De voor ‘Agrarisch met waarden – Landschap’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a agrarische grondexploitatie;
b behoud, herstel en ontwikkeling van de aanwezige landschappelijke waarden;
c behoud, herstel en ontwikkeling van de aanwezige cultuurhistorische en historisch-stedenbouwkundige waarden;
d extensief recreatief medegebruik;
e groenvoorzieningen;
f water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
alsmede voor:
g het behoud en herstel van landschapselementen ter plaatse van de aanduiding ‘landschapswaarden’.
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
Op de gronden mogen uitsluitend overwegend open terreinafscheidingen worden gebouwd waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 1 m.
a Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
1 het aanbrengen van (infrastructurele) ondergrondse leidingen;
2 het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 200 m˛;
3 het kappen en/of rooien van bomen en/of houtgewas;
4 het beplanten van gronden met houtgewas, met uitzondering van het beplanten van houtgewas in het kader van agrarische wisselteelt (teelt van maximaal 5 jaar);
5 het diepploegen en diepwoelen van de bodem;
6 het afgraven, ophogen, en egaliseren van de bodem.
b In aanvulling op het bepaalde in sub a is het ter plaatse van de aanduiding ‘landschapswaarden’ verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
1 het aanleggen, verbreden of verharden van wegen of banen en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen.
Het in lid 4.3.1 vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden welke:
a het normale onderhoud en/of landschapsbeheer betreffen;
b reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
c waarvoor ten tijde van het van kracht worden van dit plan omgevingsvergunning is verleend.
De in lid 4.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaats vindt van:
a de landschappelijke waarden;
b de cultuurhistorische en historisch-stedenbouwkundige waarden;
c het landschapselement, ter plaatse van de aanduiding ‘landschapswaarden’.