Inhoud
Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 9 Algemene gebruiksregels
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Bijlage:
Staat van Bedrijfsactiviteiten, functiemenging
In deze regels wordt verstaan onder:
het bestemmingsplan ‘Duizel-Noord’ van de gemeente Eersel.
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0770.BPDnoord1003-ONT1 met de bijbehorende regels en bijlagen.
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
bebouwing waarbij de hoofdgebouwen aan beide zijden in de perceelsgrens zijn gebouwd, met dien verstande dat de eindwoning slechts aan één zijde in de zijdelingse perceelsgrens hoeft te worden gebouwd.
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend.
- de achterste grens van een bouwvlak, gezien vanaf de weg waarop het hoofdgebouw is georiënteerd;
- indien er niet sprake is van een achterste grens van een bouwvlak dan wel geen bouwvlak is aangegeven: de denkbeeldige lijn die wordt getrokken langs de achtergevel van het hoofdgebouw -zonder aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen- alsmede het verlengde daarvan.
een bijgebouw bij een woning, dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met die woning en waar een gedeelte van de huishouding, zoals gehuisvest in die woning, uit een oogpunt van mantelzorg is ondergebracht.
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
een in de regels dan wel op de verbeelding opgenomen getal dat het percentage van een bouw- of bestemmingsvlak aangeeft dat ten hoogste mag worden bebouwd.
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan-huis-verbonden beroepen daaronder niet begrepen.
de bouwlaag van een gebouw, die rechtstreeks ontsloten wordt
vanaf het straatniveau dan wel waarvan de bovenkant van de vloer maximaal
de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.
bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning;
het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen.
de grens van een bestemmingsvlak.
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
de grens van een bouwvlak.
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolgde de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct hetzij indirect steun vindt in of op de grond.
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden.
de bouwlaag op de begane grond.
hoekige of ronde uitbouw aan de voor- of zijgevel van een hoofdgebouw.
de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend zoals escortservices en bemiddelingsbureaus.
recreatie die aansluit bij het agrarisch bedrijf of bij de natuur- en landschapsbeleving van het landelijk gebied.
doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
bebouwing waarbij het hoofdgebouw niet grenst aan een ander hoofdgebouw maar waarbij het hoofdgebouw door een bijgebouw is geschakeld aan een ander hoofdgebouw.
een functie waarvoor het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt.
een gebouw dat op een bouwperceel, door zijn constructie, bouwmassa, ruimtelijke uitstraling en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk is aan te merken.
een kantoor met een publieksaantrekkende hoofdfunctie zoals een bank, postkantoor, reisbureau en uitzendbureau;
een kantoor zonder publieksaantrekkende hoofdfunctie zoals een kantoor in assurantiën en verzekeringen.
overkapping aan de gevel van een gebouw die constructief verbonden is met het gebouw.
het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.
een activiteit van zeer beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang zodat de functie waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie herkenbaar blijft.
functie die ondergeschikt is aan de hoofdfunctie.
een dakconstructie vrijstaand zonder wanden dan wel aan maximaal drie zijden begrensd door de gevels van belendende gebouwen, die niet wordt aangemerkt als een gebouw.
een woning met een geheel of gedeeltelijk omsloten binnenplaats of binnentuin, gevormd door de gevels van belendende, dan wel op het eigen bouwperceel aanwezige bebouwing.
detailhandel in goederen die ter plaatse wordt vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan het productieproces.
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding.
een seksinrichting bestemd voor of in gebruik voor het zich vanaf de openbare weg of een andere voor het publiek toegankelijke plaats, zichtbaar ter beschikking stellen tot het tegen betaling verlenen van seksuele diensten aan anderen (prostitutie).
het ondernemen van activiteiten voor diens plezier.
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.
Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
het door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa's bepaalde beeld, inclusief de ter plaatse door de infrastructuur, de begroeiing en andere door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen, gevormde ruimte(n).
het door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel aanlokken.
bebouwing waarbij de hoofdgebouwen aan één zijde in de zijdelingse perceelsgrens zijn gebouwd, waarbij onderscheid kan worden gemaakt in geschakelde hoofdgebouwen en twee aaneengebouwde hoofdgebouwen.
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
de denkbeeldige lijn die strak langs de voorgevel van het hoofdgebouw wordt getrokken tot aan de zijdelingse perceelsgrenzen.
de grens van het bouwvlak die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd.
bebouwing waarbij de hoofdgebouwen aan beide zijden niet in de perceelsgrens zijn gebouwd.
het oppervlakte aan water zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen.
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit, waaronder duikers, stuwen, gemalen, inlaten en voorzieningen ten behoeve van berging en infiltratie van hemelwater.
een constructie geen gebouw of bouwwerk zijnde.
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
de kortste afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse grens van het bouwperceel.
het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.
tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren.
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
a voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
b in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
c indien in het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil).
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het
bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen,
gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten,
luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de
overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan
De voor ‘Agrarisch’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a agrarisch grondexploitatie;
b de uitoefening van een agrarisch bedrijf met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
c extensief recreatief medegebruik;
d een speelterrein ter plaatse van de aanduiding ‘speelvoorziening’;
e groenvoorzieningen;
f water en waterhuishoudkundige doeleinden.
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a Overkappingen zijn niet toegestaan.
b
De bouwhoogte van terreinafscheidingen mag niet
meer bedragen dan
c
De bouwhoogte van speeltoestellen ter plaatse
van de aanduiding ‘speelvoorziening’ mag niet meer bedragen dan
d
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan
Ter plaatse van de aanduiding ‘speelvoorziening’ mag een speelterrein met bijbehorende voorzieningen worden aangelegd met een maximale oppervlakte van 2.000 m2.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone - wijzigingsgebied’ het bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van de nieuwbouw van maximaal 37 woningen met de daarbij behorende groen- en verkeersvoorzieningen. Hiervoor gelden de volgende bepalingen:
a De ontwikkeling mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
b Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.
c De woningbouw dient te passen binnen het gemeentelijke volkshuisvestingsbeleid.
d De ontwikkeling dient inpasbaar te zijn vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt.
e Er dient rekening te worden gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding (waterkwaliteit en -kwantiteit).
f De economische haalbaarheid dient te zijn gegarandeerd.
g
De goothoogte van de woningen mag niet meer
bedragen dan
h
De bouwhoogte van de woningen mag niet meer
bedragen dan
De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a groenvoorzieningen;
b in- en uitritten;
c bermen en beplanting;
d paden;
e evenementen;
f speelvoorzieningen;
g nutsvoorzieningen;
h water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
i voorzieningen voor langzaam verkeer.
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a
De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag
niet meer bedragen dan
b
De hoogte van kunstobjecten mag niet meer
bedragen dan
c
De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, mag niet meer bedragen dan
De voor ‘Verkeer - Verblijfsgebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a voorzieningen voor verkeer en verblijf;
b parkeervoorzieningen;
c groenvoorzieningen;
d speelvoorzieningen;
e nutsvoorzieningen;
f water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
alsmede voor:
g de instandhouding en bescherming van de laanstructuur.
Op deze gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen worden gebouwd. Hiervoor gelden de volgende bepalingen:
a
De oppervlakte per gebouw mag niet meer bedragen
dan
b
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a
De hoogte van palen, masten en portalen voor
geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan
b
De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag
niet meer bedragen dan
c
De hoogte van kunstobjecten mag niet meer
bedragen dan
d
De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, mag niet meer bedragen dan
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
a het kappen en/of rooien van bomen en/of houtgewas;
b het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakte verhardingen.
Het in lid 5.3.1 vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden welke:
a het normale onderhoud betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
b reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
De in lid 5.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de instandhouding en bescherming van de laanstructuur.
De voor ‘Wonen -
a wonen;
b aan-huis-verbonden beroepen;
c lichte bedrijvigheid op de begane grond, genoemd in de bijlage (Staat van bedrijfsactiviteiten, functiemenging) onder de milieucategorie A;
d tuinen, erven en verhardingen;
e water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
a Uitsluitend vrijstaande woningen zijn toegestaan.
b Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
De bouwgrens mag uitsluitend worden overschreden met een erker, balkon of luifel, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
1
De overschrijding mag niet meer bedragen dan
2 Een erker mag uit maximaal 2 bouwlagen bestaan.
3 De breedte van de overschrijding mag in totaal niet meer dan de helft van de breedte van het hoofdgebouw bedragen.
4
De afstand tot de bestemmingsgrens mag niet
minder bedragen dan
c Het aantal woningen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ is aangegeven.
d
De voorgevel moet worden gesitueerd in de
voorgevelrooilijn of op een afstand van niet meer dan
e De goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ is aangegeven.
f De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ is aangegeven.
g
De afstand van een hoofdgebouw tot de
zijdelingse perceelsgrenzen mag aan beide zijden niet minder bedragen dan
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:
a Aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’ worden gebouwd.
b
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een
afstand van ten minste
c
Eén der zijstroken bij een woning dient vrij van
aan- en uitbouwen en bijgebouwen te blijven tot
d
Het bebouwingspercentage van de gronden ter plaatse van de
aanduiding ‘bijgebouwen’ mag maximaal 50% bedragen tot een maximum gezamenlijke
oppervlakte van
e
De goothoogte mag niet meer bedragen dan
f Met betrekking tot de bouwhoogte geldt het volgende:
1
van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag de
bouwhoogte niet meer bedragen dan
2
indien aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden
gebouwd in de perceelsgrens, mag de bouwhoogte in de perceelsgrens niet meer
bedragen dan
3
indien aan- en uitbouwen en bijgebouwen aan
weerszijden van de perceelsgrens aaneengesloten worden gebouwd, mag de
bouwhoogte niet meer bedragen dan
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.
b Overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’ worden gebouwd.
c
Overkappingen dienen op een afstand van ten
minste
d
De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag
niet meer dan
e
De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, mag niet meer bedragen dan
f
De gezamenlijke oppervlakte van overkappingen,
voor zover gesitueerd buiten het bouwvlak, mag niet meer bedragen dan
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken:
a van de bouwregels voor de bouw van één praktijkruimte aansluitend aan een woning, in samenhang met omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6.5 onder a. Hiervoor gelden de volgende bepalingen:
1
De vloeroppervlakte mag niet meer dan
2
Bebouwing dient op een afstand van ten minste
3 De bebouwing dient te zijn georiënteerd op en rechtstreeks bereikbaar te zijn vanaf de openbare weg.
4
De goothoogte mag niet meer dan
5 Met betrekking tot de bouwhoogte geldt het volgende:
-
van de bebouwing mag de bouwhoogte niet meer
bedragen dan
-
indien de bebouwing wordt gebouwd in de
perceelsgrens, mag de bouwhoogte in de perceelsgrens niet meer bedragen dan
-
indien de bebouwing aan weerszijden van de
perceelsgrens aaneengesloten wordt gebouwd, mag de bouwhoogte niet meer
bedragen dan
b
van het bepaalde in artikel 6.2.1 onder b voor
overschrijding van de achtergevelrooilijn, ten behoeve van het vergroten van de
diepte van de woning tot een maximale diepte van
Binnen de bestemming ‘Wonen -
a
De omvang van de activiteit mag niet meer
bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een
maximum van
b Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
c De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving.
d Detailhandel is niet toegestaan.
e De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken:
a
van het bepaalde in 6.4 onder a voor één
praktijkruimte met een maximale oppervlakte van
b van het bepaalde in artikel 6.1 onder c voor het toestaan van lichte bedrijvigheid die niet voorkomt in de bijlage (Staat van bedrijfsactiviteiten, functiemenging), met dien verstande, dat de bedrijvigheid naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met de toegelaten milieucategorie A.
De voor ‘Woongebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a wonen;
b aan-huis-verbonden beroepen;
c lichte bedrijvigheid op de begane grond, genoemd in de bijlage (Staat van bedrijfsactiviteiten, functiemenging) onder de milieucategorie A;
d tuinen, erven en verhardingen;
e voorzieningen voor verkeer en verblijf;
f parkeervoorzieningen;
g groenvoorzieningen;
h speelvoorzieningen;
i nutsvoorzieningen;
j water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
a Hoofdgebouwen mogen uitsluitend in de vorm van aaneengebouwde, twee aaneengebouwde, geschakelde, vrijstaande woningen en patiowoningen worden gebouwd.
b De voorgevellijn mag uitsluitend worden overschreden met een erker, balkon of luifel, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
1
De overschrijding mag niet meer bedragen dan
2 Een erker mag uit maximaal 2 bouwlagen bestaan.
3 De breedte van de overschrijding mag in totaal niet meer dan de helft van de breedte van het hoofdgebouw bedragen.
4
De afstand tot de voorste perceelsgrens mag niet
minder bedragen dan
c Het aantal woningen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ is aangegeven.
d
De afstand van een hoofdgebouw tot de voorste
perceelsgrens mag niet minder bedragen dan
e De goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ is aangegeven, met dien verstande dat de goothoogte van een patiowoning niet meer mag bedragen dan 3,5 m.
f De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ is aangegeven, met dien verstande dat bij een patiowoning de oppervlakte van de tweede bouwlaag niet meer mag bedragen dan 50% van de oppervlakte van de eerste bouwlaag.
g De afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrenzen mag bij:
1
vrijstaande woningen aan beide zijden niet
minder bedragen dan
2
twee aaneengebouwde en geschakelde woningen aan
één zijde niet minder bedragen dan
h De diepte van een hoofdgebouw mag bij:
1
vrijstaande woningen niet meer bedragen dan
2
twee aaneengebouwde en geschakelde woningen niet
meer bedragen dan
3
aaneengebouwde woningen niet meer bedragen dan
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:
a
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een
afstand van ten minste
b
Bij vrijstaande hoofdgebouwen dient één der
zijstroken vrij van aan- en uitbouwen en bijgebouwen te blijven tot
c
Het bebouwingspercentage van de gronden achter de achtergevelrooilijn
mag maximaal 50% bedragen tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van
d
De goothoogte mag niet meer bedragen dan
e Met betrekking tot de bouwhoogte geldt het volgende:
1
Van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag de
bouwhoogte niet meer bedragen dan
2
Indien aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden
gebouwd in de perceelsgrens, mag de bouwhoogte in de perceelsgrens niet meer
bedragen dan
3
Indien aan- en uitbouwen en bijgebouwen aan
weerszijden van de perceelsgrens aaneengesloten worden gebouwd, mag de
bouwhoogte niet meer bedragen dan
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a
Overkappingen dienen op een afstand van ten
minste
b
De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag
niet meer dan
c
De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, mag niet meer bedragen dan
d
De gezamenlijke oppervlakte van overkappingen
mag niet meer bedragen dan
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken:
a van de bouwregels voor de bouw van één praktijkruimte aansluitend aan een woning, in samenhang met omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6.5 onder a. Hiervoor gelden de volgende bepalingen:
1
De vloeroppervlakte mag niet meer dan
2
Bebouwing dient op een afstand van ten minste
3 De bebouwing dient te zijn georiënteerd op en rechtstreeks bereikbaar te zijn vanaf de openbare weg.
4
De goothoogte mag niet meer dan
5 Met betrekking tot de bouwhoogte geldt het volgende:
-
van de bebouwing mag de bouwhoogte niet meer
bedragen dan
-
indien de bebouwing wordt gebouwd in de
perceelsgrens, mag de bouwhoogte in de perceelsgrens niet meer bedragen dan
-
indien de bebouwing aan weerszijden van de
perceelsgrens aaneengesloten wordt gebouwd, mag de bouwhoogte niet meer
bedragen dan
b
van het bepaalde in artikel 7.2.1 onder h voor
een overschrijding van de maximale diepte, ten behoeve van het vergroten van de
diepte van de woning tot een maximale diepte van
Binnen de bestemming ‘Woongebied’ is de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen en lichte bedrijvigheid toegestaan bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
a
De omvang van de activiteit mag niet meer
bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een
maximum van
b Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
c De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving.
d Detailhandel is niet toegestaan.
e De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken:
a
van het bepaalde in 7.4 onder a voor één
praktijkruimte met een maximale oppervlakte van
b van het bepaalde in artikel 7.1 onder c voor het toestaan van lichte bedrijvigheid die niet voorkomt in de bijlage (Staat van bedrijfsactiviteiten, functiemenging), met dien verstande, dat de bedrijvigheid naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met de toegelaten milieucategorie A.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
a het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;
b bewoning van een vrijstaand bijgebouw.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 9.1 sub b en toestaan dat een vrijstaand bijgebouw wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte mits:
a een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
b er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;
c de afhankelijke woonruimte binnen de regeling voor bijgebouwen wordt ingepast.
Een ondergeschikte functie mag een omvang hebben van niet meer dan 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:
a de regels en toestaan dat het bouwvlak in geringe mate wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
b de regels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:
1
de inhoud per gebouw niet meer dan
2
de bouwhoogte niet meer dan
c de regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:
1
ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen
zijnde, tot maximaal
2
ten behoeve van waarschuwings- en/of
communicatiemasten tot maximaal
3
ten behoeve van andere bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, tot maximaal
d het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van gebouwen wordt verhoogd ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, mits:
1 de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer dan 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak bedraagt;
2 de bouwhoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt;
e de regels ten behoeve van het gebruik van ruimten binnen de (bedrijfs)woning en/of bijgebouwen bij de (bedrijfs)woning voor ‘bed and breakfast’ voorzieningen, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
1
Maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de
gebouwen, tot een maximum van
2 Degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw uitvoert dient tevens de bewoner van de woning te zijn.
3 De activiteiten dienen qua aard, milieubelasting, uitstraling en intensiteit te passen in de woonomgeving.
4 De activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken.
De voorschriften van de Bouwverordening, ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard, blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
a de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
b de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
c de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
d het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
e de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden, en
f de ruimte tussen bouwwerken.
a Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
1 gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
2 na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
b Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
c Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
a Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
b Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
c Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
d Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan ‘Duizel-Noord’.
Rosmalen, oktober 2012