natuur. Hervestiging of uitbreiding van intensieve veehouderij is mogelijk mits de ruimtelijke kwaliteit of functies van het gebied zich daar niet tegen verzetten;
1.112 vloeroppervlak(te):
de totale oppervlakte, gemeten op vloerniveau, die voor een functie wordt gebruikt;
1.113 volkstuinen:
grond waarop, anders dan ten dienste van een agrarisch bedrijf, op kleine schaal voedings- en/of siergewassen worden geteeld en voornamelijk ten eigen behoeve;
1.114 volwaardig agrarisch bedrijf:
een agrarisch bedrijf dat de arbeidsomvang heeft van tenminste één volledige arbeidskracht en waarvan de continuïteit ook op langere termijn in voldoende mate is verzekerd;
1.115 voorgevelrooilijn:
de denkbeeldige lijn, evenwijdig aan de as van de weg waaraan gebouwd wordt, op een afstand van de weg die:
Ÿ gelijk is aan de in de regels voorgeschreven afstand van gebouwen uit de as van de weg op het betreffende bouwperceel;
Ÿ gelijk is aan de afstand van bestaande gebouwen tot de as van de weg op het betreffende bouwperceel, indien die afstand kleiner is dan de in de regels voorgeschreven afstand;
1.116 waterhuishoudkundige doeleinden:
doeleinden die het waterhuishoudingsbelang dienen, zoals watergangen, waterstaatkundige kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang e.d., voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waterafvoer, waterinfiltratie en waterberging; bijbehorende voorzieningen zoals bermen, paden, beschoeiingen;
1.117 watergang:
een voor de oppervlaktewaterkwantiteit van overwegend belang zijnde watergang;
1.118 Wet geluidhinder
Wet van 16 februari 1979 (Stb. 99) houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan;
1.119 Wet milieubeheer:
Wet van 13 juni 1979, Stb. 442, houdende regelen met betrekking tot een aantal algemene onderwerpen op het gebied van de milieuhygiëne, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan;
1.120 Wet ruimtelijke ordening:
Wet van 20 oktober 2006, (Stb. 2006, nr. 566), houdende nieuwe regels omtrent de ruimtelijke ordening, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan;
1.121 woning/ wooneenheid:
een complex van intern met elkaar in verbinding staande ruimten, in een (gedeelte van een) gebouw, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één of meer personen;
1.122 Woningwet:
Wet van 29 augustus 1991 , (Stb. 1991, nr. 439), tot herziening van de Woningwet, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan;
1.123 (woon)boerderij:
een (voormalige) agrarische bedrijfswoning met in de bouwmassa opgenomen (voormalige) agrarische bedrijfsruimten, die samen een geïntegreerde eenheid (bouwkarakteristiek waarbij woon- en bedrijfsgedeelte van oudsher aan elkaar verbonden zijn) vormen;
1.124 woonunit:
een te verplaatsen/ verwijderen bouwwerk bestaande uit één bouwlaag, geschikt en ingericht ten dienste van het woon-, dag- of nachtverblijf van een of meer personen, niet zijnde een stacaravan.
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:
de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse bouwperceelgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk;
2.2 bebouwd(e) oppervlak(te) van een bouwperceel:
de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen;
2.3 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.4 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.5 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.6 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.8 de hoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;
2.9 peil:
Ÿ voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang van het perceel onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang van het perceel;
Ÿ in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
2.10 ondergeschikte bouwdelen
bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemeen
De voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. agrarisch gebruik;
b. nevenactiviteiten (voor zover in 3.1.2 of via ontheffing kan worden toegestaan);
c. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
d. extensief recreatief medegebruik;
e. doeleinden van openbaar nut;
f. erfbeplanting;
g. tuinen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', alsmede voortuinen tussen de aanduiding 'bouwvlak' en de weg, en tussen de bestemming Wonen en de weg;
h. behoud en herstel van cultuurhistorische en historisch-stedenbouwkundige waarden ter plaatse van de aanduiding "cultuurhistorische waarden";
een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder perceelsontsluitingen en sloten, en overeenkomstig de in 3.1.2. opgenomen nadere detaillering van de doeleinden.
3.1.2 Nadere detaillering van de bestemming
In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 3.1.1:
a Agrarisch bouwvlak
Ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" gelden de volgende bepalingen:
1. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “bouwvlak” zijn agrarische bedrijven toegestaan.
2. Indien blijkens de aanduiding "relatie" sprake is van een koppeling van twee aanduidingen "bouwvlak" dan zijn hierop de bepalingen met betrekking tot een enkel bouwvlak van overeenkomstige toepassing.
b Type agrarisch bedrijf en omschakeling
Ter plaatse van de
aanduiding "bouwvlak" mag een grondgebonden agrarisch bedrijf, niet
zijnde een paardenhouderij, worden uitgeoefend. Voorts is -al dan niet in
combinatie met een grondgebonden bedrijf- het volgende type agrarisch bedrijf
toegestaan overeenkomstig de onderstaande aanduidingen:
Ÿ ter plaatse van de aanduiding "glastuinbouw" een glastuinbouwbedrijf;
Ÿ ter plaatse van de aanduiding "intensieve veehouderij" een intensieve veehouderij;
Ÿ ter plaatse van de aanduiding "paardenhouderij" een paardenhouderij;
Ÿ ter plaatse van de aanduiding "gemengd" een gemengd agrarisch bedrijf bestaande uit een grondgebonden agrarisch bedrijf met een intensieve veehouderijtak.
c Staat van nevenactiviteiten
Afhankelijk van de opgenomen aanduiding zijn ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" voorts uitsluitend de volgende nevenactiviteiten naast de agrarische bedrijfsvoering toegestaan met de daarbij behorende voorzieningen, waarbij voor de betreffende activiteit maximaal de in de tabel opgenomen vloeroppervlakte is toegestaan:
Afkorting |
Aanduiding |
Nevenactiviteit |
Adres |
Vloer-oppervlakte |
(sa-1) |
specifieke vorm van agrarisch - 1 |
zorgboerderij |
Molenvelden 3 |
180 m2 |
(sa-2) |
specifieke vorm van agrarisch - 2 |
minicamping en groepsaccommodatie |
Stokkelen 43 |
860 m2 |
(sa-3) |
specifieke vorm van agrarisch - 3 |
hovenier |
Rootseweg 13 |
288 m2 |
d Bed&breakfast
In een bedrijfswoning en bijbehorende bijgebouwen is een bed&breakfast toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woonbebouwing tot een maximum van 80 m2.
2. De bed&breakfast mag bestaan uit maximaal twee kamers met elk maximaal 2 bedden.
3. Wanneer bed&breakfast plaatsvindt in een vrijstaand bijgebouw, dan is hierin geen keuken of soortgelijke voorziening toegestaan.
4. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer.
5. Parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.
6. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
e Ondergeschikte detailhandel
Voor ondergeschikte detailhandel gelden de volgende bepalingen:
1. Ten dienste van het agrarisch bedrijf is ondergeschikte detailhandel toegestaan als nevenactiviteit.
2. Het mag enkel gaan om detailhandel in streekgebonden producten en agrarisch gerelateerde producten.
3. Maximaal mag 100 m2 verkoopvloeroppervlak voor deze detailhandelsactiviteit worden aangewend.
4. De activiteit vindt uitsluitend plaats in de aanwezige gebouwen. Nieuwbouw ten behoeve van de functie is niet toegestaan.
f Inpandige statische opslag
Ten dienste van het agrarisch bedrijf is inpandige statische opslag toegestaan als nevenactiviteit, tot een maximale vloeroppervlakte van 400 m2. Inpandige statische opslag is niet toegestaan in kassen.
g Evenementen
Voor evenementen gelden de volgende bepalingen:
a. Evenementen zijn uitsluitend in de vorm van medegebruik toegestaan.
b. Er dient sprake te zijn van een evenement in de vorm van een voor publiek bestemde uitvoering/ verrichting van vermaak, op het gebied van sport, muziek of op sociaal-cultureel vlak.
c. Het evenement duurt maximaal 7 (aaneengesloten) dagen, met dien verstande dat hiervan ontheffing kan worden verleend als opgenomen in 3.6.7.
h Mestverwerking en vergisting
Mestverwerking en vergisting wordt als bij het agrarisch bedrijf behorend nevenactiviteit aangemerkt, zij het dat deze voorziening uitsluitend kan worden toegestaan na ontheffing als bedoeld in 3.6.2.
i Teeltondersteunende voorzieningen
Voor teeltondersteunende voorzieningen gelden de volgende bepalingen:
a. permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" toegestaan;
b. tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen zijn zowel ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" als daar buiten toegestaan.
j Landschapselementen
De bestemming is mede gericht op behoud van landschapselementen ter plaatse van de aanduiding "landschapswaarden".
k Waterhuishoudkundige doeleinden
De gronden binnen een strook van 5 m aan weerszijden vanaf de insteek van de als Water bestemde watergangen zijn tevens bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden.
l Extensief recreatief medegebruik
Het gehele gebied gelegen binnen deze bestemming mag worden gebruikt ten behoeve van extensief recreatief medegebruik. Ter ondersteuning van het recreatief medegebruik worden beperkte recreatieve voorzieningen toegestaan in het gehele gebied zoals paden, banken, picknicktafels, bewegwijzering e.d..
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen
Uitsluitend mag worden gebouwen ten behoeve van deze bestemming.
3.2.2 Bebouwing binnen bouwvlak
Ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" mogen uitsluitend worden opgericht:
a. agrarische bedrijfsgebouwen; met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding “gemengd” in extensiveringsgebied, aangeduid met "reconstructiewetzone - extensiveringsgebied natuur" of "reconstructiewetzone - extensiveringsgebied overige", de bestaande oppervlakte bedrijfsbebouwing t.b.v. de intensieve veehouderijtak, niet mag worden uitgebreid;
b. agrarische bedrijfsgebouwen in de vorm van kassen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding “glastuinbouw",
c. voor bedrijfswoningen geldt het volgende:
1. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning" is een bedrijfswoning toegestaan, en maximaal één per aanduiding;
2. ter plaatse van de aanduiding “geen bedrijfswoning toegestaan” is geen bedrijfswoning toegestaan;
3. ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning” in combinatie met “maximum aantal wooneenheden” is het aangegeven maximale aantal wooneenheden het toegestane maximale aantal bedrijfswoningen;
d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het agrarisch bedrijf.
3.2.3 Maatvoering en situering bebouwing binnen bouwvlak
De maatvoering van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" is als volgt:
Gebouwen algemeen |
Min. |
afstand tot bouwperceelgrens |
3 m |
afstand tot de as van de als
“specifieke vorm van verkeer - stroomweg” aangeduide weg |
100 m |
afstand tot de as van de als
“specifieke vorm van verkeer - gebiedsontsluitingsweg” aangeduide weg |
20 m |
afstand tot de as van de als
“specifieke vorm van verkeer - erftoegangsweg” aangeduide weg |
15 m |
afstand tot de as van de als
“specifieke vorm van verkeer - onverharde weg” aangeduide weg |
10 m |
bestaande kleinere afstanden van
legaal opgerichte gebouwen zijn toegestaan |
|
Bedrijfsgebouwen per bouwvlak |
Min. |
Max. |
goothoogte |
n.v.t. |
5,5 m |
bouwhoogte |
n.v.t. |
11 m |
dakhelling, met dien verstande dat
de minimale dakhelling niet geldt voor ondergeschikte platte tussenleden en
andere gebouwen van ondergeschikte aard |
12° |
60° |
Kassen ter plaatse van aanduiding
"glastuinbouw" |
Min. |
Max. |
goothoogte |
n.v.t. |
4,5 m |
bouwhoogte |
n.v.t. |
9 m |
afstand kassen tot woningen (anders
dan eigen bedrijfswoning) |
25 m |
n.v.t. |
Teeltondersteunende voorzieningen |
Min. |
Max. |
bouwhoogte |
n.v.t. |
2,5 m |
oppervlakte teeltondersteunende
kassen |
n.v.t. |
5.000 m2 |
goothoogte teeltondersteunende
kassen |
n.v.t. |
5,5 m |
bouwhoogte teeltondersteunende
kassen |
n.v.t. |
7 m |
afstand kassen tot woningen (anders
dan eigen bedrijfswoning) |
25 m |
n.v.t. |
Bedrijfswoning |
Min. |
Max. |
goothoogte, de maximale goothoogte
geldt voor minimaal 60% van de lengte van de goot |
n.v.t. |
3,5 m, tenzij de bestaande
goothoogte meer bedraagt, dan geldt de bestaande goothoogte als maximum |
bouwhoogte |
n.v.t. |
9 m, tenzij de bestaande bouwhoogte
meer bedraagt, dan geldt de bestaande bouwhoogte als maximum |
inhoud |
|
maximaal 750 m3 (incl.
aangebouwde bijgebouwen), tenzij: |
dakhelling |
0° |
60° |
Vrijstaande bijgebouwen bij
bedrijfswoning |
Min. |
Max. |
gezamenlijke oppervlakte per woning |
n.v.t. |
80 m2 |
goothoogte |
n.v.t. |
3 m |
bouwhoogte |
n.v.t. |
6 m |
afstand bijgebouwen tot
bedrijfswoning |
n.v.t. |
15 m, tenzij de bestaande afstand
meer bedraagt, dan geldt de bestaande afstand als maximum |
dakhelling |
0° |
45° |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde |
Max. |
bouwhoogte mestbassins |
8,5 m |
bouwhoogte silo's of waterbassins |
15 m |
bouwhoogte erfafscheidingen |
1,5 m vóór de voorgevelrooilijn, 2 m
achter de voorgevel |
bouwhoogte van carports c.q.
overkappingen |
3 m |
oppervlakte van een carport c.q.
overkapping |
20 m2 |
bouwhoogte overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde |
6 m |
sleufsilo's niet vóór voorgevel van
bedrijfswoning situeren |
|
3.2.4 Herbouw
Aanvullend gelden voor herbouw van bestaande woningen de volgende voorwaarden:
a. de herbouw vindt grotendeels plaats op de plaats van de (voor zover aanwezige) bestaande fundamenten van de woning;
b. de voorgevel van de te herbouwen woning wordt geplaatst in de (voormalige) voorgevelrooilijn van de woning;
c. de bouwwijze (d.w.z. vrijstaand, halfvrijstaand of aaneengebouwd) van de te herbouwen woning(en) wijkt niet af van de bouwwijze van de oorspronkelijke woning(en).
3.2.5 (Maatvoering) bebouwing buiten bouwvlak
Voor het oprichten van bouwwerken buiten de aanduiding "bouwvlak" geldt het volgende:
a. Op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het agrarisch grondgebruik worden opgericht met een maximale bouwhoogte van 2 m, met dien verstande dat:
1. de bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen maximaal 1,5 m mag bedragen;
2. het oprichten van sleufsilo's niet is toegestaan;
3. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan, met een maximale bouwhoogte van 2,5 m, (indien en voorzover er sprake is van een bouwwerk);
4. overige teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan, met een maximale de bouwhoogte van 3 m.
b. Ten behoeve van het extensief recreatief medegebruik is voorts uitsluitend het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan zoals banken, picknicktafels e.d. met een maximale bouwhoogte van 2 m.
c. Paardenbakken buiten de aanduiding "bouwvlak", zijn niet toegestaan.
d. Veldschuren en andere gebouwen zijn niet toegestaan. In afwijking hiervan zijn bestaande gebouwen toegestaan, alsmede gebouwen ter plaatse van de aanduiding "bijgebouwen". Deze gebouwen mogen blijven bestaan, waarbij de bestaande situering, de bestaande goot- en bouwhoogte en de bestaande inhoud als maximum geldt. Deze gebouwen mogen niet worden herbouwd.
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bebouwing. Deze nadere eisen mogen slechts worden gesteld voor het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en hun omgeving en ten behoeve van het behoud en herstel van de waardevolle elementen en structuren en de bestaande ruimtelijke karakteristiek.
3.4 Ontheffing van de bouwregels
3.4.1 Ontheffing minicampings
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen als bedoeld in 3.1.2 onder c en 3.2.2 teneinde minicampings en de daarvoor noodzakelijke voorzieningen, zoals sanitaire voorzieningen, toe te staan, waarbij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. kampeermiddelen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' of tot maximaal 100 m uit de aanduiding 'bouwvlak', gerekend vanaf de achtergrens van dit bouwvlak, of op een afstand van 100 m van het eigen bestemmingsvlak Wonen, Bedrijf of Bedrijf - Agrarisch verwant en technisch hulpbedrijf en op een afstand van minimaal 25 m van de bestemming Wonen van derden;
b. slechts kampeermiddelen zijn toegestaan met een niet-permanent karakter (tenten, tentwagens, kampeerauto's, campers en toercaravans), alsmede maximaal 5 trekkershutten per agrarisch bedrijf;
c. de bebouwde oppervlakte van de trekkershutten mag max. 30 m2 bedragen, de goothoogte max. 2,20 m en de bouwhoogte: max. 3,5 m;
d. trekkershutten zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' danwel de bestemming Wonen; indien dit redelijkerwijs niet mogelijk blijkt zijn trekkershutten toegestaan op een afstand van maximaal 15 m van de aanduiding 'bouwvlak' danwel het eigen bestemmingsvlak Wonen;
e. er zijn maximaal 25 kampeerplaatsen per minicamping toegestaan;
f. gebouwde voorzieningen ten behoeve van kleinschalig kamperen zoals sanitaire voorzieningen, zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak", met een maximale gezamenlijke oppervlakte van 50 m2 bij 25 kampeerplaatsen en 30 m2 bij maximaal 15 kampeerplaatsen, en een maximale bouwhoogte van 5,5 m;
g. de sanitaire voorzieningen worden, voor zover dat redelijkerwijs mogelijk is, gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing, of anders aansluitend aan de bestaande bebouwing;
h. ondergeschikte en ondersteunende horeca, met een inpandige oppervlakte van maximaal 30 m2 uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en een buitenpandige oppervlakte van maximaal 70 m2;
i. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
j. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
k. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
l. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
m. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
n. de ontheffing vindt niet plaats ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied primair" of ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied secundair";
o. de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden.
3.4.2 Ontheffing uitbreiding bebouwing intensieve veehouderijtak gemengd bedrijf
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 3.2.2 onder a teneinde uitbreiding van bedrijfsbebouwing ten behoeve van een intensieve veehouderijtak bij een als “gemengd” aangeduid agrarisch bedrijf in het extensiveringsgebied, aangeduid met "reconstructiewetzone - extensiveringsgebied natuur" of "reconstructiewetzone - extensiveringsgebied overige", toe te kunnen staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak", gelegen binnen de aanduiding "reconstructiewetzone - extensiveringsgebied natuur" of "reconstructiewetzone - extensiveringsgebied overige", kan een uitbreiding van de intensieve veehouderijtak uitsluitend worden toegestaan, indien en voor zover de uitbreiding noodzakelijk is vanwege eisen voor dierenwelzijn;
b. de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden;
c. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
d. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
3.4.3 Ontheffing minimum afstand van bebouwing tot de weg
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 3.2.3 teneinde de voorgeschreven minimum afstand van bebouwing tot de weg te verkleinen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
a. de noodzaak vanuit een doelmatige bedrijfsvoering moet aanwezig zijn;
b. de afstand van nieuwe bebouwing tot de as van de weg mag niet minder bedragen dan van bestaande reeds dichter bij die weg gelegen bebouwing; in afwijking hiervan behoeft indien het een bouwperceel betreft dat aan 2 of meer zijden direct grenst aan een weg, slechts tot 1 weg die afstand te worden aangehouden;
c. er mogen geen onevenredige verkeerskundige belemmeringen plaatsvinden;
d. er dient voldoende parkeerruimte op het eigen erf aanwezig te blijven;
e. de wegbeheerder dient te worden gehoord;
f. de stedenbouwkundige structuur mag niet onevenredig worden aangetast;
g. indien het een woning of ander geluidgevoelig object betreft, moet voldaan worden aan de Wet geluidhinder;
h. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
3.4.4 Ontheffing hogere erfafscheiding
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 3.2.5 onder a teneinde voor erf- en perceelsafscheidingen buiten de aanduiding "bouwvlak" een grotere bouwhoogte toe te staan tot maximaal 2 m, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. de grotere bouwhoogte is noodzakelijk om dieren binnen de wei te houden;
b. de erf- en perceelsafscheidingen zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van afrasteringen;
c. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
d. de ontheffing leidt niet tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden.
3.4.5 Ontheffing paardenbak t.b.v. hobbymatig gebruik
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 3.2.5 onder c teneinde ten behoeve van hobbymatig gebruik binnen deze bestemming of hobbymatig gebruik binnen de bestemming Wonen paardenbakken toe te staan buiten de aanduiding "bouwvlak", mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. de paardenbak kan redelijkerwijs niet worden gesitueerd ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" of binnen het bestemmingsvlak Wonen;
b. de paardenbak wordt aansluitend aan de aanduiding "bouwvlak" of het bestemmingsvlak Wonen gesitueerd;
c. de paardenbak wordt zodanig gesitueerd dat deze landschappelijk wordt ingepast;
d. schuurtjes, lichtmasten en andere aan de paardenbak verwante bouwwerken zijn niet toegestaan;
e. de oppervlakte van de paardenbak bedraagt maximaal 800 m2, tezamen met de oppervlakte die binnen de aanduiding "bouwvlak" danwel de bestemming Wonen wordt gesitueerd;
f. er is maximaal één paardenbak per bouwvlak danwel bestemmingsvlak Wonen toegestaan en uitsluitend bij het eigen bouwvlak respectievelijk de eigen woning;
g. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
h. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waterhuishoudkundige situatie; hieromtrent wordt advies ingewonnen bij het waterschap.
3.4.6 Ontheffing m.b.t. herbouw
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde onder 3.2.4 onder b teneinde de voorgevel te kunnen plaatsen buiten de (voormalige) voorgevelrooilijn, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. de nieuwe situering van de woning is stedenbouwkundig, verkeerskundig en milieukundig aanvaardbaar;
b. er dient sprake te zijn van (zekerheidsstelling omtrent de) sloop van de bestaande woning
c. door de herbouw wordt het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig aangetast;
d. de nieuwe situering van de woning leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit milieuregelgeving;
e. er moet voldaan worden aan de Wet geluidhinder;
f. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
g. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
3.4.7 Ontheffing bouwhoogte i.v.m. technische maatregelen
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde onder 3.2.3 teneinde een grotere bouwhoogte toe te staan voor het treffen van milieutechnische voorzieningen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 m boven de (feitelijke) hoogte van het betreffende gebouw;
b. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
c. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Gebruik overeenkomstig de bestemming
In aanvulling op het bepaalde van artikel 7.10 Wro wordt onder gebruik in overeenstemming met de bestemming in ieder geval begrepen gebruik van gronden en/of opstallen voor:
a. het gebruik van assimilitatiebelichting in teeltondersteunende kassen;
b. mestbewerking van op het eigen bedrijf geproduceerde mest.
3.5.2 Strijdig gebruik
In aanvulling op het bepaalde van artikel 7.10 Wro wordt onder gebruik strijdig met de bestemming in ieder geval begrepen gebruik van gronden en/of opstallen voor:
a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik en plaatsvindt ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";
b. het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten, tenzij dit plaatsvindt ten behoeve van de agrarische productie binnen het agrarisch bedrijf dan wel uitsluitend betrekking heeft op agrarische producten van het eigen bedrijf;
c. detailhandel, behoudens het bepaalde in 3.1.2 onder e;
d. buitenopslag ten behoeve van nevenactiviteiten;
e. vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
f. woondoeleinden, met uitzondering van de toegestane bedrijfswoningen;
g. het bewonen van bedrijfsruimte;
h. een niet-publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis of een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
i. huisvesting van tijdelijke werknemers die werken op structurele arbeidsplaatsten, te weten een arbeidsplaats die langer dan 6 maanden beschikbaar is, en op tijdelijke arbeidsplaatsen ;
j. de opslag van gevaarlijke stoffen, zoals kunstmeststoffen en propaan, die een 10-6 risicocontour hebben die de aanduiding "bouwvlak" overschrijdt.
3.6 Ontheffing van de gebruiksregels
3.6.1 Ontheffing agrarisch verwant bedrijf/ agrarisch technisch hulpbedrijf als nevenactiviteit
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 3.1.2 onder b jo. 3.2.2 teneinde een vorm van agrarisch verwant bedrijf of agrarisch technisch hulpbedrijf als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:
a. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;
b. de ontheffing vindt niet plaats ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied primair" of ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied secundair";
c. de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor deze nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 250 m2;
d. de totale vloeroppervlakte van nevenactiviteiten bij het agrarisch bedrijf, exclusief inpandige statische opslag, mag maximaal 500 m2 bedragen;
e. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
f. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
g. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
h. detailhandel ten behoeve van deze nevenactiviteit is niet toegestaan;
i. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
j. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
k. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;
l. de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden.
3.6.2 Ontheffing biovergisting en mestverwerking als nevenactiviteit
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen als bedoeld in 3.1.2 onder h teneinde als nevenactiviteit vergisting van mest en/of andere organische restprodukten en energiegewassen in biovergistingsinstallaties toe te staan en/of bewerking van mest van derden of verwerking van mest zonder vergisting, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:
a. de nevenactiviteit dient plaats te vinden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'; de bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan 250 m2;
b. bewerking van mest van derden en verwerking van mest en/of andere genoemde producten is toegestaan tot maximaal 25.000 ton op jaarbasis;
c. verwerking van mest en/of andere genoemde producten van derden is toegestaan;
d. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
e. detailhandel ten behoeve van deze nevenactiviteit is niet toegestaan;
f. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
g. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
h. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;
i. de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden;
j. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing.
3.6.3 Ontheffing pensionstalling
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 3.1.2 onder b jo. 3.2.2, teneinde – bedrijfsmatige - nevenactiviteiten in de vorm van pensionstalling van paarden toe te staan bij een agrarisch bedrijf, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;
b. de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor deze nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 100 m2;
c. de totale vloeroppervlakte van nevenactiviteiten bij het agrarisch bedrijf, exclusief inpandige statische opslag, mag maximaal 500 m2 bedragen;
d. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
e. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
f. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
g. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
h. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
i. de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden.
3.6.4 Ontheffing zorgverlenende nevenactiviteiten
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 3.1.2 onder b jo. 3.2.2, teneinde – bedrijfsmatige - nevenactiviteiten in de vorm van zorgverlening op sociaal, fysiek of psychisch vlak toe te staan bij een agrarisch bedrijf, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. de nevenactiviteit dient plaats te vinden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
b. indien er nieuwe gebouwen worden gebouwd ten behoeve van de nevenfunctie, dan kan advies worden ingewonnen bij de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen;
c. de activiteit vindt niet plaats ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied primair" of ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied secundair";
d. de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor deze nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 250 m2;
e. de totale vloeroppervlakte van nevenactiviteiten bij het agrarisch bedrijf, exclusief inpandige statische opslag, mag maximaal 500 m2 bedragen;
f. ondergeschikte en ondersteunende horeca, met een inpandige oppervlakte van maximaal 30 m2 en een buitenpandige oppervlakte van maximaal 70 m2;
g. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
h. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
i. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
j. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
k. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
l. de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden.
3.6.5 Ontheffing recreatieve nevenactiviteiten
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 3.1.2 onder b jo. 3.2.2, teneinde als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf extensieve vormen van dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen, zoals een kinderboerderij, theehuis, ambachtelijke ijs- of kaasmakerij, verhuur van fietsen/huifkarren, organiseren van rondleidingen en exposities, bed & breakfastvoorzieningen in een grotere omvang e.d., toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. de nevenactiviteit vindt plaats naast en ter ondersteuning van de agrarische bedrijfsvoering;
b. de activiteit vindt niet plaats ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied primair" of ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied secundair";
c. verblijfsrecreatieve activiteiten zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van vakantieappartementen, kamerverhuur, bed & breakfast e.d.; kampeermiddelen en stacaravans zijn niet toegestaan;
d. maneges zijn niet toegestaan;
e. de nevenactiviteit dient plaats te vinden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'; de nevenactiviteit is daarnaast toegestaan in cultuurhistorisch waardevolle vrijstaande bijgebouwen;
f. bed & breakfast is toegestaan met een maximum van 10 (éénpersoons)bedden per agrarisch bedrijf;
g. de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor deze nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 500 m2, met dien verstande dat er maximaal 5 vakantieappartementen zijn toegestaan met een totale oppervlakte van maximaal 300 m2; de oppervlakte die nodig is voor het plaatsen van kampeermiddelen wordt hierbij niet meegerekend;
h. indien er nieuwe gebouwen worden gebouwd ten behoeve van de nevenfunctie, dan kan advies worden ingewonnen bij de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen;
i. ondergeschikte en ondersteunende horeca, met een inpandige oppervlakte van maximaal 30 m2 en een buitenpandige oppervlakte van maximaal 70 m2;
j. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
k. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
l. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
m. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
n. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
o. ten behoeve van de nevenactiviteit is ondersteunende horeca toegestaan, zoals de verkoop van ijs, thee e.d.;
p. detailhandel is uitsluitend toegestaan in ondergeschikte, aan de nevenactiviteit gerelateerde vorm;
q. de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden;
r. vooraf kan door de gemeente advies worden ingewonnen bij de commissie Recreatie en Toerisme.
3.6.6 Ontheffing inpandige statische opslag als nevenactiviteit
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 3.1.2 onder f teneinde een grotere vloeroppervlakte ten behoeve van inpandige statische opslag toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;
b. de ontheffing vindt niet plaats ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied primair" of ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied secundair";
c. de opslag mag niet plaatsvinden in kassen;
d. de vloeroppervlakte van de bebouwing, die wordt aangewend voor de nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 750 m2;
e. detailhandel ten behoeve van deze nevenactiviteit is niet toegestaan;
f. de milieubelasting mag niet toenemen;
g. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
h. het gebruik mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
i. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
j. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
k. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
l. de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden.
3.6.7 Ontheffing evenement
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 3.1.2 onder g teneinde het tijdelijk gebruik van gronden voor langdurigere evenementen toe te kunnen staan. Hiertoe dient aan het volgende te worden voldaan:
a. er dienen voldoende parkeerplaatsen al dan niet op eigen terrein beschikbaar te zijn;
b. de aan te brengen voorzieningen dienen tijdelijk te zijn; dit betekent dat het houden van een evenement niet mag leiden tot onomkeerbare voorzieningen en/of ingrepen;
c. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
d. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de binnen het gebied aanwezige waarden;
e. langdurige evenementen zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied primair" of ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied secundair".
3.6.8 Ontheffing tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 3.5.2 onder i ten behoeve van tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. de huisvesting vindt bij voorkeur plaats in een bedrijfsgebouw of een gedeelte daarvan;
b. indien de huisvestiging niet gerealiseerd kan worden zoals bedoeld onder a., kan huisvesting plaatsvinden in één of twee woonunits;
c. deze ontheffing wordt voor maximaal 5 jaar verleend;
d. de tijdelijke huisvesting is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de tijdelijke grote arbeidsbehoefte van dat bedrijf;
e. de huisvesting betreft uitsluitend medewerkers, die alleen binnen het bedrijf, waar ze gehuisvest zijn, werkzaamheden verrichten;
f. de huisvesting bedraagt niet meer dan 6 maanden per kalenderjaar;
g. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
h. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
i. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
j. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing.
3.6.9 Ontheffing opslag gevaarlijke stoffen
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 3.5.2 onder j ten behoeve van de opslag van gevaarlijke stoffen teneinde toe te staan dat de daarbij behorende 10-6 risicocontour de aanduiding "bouwvlak", danwel, indien geen aanduiding "bouwvlak" is opgenomen, de bestemmingsgrens, overschrijdt, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
b. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
c. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing.
3.6.10 Ontheffing mantelzorg in afhankelijke woonruimte
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 3.5.2 onder e en toestaan dat een bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. een dergelijke bewoning is noodzakelijk vanuit een oogpunt van mantelzorg. Hiertoe wordt een verklaring van een arts of specialist overlegd;
b. de afhankelijke woonruimte is uitsluitend toegestaan voor mantelzorg die wordt verleend aan een familielid in de 1e of 2e graad;
c. de afhankelijke woonruimte wordt ingepast binnen de toegestane bijgebouwen, waarbij ten behoeve van mantelzorg niet meer dan 80 m2 mag worden gebruikt;
d. de afstand van het bijgebouw tot de woning bedraagt niet meer dan 15 m;
e. er vindt geen belemmering plaats voor de ontwikkeling van (agrarische) bedrijven in de omgeving;
f. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
g. indien sprake is van een geurgevoelig object wordt er voldaan aan de geurnormen krachtens de Wet geurhinder en veehouderij, dan wel krachtens een op deze wet gebaseerde verordening.
3.7 Aanlegvergunning
3.7.1 Aanlegvergunningplicht
Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de in het schema onder 3.7.4. opgenomen aanlegvergunningplichtige werken en werkzaamheden uit te voeren.
3.7.2 Uitzonderingen vergunningenplicht
Het onder 3.7.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
a. welke plaatshebben ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";
b. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning is verleend;
c. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
d. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer.
3.7.3 Toetsing aan aanwezige waarden
De in 3.7.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 3.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 3.7.4 de toetsingscriteria weergegeven.
3.7.4 Schema aanlegvergunningen
Aanlegvergunningplichtige
werken/werkzaamheden |
Criteria voor verlening van de
aanlegvergunning |
het aanbrengen van
(infrastructurele) ondergrondse leidingen ter plaatse van de aanduiding "landschapswaarden" |
er mag geen blijvende aantasting
plaatsvinden van het landschapselement. |
het aanleggen van wegen en het
aanbrengen van oppervlakte verhardingen ter plaatse van de aanduiding "landschapswaarden" |
1. de wegen en overige verhardingen
moeten noodzakelijk zijn; |
het aanbrengen van
oppervlakteverhardingen groter dan 200 m2 |
het aanbrengen van verhardingen
dient noodzakelijk te zijn in het kader van de agrarische bedrijfsvoering dan
wel het recreatief medegebruik; |
het vellen of rooien van houtgewas
ter plaatse van de aanduiding "landschapswaarden" |
1. het verwijderen moet noodzakelijk
zijn; |
3.8 Wijzigingsbevoegdheid
3.8.1 Wijziging t.b.v. omschakeling naar/ hervestiging van intensieve veehouderij
Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming op onderdelen wijzigen teneinde omschakeling toe te staan van een agrarische bedrijfsvorm, niet zijnde een intensieve veehouderij, naar een intensieve veehouderij of intensieve veehouderijtak, door middel van het aanduiden van de gronden ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" met de aanduiding “intensieve veehouderij” respectievelijk de aanduiding "gemengd" mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
a. op de locatie heeft geen sloop van bedrijfsgebouwen plaatsgevonden met gebruikmaking van de “Regeling Beëindiging Veehouderijtakken” of de regeling “Ruimte-voor-ruimte”;
b. omschakeling is uitsluitend mogelijk ter plaatse van de "reconstructiewetzone - verwevingsgebied" of "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied primair" of ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied secundair";
c. ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - verwevingsgebied" dient aangetoond te worden dat het een duurzame locatie voor de intensieve veehouderij betreft conform de provinciale handleiding duurzame locaties en duurzame projectlocaties voor de intensieve veehouderij;
d. het dient om een concreet plan te gaan, waarbij onder andere milieutechnische gegevens worden overlegd;
e. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waarden die zijn geformuleerd binnen de nadere detaillering van deze bestemming;
f. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
g. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
h. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Hiertoe kan de bestemming Artikel 10 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen.
3.8.2 Wijziging t.b.v. omschakeling naar paardenhouderij
Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming op onderdelen wijzigen teneinde omschakeling toe te staan van een agrarische bedrijfsvorm, niet zijnde een paardenhouderij, naar een paardenhouderij, door middel van het aanduiden van de gronden ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" met de aanduiding “paardenhouderij” mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
a. op de locatie heeft geen sloop van bedrijfsgebouwen plaatsgevonden met gebruikmaking van de "Regeling Beëindiging Veehouderijtakken" of de regeling "Ruimte-voor-ruimte";
b. omschakeling naar een paardenhouderij ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied primair" of ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied secundair" is niet toegestaan;
c. de omvang van de aanduiding "bouwvlak" mag niet meer bedragen dan 1,5 ha en, indien dit noodzakelijk blijkt voor de bedrijfsvoering, worden vergroot naar maximaal deze maat;
d. paardenbakken mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" worden opgericht;
e. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
f. het dient om een concreet plan te gaan, waarbij onder andere milieutechnische gegevens worden overlegd;
g. bebouwing die niet noodzakelijk is voor de nieuwe bestemming (overtollige bebouwing) dient te worden gesloopt, tenzij het cultuurhistorisch waardevolle bebouwing is;
h. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waarden die zijn geformuleerd binnen de nadere detaillering van deze bestemming;
i. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
j. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
k. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Hiertoe kan de bestemming Artikel 10 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen.
3.8.3 Wijziging t.b.v. vergroting/ vormverandering agrarisch bouwvlak
Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming op onderdelen wijzigen ten behoeve van vergroting en/of vormverandering van de aanduiding "bouwvlak", mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. de aanduiding 'bouwvlak', gelegen ter plaatse van de aanduiding of nabij de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone" mogen uitsluitend worden uitgebreid, mits het functioneren van de verbindingszone niet onevenredig wordt aangetast;
b. vergroting van de aanduiding "bouwvlak" ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied primair" of ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied secundair" is uitsluitend toegestaan, voor zover dit de geschiktheid voor ontwikkeling of vestiging van intensieve veehouderijbedrijven binnen dit gebied niet frustreert;
c. de vergroting en/of vormverandering dient noodzakelijk te zijn uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling waaronder begrepen het kunnen plaatsen van permanente teeltondersteunende voorzieningen ter plaatse van de op te nemen aanduiding "bouwvlak";
d.
-voor grondgebonden agrarische bedrijven (inclusief
paardenhouderijen) en gemengde bedrijven, niet zijnde de intensieve
veehouderijtak, is vergroting tot een omvang van 1,5 ha toegestaan;
- een verdere vergroting naar maximaal 2,5 ha kan voor deze bedrijven worden
toegestaan. Hiertoe kan over punt c advies van de Adviescommissie Agrarische
Bouwaanvragen worden ingewonnen;
e. voor intensieve veehouderij en de intensieve veehouderijtak binnen de gemengde bedrijven, gelden de volgende bepalingen:
1. ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied primair" of ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied secundair" is een uitbreiding toegestaan naar maximaal 1,5 ha in totaal;
2. ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - verwevingsgebied" is een uitbreiding toegestaan naar maximaal 1,5 ha in totaal, mits sprake is van een duurzame locatie voor de intensieve veehouderij (conform de provinciale handleiding duurzame locaties en duurzame projectlocaties voor de intensieve veehouderij);
3. ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - extensiveringsgebied natuur" of "reconstructiewetzone - extensiveringsgebied overige" is een uitbreiding uitsluitend toegestaan ten behoeve van het dierenwelzijn; vormverandering is ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - extensiveringsgebied natuur" of ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - extensiveringsgebied overige" niet toegestaan;
f. voor glastuinbouwbedrijven tot een omvang van 4 ha, waarvan maximaal 3 ha met kassen mag worden bebouwd, uitsluitend wanneer er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodemhuishoudkundige of milieuhygiënische kwaliteiten van het gebied;
g. het dient om een concreet plan te gaan, waarbij onder andere milieutechnische gegevens worden overlegd;
h. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waarden die zijn geformuleerd binnen de nadere detaillering van deze bestemming;
i. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
j. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van het woon- en leefmilieu;
k. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waterhuishoudkundige situatie; bij vergroting van de aanduiding "bouwvlak" wordt hieromtrent advies ingewonnen bij het waterschap;
l. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Hiertoe kan de bestemming Artikel 10 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen of verschoven.
3.8.4 Wijziging t.b.v. vergroting/ vormverandering intensieve veehouderij groter dan 1,5 ha
Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming op onderdelen wijzigen ten behoeve van vergroting en/of vormverandering van de aanduiding "bouwvlak" ten behoeve van een intensieve veehouderijbedrijf, naar een grotere omvang dan opgenomen in 3.8.3, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. de aanduiding 'bouwvlak', gelegen ter plaatse van de aanduiding of nabij de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone" mogen uitsluitend worden uitgebreid, mits het functioneren van de verbindingszone niet onevenredig wordt aangetast;
b. de vergroting en/of vormverandering dient noodzakelijk te zijn uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling;
c. ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied primair" of ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied secundair" is een uitbreiding toegestaan naar maximaal 3 ha in totaal;
d. ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - verwevingsgebied" is een uitbreiding toegestaan naar maximaal 2,5 ha in totaal, mits sprake is van een duurzame locatie voor de intensieve veehouderij (conform de provinciale handleiding duurzame locaties en duurzame projectlocaties voor de intensieve veehouderij);
e. er kan advies worden ingewonnen van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen;
f. het dient om een concreet plan te gaan, waarbij onder andere milieutechnische gegevens worden overlegd;
g. het mag geen significant nadelige effecten hebben op de belangen die, getuige de instandhoudingsdoelstellingen, door aanwijzing als Natura-2000-gebied worden beschermd;
h. het mag niet leiden tot een onaanvaardbaar woon- en leefmilieu voor wat betreft het aspect geur, daarbij begrepen de achtergrondbelasting;
i. het moet zijn in overeenstemming met de wettelijke eisen ten aanzien van luchtkwaliteit;
j. het moet zijn in overeenstemming met de wettelijke eisen ten aanzien van flora- en fauna;
k. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waarden die zijn geformuleerd binnen de nadere detaillering van deze bestemming;
l. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
m. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van het woon- en leefmilieu;
n. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waterhuishoudkundige situatie; bij vergroting van de aanduiding "bouwvlak" wordt hieromtrent advies ingewonnen bij het waterschap;
o. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Hiertoe kan de bestemming Artikel 10 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen of verschoven.
3.8.5 Wijziging t.b.v. bedrijfswoning
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van deze gronden wijzigen teneinde een (extra) bedrijfswoning toe te staan. Een en ander mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. de bedrijfswoning is noodzakelijk voor de bedrijfsvoering;
b. het betreft een volwaardig agrarisch bedrijf;
c. ter beoordeling van het bovenstaande kan advies worden gevraagd aan de Stichting Advies-commissie Agrarische Bouwaanvragen (AAB);
d. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Hiertoe kan de bestemming Artikel 10 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen;
e. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
3.8.6 Wijziging naar wonen/ t.b.v. woningsplitsing
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden met de aanduiding "bouwvlak" wijzigen in Artikel 20 Wonen waarbij na bedrijfsbeëindiging de verbouw van een voormalige bedrijfswoning of (woon)boerderij voor wonen kan worden toegestaan; tevens kan daarbij woningsplitsing worden toegestaan. Een en ander mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. agrarisch hergebruik is redelijkerwijs niet mogelijk;
b. de bestemmingswijziging vindt niet plaats ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied primair" of ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied secundair";
c. splitsing is toegestaan indien de inhoud van het hoofdgebouw vóór splitsing minimaal 700 m3 bedraagt;
d. de bebouwde oppervlakte van de voormalige bedrijfswoning of (woon)boerderij (inclusief de inpandige stal / het inpandig deel) mag niet worden vergroot;
e. de agrarische verschijningsvorm van de voormalige boerderij mag niet worden aangetast;
f. de bestaande situering van de bebouwing mag niet worden gewijzigd;
g. woningsplitsing is uitsluitend toegestaan bij:
1. cultuurhistorisch waardevolle panden ter plaatse van de aanduiding "cultuurhistorische waarden"; of
2. (voormalige) (woon)boerderijen;
h. bij woningsplitsing mag in maximaal 2 woningen worden gesplitst;
i.
de bebouwde oppervlakte van de vrijstaande bijgebouwen
mag niet meer bedragen dan 80 m2 per woning;
indien sprake is van sloop van voormalige, legale bedrijfsgebouwen, kan een
bebouwde oppervlakte van bijgebouwen worden toegestaan van 80 m2
vermeerderd met maximaal 25% van het meerdere van de bebouwde oppervlakte van
de voormalige bedrijfsgebouwen, tot een totaal maximum van 200 m2 per
woning; hierbij dient in ieder geval het meerdere dan wat ingevolge deze
regeling is toegestaan, te worden gesloopt; sloop van cultuurhistorisch
waardevolle panden en monumentale panden is niet toegestaan;
j. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;
k. voldaan wordt aan de bepalingen bij of krachtens de Wet geluidhinder;
l. er wordt voldaan aan de geurnormen krachtens de Wet geurhinder en veehouderij, dan wel krachtens een op deze wet gebaseerde verordening;
m. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
n. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden;
o. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
p. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
q. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Hiertoe kan de bestemming Artikel 10 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen.
r. de regels van Artikel 20 Wonen worden van overeenkomstige toepassing verklaard.
3.8.7 Wijziging t.b.v. agrarisch verwant bedrijf/ agrarisch technisch hulpbedrijf
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" wijzigen in Artikel 7 Bedrijf - Agrarisch verwant en technisch hulpbedrijf teneinde een agrarisch verwant bedrijf dan wel een agrarisch technisch hulpbedrijf toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. op de locatie heeft geen sloop van bedrijfsgebouwen plaatsgevonden met gebruikmaking van de “Regeling Beëindiging Veehouderijtakken” of de regeling “Ruimte-voor-ruimte”;
b. agrarisch hergebruik is redelijkerwijs niet mogelijk;
c. de bestemmingswijziging vindt niet plaats ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied primair" of ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied secundair";
d. het hergebruik dient te passen in de omgeving;
e. in opzet en ontwikkelingsperspectief dient het om een kleinschalige activiteit te gaan, met in beginsel slechts enkele werknemers;
f. als belangrijke voorwaarde voor hergebruik geldt dat het hergebruik plaatsvindt binnen de aanwezige gebouwen; uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan;
g. in een bedrijfsplan dient te worden aangetoond welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de hergebruikfunctie; overtollige voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, die niet voor de nieuwe functie wordt gebruikt, dient te worden gesloopt, tenzij de gebouwen een bijzondere cultuurhistorische waarde hebben;
h. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden, tenzij dit voor het functioneren van het bedrijf noodzakelijk is;
i. het dient om een concreet plan te gaan, waarbij onder andere milieutechnische gegevens worden overlegd;
j. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
k. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
l. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Hiertoe kan de bestemming Artikel 10 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen.
m. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
n. detailhandel is niet toegestaan;
o. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden;
p. de regels van Artikel 7 Bedrijf - Agrarisch verwant en technisch hulpbedrijf worden van overeenkomstige toepassing verklaard.
3.8.8 Wijziging t.b.v. inpandige statische opslag
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" wijzigen in Artikel 20 Wonen met de aanduiding "inpandige opslag", teneinde - naast het gebruik ten behoeve van de woonfunctie - hergebruik van de bedrijfsbebouwing toe te kunnen staan voor inpandige statische opslag, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. op de locatie heeft geen sloop van bedrijfsgebouwen plaatsgevonden met gebruikmaking van de “Regeling Beëindiging Veehouderijtakken” of de regeling “Ruimte-voor-ruimte”;
b. agrarisch hergebruik is redelijkerwijs niet mogelijk;
c. de bestemmingswijziging vindt niet plaats ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied primair" of ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied secundair";
d. voor de wijziging naar de woonfunctie gelden de voorwaarden als op genomen in 3.8.6 a t/m c;
e. het hergebruik voor inpandige opslag dient te passen in de omgeving;
f. in opzet en ontwikkelingsperspectief dient het om een kleinschalige activiteit te gaan, met in beginsel slechts enkele werknemers;
g. de activiteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de activiteit plaats;
h. voor de inpandige statische opslag is een vloeroppervlakte van maximaal 1000 m2 toegestaan; overtollige voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, dient te worden gesloopt, tenzij het cultuurhistorisch waardevolle panden betreffen;
i. de opslag mag niet plaatsvinden in kassen;
j. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden;
k. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
l. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
m. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Hiertoe kan de bestemming Artikel 10 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen.
n. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
o. detailhandel is niet toegestaan;
p. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden;
q. de regels van Artikel 20 Wonen worden van overeenkomstige toepassing verklaard; zij het dat de aanduiding "inpandige opslag" wordt toegevoegd met de bijbehorende voorwaarden.
3.8.9 Wijziging t.b.v. recreatieve activiteiten
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" wijzigen teneinde hergebruik van de bebouwing toe te staan, in de bestemming Recreatie voor dag- en verblijfsrecreatieve activiteiten, danwel Sport ten behoeve van een manege , mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. op de locatie heeft geen sloop van bedrijfsgebouwen plaatsgevonden met gebruikmaking van de “Regeling Beëindiging Veehouderijtakken” of de regeling “Ruimte-voor-ruimte”;
b. agrarisch hergebruik is redelijkerwijs niet mogelijk;
c. de bestemmingswijziging vindt niet plaats, ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied primair" of ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied secundair";
d. hergebruik voor dagrecreatie kan binnen de gehele bestemming worden toegestaan in of bij vrijkomende agrarische bebouwing, waarbij de navolgende doeleinden kunnen worden toegestaan: kinderboerderij, theeschenkerij en qua aard en omvang overeenkomstige bedrijven;
e. hergebruik ten behoeve van een manege is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding “wro-zone – wijzigingsgebied bebouwingsconcentratie”;
f. hergebruik voor verblijfsrecreatie kan worden toegestaan in de vorm van vakantieappartementen en groepsaccommodatie, zoals een kampeerboerderij/ kamphuis; kampeermiddelen, stacaravans, trekkershutten. Wijziging naar een losstaande recreatiewoning is uitsluitend toegestaan, ter behoud van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen;
g. het hergebruik dient te passen in de omgeving;
h. ten behoeve van de recreatieve activiteiten is ondersteunende horeca toegestaan;
i. per bedrijf zijn maximaal 5 vakantieappartementen toegestaan;
j. per appartement is een vloeroppervlak van maximaal 60 m2 toegestaan;
k. ten behoeve van groepsaccommodatie mag per bedrijf een inhoud van maximaal 1000 m3 worden gebruikt;
l. in opzet en ontwikkelingsperspectief moet het gaan om een kleinschalige activiteit, met in beginsel slechts enkele werknemers;
m. de activiteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de activiteit plaats. In afwijking van het voorgaande is een bebouwde oppervlakte van maximaal 500 m2 aan nieuwe gebouwen toegestaan, mits daarbij alle aanwezige gebouwen worden gesloopt;
n. in een bedrijfsplan dient te worden aangetoond welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de hergebruikfunctie; overtollige voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, die niet voor de nieuwe functie wordt gebruikt, dient te worden gesloopt, tenzij de gebouwen een bijzondere cultuurhistorische waarde hebben;
o. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden;
p. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
q. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
r. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Hiertoe kan de bestemming Artikel 10 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen.
s. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
t. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
u. vooraf dient advies te worden gevraagd aan de commissie Recreatie en Toerisme;
v. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden;
w. de regels van Artikel 15 Recreatie danwel de bestemming Artikel 17 Sport ten behoeve van een manege, worden van overeenkomstige toepassing verklaard.
3.8.10 Wijziging t.b.v. niet-agrarisch bedrijf
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden met de aanduiding "bouwvlak" wijzigen in Artikel 6 Bedrijf, teneinde gebruik van de aanwezige bebouwing toe te staan voor niet-agrarische bedrijven, voor zover niet begrepen onder 3.8.7. en 3.8.8., mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. op de locatie heeft geen sloop van bedrijfsgebouwen plaatsgevonden met gebruikmaking van de “Regeling Beëindiging Veehouderijtakken” of de regeling “Ruimte-voor-ruimte”;
b. agrarisch hergebruik is redelijkerwijs niet mogelijk;
c. de bestemmingswijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding "wro-zone - bebouwingsconcentratie", met dien verstande dat de bestemmingswijziging niet plaatsvindt ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied primair" of ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied secundair";
d. het hergebruik dient te passen in de omgeving;
e. in opzet en ontwikkelingsperspectief dient het om een kleinschalige activiteit te gaan, met in beginsel slechts enkele werknemers;
f. de omzetting is slechts toegestaan naar bedrijven zoals opgenomen in maximaal de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels als bijlage gevoegde Staat van bedrijfsactiviteiten of daarmee vergelijkbare bedrijven;
g. het dient om een concreet plan te gaan, waarbij onder andere milieutechnische gegevens worden overlegd;
h. de activiteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de activiteit plaats;
i. in een bedrijfsplan dient te worden aangetoond welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de hergebruikfunctie, met een maximum van 400 m2; overtollige voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, die niet voor de nieuwe functie wordt gebruikt, dient te worden gesloopt, tenzij de gebouwen een bijzondere cultuurhistorische waarde hebben;
j. detailhandel is alleen toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit;
k. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden;
l. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
m. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
n. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Hiertoe kan de bestemming Artikel 10 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen;
o. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
p. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden;
q. de regels van Artikel 6 Bedrijf worden van overeenkomstige toepassing verklaard.
3.8.11 Wijziging naar Bos en/of Natuur
Burgemeester en wethouders kunnen gronden wijzigen in de bestemming Artikel 9 Bos en/of Artikel 14 Natuur, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. de ontwikkeling van deze gebieden geschiedt enkel op basis van vrijwillige medewerking van de landeigenaren;
b. de inrichting dient zodanig te zijn dat de nabijgelegen agrarische bedrijven geen onevenredige overlast ondervinden in de bedrijfsontwikkeling;
c. de bestaande cultuurhistorische waarden worden niet onevenredig aangetast;
d. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnwetgeving;
e. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
f. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;
g. advies dient te worden ingewonnen bij het waterschap;
h. het nieuwe bestemmingsvlak wordt ingetekend in het wijzigingsplan.
3.8.12 Wijziging naar Natuur
Burgemeester en wethouders kunnen de gronden geheel of gedeeltelijk wijzigen in de bestemming Artikel 14 Natuur ter plaatse van één van de volgende aanduidingen:
Ÿ ter plaatse van de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone" en binnen een zone van 2,5 ha per strekkende km ter weerszijden van deze aanduiding ten behoeve van de aanleg van een ecologische verbindingszone;
Ÿ binnen een zone tot 100 m vanaf de aanduiding "specifieke vorm van water - water met ecologische waarden" opgenomen binnen de bestemming Water, ten behoeve van herstelmaatregelen aan de beek ten aanzien van waterkwaliteit, waterkwantiteit en/of ecologische waarden;
mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. de inrichting dient zodanig te zijn dat de nabijgelegen agrarische bedrijven geen onevenredige overlast ondervinden in de bedrijfsontwikkeling;
b. de bestaande cultuurhistorische waarden worden niet onevenredig aangetast;
c. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnwetgeving;
d. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
e. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;
f. advies dient te worden ingewonnen bij het waterschap;
g. het nieuwe bestemmingsvlak wordt ingetekend in het wijzigingsplan.
Artikel 4 Agrarisch
met waarden - Landschap
4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Algemeen
De voor Agrarisch met waarden - Landschap aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. agrarisch gebruik;
b. nevenactiviteiten; (voor zover in 4.1.2 of via ontheffing kan worden toegestaan);
c. behoud, herstel en ontwikkeling van de landschappelijke waarden;
d. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
e. extensief recreatief medegebruik;
f. doeleinden van openbaar nut;
g. erfbeplanting;
h. tuinen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', alsmede voortuinen tussen de aanduiding 'bouwvlak' en de weg, en tussen de bestemming Wonen en de weg;
i. behoud en herstel van cultuurhistorische en historisch-stedenbouwkundige waarden ter plaatse van de aanduiding "cultuurhistorische waarden";
een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder perceelsontsluitingen en sloten, en overeenkomstig de in 4.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemming.
4.1.2 Nadere detaillering van de bestemming
In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 4.1.1:
a Agrarisch bouwvlak
Ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" gelden de volgende bepalingen:
1. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “bouwvlak” zijn agrarische bedrijven toegestaan.
2. Indien blijkens de aanduiding "relatie" sprake is van een koppeling van twee aanduidingen "bouwvlak" dan zijn hierop de bepalingen met betrekking tot een enkel bouwvlak van overeenkomstige toepassing.
b Type agrarisch bedrijf en omschakeling
Ter plaatse van de
aanduiding "bouwvlak" mag een grondgebonden agrarisch bedrijf, niet
zijnde een paardenhouderij, worden uitgeoefend, voorts is -al dan niet in
combinatie met een grondgebonden bedrijf- het volgende type agrarisch bedrijf
toegestaan overeenkomstig de aanduiding:
Ÿ ter plaatse van de aanduiding "glastuinbouw" een glastuinbouwbedrijf;
Ÿ ter plaatse van de aanduiding "intensieve veehouderij" een intensieve veehouderij;
Ÿ ter plaatse van de aanduiding "paardenhouderij" een paardenhouderij;
Ÿ ter plaatse van de aanduiding "gemengd" een gemengd agrarisch bedrijf bestaande uit een grondgebonden agrarisch bedrijf met een intensieve veehouderijtak.
c Staat van nevenactiviteiten
Afhankelijk van de opgenomen aanduiding zijn ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" voorts uitsluitend de volgende nevenactiviteiten naast de agrarische bedrijfsvoering toegestaan met de daarbij behorende voorzieningen, waarbij voor de betreffende activiteit maximaal de in de tabel opgenomen vloeroppervlakte is toegestaan. Voor zover geen oppervlakte in de tabel is opgenomen geldt de bestaande vloeroppervlakte als maximum:
Afkorting |
Aanduiding |
Nevenactiviteit |
Adres |
Vloer-oppervlakte |
(saw-1) |
specifieke vorm van agrarisch met
waarden - 1 |
minicamping |
Buikheide
10a |
|
(saw-3) |
specifieke vorm van agrarisch met
waarden - 3 |
minicamping |
Heikestraat 5 |
|
(saw-4) |
specifieke vorm van agrarisch met
waarden - 4 |
minicamping, groepsaccommodatie |
Kreiel 11 en 18a |
240 m2 |
(saw-5) |
specifieke vorm van agrarisch met
waarden - 5 |
zorgboerderij en minicamping |
Schadewijk 21 |
120 m2 |
(saw-6) |
specifieke vorm van agrarisch met
waarden - 6 |
varkensmuseum, inclusief
ontvangstruimte en speelruimte, paardenstalling |
Schadewijk 23 |
571 m2, waarvan 246 m2
paardenstalling |
(saw-8) |
specifieke vorm van agrarisch met
waarden - 8 |
zorgboerderij |
Bijsterveld 2 |
110 m2 |
d Bed&breakfast
In een bedrijfswoning en bijbehorende bijgebouwen is een bed&breakfast toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woonbebouwing tot een maximum van 80 m2.
2. De bed&breakfast mag bestaan uit maximaal twee kamers met elk maximaal 2 bedden.
3. Wanneer bed&breakfast plaatsvindt in een vrijstaand bijgebouw, dan is hierin geen keuken of soortgelijke voorziening toegestaan.
4. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer.
5. Parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.
6. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
e Ondergeschikte detailhandel
Ten dienste van het agrarisch bedrijf is ondergeschikte detailhandel toegestaan als nevenactiviteit. Daarbij mag het enkel gaan om detailhandel in streekgebonden producten en agrarisch gerelateerde producten. Maximaal mag 100 m2 verkoopvloeroppervlak voor deze detailhandelsactiviteit worden aangewend.
f Inpandige statische opslag
Ten dienste van het agrarisch bedrijf is inpandige statische opslag toegestaan als nevenactiviteit, tot een maximale vloeroppervlakte van 400 m2. Inpandige statische opslag is niet toegestaan in kassen.
g Mestverwerking en vergisting
Mestverwerking en vergisting wordt als bij het agrarisch bedrijf behorend nevenactiviteit aangemerkt, zij het dat deze voorziening uitsluitend kan worden toegestaan na ontheffing als bedoeld in 4.6.2.
h Teeltondersteunende voorzieningen
Voor teeltondersteunende voorzieningen gelden de volgende bepalingen:
a. permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" toegestaan, met dien verstande dat teeltondersteunende kassen uitsluitend na verlening van ontheffing zijn toegestaan;
b. tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen zijn zowel ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" als daarbuiten toegestaan. Buiten de aanduiding "bouwvlak" is dit echter uitsluitend toegestaan door middel van een ontheffing voor bouwwerken of een aanlegvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde.
i Landschappelijke waarden
Gestreefd wordt naar behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke waarden. Dit houdt in dat de binnen het gebied voorkomende akkercomplexen, steilranden en landschapselementen dienen te worden gehandhaafd. Ook mogen de openheid en/of het reliëf van de open en bolle akkers niet onevenredig worden aangetast.
1. Ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch met waarden - beekdal" is het beleid gericht op behoud en bescherming van de hydrologie en de landschappelijke openheid.
2. Ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch met waarden - cultuurhistorie", is het beleid gericht op bescherming van de bolle akkers en de landschappelijke openheid.
3. Ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch met waarden - rnle", is het beleid gericht op ontwikkeling van natuur en landschap binnen de gehele regionale eenheid.
j Cultuurhistorische en landschappelijke waarden
Gestreefd wordt naar behoud, herstel en ontwikkeling van cultuurhistorische en landschappelijke waarden. Dit houdt in dat ter plaatse van de aanduiding "wro-zone - aanlegvergunning historisch geografisch waardevol", het beleid is gericht op behoud en ontwikkeling van de historische verkavelingstructuur en kleinschaligheid van het landschap.
k Landschapselementen
De bestemming is mede gericht op behoud van landschapselementen ter plaatse van de aanduiding "landschapswaarden".
l Waterhuishoudkundige doeleinden
De gronden binnen een strook van 5 m aan weerszijden vanaf de insteek van de als Water bestemde watergangen zijn tevens bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden.
m Extensief recreatief medebruik
Het gehele gebied gelegen binnen deze bestemming mag worden gebruikt ten behoeve van extensief recreatief medegebruik. Ter ondersteuning van het recreatief medegebruik worden beperkte recreatieve voorzieningen toegestaan in het gehele gebied zoals paden, banken, picknicktafels, bewegwijzering e.d.
n Recreatievijver
Ter plaatse van de aanduiding "vijver" is een recreatievijver toegestaan. Watersport met gemotoriseerde vaartuigen is niet toegestaan.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Toegestane bebouwing
Uitsluitend mag worden gebouwen ten behoeve van deze bestemming.
4.2.2 Bebouwing binnen bouwvlak
Ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" mogen uitsluitend worden opgericht:
a. agrarische bedrijfsgebouwen; met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding “gemengd” in extensiveringsgebied, aangeduid met "reconstructiewetzone - extensiveringsgebied natuur" of ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - extensiveringsgebied overige", de bestaande oppervlakte bedrijfsbebouwing t.b.v. de intensieve veehouderijtak, niet mag worden uitgebreid;
b. agarische bedrijfsbouwen in de vorm van kassen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding "glastuinbouw";
c. voor bedrijfswoningen geldt het volgende:
1. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning" is een bedrijfswoning toegestaan, en maximaal één per aanduiding;
2. ter plaatse van de aanduiding “geen bedrijfswoning toegestaan” is geen bedrijfswoning toegestaan;
3. ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning” in combinatie met “maximum aantal wooneenheden” is het aangegeven maximale aantal wooneenheden het toegestane maximale aantal bedrijfswoningen;
d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het agrarisch bedrijf.
4.2.3 Maatvoering en situering bebouwing binnen bouwvlak
De maatvoering van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" is als volgt:
Gebouwen algemeen |
Min. |
afstand tot bouwperceelgrens |
3 m |
afstand tot de as van de als
“specifieke vorm van verkeer - stroomweg” aangeduide weg |
100 m |
afstand tot de as van de als
“specifieke vorm van verkeer - gebiedsontsluitingsweg” aangeduide weg |
20 m |
afstand tot de as van de als
“erftoegangsweg” aangeduide weg |
15 m |
afstand tot de as van de als
“specifieke vorm van verkeer - onverharde weg” aangeduide weg |
10 m |
bestaande kleinere afstanden van
legaal opgerichte gebouwen zijn toegestaan |
|
Bedrijfsgebouwen per bouwvlak |
Min. |
Max. |
goothoogte |
n.v.t. |
5,5 m |
bouwhoogte |
n.v.t. |
11 m |
dakhelling, met dien verstande dat
de minimale dakhelling niet geldt voor ondergeschikte platte tussenleden en
andere gebouwen van ondergeschikte aard |
12° |
60° |
Kassen ter plaatse van aanduiding
"glastuinbouw" |
Min. |
Max. |
goothoogte |
n.v.t. |
4,5 m |
bouwhoogte |
n.v.t. |
9 m |
afstand kassen tot woningen (anders
dan eigen bedrijfswoning) |
25 m |
n.v.t. |
bebouwde oppervlakte |
n.v.t. |
omvang aanduiding 'bouwvlak' |
Teeltondersteunende voorzieningen |
Min. |
Max. |
bouwhoogte |
n.v.t. |
2,5 m |
oppervlakte teeltondersteunende
kassen |
n.v.t. |
1.000 m2 |
Bedrijfswoning |
Min. |
Max. |
goothoogte, de maximale goothoogte
geldt voor minimaal 60% van de lengte van de goot |
n.v.t. |
3,5 m, tenzij de bestaande
goothoogte meer bedraagt, dan geldt de bestaande goothoogte als maximum |
bouwhoogte |
n.v.t. |
9 m, tenzij de bestaande bouwhoogte
meer bedraagt, dan geldt de bestaande bouwhoogte als maximum |
inhoud |
|
maximaal 750 m3 (incl.
aangebouwde bijgebouwen), tenzij: |
dakhelling |
0° |
60° |
Vrijstaande bijgebouwen bij
bedrijfswoning |
Min. |
Max. |
gezamenlijke oppervlakte per woning |
n.v.t. |
80 m2 |
goothoogte |
n.v.t. |
3 m |
bouwhoogte |
n.v.t. |
6 m |
afstand bijgebouwen tot
bedrijfswoning |
n.v.t. |
15 m, tenzij de bestaande afstand
meer bedraagt, dan geldt de bestaande afstand als maximum |
dakhelling |
0° |
45° |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde |
Max. |
bouwhoogte mestbassins |
8,5 m |
bouwhoogte silo's of waterbassins |
15 m |
bouwhoogte erfafscheidingen |
1,5 m vóór de voorgevelrooilijn , 2
m achter de voorgevel |
bouwhoogte van carports c.q.
overkappingen |
3 m |
oppervlakte van een carport c.q.
overkapping |
20 m2 |
bouwhoogte overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde |
6 m |
sleufsilo's niet vóór voorgevel van
bedrijfswoning situeren |
|
4.2.4 Herbouw
Aanvullend gelden voor herbouw van bestaande woningen de volgende voorwaarden:
a. de herbouw vindt grotendeels plaats op de plaats van de (voor zover aanwezige) bestaande fundamenten van de woning;
b. de voorgevel van de te herbouwen woning wordt geplaatst in de (voormalige) voorgevelrooilijn van de woning;
c. de bouwwijze (d.w.z. vrijstaand, halfvrijstaand of aaneengebouwd) van de te herbouwen woning(en) wijkt niet af van de bouwwijze van de oorspronkelijke woning(en).
4.2.5 (Maatvoering) bebouwing buiten bouwvlak
Voor het oprichten van bouwwerken buiten de aanduiding "bouwvlak" geldt het volgende:
a. Op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het agrarisch grondgebruik worden opgericht met een maximale bouwhoogte van 2 m, met dien verstande dat:
1. de bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen maximaal 1,5 m mag bedragen;
2. het oprichten van sleufsilo's niet is toegestaan;
3. nieuwe teeltondersteunende voorzieningen (voor zover het bouwwerken betreft) niet zijn toegestaan.
b. Ten behoeve van het extensief recreatief medegebruik is voorts uitsluitend het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan zoals banken, picknicktafels e.d. met een maximale bouwhoogte van 2 m.
c. Paardenbakken buiten de aanduiding "bouwvlak", zijn niet toegestaan.
d. Veldschuren en andere gebouwen zijn niet toegestaan. In afwijking hiervan zijn bestaande gebouwen toegestaan, alsmede gebouwen ter plaatse van de aanduiding "bijgebouwen". Deze gebouwen mogen blijven bestaan, waarbij de bestaande situering, de bestaande goot- en bouwhoogte en de bestaande inhoud als maximum geldt. Deze gebouwen mogen niet worden herbouwd.
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bebouwing. Deze nadere eisen mogen slechts worden gesteld voor het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en hun omgeving en ten behoeve van het behoud en herstel van de waardevolle elementen en structuren en de bestaande ruimtelijke karakteristiek.
4.4 Ontheffing van de bouwregels
4.4.1 Ontheffing minicampings
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 4.1.2 onder b en 4.2.2 teneinde minicampings en de daarvoor noodzakelijke voorzieningen, zoals sanitaire voorzieningen, toe te staan, waarbij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. kampeermiddelen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' of tot maximaal 100 m uit de aanduiding 'bouwvlak', gerekend vanaf de achtergrens van dit bouwvlak, of op een afstand van 100 m van het eigen bestemmingsvlak Wonen, Bedrijf of Bedrijf - Agrarisch verwant en technisch hulpbedrijf en op een afstand van minimaal 25 m van de bestemming Wonen van derden;
b. slechts kampeermiddelen zijn toegestaan met een niet-permanent karakter (tenten, tentwagens, kampeerauto's, campers en toercaravans), alsmede maximaal 5 trekkershutten per agrarisch bedrijf;
c. de bebouwde oppervlakte van de trekkershutten mag max. 30 m2 bedragen, de goothoogte max. 2,20 m en de bouwhoogte: max. 3,5 m;
d. trekkershutten zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' danwel de bestemming Wonen; indien dit redelijkerwijs niet mogelijk blijkt zijn trekkershutten toegestaan op een afstand van maximaal 15 m van de aanduiding 'bouwvlak' danwel het eigen bestemmingsvlak Wonen;
e. er zijn maximaal 25 kampeerplaatsen per minicamping toegestaan;
f. gebouwde voorzieningen ten behoeve van kleinschalig kamperen zoals sanitaire voorzieningen, zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak", met een maximale gezamenlijke oppervlakte van 50 m2 bij 25 kampeerplaatsen en 30 m2 bij maximaal 15 kampeerplaatsen, en een maximale bouwhoogte van 5,5 m;
g. de sanitaire voorzieningen worden, voor zover dat redelijkerwijs mogelijk is, gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing, of anders aansluitend aan de bestaande bebouwing;
h. ondergeschikte en ondersteunende horeca, met een inpandige oppervlakte van maximaal 30 m2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'; en een buitenpandige oppervlakte van maximaal 70 m2;
i. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
j. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
k. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
l. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
m. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
n. de ontheffing vindt niet plaats ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied primair" of ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied secundair";
o. de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden.
4.4.2 Ontheffing uitbreiding intensieve veehouderijtak gemengd bedrijf
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 4.2.2 onder a teneinde uitbreiding van bedrijfsbebouwing ten behoeve van een intensieve veehouderijtak van een agrarisch bedrijf ter plaatse van de aanduiding “gemengd” in het extensiveringsgebied, aangeduid met "reconstructiewetzone - extensiveringsgebied natuur" of "reconstructiewetzone - extensiveringsgebied overige" toe te kunnen staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak", gelegen ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - extensiveringsgebied natuur" of ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - extensiveringsgebied overige", kan een uitbreiding van de intensieve veehouderijtak uitsluitend worden toegestaan, indien en voor zover de uitbreiding noodzakelijk is vanwege eisen voor dierenwelzijn;
b. de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de waarden als omschreven in 4.1;
c. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
d. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
4.4.3 Ontheffing teeltondersteunende voorzieningen
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 4.2.5 onder a sub 3 teneinde bouwwerken in de vorm van hoge tijdelijke en lage tijdelijke alsmede overige teeltondersteunende voorzieningen (TOV) op te kunnen richten, een en ander mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. de bouwhoogte bedraagt maximaal 2,5 m;
b. de oppervlakte van hoge tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen bedraagt niet meer dan 10.000 m2;
c. de voorzieningen dienen noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
d. de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de waarden als omschreven in 4.1;
e. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
f. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
4.4.4 Ontheffing teeltondersteunende kassen
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 4.2.3 teneinde teeltondersteunende kassen toe te staan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
a. de teeltondersteunende kassen staan ten dienste aan een vollegrondstuinbouwbedrijf;
b. de oppervlakte van teeltondersteunende kassen wordt niet groter dan 5000 m2;
c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m;
d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 7 m;
e. de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de waarden als omschreven in 4.1.
4.4.5 Ontheffing minimum afstand van bebouwing tot de weg
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 4.2.3 teneinde de voorgeschreven minimum afstand van bebouwing tot de weg te verkleinen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
a. de noodzaak vanuit een doelmatige bedrijfsvoering moet aanwezig zijn;
b. de afstand van nieuwe bebouwing tot de as van de weg mag niet minder bedragen dan van bestaande reeds dichter bij die weg gelegen bebouwing; in afwijking hiervan behoeft indien het een bouwperceel betreft dat aan 2 of meer zijden direct grenst aan een weg, slechts tot 1 weg die afstand te worden aangehouden;
c. er mogen geen onevenredige verkeerskundige belemmeringen plaatsvinden;
d. er dient voldoende parkeerruimte op het eigen erf aanwezig te blijven;
e. de wegbeheerder dient te worden gehoord;
f. de stedenbouwkundige structuur mag niet onevenredig worden aangetast;
g. indien het een woning of ander geluidgevoelig object betreft, moet voldaan worden aan de Wet geluidhinder;
h. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
4.4.6 Ontheffing bouwhoogte erfafscheidingen
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 4.2.5 onder a sub 1 teneinde voor erf- en perceelsafscheidingen buiten de aanduiding "bouwvlak" een grotere bouwhoogte toe te staan tot maximaal 2 m, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. de grotere bouwhoogte is noodzakelijk om dieren binnen de wei te houden;
b. de erf- en perceelsafscheidingen zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van afrasteringen;
c. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
d. de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden.
4.4.7 Ontheffing paardenbak t.b.v. hobbymatig gebruik
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 4.2.5 onder c teneinde ten behoeve van hobbymatig gebruik binnen deze bestemming of hobbymatig gebruik binnen de bestemming Wonen paardenbakken toe te staan buiten de aanduiding "bouwvlak", mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. de paardenbak kan redelijkerwijs niet worden gesitueerd ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" of binnen het bestemmingsvlak Wonen;
b. de paardenbak wordt aansluitend aan de aanduiding "bouwvlak" of het bestemmingsvlak Wonen gesitueerd;
c. de paardenbak wordt zodanig gesitueerd en/of ingepast dat deze geen onevenredige aantasting van de landschappelijke waarden vormt;
d. schuurtjes, lichtmasten en andere aan de paardenbak verwante bouwwerken zijn niet toegestaan;
e. de oppervlakte van de paardenbak bedraagt maximaal 800 m2, tezamen met de oppervlakte die binnen de aanduiding "bouwvlak" danwel de bestemming Wonen wordt gesitueerd;
f. er is maximaal één paardenbak per bouwvlak danwel bestemmingsvlak Wonen toegestaan en uitsluitend bij het eigen bouwvlak respectievelijk de eigen woning;
g. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
h. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waterhuishoudkundige situatie; hieromtrent wordt advies ingewonnen bij het waterschap.
4.4.8 Ontheffing m.b.t. herbouw
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde onder 4.2.4 onder b. teneinde de voorgevel te kunnen plaatsen buiten de (voormalige) voorgevelrooilijn, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. de nieuwe situering van de woning is stedenbouwkundig, verkeerskundig en milieukundig aanvaardbaar;
b. er dient sprake te zijn van (zekerheidsstelling omtrent de) sloop van de bestaande woning
c. door de herbouw wordt het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig aangetast;
d. de nieuwe situering van de woning leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit milieuregelgeving;
e. er moet voldaan worden aan de Wet geluidhinder;
f. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
g. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
4.4.9 Ontheffing bouwhoogte i.v.m. technische maatregelen
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde onder 3.2.3 teneinde een grotere bouwhoogte toe te staan voor het treffen van milieutechnische maatregelen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 m boven de (feitelijke) hoogte van het betreffende gebouw;
b. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
c. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Gebruik overeenkomstig de bestemming
In aanvulling op het bepaalde van artikel 7.10 Wro wordt onder gebruik in overeenstemming met de bestemming in ieder geval begrepen gebruik van gronden en/of opstallen voor:
a. mestbewerking van op het eigen bedrijf geproduceerde mest.
4.5.2 Strijdig gebruik
In aanvulling op het bepaalde van artikel 7.10 Wro wordt onder gebruik strijdig met de bestemming in ieder geval begrepen gebruik van gronden en/of opstallen voor:
a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik en plaatsvindt ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";
b. het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten, tenzij dit plaatsvindt ten behoeve van de agrarische productie binnen het agrarisch bedrijf dan wel uitsluitend betrekking heeft op agrarische producten van het eigen bedrijf;
c. detailhandel, behoudens het bepaalde in 4.1.2 onder e;
d. buitenopslag ten behoeve van nevenactiviteiten;
e. vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
f. woondoeleinden, met uitzondering van de toegestane bedrijfswoningen;
g. het bewonen van bedrijfsruimte;
h. een niet-publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis of een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis ;
i. het gebruik van assimilitatiebelichting in teeltondersteunende kassen;
j. huisvesting van tijdelijke werknemers die werken op structurele arbeidsplaatsten, te weten een arbeidsplaats die langer dan 6 maanden beschikbaar is, en op tijdelijke arbeidsplaatsen;
k. de opslag van gevaarlijke stoffen, zoals kunstmeststoffen en propaan, die een 10-6 risicocontour hebben die de aanduiding "bouwvlak" overschrijdt;
l. evementen.
4.6 Ontheffing van de gebruiksregels
4.6.1 Ontheffing agrarisch verwant bedrijf/ agrarisch technisch hulpbedrijf als nevenactiviteit
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 4.1.2 onder b en 4.2.2 teneinde een vorm van agrarisch verwant bedrijf of agrarisch technisch hulpbedrijf als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:
a. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;
b. de ontheffing vindt niet plaats ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied primair" of ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied secundair";
c. de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor deze nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 250 m2;
d. de totale vloeroppervlakte van nevenactiviteiten bij het agrarisch bedrijf mag maximaal 500 m2 bedragen; de oppervlakte die nodig is voor het plaatsen van kampeermiddelen wordt hierbij niet meegerekend;
e. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
f. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
g. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
h. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
i. detailhandel ten behoeve van deze nevenactiviteit is niet toegestaan;
j. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
k. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
l. de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden.
4.6.2 Ontheffing biovergisting, mestbewerking en mestverwerking als nevenactiviteit
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing van het bepaalde in 4.1.2 onder g teneinde als nevenactiviteit vergisting van mest en/of andere organische restprodukten en energiegewassen in biovergistingsinstallaties toe te staan en/of bewerking van mest van derden of verwerking van mest zonder vergisting, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:
a. de nevenactiviteit dient plaats te vinden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'; de bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan 250 m2;
b. bewerking van mest van derden en verwerking van mest en/of andere genoemde producten is toegestaan tot maximaal 25.000 ton op jaarbasis;
c. verwerking van mest en/of andere genoemde producten van derden is toegestaan;
d. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
e. detailhandel ten behoeve van deze nevenactiviteit is niet toegestaan;
f. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
g. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
h. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;
i. de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden;
j. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing.
4.6.3 Ontheffing pensionstalling
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 4.1.2 onder b en 4.2.2, teneinde - bedrijfsmatige - nevenactiviteiten in de vorm van pensionstalling van paarden toe te staan bij een agrarisch bedrijf, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;
b. de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor deze nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 100 m2;
c. de totale vloeroppervlakte van nevenactiviteiten bij het agrarisch bedrijf, exclusief inpandige statische opslag, mag maximaal 500 m2 bedragen;
d. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
e. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
f. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
g. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
h. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
i. de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden.
4.6.4 Ontheffing zorgverlenende nevenactiviteiten
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 4.1.2 onder b en 4.2.2, teneinde - bedrijfsmatige - nevenactiviteiten in de vorm van zorgverlening op sociaal, fysiek of psychisch vlak toe te staan bij een agrarisch bedrijf, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. de nevenactiviteit dient plaats te vinden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
b. indien er nieuwe gebouwen worden gebouwd ten behoeve van de nevenfunctie, dan kan advies worden ingewonnen bij de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen;
c. de activiteit vindt niet plaats ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied primair" of ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied secundair";
d. de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor deze nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 250 m2;
e. de totale vloeroppervlakte van nevenactiviteiten bij het agrarisch bedrijf mag maximaal 500 m2 bedragen; de oppervlakte die nodig is voor het plaatsen van kampeermiddelen wordt hierbij niet meegerekend;
f. ondergeschikte en ondersteunende horeca, met een inpandige oppervlakte van maximaal 30 m2 en een buitenpandige oppervlakte van maximaal 70 m2;
g. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
h. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
i. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
j. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
k. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
l. de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden.
4.6.5 Ontheffing recreatieve nevenactiviteiten
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 4.1.2 onder b en 4.2.2, teneinde als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf extensieve vormen van dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen, zoals een kinderboerderij, theehuis, ambachtelijke ijs- of kaasmakerij, verhuur van fietsen/huifkarren, organiseren van rondleidingen en exposities, bed en breakfastvoorzieningen in een grotere omvang e.d., toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. de nevenactiviteit vindt plaats naast en ter ondersteuning van de agrarische bedrijfsvoering;
b. de activiteit vindt niet plaats ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied primair" of ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied secundair";
c. verblijfsrecreatieve activiteiten zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van vakantieappartementen, kamerverhuur, bed & breakfast e.d.; kampeermiddelen en stacaravans zijn niet toegestaan;
d. maneges zijn niet toegestaan;
e. de nevenactiviteit dient plaats te vinden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'; de nevenactiviteit is daarnaast toegestaan in cultuurhistorisch waardevolle vrijstaande bijgebouwen;
f. bed & breakfast is toegestaan met een maximum van 10 (éénpersoons)bedden per agrarisch bedrijf;
g. de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor deze nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 500 m2, met dien verstande dat er maximaal 5 vakantieappartementen zijn toegestaan met een totale oppervlakte van maximaal 300 m2; de oppervlakte die nodig is voor het plaatsen van kampeermiddelen wordt hierbij niet meegerekend;
h. indien er nieuwe gebouwen worden gebouwd ten behoeve van de nevenfunctie, dan kan advies worden ingewonnen bij de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen;
i. de totale vloeroppervlakte van nevenactiviteiten bij het agrarisch bedrijf, exclusief inpandige statische opslag, mag maximaal 500 m2 bedragen;
j. ondergeschikte en ondersteunende horeca, met een inpandige oppervlakte van maximaal 30 m2 en een buitenpandige oppervlakte van maximaal 70 m2;
k. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
l. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
m. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
n. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
o. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt; ten behoeve van de nevenactiviteit is ondersteunende horeca toegestaan, zoals de verkoop van ijs, thee e.d.;
p. detailhandel is uitsluitend toegestaan in ondergeschikte, aan de nevenactiviteit gerelateerde vorm;
q. de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden;
r. vooraf kan door de gemeente advies worden ingewonnen bij de commissie Recreatie en Toerisme.
4.6.6 Ontheffing inpandige statische opslag als nevenactiviteit
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 4.1.2 onder b en 4.2.2 teneinde nevenactiviteiten in de vorm van inpandige statische opslag toe te staan bij een agrarisch bedrijf, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;
b. de ontheffing vindt niet plaats ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied primair" of ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied secundair";
c. de opslag mag niet plaatsvinden in kassen;
d. de vloeroppervlakte van de bebouwing, die wordt aangewend voor de nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 750 m2;
e. detailhandel ten behoeve van deze nevenactiviteit is niet toegestaan;
f. de milieubelasting mag niet toenemen;
g. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
h. het gebruik mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
i. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
j. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
k. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
l. de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden.
4.6.7 Ontheffing van tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 4.5.2 onder j ten behoeve van tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. de huisvesting vindt bij voorkeur plaats in een bestaand bedrijfsgebouw of een gedeelte daarvan;
b. de tijdelijke huisvesting is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de tijdelijke grote arbeidsbehoefte van dat bedrijf;
c. de huisvesting betreft uitsluitend medewerkers, die alleen binnen het bedrijf, waar ze gehuisvest zijn, werkzaamheden verrichten;
d. de huisvesting bedraagt niet meer dan 6 maanden per kalenderjaar;
e. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
f. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
g. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
h. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing.
4.6.8 Ontheffing gebruik van assimilatiebelichting bij teeltondersteunende kassen
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 4.5.2 onder e. teneinde assimilatiebelichting bij teeltondersteunende kassen toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
a. er wordt hydrologisch neutraal gebouwd;
b. de lichtafscherming gebeurt volgens het convenant dat afgesloten is tussen LTO-Nederland (Land- en Tuinbouw Organisatie) en de Stichting Natuur en Milieu (SNM), d.d. 5 oktober 2004;
c. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
4.6.9 Ontheffing opslag gevaarlijke stoffen
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 4.5.2 onder k ten behoeve van de opslag van gevaarlijke stoffen teneinde toe te staan dat de daarbij behorende 10-6 risicocontour de aanduiding "bouwvlak", danwel, indien geen aanduiding "bouwvlak" is opgenomen, de bestemmingsgrens, overschrijdt, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
b. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
c. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing.
4.6.10 Ontheffing mantelzorg in afhankelijke woonruimte
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 4.5.2 onder e en toestaan dat een bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. een dergelijke bewoning is noodzakelijk vanuit een oogpunt van mantelzorg. Hiertoe wordt een verklaring van een arts of specialist overlegd;
b. de afhankelijke woonruimte is uitsluitend toegestaan voor mantelzorg die wordt verleend aan een familielid in de 1e of 2e graad;
c. de afhankelijke woonruimte wordt ingepast binnen de toegestane bijgebouwen, waarbij ten behoeve van mantelzorg niet meer dan 80 m2 mag worden gebruikt;
d. de afstand van het bijgebouw tot de woning bedraagt niet meer dan 15 m;
e. er vindt geen belemmering plaats voor de ontwikkeling van (agrarische) bedrijven in de omgeving;
f. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
g. indien sprake is van een geurgevoelig object wordt er voldaan aan de geurnormen krachtens de Wet geurhinder en veehouderij, dan wel krachtens een op deze wet gebaseerde verordening.
4.7 Aanlegvergunning
4.7.1 Aanlegvergunningplicht
Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de in het schema onder 4.7.4. opgenomen aanlegvergunningplichtige werken en werkzaamheden uit te voeren.
4.7.2 Uitzonderingen vergunningenplicht
Het onder 4.7.1. vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
a. welke plaatshebben ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";
b. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning is verleend;
c. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
d. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer.
4.7.3 Toetsing aan aanwezige waarden
De in 4.7.1. bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 4.1.1, nader gedetailleerd in 4.1.2. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 4.7.4. de toetsingscriteria weergegeven.
4.7.4 Schema aanlegvergunningen
Aanlegvergunningplichtige
werken/werkzaamheden |
criteria voor verlening van de
aanlegvergunning |
het aanbrengen van
(infrastructurele) ondergrondse leidingen |
1. het aanbrengen van de leidingen
mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de agrarische belangen; |
het aanleggen van wegen en het
aanbrengen van oppervlakte verhardingen ter plaatse van de aanduiding "landschapswaarden" |
1. de wegen en overige verhardingen
moeten noodzakelijk zijn; |
het aanbrengen van
oppervlakteverhardingen groter dan 200 m2 |
1. het aanbrengen van verhardingen
dient noodzakelijk te zijn in het kader van de agrarische bedrijfsvoering dan
wel het recreatief medegebruik; |
Aanlegvergunningplichtige werken/werkzaamheden |
criteria voor verlening van de aanlegvergunning |
het vellen of rooien van houtgewas |
1. er mag geen onevenredige
aantasting plaatsvinden van de landschappelijke waarden; |
ter plaatse van de aanduiding: "specifieke
vorm van agrarisch met waarden - cultuurhistorie": |
- er mag geen aantasting
plaatsvinden van de het reliëfrijke karakter van de bolle akkers; |
het aanbrengen van lage en hoge
(voorzover het geen bouwwerken betreft) tijdelijke teeltondersteunende
voorzieningen en overige teeltondersteunende voorzieningen |
1. de activiteiten zijn noodzakelijk
voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of de ontwikkeling van het
agrarisch bedrijf; |
Uitsluitend ter plaatse van de
aanduiding "wro-zone - aanlegvergunning historisch geografisch
waardevol": |
1. er vindt geen onevenredige
aantasting plaats van de cultuurhistorische en landschappelijke waarden; |
Uitsluitend ter plaatse van de
aanduiding "specifieke vorm van agrarisch met waarden - beekdal": |
1. er mag geen aantasting
plaatsvinden van de hydrologische eigenschappen; |
Aanlegvergunningplichtige werken/werkzaamheden |
criteria voor verlening van de aanlegvergunning |
het verwijderen van (delen van)
landschapselementen ter plaatse van de aanduiding "landschapswaarden" |
- het verwijderen van het landschapselement
is noodzakelijk; |
4.8 Wijzigingsbevoegdheid
4.8.1 Wijziging t.b.v. omschakeling naar intensieve veehouderij
Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming op onderdelen wijzigen teneinde omschakeling toe te staan van een agrarische bedrijfsvorm, niet zijnde een intensieve veehouderij, naar een intensieve veehouderij of intensieve veehouderijtak, door middel van het aanduiden van de gronden ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" met de aanduiding “intensieve veehouderij” respectievelijk de aanduiding "gemengd" mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
a. omschakeling is uitsluitend mogelijk ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - verwevingsgebied", "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied primair" of "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied secundair";
b. ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - verwevingsgebied" dient aangetoond te worden dat het een duurzame locatie voor de intensieve veehouderij betreft conform de provinciale handleiding duurzame locaties en duurzame projectlocaties voor de intensieve veehouderij;
c. het dient om een concreet plan te gaan, waarbij onder andere milieutechnische gegevens worden overlegd;
d. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waarden die zijn geformuleerd binnen de nadere detaillering van deze bestemming;
e. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
f. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
g. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Hiertoe kan de bestemming Artikel 10 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen.
4.8.2 Wijziging t.b.v. omschakeling naar paardenhouderij
Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming op onderdelen wijzigen teneinde omschakeling toe te staan van een agrarische bedrijfsvorm, niet zijnde een paardenhouderij, naar een paardenhouderij, door middel van het aanduiden van de gronden ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" met de aanduiding “paardenhouderij” mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
a. op de locatie heeft geen sloop van bedrijfsgebouwen plaatsgevonden met gebruikmaking van de “Regeling Beëindiging Veehouderijtakken” of de regeling “Ruimte-voor-ruimte”;
b. omschakeling naar een paardenhouderij ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied primair" of ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied secundair" is niet toegestaan;
c. de omvang van de aanduiding "bouwvlak" mag niet meer bedragen dan 1,5 ha;
d. paardenbakken mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" worden opgericht;
e. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
f. het dient om een concreet plan te gaan, waarbij onder andere milieutechnische gegevens worden overlegd;
g. bebouwing die niet noodzakelijk is voor de nieuwe bestemming (overtollige bebouwing) dient te worden gesloopt, tenzij het cultuurhistorisch waardevolle bebouwing is;
h. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waarden die zijn geformuleerd binnen de nadere detaillering van deze bestemming;
i. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
j. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
k. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Hiertoe kan de bestemming Artikel 10 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen.
4.8.3 Wijziging t.b.v. vergroting/ vormverandering agrarisch bouwvlak
Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming op onderdelen wijzigen ten behoeve van vergroting en/of vormverandering van de aanduiding "bouwvlak", mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. de aanduiding 'bouwvlak', gelegen ter plaatse van de aanduiding of nabij de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone" mogen uitsluitend worden uitgebreid, mits het functioneren van de verbindingszone niet onevenredig wordt aangetast;
b. vergroting van de aanduiding "bouwvlak" ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied primair" of ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied secundair" is uitsluitend toegestaan, voor zover dit de geschiktheid voor ontwikkeling of vestiging van intensieve veehouderijbedrijven binnen dit gebied niet frustreert;
c. de vergroting en/of vormverandering dient noodzakelijk te zijn uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling waaronder begrepen het kunnen plaatsen van permanente teeltondersteunende voorzieningen ter plaatse van de op te nemen aanduiding "bouwvlak";
d.
-voor grondgebonden agrarische bedrijven (inclusief
paardenhouderijen) en gemengde bedrijven, niet zijnde de intensieve
veehouderijtak, is vergroting tot een omvang van 1,5 ha toegestaan;
- een verdere vergroting naar maximaal 2,5 ha kan voor deze bedrijven worden
toegestaan. Hiertoe kan over punt c advies van de Adviescommissie Agrarische
Bouwaanvragen worden ingewonnen;
e. voor intensieve veehouderij en de intensieve veehouderijtak binnen de gemengde bedrijven, gelden de volgende bepalingen:
1. ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied primair" of ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied secundair" is een uitbreiding toegestaan naar maximaal 1,5 ha in totaal;
2. ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - verwevingsgebied" is een uitbreiding toegestaan naar maximaal 1,5 ha in totaal, mits sprake is van een duurzame locatie voor de intensieve veehouderij (conform de provinciale handleiding duurzame locaties en duurzame projectlocaties voor de intensieve veehouderij);
3. ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - extensiveringsgebied natuur" of "reconstructiewetzone - extensiveringsgebied overige" is een uitbreiding uitsluitend toegestaan ten behoeve van het dierenwelzijn; vormverandering is ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - extensiveringsgebied natuur" of ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - extensiveringsgebied overige" niet toegestaan;
f. voor glastuinbouwbedrijven tot een omvang van 4 ha, waarvan maximaal 3 ha met kassen mag worden bebouwd, uitsluitend wanneer er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodemhuishoudkundige of milieuhygiënische kwaliteiten van het gebied;
g. het dient om een concreet plan te gaan, waarbij onder andere milieutechnische gegevens worden overlegd;
h. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waarden die zijn geformuleerd binnen de nadere detaillering van deze bestemming;
i. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
j. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van het woon- en leefmilieu;
k. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waterhuishoudkundige situatie; bij vergroting van de aanduiding "bouwvlak" wordt hieromtrent advies ingewonnen bij het waterschap;
l. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Hiertoe kan de bestemming Artikel 10 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen of verschoven.
4.8.4 Wijziging t.b.v. vergroting/ vormverandering intensieve veehouderij groter dan 1,5 ha
Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming op onderdelen wijzigen ten behoeve van vergroting en/of vormverandering van de aanduiding "bouwvlak" ten behoeve van een intensieve veehouderijbedrijf, naar een grotere omvang dan opgenomen in 4.8.3, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. de aanduiding 'bouwvlak', gelegen ter plaatse van de aanduiding of nabij de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone" mogen uitsluitend worden uitgebreid, mits het functioneren van de verbindingszone niet onevenredig wordt aangetast;
b. de vergroting en/of vormverandering dient noodzakelijk te zijn uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling;
c. ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied primair" of ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied secundair" is een uitbreiding toegestaan naar maximaal 3 ha in totaal;
d. ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - verwevingsgebied" is een uitbreiding toegestaan naar maximaal 2,5 ha in totaal, mits sprake is van een duurzame locatie voor de intensieve veehouderij (conform de provinciale handleiding duurzame locaties en duurzame projectlocaties voor de intensieve veehouderij);
e. er kan advies worden ingewonnen van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen;
f. het dient om een concreet plan te gaan, waarbij onder andere milieutechnische gegevens worden overlegd;
g. het mag geen significant nadelige effecten hebben op de belangen die, getuige de instandhoudingsdoelstellingen, door aanwijzing als Natura-2000-gebied worden beschermd;
h. het mag niet leiden tot een onaanvaardbaar woon- en leefmilieu voor wat betreft het aspect geur, daarbij begrepen de achtergrondbelasting;
i. het moet zijn in overeenstemming met de wettelijke eisen ten aanzien van luchtkwaliteit;
j. het moet zijn in overeenstemming met de wettelijke eisen ten aanzien van flora- en fauna;
k. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waarden die zijn geformuleerd binnen de nadere detaillering van deze bestemming;
l. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
m. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van het woon- en leefmilieu;
n. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waterhuishoudkundige situatie; bij vergroting van de aanduiding "bouwvlak" wordt hieromtrent advies ingewonnen bij het waterschap;
o. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Hiertoe kan de bestemming Artikel 10 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen of verschoven.
4.8.5 Wijziging t.b.v. bedrijfswoning
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van deze gronden wijzigen teneinde een (extra) bedrijfswoning toe te staan. Een en ander mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. de bedrijfswoning is noodzakelijk voor de bedrijfsvoering;
b. het betreft een volwaardig agrarisch bedrijf;
c. ter beoordeling van het bovenstaande kan advies worden gevraagd aan de Stichting Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen (AAB);
d. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
e. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
4.8.6 Wijziging naar wonen/ t.b.v. woningsplitsing
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden met de aanduiding “bouwvlak" wijzigen in de bestemming Artikel 20 Wonen, waarbij na bedrijfsbeëindiging de verbouw van een voormalige bedrijfswoning of (woon)boerderij voor woondoeleinden kan worden toegestaan; tevens kan daarbij woningsplitsing worden toegestaan. Een en ander mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. agrarisch hergebruik is redelijkerwijs niet mogelijk;
b. de bestemmingswijziging vindt niet plaats ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied primair" of ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied secundair";
c. splitsing is toegestaan indien de inhoud van het hoofdgebouw vóór splitsing minimaal 700 m3 bedraagt;
d. de bebouwde oppervlakte van de voormalige bedrijfswoning of (woon)boerderij (inclusief de inpandige stal / het inpandig deel) mag niet worden vergroot;
e. de agrarische verschijningsvorm van de voormalige boerderij mag niet worden aangetast;
f. de bestaande situering van de bebouwing mag niet worden gewijzigd;
g. woningsplitsing is uitsluitend toegestaan bij:
1. cultuurhistorisch waardevolle panden ter plaatse van de aanduiding "cultuurhistorische waarden"; of
2. (voormalige) (woon)boerderijen;
h. bij woningsplitsing mag in maximaal 2 woningen worden gesplitst;
i. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
j.
de bebouwde oppervlakte van de vrijstaande bijgebouwen
mag niet meer bedragen dan 80 m2 per woning;
indien sprake is van sloop van voormalige, legale bedrijfsgebouwen, kan een
bebouwde oppervlakte van bijgebouwen worden toegestaan van 80 m2
vermeerderd met maximaal 25% van het meerdere van de bebouwde oppervlakte van
de voormalige bedrijfsgebouwen, tot een totaal maximum van 200 m2 per
woning; hierbij dient in ieder geval het meerdere dan wat ingevolge deze
regeling is toegestaan, te worden gesloopt;
sloop van cultuurhistorisch waardevolle en monumentale panden is niet
toegestaan;
k. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;
l. voldaan wordt aan de bepalingen bij of krachtens de Wet geluidhinder;
m. er wordt voldaan aan de geurnormen krachtens de Wet geurhinder en veehouderij, dan wel krachtens een op deze wet gebaseerde verordening;
n. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden;
o. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
p. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
q. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Hiertoe kan de bestemming Artikel 10 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen.
r. de regels van Artikel 20 Wonen worden van overeenkomstige toepassing verklaard.
4.8.7 Wijziging naar wonen t.p.v. "wro-zone - wijzigingsgebied 1"
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding “wro-zone – wijzigingsgebied 1” wijzigen in de bestemming Artikel 20 Wonen, waarbij na bedrijfsbeëindiging de bouw van maximaal twee woningen kan worden toegestaan. Een en ander mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. voldaan wordt aan de maatvoeringseisen als opgenomen in 4.2.3, met dien verstande dat de uitzonderingen die zijn opgenomen voor een bestaande situatie niet van toepassing zijn;
b. ter plaatse van de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied 1" zijn maximaal 2 woningen toegestaan, waarbij de al dan niet te herbouwen (voormalige) bedrijfswoning wordt meegerekend;
c. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
d.
de bebouwde oppervlakte van de vrijstaande bijgebouwen
mag niet meer bedragen dan 80 m2 per woning; hierbij dient in ieder
geval het meerdere dan wat ingevolge deze regeling is toegestaan, te worden gesloopt;
sloop van cultuurhistorisch waardevolle en monumentale panden is niet
toegestaan;
e. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;
f. voldaan wordt aan de bepalingen bij of krachtens de Wet geluidhinder;
g. er wordt voldaan aan de geurnormen krachtens de Wet geurhinder en veehouderij, dan wel krachtens een op deze wet gebaseerde verordening;
h. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden;
i. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
j. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
k. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Hiertoe kan de bestemming Artikel 10 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen.
l. de regels van Artikel 20 Wonen worden van overeenkomstige toepassing verklaard.
4.8.8 Wijziging t.b.v. agrarisch verwant bedrijf/ agrarisch technisch hulpbedrijf
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" wijzigen in Artikel 7 Bedrijf - Agrarisch verwant en technisch hulpbedrijf, teneinde een agrarisch verwant bedrijf dan wel een agrarisch technisch hulpbedrijf toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. op de locatie heeft geen sloop van bedrijfsgebouwen plaatsgevonden met gebruikmaking van de “Regeling Beëindiging Veehouderijtakken” of de regeling “Ruimte-voor-ruimte”;
b. agrarisch hergebruik is redelijkerwijs niet mogelijk;
c. de bestemmingswijziging vindt niet plaats ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied primair" of ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied secundair";
d. het hergebruik dient te passen in de omgeving;
e. in opzet en ontwikkelingsperspectief dient het om een kleinschalige activiteit te gaan, met in beginsel slechts enkele werknemers;
f. de activiteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de activiteit plaats;
g. in een bedrijfsplan dient te worden aangetoond welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de hergebruikfunctie; overtollige voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, die niet voor de nieuwe functie wordt gebruikt, dient te worden gesloopt, tenzij de gebouwen een bijzondere cultuurhistorische waarde hebben;
h. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden;
i. het dient om een concreet plan te gaan, waarbij onder andere milieutechnische gegevens worden overlegd;
j. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
k. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
l. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
m. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Hiertoe kan de bestemming Artikel 10 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen.
n. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
o. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
p. detailhandel is niet toegestaan;
q. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden;
r. de regels van Artikel 7 Bedrijf - Agrarisch verwant en technisch hulpbedrijf worden van overeenkomstige toepassing verklaard.
4.8.9 Wijziging t.b.v. inpandige statische opslag
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" wijzigen in Artikel 20 Wonen met de aanduiding “inpandige opslag”, teneinde – naast het gebruik ten behoeve van de woonfunctie - hergebruik van de bedrijfsbebouwing toe te kunnen staan voor inpandige statische opslag, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. op de locatie heeft geen sloop van bedrijfsgebouwen plaatsgevonden met gebruikmaking van de “Regeling Beëindiging Veehouderijtakken” of de regeling “Ruimte-voor-ruimte”;
b. agrarisch hergebruik is redelijkerwijs niet mogelijk;
c. de bestemmingswijziging vindt niet plaats ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied primair" of ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied secundair";
d. voor de wijziging naar de woonfunctie gelden de voorwaarden als opgenomen in 4.8.6 a t/m b;
e. het hergebruik voor inpandige opslag dient te passen in de omgeving;
f. in opzet en ontwikkelingsperspectief dient het om een kleinschalige activiteit te gaan, met in beginsel slechts enkele werknemers;
g. de activiteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de activiteit plaats; voor de inpandige statische opslag is een vloeroppervlakte van maximaal 1000 m2 toegestaan; overtollige voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, dient te worden gesloopt, tenzij het cultuurhistorisch waardevolle panden betreffen;
h. de opslag mag niet plaatsvinden in kassen;
i. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden;
j. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
k. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
l. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Hiertoe kan de bestemming Artikel 10 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen.
m. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
n. detailhandel is niet toegestaan;
o. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden;
p. de regels van Artikel 20 Wonen worden van overeenkomstige toepassing verklaard; zij het dat de aanduiding “inpandige opslag” wordt toegevoegd met de bijbehorende voorwaarden.
4.8.10 Wijziging t.b.v. recreatieve activiteiten
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" wijzigen teneinde hergebruik van de bebouwing toe te staan, in de bestemming Recreatie voor dag- en verblijfsrecreatieve activiteiten, danwel Sport ten behoeve van een manege , mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. op de locatie heeft geen sloop van bedrijfsgebouwen plaatsgevonden met gebruikmaking van de “Regeling Beëindiging Veehouderijtakken” of de regeling “Ruimte-voor-ruimte”;
b. agrarisch hergebruik is redelijkerwijs niet mogelijk;
c. de bestemmingswijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied primair" of ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied secundair";
d. hergebruik ten behoeve van een manege is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding “wro-zone – wijzigingsgebied bebouwingsconcentratie”;
e. hergebruik voor dagrecreatie kan binnen de gehele bestemming worden toegestaan in of bij vrijkomende agrarische bebouwing, waarbij de navolgende doeleinden kunnen worden toegestaan: kinderboerderij, theeschenkerij en qua aard en omvang overeenkomstige bedrijven;
f. hergebruik voor verblijfsrecreatie kan worden toegestaan in de vorm van vakantieappartementen en groepsaccommodatie, zoals een kampeerboerderij/ kamphuis; kampeermiddelen, stacaravans, trekkershutten. Wijziging naar een losstaande recreatiewoning is uitsluitend toegestaan, ter behoud van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen;
g. het hergebruik dient te passen in de omgeving;
h. ten behoeve van de recreatieve activiteiten is ondersteunende horeca toegestaan;
i.
per bedrijf zijn maximaal 5 vakantieappartementen
toegestaan;
per appartement is een vloeroppervlak van maximaal 60 m2 toegestaan;
j. ten behoeve van groepsaccommodatie mag per bedrijf een inhoud van maximaal 1000 m3 worden gebruikt;
k. in opzet en ontwikkelingsperspectief moet het gaan om een kleinschalige activiteit, met in beginsel slechts enkele werknemers;
l. voor zover de activiteit plaatsvindt in gebouwen, is uitsluitend het gebruik van aanwezige gebouwen toegestaan, uitbreiding van gebouwen is niet toegestaan. In afwijking van het voorgaande is een bebouwde oppervlakte van maximaal 500 m2 aan nieuwe gebouwen toegestaan, mits daarbij alle aanwezige gebouwen worden gesloopt;
m. hergebruik ter plaatse van de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone" is toegestaan, mits het functioneren van de verbindingszone niet onevenredig wordt aangetast;
n. in een bedrijfsplan dient te worden aangetoond welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de hergebruikfunctie; overtollige voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, die niet voor de nieuwe functie wordt gebruikt, dient te worden gesloopt, tenzij de gebouwen een bijzondere cultuurhistorische waarde hebben;
o. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden;
p. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
q. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
r. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Hiertoe kan de bestemming Artikel 10 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen;
s. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
t. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
u. de bedrijfseconomische haalbaarheid van de nieuwvestiging voor de langere termijn dient te worden aangetoond; hiertoe wordt vooraf advies gevraagd aan de commissie Recreatie en Toerisme;
v. de verblijfsrecreatie dient te leiden tot verrijking van het toeristisch product in de streek. Hiertoe wordt vooraf advies gevraagd aan de commissie Recreatie en Toerisme;
w. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden; hun uitstralingseffecten mogen de draagkracht van het betrokken gebied echter niet overschrijden. Hiertoe wordt vooraf advies gevraagd aan de commissie Recreatie en Toerisme;
x. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de grondwaterkwaliteit in verband met de drinkwatervoorziening. Hiertoe wordt advies ingewonnen bij het waterwinbedrijf;
y. de regels van Artikel 15 Recreatie danwel de bestemming Artikel 17 Sport ten behoeve van een manege, worden van overeenkomstige toepassing verklaard.
4.8.11 Wijziging t.b.v. landschapscamping
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van een deel van de gronden wijzigen in Artikel 15 Recreatie teneinde een landschapscamping toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. agrarisch hergebruik is redelijkerwijs niet mogelijk;
b. de bestemmingswijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied primair" of ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied secundair";
c. het gebruik moet passen in de omgeving;
d. het aantal kampeerplaatsen mag maximaal 60 bedragen;
e. de bruto oppervlakte per kampeerplaats bedraagt tenminste 300 m2;
f. de camping wordt gesitueerd ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" of aansluitend hieraan;
g. de natuur- en landschapswaarden in de directe omgeving moeten worden verhoogd; dit dient te worden aangegeven middels een ingediend inrichtingsplan/ beplantingsplan. Hiertoe wordt vooraf advies gevraagd aan een onafhankelijke, terzake deskundige;
h. de oppervlakte aan nieuwe natuur dient tenminste driemaal de gezamenlijke bruto oppervlakte van de kampeerplaatsen te bedragen;
i. behalve de voormalige agrarische bedrijfsbebouwing ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak", zijn verspreid over het terrein ten behoeve van sanitaire voorzieningen e.d. kleine gebouwen toegestaan, met een bouwhoogte van maximaal 4 m, en een bebouwde oppervlakte van maximaal 50 m2 per gebouw; de gezamenlijke oppervlakte van deze gebouwen mag per camping niet meer bedragen dan 1000 m2;
j. in een bedrijfsplan dient te worden aangetoond welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de hergebruikfunctie; overtollige voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, die niet voor de nieuwe functie wordt gebruikt, dient te worden gesloopt, tenzij de gebouwen een bijzondere cultuurhistorische waarde hebben;
k. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden;
l. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dieren welzijnswetgeving;
m. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
n. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Hiertoe kan de bestemming Artikel 10 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen.
o. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
p. de locatie van de recreatie-activiteiten en de uitstralingseffecten daarvan mogen de draagkracht van het betrokken gebied niet overschrijden. Ook dient de bedrijfseconomische haalbaarheid van de nieuwvestiging voor de langere termijn te worden aangetoond. Verder moet verblijfsrecreatie leiden tot verrijking van het toeristisch product in de streek. Hiertoe wordt vooraf advies gevraagd van de commissie Recreatie en Toerisme;
q. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden;
r. de regels van Artikel 15 Recreatie worden van overeenkomstige toepassing verklaard.
4.8.12 Wijziging t.b.v. niet-agrarisch bedrijf
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden met de aanduiding "bouwvlak" wijzigen in Artikel 6 Bedrijf teneinde gebruik van de aanwezige bebouwing toe te staan voor niet-agrarische bedrijven, voor zover niet begrepen onder 4.8.8. en 4.8.9., mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. op de locatie heeft geen sloop van bedrijfsgebouwen plaatsgevonden met gebruikmaking van de “Regeling Beëindiging Veehouderijtakken” of de regeling “Ruimte-voor-ruimte”;
b. agrarisch hergebruik is redelijkerwijs niet mogelijk;
c. het hergebruik dient te passen in de omgeving;
d. de bestemmingswijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding "wro-zone - bebouwingsconcentratie", met dien verstande dat de bestemmingswijziging niet plaatsvindt ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied primair" of ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied secundair";
e. in opzet en ontwikkelingsperspectief dient het om een kleinschalige activiteit te gaan, met in beginsel slechts enkele werknemers;
f. de omzetting is slechts toegestaan naar bedrijven zoals opgenomen in maximaal de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels als bijlage gevoegde Staat van bedrijfsactiviteiten of daarmee vergelijkbare bedrijven;
g. het dient om een concreet plan te gaan, waarbij onder andere milieutechnische gegevens worden overlegd;
h. de activiteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de activiteit plaats;
i. in een bedrijfsplan dient te worden aangetoond welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de hergebruikfunctie, met een maximum van 400 m2; overtollige voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, die niet voor de nieuwe functie wordt gebruikt, dient te worden gesloopt, tenzij de gebouwen een bijzondere cultuurhistorische waarde hebben;
j. detailhandel is alleen toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit;
k. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden;
l. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
m. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
n. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Hiertoe kan de bestemming Artikel 10 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen.
o. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
p. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden;
q. de regels van Artikel 6 Bedrijf worden van overeenkomstige toepassing verklaard.
4.8.13 Wijziging naar Bos en/of Natuur
Burgemeester en wethouders kunnen gronden wijzigen in de bestemming Artikel 9 Bos en/of Artikel 14 Natuur, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. de ontwikkeling van deze gebieden geschiedt enkel op basis van vrijwillige medewerking van de landeigenaren;
b. de inrichting dient zodanig te zijn dat de nabijgelegen agrarische bedrijven geen onevenredige overlast ondervinden in de bedrijfsontwikkeling;
c. de bestaande cultuurhistorische waarden worden niet onevenredig aangetast;
d. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnwetgeving;
e. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
f. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;
g. advies dient te worden ingewonnen bij het waterschap;
h. het nieuwe bestemmingsvlak wordt ingetekend in het wijzigingsplan.
4.8.14 Wijziging naar Natuur
Burgemeester en wethouders kunnen de gronden geheel of gedeeltelijk wijzigen in de bestemming Artikel 14 Natuur ter plaatse van één van de volgende aanduidingen:
Ÿ ter plaatse van de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone" en binnen een zone van 2,5 ha per strekkende km ter weerszijden van deze aanduiding ten behoeve van de aanleg van een ecologische verbindingszone;
Ÿ binnen een zone tot 100 m vanaf de aanduiding "specifieke vorm van water - water met ecologische waarden" opgenomen binnen de bestemming Water, ten behoeve van herstelmaatregelen aan de beek ten aanzien van waterkwaliteit, waterkwantiteit en/of ecologische waarden;
mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. de inrichting dient zodanig te zijn dat de nabijgelegen agrarische bedrijven geen onevenredige overlast ondervinden in de bedrijfsontwikkeling;
b. de bestaande cultuurhistorische waarden worden niet onevenredig aangetast;
c. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnwetgeving;
d. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;
e. advies
dient te worden ingewonnen bij het waterschap.
4.8.15 Wijziging uitbreiding bebouwde oppervlakte "specifieke vorm van recreatie - 9"
Burgemeester en wethouders kunnen de gronden, nabij de bestemming Artikel 15 Recreatie ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - 9", kadastraal bekend gemeente Eersel, sectie L, nummer 230, wijzigen naar de bestemming Artikel 15 Recreatie, teneinde een grotere bebouwde oppervlakte voor het recreatiebedrijf toe te staan ten behoeve van groepsaccommodatie, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. voldaan moet worden aan de maatvoeringseisen uit 15.2.5;
b. de bebouwde oppervlakte bedraagt niet meer dan 1800 m2, tezamen met de bebouwde oppervlakte binnen de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - 9";
c. er dient sprake te zijn van (zekerheidsstelling omtrent de) sloop van het bestaande gebouw op perceel, kadastraal bekend gemeente Eersel, sectie L, nummer 218;
d. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
e. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
f. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
g. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Hiertoe kan de bestemming Artikel 10 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen.
Artikel 5 Agrarisch
met waarden - Landschap en natuur
5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Algemeen
De voor Agrarisch met waarden - Landschap en natuur aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. agrarisch gebruik;
b. nevenactiviteiten; (voor zover in 5.1.2 of via ontheffing kan worden toegestaan);
c. behoud, herstel en ontwikkeling van natuurwaarden, waaronder (natte) natuurparels ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - natuurparel';
d. behoud en bescherming van aardkundige waarden;
e. behoud, herstel en ontwikkeling van cultuurhistorische en landschappelijke waarden;
f. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
g. extensief recreatief medegebruik;
h. doeleinden van openbaar nut;
i. erfbeplanting;
j. tuinen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', alsmede voortuinen tussen de aanduiding 'bouwvlak' en de weg, en tussen de bestemming Wonen en de weg;
k. behoud en herstel van cultuurhistorische en historisch-stedenbouwkundige waarden ter plaatse van de aanduiding "cultuurhistorische waarden";
een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder perceelsontsluitingen en sloten, en overeenkomstig de in 5.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemming.
5.1.2 Nadere detaillering van de bestemming
In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 5.1.1:
a Verhouding tussen doeleinden
Binnen de bestemming “Agrarisch met waarden - Landschap en natuur” is het beleid primair zowel gericht op het bieden van ontwikkelingsmogelijkheden voor een duurzame en concurrerende landbouw als op de bescherming van de aanwezige landschappelijke, natuur- en cultuurhistorische waarden.
b Agrarisch bouwvlak
Ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" gelden de volgende bepalingen:
1. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “bouwvlak” zijn agrarische bedrijven toegestaan.
2. Indien blijkens de aanduiding "relatie" sprake is van een koppeling van twee aanduidingen "bouwvlak" dan zijn hierop de bepalingen met betrekking tot een enkel bouwvlak van overeenkomstige toepassing.
c Type agrarisch bedrijf en omschakeling
Ter plaatse van de
aanduiding "bouwvlak" mag een grondgebonden agrarisch bedrijf, niet
zijnde een paardenhouderij, worden uitgeoefend, voorts is -al dan niet in
combinatie met een grondgebonden bedrijf- het volgende type agrarisch bedrijf
toegestaan overeenkomstig de aanduiding:
Ÿ ter plaatse van de aanduiding "glastuinbouw" een glastuinbouwbedrijf;
Ÿ ter plaatse van de aanduiding "intensieve veehouderij" een intensieve veehouderij;
Ÿ ter plaatse van de aanduiding "paardenhouderij" een paardenhouderij;
Ÿ ter plaatse van de aanduiding "gemengd" een gemengd agrarisch bedrijf bestaande uit een grondgebonden agrarisch bedrijf met een intensieve veehouderijtak.
d Staat van nevenactiviteiten
Afhankelijk van de opgenomen aanduiding zijn ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" voorts uitsluitend de volgende nevenactiviteiten naast de agrarische bedrijfsvoering toegestaan met de daarbij behorende voorzieningen, waarbij voor de betreffende activiteit maximaal de in de tabel opgenomen vloeroppervlakte is toegestaan. Voor zover geen oppervlakte in de tabel is opgenomen geldt de bestaande vloeroppervlakte als maximum:
Afkorting |
Aanduiding |
Nevenactiviteit |
Adres |
Vloer-oppervlakte |
(saw-9) |
specifieke vorm van agrarisch met
waarden - 9 |
minicamping |
Zandhoefseweg 10 |
|
e Bed&breakfast
In een bedrijfswoning en bijbehorende bijgebouwen is een bed&breakfast toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woonbebouwing tot een maximum van 80 m2.
2. De bed&breakfast mag bestaan uit maximaal twee kamers met elk maximaal 2 bedden.
3. Wanneer bed&breakfast plaatsvindt in een vrijstaand bijgebouw, dan is hierin geen keuken of soortgelijke voorziening toegestaan.
4. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer.
5. Parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.
6. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
f Ondergeschikte detailhandel
Ten dienste van het agrarisch bedrijf is ondergeschikte detailhandel toegestaan als nevenactiviteit. Daarbij mag het enkel gaan om detailhandel in streekgebonden producten en agrarisch gerelateerde producten. Maximaal mag 100 m2 verkoopvloeroppervlak voor deze detailhandelsactiviteit worden aangewend.
g Opslag
Ten aanzien van opslag gelden de volgende bepalingen:
1. Ten dienste van het agrarisch bedrijf is inpandige statische opslag toegestaan als nevenactiviteit, tot een maximale vloeroppervlakte van 400 m2. Inpandige statische opslag is niet toegestaan in kassen.
2. In afwijking van het bepaalde in 5.5.2 onder b, geldt dat buitenopslag buiten de aanduiding "bouwvlak" tevens is toegestaan ter plaatse van de aanduiding "opslag".
h Teeltondersteunende voorzieningen
Voor teeltondersteunende voorzieningen gelden de volgende bepalingen:
a. teeltondersteunende kassen zijn niet toegestaan;
b. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch met waarden - kwetsbare soorten" en ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch met waarden - natuurparel" zijn geen teeltondersteunende voorzieningen toegestaan;
c. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch met waarden - struweelvogels" en ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch met waarden - natuurontwikkeling" zijn permanente teeltondersteunende voorzieningen, anders dan teeltondersteunende kassen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" toegestaan;
d. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch met waarden - struweelvogels" en ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch met waarden - natuurontwikkeling" zijn tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen zowel ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" als daarbuiten toegestaan. Buiten de aanduiding "bouwvlak" is dit echter uitsluitend toegestaan door middel van een ontheffing voor bouwwerken of een aanlegvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde.
i Natuurwaarden
Gestreefd wordt naar behoud, herstel en ontwikkeling van natuurwaarden. Dit houdt in dat:
1. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch met waarden - kwetsbare soorten" en ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - natuurparel' het beleid is gericht op behoud van de biotoop van amfibieën (door bescherming van poelen, verspreide bomen, struwelen), kleine zoogdieren (door bescherming van ruigten, struwelen, houtsingels, ruige slootkanten), planten (goede waterkwaliteit, geen verstoorde bodem), dagvlinders (door bescherming van kleinschalig landschap, kruiden- en bloemrijke perceelsranden en bermen, ruigten en soortenrijke overgangssituaties van grasland naar struweel of bos), (struweel)vogels (door bescherming van bosjes, houtwallen, hagen, kruidenrijke bermen en perceelsranden);
2. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch met waarden - struweelvogels", het beleid is gericht op behoud en bescherming van het leefgebied van struweelvogels (struwelen, houtopstanden);
3. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch met waarden - natuurontwikkeling" is het van belang dat ruimtelijke ingrepen achterwege blijven, die natuurontwikkeling in de nabije of verdere toekomst kunnen frustreren.
j Aardkundige waarden
Gestreefd wordt naar behoud en bescherming van aardkundige waarden. Dit houdt in dat ter plaatse van de aanduiding “aardkundig waardevolle gebieden” op de kaart de aan het gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het aanwezig zijn van bijzondere aardkundige verschijnselen zoals dalglooiingen, steilranden en bodemovergangen, dienen te worden beschermd.
k Landschappelijke waarden
Gestreefd wordt naar behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke waarden, waaronder kleinschaligheid van het landschap.
l Waterhuishoudkundige doeleinden
De gronden binnen een strook van 5 m aan weerszijden van de bestemming Water zijn tevens bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden.
m Landschapselementen
De bestemming is mede gericht op behoud van landschapselementen ter plaatse van de aanduiding "landschapswaarden".
n Extensief recreatief medebruik
Het gehele gebied gelegen binnen deze bestemming mag worden gebruikt ten behoeve van extensief recreatief medegebruik. Ter ondersteuning van het recreatief medegebruik worden beperkte recreatieve voorzieningen toegestaan in het gehele gebied zoals paden, banken, picknicktafels, bewegwijzering e.d.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Toegestane bebouwing
Uitsluitend mag worden gebouwen ten behoeve van deze bestemming.
5.2.2 Bebouwing binnen bouwvlak
Ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" mogen uitsluitend worden opgericht:
a. agrarische bedrijfsgebouwen; met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding “gemengd” in extensiveringsgebied, aangeduid met "reconstructiewetzone - extensiveringsgebied natuur" of ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - extensiveringsgebied overige", de bestaande oppervlakte bedrijfsbebouwing t.b.v. de intensieve veehouderijtak, niet mag worden uitgebreid;
b. agarische bedrijfsgebouwen in de vorm van kassen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding “glastuinbouw”;
c. voor bedrijfswoningen geldt het volgende:
1. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning" is een bedrijfswoning toegestaan, en maximaal één per aanduiding;
2. ter plaatse van de aanduiding “geen bedrijfswoning toegestaan” is geen bedrijfswoning toegestaan;
3. ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning” in combinatie met “maximum aantal wooneenheden” is het aangegeven maximale aantal wooneenheden het toegestane maximale aantal bedrijfswoningen;
d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het agrarisch bedrijf.
5.2.3 Rijhallen paardenhouderijen
De bebouwde oppervlakte van rijhallen ten dienste van paardenhouderijen mag maximaal 1000 m2 bedragen. Indien de bestaande bebouwde oppervlakte meer bedraagt, geldt de bestaande bebouwde oppervlakte als maximum.
5.2.4 Maatvoering en situering bebouwing binnen bouwvlak
De maatvoering van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" is als volgt:
Gebouwen algemeen |
Min. |
afstand tot bouwperceelgrens |
3 m |
afstand tot de as van de als
“specifieke vorm van verkeer - stroomweg” aangeduide weg |
100 m |
afstand tot de as van de als
“specifieke vorm van verkeer - gebiedsontsluitingsweg” aangeduide weg |
20 m |
afstand tot de as van de als
“specifieke vorm van verkeer - erftoegangsweg” aangeduide weg |
15 m |
afstand tot de as van de als
“specifieke vorm van verkeer - onverharde weg” aangeduide weg |
10 m |
bestaande kleinere afstanden van
legaal opgerichte gebouwen zijn toegestaan |
|
Bedrijfsgebouwen per bouwvlak |
Min. |
Max. |
goothoogte |
n.v.t. |
5,5 m |
bouwhoogte |
n.v.t. |
11 m |
dakhelling, met dien verstande dat
de minimale dakhelling niet geldt voor ondergeschikte platte tussenleden en
andere gebouwen van ondergeschikte aard |
12° |
60° |
Kassen ter plaatse van aanduiding
"glastuinbouw" |
Min. |
Max. |
goothoogte |
n.v.t. |
4,5 m |
bouwhoogte |
n.v.t. |
9 m |
afstand kassen tot woningen (anders
dan eigen bedrijfswoning) |
25 m |
n.v.t. |
Teeltondersteunende voorzieningen |
Min. |
Max. |
bouwhoogte |
n.v.t. |
2,5 m |
Bedrijfswoning |
Min. |
Max. |
goothoogte, de maximale goothoogte
geldt voor minimaal 60% van de lengte van de goot |
n.v.t. |
3,5 m, tenzij de bestaande
goothoogte meer bedraagt, dan geldt de bestaande goothoogte als maximum |
bouwhoogte |
n.v.t. |
9 m, tenzij de bestaande bouwhoogte
meer bedraagt, dan geldt de bestaande bouwhoogte als maximum |
Bedrijfswoning |
Min. |
Max. |
inhoud |
|
maximaal 750 m3 (incl.
aangebouwde bijgebouwen), tenzij: |
dakhelling |
0° |
60° |
Vrijstaande bijgebouwen bij
bedrijfswoning |
Min. |
Max. |
gezamenlijke oppervlakte per woning |
n.v.t. |
80 m2 |
goothoogte |
n.v.t. |
3 m |
bouwhoogte |
n.v.t. |
6 m |
afstand bijgebouwen tot
bedrijfswoning |
n.v.t. |
15 m, tenzij de bestaande afstand
meer bedraagt, dan geldt de bestaande afstand als maximum |
dakhelling |
0° |
45° |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde |
Max. |
bouwhoogte mestbassins |
8,5 m |
bouwhoogte silo's of waterbassins |
15 m |
bouwhoogte erfafscheidingen |
1,5 m vóór de voorgevelrooilijn, 2 m
achter de voorgevel |
bouwhoogte van carports c.q.
overkappingen |
3 m |
oppervlakte van een carport c.q.
overkapping |
20 m2 |
bouwhoogte overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde |
6 m |
sleufsilo's niet vóór voorgevel van
bedrijfswoning situeren |
|
5.2.5 Herbouw
Aanvullend gelden voor herbouw van bestaande woningen de volgende voorwaarden:
a. de herbouw vindt grotendeels plaats op de plaats van de (voor zover aanwezige) bestaande fundamenten van de woning;
b. de voorgevel van de te herbouwen woning wordt geplaatst in de (voormalige) voorgevelrooilijn van de woning;
c. de bouwwijze (d.w.z. vrijstaand, halfvrijstaand of aaneengebouwd) van de te herbouwen woning(en) wijkt niet af van de bouwwijze van de oorspronkelijke woning(en).
5.2.6 Maatvoering bebouwing buiten bouwvlak
Voor het oprichten van bouwwerken buiten de aanduiding "bouwvlak" geldt het volgende:
a. Op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het agrarisch grondgebruik worden opgericht met een maximale bouwhoogte van 2 m, met dien verstande dat:
1. de bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen maximaal 1,5 m mag bedragen;
2. het oprichten van sleufsilo's niet is toegestaan;
3. nieuwe teeltondersteunende voorzieningen (voor zover het bouwwerken betreft) niet zijn toegestaan.
b. Ten behoeve van het extensief recreatief medegebruik is voorts uitsluitend het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan zoals banken, picknicktafels e.d. met een maximale bouwhoogte van 2 m.
c. Paardenbakken buiten de aanduiding "bouwvlak", zijn niet toegestaan.
d. Veldschuren en andere gebouwen zijn niet toegestaan. In afwijking hiervan zijn bestaande gebouwen toegestaan, alsmede gebouwen ter plaatse van de aanduiding "bijgebouwen". Deze gebouwen mogen blijven bestaan, waarbij de bestaande situering, de bestaande goot- en bouwhoogte en de bestaande inhoud als maximum geldt. Deze gebouwen mogen niet worden herbouwd.
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bebouwing. Deze nadere eisen mogen slechts worden gesteld voor het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en hun omgeving en ten behoeve van het behoud en herstel van de waardevolle elementen en structuren en de bestaande ruimtelijke karakteristiek.
5.4 Ontheffing van de bouwregels
5.4.1 Ontheffing minicamping
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen als bedoeld in 5.1.2 onder c en 5.2.2 teneinde minicampings en de daarvoor noodzakelijke voorzieningen, zoals sanitaire voorzieningen, toe te staan, waarbij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. kampeermiddelen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' of tot maximaal 100 m uit de aanduiding 'bouwvlak', gerekend vanaf de achtergrens van dit bouwvlak, of op een afstand van 100 m van het eigen bestemmingsvlak Wonen, Bedrijf of Bedrijf - Agrarisch verwant en technisch hulpbedrijf en op een afstand van minimaal 25 m van de bestemming Wonen van derden;
b. slechts kampeermiddelen zijn toegestaan met een niet-permanent karakter (tenten, tentwagens, kampeerauto's, campers en toercaravans), alsmede maximaal 5 trekkershutten per agrarisch bedrijf;
c. de bebouwde oppervlakte van de trekkershutten mag max. 30 m2 bedragen, de goothoogte max. 2,20 m en de bouwhoogte: max. 3,5 m;
d. trekkershutten zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' danwel de bestemming Wonen; indien dit redelijkerwijs niet mogelijk blijkt zijn trekkershutten toegestaan op een afstand van maximaal 15 van de aanduiding 'bouwvlak' danwel het eigen bestemmingsvlak Wonen;
e. binnen de gronden zijn maximaal 25 kampeerplaatsen per minicamping toegestaan;
f. gebouwde voorzieningen ten behoeve van kleinschalig kamperen zoals sanitaire voorzieningen, zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak", met een maximale gezamenlijke oppervlakte van 50 m2 bij 25 kampeerplaatsen en 30 m2 bij maximaal 15 kampeerplaatsen, en een maximale bouwhoogte van 5,5 m;
g. de sanitaire voorzieningen worden, voor zover dat redelijkerwijs mogelijk is, gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing, of anders aansluitend aan de bestaande bebouwing;
h. ondergeschikte en ondersteunende horeca, met een inpandige oppervlakte van maximaal 30 m2, uitsluitend in aanwezige gebouwen, en een buitenpandige oppervlakte van maximaal 70 m2;
i. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
j. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
k. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
l. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
m. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
n. de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 5.1 omschreven waarden.
5.4.2 Ontheffing uitbreiding bebouwing intensieve veehouderijtak gemend bedrijf
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 5.2.2 onder a teneinde uitbreiding van bedrijfsbebouwing ten behoeve van een intensieve veehouderijtak van een agrarisch gebruik ter plaatse van de aanduiding “gemengd” in het extensiveringsgebied, aangeduid met "reconstructiewetzone - extensiveringsgebied natuur" of "reconstructiewetzone - extensiveringsgebied overige" toe te kunnen staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak", gelegen ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - extensiveringsgebied natuur" of ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - extensiveringsgebied overige", kan een uitbreiding van de intensieve veehouderijtak uitsluitend worden toegestaan, indien en voor zover de uitbreiding noodzakelijk is vanwege eisen voor dierenwelzijn;
b. de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 5.1 omschreven waarden;
c. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
d. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
5.4.3 Ontheffing minimum afstand van bebouwing tot de weg
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 5.2.4 teneinde de voorgeschreven minimum afstand van bebouwing tot de weg te verkleinen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
a. de noodzaak vanuit een doelmatige bedrijfsvoering moet aanwezig zijn;
b. de afstand van nieuwe bebouwing tot de as van de weg mag niet minder bedragen dan van bestaande reeds dichter bij die weg gelegen bebouwing; in afwijking hiervan behoeft indien het een bouwperceel betreft dat aan 2 of meer zijden direct grenst aan een weg, slechts tot 1 weg die afstand te worden aangehouden;
c. er mogen geen onevenredige verkeerskundige belemmeringen plaatsvinden;
d. er dient voldoende parkeerruimte op het eigen erf aanwezig te blijven;
e. de wegbeheerder dient te worden gehoord;
f. de stedenbouwkundige structuur mag niet onevenredig worden aangetast;
g. indien het een woning of ander geluidgevoelig object betreft, moet voldaan worden aan de Wet geluidhinder;
h. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
5.4.4 Ontheffing bouwhoogte erfafscheidingen
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 5.2.6 onder a sub 1 teneinde voor erf- en perceelsafscheidingen buiten de aanduiding "bouwvlak" een grotere bouwhoogte toe te staan tot maximaal 2 m, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. de grotere bouwhoogte is noodzakelijk om dieren binnen de wei te houden;
b. de erf- en perceelsafscheidingen zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van afrasteringen;
c. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
d. de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de waarden als omschreven in 5.1.
5.4.5 Ontheffing paardenbak t.b.v. hobbymatig gebruik
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 5.2.6 onder c teneinde ten behoeve van hobbymatig gebruik binnen deze bestemming of hobbymatig gebruik binnen de bestemming Wonen paardenbakken toe te staan buiten de aanduiding "bouwvlak", mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. de paardenbak kan redelijkerwijs niet worden gesitueerd ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" of binnen het bestemmingsvlak Wonen;
b. de paardenbak wordt aansluitend aan de aanduiding "bouwvlak" of het bestemmingsvlak Wonen gesitueerd;
c. de paardenbak wordt zodanig gesitueerd en/of ingepast dat deze geen onevenredige aantasting van de landschappelijke waarden vormt;
d. schuurtjes, lichtmasten en andere aan de paardenbak verwante bouwwerken zijn niet toegestaan;
e. de oppervlakte van de paardenbak bedraagt maximaal 800 m2, tezamen met de oppervlakte die binnen de aanduiding "bouwvlak" danwel de bestemming Wonen wordt gesitueerd;
f. er is maximaal één paardenbak per bouwvlak danwel bestemmingsvlak Wonen toegestaan en uitsluitend bij het eigen bouwvlak respectievelijk de eigen woning;
g. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
h. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waterhuishoudkundige situatie; hieromtrent wordt advies ingewonnen bij het waterschap.
5.4.6 Ontheffing teeltondersteunende voorzieningen
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 5.2.6 onder a sub 3 teneinde bouwwerken in de vorm van hoge tijdelijke, lage tijdelijke alsmede overige teeltondersteunende voorzieningen (TOV) op te kunnen richten, een en ander mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. de bouwhoogte bedraagt maximaal 2,5 m;
b. de teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch met waarden - kwetsbare soorten" en ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch met waarden - natuurparel";
c. teeltondersteunende kassen zijn niet toegestaan;
d. de oppervlakte van hoge tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen bedraagt niet meer dan 10.000 m2;
e. de voorzieningen dienen noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
f. de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de waarden als omschreven in 5.1;
g. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
h. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
5.4.7 Ontheffing m.b.t. herbouw
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde onder 5.2.5 onder b teneinde de voorgevel te kunnen plaatsen buiten de (voormalige) voorgevelrooilijn, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. de nieuwe situering van de woning is stedenbouwkundig, verkeerskundig en milieukundig aanvaardbaar;
b. er dient sprake te zijn van (zekerheidsstelling omtrent de) sloop van de bestaande woning
c. door de herbouw wordt het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig aangetast;
d. de nieuwe situering van de woning leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit milieuregelgeving;
e. er moet voldaan worden aan de Wet geluidhinder;
f. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
g. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
5.4.8 Ontheffing bouwhoogte i.v.m. technische maatregelen
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde onder 5.2.4 teneinde een grotere bouwhoogte toe te staan voor het treffen van milieutechnische maatregelen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 m boven de (feitelijke) hoogte van het betreffende gebouw;
b. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
c. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
5.4.9 Ontheffing bebouwde oppervlakte rijhallen
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde onder 5.2.3 teneinde een grotere bebouwde oppervlakte voor een rijhal toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. manegeactiviteiten zijn niet toegestaan;
b. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing.
5.5 Specifieke gebruiksregels
5.5.1 Gebruik overeenkomstig de bestemming
In aanvulling op het bepaalde van artikel 7.10 Wro wordt onder gebruik in overeenstemming met de bestemming in ieder geval begrepen gebruik van gronden en/of opstallen voor:
a. mestbewerking van op het eigen bedrijf geproduceerde mest.
5.5.2 Strijdig gebruik
In aanvulling op het bepaalde van artikel 7.10 Wro wordt onder gebruik strijdig met de bestemming in ieder geval begrepen:
a. mestverwerking en vergisting;
b. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik en plaatsvindt ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";
c. het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten, tenzij dit plaatsvindt ten behoeve van de agrarische productie binnen het agrarisch bedrijf dan wel uitsluitend betrekking heeft op agrarische producten van het eigen bedrijf;
d. detailhandel, behoudens het bepaalde in 5.1.2 onder f;
e. buitenopslag ten behoeve van nevenactiviteiten, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding "opslag" buitenopslag is toegestaan;
f. vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
g. woondoeleinden, met uitzondering van de toegestane bedrijfswoningen;
h. het bewonen van bedrijfsruimte;
i. een niet-publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis of een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
j. het afgraven, verlagen, egaliseren of ophogen van de bodem ter plaatse van de aanduiding "wro-zone - aanlegvergunning aardkundig waardevol";
k. het aanbrengen van teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde bouwwerken ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch met waarden - kwetsbare soorten" en ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch met waarden - natuurparel”;
l. het gebruik van assimilitatiebelichting in teeltondersteunende kassen;
m. huisvesting van tijdelijke werknemers die werken op structurele arbeidsplaatsten, te weten een arbeidsplaats die langer dan 6 maanden beschikbaar is, en op tijdelijke arbeidsplaatsen;
n. de opslag van gevaarlijke stoffen, zoals kunstmeststoffen en propaan, die een 10-6 risicocontour hebben die de aanduiding "bouwvlak" overschrijdt;
o. evenementen.
5.6 Ontheffing van de gebruiksregels
5.6.1 Ontheffing pensionstalling
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 5.1.2 onder c en 5.2.2, teneinde pensionstalling toe te staan bij een agrarisch bedrijf, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;
b. de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor deze nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 100 m2;
c. de totale vloeroppervlakte van nevenactiviteiten bij het agrarisch bedrijf, exclusief inpandige statische opslag, mag maximaal 500 m2 bedragen;
d. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
e. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
f. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
g. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
h. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
i. de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 5.1 omschreven waarden.
5.6.2 Ontheffing zorgverlenende nevenactiviteiten
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 5.1.2 onder c en 5.2.2, teneinde – bedrijfsmatige- nevenactiviteiten in de vorm van zorgverlening op sociaal, fysiek of psychisch vlak toe te staan bij een agrarisch bedrijf, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. de nevenactiviteit dient plaats te vinden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
b. de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor deze nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 250 m2;
c. de totale vloeroppervlakte van nevenactiviteiten bij het agrarisch bedrijf mag maximaal 500 m2 bedragen; de oppervlakte die nodig is voor het plaatsen van kampeermiddelen wordt hierbij niet meegerekend;
d. ondergeschikte en ondersteunende horeca, met een inpandige oppervlakte van maximaal 30 m2 en een buitenpandige oppervlakte van maximaal 70 m2;
e. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
f. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
g. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
h. detailhandel is uitsluitend toegestaan in ondergeschikte, aan de nevenactiviteit gerelateerde vorm;
i. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
j. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
k. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;
l. de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 5.1 omschreven waarden.
5.6.3 Ontheffing recreatieve nevenactiviteiten
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 5.1.2 onder c en 5.2.2, teneinde als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf extensieve vormen van dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen, zoals een kinderboerderij, theehuis, ambachtelijke ijs- of kaasmakerij, verhuur van fietsen/huifkarren, organiseren van rondleidingen en exposities, bed en breakfastvoorzieningen e.d. in een grotere omvang, toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. de nevenactiviteit vindt plaats naast en ter ondersteuning van de agrarische bedrijfsvoering;
b. verblijfsrecreatieve activiteiten zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van vakantieappartementen, kamerverhuur, bed en breakfast e.d.; kampeermiddelen en stacaravans zijn niet toegestaan;
c. maneges zijn niet toegestaan;
d. de nevenactiviteit dient plaats te vinden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
e. de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor deze nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 500 m2, met dien verstande dat er maximaal 5 vakantieappartementen zijn toegestaan met een totale oppervlakte van maximaal 300 m2; de oppervlakte die nodig is voor het plaatsen van kampeermiddelen wordt hierbij niet meegerekend;
f. ondergeschikte en ondersteunende horeca, met een inpandige oppervlakte van maximaal 30 m2 en een buitenpandige oppervlakte van maximaal 70 m2;
g. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
h. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
i. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
j. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
k. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
l. ten behoeve van de nevenactiviteit is ondersteunende horeca toegestaan, zoals de verkoop van ijs, thee e.d.;
m. de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 5.1 omschreven waarden;
n. vooraf kan door de gemeente advies worden ingewonnen bij de commissie Recreatie en Toerisme.
5.6.4 Ontheffing inpandige statische opslag als nevenactiviteit
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 5.1.2 onder b en 5.2.2 teneinde nevenactiviteiten in de vorm van inpandige statische opslag toe te staan bij een agrarisch bedrijf, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;
b. de opslag mag niet plaatsvinden in kassen;
c. de vloeroppervlakte van de bebouwing, die wordt aangewend voor de nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 750 m2;
d. detailhandel ten behoeve van deze nevenactiviteit is niet toegestaan;
e. de milieubelasting mag niet toenemen;
f. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
g. het gebruik mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
h. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
i. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
j. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
k. de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 5.1 omschreven waarden.
5.6.5 Ontheffing tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen ten behoeve van het toestaan van tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. de huisvesting vindt bij voorkeur plaats in een bestaand bedrijfsgebouw of een gedeelte daarvan;
b. de tijdelijke huisvesting is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de tijdelijke grote arbeidsbehoefte van dat bedrijf;
c. de huisvesting betreft uitsluitend medewerkers, die alleen binnen het bedrijf, waar ze gehuisvest zijn, werkzaamheden verrichten;
d. de huisvesting bedraagt niet meer dan 6 maanden per kalenderjaar;
e. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
f. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
g. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
h. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
5.6.6 Ontheffing opslag gevaarlijke stoffen
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 5.5.2 onder n ten behoeve van de opslag van gevaarlijke stoffen teneinde toe te staan dat de daarbij behorende 10-6 risicocontour de aanduiding "bouwvlak", danwel, indien geen aanduiding "bouwvlak" is opgenomen, de bestemmingsgrens, overschrijdt, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
b. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
c. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing.
5.6.7 Ontheffing mantelzorg in afhankelijke woonruimte
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 5.5.2 onder f en toestaan dat een bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. een dergelijke bewoning is noodzakelijk vanuit een oogpunt van mantelzorg. Hiertoe wordt een verklaring van een arts of specialist overlegd;
b. de afhankelijke woonruimte is uitsluitend toegestaan voor mantelzorg die wordt verleend aan een familielid in de 1e of 2e graad;
c. de afhankelijke woonruimte wordt ingepast binnen de toegestane bijgebouwen, waarbij ten behoeve van mantelzorg niet meer dan 80 m2 mag worden gebruikt;
d. de afstand van het bijgebouw tot de woning bedraagt niet meer dan 15 m;
e. er vindt geen belemmering plaats voor de ontwikkeling van (agrarische) bedrijven in de omgeving;
f. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
g. indien sprake is van een geurgevoelig object wordt er voldaan aan de geurnormen krachtens de Wet geurhinder en veehouderij, dan wel krachtens een op deze wet gebaseerde verordening.
5.7 Aanlegvergunning
5.7.1 Aanlegvergunningplicht
Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de in het schema onder 5.7.4 opgenomen aanlegvergunningplichtige werken en werkzaamheden uit te voeren.
5.7.2 Uitzonderingen vergunningenplicht
Het onder 5.7.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
a. welke plaatshebben ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";
b. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning is verleend;
c. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
d. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer.
5.7.3 Toetsing aan aanwezige waarden
De in 5.7.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 5.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 5.7.4 de toetsingscriteria weergegeven.
5.7.4 Schema aanlegvergunningen
Aanlegvergunningplichtige
werken/werkzaamheden |
criteria voor verlening van de
aanlegvergunning |
het aanbrengen van
(infrastructurele) ondergrondse leidingen |
1. het aanbrengen van de leidingen
mag niet leiden tot onevenredige
aantasting van de agrarische
belangen; |
het vellen of rooien van houtgewas |
1. er mag geen onevenredige
aantasting plaatsvinden van de landschappelijke waarden; |
het aanleggen van wegen en het
aanbrengen van oppervlakte verhardingen ter plaatse van de aanduiding "landschapswaarden" |
1. de wegen en overige verhardingen
moeten noodzakelijk zijn; |
het aanbrengen van
oppervlakteverhardingen groter dan 200 m2 |
1. het aanbrengen van verhardingen
dient noodzakelijk te zijn in
het kader van de agrarische
bedrijfsvoering dan wel het recreatief
medegebruik; |
Aanlegvergunningplichtige werken/werkzaamheden |
criteria voor verlening van de aanlegvergunning |
Ter plaatse van de aanduiding "specifieke
vorm van agrarisch met waarden - kwetsbare soorten" en ter plaatse
van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch met waarden -
natuurontwikkeling": |
1. de activiteiten zijn noodzakelijk
voor een doelmatige agrarische
bedrijfsvoering; |
Uitsluitend ter plaatse van de
aanduiding "specifieke vorm van agrarisch met waarden -
struweelvogels": |
1. de activiteiten zijn noodzakelijk
voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering; |
Het aanbrengen van lage en hoge
(voor zover het geen bouwwerken betreft) tijdelijke teeltondersteunende
voorzieningen buiten de aanduiding ter plaatse van de aanduiding "specifieke
vorm van agrarisch met waarden - kwetsbare soorten" en buiten de
aanduiding “specifieke vorm van agrarisch met waarden - natuurparel”. |
1. de activiteiten zijn noodzakelijk
voor een doelmatige agrarische
bedrijfsvoering en/of de ontwikkeling van het agrarisch bedrijf; |
5.8 Wijzigingsbevoegdheid
5.8.1 Wijziging t.b.v. omschakeling naar intensieve veehouderij
Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming op onderdelen wijzigen teneinde omschakeling toe te staan van een agrarische bedrijfsvorm, niet zijnde een intensieve veehouderij, naar een intensieve veehouderij of intensieve veehouderijtak, door middel van het aanduiden van de gronden ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" met de aanduiding “intensieve veehouderij” respectievelijk de aanduiding "gemengd" mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
a. omschakeling is uitsluitend mogelijk ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - verwevingsgebied";
b. ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - verwevingsgebied" dient aangetoond te worden dat het een duurzame locatie voor de intensieve veehouderij betreft conform de provinciale handleiding duurzame locaties en duurzame projectlocaties voor de intensieve veehouderij;
c. wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - natuurparel';
d. het dient om een concreet plan te gaan, waarbij onder andere milieutechnische gegevens worden overlegd;
e. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waarden die zijn geformuleerd binnen de nadere detaillering van deze bestemming;
f. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
g. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
h. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Hiertoe kan de bestemming Artikel 10 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen.
5.8.2 Wijziging t.b.v. omschakeling naar paardenhouderij
Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming op onderdelen wijzigen teneinde omschakeling toe te staan van een agrarische bedrijfsvorm, niet zijnde een paardenhouderij, naar een paardenhouderij, door middel van het aanduiden van de gronden ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" met de aanduiding “paardenhouderij” mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
a. op de locatie heeft geen sloop van bedrijfsgebouwen plaatsgevonden met gebruikmaking van de “Regeling Beëindiging Veehouderijtakken” of de regeling “Ruimte-voor-ruimte”;
b. wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - natuurparel';
c. de omvang van de aanduiding "bouwvlak" mag niet meer bedragen dan 1,5 ha;
d. binnen het bestemmingsvlak is een rijhal toegestaan van maximaal 1000 m2;
e. paardenbakken mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" worden opgericht;
f. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodemhuishoudkundige of milieuhygiënische kwaliteiten van het gebied;
g. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
h. het dient om een concreet plan te gaan, waarbij onder andere milieutechnische gegevens worden overlegd;
i. bebouwing die niet noodzakelijk is voor de nieuwe bestemming (overtollige bebouwing) dient te worden gesloopt, tenzij het cultuurhistorisch waardevolle bebouwing is;
j. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
k. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
l. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Hiertoe kan de bestemming Artikel 10 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen;
m. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waarden die zijn geformuleerd binnen de nadere detaillering van deze bestemming. (niet tevens natuurparel)
5.8.3 Wijziging t.b.v. vergroting/ vormverandering bouwvlak
Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming op onderdelen wijzigen ten behoeve van vergroting en/of vormverandering van een aanduiding "bouwvlak", mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. de aanduiding 'bouwvlak', gelegen ter plaatse van de aanduiding of nabij de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone" mogen uitsluitend worden uitgebreid, mits het functioneren van de verbindingszone niet onevenredig wordt aangetast;
b. vergroting van de aanduiding "bouwvlak" ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch met waarden - natuurparel” is niet toegestaan;
c. de vergroting en/of vormverandering dient noodzakelijk te zijn uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling;
d. voor grondgebonden agrarische bedrijven inclusief paardenhouderijen en gemengde bedrijven, niet zijnde de intensieve veehouderijtak geldt :
1. dat vergroting van de aanduiding "bouwvlak" met 15% is toegestaan of tot een omvang van 1,5 ha, als de aanduiding "bouwvlak" na toepassing van dit uitbreidingspercentage kleiner zou zijn;
e. voor intensieve veehouderij en de intensieve veehouderijtak binnen de gemengde bedrijven, gelden de volgende bepalingen:
1. ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - verwevingsgebied" is een uitbreiding toegestaan, mits sprake is van een duurzame locatie voor de intensieve veehouderij (conform de provinciale handleiding duurzame locaties en duurzame projectlocaties voor de intensieve veehouderij);
2. ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - extensiveringsgebied natuur" of ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - extensiveringsgebied overige" is een uitbreiding uitsluitend toegestaan ten behoeve van het dierenwelzijn; vormverandering is ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - extensiveringsgebied natuur" of ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - extensiveringsgebied overige" niet toegestaan;
f. voor glastuinbouwbedrijven geldt dat een uitbreiding van de aanduiding "bouwvlak" niet is toegestaan;
g. het dient om een concreet plan te gaan, waarbij onder andere milieutechnische gegevens worden overlegd;
h. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waarden die zijn geformuleerd binnen de nadere detaillering van de bestemming van de deze bestemming;
i. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
j. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waterhuishoudkundige situatie; bij vergroting van de aanduiding "bouwvlak" wordt hieromtrent advies ingewonnen bij het waterschap;
k. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
l. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Hiertoe kan de bestemming Artikel 10 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen.
5.8.4 Wijziging t.b.v. vergroting/ vormverandering intensieve veehouderij groter dan 1,5 ha
Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming op onderdelen wijzigen ten behoeve van vergroting en/of vormverandering van de aanduiding "bouwvlak" ten behoeve van een intensieve veehouderijbedrijf, naar een grotere omvang dan opgenomen in 5.8.3, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. de aanduiding 'bouwvlak', gelegen ter plaatse van de aanduiding of nabij de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone" mogen uitsluitend worden uitgebreid, mits het functioneren van de verbindingszone niet onevenredig wordt aangetast;
b. de vergroting en/of vormverandering dient noodzakelijk te zijn uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling;
c. ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - verwevingsgebied" is een uitbreiding toegestaan naar maximaal 2,5 ha in totaal, mits sprake is van een duurzame locatie voor de intensieve veehouderij (conform de provinciale handleiding duurzame locaties en duurzame projectlocaties voor de intensieve veehouderij);
d. er kan advies worden ingewonnen van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen;
e. het dient om een concreet plan te gaan, waarbij onder andere milieutechnische gegevens worden overlegd;
f. het mag geen significant nadelige effecten hebben op de belangen die, getuige de instandhoudingsdoelstellingen, door aanwijzing als Natura-2000-gebied worden beschermd;
g. het mag niet leiden tot een onaanvaardbaar woon- en leefmilieu voor wat betreft het aspect geur, daarbij begrepen de achtergrondbelasting;
h. het moet zijn in overeenstemming met de wettelijke eisen ten aanzien van luchtkwaliteit;
i. het moet zijn in overeenstemming met de wettelijke eisen ten aanzien van flora- en fauna;
j. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waarden die zijn geformuleerd binnen de nadere detaillering van deze bestemming;
k. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
l. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van het woon- en leefmilieu;
m. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waterhuishoudkundige situatie; bij vergroting van de aanduiding "bouwvlak" wordt hieromtrent advies ingewonnen bij het waterschap;
n. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Hiertoe kan de bestemming Artikel 10 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen of verschoven.
5.8.5 Wijziging t.b.v. bedrijfswoning
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van deze gronden wijzigen teneinde een (extra) bedrijfswoning toe te staan. Een en ander mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. de bedrijfswoning is noodzakelijk voor de bedrijfsvoering;
b. het betreft een volwaardig agrarisch bedrijf;
c. ter beoordeling van het bovenstaande kan advies worden gevraagd aan de Stichting Advies-commissie Agrarische Bouwaanvragen (AAB);
d. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
e. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
5.8.6 Wijziging naar wonen/ t.b.v. woningsplitsing
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden met de aanduiding "bouwvlak" wijzigen in Artikel 20 Wonen waarbij na bedrijfsbeëindiging de verbouw van een voormalige bedrijfswoning of (woon)boerderij voor woondoeleinden kan worden toegestaan; tevens kan daarbij woningsplitsing worden toegestaan. Een en ander mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. agrarisch hergebruik is redelijkerwijs niet mogelijk;
b. splitsing is toegestaan indien de inhoud van het hoofdgebouw vóór splitsing minimaal 700 m3 bedraagt;
c. de bebouwde oppervlakte van de voormalige bedrijfswoning of (woon)boerderij (inclusief de inpandige stal / het inpandig deel) mag niet worden vergroot;
d. de agrarische verschijningsvorm van de voormalige boerderij mag niet worden aangetast;
e. de bestaande situering van de bebouwing mag niet worden gewijzigd;
f. woningsplitsing is uitsluitend toegestaan bij:
1. cultuurhistorisch waardevolle panden ter plaatse van de aanduiding "cultuurhistorische waarden"; of
2. (voormalige) (woon)boerderijen;
g. bij woningsplitsing mag in maximaal 2 woningen worden gesplitst;
h. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
i.
de bebouwde oppervlakte van de vrijstaande bijgebouwen
mag niet meer bedragen dan 80 m2 per woning;
indien sprake is van sloop van voormalige, legale bedrijfsgebouwen, kan een
bebouwde oppervlakte van bijgebouwen worden toegestaan van 80 m2
vermeerderd met maximaal 25% van het meerdere van de bebouwde oppervlakte van
de voormalige bedrijfsgebouwen, tot een totaal maximum van 200 m2 per
woning; hierbij dient in ieder geval het meerdere dan wat ingevolge deze
regeling is toegestaan, te worden gesloopt;
sloop van cultuurhistorisch waardevolle en monumentale panden is niet
toegestaan;
j. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;
k. voldaan wordt aan de bepalingen bij of krachtens de Wet geluidhinder;
l. er wordt voldaan aan de geurnormen krachtens de Wet geurhinder en veehouderij, dan wel krachtens een op deze wet gebaseerde verordening;
m. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
n. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 5.1 omschreven waarden;
o. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
p. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
q. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Hiertoe kan de bestemming Artikel 10 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen;
r. de regels van Artikel 20 Wonen worden van overeenkomstige toepassing verklaard.
5.8.7 Wijziging t.b.v. inpandige statische opslag
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" wijzigen in Artikel 20 Wonen met de aanduiding “inpandige opslag”, teneinde – naast het gebruik ten behoeve van de woonfunctie - hergebruik van de bedrijfsbebouwing toe te kunnen staan voor inpandige statische opslag, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. op de locatie heeft geen sloop van bedrijfsgebouwen plaatsgevonden met gebruikmaking van de “Regeling Beëindiging Veehouderijtakken” of de regeling “Ruimte-voor-ruimte”;
b. agrarisch hergebruik is redelijkerwijs niet mogelijk;
c. voor de wijziging naar de woonfunctie gelden de voorwaarden als op genomen in 5.8.6 a t/m b;
d. het hergebruik voor inpandige opslag dient te passen in de omgeving;
e. in opzet en ontwikkelingsperspectief dient het om een kleinschalige activiteit te gaan, met in beginsel slechts enkele werknemers;
f. de activiteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de activiteit plaats;
g. voor de inpandige statische opslag is een vloeroppervlakte van maximaal 1000 m2 toegestaan; overtollige voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, dient te worden gesloopt, tenzij het cultuurhistorisch waardevolle panden betreffen;
h. de opslag mag niet plaatsvinden in kassen;
i. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden;
j. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
k. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
l. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Hiertoe kan de bestemming Artikel 10 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen;
m. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
n. detailhandel is niet toegestaan;
o. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 5.1 omschreven waarden;
p. de regels van Artikel 20 Wonen worden van overeenkomstige toepassing verklaard; zij het dat de aanduiding “inpandige opslag” wordt toegevoegd met de bijbehorende voorwaarden.
5.8.8 Wijziging t.b.v. recreatieve activiteiten
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" wijzigen teneinde hergebruik van de bebouwing toe te staan, in de bestemming Recreatie voor dag- en verblijfsrecreatieve activiteiten, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. op de locatie heeft geen sloop van bedrijfsgebouwen plaatsgevonden met gebruikmaking van de “Regeling Beëindiging Veehouderijtakken” of de regeling “Ruimte-voor-ruimte”;
b. agrarisch hergebruik is redelijkerwijs niet mogelijk;
c. wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - natuurparel';
d. hergebruik voor dagrecreatie kan binnen de gehele bestemming worden toegestaan in of bij vrijkomende agrarische bebouwing, waarbij de navolgende doeleinden kunnen worden toegestaan: kinderboerderij, theeschenkerij en qua aard en omvang overeenkomstige bedrijven;
e. hergebruik voor verblijfsrecreatie kan worden toegestaan in de vorm van vakantieappartementen en groepsaccommodatie, zoals een kampeerboerderij/ kamphuis; kampeermiddelen, stacaravans, trekkershutten. Wijziging naar een losstaande recreatiewoning is uitsluitend toegestaan, ter behoud van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen;
f. het hergebruik dient te passen in de omgeving;
g.
per bedrijf zijn maximaal 5 vakantieappartementen
toegestaan;
per appartement is een vloeroppervlak van maximaal 60 m2 toegestaan;
h. ten behoeve van groepsaccommodatie mag per bedrijf een inhoud van maximaal 1000 m3 worden gebruikt;
i. in opzet en ontwikkelingsperspectief moet het gaan om een kleinschalige activiteit, met in beginsel slechts enkele werknemers;
j. voor zover de recreatieve activiteit plaatsvindt in gebouwen, is uitsluitend het gebruik van aanwezige gebouwen toegestaan, uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan. In afwijking van het voorgaande is een bebouwde oppervlakte van maximaal 500 m2 aan nieuwe gebouwen toegestaan, mits daarbij alle aanwezige gebouwen worden gesloopt;
k. hergebruik van bouwvlakken, gelegen ter plaatse van de aanduiding of nabij de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone" is toegestaan, mits het functioneren van de verbindingszone niet onevenredig wordt aangetast;
l. in een bedrijfsplan dient te worden aangetoond welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de hergebruikfunctie; overtollige voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, die niet voor de nieuwe functie wordt gebruikt, dient te worden gesloopt, tenzij de gebouwen een bijzondere cultuurhistorische waarde hebben;
m. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden;
n. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
o. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
p. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Hiertoe kan de bestemming Artikel 10 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen;
q. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
r. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
s. de locatie van de recreatie-activiteiten en de uitstralingseffecten daarvan mogen de draagkracht van het betrokken gebied niet overschrijden. Ook dient de bedrijfseconomische haalbaarheid van de nieuwvestiging voor de langere termijn te worden aangetoond. Verder moet verblijfsrecreatie leiden tot verrijking van het toeristisch product in de streek. Hiertoe wordt vooraf advies gevraagd aan de commissie Recreatie en Toerisme;
t. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 5.1 omschreven waarden;
u. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de grondwaterkwaliteit in verband met de drinkwatervoorziening. Hiertoe wordt advies ingewonnen bij het waterwinbedrijf;
v. de regels van Artikel 15 Recreatie worden van overeenkomstige toepassing verklaard.
5.8.9 Wijziging t.b.v. landschapscamping
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van een deel van de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch met waarden - struweelvogels" wijzigen in Artikel 15 Recreatie teneinde een landschapscamping toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. het gebruik moet passen in de omgeving;
b. de bestemmingswijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied primair";
c. het aantal kampeerplaatsen mag maximaal 60 bedragen;
d. de bruto oppervlakte per kampeerplaats bedraagt tenminste 300 m2;
e. de camping wordt gesitueerd ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" of aansluitend hieraan;
f. de ontwikkeling dient te passen in de draagkracht van de omgeving;
g. de natuur- en landschapswaarden in de directe omgeving moeten worden verhoogd door een passende, robuuste en duurzame beplanting op en rond het kampeerterrein; dit dient te worden aangegeven middels een ingediend inrichtingsplan/ beplantingsplan. Hiertoe wordt vooraf advies gevraagd aan een onafhankelijke, terzake deskundige;
h. de oppervlakte aan nieuwe natuur dient tenminste driemaal de gezamenlijke bruto oppervlakte van de kampeerplaatsen te bedragen;
i. behalve de voormalige agrarische bedrijfsbebouwing ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak", zijn verspreid over het terrein ten behoeve van sanitaire voorzieningen e.d. kleine gebouwen toegestaan, met een bouwhoogte van maximaal 4 m, en een bebouwde oppervlakte van maximaal 50 m2 per gebouw; de gezamenlijke oppervlakte van deze gebouwen mag per camping niet meer bedragen dan 1000 m2;
j. in een bedrijfsplan dient te worden aangetoond welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de hergebruikfunctie; overtollige voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, die niet voor de nieuwe functie wordt gebruikt, dient te worden gesloopt, tenzij de gebouwen een bijzondere cultuurhistorische waarde hebben;
k. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden;
l. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dieren welzijnswetgeving;
m. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
n. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Hiertoe kan de bestemming Artikel 10 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen;
o. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
p. de locatie van de recreatie-activiteiten en de uitstralingseffecten daarvan mogen de draagkracht van het betrokken gebied niet overschrijden. Ook dient de bedrijfseconomische haalbaarheid van de nieuwvestiging voor de langere termijn te worden aangetoond. Verder moet verblijfsrecreatie leiden tot verrijking van het toeristisch product in de streek. Hiertoe wordt vooraf advies gevraagd aan de commissie Recreatie en Toerisme;
q. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 5.1 omschreven waarden;
r. de regels van Artikel 15 Recreatie worden van overeenkomstige toepassing verklaard.
5.8.10 Wijziging naar Bos en/of Natuur
Burgemeester en wethouders kunnen gronden wijzigen in de bestemming Artikel 9 Bos en/of Artikel 14 Natuur, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. de ontwikkeling van deze gebieden geschiedt enkel op basis van vrijwillige medewerking van de landeigenaren;
b. de inrichting dient zodanig te zijn dat de nabijgelegen agrarische bedrijven geen onevenredige overlast ondervinden in de bedrijfsontwikkeling;
c. de bestaande cultuurhistorische waarden worden niet onevenredig aangetast;
d. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnwetgeving;
e. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
f. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;
g. advies dient te worden ingewonnen bij het waterschap;
h. het nieuwe bestemmingsvlak wordt ingetekend in het wijzigingsplan.
5.8.11 Wijziging naar Natuur
Burgemeester en wethouders kunnen de gronden geheel of gedeeltelijk wijzigen in de bestemming Artikel 14 Natuur ter plaatse van één van de volgende aanduidingen:
Ÿ ter plaate van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - natuurparel';
Ÿ ter plaatse van de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone" en binnen een zone van 2,5 ha per strekkende km ter weerszijden van deze aanduiding ten behoeve van de aanleg van een ecologische verbindingszone;
Ÿ binnen een zone tot 100 m vanaf de aanduiding "specifieke vorm van water - water met ecologische waarden" opgenomen binnen de bestemming Water, ten behoeve van herstelmaatregelen aan de beek ten aanzien van waterkwaliteit, waterkwantiteit en/of ecologische waarden;
mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. de inrichting dient zodanig te zijn dat de nabijgelegen agrarische bedrijven geen onevenredige overlast ondervinden in de bedrijfsontwikkeling;
b. de bestaande cultuurhistorische waarden worden niet onevenredig aangetast;
c. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnwetgeving;
d. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;
e. advies dient te worden ingewonnen bij het waterschap.
6.1 Bestemmingsomschrijving
6.1.1 Algemeen
De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. niet-agrarische bedrijven;
b. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
c. behoud en herstel van cultuurhistorische en historisch-stedenbouwkundige waarden ter plaatse van de aanduiding "cultuurhistorische waarden";
één en ander met bijbehorende bouwwerken en voorzieningen en overeenkomstig de in 6.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemming.
6.1.2 Nadere detaillering van de bestemming
In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 6.1.1:
a Type bedrijf
Op de gronden met deze bestemming zijn overeenkomstig de aanduidingen uitsluitend toegestaan de bedrijven genoemd in de navolgende Staat van niet-agrarische bedrijven:
Afkorting |
Aanduiding |
Type bedrijf |
Adres |
Huis-num-mer |
Bebouwde oppervlak-te |
Afwijkende maatvoerings-eis |
(sb-1) |
specifieke vorm van bedrijf - 1 |
Garagebedrijf met verkooppunt
motorbrandstoffen met lpg |
Biemeren |
7 |
1000 m2 |
|
(sb-2) |
specifieke vorm van bedrijf - 2 |
Statische opslag |
Bijsterveld |
12A |
870
m2 |
|
(sb-3) |
specifieke vorm van bedrijf - 3 |
Productverpakkings-bedrijf |
Broekstraat/ Stokkelen |
2/19 |
1200 m2 |
|
(sb-4) |
specifieke vorm van bedrijf - 4 |
Groothandelsbedrijf |
Eerselseweg |
37 |
550 m2 |
|
(sb-5) |
specifieke vorm van bedrijf - 5 |
Bouwbedrijf |
Ganzestaart-sedijk |
15 |
1550 m2 |
|
(sb-6) |
specifieke vorm van bedrijf - 6 |
Keukenbedrijf |
Groenstraat |
5A |
1600 m2 |
|
(sb-7) |
specifieke vorm van bedrijf - 7 |
Opslag bouwmaterialen |
Grote Aardweg |
3 |
300 m2 |
|
(sb-8) |
specifieke vorm van bedrijf - 8 |
Tuincentrum |
Hees |
4 |
2000 m2 |
|
(sb-9) |
specifieke vorm van bedrijf - 9 |
Transportbedrijf |
Heike |
16 / 16A |
1500 m2 |
|
Afkorting |
Aanduiding |
Type bedrijf |
Adres |
Huis-num-mer |
Bebouwde oppervlak-te |
Afwijkende maatvoerings-eis |
(sb-10) |
specifieke vorm van bedrijf - 10 |
Houtbewerkingsbedrijf en
detailhandel in volumineuze goederen in hout alsmede aanverwante artikelen |
Hoef |
9, 11, 13 |
3500 m2 |
|
(sb-11) |
specifieke vorm van bedrijf - 11 |
Zoutopslag |
Knegselsedijk |
21 |
600 m2 |
|
(sb-12) |
specifieke vorm van bedrijf - 12 |
Autosloperij |
Koemeer |
2 |
750 m2 |
|
(sb-13) |
specifieke vorm van bedrijf - 13 |
Constructiebedrijf |
Kreiel |
2 |
450 m2 |
|
(sb-14) |
specifieke vorm van bedrijf - 14 |
Statische opslag |
Oirschotsedijk |
12 |
215 m2 |
|
(sb-15) |
specifieke vorm van bedrijf - 15 |
Keukenbedrijf |
Oirschotsedijk |
6/8 |
350 m2 |
|
(sb-16) |
specifieke vorm van bedrijf - 16 |
Opslag |
Puttendijk |
11 |
975 m2 |
|
(sb-17) |
specifieke vorm van bedrijf - 17 |
Verkooppunt motorbrandstoffen met
lpg |
Schadewijkstraat |
70 |
125 m2 |
|
(sb-18) |
specifieke vorm van bedrijf - 18 |
Composteringsbedrijf |
Scherpenering |
23 |
0 m2 |
|
(sb-19) |
specifieke vorm van bedrijf - 19 |
Mestopslag, zand- en containeropslag |
Scherpenering |
ong |
0 m2 |
geen gebouwen toegestaan; bouwhoogte
buitenopslag max 5,5 m; bouwhoogte keerwanden max 2,5 m |
(sb-20) |
specifieke vorm van bedrijf - 20 |
Wasserij |
Stevert |
13 & 15 |
2000 m2 |
goothoogte max 6 m; |
(sb-21) |
specifieke vorm van bedrijf - 21 |
Maalderij, fabriek voor honden- en
diervoeding |
Stevert |
34 |
850 m2 |
bouwhoogte silo's max 25 m met een
bebouwde oppervlakte van max 100 m2, goothoogte max. 5,5 m;
bouwhoogte max. 10 m; |
Afkorting |
Aanduiding |
Type bedrijf |
Adres |
Huis-num-mer |
Bebouwde oppervlak-te |
Afwijkende maatvoerings-eis |
(sb-22) |
specifieke vorm van bedrijf - 22 |
Statische opslag |
Stokkelen |
30 |
400 m2 |
|
(sb-23) |
specifieke vorm van bedrijf - 23 |
Grondverzet- en transportbedrijf |
Stokkelen |
31 |
3100 m2 bebouwing, 400 m2
tbv 2 mestsilo's |
|
(sb-24) |
specifieke vorm van bedrijf - 24 |
Transportbedrijf en detailhandel in meubels |
Stokkelen |
60 |
1150 m2 |
|
(sb-26) |
specifieke vorm van bedrijf - 26 |
Varkenswegerij |
Vessemseweg |
1B |
1650 m2 |
|
(sb-27) |
specifieke vorm van bedrijf - 27 |
Houtverwerkingsbedrijf en handel |
Voort |
9/9a |
1400 m2 |
|
(sb-28) |
specifieke vorm van bedrijf - 28 |
Installatiebedrijf |
Zandstraat (Wintelre) |
3 |
375 m2 |
|
(sb-29) |
specifieke vorm van bedrijf - 29 |
Garagebedrijf met bijbehorende
opslag, uitstalling en parkeer-voorzieningen |
Oirschotsedijk |
42 |
265 m2, met dien
verstande dat hiervan max. 140 m2 in vrijstaand bijgebouw en max.
125 m2 in (woon)boerderij wordt gesitueerd |
|
(sb-30) |
specifieke vorm van bedrijf - 30 |
een bedrijf dat is gericht op de
verhuur (al dan niet met machinist) van grote en kleine grondverzet-machines,
evenals stalling, transport en onderhoud daarvan |
Ganzestaartsedijk |
17/21 |
850 m2 |
|
(sb-31) |
specifieke vorm van bedrijf - 31 |
een bedrijf dat is gericht op de
reparatie, verhuur en verkoop van grondmechanisatie- en grondverzetmachines
en aanverwante producten |
Ganzestaartsedijk |
23 |
5700 m2 |
bouwhoogte max. 9,6 m, goothoogte
max. 6,4 m |
(sb-32) |
specifieke vorm van bedrijf - 32 |
grondverzet- en transportbedrijf |
Mostheuvel |
10 |
750 m2 |
|
Afkorting |
Aanduiding |
Type bedrijf |
Adres |
Huis-num-mer |
Bebouwde oppervlak-te |
Afwijkende maatvoerings-eis |
(sb-50) |
specifieke vorm van bedrijf - 50 |
verzorgend, ambachtelijk bedrijf |
Grote Aardweg |
8 |
400 m2 |
|
(sb-53) |
specifieke vorm van bedrijf - 53 |
trainingscentrum |
Donk |
15 |
220 m2, waarvan 120 m2
bijgebouw bij bedrijfswoning |
goothoogte max 3 m, bouwhoogte max 6
m |
(sb-54) |
specifieke vorm van bedrijf - 54 |
bedrijfsverzamelgebouw voor maximaal
2 bedrijven in maximaal categorie 2 van de in de bijlage opgenomen Staat van
bedrijfsactiviteiten. |
Veldhovense-weg |
4-6 |
1300 m2 |
|
b LPG-vulpunt
Een LPG-vulpunt is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding "vulpunt lpg".
c Bed&breakfast
In een bedrijfswoning en bijbehorende bijgebouwen is een bed&breakfast toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woonbebouwing tot een maximum van 80 m2.
2. De bed&breakfast mag bestaan uit maximaal twee kamers met elk maximaal 2 bedden.
3. Wanneer bed&breakfast plaatsvindt in een vrijstaand bijgebouw, dan is hierin geen keuken of soortgelijke voorziening toegestaan.
4. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer.
5. Parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.
6. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
d Landschapselementen
De bestemming is mede gericht op behoud van landschapselementen ter plaatse van de aanduiding "landschapswaarden".
e Waterhuishoudkundige doeleinden
De gronden binnen een strook van 5 m aan weerszijden vanaf de insteek van de als Water bestemde watergangen zijn tevens bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Toegestane bebouwing
Uitsluitend mag worden gebouwd ten behoeve van deze bestemming.
6.2.2 Bedrijfswoning
Voor bedrijfswoningen geldt het volgende:
a. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning" is een bedrijfswoning toegestaan, en maximaal één per aanduiding;
b. ter plaatse van de aanduiding “geen bedrijfswoning toegestaan” is geen bedrijfswoning toegestaan;
c. ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning” in combinatie met “maximum aantal wooneenheden” is het aangegeven maximale aantal wooneenheden het toegestane maximale aantal bedrijfswoningen.
6.2.3 Bouwvlak
Indien en voorzover binnen een bestemmingsvlak een aanduiding "bouwvlak" is aangegeven, mogen gebouwen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak".
6.2.4 Bebouwde oppervlakte
De bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan de oppervlakte als opgenomen in de tabel in 6.1.2 onder a; deze bebouwde oppervlakte is exclusief de bebouwde oppervlakte ten behoeve van een bedrijfswoning en de daarbij behorende bijgebouwen.
6.2.5 Maatvoeringseisen
De bouwwerken dienen te voldoen aan de volgende maatvoeringseisen:
Gebouwen algemeen |
Min. |
afstand tot bouwperceelgrens |
3 m |
afstand tot de as van de als
“specifieke vorm van verkeer - stroomweg” aangeduide weg |
100 m |
afstand tot de as van de als
“specifieke vorm van verkeer - gebiedsontsluitingsweg” aangeduide weg |
20 m |
afstand tot de as van de als
“specifieke vorm van verkeer - erftoegangsweg” aangeduide weg |
15 m |
afstand tot de as van de als
“specifieke vorm van verkeer - onverharde weg” aangeduide weg |
10 m |
bestaande kleinere afstanden van
legaal opgerichte gebouwen zijn toegestaan |
|
Bedrijfsgebouwen |
Min. |
Max. |
goothoogte |
n.v.t. |
5,5
m |
bouwhoogte |
n.v.t. |
8 m |
dakhelling, met dien verstande dat
de minimale dakhelling niet geldt voor ondergeschikte platte tussenleden en
andere gebouwen van ondergeschikte aard |
15° |
60° |
Bedrijfswoning |
Min. |
Max. |
goothoogte |
n.v.t. |
3,5 m |
bouwhoogte |
n.v.t. |
9 m |
inhoud |
maximaal 750 m3 (incl.
aangebouwde bijgebouwen), tenzij: |
|
dakhelling |
12° |
45° |
Vrijstaande bijgebouwen bij
bedrijfswoning |
Max. |
gezamenlijke oppervlakte per woning |
80 m2 |
goothoogte |
3 m |
bouwhoogte |
6 m |
afstand vrijstaande bijgebouwen tot
bedrijfswoning |
15 m, tenzij de bestaande afstand
meer bedraagt, dan geldt de bestaande afstand als maximum |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde |
Max. |
bouwhoogte erfafscheidingen |
voor voorgevelrooilijn: 1,5 m; |
bouwhoogte van carports c.q.
overkappingen |
3 m |
oppervlakte van een carport c.q.
overkapping |
20 m2 |
bouwhoogte overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde |
6 m |
Voorzover in de tabel in 6.1.2 onder a maatvoeringseisen zijn opgenomen, gelden deze eisen in afwijking van bovenstaande tabel.
6.2.6 Herbouw
Aanvullend gelden voor herbouw van bestaande woningen de volgende voorwaarden:
a. de herbouw vindt grotendeels plaats op de plaats van de (voor zover aanwezige) bestaande fundamenten van de woning;
b. de voorgevel van de te herbouwen woning wordt geplaatst in de (voormalige) voorgevelrooilijn van de woning;
c. de bouwwijze (d.w.z. vrijstaand, halfvrijstaand of aaneengebouwd) van de te herbouwen woning(en) wijkt niet af van de bouwwijze van de oorspronkelijke woning(en).
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bebouwing. Deze nadere eisen mogen slechts worden gesteld voor het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en hun omgeving en ten behoeve van het behoud en herstel van de waardevolle elementen en structuren en de bestaande ruimtelijke karakteristiek.
6.4 Ontheffing van de bouwregels
6.4.1 Oppervlakte bebouwing niet-agrarische bedrijven
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de in 6.2.4 gestelde maximale maximale oppervlakte bedrijfsbebouwing van niet-agrarische bedrijven, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. de in 6.2.4 juncto 6.1.2 onder a opgenomen bebouwde oppervlakte mag met maximaal 15% worden vergroot;
b. de vergroting dient noodzakelijk te zijn uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling;
c. de belangen van de omliggende (niet) agrarische bedrijven en andere functies worden niet onevenredig aangetast;
d. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
e. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
f. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
g. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
h. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waterhuishoudkundige situatie; hieromtrent wordt advies ingewonnen bij het waterschap;
i. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de aanwezige landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden.
6.4.2 Ontheffing m.b.t. herbouw
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde onder 6.2.6 onder b teneinde de voorgevel te kunnen plaatsen buiten de (voormalige) voorgevelrooilijn, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. de nieuwe situering van de woning is stedenbouwkundig, verkeerskundig en milieukundig aanvaardbaar;
b. er dient sprake te zijn van (zekerheidsstelling omtrent de) sloop van de bestaande woning;
c. door de herbouw wordt het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig aangetast;
d. de nieuwe situering van de woning leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit milieuregelgeving;
e. er moet voldaan worden aan de Wet geluidhinder;
f. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
g. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
6.4.3 Ontheffing minimum afstand van bebouwing tot de weg
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 6.2.5 teneinde de voorgeschreven minimum afstand van bebouwing tot de weg te verkleinen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
a. de noodzaak vanuit een doelmatige bedrijfsvoering moet aanwezig zijn;
b. de afstand van nieuwe bebouwing tot de as van de weg mag niet minder bedragen dan van bestaande reeds dichter bij die weg gelegen bebouwing; in afwijking hiervan behoeft indien het een bouwperceel betreft dat aan 2 of meer zijden direct grenst aan een weg, slechts tot 1 weg die afstand te worden aangehouden;
c. er mogen geen onevenredige verkeerskundige belemmeringen plaatsvinden;
d. er dient voldoende parkeerruimte op het eigen erf aanwezig te blijven;
e. de wegbeheerder dient te worden gehoord;
f. de stedenbouwkundige structuur mag niet onevenredig worden aangetast;
g. indien het een woning of ander geluidgevoelig object betreft, moet voldaan worden aan de Wet geluidhinder;
h. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
6.4.4 Ontheffing bouwhoogte i.v.m. technische maatregelen
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde onder 6.2.5 teneinde een grotere bouwhoogte toe te staan voor het treffen van milieutechnische voorzieningen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 m boven de (feitelijke) hoogte van het betreffende gebouw;
b. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
c. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
6.5 Specifieke gebruiksregels
6.5.1 Strijdig gebruik
In aanvulling op het bepaalde van artikel 7.10 Wro wordt onder gebruik strijdig met de bestemming in ieder geval begrepen:
a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;
b. detailhandel, behoudens het bepaalde in 6.1.2 onder a;
c. voor (ondersteunende) horeca behoudens de in 6.1.2 onder a;
d. vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
e. woondoeleinden, met uitzondering van de toegestane bedrijfswoningen;
f. het bewonen van bedrijfsruimte;
g. een niet-publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis of een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
h. een seksinrichting.
i. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
j. risicovolle inrichtingen;
k. de opslag van gevaarlijke stoffen, zoals kunstmeststoffen en propaan, die een 10-6 risicocontour hebben die de aanduiding "bouwvlak" overschrijdt. Indien geen aanduiding "bouwvlak" is opgenomen, dan mag de bestemmingsgrens niet worden overschreden.
6.6 Ontheffing van de gebruiksregels
6.6.1 Ontheffing opslag gevaarlijke stoffen
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 6.5.1 onder k ten behoeve van de opslag van gevaarlijke stoffen teneinde toe te staan dat de daarbij behorende 10-6 risicocontour de aanduiding "bouwvlak", danwel, indien geen aanduiding "bouwvlak" is opgenomen, de bestemmingsgrens, overschrijdt, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
b. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
c. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing.
6.6.2 Ontheffing mantelzorg in afhankelijke woonruimte
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 6.5.1 onder d en toestaan dat een bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. een dergelijke bewoning is noodzakelijk vanuit een oogpunt van mantelzorg. Hiertoe wordt een verklaring van een arts of specialist overlegd;
b. de afhankelijke woonruimte is uitsluitend toegestaan voor mantelzorg die wordt verleend aan een familielid in de 1e of 2e graad;
c. de afhankelijke woonruimte wordt ingepast binnen de toegestane bijgebouwen, waarbij ten behoeve van mantelzorg niet meer dan 80 m2 mag worden gebruikt;
d. de afstand van het bijgebouw tot de woning bedraagt niet meer dan 15 m;
e. er vindt geen belemmering plaats voor de ontwikkeling van (agrarische) bedrijven in de omgeving;
f. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
g. indien sprake is van een geurgevoelig object wordt er voldaan aan de geurnormen krachtens de Wet geurhinder en veehouderij, dan wel krachtens een op deze wet gebaseerde verordening.
6.7 Aanlegvergunning
6.7.1 Aanlegvergunningplicht
Het is verboden ter plaatse van de aanduiding "landschapswaarden" zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de in het schema onder 6.7.4. opgenomen aanlegvergunningplichtige werken en werkzaamheden uit te voeren.
6.7.2 Uitzonderingen vergunningenplicht
Het onder 6.7.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
a. welke plaatshebben ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";
b. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning is verleend;
c. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
d. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer.
6.7.3 Toetsing aan aanwezige waarden
De in 6.7.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 3.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 6.7.4 de toetsingscriteria weergegeven.
6.7.4 Schema aanlegvergunningen
Aanlegvergunningplichtige
werken/werkzaamheden |
Criteria voor verlening van de
aanlegvergunning |
het aanleggen van wegen en het
aanbrengen van overige verhardingen |
1. de wegen en overige verhardingen
moeten noodzakelijk zijn; |
het verwijderen van houtopstanden |
1. het verwijderen moet noodzakelijk
zijn; |
het aanbrengen van ondergrondse
leidingen |
1. er mag geen blijvende aantasting
plaatsvinden van het landschapselement; |
6.8 Wijzigingsbevoegdheid
6.8.1 Wijziging naar andere vorm van niet-agrarisch bedrijf
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen teneinde een andere vorm van niet-agrarische bedrijvigheid toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. aangetoond dient te worden dat er sprake is van een ruimtelijke en milieukundige verbetering; een ruimtelijke en milieukundige verbetering betekent dat er een afname van bebouwing (niet zijnde gemeentelijk monument of een rijksmonument dan wel woonboerderijpand) plaatsvindt alsmede een visueel ruimtelijke verbetering van de situatie en/of een vermindering van de milieubelasting;
b. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden;
c. een tweede bedrijfswoning, voor zover niet reeds aanwezig, is niet toegestaan;
d. voldaan moet worden aan de maatvoeringseisen uit 6.2.5;
e. detailhandel is niet toegestaan behoudens voor zover zulks in ondergeschikte vorm noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;
f. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
g. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
h. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
i. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Hiertoe kan de bestemming Artikel 10 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen;
j. uit een over te leggen onderzoek dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie.
6.8.2 Wijziging t.b.v. agrarisch verwant bedrijf/ agrarisch technisch hulpbedrijf
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" wijzigen in Artikel 7 Bedrijf - Agrarisch verwant en technisch hulpbedrijf, teneinde een agrarisch verwant bedrijf dan wel een agrarisch technisch hulpbedrijf toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. agrarisch hergebruik is redelijkerwijs niet mogelijk;
b. de bestemmingswijziging vindt niet plaats ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied primair" of ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied secundair";
c. het hergebruik dient te passen in de omgeving;
d. in opzet en ontwikkelingsperspectief dient het om een kleinschalige activiteit te gaan, met in beginsel slechts enkele werknemers;
e. de activiteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de activiteit plaats;
f. in een bedrijfsplan dient te worden aangetoond welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de hergebruikfunctie; overtollige voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, die niet voor de nieuwe functie wordt gebruikt, dient te worden gesloopt, tenzij de gebouwen een bijzondere cultuurhistorische waarde hebben;
g. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden;
h. het dient om een concreet plan te gaan, waarbij onder andere milieutechnische gegevens worden overlegd;
i. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
j. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
k. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
l. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Hiertoe kan de bestemming Artikel 10 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen.
m. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
n. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
o. detailhandel is niet toegestaan;
p. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 6.1 omschreven waarden;
q. de regels van Artikel 7 Bedrijf - Agrarisch verwant en technisch hulpbedrijf worden van overeenkomstige toepassing verklaard.
6.8.3 Wijziging t.b.v. woondoeleinden/ woningsplitsing
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in:
1. de bestemming Artikel 20 Wonen, waarbij na bedrijfsbeëindiging de verbouw van een voormalige bedrijfswoning of (woon)boerderij voor wonen kan worden toegestaan; tevens kan daarbij woningsplitsing worden toegestaan;
2. de eventueel aangrenzende bestemming Artikel 3 Agrarisch, Artikel 4 Agrarisch met waarden - Landschap of Artikel 5 Agrarisch met waarden - Landschap en natuur.
Een en ander mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. splitsing is toegestaan indien de inhoud van het hoofdgebouw vóór splitsing minimaal 700 m3 bedraagt;
b. de bestemmingswijziging vindt niet plaats ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied primair" of ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied secundair";
c. de bebouwde oppervlakte van de voormalige bedrijfswoning of (woon)boerderij (inclusief de inpandige stal / het inpandig deel) mag niet worden vergroot;
d. de agrarische verschijningsvorm van een voormalige boerderij mag niet worden aangetast;
e. de bestaande situering van de bebouwing mag niet worden gewijzigd;
f. woningsplitsing is uitsluitend toegestaan bij:
1. cultuurhistorisch waardevolle panden ter plaatse van de aanduiding "cultuurhistorische waarden"; of
2. (voormalige) (woon)boerderijen;
g. bij woningsplitsing mag in maximaal 2 woningen worden gesplitst;
h.
de bebouwde oppervlakte van de vrijstaande bijgebouwen
mag niet meer bedragen dan 80 m2 per woning;
indien sprake is van sloop van voormalige, legale bedrijfsgebouwen, kan een
bebouwde oppervlakte van bijgebouwen worden toegestaan van 80 m2
vermeerderd met maximaal 25% van het meerdere van de bebouwde oppervlakte van
de voormalige bedrijfsgebouwen, tot een totaal maximum van 200 m2 per
woning; hierbij dient in ieder geval het meerdere dan wat ingevolge deze
regeling is toegestaan, te worden gesloopt;
sloop van cultuurhistorisch waardevolle en monumentale panden is niet
toegestaan;
i. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;
j. voldaan wordt aan de bepalingen bij of krachtens de Wet geluidhinder;
k. er wordt voldaan aan de geurnormen krachtens de Wet geurhinder en veehouderij, dan wel krachtens een op deze wet gebaseerde verordening;
l. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
m. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
n. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
o. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Hiertoe kan de bestemming Artikel 10 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen;
p. de regels van Artikel 20 Wonen worden van overeenkomstige toepassing verklaard.
6.8.4 Wijziging t.b.v. grondgebonden agrarisch bedrijf
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen ten behoeve van het opnemen van de bestemming met bijbehorende regels als opgenomen in Artikel 3 Agrarisch teneinde ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak", of het bestemmingsvlak indien geen aanduiding "bouwvlak" is opgenomen, een aanduiding "bouwvlak op te nemen ten behoeve van een agrarisch bedrijf, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. vestiging van een grondgebonden bedrijf is uitsluitend toegestaan als het onderhavige perceel grotendeels is omsloten door de bestemming Agrarisch;
b. het betreft uitsluitend een grondgebonden bedrijf;
c. er dient sprake te zijn van een volwaardig agrarisch bedrijf dan wel een agrarisch bedrijf dat na verwachting binnen redelijke termijn zal uitgroeien tot een volwaardig agrarisch bedrijf; dienaangaande kan advies van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen worden ingewonnen;
d. op de locatie heeft geen sloop van bedrijfsgebouwen plaatsgevonden met gebruikmaking van de regeling “Ruimte-voor-ruimte”;
e. de bedrijfswoning wordt gevestigd in de bestaande woning;
f. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie.
g. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodemhuishoudkundige of milieuhygiënische kwaliteiten van het gebied;
h. bebouwing die niet noodzakelijk is voor de nieuwe bestemming (overtollige bebouwing) dient te worden gesloopt, tenzij het cultuurhistorisch waardevolle bebouwing is;
i. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
j. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
k. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
l. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Hiertoe kan de bestemming Artikel 10 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen;
m. het nieuwe bestemmingsvlak wordt ingetekend in het wijzigingsplan.
6.8.5 Wijziging t.b.v. intensieve veehouderij
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen ten behoeve van het opnemen van de bestemming met bijbehorende regels als opgenomen in Artikel 3 Agrarisch of Artikel 4 Agrarisch met waarden - Landschap teneinde ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak", of het bestemmingsvlak indien geen aanduiding "bouwvlak" is opgenomen, een aanduiding "bouwvlak op te nemen ten behoeve van een intensieve veehouderij, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. omschakeling is uitsluitend mogelijk ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - verwevingsgebied" of "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied primair" of ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied secundair";
b. ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - verwevingsgebied" dient aangetoond te worden dat het een duurzame locatie voor de intensieve veehouderij betreft conform de provinciale handleiding duurzame locaties en duurzame projectlocaties voor de intensieve veehouderij;
c. het betreft uitsluitend een intensieve veehouderij;
d. er dient sprake te zijn van een volwaardig agrarisch bedrijf dan wel een agrarisch bedrijf dat na verwachting binnen redelijke termijn zal uitgroeien tot een volwaardig agrarisch bedrijf; dienaangaande kan advies van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen worden ingewonnen;
e. op de locatie heeft geen sloop van bedrijfsgebouwen plaatsgevonden met gebruikmaking van de regeling “Ruimte-voor-ruimte”;
f. de bedrijfswoning wordt gevestigd in de bestaande woning;
g. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie.
h. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodemhuishoudkundige of milieuhygiënische kwaliteiten van het gebied;
i. bebouwing die niet noodzakelijk is voor de nieuwe bestemming (overtollige bebouwing) dient te worden gesloopt, tenzij het cultuurhistorisch waardevolle bebouwing is;
j. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
k. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
l. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
m. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Hiertoe kan de bestemming Artikel 10 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen;
n. het nieuwe bestemmingsvlak wordt ingetekend in het wijzigingsplan.
Artikel 7 Bedrijf
- Agrarisch verwant en technisch hulpbedrijf
7.1 Bestemmingsomschrijving
7.1.1 Algemeen
De voor Bedrijf - Agrarisch verwant en technisch hulpbedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. agrarisch verwante bedrijven;
b. agrarisch technische hulpbedrijven;
c. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
d. behoud en herstel van cultuurhistorische en historisch-stedenbouwkundige waarden ter plaatse van de aanduiding "cultuurhistorische waarden";
één en ander met bijbehorende bouwwerken en voorzieningen en overeenkomstig de in 7.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemming.
7.1.2 Nadere detaillering van de bestemming
In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 7.1.1:
a Type bedrijf
Op de gronden met deze bestemming zijn overeenkomstig de aanduidingen uitsluitend toegestaan de bedrijven genoemd in de navolgende Staat van agrarisch verwante en technische hulpbedrijven.
Afkorting |
Aanduiding |
Type bedrijf |
Adres |
Huis-num-mer |
Bebouwde oppervlak-te |
Afwijkende maatvoeringseis |
(sb-33) |
specifieke vorm van bedrijf - 33 |
Hoveniersbedrijf met boomkwekerij |
Biemeren |
6 |
135 m2 |
|
(sb-34) |
specifieke vorm van bedrijf - 34 |
Hoveniersbedrijf |
Boksheide |
6 |
750 m2 |
|
(sb-35) |
specifieke vorm van bedrijf - 35 |
Hoveniersbedrijf |
Boksheide |
12 |
750 m2 |
|
(sb-36) |
specifieke vorm van bedrijf - 36 |
Hoveniersbedrijf |
Dalemsedijk |
30 |
750 m2 |
|
(sb-37) |
specifieke vorm van bedrijf - 37 |
Loonwerkbedrijf en
mestverwerking/-bewerking |
Den Bijert |
1 |
1700 m2 |
|
(sb-38) |
specifieke vorm van bedrijf - 38 |
Dierenpension |
Eerselseweg |
22 |
500 m2 |
|
(sb-39) |
specifieke vorm van bedrijf - 39 |
Boomkwekerij/ tuincentrum/
hoveniersbedrijf |
Eerselseweg |
35 |
1400 m2 kas en 750 m2
bedrijfsgebouwen |
|
(sb-40) |
specifieke vorm van bedrijf - 40 |
Dierenpension |
Ellenbroek |
2/4 |
735 m2 |
|
Afkorting |
Aanduiding |
Type bedrijf |
Adres |
Huis-num-mer |
Bebouwde oppervlak-te |
Afwijkende maatvoeringseis |
|
(sb-41) |
specifieke vorm van bedrijf - 41 |
Landbouwmechanisatiebedrijf (en
opslag) |
Groenstraat |
12 |
520 m2 |
|
|
(sb-42) |
specifieke vorm van bedrijf - 42 |
veehandelsbedrijf, varkenswegerij en
slachtplaats |
Grote Aardweg |
9, 9a, 9b en 9c |
3300 m2 |
|
|
(sb-43) |
specifieke vorm van bedrijf - 43 |
Werktuigencoöperatie |
Hoog-casteren |
31 |
4070 m2 |
bouwhoogte van silo's max 10 m |
|
(sb-44) |
specifieke vorm van bedrijf - 44 |
Groothandel in zaai- en pootgoed |
Lantie |
1A |
1130 m2 |
|
|
(sb-45) |
specifieke vorm van bedrijf - 45 |
Veehandel/ loonwerkbedrijf |
Maaskant |
4 |
800 m2 |
|
|
(sb-46) |
specifieke vorm van bedrijf - 46 |
Hoveniersbedrijf met boomkwekerij |
Mostheuvel |
11 |
460 m2 |
|
|
(sb-47) |
specifieke vorm van bedrijf - 47 |
Dierenpension |
Postelseweg |
193 |
440 m2 |
goothoogte max 3 m, bouwhoogte max 6
m |
|
(sb-48) |
specifieke vorm van bedrijf - 48 |
Dierenpension |
Wolfshoek |
2 |
150 m2 |
|
|
(sb-49) |
specifieke vorm van bedrijf - 49 |
Loonwerkbedrijf |
Den Bijert |
3 |
1900 m2 |
|
|
(sb-51) |
specifieke vorm van bedrijf - 51 |
een bedrijf voor het sorteren,
oppotten en exportklaar maken van producten, alsmede het opslaan van
gewasbeschermingsmiddelen, werktuigen en vrachtwagens, ten dienste van een
boomkwekerij |
Grote Aardweg |
8a1 t/m 8b1 |
750 m2 |
|
|
(sb-54) |
specifieke vorm van bedrijf - 54 |
bedrijfsverzamelgebouw voor maximaal
2 bedrijven in maximaal categorie 2 van de in de bijlage opgenomen Staat van
bedrijfsactiviteiten. |
Veldhoven-seweg |
4-6 |
1300 m2 |
|
b Bed&breakfast
In een bedrijfswoning en bijbehorende bijgebouwen is een bed&breakfast toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woonbebouwing tot een maximum van 80 m2.
2. De bed&breakfast mag bestaan uit maximaal twee kamers met elk maximaal 2 bedden.
3. Wanneer bed&breakfast plaatsvindt in een vrijstaand bijgebouw, dan is hierin geen keuken of soortgelijke voorziening toegestaan.
4. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer.
5. Parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.
6. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
c Landschapselementen
De bestemming is mede gericht op behoud van landschapselementen ter plaatse van de aanduiding "landschapswaarden".
d Waterhuishoudkundige doeleinden
De gronden binnen een strook van 5 m aan weerszijden vanaf de insteek van de als Water bestemde watergangen zijn tevens bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Toegestane bebouwing
Uitsluitend mag worden gebouwen ten behoeve van deze bestemming.
7.2.2 Bedrijfswoning
Voor bedrijfswoningen geldt het volgende:
a. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning" is een bedrijfswoning toegestaan, en maximaal één per aanduiding;
b. ter plaatse van de aanduiding “geen bedrijfswoning toegestaan” is geen bedrijfswoning toegestaan;
c. ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning” in combinatie met “maximum aantal wooneenheden” is het aangegeven maximale aantal wooneenheden het toegestane maximale aantal bedrijfswoningen.
7.2.3 Bouwvlak
Indien en voorzover binnen een bestemmingsvlak een aanduiding "bouwvlak" is aangegeven, mogen gebouwen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak".
7.2.4 Bebouwde oppervlakte
De bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan de oppervlakte als opgenomen in de tabel in 7.1.2 onder a; deze bebouwde oppervlakte is exclusief de bebouwde oppervlakte ten behoeve van een bedrijfswoning en de daarbij behorende bijgebouwen.
7.2.5 Maatvoeringseisen
De bouwwerken dienen te voldoen aan de volgende maatvoeringseisen:
Gebouwen algemeen |
Min. |
afstand tot bouwperceelgrens |
3 m |
afstand tot de as van de als
“specifieke vorm van verkeer - stroomweg” aangeduide weg |
100 m |
afstand tot de as van de als
“specifieke vorm van verkeer - gebiedsontsluitingsweg” aangeduide weg |
20 m |
afstand tot de as van de als
“specifieke vorm van verkeer - erftoegangsweg” aangeduide weg |
15 m |
afstand tot de as van de als
“specifieke vorm van verkeer - onverharde weg” aangeduide weg |
10 m |
bestaande kleinere afstanden van
legaal opgerichte gebouwen zijn toegestaan |
|
Bedrijfsgebouwen |
Min. |
Max. |
goothoogte |
n.v.t. |
6,5 m |
bouwhoogte |
n.v.t. |
10 m |
dakhelling, met dien verstande dat
de minimale dakhelling niet geldt voor ondergeschikte platte tussenleden en
andere gebouwen van ondergeschikte aard |
15° |
60° |
Bedrijfswoning |
Min. |
Max. |
goothoogte |
n.v.t. |
3,5 m |
bouwhoogte |
n.v.t. |
9 m |
inhoud |
|
maximaal 750 m3 (incl. aangebouwde
bijgebouwen), tenzij: |
Vrijstaande bijgebouwen bij
bedrijfswoning |
Max. |
gezamenlijke oppervlakte per woning |
80 m2 |
goothoogte |
3 m |
bouwhoogte |
6 m |
afstand bijgebouwen tot
bedrijfswoning |
15 m, tenzij de bestaande afstand
meer bedraagt, dan geldt de bestaande afstand als maximum |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde |
Max. |
bouwhoogte erfafscheidingen |
voor voorgevelrooilijn: 1,5 m; |
bouwhoogte van carports c.q.
overkappingen |
3 m |
oppervlakte van een carport c.q.
overkapping |
20 m2 |
bouwhoogte overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde |
6 m |
Voorzover in de tabel in 7.1.2 onder a maatvoeringseisen zijn opgenomen, gelden deze eisen in afwijking van bovenstaande tabel.
7.2.6 Herbouw
Aanvullend gelden voor herbouw van bestaande woningen de volgende voorwaarden:
a. de herbouw vindt grotendeels plaats op de plaats van de (voor zover aanwezige) bestaande fundamenten van de woning;
b. de voorgevel van de te herbouwen woning wordt geplaatst in de (voormalige) voorgevelrooilijn van de woning;
c. de bouwwijze (d.w.z. vrijstaand, halfvrijstaand of aaneengebouwd) van de te herbouwen woning(en) wijkt niet af van de bouwwijze van de oorspronkelijke woning(en).
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bebouwing. Deze nadere eisen mogen slechts worden gesteld voor het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en hun omgeving en ten behoeve van het behoud en herstel van de waardevolle elementen en structuren en de bestaande ruimtelijke karakteristiek.
7.4 Ontheffing van de bouwregels
7.4.1 Ontheffing oppervlakte bebouwing agrarisch verwante bedrijven en agrarisch technische hulpbedrijven
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de in 7.2.4 opgenomen maximale oppervlakte bedrijfsbebouwing van agrarisch verwante en agrarisch technische hulpbedrijven, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. de in 7.2.4 juncto 7.1.2 onder a opgenomen bebouwde oppervlakte mag met maximaal 25% worden vergroot;
b. de belangen van de omliggende (niet) agrarische bedrijven en andere functies worden niet onevenredig aangetast;
c. de noodzaak voor de uitbreiding wordt aangetoond via een gekwalificeerd bedrijfsplan;
d. door aanvrager is aangetoond dat verplaatsing naar een bedrijventerrein niet mogelijk is;
e. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
f. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
g. het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast;
h. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waterhuishoudkundige situatie; hieromtrent wordt advies ingewonnen bij het waterschap;
i. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de aanwezige landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden.
7.4.2 Ontheffing m.b.t. herbouw
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde onder 7.2.6 onder b teneinde de voorgevel te kunnen plaatsen buiten de (voormalige) voorgevelrooilijn, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. de nieuwe situering van de woning is stedenbouwkundig, verkeerskundig en milieukundig aanvaardbaar;
b. er dient sprake te zijn van (zekerheidsstelling omtrent de) sloop van de bestaande woning;
c. door de herbouw wordt het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig aangetast;
d. de nieuwe situering van de woning leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit milieuregelgeving;
e. er moet voldaan worden aan de Wet geluidhinder;
f. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
g. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
7.4.3 Ontheffing minimum afstand van bebouwing tot de weg
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 7.2.5 teneinde de voorgeschreven minimum afstand van bebouwing tot de weg te verkleinen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
a. de noodzaak vanuit een doelmatige bedrijfsvoering moet aanwezig zijn;
b. de afstand van nieuwe bebouwing tot de as van de weg mag niet minder bedragen dan van bestaande reeds dichter bij die weg gelegen bebouwing; in afwijking hiervan behoeft indien het een bouwperceel betreft dat aan 2 of meer zijden direct grenst aan een weg, slechts tot 1 weg die afstand te worden aangehouden;
c. er mogen geen onevenredige verkeerskundige belemmeringen plaatsvinden;
d. er dient voldoende parkeerruimte op het eigen erf aanwezig te blijven;
e. de wegbeheerder dient te worden gehoord;
f. de stedenbouwkundige structuur mag niet onevenredig worden aangetast;
g. indien het een woning of ander geluidgevoelig object betreft, moet voldaan worden aan de Wet geluidhinder;
h. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
7.4.4 Ontheffing bouwhoogte i.v.m. technische maatregelen
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde onder 7.2.5 teneinde een grotere bouwhoogte toe te staan voor het treffen van milieutechnische maatregelen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 m boven de (feitelijke) hoogte van het betreffende gebouw;
b. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
c. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
7.5 Specifieke gebruiksregels
7.5.1 Strijdig gebruik
In aanvulling op het bepaalde van artikel 7.10 Wro wordt onder gebruik strijdig met de bestemming in ieder geval begrepen:
a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;
b. detailhandel, behoudens het bepaalde in 7.1.2 onder a;
c. voor ondersteunende horeca, behoudens ten behoeve van de in 7.1.2 onder a genoemde maneges; ten behoeve van de maneges wordt de bestaande oppervlakte ondersteunende horeca maximaal toelaatbaar geacht;
d. een seksinrichting;
e. vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
f. woondoeleinden, met uitzondering van de toegestane bedrijfswoningen;
g. het bewonen van bedrijfsruimte;
h. een niet-publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis of een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
i. een geluidzoneringsplichtige inrichting;
j. een risicovolle inrichting;
k. de opslag van gevaarlijke stoffen, zoals kunstmeststoffen en propaan, die een 10-6 risicocontour hebben die de aanduiding "bouwvlak" overschrijdt. Indien geen aanduiding "bouwvlak" is opgenomen, dan mag de bestemmingsgrens niet worden overschreden.
7.6 Ontheffing van de gebruiksregels
7.6.1 Ontheffing opslag gevaarlijke stoffen
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 7.5.1 onder k ten behoeve van de opslag van gevaarlijke stoffen teneinde toe te staan dat de daarbij behorende 10-6 risicocontour de aanduiding "bouwvlak", danwel, indien geen aanduiding "bouwvlak" is opgenomen, de bestemmingsgrens, overschrijdt, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
b. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
c. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing.
7.6.2 Ontheffing mantelzorg in afhankelijke woonruimte
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 7.5.1 onder e en toestaan dat een bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. een dergelijke bewoning is noodzakelijk vanuit een oogpunt van mantelzorg. Hiertoe wordt een verklaring van een arts of specialist overlegd;
b. de afhankelijke woonruimte is uitsluitend toegestaan voor mantelzorg die wordt verleend aan een familielid in de 1e of 2e graad;
c. de afhankelijke woonruimte wordt ingepast binnen de toegestane bijgebouwen, waarbij ten behoeve van mantelzorg niet meer dan 80 m2 mag worden gebruikt;
d. de afstand van het bijgebouw tot de woning bedraagt niet meer dan 15 m;
e. er vindt geen belemmering plaats voor de ontwikkeling van (agrarische) bedrijven in de omgeving;
f. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
g. indien sprake is van een geurgevoelig object wordt er voldaan aan de geurnormen krachtens de Wet geurhinder en veehouderij, dan wel krachtens een op deze wet gebaseerde verordening.
7.7 Aanlegvergunning
7.7.1 Aanlegvergunningplicht
Het is verboden ter plaatse van de aanduiding "landschapswaarden" zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de in het schema onder 7.7.4. opgenomen aanlegvergunningplichtige werken en werkzaamheden uit te voeren.
7.7.2 Uitzonderingen vergunningenplicht
Het onder 7.7.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
a. welke plaatshebben ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";
b. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning is verleend;
c. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
d. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer.
7.7.3 Toetsing aan aanwezige waarden
De in 7.7.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 3.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 7.7.4 de toetsingscriteria weergegeven.
7.7.4 Schema aanlegvergunningen
Aanlegvergunningplichtige
werken/werkzaamheden |
Criteria voor verlening van de
aanlegvergunning |
het aanleggen van wegen en het
aanbrengen van overige verhardingen |
1. de wegen en overige verhardingen
moeten noodzakelijk zijn; |
het verwijderen van houtopstanden |
1. het verwijderen moet noodzakelijk
zijn; |
het aanbrengen van ondergrondse
leidingen |
1. er mag geen blijvende aantasting
plaatsvinden van het landschapselement; |
7.8 Wijzigingsbevoegdheid
7.8.1 Wijziging naar andere vorm van agrarisch verwant of technisch hulpbedrijf
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen teneinde een andere vorm van een agrarisch verwant of een agrarisch technisch hulpbedrijf toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. de bestemmingswijziging vindt niet plaats ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied primair" of ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied secundair";
b. aangetoond dient te worden dat er sprake is van een ruimtelijke en milieukundige verbetering; een ruimtelijke en milieukundige verbetering betekent dat er een afname van bebouwing (niet zijnde van waardevol pand of een rijksmonument) plaatsvindt alsmede een visueel ruimtelijke verbetering van de situatie en een vermindering van de milieubelasting;
c. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden;
d. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
e. een tweede bedrijfswoning, voor zover niet reeds aanwezig, is niet toegestaan;
f. detailhandel is niet toegestaan behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;
g. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
h. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
i. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
j. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Hiertoe kan de bestemming Artikel 10 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen;
k. uit een over te leggen onderzoek dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie.
7.8.2 Wijziging tbv woondoeleinden/woningplitsing
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in Artikel 20 Wonen, waarbij na bedrijfsbeëindiging de verbouw van een voormalige bedrijfswoning of (woon)boerderij voor woondoeleinden kan worden toegestaan; tevens kan daarbij woningsplitsing worden toegestaan. Een en ander mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. splitsing is toegestaan indien de inhoud van het hoofdgebouw vóór splitsing minimaal 700 m3 bedraagt;
b. de bestemmingswijziging vindt niet plaats ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied primair" of ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied secundair";
c. de bebouwde oppervlakte van de voormalige bedrijfswoning of (woon)boerderij (inclusief de inpandige stal / het inpandig deel) mag niet worden vergroot;
d. de agrarische verschijningsvorm van de voormalige boerderij mag niet worden aangetast;
e. de bestaande situering van de bebouwing mag niet worden gewijzigd;
f. woningsplitsing is uitsluitend toegestaan:
1. cultuurhistorisch waardevolle panden; of
2. (voormalige) (woon)boerderijen;
g. bij woningsplitsing mag in maximaal 2 woningen worden gesplitst;
h.
de bebouwde oppervlakte van de vrijstaande bijgebouwen
mag niet meer bedragen dan 80 m2 per woning;
indien sprake is van sloop van voormalige. legale bedrijfsgebouwen, kan een
bebouwde oppervlakte van bijgebouwen worden toegestaan van 80 m2
vermeerderd met maximaal 25% van het meerdere van de bebouwde oppervlakte van
de voormalige bedrijfsgebouwen, tot een totaal maximum van 200 m2 per
woning; hierbij dient in ieder geval het meerdere dan wat ingevolge deze
regeling is toegestaan, te worden gesloopt;
sloop van cultuurhistorisch waardevolle en monumentale panden is niet
toegestaan;
i. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;
j. voldaan wordt aan de bepalingen bij of krachtens de Wet geluidhinder;
k. er wordt voldaan aan de geurnormen krachtens de Wet geurhinder en veehouderij, dan wel krachtens een op deze wet gebaseerde verordening;
l. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
m. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
n. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
o. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Hiertoe kan de bestemming Artikel 10 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen;
p. de regels van Artikel 20 Wonen worden van overeenkomstige toepassing verklaard.
7.8.3 Wijziging t.b.v. grondgebonden agrarisch bedrijf
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen ten behoeve van het opnemen van de bestemming met bijbehorende regels als opgenomen in Artikel 3 Agrarisch teneinde ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak", of het bestemmingsvlak indien geen aanduiding "bouwvlak" is opgenomen, een aanduiding "bouwvlak op te nemen ten behoeve van een agrarisch bedrijf, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. vestiging van een grondgebonden bedrijf is uitsluitend toegestaan als het onderhavige perceel grotendeels is omsloten door de bestemming Agrarisch;
b. het betreft uitsluitend een grondgebonden bedrijf;
c. er dient sprake te zijn van een volwaardig agrarisch bedrijf dan wel een agrarisch bedrijf dat na verwachting binnen redelijke termijn zal uitgroeien tot een volwaardig agrarisch bedrijf; dienaangaande kan advies van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen worden ingewonnen;
d. op de locatie heeft geen sloop van bedrijfsgebouwen plaatsgevonden met gebruikmaking van de regeling “Ruimte-voor-ruimte”;
e. de bedrijfswoning wordt gevestigd in de bestaande woning;
f. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie.
g. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodemhuishoudkundige of milieuhygiënische kwaliteiten van het gebied;
h. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
i. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
j. bebouwing die niet noodzakelijk is voor de nieuwe bestemming (overtollige bebouwing) dient te worden gesloopt, tenzij het cultuurhistorisch waardevolle bebouwing is;
k. het nieuwe bestemmingsvlak wordt ingetekend in het wijzigingsplan.
7.8.4 Wijziging t.b.v. een intensieve veehouderij
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen ten behoeve van het opnemen van de bestemming met bijbehorende regels als opgenomen in Artikel 3 Agrarisch of Artikel 4 Agrarisch met waarden - Landschap teneinde ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak", of het bestemmingsvlak indien geen aanduiding "bouwvlak" is opgenomen, een aanduiding "bouwvlak op te nemen ten behoeve van een intensieve veehouderij, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. omschakeling is uitsluitend mogelijk ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - verwevingsgebied" of "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied primair" of ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied secundair";
b. ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - verwevingsgebied" dient aangetoond te worden dat het een duurzame locatie voor de intensieve veehouderij betreft conform de provinciale handleiding duurzame locaties en duurzame projectlocaties voor de intensieve veehouderij;
c. het betreft uitsluitend een intensieve veehouderij;
d. er dient sprake te zijn van een volwaardig agrarisch bedrijf dan wel een agrarisch bedrijf dat na verwachting binnen redelijke termijn zal uitgroeien tot een volwaardig agrarisch bedrijf; dienaangaande kan advies van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen worden ingewonnen;
e. op de locatie heeft geen sloop van bedrijfsgebouwen plaatsgevonden met gebruikmaking van de regeling “Ruimte-voor-ruimte”;
f. de bedrijfswoning wordt gevestigd in de bestaande woning;
g. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie.
h. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodemhuishoudkundige of milieuhygiënische kwaliteiten van het gebied;
i. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
j. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
k. bebouwing die niet noodzakelijk is voor de nieuwe bestemming (overtollige bebouwing) dient te worden gesloopt, tenzij het cultuurhistorisch waardevolle bebouwing is;
l. het nieuwe bestemmingsvlak wordt ingetekend in het wijzigingsplan met een aanduiding ten behoeve van de intensieve veehouderij.
Artikel 8 Bedrijf
- Nutsbedrijf
8.1 Bestemmingsomschrijving
8.1.1 Algemeen
De voor Bedrijf - Nutsbedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. kleine nutsvoorzieningen;
b. een grondwaterwinbedrijf;
c. doeleinden ten dienste van de bacteriologische bescherming van het grondwater;
d. de gronden ter plaatse van de aanduiding "bos" zijn tevens bestemd voor bos, met de bijbehorende doeleinden, zoals;
1. bosbouw en houtproductie;
2. behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke en natuurwaarden;
3. behoud, herstel en ontwikkeling van de bestaande biotopen;
4. het als zodanig instandhouden van de niet-beboste gedeelten;
5. behoud en bescherming van de aardkundige waarden;
6. behoud, herstel en ontwikkeling van cultuurhistorische en landschappelijke waarden;
7. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
8. extensief recreatief medegebruik;
e. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
f. behoud en herstel van cultuurhistorische en historisch-stedenbouwkundige waarden ter plaatse van de aanduiding "cultuurhistorische waarden";
met bijbehorende bouwwerken en voorzieningen en overeenkomstig de in 8.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemming.
8.1.2 Nadere detaillering van de bestemming
In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 8.1.1:
a Type bedrijf
Op de gronden met deze bestemming zijn overeenkomstig de aanduidingen uitsluitend toegestaan de bedrijven genoemd in de navolgende Staat van nutsbedrijven:
Afkorting |
Aanduiding |
Type bedrijf |
Adres |
Bebouwde oppervlakte |
Afwijkende maat-voeringseis |
(sb-n1) |
specifieke vorm van bedrijf - n1 |
Waterwinbedrijf |
Merenweg 4 |
2250 m2 |
de goot- en bouwhoogte bedragen max
17,5 m |
(sb-n2) |
specifieke vorm van bedrijf - n2 |
bergbezinkbassin |
Heike ong |
|
|
(sb-n3) |
specifieke vorm van bedrijf - n3 |
bergbezinkbassin |
Meer ong |
|
|
(sb-n4) |
specifieke vorm van bedrijf - n4 |
overslagstation |
Meerheide ong |
50 m2 |
|
(sb-n5) |
specifieke vorm van bedrijf - n5 |
bergbezinkbassin |
Postelseweg ong |
85 m2 |
|
(sb-n6) |
specifieke vorm van bedrijf - n6 |
bergbezinkbassin |
Schadewijkstraat ong |
110 m2 |
|
b Bed&breakfast
In een bedrijfswoning en bijbehorende bijgebouwen is een bed&breakfast toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woonbebouwing tot een maximum van 80 m2.
2. De bed&breakfast mag bestaan uit maximaal twee kamers met elk maximaal 2 bedden.
3. Wanneer bed&breakfast plaatsvindt in een vrijstaand bijgebouw, dan is hierin geen keuken of soortgelijke voorziening toegestaan.
4. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer.
5. Parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.
6. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
c Waterhuishoudkundige doeleinden
De gronden binnen een strook van 5 m aan weerszijden vanaf de insteek van de als Water bestemde watergangen zijn tevens bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden.
d Landschapselementen
De bestemming is mede gericht op behoud van landschapselementen ter plaatse van de aanduiding "landschapswaarden".
8.2 Bouwregels
8.2.1 Toegestane bebouwing
Uitsluitend mag worden gebouwd ten behoeve van deze bestemming.
8.2.2 Bedrijfswoning
Voor bedrijfswoningen geldt het volgende:
a. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning" is een bedrijfswoning toegestaan, en maximaal één per aanduiding;
b. ter plaatse van de aanduiding “geen bedrijfswoning toegestaan” is geen bedrijfswoning toegestaan;
c. ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning” in combinatie met “maximum aantal wooneenheden” is het aangegeven maximale aantal wooneenheden het toegestane maximale aantal bedrijfswoningen.
8.2.3 Bouwvlak
Indien en voorzover binnen een bestemmingsvlak een aanduiding "bouwvlak" is aangegeven, mogen gebouwen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak".
8.2.4 Bebouwde oppervlakte
De in de Staat van niet-agrarische bedrijven aangegeven bebouwde oppervlakte van gebouwen (excl. de bedrijfswoning en bijbehorende bijgebouwen) mag niet worden overschreden. Indien in de tabel geen bebouwde oppervlakte is opgenomen, geldt de bestaande bebouwde oppervlakte als maximum.
8.2.5 Maatvoeringseisen
De bouwwerken, behorende bij de functies als opgenomen in de tabel in 8.1.2 onder a, dienen te voldoen aan de volgende maatvoeringseisen:
Gebouwen algemeen |
Min. |
afstand tot bouwperceelgrens |
3 m |
afstand tot de as van de als
“specifieke vorm van verkeer - stroomweg” aangeduide weg |
100 m |
afstand tot de as van de als
“specifieke vorm van verkeer - gebiedsontsluitingsweg” aangeduide weg |
20 m |
afstand tot de as van de als
“specifieke vorm van verkeer - erftoegangsweg” aangeduide weg |
15 m |
afstand tot de as van de als
“specifieke vorm van verkeer - onverharde weg” aangeduide weg |
10 m |
bestaande kleinere afstanden van
legaal opgerichte gebouwen zijn toegestaan |
|
Bedrijfsgebouwen |
Min. |
Max. |
goothoogte |
n.v.t. |
6,5 |
bouwhoogte |
n.v.t. |
10 m |
dakhelling |
12° |
45° |
Bedrijfswoning |
Min. |
Max. |
goothoogte |
n.v.t. |
3,5 m |
bouwhoogte |
n.v.t. |
9 m |
inhoud |
|
maximaal 750 m3 (incl.
aangebouwde bijgebouwen); indien de inhoud ten tijde van het ter inzageleggen
van het ontwerp van dit plan meer bedraagt, geldt de bestaande inhoud als
maximum |
dakhelling |
12° |
45° |
Vrijstaande bijgebouwen bij
bedrijfswoning |
Max. |
gezamenlijke oppervlakte per woning |
80 m2 |
goothoogte |
3 m |
bouwhoogte |
6 m |
afstand vrijstaande bijgebouwen tot
bedrijfswoning |
15 m, tenzij de bestaande afstand
meer bedraagt, dan geldt de bestaande afstand als maximum |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde |
Max. |
bouwhoogte erfafscheidingen |
voor voorgevelrooilijn: 1,5 m; |
bouwhoogte van carports c.q.
overkappingen |
3 m |
oppervlakte van een carport c.q.
overkapping |
20 m2 |
bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen
zijnde |
6 m |
Voorzover in de tabel in 8.1.2 onder a maatvoeringseisen zijn opgenomen, gelden deze eisen in afwijking van bovenstaande tabel.
8.2.6 Maatvoeringseisen kleine nutsvoorzieningen
De bouwwerken, behorende bij de kleine nutsvoorzieningen, die niet zijn genoemd in de tabel in 8.1.2 onder a, dienen te voldoen aan de volgende maatvoeringseisen:
a. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m;
b. de bebouwde oppervlakte bedraagt niet meer dan 15 m2.
8.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bebouwing. Deze nadere eisen mogen slechts worden gesteld voor het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en hun omgeving en ten behoeve van het behoud en herstel van de waardevolle elementen en structuren en de bestaande ruimtelijke karakteristiek.
8.4 Ontheffing van de bouwregels
8.4.1 Ontheffing minimum afstand van bebouwing tot de weg
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 8.2.5 teneinde de voorgeschreven minimum afstand van bebouwing tot de weg te verkleinen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
a. de noodzaak vanuit een doelmatige bedrijfsvoering moet aanwezig zijn;
b. de afstand van nieuwe bebouwing tot de as van de weg mag niet minder bedragen dan van bestaande reeds dichter bij die weg gelegen bebouwing; in afwijking hiervan behoeft indien het een bouwperceel betreft dat aan 2 of meer zijden direct grenst aan een weg, slechts tot 1 weg die afstand te worden aangehouden;
c. er mogen geen onevenredige verkeerskundige belemmeringen plaatsvinden;
d. er dient voldoende parkeerruimte op het eigen erf aanwezig te blijven;
e. de wegbeheerder dient te worden gehoord;
f. de stedenbouwkundige structuur mag niet onevenredig worden aangetast;
g. indien het een woning of ander geluidgevoelig object betreft, moet voldaan worden aan de Wet geluidhinder;
h. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
8.5 Specifieke gebruiksregels
8.5.1 Strijdig gebruik
In aanvulling op het bepaalde van artikel 7.10 Wro wordt onder gebruik strijdig met de bestemming in ieder geval begrepen:
a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;
b. vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
c. woondoeleinden, met uitzondering van de toegestane bedrijfswoningen;
d. een niet-publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis of een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
e. een seksinrichting;
f. een geluidzoneringsplichtige inrichting;
g. een risicovolle inrichting;
h. de opslag van gevaarlijke stoffen, zoals kunstmeststoffen en propaan, die een 10-6 risicocontour hebben die de aanduiding "bouwvlak" overschrijdt. Indien geen aanduiding "bouwvlak" is opgenomen, dan mag de bestemmingsgrens niet worden overschreden.
8.6 Ontheffing van de gebruiksregels
8.6.1 Oppervlakte bebouwing niet-agrarische bedrijven
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de in 8.1.2 onder a, opgenomen maximale oppervlakte bedrijfsbebouwing van niet-agrarische bedrijven, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. de in 8.1.2 onder a, opgenomen bebouwde oppervlakte mag met maximaal 15% worden vergroot;
b. de belangen van de omliggende (niet) agrarische bedrijven en andere functies worden niet onevenredig aangetast;
c. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
d. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
e. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
f. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing.
8.6.2 Ontheffing opslag gevaarlijke stoffen
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 8.5.1 onder h ten behoeve van de opslag van gevaarlijke stoffen teneinde toe te staan dat de daarbij behorende 10-6 risicocontour de aanduiding "bouwvlak", danwel, indien geen aanduiding "bouwvlak" is opgenomen, de bestemmingsgrens, overschrijdt, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
b. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
c. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing.
8.6.3 Ontheffing mantelzorg in afhankelijke woonruimte
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 8.5.1 onder b en toestaan dat een bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. een dergelijke bewoning is noodzakelijk vanuit een oogpunt van mantelzorg. Hiertoe wordt een verklaring van een arts of specialist overlegd;
b. de afhankelijke woonruimte is uitsluitend toegestaan voor mantelzorg die wordt verleend aan een familielid in de 1e of 2e graad;
c. de afhankelijke woonruimte wordt ingepast binnen de toegestane bijgebouwen, waarbij ten behoeve van mantelzorg niet meer dan 80 m2 mag worden gebruikt;
d. de afstand van het bijgebouw tot de woning bedraagt niet meer dan 15 m;
e. er vindt geen belemmering plaats voor de ontwikkeling van (agrarische) bedrijven in de omgeving;
f. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
g. indien sprake is van een geurgevoelig object wordt er voldaan aan de geurnormen krachtens de Wet geurhinder en veehouderij, dan wel krachtens een op deze wet gebaseerde verordening.
8.7 Aanlegvergunning
8.7.1 Aanlegvergunningplicht
Het is verboden ter plaatse van de aanduiding "bos" en/of ter plaatse van de aanduiding "landschapswaarden" zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de in het schema onder 8.7.4 opgenomen aanlegvergunningplichtige werken en werkzaamheden uit te (doen) voeren.
8.7.2 Uitzonderingen vergunningplicht
Het onder 8.7.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning is verleend;
b. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
c. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer.
8.7.3 Toetsing aan aanwezige waarden
De in 8.7.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 8.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 8.7.4 de toetsingscriteria weergegeven.
8.7.4 Schema aanlegvergunning
Aanlegvergunningplichtige
werken/werkzaamheden |
Criteria voor verlening van de
aanlegvergunning |
het aanleggen van wegen en het
aanbrengen van overige verhardingen ter plaatse van de aanduiding "bos"
en ter plaatse van de aanduiding "landschapswaarden" |
1. ter plaatse van de aanduiding "bos": |
het egaliseren, vergraven of ophogen
van de bodem ter plaatse van de aanduiding "bos" |
1. het aanwezige reliëf mag niet
worden aangetast; |
het verwijderen van houtopstanden
ter plaatse van de aanduiding "landschapswaarden" |
1. het verwijderen moet noodzakelijk
zijn; |
het aanbrengen van ondergrondse
leidingen ter plaatse van de aanduiding "landschapswaarden" |
er mag geen blijvende aantasting
plaatsvinden van het landschapselement. |
9.1 Bestemmingsomschrijving
9.1.1 Algemeen
De voor Bos aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. bosbouw en houtproductie;
b. behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke en natuurwaarden;
c. behoud, herstel en ontwikkeling van de bestaande biotopen;
d. het als zodanig instandhouden van de niet-beboste gedeelten;
e. behoud en bescherming van de aardkundige waarden;
f. behoud, herstel en ontwikkeling van cultuurhistorische en landschappelijke waarden;
g. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
h. extensief recreatief medegebruik;
i. agrarisch gebruik gericht op natuurbeheer;
j. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bos - rododendronkwekerij", een rododendronkwekerij;
een en ander met bijbehorende voorzieningen zoals (on)verharde paden en overeenkomstig de in 9.1.2. opgenomen nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving.
9.1.2 Nadere detaillering van de bestemming
In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 9.1.1:
a Verhouding tussen de doeleinden
Binnen deze bestemming is het beleid primair gericht op het beschermen van de landschappelijke en ecologische waarden. Houtproductie is toegestaan, mits dit ondergeschikt is aan het bosbehoud en het behoud van de landschappelijke en natuurwaarden.
b Extensief recreatief medegebruik
Het gehele gebied gelegen binnen deze bestemming mag worden gebruikt ten behoeve van extensief recreatief medegebruik. Ter ondersteuning van het recreatief medegebruik worden beperkte recreatieve voorzieningen toegestaan in het gehele gebied zoals paden, banken, picknicktafels, bewegwijzering e.d.
c Aardkundige waarden
Gestreefd wordt naar behoud en bescherming van aardkundige waarden. Dit houdt in dat ter plaatse van de aanduiding “wro-zone - aanlegvergunning aardkundig waardevol" de aan het gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het aanwezig zijn van bijzondere aardkundige verschijnselen zoals dalglooiingen, steilranden en bodemovergangen, dienen te worden beschermd.
d Cultuurhistorische en landschappelijke waarden
Gestreefd wordt naar behoud, herstel en ontwikkeling van cultuurhistorische en landschappelijke waarden. Dit houdt in dat ter plaatse van de aanduiding "wro-zone - aanlegvergunning historisch geografisch waardevol", het beleid is gericht op behoud van de historische verkavelingsstructuur en kleinschaligheid van het landschap.
e Waterhuishoudkundige doeleinden
De gronden binnen een strook van 5 m aan weerszijden vanaf de insteek van de als Water bestemde watergangen zijn tevens bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen
Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming.
9.2.2 Maatvoering
Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende maatvoeringseisen:
a. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 2 m;
b. in afwijking van het bepaalde onder a. bedraagt de bouwhoogte voor bouwwerken ten behoeve van informatievoorzieningen, entreevoorzieningen dan wel schuilvoorzieningen maximaal 3 m;
c. de bebouwde oppervlakte bedraagt maximaal 10 m2;
d. in afwijking van het bepaalde onder a. bedraagt de bouwhoogte voor erfafscheidingen maximaal 1 m.
9.2.3 Bijgebouwen
Veldschuren en andere gebouwen zijn niet toegestaan. In afwijking hiervan zijn bestaande gebouwen toegestaan, alsmede gebouwen ter plaatse van de aanduiding "bijgebouwen". Deze gebouwen mogen blijven bestaan, waarbij de bestaande situering, de bestaande goot- en bouwhoogte en de bestaande inhoud als maximum geldt. Deze gebouwen mogen niet worden herbouwd.
9.3 Specifieke gebruiksregels
9.3.1 Strijdig gebruik
In aanvulling op het bepaalde van artikel 7.10 Wro wordt onder gebruik strijdig met de bestemming in ieder geval begrepen gebruik van gronden en opstallen:
a. voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
b. voor lawaaisporten;
c. voor verblijfsrecreatie;
d. voor het aanbrengen van teeltondersteunende voorzieningen;
e. voor het afgraven, verlagen, egaliseren of ophogen van de bodem ter plaatse van de aanduiding "wro-zone - aanlegvergunning aardkundig waardevol".
9.4 Aanlegvergunning
9.4.1 Aanlegvergunningplicht
Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de in het schema onder 9.4.4 opgenomen aanlegvergunningplichtige werken en werkzaamheden uit te (doen) voeren.
9.4.2 Uitzonderingen vergunningplicht
Het onder 9.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning is verleend;
b. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
c. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer.
9.4.3 Toetsing aan aanwezige waarden
De in 9.4.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 9.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 9.4.4 de toetsingscriteria weergegeven.
9.4.4 Schema aanlegvergunning
Aanlegvergunningplichtige
werken/werkzaamheden |
Criteria voor verlening van de
aanlegvergunning |
het aanleggen van wegen en het
aanbrengen van overige verhardingen buiten de aanduiding "specifieke
vorm van bos - rododendronkwekerij" |
- de wegen en overige verhardingen
moeten noodzakelijk zijn voor het beheren dan wel verbeteren van het bos dan
wel voor het mogelijk maken van extensief recreatief medegebruik; |
het egaliseren, vergraven of ophogen
van de bodem |
- het aanwezige reliëf mag niet worden
aangetast; |
Artikel 10 Groen
- Landschappelijke inpassing
10.1 Bestemmingsomschrijving
10.1.1 Algemeen
De voor Groen - Landschappelijke inpassing aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. het aanbrengen en instandhouden van gebiedseigen (erf)beplanting ter landschappelijke inpassing van gebouwen en verhardingen;
b. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
een en ander met bijbehorende voorzieningen zoals doorgangen en overeenkomstig de in 10.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving.
10.1.2 Nadere detaillering van de bestemming
In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 10.1.1:
a Waterhuishoudkundige doeleinden
De gronden binnen een strook van 5 m aan weerszijden vanaf de insteek van de als Water bestemde watergangen zijn tevens bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Algemeen
Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van erfafscheiding.
10.2.2 Bouwregels erfafscheidingen
Voor erfafscheidingen gelden de volgende bepalingen:
a. de erfafscheiding mag uitsluitend in de vorm van een open constructie worden opgericht;
b. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m.
10.3 Specifieke gebruiksregels
10.3.1 Strijdig gebruik
In aanvulling op het bepaalde van artikel 7.10 Wro wordt onder gebruik strijdig met de bestemming in ieder geval begrepen gebruik van gronden en opstallen:
a. voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
b. het aanbrengen van verhardingen, anders dan bedoeld in 10.4.4.
10.4 Aanlegvergunning
10.4.1 Aanlegvergunningplicht
Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de in het schema onder 10.4.4 opgenomen aanlegvergunningplichtige werken en werkzaamheden uit te (doen) voeren.
10.4.2 Uitzonderingen vergunningplicht
Het onder 10.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning is verleend;
b. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
c. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer.
10.4.3 Toetsing aan aanwezige waarden
De in 10.4.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 10.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 10.4.4 de toetsingscriteria weergegeven.
10.4.4 Schema aanlegvergunning
Aanlegvergunningplichtige
werken/werkzaamheden |
Criteria voor verlening van de
aanlegvergunning |
het aanleggen van wegen en het
aanbrengen van overige verhardingen als doorgang |
de wegen en overige verhardingen
moeten noodzakelijk zijn voor het (agrarisch) gebruik, behorende bij de
naastgelegen bestemming; |
het verwijderen van houtopstanden
ten behoeve van een doorgang |
het verwijderen moet noodzakelijk
zijn voor het (agrarisch) gebruik, behorende bij de naastgelegen bestemming; |
10.5 Wijzigingsbevoegdheid
10.5.1 Wijziging naar Agrarische bestemming
Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen teneinde uitbreiding van de aanduiding "bouwvlak" in een aangrenzende Agrarische bestemming mogelijk te maken, zoals opgenomen in 3.8.3, 3.8.4, 4.8.3, 4.8.4 of 5.8.3, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
a. de uitbreiding van de aanduiding "bouwvlak" zal gepaard gaan met een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Hiertoe wordt de bestemming Artikel 10 Groen - Landschappelijke inpassing opgenomen;
b. de regels van Artikel 3 Agrarisch, Artikel 4 Agrarisch met waarden - Landschap respectievelijk Artikel 5 Agrarisch met waarden - Landschap en natuurworden van overeenkomstige toepassing verklaard.
Artikel 11 Groen
- Landschapselement
11.1 Bestemmingsomschrijving
11.1.1 Algemeen
De voor Groen - Landschapselement aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. het aanbrengen en instandhouden van landschapselementen;
b. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
een en ander met bijbehorende voorzieningen zoals doorgangen en overeenkomstig de in 11.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving.
11.1.2 Nadere detaillering van de bestemming
In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 11.1.1:
a Waterhuishoudkundige doeleinden
De gronden binnen een strook van 5 m aan weerszijden vanaf de insteek van de als Water bestemde watergangen zijn tevens bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Algemeen
Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van erfafscheiding.
11.2.2 Bouwregels erfafscheidingen
Voor erfafscheidingen gelden de volgende bepalingen:
a. de erfafscheiding mag uitsluitend in de vorm van een open constructie worden opgericht;
b. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m.
11.3 Specifieke gebruiksregels
11.3.1 Strijdig gebruik
In aanvulling op het bepaalde van artikel 7.10 Wro wordt onder gebruik strijdig met de bestemming in ieder geval begrepen gebruik van gronden en opstallen:
a. voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
b. het aanbrengen van verhardingen, anders dan bedoeld in 11.4.4.
11.4 Aanlegvergunning
11.4.1 Aanlegvergunningplicht
Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de in het schema onder 11.4.4 opgenomen aanlegvergunningplichtige werken en werkzaamheden uit te (doen) voeren.
11.4.2 Uitzonderingen vergunningplicht
Het onder 11.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning is verleend;
b. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
c. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer.
11.4.3 Toetsing aan aanwezige waarden
De in 11.4.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 11.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 11.4.4 de toetsingscriteria weergegeven.
11.4.4 Schema aanlegvergunning
Aanlegvergunningplichtige
werken/werkzaamheden |
Criteria voor verlening van de
aanlegvergunning |
het aanleggen van wegen en het
aanbrengen van overige verhardingen |
- de wegen en overige verhardingen
moeten noodzakelijk zijn; |
het verwijderen van houtopstanden |
- het verwijderen moet noodzakelijk
zijn; |
het aanbrengen van ondergrondse leidingen |
- er mag geen blijvende aantasting
plaatsvinden van het landschapselement; |
12.1 Bestemmingsomschrijving
12.1.1 Algemeen
De voor Horeca aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. horecadoeleinden;
b. tuinen, erven en verhardingen;
c. de bestemming is mede gericht op behoud van landschapselementen ter plaatse van de aanduiding "landschapswaarden";
d. parkeervoorzieningen;
e. groenvoorzieningen, met inbegrip van een goede landschappelijke inpassing in de vorm van groenvoorzieningen met een visueel afschermende functie naar het omliggende gebied;
f. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
g. behoud en herstel van cultuurhistorische en historisch-stedenbouwkundige waarden ter plaatse van de aanduiding "cultuurhistorische waarden";
een en ander met bijbehorende voorzieningen en overeenkomstig de in 12.1.2. opgenomen nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving.
12.1.2 Nadere detaillering van de bestemming
In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 12.1.1:
a Type functie
Op de gronden met deze bestemming zijn overeenkomstig de aanduidingen uitsluitend toegestaan de functies genoemd in de navolgende Staat van horecafuncties:
Afkorting |
Aanduiding |
Functie |
Adres |
Bebouwde oppervlakte |
(sh-1) |
specifieke vorm van horeca - 1 |
Café |
Donk 13 |
500 m2 |
(sh-2) |
specifieke vorm van horeca - 2 |
Restaurant |
Driehuizen 3 |
350 m2 |
(sh-3) |
specifieke vorm van horeca - 3 |
Café alsmede recreatief
nachtverblijf |
Oirschotsedijk 52 |
600 m2 |
b Bed&breakfast
In een bedrijfswoning en bijbehorende bijgebouwen is een bed&breakfast toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woonbebouwing tot een maximum van 80 m2.
2. De bed&breakfast mag bestaan uit maximaal twee kamers met elk maximaal 2 bedden.
3. Wanneer bed&breakfast plaatsvindt in een vrijstaand bijgebouw, dan is hierin geen keuken of soortgelijke voorziening toegestaan.
4. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer.
5. Parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.
6. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
c Waterhuishoudkundige doeleinden
De gronden binnen een strook van 5 m aan weerszijden vanaf de insteek van de als Water bestemde watergangen zijn tevens bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Toegestane bebouwing
Uitsluitend mogen worden opgericht gebouwen en bouwwerk geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming.
12.2.2 Bouwvlak
Indien en voorzover binnen een bestemmingsvlak een aanduiding "bouwvlak" is aangegeven, mogen hoofdgebouwen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak".
12.2.3 Bedrijfswoning
Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning" is een bedrijfswoning toegestaan, en maximaal één per aanduiding.
12.2.4 Bebouwde oppervlakte
De bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan de oppervlakte als opgenomen in de tabel in 12.1.2 onder a; deze bebouwde oppervlakte is inclusief de bebouwde oppervlakte ten behoeve van een bedrijfswoning en de daarbij behorende bijgebouwen.
12.2.5 Maatvoeringseisen algemeen
De bouwwerken dienen te voldoen aan de volgende maatvoeringseisen:
Gebouwen algemeen |
Min. |
afstand tot bouwperceelgrens |
3 m |
afstand tot de as van de als
“specifieke vorm van verkeer - stroomweg” aangeduide weg |
100 m |
afstand tot de as van de als
“specifieke vorm van verkeer - gebiedsontsluitingsweg” aangeduide weg |
20 m |
afstand tot de as van de als
“specifieke vorm van verkeer - erftoegangsweg” aangeduide weg |
15 m |
afstand tot de as van de als
“specifieke vorm van verkeer - onverharde weg” aangeduide weg |
10 m |
bestaande kleinere afstanden van
legaal opgerichte gebouwen zijn toegestaan |
|
Hoofdgebouwen |
|
totale oppervlakte gebouwen |
zie 11.1.2 onder a |
goothoogte |
max 5.5 m |
bouwhoogte |
max 10 m |
Bedrijfswoning |
Min. |
Max. |
goothoogte |
n.v.t. |
3,5 m |
bouwhoogte |
n.v.t. |
9 m |
inhoud |
|
maximaal 750 m3 (incl.
aangebouwde bijgebouwen), tenzij: |
Vrijstaande bijgebouwen bij
bedrijfswoning |
Max. |
gezamenlijke oppervlakte per woning |
80 m2 |
goothoogte |
3 m |
bouwhoogte |
6 m |
afstand vrijstaande bijgebouwen tot
bedrijfswoning |
15 m, tenzij de bestaande afstand
meer bedraagt, dan geldt de bestaande afstand als maximum |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde |
Max. |
bouwhoogte erfafscheidingen |
1,5 m voor voorgevel; elders 2 m |
bouwhoogte overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde |
5,5 m |
bouwhoogte overkappingen |
3 m |
oppervlakte overkappingen |
20 m2 |
12.3 Specifieke gebruiksregels
12.3.1 Strijdig gebruik
In aanvulling op het bepaalde van artikel 7.10 Wro wordt onder gebruik strijdig met de bestemming in ieder geval begrepen gebruik van gronden en/of opstallen voor:
a. vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.
12.4 Ontheffing van de gebruiksregels
12.4.1 Ontheffing mantelzorg in afhankelijke woonruimte
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 12.3.1 onder e en toestaan dat een bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. een dergelijke bewoning is noodzakelijk vanuit een oogpunt van mantelzorg. Hiertoe wordt een verklaring van een arts of specialist overlegd;
b. de afhankelijke woonruimte is uitsluitend toegestaan voor mantelzorg die wordt verleend aan een familielid in de 1e of 2e graad;
c. de afhankelijke woonruimte wordt ingepast binnen de toegestane bijgebouwen, waarbij ten behoeve van mantelzorg niet meer dan 80 m2 mag worden gebruikt;
d. de afstand van het bijgebouw tot de woning bedraagt niet meer dan 15 m;
e. er vindt geen belemmering plaats voor de ontwikkeling van (agrarische) bedrijven in de omgeving;
f. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
g. indien sprake is van een geurgevoelig object wordt er voldaan aan de geurnormen krachtens de Wet geurhinder en veehouderij, dan wel krachtens een op deze wet gebaseerde verordening.
12.5 Nadere eisen
12.5.1 Nadere eisen algemeen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bebouwing.
De nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het oog op de volgende belangen:
a. Een goede landschappelijke inpassing van de bebouwing in relatie tot de omgeving;
b. Een goede verkeerskundige inpassing ten opzichte van de weg waaraan wordt gebouwd en/of waarop het bouwperceel wordt ontsloten, met name in verband met voldoende uitzicht en voldoende parkeerruimte op het bouwperceel;
c. Voldoende ruimte voor behoud van bestaande op het aanbrengen van nieuwe erfbeplanting ten behoeve van een goede landschappelijke inpassing van het totale bestemmingsvlak.
12.5.2 Nadere eisen cultuurhistorische waarden
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bebouwing. Deze nadere eisen mogen slechts worden gesteld voor het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en hun omgeving en ten behoeve van het behoud en herstel van de waardevolle elementen en structuren en de bestaande ruimtelijke karakteristiek.
12.6 Ontheffing van de bouwregels
12.6.1 Ontheffing minimum afstand van bebouwing tot de weg
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 12.2.5 teneinde de voorgeschreven minimum afstand van bebouwing tot de weg te verkleinen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
a. de noodzaak vanuit een doelmatige bedrijfsvoering moet aanwezig zijn;
b. de afstand van nieuwe bebouwing tot de as van de weg mag niet minder bedragen dan van bestaande reeds dichter bij die weg gelegen bebouwing; in afwijking hiervan behoeft indien het een bouwperceel betreft dat aan 2 of meer zijden direct grenst aan een weg, slechts tot 1 weg die afstand te worden aangehouden;
c. er mogen geen onevenredige verkeerskundige belemmeringen plaatsvinden;
d. er dient voldoende parkeerruimte op het eigen erf aanwezig te blijven;
e. de wegbeheerder dient te worden gehoord;
f. de stedenbouwkundige structuur mag niet onevenredig worden aangetast;
g. indien het een woning of ander geluidgevoelig object betreft, moet voldaan worden aan de Wet geluidhinder;
h. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
12.7 Aanlegvergunning
12.7.1 Aanlegvergunningplicht
Het is verboden ter plaatse van de aanduiding "landschapswaarden" zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de in het schema onder 12.7.4. opgenomen aanlegvergunningplichtige werken en werkzaamheden uit te voeren.
12.7.2 Uitzonderingen vergunningenplicht
Het onder 12.7.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
a. welke plaatshebben ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";
b. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning is verleend;
c. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
d. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer.
12.7.3 Toetsing aan aanwezige waarden
De in 12.7.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 3.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 12.7.4 de toetsingscriteria weergegeven.
12.7.4 Schema aanlegvergunningen
Aanlegvergunningplichtige werken/werkzaamheden |
Criteria voor verlening van de
aanlegvergunning |
het aanleggen van wegen en het
aanbrengen van overige verhardingen |
1. de wegen en overige verhardingen
moeten noodzakelijk zijn; |
het verwijderen van houtopstanden |
1. het verwijderen moet noodzakelijk
zijn; |
het aanbrengen van ondergrondse
leidingen |
1. er mag geen blijvende aantasting
plaatsvinden van het landschapselement; |
13.1 Bestemmingsomschrijving
13.1.1 Algemeen
De voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. maatschappelijke doeleinden;
b. tuinen, erven en verhardingen;
c. de bestemming is mede gericht op behoud van landschapselementen ter plaatse van de aanduiding "landschapswaarden";
d. de gronden ter plaatse van de aanduiding "bos" zijn tevens bestemd voor bos, met de bijbehorende doeleinden, zoals;
1. bosbouw en houtproductie;
2. behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke en natuurwaarden;
3. behoud, herstel en ontwikkeling van de bestaande biotopen;
4. het als zodanig instandhouden van de niet-beboste gedeelten;
5. behoud en bescherming van de aardkundige waarden;
6. behoud, herstel en ontwikkeling van cultuurhistorische en landschappelijke waarden;
7. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
8. extensief recreatief medegebruik;
e. parkeervoorzieningen;
f. groenvoorzieningen, met inbegrip van een goede landschappelijke inpassing in de vorm van groenvoorzieningen met een visueel afschermende functie naar het omliggende gebied;
g. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
een en ander met bijbehorende voorzieningen en overeenkomstig de in 13.1.2. opgenomen nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving.
13.1.2 Nadere detaillering van de bestemming
In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 13.1.1:
a Type functie
Op de gronden met deze bestemming zijn overeenkomstig de aanduidingen uitsluitend toegestaan de functies genoemd in de navolgende Staat van maatschappelijke functies:
Af-korting |
Aanduiding |
Functie |
Adres |
Bebouwde oppervlakte |
Afwijkende maatvoeringseis |
(sm-1) |
specifieke vorm van maatschappelijk
- 1 |
zorginstelling |
Berkvenseweg 2/7 |
35000 m2 |
goothoogte max 15 m, bouwhoogte max
18 m |
(sm-2) |
specifieke vorm van maatschappelijk
- 2 |
zorginstelling |
Dalemsedijk 31 |
660 m2 |
|
(sm-3) |
specifieke vorm van maatschappelijk
- 3 |
scouting |
Domineespad |
14 |
250 m2 |
Af-korting |
Aanduiding |
Functie |
Adres |
Bebouwde oppervlakte |
Afwijkende maatvoeringseis |
(sm-4) |
specifieke vorm van maatschappelijk
- 4 |
gildeterrein, met daarbij
schutsbomen, kogelvangers, jeu de boules en daaraan ondergeschikte
oefenterreinen, verblijfsruimten, opslag, horeca en terras |
Hemelrijksestraat ong |
165 m2 |
goothoogte max 3,85 m, bouwhoogte
max 7,7 m, schietbomen max 16 m, erfafscheidingen max 2 m, overige
bouwwerken, geen gebouwen zijnde max 10 m |
(sm-5) |
specifieke vorm van maatschappelijk
- 5 |
gildeterrein, met daarbij
schutsbomen, kogelvangers, jeu de boules en daaraan ondergeschikte
oefenterreinen, verblijfsruimten, opslag, horeca en terras |
Katerstraat ong |
165 m2 |
goothoogte max 3,85 m, bouwhoogte
max 7,7 m, schietbomen max 16 m, erfafscheidingen max 2 m, overige
bouwwerken, geen gebouwen zijnde max 10 m |
(sm-6) |
specifieke vorm van maatschappelijk
- 6 |
militaire doeleinden |
Kuilenhurk 32 |
1600 m2 |
|
(sm-7) |
specifieke vorm van maatschappelijk
- 7 |
kapel |
Knegselseweg ong |
18 m2 |
goothoogte max 3 m, bouwhoogte max
5,5 m |
(sm-8) |
specifieke vorm van maatschappelijk
- 8 |
militaire doeleinden |
Keyenhurkseweg 3 |
125 m2 |
|
(sm-9) |
specifieke vorm van maatschappelijk
- 9 |
natuureducatiecentrum |
Merenweg 2a |
145 m2 |
|
(sm-10) |
specifieke vorm van maatschappelijk
- 10 |
scouting en gildeterrein |
Rosheuvel ong |
400 m2 |
goothoogte max 4 m, bouwhoogte max 7
m, schietbomen max 16 m |
(sm-11) |
specifieke vorm van maatschappelijk
- 11 |
gildeterrein, met daarbij
schutsbomen, kogelvangers, jeu de boules en daaraan ondergeschikte
oefenterreinen, verblijfsruimten, opslag, horeca en terras |
Vessemseweg ong |
165 m2 |
goothoogte max 3,85 m, bouwhoogte
max 7,7 m, schietbomen max 16 m, erfafscheidingen max 2 m, overige
bouwwerken, geen gebouwen zijnde max 10 m |
(sm-12) |
specifieke vorm van maatschappelijk
- 12 |
scouting |
Zandstraat 5 |
250 m2 |
goothoogte max 4 m, bouwhoogte max 7
m |
(sm- 13) |
specifieke vorm van maatschappelijk
- 13 |
kapel |
Jan Smuldersstraat ong |
21 m2 |
goothoogte max 3 m, bouwhoogte max
5,5 m |
b Gildeterrein
Ter plaatse van de gildeterreinen, te weten ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk - 4", "specifieke vorm van maatschappelijk - 5" en "specifieke vorm van maatschappelijk - 11" gelden de volgende inrichtingseisen:
1. jeu de boulesbanen mogen uitsluitend worden aangelegd met een maximale oppervlakte van 300 m2 per (gekoppeld) bestemmingsvlak;
2. parkeervoorzieningen mogen uitsluitend worden aangelegd met een oppervlakte van maximaal 200 m2 ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk - 5" en maximaal 150 m2 ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk - 4" en "specifieke vorm van maatschappelijk - 11";
3. terrassen mogen uitsluitend direct aansluitend aan gebouwen worden aangelegd, met dien verstande dat de oppervlakte per (gekoppeld) bestemmingsvlak niet meer dan 75 m2 mag bedragen.
c Bed&breakfast
In een bedrijfswoning en bijbehorende bijgebouwen is een bed&breakfast toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woonbebouwing tot een maximum van 80 m2.
2. De bed&breakfast mag bestaan uit maximaal twee kamers met elk maximaal 2 bedden.
3. Wanneer bed&breakfast plaatsvindt in een vrijstaand bijgebouw, dan is hierin geen keuken of soortgelijke voorziening toegestaan.
4. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer.
5. Parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.
6. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
d Waterhuishoudkundige doeleinden
De gronden binnen een strook van 5 m aan weerszijden vanaf de insteek van de als Water bestemde watergangen zijn tevens bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Toegestane bebouwing
Uitsluitend mogen worden opgericht gebouwen en bouwwerk geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming.
13.2.2 Bouwvlak
Indien en voorzover binnen een bestemmingsvlak een aanduiding "bouwvlak" is aangegeven, mogen hoofdgebouwen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak".
13.2.3 Bedrijfswoning
Voor bedrijfswoningen geldt het volgende:
a. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning" is een bedrijfswoning toegestaan, en maximaal één per aanduiding;
b. ter plaatse van de aanduiding “geen bedrijfswoning toegestaan” is geen bedrijfswoning toegestaan;
c. ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning” in combinatie met “maximum aantal wooneenheden” is het aangegeven maximale aantal wooneenheden het toegestane maximale aantal bedrijfswoningen.
13.2.4 Bebouwde oppervlakte
De bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan de oppervlakte als opgenomen in de tabel in 13.1.2 onder a; deze bebouwde oppervlakte is inclusief de bebouwde oppervlakte ten behoeve van een bedrijfswoning en de daarbij behorende bijgebouwen.
13.2.5 Maatvoeringseisen algemeen
De bouwwerken dienen te voldoen aan de volgende maatvoeringseisen:
Gebouwen algemeen |
Min. |
afstand tot bouwperceelgrens |
3 m |
afstand tot de as van de als
“specifieke vorm van verkeer - stroomweg” aangeduide weg |
100 m |
afstand tot de as van de als
“specifieke vorm van verkeer - gebiedsontsluitingsweg” aangeduide weg |
20 m |
afstand tot de as van de als
“specifieke vorm van verkeer - erftoegangsweg” aangeduide weg |
15 m |
afstand tot de as van de als
“specifieke vorm van verkeer - onverharde weg” aangeduide weg |
10 m |
bestaande kleinere afstanden van
legaal opgerichte gebouwen zijn toegestaan |
|
Hoofdgebouwen |
|
goothoogte |
max 5,5 m |
bouwhoogte |
max 10 m |
afstand tot de as van de weg |
min 15 m |
Bedrijfswoning |
Min. |
Max. |
goothoogte |
n.v.t. |
3,5 m |
bouwhoogte |
n.v.t. |
9 m |
inhoud |
|
maximaal 750 m3 (incl.
aangebouwde bijgebouwen), tenzij: |
Vrijstaande bijgebouwen bij
bedrijfswoning |
Min. |
Max. |
gezamenlijke oppervlakte |
|
80 m2 |
goothoogte |
|
3 m |
bouwhoogte |
|
6 m |
afstand weg |
zie bij hoofdgebouwen |
|
afstand bijgebouwen tot
bedrijfswoning |
|
15 m, tenzij de bestaande afstand
meer bedraagt, dan geldt de bestaande afstand als maximum |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde |
Max. |
bouwhoogte erfafscheidingen |
1,5 m voor voorgevel; elders 2 m |
bouwhoogte overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde |
5,5 m |
bouwhoogte overkappingen |
3 m |
oppervlakte overkappingen |
20 m2 |
Voorzover in de tabel in 13.1.2 onder a maatvoeringseisen zijn opgenomen, gelden deze eisen in afwijking van bovenstaande tabel.
13.3 Ontheffing van de bouwregels
13.3.1 Ontheffing minimum afstand van bebouwing tot de weg
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 13.2.5 teneinde de voorgeschreven minimum afstand van bebouwing tot de weg te verkleinen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
a. de noodzaak vanuit een doelmatige bedrijfsvoering moet aanwezig zijn;
b. de afstand van nieuwe bebouwing tot de as van de weg mag niet minder bedragen dan van bestaande reeds dichter bij die weg gelegen bebouwing; in afwijking hiervan behoeft indien het een bouwperceel betreft dat aan 2 of meer zijden direct grenst aan een weg, slechts tot 1 weg die afstand te worden aangehouden;
c. er mogen geen onevenredige verkeerskundige belemmeringen plaatsvinden;
d. er dient voldoende parkeerruimte op het eigen erf aanwezig te blijven;
e. de wegbeheerder dient te worden gehoord;
f. de stedenbouwkundige structuur mag niet onevenredig worden aangetast;
g. indien het een woning of ander geluidgevoelig object betreft, moet voldaan worden aan de Wet geluidhinder;
h. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
13.4 Specifieke gebruiksregels
13.4.1 Strijdig gebruik
In aanvulling op het bepaalde van artikel 7.10 Wro wordt onder gebruik strijdig met de bestemming in ieder geval begrepen gebruik van gronden en opstallen:
a. voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
b. voor verblijfsrecreatie;
c. vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.
13.5 Ontheffing van de bouwregels
13.5.1 Ontheffing minimum afstand van bebouwing tot de weg
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 13.4.1 onder c teneinde de voorgeschreven minimum afstand van bebouwing tot de weg te verkleinen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
a. de noodzaak vanuit een doelmatige bedrijfsvoering moet aanwezig zijn;
b. de afstand van nieuwe bebouwing tot de as van de weg mag niet minder bedragen dan van bestaande reeds dichter bij die weg gelegen bebouwing; in afwijking hiervan behoeft indien het een bouwperceel betreft dat aan 2 of meer zijden direct grenst aan een weg, slechts tot 1 weg die afstand te worden aangehouden;
c. er mogen geen onevenredige verkeerskundige belemmeringen plaatsvinden;
d. er dient voldoende parkeerruimte op het eigen erf aanwezig te blijven;
e. de wegbeheerder dient te worden gehoord;
f. de stedenbouwkundige structuur mag niet onevenredig worden aangetast;
g. indien het een woning of ander geluidgevoelig object betreft, moet voldaan worden aan de Wet geluidhinder;
h. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
13.6 Aanlegvergunning
13.6.1 Aanlegvergunningplicht
Het is verboden ter plaatse van de aanduiding "bos" en/of ter plaatse van de aanduiding "landschapswaarden" zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de in het schema onder 13.6.4 opgenomen aanlegvergunningplichtige werken en werkzaamheden uit te (doen) voeren.
13.6.2 Uitzonderingen vergunningplicht
Het onder 13.6.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning is verleend;
b. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
c. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer.
13.6.3 Toetsing aan aanwezige waarden
De in 13.6.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 13.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 13.6.4 de toetsingscriteria weergegeven.
13.6.4 Schema aanlegvergunning
Aanlegvergunningplichtige
werken/werkzaamheden |
Criteria voor verlening van de
aanlegvergunning |
het aanleggen van wegen en het
aanbrengen van overige verhardingen ter plaatse van de aanduiding "bos"
en ter plaatse van de aanduiding "landschapswaarden" |
1. ter plaatse van de aanduiding "bos": |
het egaliseren, vergraven of ophogen
van de bodem ter plaatse van de aanduiding "bos" |
1. het aanwezige reliëf mag niet
worden aangetast; |
het verwijderen van houtopstanden
ter plaatse van de aanduiding "landschapswaarden" |
1. het verwijderen moet noodzakelijk
zijn; |
het aanbrengen van ondergrondse
leidingen ter plaatse van de aanduiding "landschapswaarden" |
er mag geen blijvende aantasting
plaatsvinden van het landschapselement; |
13.7 Wijzigingsbevoegdheid
13.7.1 Wijziging naar Natuur
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden wijzigen in de bestemming Artikel 14 Natuur, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. de ontwikkeling van deze gebieden geschiedt enkel op basis van vrijwillige medewerking van de landeigenaren;
b. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dieren welzijnswetgeving;
c. de bestaande cultuurhistorische waarden worden niet onevenredig aangetast;
d. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 13.1 omschreven doeleinden;
e. uit bodemonderzoek blijkt dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;
f. er een bestemmingsvlak met de bestemming Natuur op de gronden gelegd; de regels van Artikel 14 Natuur worden van overeenkomstige toepassing verklaard.
14.1 Bestemmingsomschrijving
14.1.1 Algemeen
De voor Natuur aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke en natuurwaarden, waaronder (natte) natuurparels;
b. behoud, herstel en ontwikkeling van de bestaande biotopen;
c. het als zondanig instandhouden van de niet-beboste gedeelten;
d. de aanleg en instandhouding van bos ter plaatse van de aanduiding "bos";
e. behoud en bescherming van aardkundige waarden;
f. behoud, herstel en ontwikkeling van cultuurhistorische en landschappelijke waarden;
g. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
h. extensief recreatief medegebruik;
i. agrarisch gebruik gericht op natuurbeheer;
een en ander met bijbehorende voorzieningen zoals (on)verharde paden en overeenkomstig de in 14.1.2. opgenomen nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving.
14.1.2 Nadere detaillering van de bestemming
In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 14.1.1:
a Bescherming van waarden
Binnen de bestemming "Natuur" is het beleid gericht op het beschermen van de landschappelijke en ecologische waarden.
b Extensief recreatie medegebruik
Het gehele gebied gelegen binnen deze bestemming mag worden gebruikt ten behoeve van extensief recreatief medegebruik. Ter ondersteuning van het recreatief medegebruik worden beperkte recreatieve voorzieningen toegestaan in het gehele gebied zoals paden, banken, picknicktafels, bewegwijzering e.d.
c Aardkundige waarden
Gestreefd wordt naar behoud en bescherming van aardkundige waarden. Dit houdt in dat ter plaatse van de aanduiding "wro-zone - aanlegvergunning aardkundig waardevol" de aan het gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het aanwezig zijn van bijzondere aardkundige verschijnselen zoals dalglooiingen, steilranden en bodemovergangen, dienen te worden beschermd.
d Cultuurhistorische en landschappelijke waarden
Gestreefd wordt naar behoud, herstel en ontwikkeling van cultuurhistorische en landschappelijke waarden. Dit houdt in dat ter plaatse van de aanduiding "wro-zone - aanlegvergunning historisch geografisch waardevol", het beleid is gericht op behoud van de historische verkavelingsstructuur en kleinschaligheid van het landschap.
e Water
Ter plaatse van de aanduiding "water" geldt het volgende:
1. de doorstroomfunctie van de watergang moet zijn verzekerd;
2. agrarisch gebruik ten behoeve van natuurbeheer is ter plaatse toegestaan.
f Waterhuishoudkundige doeleinden
De gronden binnen een strook van 5 m aan weerszijden vanaf de insteek van de als Water bestemde watergangen zijn tevens bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Algemeen
Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming.
14.2.2 Maatvoering
Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende maatvoeringseisen:
a. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 2 m;
b. in afwijking van het bepaalde onder a. bedraagt de bouwhoogte voor bouwwerken ten behoeve van informatievoorzieningen, entreevoorzieningen dan wel schuilvoorzieningen maximaal 3 m;
c. de bebouwde oppervlakte bedraagt maximaal 10 m2;
d. in afwijking van het bepaalde onder a. bedraagt de bouwhoogte voor erfafscheidingen maximaal 1 m.
14.3 Specifieke gebruiksregels
14.3.1 Strijdig gebruik
In aanvulling op het bepaalde van artikel 7.10 Wro wordt onder gebruik strijdig met de bestemming in ieder geval begrepen het gebruik van gronden en opstallen:
a. voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
b. voor lawaaisporten;
c. voor verblijfsrecreatie;
d. voor het aanbrengen van teeltondersteunende voorzieningen;
e. voor het afgraven, verlagen, egaliseren of ophogen van de bodem ter plaatse van de aanduiding "wro-zone - aanlegvergunning aardkundig waardevol".
14.4 Aanlegvergunning
14.4.1 Aanlegvergunningplicht
Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de in het schema onder 14.4.4. opgenomen aanlegvergunningplichtige werken en werkzaamheden uit te (doen) voeren.
14.4.2 Uitzonderingen vergunningplicht
Het onder 14.4.1. vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning is verleend;
b. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
c. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer.
14.4.3 Toetsing aan aanwezige waarden
De in 14.4.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 14.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 14.4.4 de toetsingscriteria weergegeven.
14.4.4 Schema aanlegvergunningen
Aanlegvergunningplichtige
werken/werkzaamheden |
Criteria voor verlening van de
aanlegvergunning |
uitsluitend ter plaatse van de
aanduiding "historischgeografisch waardevol gebied": |
er vindt geen onevenredige
aantasting plaats van de cultuurhistorische en landschappelijke waarden |
het verwijderen van houtopstanden |
deze werkzaamheden vinden plaats in
het kader van het bos- of natuurbeheer; |
het diepploegen en diepwoelen van de
bodem |
deze werkzaamheden vinden plaats in
het kader van het bos- of natuurbeheer; |
het graven, ophogen en egaliseren
van de bodem buiten de aanduiding "wro-zone - aanlegvergunning
aardkundig waardevol" |
deze werkzaamheden vinden plaats in
het kader van het bos- of natuurbeheer; |
het aanbrengen van
oppervlakteverhardingen en half verhardingen |
de verhardingen zijn noodzakelijk
voor het beheren dan wel verbeteren van bos en natuur dan wel voor het
mogelijk maken van extensief recreatief medegebruik; |
het aanbrengen van ondergrondse
leidingen |
er mag geen blijvende aantasting plaatsvinden
van de aanwezige natuurwaarden |
15.1 Bestemmingsomschrijving
15.1.1 Algemeen
De voor Recreatie aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. verblijfsrecreatieve voorzieningen;
b. de gronden ter plaatse van de aanduiding "bos" zijn tevens bestemd voor bos, met de bijbehorende doeleinden, zoals;
1. bosbouw en houtproductie;
2. behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke en natuurwaarden;
3. behoud, herstel en ontwikkeling van de bestaande biotopen;
4. het als zodanig instandhouden van de niet-beboste gedeelten;
5. behoud en bescherming van de aardkundige waarden;
6. behoud, herstel en ontwikkeling van cultuurhistorische en landschappelijke waarden;
7. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
8. extensief recreatief medegebruik, waarbij het plaatsen van kampeermiddelen is toegestaan;
c. de bestemming is mede gericht op behoud van landschapselementen ter plaatse van de aanduiding "landschapswaarden";
d. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
met bijbehorende bouwwerken en voorzieningen en overeenkomstig de in 15.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving.
15.1.2 Nadere detaillering van de bestemming
In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 15.1.1:
a Staat van recreatieve voorzieningen
Op de gronden met deze bestemming zijn overeenkomstig de aanduiding uitsluitend toegestaan de voorzieningen genoemd in de navolgende Staat van recreatieve voorzieningen:
Af-korting |
Aanduiding |
Recreatieve voorziening |
Adres |
Bebouwde oppervlakte |
Afwijkende maatvoeringseis |
(sr-1) |
specifieke vorm van recreatie - 1 |
dagrecreatieve voorzieningen |
Hoogcasteren 25/25a/25b |
|
|
(sr-2) |
specifieke vorm van recreatie - 2 |
E3-strand |
Buivensedreef ong |
zie 15.2.9 |
|
(sr-3) |
specifieke vorm van recreatie - 3 |
groepsaccommodatie |
Kreiel 3 |
360 m2 |
goothoogte max 3,5 m, bouwhoogte max
9 m |
(sr-4) |
specifieke vorm van recreatie - 4 |
vakantiecentrum |
Lantie 7/7a |
|
|
(sr-5) |
specifieke vorm van recreatie - 5 |
dagrecreatieve voorzieningen |
Meerheide ong |
|
|
(sr-6) |
specifieke vorm van recreatie - 6 |
logeerbedrijf/ midgetgolfbaan |
Molenveld 12 |
620 m2 |
goothoogte max 3,5 m, bouwhoogte max
9 m |
(sr-8) |
specifieke vorm van recreatie - 8 |
vakantiecentrum |
Postelseweg 88 |
zie 15.2.7 |
|
Af-korting |
Aanduiding |
Recreatieve voorziening |
Adres |
Bebouwde oppervlakte |
Afwijkende maatvoeringseis |
(sr-9) |
specifieke vorm van recreatie - 9 |
groepsaccommodatie |
Postelseweg 173 |
750 m2 |
goothoogte max 3,5 m, bouwhoogte max
9 m |
(sr-10) |
specifieke vorm van recreatie - 10 |
bungalowterrein |
Postelseweg ong |
zie 15.2.10 |
|
(sr-11) |
specifieke vorm van recreatie - 11 |
groepsaccommodatie |
Stevert 18 |
420 m2 |
goothoogte max 3,5 m, bouwhoogte max
9 m |
(sr-12) |
specifieke vorm van recreatie - 12 |
verblijfsrecreatie |
Veneind 5 |
2100 m2 |
|
(sr-13) |
specifieke vorm van recreatie - 13 |
vakantiecentrum |
Vondereind 8 |
zie 15.2.8 |
|
(sr-14) |
specifieke vorm van recreatie - 14 |
speelpaleis |
Buivensedreef ong |
t.a.v. kinderspeel-paleis zie 15.2.9 |
|
(sr-15) |
specifieke vorm van recreatie - 15 |
minicamping en groepsaccommodatie |
Eerselseweg 39 |
660 m2 |
|
(sr-16) |
specifieke vorm van recreatie - 16 |
minicamping, opslag,
kampeerboerderij, met bijbehorend kantoor en sanitair |
Domineespad 21 |
330 m2 kampeer-boerderij,
1200 m2 opslag |
|
(sr-17) |
specifieke vorm van recreatie - 17 |
dagrecreatieve voorzieningen
E3-strand |
Buivensedreef ong |
0 m2 |
|
b Bed&breakfast
In een bedrijfswoning en bijbehorende bijgebouwen is een bed&breakfast toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woonbebouwing tot een maximum van 80 m2.
2. De bed&breakfast mag bestaan uit maximaal twee kamers met elk maximaal 2 bedden.
3. Wanneer bed&breakfast plaatsvindt in een vrijstaand bijgebouw, dan is hierin geen keuken of soortgelijke voorziening toegestaan.
4. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer.
5. Parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.
6. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
c Ondergeschikte detailhandel
Binnen de bestemming is detailhandel toegestaan, uitsluitend in ondergeschikte vorm en dienstbaar aan de ter plaatse toegestane recreatieve voorzieningen.
d Landschapselementen
De bestemming is mede gericht op behoud van landschapselementen ter plaatse van de aanduiding "landschapswaarden".
e Waterhuishoudkundige doeleinden
De gronden binnen een strook van 5 m aan weerszijden vanaf de insteek van de als Water bestemde watergangen zijn tevens bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden.
f Evenementen
Voor evenementen gelden de volgende bepalingen:
a. Evenementen zijn uitsluitend in de vorm van medegebruik toegestaan.
b. Er dient sprake te zijn van een evenement in de vorm van een voor publiek bestemde uitvoering/ verrichting van vermaak, op het gebied van sport, muziek of op sociaal-cultureel vlak.
c. Het evenement duurt maximaal 7 (aaneengesloten) dagen, met dien verstande dat hiervan ontheffing kan worden verleend als opgenomen in 15.5.2.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Toegestane bebouwing
Uitsluitend zijn toegestaan gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming.
15.2.2 Bouwvlak
Indien en voorzover binnen een bestemmingsvlak een aanduiding "bouwvlak" is aangegeven, mogen gebouwen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak", tenzij in de regels anders is bepaald.
15.2.3 Bedrijfswoning
Voor bedrijfswoningen geldt het volgende:
a. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning" is een bedrijfswoning toegestaan, en maximaal één per aanduiding;
b. ter plaatse van de aanduiding “geen bedrijfswoning toegestaan” is geen bedrijfswoning toegestaan;
c. ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning” in combinatie met “maximum aantal wooneenheden” is het aangegeven maximale aantal wooneenheden het toegestane maximale aantal bedrijfswoningen.
15.2.4 Bebouwde oppervlakte
De bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan de oppervlakte als opgenomen in de tabel in 15.1.2 onder a; deze bebouwde oppervlakte is exclusief de bebouwde oppervlakte ten behoeve van een bedrijfswoning en de daarbij behorende bijgebouwen. Indien in de tabel geen bebouwde oppervlakte is opgenomen, geldt de bestaande bebouwde oppervlakte als maximum.
15.2.5 Maatvoeringseisen
Voor de bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen gelden de volgende maatvoeringseisen:
Gebouwen algemeen |
Min. |
afstand tot bouwperceelgrens |
3 m |
afstand tot de as van de als
“specifieke vorm van verkeer - stroomweg” aangeduide weg |
100 m |
afstand tot de as van de als
“specifieke vorm van verkeer - gebiedsontsluitingsweg” aangeduide weg |
20 m |
afstand tot de as van de als
“specifieke vorm van verkeer - erftoegangsweg” aangeduide weg |
15 m |
afstand tot de as van de als
“specifieke vorm van verkeer - onverharde weg” aangeduide weg |
10 m |
bestaande kleinere afstanden van legaal
opgerichte gebouwen zijn toegestaan |
|
Bedrijfsgebouwen |
Min. |
Max. |
goothoogte |
n.v.t. |
5,5 m |
bouwhoogte |
n.v.t. |
10 m |
afstand tot de as van de weg |
min. 15 m |
|
Bedrijfswoning |
Min. |
Max. |
goothoogte |
n.v.t. |
3,5 m |
bouwhoogte |
n.v.t. |
9 m |
afstand tot de as van de weg |
min. 15 m |
|
inhoud |
|
maximaal 750 m3 (incl.
aangebouwde bijgebouwen), tenzij: |
Vrijstaande bijgebouwen bij
woning |
Min. |
Max. |
gezamenlijke oppervlakte per woning |
n.v.t. |
80 m2 |
goothoogte |
n.v.t. |
3 m |
bouwhoogte |
n.v.t. |
6 m |
afstand tot de as van de weg |
min. 15 m |
|
afstand bijgebouwen tot
bedrijfswoning |
|
15 m, tenzij de bestaande afstand meer
bedraagt, dan geldt de bestaande afstand als maximum |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde |
Max. |
bouwhoogte erfafscheidingen |
voor de voorgevelrooilijn max 1,5 m,
overig max. 2,5 m |
bouwhoogte ballenvanghekken |
max. 7,5 m |
bouwhoogte lichtmasten |
max. 9 m |
bouwhoogte overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde |
max. 6 m |
Voorzover in de tabel in 14.1.2 onder a maatvoeringseisen zijn opgenomen, gelden deze eisen in afwijking van bovenstaande tabel.
15.2.6 Recreatiewoning
Voor de vakantiecentra, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - 4", "specifieke vorm van recreatie - 8" en "specifieke vorm van recreatie - 13" aangeduide gronden gelden voor de recreatiewoningen aanvullend de volgende bebouwingsregels:
a. de inhoud van een recreatiewoning, inclusief de inhoud van daarbij behorende bijgebouwen, mag maximaal 250 m³ bedragen;
b. de goothoogte van een recreatiewoning bedraagt maximaal 3 m;
c. de bouwhoogte van een recreatiewoning bedraagt maximaal 6 m.
15.2.7 Bouwregels Ter Spegelt
Voor de camping Ter Spegelt, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm recreatie - 8" gelden de volgende bepalingen:
a. de bebouwde oppervlakte bedraagt niet meer dan 8200 m2 ten behoeve van het kampeerterrein, waarvan maximaal 600 m2 kantine, maximaal 600 m2 kampwinkel, maximaal 4000 m2 zwembad, maximaal 200 m2 voor watersportvoorziening en/of sanitair;
b. naast de onder a. genoemde bebouwde oppervlakte is maximaal 100 m2 bebouwde oppervlakte ten behoeve van dagrecreatieve voorzieningen toegestaan;
c.
voor stacaravans gelden de volgende maatvoeringseisen,
met dien verstande dat de bebouwde oppervlakte naast de onder a. genoemde
bebouwde oppervlakte geldt:
Stacaravans |
Min. |
Max |
toegestane aantal |
n.v.t. |
150 |
oppervlakte per stacaravan |
n.v.t. |
max. 35 m2 |
bouwhoogte |
n.v.t. |
max. 3,5 m |
15.2.8 Bouwregels Eurocamping
Voor de Eurocamping, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm recreatie - 13" gelden de volgende bepalingen:
a. buiten de aanduiding 'bouwvlak' zijn kleine sanitairunits toegestaan met een bebouwde oppervlakte van maximaal 10 m2 per stuk; de gezamenlijke bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan 450 m2;
b. ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' bedraagt de bebouwde oppervlakte voor receptie, ontspanningsruimte, snackbar, campingwinkel, opslag, zwembad en zwembadzuivering en speelhal e.d. niet meer dan 2770 m2;
c. maximaal 9 recreatiewoningen zijn toegestaan, en uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'. De oppervlakte van deze recreatiewoningen telt niet mee bij de opgenomen oppervlakte onder b.
15.2.9 Bouwregels E3-strand en kinderspeelpaleis
Voor het kinderspeelpaleis op het E3-strand, ter plaatse van de aanduiding “specifieke recreatie -2” gelden de volgende bepalingen:
a. buiten de aanduiding 'bouwvlak' mag een kinderspeelpaleis worden gerealiseerd met een oppervlakte van 11.000 m2;
b. de hoogte bedraagt maximaal 18,5 m.
Voor het E3-strand, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie -2” gelden de volgende bepalingen:
c. de bebouwde oppervlakte van sanitaire voorzieningen mag buiten de aanduiding "bouwvlak" niet meer bedragen dan 200 m2;
d. de bebouwde oppervlakte van stallings- en bergingsruimte mag buiten de aanduiding "bouwvlak" niet meer bedragen dan 250 m2;
e. de bebouwde oppervlakte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van parkeervoorzieningen mag buiten de aanduiding "bouwvlak" niet meer bedragen dan 40 m2;
f. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - 14" mag een kinderspeelpaleis worden gerealiseerd met een oppervlakte van 11.000 m2;
g. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - 14" bedraagt de hoogte maximaal 18,5 m.
15.2.10 Bouwregels bungalowterrein Postelseweg
Voor het bungalowterrein aan de Postelseweg, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm recreatie - 10" gelden de volgende bepalingen:
a. er zijn uitsluitend gebouwen in de vorm van bungalows met bijbehorende bijgebouwen, maximaal 1 per bungalow, toegestaan;
b. het aantal bungalows bedraagt niet meer dan 50;
c. de bebouwde oppervlakte per bungalow bedraagt maximaal 50 m2;
d. de goothoogte van een bungalow bedraagt maximaal 3 m;
e. de bouwhoogte van een bungalow bedraagt maximaal 6 m;
f. de dakhelling van een bungalow bedraagt maximaal 60º;
g. de bebouwde oppervlakte per bijgebouw bedraagt maximaal 10 m2;
h. de goothoogte van een bijgebouw bedraagt maximaal 2,5 m;
i. de bouwhoogte van een bijgebouw bedraagt maximaal 3 m.
15.3 Ontheffing van de bouwregels
15.3.1 Oppervlakte bebouwing recreatie
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de in 15.2.4 opgenomen maximale oppervlakte bedrijfsbebouwing van recreatiebedrijven, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. de in 15.2.4 opgenomen bebouwde oppervlakte mag met maximaal 15% worden vergroot;
b. de belangen van de omliggende (niet) agrarische bedrijven en andere functies worden niet onevenredig aangetast;
c. er vindt geen opslag buiten de gebouwen plaats;
d. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
e. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
f. geurgevoelige objecten moeten voldoen aan de geurnormen krachtens de Wet geurhinder en veehouderij, dan wel krachtens een op deze wet gebaseerde verordening;
g. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
h. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
i. de uitbreiding van het recreatiebedrijf moet in overeenstemming zijn met de draagkracht van het gebied; hiertoe wordt advies ingewonnen bij de commissie Recreatie en Toerisme. .
15.3.2 Ontheffing minimum afstand van bebouwing tot de weg
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 15.2.5 teneinde de voorgeschreven minimum afstand van bebouwing tot de weg te verkleinen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
a. de noodzaak vanuit een doelmatige bedrijfsvoering moet aanwezig zijn;
b. de afstand van nieuwe bebouwing tot de as van de weg mag niet minder bedragen dan van bestaande reeds dichter bij die weg gelegen bebouwing; in afwijking hiervan behoeft indien het een bouwperceel betreft dat aan 2 of meer zijden direct grenst aan een weg, slechts tot 1 weg die afstand te worden aangehouden;
c. er mogen geen onevenredige verkeerskundige belemmeringen plaatsvinden;
d. er dient voldoende parkeerruimte op het eigen erf aanwezig te blijven;
e. de wegbeheerder dient te worden gehoord;
f. de stedenbouwkundige structuur mag niet onevenredig worden aangetast;
g. indien het een woning of ander geluidgevoelig object betreft, moet voldaan worden aan de Wet geluidhinder;
h. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
15.4 Specifieke gebruiksregels
15.4.1 Strijdig gebruik
In aanvulling op het bepaalde van artikel 7.10 Wro wordt onder gebruik strijdig met de bestemming in ieder geval begrepen gebruik van gronden en opstallen:
a. voor woondoeleinden, met uitzondering van een op grond van het bepaalde in 15.2.1 toegestane bedrijfswoning;
b. voor permanente bewoning van kampeermiddelen met inbegrip van stacaravans;
c. huisvesting van tijdelijke werknemers die werken op zowel tijdelijke als structurele arbeidsplaatsten, te weten een arbeidsplaats die maximaal 6 maanden (tijdelijk) of langer dan 6 maanden (structureel) beschikbaar is;
d. recreatieparken, waarvan de recreatiewoningen niet bedrijfsmatig worden geëxploiteerd;
e. een niet-publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis of een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
f. risicovolle inrichtingen;
g. de opslag van gevaarlijke stoffen, zoals kunstmeststoffen en propaan, die een 10-6 risicocontour hebben die de aanduiding "bouwvlak" overschrijdt. Indien geen aanduiding "bouwvlak" is opgenomen, dan mag de bestemmingsgrens niet worden overschreden;
h. vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.
15.5 Ontheffing van de gebruiksregels
15.5.1 Ontheffing opslag gevaarlijke stoffen
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 15.4.1 onder h ten behoeve van de opslag van gevaarlijke stoffen teneinde toe te staan dat de daarbij behorende 10-6 risicocontour de aanduiding "bouwvlak", danwel, indien geen aanduiding "bouwvlak" is opgenomen, de bestemmingsgrens, overschrijdt, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
b. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
c. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing.
15.5.2 Ontheffing evenement
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 15.1.2 onder f teneinde het tijdelijk gebruik van gronden voor langdurigere evenementen toe te kunnen staan. Hiertoe dient aan het volgende te worden voldaan:
a. er dienen voldoende parkeerplaatsen al dan niet op eigen terrein beschikbaar te zijn;
b. de aan te brengen voorzieningen dienen tijdelijk te zijn; dit betekent dat het houden van een evenement niet mag leiden tot onomkeerbare voorzieningen en/of ingrepen;
c. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
d. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
e. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de binnen het gebied aanwezige waarden.
15.5.3 Ontheffing mantelzorg in afhankelijke woonruimte
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 15.4.1 onder h en toestaan dat een bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. een dergelijke bewoning is noodzakelijk vanuit een oogpunt van mantelzorg. Hiertoe wordt een verklaring van een arts of specialist overlegd;
b. de afhankelijke woonruimte is uitsluitend toegestaan voor mantelzorg die wordt verleend aan een familielid in de 1e of 2e graad;
c. de afhankelijke woonruimte wordt ingepast binnen de toegestane bijgebouwen, waarbij ten behoeve van mantelzorg niet meer dan 80 m2 mag worden gebruikt;
d. de afstand van het bijgebouw tot de woning bedraagt niet meer dan 15 m;
e. er vindt geen belemmering plaats voor de ontwikkeling van (agrarische) bedrijven in de omgeving;
f. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
g. indien sprake is van een geurgevoelig object wordt er voldaan aan de geurnormen krachtens de Wet geurhinder en veehouderij, dan wel krachtens een op deze wet gebaseerde verordening.
15.6 Aanlegvergunning
15.6.1 Aanlegvergunningplicht
Het is verboden ter plaatse van de aanduiding "bos" en/of ter plaatse van de aanduiding "landschapswaarden" zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de in het schema onder 15.6.4 opgenomen aanlegvergunningplichtige werken en werkzaamheden uit te (doen) voeren.
15.6.2 Uitzonderingen vergunningplicht
Het onder 15.6.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning is verleend;
b. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
c. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer.
15.6.3 Toetsing aan aanwezige waarden
De in 15.6.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 15.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 15.6.4 de toetsingscriteria weergegeven.
15.6.4 Schema aanlegvergunning
Aanlegvergunningplichtige
werken/werkzaamheden |
Criteria voor verlening van de
aanlegvergunning |
het aanleggen van wegen en het aanbrengen
van overige verhardingen ter plaatse van de aanduiding "bos" en
ter plaatse van de aanduiding "landschapswaarden" |
1. ter plaatse van de aanduiding "bos": |
het egaliseren, vergraven of ophogen
van de bodem ter plaatse van de aanduiding "bos" |
1. het aanwezige reliëf mag niet
worden aangetast; |
Aanlegvergunningplichtige werken/werkzaamheden |
Criteria voor verlening van de aanlegvergunning |
het verwijderen van houtopstanden ter
plaatse van de aanduiding "landschapswaarden" |
1. het verwijderen moet noodzakelijk
zijn; |
het aanbrengen van ondergrondse
leidingen ter plaatse van de aanduiding "landschapswaarden" |
er mag geen blijvende aantasting
plaatsvinden van het landschapselement; |
15.7 Wijzigingsbevoegdheid
15.7.1 Wijziging uitbreiding bebouwde oppervlakte "specifieke vorm van recreatie - 9"
Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - 9" de inhoud van de onderhavige bestemming wijzigen teneinde een grotere bebouwde oppervlakte toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. voldaan moet worden aan de maatvoeringseisen uit 15.2.5;
b. de bebouwde oppervlakte bedraagt niet meer dan 1800 m2, tezamen met de bebouwde oppervlakte dat met het bepaalde in 4.8.15 wordt toegestaan;
c. er dient sprake te zijn van (zekerheidsstelling omtrent de) sloop van het bestaande gebouw op perceel, kadastraal bekend gemeente Eersel, sectie L, nummer 230;
d. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
e. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
f. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
g. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Hiertoe kan de bestemming Artikel 10 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen.
Artikel 16 Recreatie
- Recreatiewoning
16.1 Bestemmingsomschrijving
16.1.1 Algemeen
De voor Recreatie - Recreatiewoning aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. recreatieve voorzieningen in de vorm van recreatiewoningen en stacaravans;
b. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
één en ander met de bijbehorende bouwwerken en voorzieningen en overeenkomstig de in 16.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving.
16.1.2 Nadere detaillering van de bestemming
In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 16.1.1:
a Recreatiewoningen en stacaravans
Voor recreatiewoningen en stacaravans gelden de volgende bepalingen:
1. Per bestemmingsvlak is maximaal één recreatiewoning of stacaravan toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal wooneenheden” is het aangegeven maximale aantal wooneenheden het toegestane maximale aantal recreatiewoningen respectievelijk stacaravans.
2. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie -stacaravan" is een stacaravan toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - stacaravan" is uitsluitend een stacaravan met bijbehorende gebouwen toegestaan.
b Waterhuishoudkundige doeleinden
De gronden binnen een strook van 5 m aan weerszijden vanaf de insteek van de als Water bestemde watergangen zijn tevens bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden.
16.2 Bouwregels
16.2.1 Toegestane bebouwing
Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming.
16.2.2 Aantal
Per aanduiding "bouwvlak" is maximaal één recreatiewoning/ stacaravan toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal wooneenheden" het aangegeven maximale aantal wooneenheden het toegestane maximale aantal recreatiewoningen danwel stacaravans is.
16.2.3 Bouwvlak
Indien en voorzover binnen een bestemmingsvlak een aanduiding "bouwvlak" is aangegeven, mogen gebouwen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak".
16.2.4 Maatvoering recreatiewoning
Voor recreatiewoningen gelden de volgende maatvoeringseisen:
a. de inhoud van een recreatiewoning, inclusief de inhoud van daarbij behorende bijgebouwen, mag maximaal 250 m³ bedragen;
b. de goothoogte van een recreatiewoning bedraagt maximaal 3 m;
c. de bouwhoogte van een recreatiewoning bedraagt maximaal 6 m;
d. de afstand tussen recreatiewoning en bijgebouw mag niet meer bedragen dan opgenomen in 16.2.6.
16.2.5 Maatvoering stacaravan
Voor stacaravans gelden de volgende maatvoeringseisen:
a. de oppervlakte van een stacaravan bedraagt maximaal 55 m2;
b. de bouwhoogte van een stacaravan bedraagt maximaal 3,5 m.
16.2.6 Bijgebouwen
a. De maximale gezamenlijke vloeroppervlakte van bijgebouwen bij een recreatiewoning of stacaravan bedraagt 6 m².
b. De maximale bouwhoogte van bijgebouwen bij een recreatiewoning of stacaravan bedraagt 2,5 m.
c. De afstand van het bijgebouw tot de recreatiewoning mag niet meer bedragen dan 15 m, tenzij de bestaande afstand meer bedraagt, dan geldt de bestaande afstand als maximum. De afstand van het bijgebouw tot de recreatiewoning of stacaravan bedraagt maximaal 15 m.
16.2.7 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Met betrekking tot de maatvoering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dient aan het volgende te worden voldaan:
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde |
Max. |
bouwhoogte erfafscheidingen |
vóór voorgevel woning: 1,5 m; |
bouwhoogte van carports c.q.
overkappingen |
3 m |
oppervlakte van een carport c.q.
overkapping |
20 m2 |
bouwhoogte overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde |
6 m |
16.3 Specifieke gebruiksregels
16.3.1 Strijdig gebruik
In aanvulling op het bepaalde van artikel 7.10 Wro wordt onder gebruik strijdig met de bestemming in ieder geval begrepen gebruik van gronden en opstallen:
a. voor permanente bewoning van kampeermiddelen met inbegrip van stacaravans;
b. een niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
c. een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis.
17.1 Bestemmingsomschrijving
17.1.1 Algemeen
De voor Sport aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. sportvoorzieningen;
b. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
c. de gronden ter plaatse van de aanduiding "bos" zijn tevens bestemd voor bos, met de bijbehorende doeleinden, zoals;
1. bosbouw en houtproductie;
2. behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke en natuurwaarden;
3. behoud, herstel en ontwikkeling van de bestaande biotopen;
4. het als zodanig instandhouden van de niet-beboste gedeelten;
5. behoud en bescherming van de aardkundige waarden;
6. behoud, herstel en ontwikkeling van cultuurhistorische en landschappelijke waarden;
7. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
8. extensief recreatief medegebruik;
met bijbehorende bouwwerken en voorzieningen en overeenkomstig de in 17.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving.
17.1.2 Nadere detaillering van de bestemming
In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 17.1.1:
a Staat van sportvoorzieningen
Op de gronden met deze bestemming zijn overeenkomstig de aanduiding uitsluitend toegestaan de voorzieningen genoemd in de navolgende Staat van recreatieve voorzieningen:
Af-korting |
Aanduiding |
Functie |
Adres |
Bebouwde oppervlakte |
Afwijkende maatvoering |
(ss-1) |
specifieke vorm van sport - 1 |
veldsportterrein |
Breemakkerweg 1a |
450 m2 |
goothoogte max 4 m, bouwhoogte max 8
m |
(ss-2) |
specifieke vorm van sport - 2 |
trapveldje |
Breemakkerweg 2 |
400 m2 |
goothoogte max 4 m, bouwhoogte max 8
m |
(ss-3) |
specifieke vorm van sport - 3 |
hondensportterrein |
Bussereind ong |
20 m2 |
|
(ss-4) |
specifieke vorm van sport - 4 |
motorcrossterrein |
Dalemsedijk ong |
|
|
(ss-5) |
specifieke vorm van sport - 5 |
veldsportterrein |
Knegselseweg 20-24 |
900 m2 |
goothoogte max 4 m, bouwhoogte max 8
m |
Af-korting |
Aanduiding |
Functie |
Adres |
Bebouwde oppervlakte |
Afwijkende maatvoering |
(ss-6) |
specifieke vorm van sport - 6 |
golfterrein |
Locht 140 (Veldhoven)/Bussereind 4b |
1550 m2 |
goothoogte max 6 m, bouwhoogte max
11 m |
(ss-7) |
specifieke vorm van sport - 7 |
golfterrein |
Locht 140 (Veldhoven)/Bussereind 4b |
630 m2 |
goothoogte en bouwhoogte max 6 m |
(ss-8) |
specifieke vorm van sport - 8 |
veldsportterrein en activiteiten
carnavalsverenigingen |
Meer 15 |
2000 m2 + 1000 m2
tribune |
goothoogte max 4 m, bouwhoogte max 8
m, schietbomen max 16 m |
(ss-9) |
specifieke vorm van sport - 9 |
veldsportterrein |
Merenweg 2 |
1000 m2 |
goothoogte max 4 m, bouwhoogte max 8
m |
(ss-10) |
specifieke vorm van sport - 10 |
paardensport, bestaande uit manege,
6 kamers bed&breakfast, groepsaccommodatie, kantine en buitenterras |
Molenveld 5 |
7000 m2 manege, waaronder
het gebruik van max ca. 300 m2 groepsaccommodatie en max 300 m2
horeca |
|
(ss-11) |
specifieke vorm van sport - 11 |
manege en overnachtingen |
Oirschotsedijk 48c |
200 m2 |
goothoogte max 4 m, bouwhoogte max 8
m |
(ss-12) |
specifieke vorm van sport - 12 |
manege |
Oirschotsedijk 50a |
|
|
(ss-13) |
specifieke vorm van sport - 13 |
veldsportterrein |
Oirschotsedijk 52 |
0 m2 |
|
(ss-14) |
specifieke vorm van sport - 14 |
veldsportterrein en activiteiten carnavalsverenigingen |
Postelseweg 70 |
2000 + 1000 tribune |
goothoogte max 4 m, bouwhoogte max 8
m |
(ss-15) |
specifieke vorm van sport - 15 |
manege |
Hees 4a |
160 m2 |
|
(ss-16) |
specifieke vorm van sport - 16 |
veldsportterrein |
Jan Smuldersstraat 54 |
1000 m2 |
goothoogte max 4 m, bouwhoogte max 8
m |
(ss-18) |
specifieke vorm van sport - 18 |
schietbomen |
Tasbroekwegje ong |
|
schietbomen max 16 m |
(ss-19) |
specifieke vorm van sport - 19 |
hondensportterrein |
Eerselseweg ong |
0 m2 |
|
b Ondergeschikte horeca
Binnen de bestemming is horeca toegestaan, uitsluitend in ondergeschikte vorm en dienstbaar aan de ter plaatse toegestane sportvoorzieningen.
c Bed&breakfast
In een bedrijfswoning en bijbehorende bijgebouwen is een bed&breakfast toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woonbebouwing tot een maximum van 80 m2.
2. De bed&breakfast mag bestaan uit maximaal twee kamers met elk maximaal 2 bedden.
3. Wanneer bed&breakfast plaatsvindt in een vrijstaand bijgebouw, dan is hierin geen keuken of soortgelijke voorziening toegestaan.
4. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer.
5. Parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.
6. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
d Landschapselementen
De bestemming is mede gericht op behoud van landschapselementen ter plaatse van de aanduiding "landschapswaarden".
e Waterhuishoudkundige doeleinden
De gronden binnen een strook van 5 m aan weerszijden vanaf de insteek van de als Water bestemde watergangen zijn tevens bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden.
17.2 Bouwregels
17.2.1 Toegestane bebouwing
Uitsluitend zijn toegestaan gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming.
17.2.2 Bouwvlak
Indien en voorzover binnen een bestemmingsvlak een aanduiding "bouwvlak" is aangegeven, mogen gebouwen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak".
17.2.3 Bedrijfswoning
Voor bedrijfswoningen geldt het volgende:
a. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning" is een bedrijfswoning toegestaan, en maximaal één per aanduiding;
b. ter plaatse van de aanduiding “geen bedrijfswoning toegestaan” is geen bedrijfswoning toegestaan;
c. ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning” in combinatie met “maximum aantal wooneenheden” is het aangegeven maximale aantal wooneenheden het toegestane maximale aantal bedrijfswoningen.
17.2.4 Bebouwde oppervlakte
De bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan de oppervlakte als opgenomen in de tabel in 17.1.2 onder a; deze bebouwde oppervlakte is exclusief de bebouwde oppervlakte ten behoeve van een bedrijfswoning en de daarbij behorende bijgebouwen. Indien in de tabel geen bebouwde oppervlakte is opgenomen, geldt de bestaande bebouwde oppervlakte als maximum.
17.2.5 Maatvoeringseisen
Voor de gebouwen en de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bebouwingsregels:
Gebouwen algemeen |
Min. |
afstand tot bouwperceelgrens |
3 m |
afstand tot de as van de als
“specifieke vorm van verkeer - stroomweg” aangeduide weg |
100 m |
afstand tot de as van de als
“specifieke vorm van verkeer - gebiedsontsluitingsweg” aangeduide weg |
20 m |
afstand tot de as van de als
“specifieke vorm van verkeer - erftoegangsweg” aangeduide weg |
15 m |
afstand tot de as van de als
“specifieke vorm van verkeer - onverharde weg” aangeduide weg |
10 m |
bestaande kleinere afstanden van
legaal opgerichte gebouwen zijn toegestaan |
|
Bedrijfsgebouwen |
Min. |
Max. |
goothoogte |
n.v.t. |
5,5 m |
bouwhoogte |
n.v.t. |
10 m |
afstand tot de as van de weg |
min. 15 m |
|
Bedrijfswoning |
Min. |
Max. |
goothoogte |
n.v.t. |
3,5 m |
bouwhoogte |
n.v.t. |
9 m |
afstand tot de as van de weg |
min. 15 m |
|
inhoud |
|
maximaal 750 m3 (incl.
aangebouwde bijgebouwen), tenzij: |
Vrijstaande bijgebouwen bij
woning |
Min. |
Max. |
gezamenlijke oppervlakte per woning |
n.v.t. |
80 m2 |
goothoogte |
n.v.t. |
3 m |
bouwhoogte |
n.v.t. |
6 m |
afstand tot de as van de weg |
min. 15 m |
|
afstand bijgebouwen tot
bedrijfswoning |
|
15 m, tenzij de bestaande afstand
meer bedraagt, dan geldt de bestaande afstand als maximum |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde |
Max. |
bouwhoogte erfafscheidingen |
max. 2,5 m |
bouwhoogte ballenvanghekken |
max. 7,5 m |
bouwhoogte lichtmasten |
max. 9 m |
bouwhoogte overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde |
voorzover in de tabel in 17.1.2
onder a maatvoeringseisen zijn opgenomen, gelden deze eisen in afwijking van
bovenstaande tabel max. 6 m |
Voorzover in de tabel in 17.1.2 onder a maatvoeringseisen zijn opgenomen, gelden deze eisen in afwijking van bovenstaande tabel.
17.3 Ontheffing van de bouwregels
17.3.1 Oppervlakte bebouwing sportvoorzieningen
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de in 17.2.4 gestelde maximale oppervlakte bebouwing van sportvoorzieningen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. de in 17.2.4 juncto 17.1.2 onder a opgenomen bebouwde oppervlakte mag met maximaal 15% worden vergroot;
b. de vergroting dient noodzakelijk te zijn uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling;
c. de belangen van de omliggende (niet) agrarische bedrijven en andere functies worden niet onevenredig aangetast;
d. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
e. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
f. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
g. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
h. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waterhuishoudkundige situatie; hieromtrent wordt advies ingewonnen bij het waterschap;
i. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de aanwezige landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden.
17.3.2 Ontheffing minimum afstand van gebouwen tot de weg
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 17.2.5 teneinde de voorgeschreven minimum afstand van bebouwing tot de weg te verkleinen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
a. de noodzaak vanuit een doelmatige bedrijfsvoering moet aanwezig zijn;
b. de afstand van nieuwe bebouwing tot de as van de weg mag niet minder bedragen dan van bestaande reeds dichter bij die weg gelegen bebouwing; in afwijking hiervan behoeft indien het een bouwperceel betreft dat aan 2 of meer zijden direct grenst aan een weg, slechts tot 1 weg die afstand te worden aangehouden;
c. er mogen geen onevenredige verkeerskundige belemmeringen plaatsvinden;
d. er dient voldoende parkeerruimte op het eigen erf aanwezig te blijven;
e. de wegbeheerder dient te worden gehoord;
f. de stedenbouwkundige structuur mag niet onevenredig worden aangetast;
g. indien het een woning of ander geluidgevoelig object betreft, moet voldaan worden aan de Wet geluidhinder;
h. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
17.4 Specifieke gebruiksregels
17.4.1 Strijdig gebruik
In aanvulling op het bepaalde van artikel 7.10 Wro wordt onder gebruik strijdig met de bestemming in ieder geval begrepen gebruik van gronden en opstallen:
a. voor woondoeleinden, met uitzondering van een op grond van het bepaalde in 17.1.2 toegestane bedrijfswoning;
b. lawaaisporten, met uitzondering van het in 17.1.2 onder a opgenomen motorcrossterrein;
c. een niet-publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis of een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
d. een risicovolle inrichting;
e. de opslag van gevaarlijke stoffen, zoals kunstmeststoffen en propaan, die een 10-6 risicocontour hebben die de aanduiding "bouwvlak" overschrijdt. Indien geen aanduiding "bouwvlak" is opgenomen, dan mag de bestemmingsgrens niet worden overschreden;
f. vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.
17.5 Ontheffing van de gebruiksregels
17.5.1 Ontheffing opslag gevaarlijke stoffen
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 17.4.1 onder e ten behoeve van de opslag van gevaarlijke stoffen teneinde toe te staan dat de daarbij behorende 10-6 risicocontour de aanduiding "bouwvlak", danwel, indien geen aanduiding "bouwvlak" is opgenomen, de bestemmingsgrens, overschrijdt, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
b. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
c. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing.
17.5.2 Ontheffing mantelzorg in afhankelijke woonruimte
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 12.3.1 onder e en toestaan dat een bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. een dergelijke bewoning is noodzakelijk vanuit een oogpunt van mantelzorg. Hiertoe wordt een verklaring van een arts of specialist overlegd;
b. de afhankelijke woonruimte is uitsluitend toegestaan voor mantelzorg die wordt verleend aan een familielid in de 1e of 2e graad;
c. de afhankelijke woonruimte wordt ingepast binnen de toegestane bijgebouwen, waarbij ten behoeve van mantelzorg niet meer dan 80 m2 mag worden gebruikt;
d. de afstand van het bijgebouw tot de woning bedraagt niet meer dan 15 m;
e. er vindt geen belemmering plaats voor de ontwikkeling van (agrarische) bedrijven in de omgeving;
f. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
g. indien sprake is van een geurgevoelig object wordt er voldaan aan de geurnormen krachtens de Wet geurhinder en veehouderij, dan wel krachtens een op deze wet gebaseerde verordening.
17.6 Aanlegvergunning
17.6.1 Aanlegvergunningplicht
Het is verboden ter plaatse van de aanduiding "bos" zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de in het schema onder 17.6.4 opgenomen aanlegvergunningplichtige werken en werkzaamheden uit te (doen) voeren.
17.6.2 Uitzonderingen vergunningplicht
Het onder 17.6.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning is verleend;
b. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
c. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer.
17.6.3 Toetsing aan aanwezige waarden
De in 17.6.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 17.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 17.6.4 de toetsingscriteria weergegeven.
17.6.4 Schema aanlegvergunning
Aanlegvergunningplichtige
werken/werkzaamheden |
Criteria voor verlening van de
aanlegvergunning |
het aanleggen van wegen en het
aanbrengen van overige verhardingen ter plaatse van de aanduiding "bos"
en ter plaatse van de aanduiding "landschapswaarden" |
1. ter plaatse van de aanduiding "bos": |
Aanlegvergunningplichtige werken/werkzaamheden |
Criteria voor verlening van de aanlegvergunning |
het egaliseren, vergraven of ophogen
van de bodem ter plaatse van de aanduiding "bos" |
1. het aanwezige reliëf mag niet
worden aangetast; |
het verwijderen van houtopstanden
ter plaatse van de aanduiding "landschapswaarden" |
1. het verwijderen moet noodzakelijk
zijn; |
het aanbrengen van ondergrondse
leidingen ter plaatse van de aanduiding "landschapswaarden" |
er mag geen blijvende aantasting
plaatsvinden van het landschapselement; |
18.1 Bestemmingsomschrijving
18.1.1 Algemeen
De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. verkeersdoeleinden in de vorm van:
1. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van verkeer - stroomweg" voor een stroomweg, bestaande uit maximaal 4 rijstroken;
2. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van verkeer - gebiedsontsluitingsweg" voor een gebiedsontsluitingsweg, bestaande uit maximaal 2 rijstroken;
3. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van verkeer - erftoegangsweg" voor een erftoegangsweg, bestaande uit maximaal 2 rijstroken;
4. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van verkeer - onverharde weg" voor een onverharde weg of semi-verharde weg, bestaande uit maximaal 1 rijstrook;
b. de bestemming is mede gericht op behoud van landschapselementen ter plaatse van de aanduiding "landschapswaarden";
c. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van verkeer - onverharde en semi-verharde weg" de instandhouding van deze weg als onverharde respectievelijke semi-verharde weg in verband met landschappelijke, cultuurhistorische en/of recreatieve waarden;
d. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
een en ander met bijbehorende voorzieningen zoals groenvoorzieningen, wildbegeleidende en wildbeschermingsvoorzieningen, geluidswerende voorzieningen, parkeervoorzieningen, wandel- en/of fietspaden, openbare nutsvoorzieningen, bermen, wegbeplantingen, sloten en overeenkomstig de in 18.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemming.
18.1.2 Nadere detaillering van de bestemming
In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 18.1.1:
a Waterhuishoudkundige doeleinden
De gronden binnen een strook van 5 m aan weerszijden vanaf de insteek van de als Water bestemde watergangen zijn tevens bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden.
18.2 Bouwregels
18.2.1 Algemeen
Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van de bestemming, alsmede gebouwen ten dienste van openbare nutsvoorzieningen.
18.2.2 Gebouwen t.b.v. nutsvoorzieningen
Gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen dienen aan het volgende te voldoen:
a. de oppervlakte mag per gebouw niet meer bedragen dan 10 m2;
b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
18.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 15 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van lichtmasten maximaal 18 m mag bedragen.
18.3 Aanlegvergunning
18.3.1 Aanlegvergunningplicht
Het is verboden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van verkeer - onverharde weg" en/of ter plaatse van de aanduiding "landschapswaarden" zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de in het schema onder 18.3.4 opgenomen aanlegvergunningplichtige werken en werkzaamheden uit te (doen) voeren.
18.3.2 Uitzonderingen vergunningplicht
Het onder 18.3.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
c. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning is verleend;
d. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
e. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer.
18.3.3 Toetsing aan aanwezige waarden
De in 18.3.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 18.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 18.3.4 de toetsingscriteria weergegeven.
18.3.4 Schema aanlegvergunning
Aanlegvergunningplichtige
werken/werkzaamheden |
Criteria voor verlening van de
aanlegvergunning |
het aanleggen van wegen en het
aanbrengen van overige verhardingen ter plaatse van de aanduiding "specifieke
vorm van verkeer - onverharde weg" en ter plaatse van de
aanduiding "landschapswaarden" |
1. ter plaatse van de aanduiding "specifieke
vorm van verkeer - onverharde weg": |
het omploegen van de paden ter
plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van verkeer - onverharde
weg" |
het omploegen moet noodzakelijk zijn
voor het beheren dan wel verbeteren van het bos of het agrarisch gebruik; |
het verwijderen van houtopstanden
ter plaatse van de aanduiding "landschapswaarden" |
1. het verwijderen moet noodzakelijk
zijn; |
het aanbrengen van ondergrondse leidingen
ter plaatse van de aanduiding "landschapswaarden" |
er mag geen blijvende aantasting
plaatsvinden van het landschapselement; |
19.1 Bestemmingsomschrijving
19.1.1 Algemeen
De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
b. water met ecologische waarden;
c. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waterafvoer en waterberging;
d. waterstaatkundige kunstwerken, bruggen en andere waterstaatswerken;
e. beheer en onderhoud van de watergang;
f. beeldende kunstwerken;
g. vijvers;
één en ander met de bijbehorende voorzieningen zoals bermen, paden,
beschoeiingen e.d. en overeenkomstig de in 19.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemming.
19.1.2 Nadere detaillering van de bestemming
In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 19.1.1:
a Water met ecologische waarden
Ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van water - water met ecologische waarden" is de agrarische functie toegestaan, in combinatie met de volgende aanvullende doeleinden:
1. behoud, herstel en ontwikkeling van de natuurlijke, landschappelijke en ecologische waarden van de waterloop;
2. meandering van de beek;
3. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waterafvoer en waterberging;
4. waterstaatkundige kunstwerken, bruggen en andere waterstaatswerken;
5. bijbehorende voorzieningen zoals bermen, paden, beschoeiingen e.d.
19.2 Bouwregels
19.2.1 Algemeen
Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming.
19.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen aan het volgende te voldoen:
a. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de verkeersgeleiding en wegverlichting mag niet meer bedragen dan 8 m.
b. De bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m.
c. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
20.1 Bestemmingsomschrijving
20.1.1 Algemeen
De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. woningen, al dan niet in combinatie met aan huis verbonden beroepen en/of mantelzorg;
b. recreatieve voorzieningen in de vorm van kleinschalig kamperen of bed & breakfast;
c. ter plaatse van de aanduiding "cultuurhistorische waarden" het behoud, beheer en/of herstel van de cultuurhistorisch waardevolle (woon)boerderijen;
d. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
een en ander met de bijbehorende voorzieningen, zoals tuinen en erven en overeenkomstig de in 20.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemming.
20.1.2 Nadere detaillering van de bestemming
In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 20.1.1:
a Niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit
In een woning en bijbehorende bijgebouwen mag ook een niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit worden uitgeoefend als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woonbebouwing tot een maximum van 80 m2.
2. De bed&breakfast mag bestaan uit maximaal twee kamers met elk maximaal 2 bedden.
3. Wanneer bed&breakfast plaatsvindt in een vrijstaand bijgebouw, dan is hierin geen keuken of soortgelijke voorziening toegestaan.
4. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer.
5. Parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.
6. Opslag vindt uitsluitend inpandig plaats.
7. Detailhandel mag alleen plaatsvinden ondergeschikt aan en in direct verband met het aan huis verbonden beroep.
8. De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving.
9. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
10. De activiteit mag uitsluitend worden uitgeoefend in bedrijfscategorie 1 of 2 van de in de bijlage opgenomen Staat van inrichtingen of een daarmee qua milieuhinder en uitstraling vergelijkbare activiteit.
b Nevenactiviteiten
Afhankelijk van de opgenomen aanduiding zijn ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" voorts uitsluitend de volgende nevenactiviteiten naast de woonfunctie toegestaan met de daarbij behorende voorzieningen, waarbij voor de betreffende activiteit maximaal de bestaande gebruiksoppervlakte is toegestaan en uitsluitend in bestaande gebouwen:
Afkorting |
Aanduiding |
Nevenactiviteit |
Adres |
(sw-1) |
specifieke vorm van wonen - 1 |
minicamping |
't Dekske 1 |
(sw-3) |
specifieke vorm van wonen - 3 |
tegelzetbedrijf |
Eerselseweg 17a |
(sw-4) |
specifieke vorm van wonen - 4 |
oesterkwekerij |
Hoek 6 |
(sw-5) |
specifieke vorm van wonen - 5 |
opslag |
Hoogeloonseweg 6 |
(sw-6) |
specifieke vorm van wonen - 6 |
veldwerkcentrum |
Meerven 10 |
(sw-7) |
specifieke vorm van wonen - 7 |
opslag |
Wolfshoek 1 |
(sw-8) |
specifieke vorm van wonen - 8 |
opslag |
Hazenstraat 11/11a |
(sw-9) |
specifieke vorm van wonen - 9 |
opslag |
Heibloem 5 |
(sw-10) |
specifieke vorm van wonen - 10 |
opslag |
Kekkeneind 8a |
(sw-12) |
specifieke vorm van wonen - 12 |
hoveniersbedrijf |
Boksheide 27 |
(sw-13) |
specifieke vorm van wonen - 13 |
hoveniersbedrijf |
Ganzestaartsedijk 13 |
(sw-14) |
specifieke vorm van wonen - 14 |
statische opslag |
Oeyenbos 4 |
(sw-15) |
specifieke vorm van wonen - 15 |
opslag en dierenpension |
Kreiel 12 |
(sw-16) |
specifieke vorm van wonen - 16 |
atelier/lesruimte en
beeldentuin/theetuin met daarbij behorend het aanbieden van lunch en buffet |
Meerven 3 |
(sw-17) |
specifieke vorm van wonen - 17 |
statische opslag caravans |
Postelseweg 179 |
(sw-18) |
specifieke vorm van wonen - 18 |
opslag |
Schadewijk 4 |
c Aantal woningen
Voor het aantal woningen geldt het volgende:
1. Per bestemmingsvlak is maximaal één woning toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal wooneenheden" het aangegeven maximale aantal wooneenheden het toegestane maximale aantal woningen is.
2. In afwijking van het bepaalde onder 1. geldt ter plaatse van de aanduiding "geen wonen toegestaan" dat er geen woning is toegestaan.
d Minicamping
Gebruik van gronden en bouwwerken voor een minicamping is uitsluitend toegestaan via ontheffing als bedoeld in 20.6.2.
e Bed & breakfast
Gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bed & breakfast in een grotere omvang dan genoemd onder a, is uitsluitend toegestaan via ontheffing als bedoeld in 20.6.3.
f Landschapselementen
De bestemming is mede gericht op behoud van landschapselementen ter plaatse van de aanduiding "landschapswaarden".
g Waterhuishoudkundige doeleinden
De gronden binnen een strook van 5 m aan weerszijden vanaf de insteek van de als Water bestemde watergangen zijn tevens bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden.
20.2 Bouwregels
20.2.1 Toegestane bebouwing
Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken ten dienste van de bestemming, zoals woningen met bijgebouwen en bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
20.2.2 Inhoud
Met betrekking tot de inhoud van de woningen gelden de volgende regels:
a. de inhoud van een woning mag maximaal 650 m3 bedragen, exclusief aangebouwde bijgebouwen;
b. indien de bestaande inhoud van een woning meer bedraagt dan 650 m3, mag de inhoud van de woning niet meer bedragen dan de bestaande inhoud;
c. voorzover het een gesplitste woning betreft, geldt de inhoud van vóór de splitsing voor de gesplitste woningen gezamenlijk als totale maximale inhoud;
d. in afwijking van het voorgaande: indien het een bestaande (woon)boerderij betreft, dan geldt de inhoud van het hele bestaande boerderijlichaam/bouwmassa daarvan als maximum.
20.2.3 Maatvoering en situering
Met betrekking tot de maatvoering en situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dient aan het volgende te worden voldaan:
Gebouwen algemeen |
Min. |
afstand tot bouwperceelgrens |
3 m |
afstand tot de as van de als
“specifieke vorm van verkeer - stroomweg” aangeduide weg |
100 m |
afstand tot de as van de als “specifieke
vorm van verkeer - gebiedsontsluitingsweg” aangeduide weg |
20 m |
afstand tot de as van de als
“specifieke vorm van verkeer - erftoegangsweg” aangeduide weg |
15 m |
afstand tot de as van de als “specifieke
vorm van verkeer - onverharde weg” aangeduide weg |
10 m |
bestaande kleinere afstanden van
legaal opgerichte gebouwen zijn toegestaan |
|
Woning |
Min. |
Max. |
goothoogte, de maximale goothoogte geldt
voor minimaal 60% van de lengte van de goot |
n.v.t. |
3,5 m, tenzij de bestaande
goothoogte meer bedraagt, dan geldt de bestaande goothoogte als maximum |
bouwhoogte |
n.v.t. |
9 m, tenzij de bestaande bouwhoogte
meer bedraagt, dan geldt de bestaande bouwhoogte als maximum |
inhoud |
zie 20.2.2 |
|
dakhelling |
0º |
60º |
Bijgebouwen bij woning |
Min. |
Max. |
gezamenlijke oppervlakte per
bouwvlak |
n.v.t. |
80 m2. na ontheffing als opgenomen
in 20.4.4 kunnen monumentale bijgebouwen worden herbouwd. |
goothoogte |
n.v.t. |
3 m |
bouwhoogte |
n.v.t. |
6 m |
afstand vrijstaande bijgebouwen tot
woning |
n.v.t. |
15 m, tenzij de bestaande afstand meer
bedraagt, dan geldt de bestaande afstand als maximum |
dakhelling |
0° |
45° |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde |
Max. |
bouwhoogte erfafscheidingen |
2 m |
bouwhoogte van carports c.q.
overkappingen |
3 m |
oppervlakte van een carport c.q.
overkapping |
20 m2 |
bouwhoogte overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde |
4 m |
de oppervlakte van paardenbakken |
800 m2 tezamen met het
deel dat eventueel binnen de agrarische bestemming is gesitueerd |
20.2.4 Herbouw
Aanvullend gelden voor herbouw van bestaande woningen de volgende voorwaarden:
a. de herbouw vindt grotendeels plaats op de plaats van de (voor zover aanwezige) bestaande fundamenten van de woning;
b. de voorgevel van de te herbouwen woning wordt geplaatst in de (voormalige) voorgevelrooilijn van de woning;
c. de bouwwijze (d.w.z. vrijstaand, halfvrijstaand of aaneengebouwd) van de te herbouwen woning(en) wijkt niet af van de bouwwijze van de oorspronkelijke woning(en).
20.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bebouwing. Deze nadere eisen mogen slechts worden gesteld voor het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en hun omgeving en ten behoeve van het behoud en herstel van de waardevolle elementen en structuren en de bestaande ruimtelijke karakteristiek.
20.4 Ontheffing van de bouwregels
20.4.1 Ontheffing bebouwde oppervlakte bijgebouwen
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 20.2.3 teneinde de toegestane bebouwde oppervlakte van de bijgebouwen te vergroten, mits voormalige bedrijfsgebouwen worden gesloopt. Hierbij dient aan het volgende te worden voldaan:
a. indien sprake is van sloop van voormalige, legale bedrijfsgebouwen, kan een bebouwde oppervlakte van bijgebouwen worden toegestaan van 80 m2 vermeerderd met maximaal 25% van het meerdere van de bebouwde oppervlakte van de (voormalige) (bedrijfs)gebouwen, tot een totaal maximum van 200 m2; hierbij dient in ieder geval het meerdere dan wat ingevolge deze regeling is toegestaan, te worden gesloopt;
b. sloop van cultuurhistorisch waardevolle en monumentale panden is niet toegestaan;
c. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
d. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
e. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
f. bij monumentale panden is een positief advies van de monumentencommissie vereist.
20.4.2 Ontheffing voor vergroting inhoud woning
Ten behoeve van het stimuleren van sloop van overtollige bebouwing kunnen burgemeester en wethouders ontheffing verlenen van de maximale inhoud voor een burgerwoning tot een maximum van 850 m3 onder de volgende voorwaarden:
a. per 50 m3 vergroting van de woning dient telkens minimaal 500 m2 aan legaal opgerichte bebouwing te worden gesloopt;
b. het surplus (alle aanwezige bebouwing boven de standaard maximaal toegestane oppervlakte aan bijgebouwen van 80 m2) moet in één keer worden gesloopt en deze sloop moet als voorwaarde aan de ontheffing en bouwvergunning worden verbonden;
c. geen ontheffing kan worden verleend indien:
1. op deze locatie sloop van de bebouwing al heeft plaatsgevonden,
2. sloop kan plaatsvinden in het kader van de ruimte-voor-ruimteregeling,
3. sloopsubsidie is verkregen op basis van de Regeling beëindiging veehouderijtakken,
4. of de sloop al op andere wijze is verzekerd;
d. de gesloopte oppervlakte mag slechts éénmaal ten behoeve van nieuwe bebouwing in aanmerking worden genomen;
e. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
f. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
g. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving.
20.4.3 Ontheffing m.b.t. herbouw
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde onder 20.2.4 onder b teneinde de voorgevel te kunnen plaatsen buiten de (voormalige) voorgevelrooilijn, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. de nieuwe situering van de woning is stedenbouwkundig, verkeerskundig en milieukundig aanvaardbaar;
b. er dient sprake te zijn van (zekerheidsstelling omtrent de) sloop van de bestaande woning;
c. herbouw van gesplitste boerderij(woningen) is niet toegestaan;
d. door de herbouw wordt het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig aangetast;
e. de nieuwe situering van de woning leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit milieuregelgeving;
f. er moet voldaan worden aan de Wet geluidhinder;
g. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
h. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
20.4.4 Ontheffing herbouw monumentale bijgebouwen
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen als bedoeld in 20.2.3 teneinde herbouw van monumentale bijgebouwen mogelijk te maken, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. de bebouwde oppervlakte, goot- en bouwhoogte bedraagt niet meer dan de bestaande oppervlakte, goot- en bouwhoogte;
b. er is een positief advies van de monumentencommissie vereist;
c. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
20.4.5 Ontheffing minimum afstand van gebouwen tot de weg
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 20.2.3 teneinde de voorgeschreven minimum afstand van bebouwing tot de weg te verkleinen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
a. de noodzaak vanuit een doelmatige bedrijfsvoering moet aanwezig zijn;
b. de afstand van nieuwe bebouwing tot de as van de weg mag niet minder bedragen dan van bestaande reeds dichter bij die weg gelegen bebouwing; in afwijking hiervan behoeft indien het een bouwperceel betreft dat aan 2 of meer zijden direct grenst aan een weg, slechts tot 1 weg die afstand te worden aangehouden;
c. er mogen geen onevenredige verkeerskundige belemmeringen plaatsvinden;
d. er dient voldoende parkeerruimte op het eigen erf aanwezig te blijven;
e. de wegbeheerder dient te worden gehoord;
f. de stedenbouwkundige structuur mag niet onevenredig worden aangetast;
g. indien het een woning of ander geluidgevoelig object betreft, moet voldaan worden aan de Wet geluidhinder;
h. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
20.4.6 Ontheffing minimum afstand zijdelingse bouwperceelsgrens bijgebouwen
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 20.2.3 teneinde de minimum afstand van gebouwen tot de zijdelingse bouwperceelgrens te verkleinen voor bijgebouwen. Hierbij dient aan het volgende te worden voldaan:
a. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
b. de stedenbouwkundige kwaliteit wordt niet onevenredig aangetast;
c. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
d. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
e. bij monumentale panden is een positief advies van de monumentencommissie vereist.
20.5 Specifieke gebruiksregels
20.5.1 Strijdig gebruik
In aanvulling op het bepaalde van artikel 7.10 Wro wordt onder gebruik strijdig met de bestemming in ieder geval begrepen gebruik van gronden en/of opstallen voor:
a. vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
b. een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, anders dan genoemd in de in 20.1.2 onder a opgenomen tabel.
20.6 Ontheffing van de gebruiksregels
20.6.1 Ontheffing vergelijkbare activiteit aan huis
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 20.1.2 onder a teneinde bedrijven toe te staan, die qua aard en omvang en invloed op het milieu en de omgeving gelijk te stellen zijn met de in 20.1.2 onder a toegestane bedrijven maar die niet zijn genoemd in de in de bijlage opgenomen Staat van inrichtingen, mits:
a. omtrent de vergelijkbaarheid van de invloed op het milieu en de omgeving advies wordt gevraagd aan een onafhankelijke terzake deskundige;
b. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
20.6.2 Ontheffing minicamping
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen als bedoeld in 20.1.2 onder d. teneinde kleinschalig kamperen en de daarvoor noodzakelijke voorzieningen, zoals sanitaire voorzieningen, toe te staan binnen de reguliere bebouwingsmogelijkheden, waarbij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. de ontheffing vindt niet plaats ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied primair" of ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied secundair";
b. kampeermiddelen zijn uitsluitend toegestaan op een afstand van minimaal 25 m van de bestemming Wonen van derden;
c. slechts kampeermiddelen zijn toegestaan met een niet-permanent karakter (tenten, tentwagens, kampeerauto's, campers en toercaravans), alsmede maximaal 5 trekkershutten per agrarisch bedrijf;
d. de bebouwde oppervlakte van de trekkershutten mag max. 30 m2 bedragen, de goothoogte max. 2,20 m en de bouwhoogte: max. 3,5 m;
e. maximaal 25 kampeermiddelen zijn toegestaan;
f. het bouwperceel, waarvoor de ontheffing wordt verleend, mag niet kleiner zijn dan 3000 m2;
g. gebouwde voorzieningen ten behoeve van kleinschalig kamperen zoals sanitaire voorzieningen, zijn uitsluitend toegestaan binnen het bestemmingsvlak;
h. de bebouwing vindt plaats binnen de voor deze bestemming geldende bouwmogelijkheden, met dien verstande dat de oppervlakte van bouwwerken ten behoeve van kleinschalig kamperen maximaal 50 m2 mag bedragen;
i. ondergeschikte en ondersteunende horeca, met een inpandige oppervlakte van maximaal 30 m2 en een buitenpandige oppervlakte van maximaal 70 m2;
j. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
k. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
l. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
m. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving.
20.6.3 Ontheffing bed & breakfast
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen als bedoeld in 20.1.2 e teneinde als nevenactiviteit bij een woning, bed & breakfast voorzieningen e.d., in een grotere omvang toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. deze nevenactiviteit is in de woning en de daarbij behorende aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen toegestaan;
b. wanneer bed&breakfast plaatsvindt in een vrijstaand bijgebouw, dan is hierin geen keuken of soortgelijke voorziening toegestaan;
c. de nevenactiviteit is ondergeschikt van aard;
d. er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;
e. de gebruiksoppervlakte niet meer mag bedragen dan 300 m2;
f. ten behoeve van de bed & breakfast voorzieningen zijn maximaal 10 (éénpersoons)bedden toegestaan; permanente bewoning of huisvesting van tijdelijke werknemers is niet toegestaan;
g. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
h. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
i. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving.
20.6.4 Ontheffing mantelzorg in afhankelijke woonruimte
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 20.5.1 onder a en toestaan dat een bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. een dergelijke bewoning is noodzakelijk vanuit een oogpunt van mantelzorg. Hiertoe wordt een verklaring van een arts of specialist overlegd;
b. de afhankelijke woonruimte is uitsluitend toegestaan voor mantelzorg die wordt verleend aan een familielid in de 1e of 2e graad;
c. de afhankelijke woonruimte wordt ingepast binnen de toegestane bijgebouwen, waarbij ten behoeve van mantelzorg niet meer dan 80 m2 mag worden gebruikt;
d. de afstand van het bijgebouw tot de woning bedraagt niet meer dan 15 m;
e. er vindt geen belemmering plaats voor de ontwikkeling van (agrarische) bedrijven in de omgeving;
f. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
g. indien sprake is van een geurgevoelig object wordt er voldaan aan de geurnormen krachtens de Wet geurhinder en veehouderij, dan wel krachtens een op deze wet gebaseerde verordening.
20.7 Aanlegvergunning
20.7.1 Aanlegvergunningplicht
Het is verboden ter plaatse van de aanduiding "landschapswaarden" zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de in het schema onder 20.7.4. opgenomen aanlegvergunningplichtige werken en werkzaamheden uit te voeren.
20.7.2 Uitzonderingen vergunningenplicht
Het onder 20.7.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
a. welke plaatshebben ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";
b. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning is verleend;
c. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
d. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer.
20.7.3 Toetsing aan aanwezige waarden
De in 20.7.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 3.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 20.7.4 de toetsingscriteria weergegeven.
20.7.4 Schema aanlegvergunningen
Aanlegvergunningplichtige
werken/werkzaamheden |
Criteria voor verlening van de
aanlegvergunning |
het aanleggen van wegen en het
aanbrengen van overige verhardingen |
1. de wegen en overige verhardingen
moeten noodzakelijk zijn; |
het verwijderen van houtopstanden |
1. het verwijderen moet noodzakelijk
zijn; |
het aanbrengen van ondergrondse
leidingen |
1. er mag geen blijvende aantasting
plaatsvinden van het landschapselement; |
20.8 Sloopvergunning
20.8.1 Sloopvergunningplichtige activiteiten
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (sloopvergunning) een (woon)boerderij, ter plaatse van de aanduiding "cultuurhistorische waarden" geheel of gedeeltelijk te slopen.
20.8.2 Uitzonderingen vergunningplicht
Het in 20.8.1. vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning is verleend;
b. die het normale onderhoud betreffen;
c. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
20.8.3 Verlening
De in 20.8.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend:
a. indien de instandhouding van het (woon)boerderij geen bijdrage meer levert aan de culuurhistorische waarde van het (woon)boerderij en de omgeving; en/of
b. indien het (woon)boerderij niet meer beschikt over de eigenschappen die het (woon)boerderij de cultuurhistorische waarden heeft verschaft.
20.8.4 Advies deskundige
Alvorens een besluit te nemen omtrent het verlenen van een sloopvergunning winnen burgemeester en wethouders advies in van de Boerderijen Stichting en de monumentencommissie omtrent de vraag of door het verlenen van de sloopvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de cultuurhistorische waarden van het (woon)boerderij en de omgeving.
20.9 Wijzigingsbevoegdheid
20.9.1 Wijziging t.b.v. woningsplitsing
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van deze gronden wijzigen teneinde toevoeging van woningen door bouwkundige aanpassingen (splitsing) van bestaande (woon)boerderijen mogelijk te maken. Een en ander mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. woningsplitsing is uitsluitend toegestaan bij:
1. cultuurhistorisch waardevolle panden ter plaatse van de aanduiding "cultuurhistorische waarden"; of
2. (voormalige) (woon)boerderijen;
b. splitsing is toegestaan indien de inhoud van het hoofdgebouw vóór splitsing minimaal 700 m3 bedraagt;
c. de bestemmingswijziging vindt niet plaats ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied primair" of ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied secundair";
d. de bebouwde oppervlakte van de voormalige bedrijfswoning of (woon)boerderij (inclusief de inpandige stal/ het inpandig deel) mag niet worden vergroot;
e. de agrarische verschijningsvorm van de voormalige boerderij mag niet worden aangetast;
f. de bestaande situering van de bebouwing mag niet worden gewijzigd;
g. bij woningsplitsing mag in maximaal 2 woningen worden gesplitst;
h.
de bebouwde oppervlakte van de vrijstaande bijgebouwen
mag niet meer bedragen dan 80 m2 per woning;
indien sprake is van sloop van voormalige bedrijfsgebouwen, kan een bebouwde
oppervlakte van vrijstaande bijgebouwen worden toegestaan van 80 m2
vermeerderd met maximaal 25% van het meerdere van de bebouwde oppervlakte van
de voormalige bedrijfsgebouwen, tot een totaal maximum van 200 m2
per woning; hierbij dient in ieder geval het meerdere dan wat ingevolge deze
regeling is toegestaan, te worden gesloopt;
sloop van cultuurhistorisch waardevolle panden en monumentale panden is niet
toegestaan;
i. voldaan wordt aan de bepalingen bij of krachtens de Wet geluidhinder;
j. er wordt voldaan aan de geurnormen krachtens de Wet geurhinder en veehouderij, dan wel krachtens een op deze wet gebaseerde verordening;
k. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
l. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Hiertoe kan de bestemming Artikel 10 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen;
m. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
n. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
o. de regels van Artikel 20 Wonen worden van overeenkomstige toepassing verklaard.
20.9.2 Wijziging t.b.v. intensieve veehouderij
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen ten behoeve van het opnemen van de bestemming met bijbehorende regels als opgenomen in Artikel 3 Agrarisch of Artikel 4 Agrarisch met waarden - Landschap teneinde ter plaatse van het bestemmingsvlak Wonen, een aanduiding "bouwvlak" op te nemen ten behoeve van een intensieve veehouderij, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. het vindt uitsluitend plaats binnen de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied primair" of ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied secundair";
b. het betreft uitsluitend een intensieve veehouderij;
c. er dient sprake te zijn van een volwaardig agrarisch bedrijf dan wel een agrarisch bedrijf dat na verwachting binnen redelijke termijn zal uitgroeien tot een volwaardig agrarisch bedrijf; dienaangaande kan advies van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen worden ingewonnen;
d. op de locatie heeft geen sloop van bedrijfsgebouwen plaatsgevonden met gebruikmaking van de regeling “Ruimte-voor-ruimte”;
e. de bedrijfswoning wordt gevestigd in de bestaande woning;
f. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie.
g. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodemhuishoudkundige of milieuhygiënische kwaliteiten van het gebied;
h. bebouwing die niet noodzakelijk is voor de nieuwe bestemming (overtollige bebouwing) dient te worden gesloopt, tenzij het cultuurhistorisch waardevolle bebouwing is;
i. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
j. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
k. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
l. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Hiertoe kan de bestemming Artikel 10 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen;
m. het nieuwe bestemmingsvlak wordt ingetekend in het wijzigingsplan.
Artikel 21 Leiding
- Brandbare vloeistof
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Leiding - Brandbare vloeistof aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een brandbare vloeistofleiding. In deze leiding worden K1-, K2- en K3-categorieën brandbare vloeistoffen van de getransporteerd;
één en ander met de bijbehorende voorzieningen.
21.2 Bouwregels
Binnen deze dubbelbestemming zijn uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan ten behoeve van deze dubbelbestemming.
21.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 21.2 teneinde het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de op deze gronden liggende hoofdbestemming toe te staan, mits hierbij uit hoofde van de bescherming van de leiding, alsmede uit oogpunt van externe veiligheid geen bezwaar bestaat; dienaangaande wordt door burgemeester en wethouders advies ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.
21.4 Aanlegvergunning
21.4.1 Aanlegvergunningplichtige werken
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:
a. het aanbrengen van (half-)verhardingen;
b. het vergraven, ophogen, diepwoelen of diepploegen van de bodem;
c. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;
d. het verwijderen van beplanting;
e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze ingraven c.q. indrijven van voorwerpen;
f. het uitvoeren van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
g. het graven van sloten en het leggen van (drainage)leidingen.
21.4.2 Uitzonderingen
Het onder 21.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden:
a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning is verleend;
b. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
c. welke het normale beheer en onderhoud van de leidingen betreffen.
21.4.3 Verlening
De in 21.4.1 genoemde aanlegvergunning wordt slechts verleend indien en voor zover door de werken en werkzaamheden geen veiligheidsrisico's ontstaan en de leidingen niet worden aangetast. Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in 21.4.1 wordt door burgemeester en wethouders schriftelijk advies ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.
Artikel
22 Leiding - Brandstof
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Leiding - Brandstof aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een brandstofleiding;
één en ander met de bijbehorende voorzieningen.
22.2 Bouwregels
Binnen deze dubbelbestemming zijn uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan ten behoeve van deze dubbelbestemming.
22.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 22.2 teneinde het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de op deze gronden liggende hoofdbestemming toe te staan, mits hierbij uit hoofde van de bescherming van de leiding, alsmede uit oogpunt van externe veiligheid geen bezwaar bestaat; dienaangaande wordt door burgemeester en wethouders advies ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.
22.4 Aanlegvergunning
22.4.1 Aanlegvergunningplichtige werken
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:
a. het aanbrengen van (half-)verhardingen;
b. het vergraven, ophogen, diepwoelen of diepploegen van de bodem;
c. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;
d. het verwijderen van beplanting;
e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze ingraven c.q. indrijven van voorwerpen;
f. het uitvoeren van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
g. het graven van sloten en het leggen van (drainage)leidingen.
22.4.2 Uitzonderingen
Het onder 22.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden:
a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning is verleend;
b. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
c. welke het normale beheer en onderhoud van de leidingen betreffen.
22.4.3 Verlening
De in 22.4.1 genoemde aanlegvergunning wordt slechts verleend indien en voor zover door de werken en werkzaamheden geen veiligheidsrisico's ontstaan en de leidingen niet worden aangetast. Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in 22.4.1 wordt door burgemeester en wethouders schriftelijk advies ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Leiding - Gas aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een ondergrondse hoge druk aardgastransportleiding;
één en ander met de bijbehorende voorzieningen.
23.2 Bouwregels
Op of in de in 23.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bedoelde leiding(en) worden gebouwd. Overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan uit oogpunt van externe veiligheid en energieleveringzekerheid.
23.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 23.2 teneinde het plaatsen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair op grond van de onderliggende bestemming toe te staan, mits hierbij uit hoofde van de bescherming van de leiding, alsmede uit oogpunt van externe veiligheid geen bezwaar bestaat; dienaangaande wordt door burgemeester en wethouders advies ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.
23.4 Aanlegvergunning
23.4.1 Aanlegvergunningplichtige werken
Het is verboden op of in de in 23.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het college van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning), ter plaatse van de in 23.1 bedoelde gronden, de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:
a. het aanbrengen van hoogopgaand en/of diepwortelende beplanting, waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting;
b. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
c. het verrichten van grondroeractiviteiten (bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage) anders dan normaal spit- en ploegwerk;
d. diepploegen;
e. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
f.
het permanent opslaan van goederen waaronder ook
begrepen het opslaan van
afvalstoffen;
g. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
h. het plaatsen van onroerende straatmeubilair, voorzover dit niet gelijk is aan het bepaalde in 23.3;
i. het indrijven van voorwerpen in de bodem.
23.4.2 Advies leidingbeheerder
Alvorens te beslissen op een aanvraag zoals bedoeld in 23.4.1, wint het college van burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder. Het vermelde advies betreft de belangen in verband met de veilige ligging van de leiding en het voorkomen van schade aan de leiding.
23.4.3 Verlening
De werken en/of werkzaamheden als bedoeld in 23.4.1 zijn slechts toelaatbaar indien en voor zover dit niet strijdig is met de belangen vermeld in 23.4.2.
23.4.4 Uitzonderingen
Het verbod als bedoeld in 23.4.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:
a. voorkomen op de beplantingslijst van de leidingbeheerder;
b. mechanisch worden uitgevoerd en daarmee vallen onder de werking van de Wet Informatie Uitwisseling Ondergrondse Netwerken;
c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
d. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
e. worden uitgevoerd ten behoeve van de instandhouding van de leiding(en).
Artikel 24 Leiding
- Hoogspanningsverbinding
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Leiding - Hoogspanningsverbinding aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor aanleg en instandhouding van een bovengrondse hoogspanningsverbinding;
één en ander met de bijbehorende voorzieningen.
24.2 Bouwregels
Binnen deze dubbelbestemming zijn gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet toegestaan.
24.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 24.1 teneinde het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de op deze gronden liggende hoofdbestemming toe te staan, mits hierbij uit hoofde van de bescherming van de leidingen geen bezwaar bestaat; dienaangaande wordt door burgemeester en wethouders advies ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.
24.4 Aanlegvergunning
24.4.1 Aanlegvergunningplichtige werken
Het is verboden op of in de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:
a. het aanbrengen van hoogopgaande beplanting of bomen;
b. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur hoger dan 2,5 m;
c. het opslaan van materialen of stoffen, die onder bepaalde omstandigheden gevaar van brand of explosie kunnen opleveren;
d. het ophogen en egaliseren, bodemverlaging of afgraven of anderszins wijzigen in maaiveld of weghoogte.
24.4.2 Uitzonderingen
Het onder 24.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden:
a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning is verleend;
b. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
c. welke het normale beheer en onderhoud van de leidingen betreffen.
24.4.3 Verlening
De in 24.4.1 genoemde aanlegvergunning wordt slechts verleend indien en voor zover door de werken en werkzaamheden geen veiligheidsrisico's ontstaan en de leidingen niet worden aangetast. Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in 24.4.1 wordt door burgemeester en wethouders schriftelijk advies ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.
25.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Leiding - Riool aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor aanleg en instandhouding van een rioolpersleiding, één en ander met de bijbehorende voorzieningen.
25.2 Bouwregels
Binnen deze dubbelbestemming zijn uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan ten behoeve van deze dubbelbestemming.
25.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 25.2 teneinde het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de op deze gronden liggende hoofdbestemming toe te staan, mits hierbij uit hoofde van de bescherming van de leiding geen bezwaar bestaat; dienaangaande wordt door burgemeester en wethouders advies ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.
25.4 Aanlegvergunning
25.4.1 Aanlegvergunningplichtige werken
Het is verboden op of in de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:
a. het aanbrengen van (half-)verhardingen;
b. het vergraven, ophogen, diepwoelen of diepploegen van de bodem;
c. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;
d. het verwijderen van beplanting;
e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze ingraven c.q. indrijven van voorwerpen;
f. het uitvoeren van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
g. het graven van sloten en het leggen van (drainage)leidingen.
25.4.2 Uitzonderingen
Het onder 25.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden:
a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning is verleend;
b. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
c. welke het normale beheer en onderhoud van de leidingen betreffen.
25.4.3 Verlening
De in 25.4.1 genoemde aanlegvergunning wordt slechts verleend indien en voor zover door de werken en werkzaamheden geen veiligheidsrisico's ontstaan en de leidingen niet worden aangetast. Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in 25.4.1 wordt door burgemeester en wethouders schriftelijk advies ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.
26.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Leiding - Water aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een watertransportleiding;
één en ander met de bijbehorende voorzieningen.
26.2 Bouwregels
Binnen deze dubbelbestemming zijn uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan ten behoeve van deze dubbelbestemming.
26.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 26.2 teneinde het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de op deze gronden liggende hoofdbestemming toe te staan, mits hierbij uit hoofde van de bescherming van de leiding geen bezwaar bestaat; dienaangaande wordt door burgemeester en wethouders advies ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.
26.4 Aanlegvergunning
26.4.1 Aanlegvergunningplichtige werken
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:
a. het aanbrengen van (half-)verhardingen;
b. het vergraven, ophogen, diepwoelen of diepploegen van de bodem;
c. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;
d. het verwijderen van beplanting;
e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze ingraven c.q. indrijven van voorwerpen;
f. het uitvoeren van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
g. het graven van sloten en het leggen van (drainage)leidingen.
26.4.2 Uitzonderingen
Het onder 26.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden:
a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning is verleend;
b. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
c. welke het normale beheer en onderhoud van de leidingen betreffen.
26.4.3 Verlening
De in 26.4.1 genoemde aanlegvergunning wordt slechts verleend indien en voor zover door de werken en werkzaamheden geen veiligheidsrisico's ontstaan en de leidingen niet worden aangetast. Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in 26.4.1 wordt door burgemeester en wethouders schriftelijk advies ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.
Artikel
27 Waarde - Archeologie
aandachtsgebied
27.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologie aandachtsgebied aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud en bescherming van waardevolle verwachte archeologische informatie in de bodem.
27.2 Bouwregels
Binnen deze dubbelbestemming zijn uitsluitend toegestaan gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming, alsmede ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen, mits:
a. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en niet dieper dan de bestaande fundering wordt gebouwd;
b. gebouwen maximaal 2,5 m uit de plaats van de bestaande fundering worden opgericht;
c. de bebouwde oppervlakte niet meer bedraagt dan 100 m2.
27.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde , de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en
beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn.
De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.
27.4 Ontheffing van de bouwregels
27.4.1 Ontheffing
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 27.2 teneinde het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en), indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een ontheffing in ieder geval de volgende voorschriften worden verbonden:
a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al of niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
c. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
27.4.2 Verplichting rapportage of beleidsadvieskaart
De ontheffing als bedoeld in 27.4.1 wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld of getoetst wordt aan een daartoe opgestelde archeologische beleidsadvieskaart.
27.4.3 Advies archeologisch deskundige
Alvorens burgemeester en wethouders beslissen over een ontheffing als bedoeld 27.4.1 winnen zij schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een vrijstelling geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
27.5 Aanlegvergunning
27.5.1 Aanlegvergunningplichtige werken
Het is verboden zonder of in afwijking van een aanlegvergunning op de in deze bestemming bedoelde gronden de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren:
a. het ophogen van de bodem met meer dan 2 m;
b. grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
c. bodem verlagen of afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen) van gronden waarvoor geen ontgrondingenvergunning is vereist;
d. het verlagen van het waterpeil;
e. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
f. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
g. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
h. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
i. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
27.5.2 Uitzonderingen
Het onder 27.5.1 vervatte verbod geldt niet:
a. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft tot een diepte van 30 cm onder het bestaande maaiveld, met dien verstande dat ter plaatse van de bestemming Artikel 3 Agrarisch, Artikel 4 Agrarisch met waarden - Landschap en/of Artikel 5 Agrarisch met waarden - Landschap en natuur een diepte geldt van 50 cm onder het bestaande maaiveld;
b. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft over een maximale oppervlakte van 100 m2;
c. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft binnen een afstand van maximaal 2,5 m uit de plaats van de bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;
d. indien de werken en/of werkzaamheden het gewone onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
e. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een aanlegvergunning in dit kader is verleend;
f. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft die direct samenhangen met een verleende ontheffing op grond van het bepaalde in 27.4.1.
27.5.3 Verlening
Een aanlegvergunning als bedoeld in 27.5.1 mag alleen worden verleend indien door de uitvoering de aanwezige archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden aangetast. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een aanlegvergunning in ieder geval de volgende voorschriften worden verbonden:
a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al of niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
c. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
27.5.4 Advies deskundige
Alvorens een besluit te nemen omtrent het verlenen van een aanlegvergunning winnen burgemeester en wethouders advies in van een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de aanlegvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
27.6 Wijzigingsbevoegdheid
27.6.1 Vervallen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen teneinde de dubbelbestemming Artikel 27 Waarde - Archeologie aandachtsgebied geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Artikel
28 Waarde - Archeologie waardevol
gebied
28.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologie aandachtsgebied aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud en bescherming van waardevolle archeologische informatie in de bodem.
28.2 Bouwregels
Binnen deze dubbelbestemming zijn uitsluitend toegestaan gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming, alsmede ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen, mits:
a. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en niet dieper dan de bestaande fundering wordt gebouwd; of
b. gebouwen maximaal 2,5 m uit de plaats van de bestaande fundering worden opgericht.
28.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde , de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn.
De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.
28.4 Ontheffing van de bouwregels
28.4.1 Ontheffing
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 28.2 teneinde het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en), indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een ontheffing in ieder geval de volgende voorschriften worden verbonden:
a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al of niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
c. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
28.4.2 Verplichting rapportage of beleidsadvieskaart
De ontheffing als bedoeld in 28.4.1 wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld of getoetst wordt aan een daartoe opgestelde archeologische beleidsadvieskaart.
28.4.3 Advies archeologisch deskundige
Alvorens burgemeester en wethouders beslissen over een ontheffing als bedoeld 28.4.1 winnen zij schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een vrijstelling geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
28.5 Aanlegvergunning
28.5.1 Aanlegvergunningplichtige werken
Het is verboden zonder of in afwijking van een aanlegvergunning op de in deze bestemming bedoelde gronden de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren:
a. het ophogen van de bodem met meer dan 2 m;
b. grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
c. bodem verlagen of afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen) van gronden waarvoor geen ontgrondingenvergunning is vereist;
d. het verlagen van het waterpeil;
e. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
f. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
g. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
h. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
i. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
28.5.2 Uitzonderingen
Het onder 28.5.1 vervatte verbod geldt niet:
a. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft tot een diepte van 50 cm onder het bestaande maaiveld, met dien verstande dat ter plaatse van de bestemming Artikel 9 Bos en/of Artikel 14 Natuur een diepte geldt van 30 cm onder het bestaande maaiveld;
b. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft binnen een afstand van maximaal 2,5 m uit de plaats van de bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;
c. indien de werken en/of werkzaamheden het gewone onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
d. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een aanlegvergunning in dit kader is verleend;
e. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft die direct samenhangen met een verleende ontheffing op grond van het bepaalde in 28.4.1.
28.5.3 Verlening
Een aanlegvergunning als bedoeld in 28.5.1 mag alleen worden verleend indien door de uitvoering de aanwezige archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden aangetast. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een aanlegvergunning in ieder geval de volgende voorschriften worden verbonden:
a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al of niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
c. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
28.5.4 Advies deskundige
Alvorens een besluit te nemen omtrent het verlenen van een aanlegvergunning winnen burgemeester en wethouders advies in van een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de aanlegvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
Artikel
29 Waarde - Beschermingszone natte
natuurparel
29.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Beschermingszone natte natuurparel aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, beheer en herstel van de waterhuishoudkundige situatie, gericht op het verbeteren van de condities voor de natuur(waarden).
29.2 Aanlegvergunning
29.2.1 Aanlegvergunningplichtige werken
Het is verboden zonder of in afwijking van een aanlegvergunning op de in deze bestemming bedoelde gronden de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren:
a. verzetten van grond van meer dan 100 m3 of op een diepte van meer dan 60 cm onder maaiveld een en ander voorzover geen vergunning vereist is in het kader van de Ontgrondingenwet;
b. de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van een reeds bestaande drainage;
c. het verlagen van de waterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen;
d. het aanbrengen van niet-omkeerbare verhardingen en/of verharde oppervlakten van meer dan 100 m2 anders dan een bouwwerk.
29.2.2 Uitzonderingen
Het in 29.2.1 opgenomen aanlegvergunningvereiste geldt niet voor:
a. zover de daar genoemde werken en werkzaamheden worden uitgevoerd ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";
b. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
c. werken en werkzaamheden, waarmee is of mag worden begonnen op moment van in werking treden van het reconstructieplan.
29.2.3 Verlening
Een aanlegvergunning als bedoeld in 29.2.1 of de elders in dit bestemmingsplan genoemde aanlegvergunningen mag alleen worden verleend indien door die andere werken en/of werkzaamheden of door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen de waterhuishoudkundige situatie niet onevenredig wordt of kan worden aangetast.
29.2.4 Advies waterstaatsgezag
Alvorens te beslissen over een aanvraag voor een aanlegvergunning als bedoeld in 29.2.1 horen burgemeester en wethouders het ter plaatse bevoegde waterstaatsgezag.
Artikel
30 Waarde - Natura 2000
30.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Natura 2000 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
a. het instandhouden van de landschaps- en natuurwaarden;
b. het voorkomen van verslechtering en verstoring van de aanwezige natuurlijke habitats.
30.2 Ontheffing van de bouwregels
Voor zover ingevolge de gronden waarmee de onderhavige bestemming samenvalt, ontheffing wordt verleend, dienen bij de criteria voor verlening of medewerking tevens de volgende eisen in acht te worden genomen:
a. de ontheffing mag geen significant nadelige effecten hebben op de belangen die, getuige de instandhoudingsdoelstellingen, door aanwijzing als Natura-2000-gebied worden beschermd;
b. van het bepaalde onder a mag worden afgeweken indien aangetoond wordt dat er geen redelijk alternatief voorhanden is en er tevens sprake is van een dwingende reden van openbaar belang.
30.3 Ontheffing van de gebruiksregels
Voor zover ingevolge de gronden waarmee de onderhavige bestemming samenvalt, ontheffing wordt verleend, dienen bij de criteria voor verlening of medewerking tevens de volgende eisen in acht te worden genomen:
a. de ontheffing mag geen significant nadelige effecten hebben op de belangen die, getuige de instandhoudingsdoelstellingen, door aanwijzing als Natura-2000-gebied worden beschermd;
b. van het bepaalde onder a mag worden afgeweken indien aangetoond wordt dat er geen redelijk alternatief voorhanden is en er tevens sprake is van een dwingende reden van openbaar belang.
30.4 Aanlegvergunning
Voor zover ingevolge de gronden waarmee de onderhavige bestemming samenvalt, een aanlegvergunning kan worden afgegeven dienen bij de criteria voor verlening tevens de volgende eisen in acht te worden genomen:
a. de werken/werkzaamheden mogen geen significante nadelige effecten hebben op de belangen die, getuige de instandhoudingsdoelstellingen, door aanwijzing als Natura-2000-gebied worden beschermd;
b. van het bepaalde onder a mag worden afgeweken indien aangetoond wordt dat er geen redelijk alternatief voorhanden is en er tevens sprake is van een dwingende reden van openbaar belang.
30.5 Wijzigingsbevoegdheid
Voor zover ingevolge de gronden waarmee de onderhavige bestemming samenvalt, ontheffing wordt verleend of medewerking aan een wijziging ex artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening wordt gegeven dienen bij de criteria voor verlening of medewerking tevens de volgende eisen in acht te worden genomen:
a. de wijziging mag geen significant nadelige effecten hebben op de belangen die, getuige de instandhoudingsdoelstellingen, door aanwijzing als Natura-2000-gebied worden beschermd;
b. van het bepaalde onder a mag worden afgeweken indien aangetoond wordt dat er geen redelijk alternatief voorhanden is en er tevens sprake is van een dwingende reden van openbaar belang.
Artikel 31 Waterstaat
- Waterbergingsgebied
31.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waterstaat - Waterbergingsgebied aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de tijdelijke opvang van water.
31.2 Bouwregels
Binnen deze dubbelbestemming zijn uitsluitend toegestaan gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming, mits de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 2 m.
31.3 Ontheffing van de bouwregels
31.3.1 Ontheffing
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 31.1 teneinde het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en), indien het waterbergend vermogen van de gronden niet onevenredig wordt aangetast.
31.3.2 Advies waterschap
Alvorens burgemeester en wethouders beslissen over een ontheffing als bedoeld 31.3.1 winnen zij schriftelijk advies in bij het waterschap.
31.4 Aanlegvergunning
31.4.1 Aanlegvergunningplichtige werken
Het is verboden zonder of in afwijking van een aanlegvergunning op de in deze bestemming bedoelde gronden de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren:
a. het ophogen van gronden;
b. het aanbrengen van kaden of het wijzigen daarvan.
31.4.2 Uitzonderingen
Het onder 31.4.1 vervatte verbod geldt niet:
a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning is verleend;
b. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
c. welke betreffen het normale onderhoud en beheer.
31.4.3 Verlening
Een aanlegvergunning als bedoeld in 31.4.1 mag alleen worden verleend indien door de uitvoering de aanwezige archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden aangetast. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een vrijstelling in ieder geval de volgende voorschriften worden verbonden:
a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al of niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
c. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
31.4.4 Advies deskundige
Alvorens een besluit te nemen omtrent het verlenen van een aanlegvergunning winnen burgemeester en wethouders advies in van een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de aanlegvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
Artikel
32 Sloopregeling cultuurhistorisch
waardevolle panden
32.1 Sloopvergunning beeldbepalende panden
32.1.1 Sloopvergunningplichtige activiteiten
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (sloopvergunning) een (woon)boerderij geheel of gedeeltelijk te slopen.
32.1.2 Uitzonderingen vergunningplicht
Het in 32.1.1. vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning is verleend;
b. die het normale onderhoud betreffen;
c. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
32.1.3 Verlening
De in 32.1.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend:
a. indien de instandhouding van het (woon)boerderij geen bijdrage meer levert aan de culuurhistorische waarde van het (woon)boerderij en de omgeving; en/of
b. indien het (woon)boerderij niet meer beschikt over de eigenschappen die het (woon)boerderij de cultuurhistorische waarden heeft verschaft.
32.1.4 Advies deskundige
Alvorens een besluit te nemen omtrent het verlenen van een sloopvergunning winnen burgemeester en wethouders advies in van de Boerderijen Stichting en de monumentencommissie omtrent de vraag of door het verlenen van de sloopvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de cultuurhistorische waarden van het (woon)boerderij en de omgeving.
Artikel
33 Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel
34 Algemene bouwregels
34.1 Afwijkende maatvoering
Bestaande gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die zijn opgericht in overeenstemming met de Woningwet, maar in afwijking van dit bestemmingsplan, zijn toegestaan. Herbouw van deze bestaande gebouwen is niet toegestaan.
Artikel
35 Algemene aanduidingsregels
35.1 Gebiedsaanduidingen
Ter plaatse van de gebiedsaanduidingen:
a. "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied primair";
b. "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied secundair";
c. "reconstructiewetzone - extensiveringsgebied natuur";
d. "reconstructiewetzone - extensiveringsgebied overige";
e. "reconstructiewetzone - verwevingsgebied";
f. “wro-zone - aanlegvergunning aardkundig waardevol“;
g. “wro-zone - aanlegvergunning historisch geografisch waardevol“;
h. “wro-zone – wijzigingsgebied 1”;
i. “wro-zone – wijzigingsgebied bebouwingsconcentratie”;
j. "wro-zone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone";
aangeduide gronden gelden specifieke regels. Deze specifieke regels zijn opgenomen in de bestemming waarbinnen dit geldt.
35.2 Geluidzone - industrie
In afwijking van het overigens in het plan bepaalde is het niet toegestaan nieuwe geluidsgevoelige objecten te bouwen of geluidsgevoelige terreinen aan te leggen of in te richten ter plaatse van de aanduiding "geluidzone - industrie", te weten de 50 dB(A) zone behorende bij het industrieterrein.
35.3 Geluidzone - motorcrossterrein
In afwijking van het overigens in het plan bepaalde is het niet toegestaan nieuwe geluidsgevoelige objecten te bouwen of geluidsgevoelige terreinen aan te leggen of in te richten ter plaatse van de aanduiding "geluidzone - motorcrossterrein", te weten de 50 dB(A) zone behorende bij het motorcrossterrein.
35.4 Geluidzone - vliegveld
35.4.1 Verbodsbepaling
In afwijking van het overigens in het plan bepaalde is het niet toegestaan nieuwe geluidsgevoelige objecten te bouwen of geluidsgevoelige terreinen aan te leggen, in te richten of te gebruiken ter plaatse van de aanduiding "geluidzone - vliegveld 65-55 Ke", te weten het gebied tussen de 65 en 55 Ke-lijn, ter plaatse van de aanduiding "geluidzone - vliegveld 55-45 Ke", te weten het gebied tussen de 55 en de 45 Ke-lijn, ter plaatse van de aanduiding "geluidzone - vliegveld 45-40 Ke", te weten het gebied tussen de 45 en 40 Ke-lijn of ter plaatse van de aanduiding "geluidzone - vliegveld 40-35 Ke", te weten het gebied tussen de 40 en 35 Ke-lijn, allen behorende bij het vliegveld.
35.4.2 Ontheffing
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 35.4.1 teneinde het oprichten van geluidsgevoelige objecten en/of het aanleggen, inrichten of gebruiken van geluidsgevoelige terreinen ten behoeve van de op deze gronden liggende bestemmingen toe te staan ter plaatse van de aanduiding "geluidzone - vliegveld 65-55 Ke", ter plaatse van de aanduiding "geluidzone - vliegveld 55-45 Ke", ter plaatse van de aanduiding "geluidzone - vliegveld 45-40 Ke" of ter plaatse van de aanduiding "geluidzone - vliegveld 40-35 Ke", mits hierbij wordt voldaan aan de wet- en regelgeving omtrent geluidsbelasting door landende en opstijgende luchtvaartuigen per aangeduid Ke-gebied.
35.5 Geluidzone - vliegveld grondgeluid
35.5.1 Verbodsbepaling
In afwijking van het overigens in het plan bepaalde is het niet toegestaan nieuwe geluidsgevoelige objecten te bouwen of geluidsgevoelige terreinen aan te leggen, in te richten of te gebruiken ter plaatse van de aanduiding "geluidzone - vliegveld grondgeluid", te weten de geluidzone behorende bij het grondgeluid van het vliegveld.
35.5.2 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming op onderdelen wijzigen teneinde de aanduiding "geluidzone - vliegveld grondgeluid" te verplaatsen ten behoeve van een nieuw vastgestelde of vast te stellen geluidzone grondgeluid van het vliegveld.
35.6 Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied
Ter plaatse van de aanduiding "milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied" geldt als aanvullend doeleind de bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de openbare drinkwatervoorziening.
35.7 Milieuzone - stiltegebied
Ter plaatse van de aanduiding “milieuzone – stiltegebied” zijn geen nieuwe ontwikkelingen toegelaten die het natuurlijk heersende geluidsniveau van 40 dB(A) structureel aantasten. Dit betekent in ieder geval dat onderstaande functies niet zijn toegestaan:
a. lawaaisporten;
b. nieuwvestiging van intensieve recreatie;
c. nieuwvestiging van niet-agrarische bedrijvigheid;
d. laagvliegbewegingen;
Een geluidsrapport dient te worden overlegd wanneer nieuwe functies zijn gepland binnen het stiltegebied.
35.8 Veiligheidszone - leiding
35.8.1 Bouwregels
Ter plaatse van de aanduiding "veiligheidszone - leiding" is het verboden kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten op te richten.
35.8.2 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming op onderdelen wijzigen teneinde de aanduiding "veiligheidszone - leiding" te wijzigen in die zin dat:
a. de aanduiding "veiligheidszone - leiding" vervalt, indien uit nader onderzoek is gebleken dat de risicovolle inrichting buiten werking is gesteld;
b. de aanduiding "veiligheidszone - leiding" wordt verkleind, indien uit onderzoek is gebleken dat door een wijziging van de bedrijfsvoering in de risicovolle inrichting de plaatsgebonden risicocontour kleiner is geworden of dat door aangepaste wet- en regelgeving, nieuwe inzichten, danwel nieuwe rekenmethoden een kleinere plaatsgebonden risicocontour geldt.
35.9 Veiligheidszone - lpg
35.9.1 Bouwregels
Ter plaatse van de aanduiding "veiligheidszone - lpg" is het verboden kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten op te richten.
35.9.2 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming op onderdelen wijzigen teneinde de aanduiding "veiligheidszone - lpg" te wijzigen in die zin dat:
a. de aanduiding "veiligheidszone - lpg" vervalt, indien uit nader onderzoek is gebleken dat de risicovolle inrichting buiten werking is gesteld;
b. de aanduiding "veiligheidszone - lpg" wordt verkleind, indien uit onderzoek is gebleken dat door een wijziging van de bedrijfsvoering in de risicovolle inrichting de plaatsgebonden risicocontour kleiner is geworden of dat door aangepaste wet- en regelgeving, nieuwe inzichten, danwel nieuwe rekenmethoden een kleinere plaatsgebonden risicocontour geldt.
35.10 Veiligheidszone - munitie
35.10.1 Veiligheidszone - munitie B
Ter plaatse van de aanduiding "veiligheidszone - munitie B", te weten de B-gevarenzone munitieopslagplaatsen, is geen bebouwing toegestaan, waarin zich regelmatig personen bevinden, zoals woonhuizen, winkels, kantoren, fabrieken, cafés en dergelijke. Daarnaast zijn sportvelden, zwembaden, kampeerterreinen, caravanparken, jachthavens en dergelijke niet toegestaan. Wegen met beperkt verkeer zijn toelaatbaar, evenals beperkte dagrecreatie.
35.10.2 Veiligheidszone - munitie C
Ter plaatse van de aanduiding "veiligheidszone - munitie C", te weten de C-gevarenzone munitieopslagplaatsen, is het verboden gebouwen op te richten met vlies- of gordijngevelconstructies alsmede gebouwen met grote glasoppervlakten, waarin zich in de regel een groot aantal mensen bevindt.
35.10.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming op onderdelen wijzigen teneinde de aanduiding "veiligheidszone - munitie B" en/of de aanduiding "veiligheidszone - munitie C" te wijzigen in die zin dat:
a. de aanduiding "veiligheidszone - munitie B" en/of de aanduiding "veiligheidszone - munitie C" vervalt, indien uit nader onderzoek is gebleken dat de risicovolle inrichting buiten werking is gesteld;
b. de aanduiding "veiligheidszone - munitie B" en/of de aanduiding "veiligheidszone - munitie C" wordt verkleind, indien uit onderzoek is gebleken dat door een wijziging van de bedrijfsvoering in de risicovolle inrichting de plaatsgebonden risicocontour kleiner is geworden of dat door aangepaste wet- en regelgeving, nieuwe inzichten, danwel nieuwe rekenmethoden een kleinere plaatsgebonden risicocontour geldt.
35.11 Veiligheidszone - overige inrichtingen
35.11.1 Bouwregels
Ter plaatse van de aanduiding "veiligheidszone - overige inrichtingen" is het verboden kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten op te richten.
35.11.2 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming op onderdelen wijzigen teneinde de aanduiding "veiligheidszone - overige inrichtingen" te wijzigen in die zin dat:
a. de aanduiding "veiligheidszone - overige inrichtingen" vervalt, indien uit nader onderzoek is gebleken dat de risicovolle inrichting buiten werking is gesteld;
b. de aanduiding "veiligheidszone - overige inrichtingen" wordt verkleind, indien uit onderzoek is gebleken dat door een wijziging van de bedrijfsvoering in de risicovolle inrichting de plaatsgebonden risicocontour kleiner is geworden of dat door aangepaste wet- en regelgeving, nieuwe inzichten, danwel nieuwe rekenmethoden een kleinere plaatsgebonden risicocontour geldt.
35.12 Veiligheidszone - vliegveld
35.12.1 Veiligheidszone - vliegveld 10-6 - 10-5
Ter plaatse van de aanduiding "veiligheidszone - vliegveld 10-5", te weten het gebied tussen de 10-6 en de 10-5 risicocontour van het plaatsgebonden risico, gelden de volgende bepalingen:
a. nieuwbouw van een gebouw, niet zijnde een bedrijfswoning, is niet toegestaan;
b. in afwijking van het bepaalde onder a. kan voor nieuwbouw van een gebouw een verklaring van geen bezwaar worden afgegeven door het rijk:
c. ten aanzien van een woning en een kwetsbaar gebouw bij een vliegveld wordt de verklaring van geen bezwaar, bedoeld onder b., slechts afgegeven:
1. bij nieuwbouw op een open plek in de bestaande bebouwing;
2. bij verandering van de bestemming van een gebouw; of
3. bij verplaatsing van een woning of een kwetsbaar gebouw naar een minder risicodragende locatie binnen het gebied;
d. het bepaalde onder c sub 3 wordt niet eerder toegepast dan nadat aan de oude woning of aan het oude kwetsbare gebouw de bestemming is onttrokken.
35.12.2 Veiligheidszone - vliegveld groter dan 10-5
Ter plaatse van de aanduiding "veiligheidszone - vliegveld groter dan 10-5", te weten het gebied groter dan de 10-5 risicocontour van het plaatsgebonden risico, gelden de volgende bepalingen:
a. nieuwbouw van een gebouw is niet toegestaan;
b. in afwijking van het bepaalde onder a. is vervangende nieuwbouw van bestaande bedrijfswoningen toegestaan;
c. in afwijking van het bepaalde onder a. kan voor vervangende nieuwbouw van een beperkt kwetsbaar gebouw en voor nieuwbouw van een overig gebouw, te weten een gebouw niet zijnde een woning, een beperkt kwetsbaar gebouw of een kwetsbaar gebouw, een verklaring van geen bezwaar door het rijk worden afgegeven.
35.12.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming op onderdelen wijzigen teneinde de aanduiding "veiligheidszone - vliegveld 10-5" en/of "veiligheidszone - vliegveld 10-6" te wijzigen in die zin dat:
a. de aanduiding "veiligheidszone - vliegveld 10-5" en/of "veiligheidszone - vliegveld 10-6" wordt verkleind, indien uit onderzoek is gebleken dat door een wijziging van de bedrijfsvoering in de risicovolle inrichting de plaatsgebonden risicocontour kleiner is geworden of dat door aangepaste wet- en regelgeving, nieuwe inzichten, danwel nieuwe rekenmethoden een kleinere plaatsgebonden risicocontour geldt.
35.13 Vrijwaringszone - molenbiotoop
35.13.1 Algemen
Ter plaatse van de aanduiding "vrijwaringszone - molenbiotoop" gelden ter bescherming en instandhouding van de belangen van de bestaande molen als werktuig en beeldbepalend landschapselement en ter behoud, beheer en bescherming van de cultuurhistorische waarden van de molen de hierna volgende bepalingen:
35.13.2 Bouwregels
Binnen deze aanduiding zijn uitsluitend toegestaan gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van de molen. Bouwen ten behoeve van de onderliggende bestemming is uitsluitend toegestaan in één van de volgende gevallen:
a. bestemming is toegestaan, maximaal 4,60 m bedragen binnen een afstand van 50 m gemeten vanaf de voet van de molen;
b. op een afstand van meer dan 50 m gemeten vanaf de voet van de molen mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan maximaal 1/50 van de afstand gemeten tussen het bouwwerk en de voet van de aangeduide molen, vermeerderd met 3,60 m.
c. na verlening van ontheffing als opgenomen in 35.13.3.
35.13.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 35.13.2 teneinde het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende bestemmingen toe te staan, mits de hierdoor hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, het huidige en het toekomstige functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering, de waarde van de molen als landschapselement en de cultuurhistorische waarde, niet onevenredig in gevaar kan worden gebracht. Hiertoe wordt advies ingewonnen bij een terzake deskundige.
35.13.4 Aanlegvergunning
a Aanlegvergunningplichtige werken
Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten voeren:
1. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur;
2. het ophogen van gronden;
3. het beplanten met bomen, heesters en andere opgaande begroeiing.
b Uitzonderingen
Het onder a vervatte verbod geldt niet voor de werken of werkzaamheden:
1. werken of werkzaamheden, die het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel
2. van ondergeschikte betekenis zijn en/of
3. voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
4. welke ten tijde van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren;
5. binnen het kader van het op de bestemming van die gronden gerichte normale onderhoud en beheer, dan wel
6. die welke voortvloeien uit het normale gebruik.
c Verlening
De onder a bedoelde werken of werkzaamheden zijn toelaatbaar, indien door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, het huidige en/of toekomstig functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering, de waarde van de molen als landschapselement en de cultuurhistorische waarde, niet onevenredig in gevaar kan worden gebracht. Hiertoe wordt advies ingewonnen bij een terzake deskundige.
35.14 Vrijwaringszone - vliegveld
35.14.1 Algemeen
Ter plaatse van de aanduiding vrijwaringszone - vliegveld 20,3 m NAP", ter plaatse van de aanduiding "vrijwaringszone - vliegveld 22,4 m NAP", ter plaatse van de aanduiding "vrijwaringszone - vliegveld 32,4 m NAP", ter plaatse van de aanduiding "vrijwaringszone - vliegveld 42,4 m NAP", ter plaatse van de aanduiding "vrijwaringszone - vliegveld 52,4 m NAP", ter plaatse van de aanduiding "vrijwaringszone - vliegveld 62,4 m NAP" gelden ter bescherming en instandhouding van de belangen van de ILS-zone van het vliegveld de hierna volgende bepalingen:
35.14.2 Bouwen
Op de in 35.14.1 bedoelde gronden zijn uitsluitend toegestaan bouwwerken die ten dienste staan van het vliegveld. Bouwen ten behoeve van de bestemming is uitsluitend toegestaan met een maximale goot- en bouwhoogte, zoals ter plaatse op grond van de bestemming geldt, met dien verstande dat:
a. ter plaatse van de aanduiding vrijwaringszone - vliegveld 20,3 m NAP" een maximale bouwhoogte geldt van 20,3 m ten opzichte van NAP;
b. ter plaatse van de aanduiding vrijwaringszone - vliegveld 22,4 m NAP" een maximale bouwhoogte geldt van 22,4 m ten opzichte van NAP;
c. ter plaatse van de aanduiding "vrijwaringszone - vliegveld 32,4 m NAP" maximale bouwhoogte geldt van 32,4 m ten opzichte van NAP;
d. ter plaatse van de aanduiding "vrijwaringszone - vliegveld 42,4 m NAP" maximale bouwhoogte geldt van 42,4 m ten opzichte van NAP;
e. ter plaatse van de aanduiding "vrijwaringszone - vliegveld 52,4 m NAP" maximale bouwhoogte geldt van 52,4 m ten opzichte van NAP;
f. ter plaatse van de aanduiding "vrijwaringszone - vliegveld 62,4 m NAP" maximale bouwhoogte geldt van 62,4 m ten opzichte van NAP.
35.14.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 35.14.2 teneinde het oprichten van hogere bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende bestemmingen toe te staan, mits hierbij de ILS-zone niet wordt geschaad. Hiertoe wordt advies ingewonnen bij het ministerie van Defensie.
Artikel
36 Algemene procedureregels
36.1 Procedureregels ontheffing
Bij het verlenen van ontheffingen overeenkomstig een in dit plan opgenomen ontheffingsbepaling nemen burgemeester en wethouders de volgende regels in acht:
a. Het ontwerpbesluit strekkende tot ontheffing ligt gedurende 4 weken ter inzage.
b. De terinzagelegging wordt tevoren bekend gemaakt in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente verspreid worden en voorts op de in de gemeente gebruikelijke wijze.
c. De bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid van belanghebbenden om gedurende de termijn van terinzagelegging zienswijzen tegen het ontwerpbesluit kenbaar te maken bij burgemeester en wethouders.
d. Burgemeester en wethouders delen aan hen die hun zienswijze kenbaar hebben gemaakt, de beslissing daaromtrent mede.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
37.1 Overgangsrecht bouwwerken
37.1.1 Algemeen
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
37.1.2 Ontheffing
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde in 37.1.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 37.1.1 met maximaal 10 %.
37.1.3 Uitzondering
Het bepaalde in 37.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
37.2 Overgangsrecht gebruik
37.2.1 Algemeen
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
37.2.2 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 37.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
37.2.3 Onderbroken gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in 37.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
37.2.4 Uitzondering
Het bepaalde in 37.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
37.3 Persoonsgebonden overgangsrecht
37.3.1 Specifieke vorm van wonen - persoonsgebonden overgangsrecht
Voor de gebouwen ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van wonen - persoonsgebonden overgangsrecht” geldt het volgende:
deze gebouwen zijn in strijd met het bestemmingsplan in gebruik genomen als burgerwoning. Dit gebruik mag worden voortgezet door diegene die het gebouw gebruiken als burgerwoning ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit bestemmingsplan. Zodra het gebruik als burgerwoning door de bestaande gebruikers wordt beëindigd vervalt het recht op gebruik van deze gebouwen als burgerwoning.
Als bestaande gebruiker wordt aangemerkt de persoon/personen die op het moment van het van kracht worden van deze regels volgens de gemeentelijke basisadministratie van de gemeente Eersel als hoofdbewoner en diens partner staan ingeschreven op het betreffende adres.
37.3.2 Specifieke vorm van recreatie - persoonsgebonden overgangsrecht
Voor de gebouwen ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie - persoonsgebonden overgangsrecht” geldt het volgende:
deze gebouwen zijn in strijd met het bestemmingsplan in gebruik genomen als recreatiewoning. Dit gebruik mag worden voortgezet door diegene die het gebouw gebruiken als recreatiewoning ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit bestemmingsplan. Zodra het gebruik als recreatiewoning door de bestaande gebruikers wordt beëindigd vervalt het recht op gebruik van deze gebouwen als recreatiewoning.
Als bestaande gebruiker wordt aangemerkt de persoon/personen die op het moment van het van kracht worden van deze regels volgens de ingediende zienswijze als hoofdgebruiker en diens partner bekend zijn.
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Buitengebied.