Artikel 11 Waarde - Archeologie 6
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde – Archeologie 6
aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende
bestemming(en), mede bestemd voor behoud en bescherming van waardevolle verwachte
archeologische informatie in de bodem.
11.2 Bouwregels
Binnen deze dubbelbestemming zijn
uitsluitend toegestaan gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming, alsmede ten behoeve van
de andere daar voorkomende bestemmingen, mits:
a
het bouwplan
betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte
niet wordt uitgebreid en niet dieper dan de bestaande fundering wordt gebouwd;
b
gebouwen
maximaal
c
de bebouwde
oppervlakte niet meer bedraagt dan
d
bouwen,
waarbij geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan
11.3 Nadere
eisen
Burgemeester en wethouders zijn
bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van gebouwen en
bouwwerken, geen gebouwen zijnde , de inrichting en het gebruik van gronden,
indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten
aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden
zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.
11.4 Afwijken
van de bouwregels
11.4.1 Afwijken
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 11.2 teneinde het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en), indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende voorwaarden worden verbonden:
a
de
verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de
uitvoering van een bouw- of aanlegplan) waarden in de bodem worden behouden
zoals alternatieven voor heiwerk, het al of niet bouwen van kelders, het
aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit
doel zijn gericht;
b
de
verplichting tot het doen van opgravingen, of;
c
de
verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten
begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische
monumentenzorg die voldoet aan een door het bevoegd gezag bij de
omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
11.4.2 Verplichting
rapportage of beleidsadvieskaart
De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 11.4.1 wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld of getoetst wordt aan een daartoe opgestelde archeologische beleidsadvieskaart.
11.4.3 Advies
archeologische deskundige
Alvorens het bevoegd gezag beslist
over een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 11.4.1 wint deze schriftelijk advies in bij een
archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een
omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de
archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden
gesteld.
11.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van
werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.5.1 Werken
en werkzaamheden
Het is verboden zonder of in
afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit
te voeren of te laten uitvoeren:
a
het ophogen
van de bodem met meer dan
a
grondwerkzaamheden,
waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen
van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten,
vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
b
bodem
verlagen of afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen)
van gronden waarvoor geen ontgrondingenvergunning is vereist;
c
het verlagen
van het waterpeil;
d
het tot stand
brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
e
het uitvoeren
van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
f
het aanleggen
of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
g
het
aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of
parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
h
het aanleggen
van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee
verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
11.5.2 Uitzonderingen
Het onder 11.5.1 vervatte verbod geldt niet:
a
voor zover
het werkzaamheden in de bodem betreft tot een diepte van
b
voor zover
het werkzaamheden in de bodem betreft over een maximale oppervlakte van
c
voor zover
het werkzaamheden in de bodem betreft binnen een afstand van maximaal
d
indien de
werken en/of werkzaamheden het gewone onderhoud betreffen, met inbegrip van
onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen
binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
e
voor zover
het werkzaamheden in de bodem betreft waarvoor ten tijde van het van kracht
worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning in dit kader is
verleend;
f
voor zover
het werkzaamheden in de bodem betreft die direct samenhangen met een verleende
omgevingsvergunning op grond van het bepaalde in 11.5.1.
11.5.3 Toelaatbaarheid
Een omgevingsvergunning als bedoeld
in 11.5.1 mag alleen worden verleend indien door de
uitvoering de aanwezige archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden
aangetast. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder
geval de volgende voorwaarden worden verbonden:
a
de
verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de
uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden
zoals alternatieven voor heiwerk, het al of niet bouwen van kelders, het
aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit
doel zijn gericht;
b
de
verplichting tot het doen van opgravingen, of;
c
de verplichting
de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een
deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan
een door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
11.5.4 Advies
deskundige
Alvorens een besluit te nemen
omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies
in van een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van
de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan
de archeologische waarden, en welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
11.6 Wijzigingsbevoegdheid
11.5.1 Te
doen vervallen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd
het bestemmingsplan te wijzigen teneinde deze dubbelbestemming geheel of
gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van aanvullend en/of definitief
archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen
archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.